Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
College Sociale Wetenschappen
Universiteit van Amsterdam
Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie Studiejaar 2013-2014
1
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
2
DEEL A Algemeen deel
De Onderwijs- en examenregeling (OER) is het document dat de hoofdlijnen van het onderwijsprogramma en de examinering voor elke opleiding vastlegt. De (minimale) inhoud van een OER is wettelijk bepaald. Onderstaande OER volgt deze wettelijke bepalingen en gebruikt grotendeels de voorgestelde tekst van de UvA-ModelOER. Deze OER is daarnaast vergaand geharmoniseerd met alle overige opleidingen van het College Sociale Wetenschappen (CSW) en de Graduate School of Social Sciences (GSSS). De voorliggende OER is geldig vanaf 1 september 2013 tot vaststelling van een vernieuwde versie. De hierin genoemde regelingen zijn onverkort van toepassing voor alle studenten van de desbetreffende opleiding, ongeacht het begin jaar van de studie. Wanneer er geen overgangsregeling is gespecificeerd voor eerdere begincohorten en studenten uit deze eerdere begincohorten hier door worden benadeeld, zal de examencommissie bij haar besluiten eerdere regelingen die van toepassing waren mee laten wegen. Naast de OER zijn er nog andere documenten met regelingen en beschrijvingen van procedures, zoals de Regels en Richtlijnen van de examencommissie, de cursushandleiding, procedures rond cursusinschrijvingen, het studentenhandboek/-statuut en de ‘Fraude en plagiaat regeling studenten UvA’. Deze documenten tezamen vormen het opleidingsstatuut en via de website van de opleiding en/of het instituut, de studiegids en MyUvA (Serviceplein) wordt naar andere regelingen verwezen. De nummering in de OER volgt de nummering van de UvA-ModelOER. Alle daarin vermelde artikelen zijn opgenomen, ook indien het artikel niet van toepassing is.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
3
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen Artikel A.1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling bestaat uit een A en een B gedeelte. Deel A bevat algemene bepalingen en is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie. Deze opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. Deel B bevat curriculaire bepalingen. Tezamen bevatten de delen A en B de Onderwijs- en examenregeling, hierna te noemen de OER, van de in deel B genoemde opleiding of groep van opleidingen. Artikel A.1.2 – Begripsbepalingen Begripsbepalingen aa t/m ap zijn algemene begripsbepalingen van het College Sociale Wetenschappen (CSW) en de Graduate School of Social Sciences (GSSS). Deze worden vermeld als ze niet elders zijn gedefinieerd (FMG reglement, de wet), ongeacht het feit of het begrip in de desbetreffende OER aan de orde komt. Begripsbepalingen vanaf aq – zo van toepassing – zijn opleidingsspecifiek. In deze regeling wordt verstaan onder: a. de universiteit: de Universiteit van Amsterdam; b. de wet: de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; c. examen: het bachelorexamen van de opleiding; d. fraude en plagiaat: het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt; e. onderdeel (‘cursus’): een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; f. periode: een deel van een semester; een semester bestaat uit drie perioden van respectievelijk 8, 8 en 4 weken; g. portfolio: de verzameling onderwijsproducten (schriftelijk en/of elektronisch) met betrekking tot de prestaties van de student binnen de door hem gekozen opleiding; h. postpropedeutische fase: tweede en derde bachelorjaar; i. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde (academische) vaardigheden. Voorbeelden van een praktische oefening: o het maken van een scriptie o het uitvoeren van een onderzoekopdracht o het deelnemen aan veldwerk of een excursie o het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden of o het doorlopen van een stage; j. programma: het totaal en de samenhang van de onderdelen, de onderwijsvormen, de contacturen, de toets- en tentamenvormen, de voorgeschreven literatuur; k. scriptie: een onderdeel dat bestaat uit literatuuronderzoek en/of een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek, in alle gevallen leidend tot een schriftelijk verslag daarover; l. semester: een deel van een studiejaar; een studiejaar bestaat uit twee semesters; m. SIS: het Studenten Informatie Systeem; n. student: hij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van tentamens en examens van de opleiding; o. studiegids: de gids van de opleiding die een nadere uitwerking van de opleidingsspecifieke bepalingen en overige opleidingspecifieke informatie bevat. De studiegids is elektronisch beschikbaar via www.studiegids.uva.nl ; p. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar;
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie q. studielast:
r. studiepunt: s. tentamen en toets:
t. werkcollege: aa. BlackBoard ab. cursushandleiding: ac. deelresultaat:
ad. inspanningsverplichting:
ae. intake:
af. minor:
ag. onderwijsadministratie/ onderwijssecretariaat ah. onderwijsdirecteur:
ai. opleidingscoördinator: aj. opleidingsdirecteur:
ak. programme manager: al. propedeutische fase: am. Regels en richtlijnen
1
4
de studielast van de onderwijseenheid waarop een tentamen betrekking heeft, uitgedrukt in studiepunten = EC (European Credits). De studielast van 1 jaar (1680 uur) is 60 studiepunten/EC; een EC studiepunt met een studielast van 28 uren studie; in lijn met de wet definiëert de UvA-ModelOER een tentamen als ‘onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt in een eindcijfer. Een tentamen kan bestaan uit verschillende toetsonderdelen’. In de praktijk wordt er bij Sociale Wetenschappen verschil gemaakt tussen een algemene term ‘toets’ (synoniem voor de wettelijke term ‘tentamen’) en de specifieke toetsvorm ‘tentamen’ (toets die de vorm heeft van een schriftelijke of mondelinge bevraging van de student in een door een examinator gecontroleerde en in de tijd beperkte setting). In deze OER wordt afgeweken van de UvA-ModelOER definitie als het concrete onderscheid ter zake doet. In dit laatste geval zijn de twee onderscheiden begrippen cursief weergegevent. college waarbij een probleem- of casusgerichte behandeling van de stof voorop staat. de digitale leeromgeving die aan de UvA gebruikt wordt; handleiding van de cursus, waarin is vervat alle relevante informatie voor de cursus; onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt in een deelcijfer; in de cursushandleiding gedefinieerde eisen waaraan studenten dienen te voldoen met betrekking tot (a) het respecteren van deadlines voor het inleveren van toetswerk en opdrachten, (b) het respecteren van de aanwezigheidsbepalingen, (c) het deelnemen, behoudens overmacht, aan toetsmomenten en (d) actieve deelname aan het onderwijs, zulks ter beoordeling van de docent(en), afgezien van cijfermatige vereisten1; de procedure die een student na aanmelding voor de bacheloropleiding doorloopt, bedoeld als kennismaking én toetsing van de motivatie voor de studiekeuze; een samenhangend onderwijsprogramma van minimaal 30 EC waarmee verdieping in een tweede vakgebied of in een interdisciplinair thema mogelijk is; de onderwijsadministratie/ het onderwijssecretariaat van de opleiding is verantwoordelijk voor de studievoortgangsadministratie en zaken m.b.t. cijferlijsten, bullen en afstuderen; de onderwijsdirecteur is verantwoordelijk voor het integrale management van het College Sociale Wetenschappen/ de Graduate School of Social Sciences. De onderwijsdirecteur geeft leiding aan de opleidingsdirecteuren en aan de ondersteunende staf van het instituut; de persoon die, in samenwerking met de opleidingsdirecteur, belast is met de organisatie en coördinatie van de opleiding; de opleidingsdirecteur is verantwoordelijk voor de inrichting, organisatie, uitvoering en kwaliteit van de opleiding binnen de kaders van het College/ de School; gecombineerde functie van opleidingscoördinator en studieadviseur; het eerste bachelorjaar; de Regels en richtlijnen van de examencommissies als bedoeld in artikel 7.12b van de wet; het document waarin verdere procedurele
Alleen bij de ‘100’ vakken geldt een cijfermatige eis, zie art. A.3.3.6
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
an. schakelprogramma:
ao. studieadviseur: ap. fieldwork coördinator:
5
bepalingen zijn vervat met betrekking tot het onderwijs en de gang van zaken rond tentamens en examens; een programma van ten hoogste 60 EC dat studenten met een niet rechtstreeks toegang verlenend bachelorgetuigschrift moeten afronden om toegang te krijgen tot de desbetreffende masteropleiding; de persoon die is belast met het studieadvies van de opleiding. de persoon van de wetenschappelijke staf die verantwoordelijk is voor zaken met betrekking tot het veldwerk van de student;
Overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Hoofdstuk 2 – Toelating tot de opleiding en honoursprogramma Artikel A.2.1 – Vooropleidingseisen 1. Een persoon wordt tot de opleiding toegelaten indien deze in het bezit is van een Vwodiploma bedoeld in artikel 7.24 van de wet, dan wel indien deze op grond van de wet hiervan is vrijgesteld. 2. Bezitters van een buitenlands diploma voldoen aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal nadat het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma II, met goed gevolg is afgelegd, dan wel door het verkrijgen van een vrijstelling voor het afleggen van dit examen. 3. Bezitters van een buitenlands diploma vervullen de eis inzake voldoende beheersing van de Engelse taal wanneer zij voldoen aan de algemene eisen van de UvA m.b.t. taalvaardigheid Engels, zie http://student.uva.nl/en/az/content/enrolment/enrolment-requirements/englishlanguage-requirements/english-language-requirements.html Artikel A.2.2 – Nadere Vooropleidingseisen Degene die niet over een diploma met het vwo-profiel Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid, Economie en Maatschappij of Cultuur en Maatschappij beschikt dat direct toelating geeft tot de opleiding, maar wel een gelijkwaardig diploma heeft dat op grond van de wet toegang geeft, kan zich pas inschrijven voor de opleiding nadat is aangetoond dat hij of zij voldoende kennis op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken van het verplichte vwo-profiel: Nederlands, Engels en Wiskunde. Artikel A.2.3 – Colloquium doctum Het toelatingsonderzoek, bedoeld in artikel 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: a. Engels: de vaardigheid op vwo-eindexamenniveau om een Engelse tekst in goed Nederlands te vertalen. b. Wiskunde: kennis van het vwo-basisprogramma wiskunde zoals dat in alle profielen voorkomt. c. Nederlands: de vaardigheid om op vwo-eindexamenniveau te schrijven en Nederlandstalige teksten te analyseren Artikel A.2.4 – Talentprogramma (waaronder Honoursprogramma) 1. Voor het talentprogramma bestaan twee instroomomenten: aan het einde van het eerste studiejaar dan wel aan het einde van het tweede studiejaar. 2. Het talentprogramma is toegankelijk voor studenten die hun propedeuse in één jaar hebben afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,0 hebben en die aantoonbaar gemotiveerd zijn (eerste instroommoment), dan wel hun eerste twee studiejaren zonder vertraging hebben afgerond met een gewogen gemiddelde van een 7,0 en die aantoonbaar gemotiveerd zijn (tweede instroommoment) 3. De examencommissie beslist op verzoeken om te worden toegelaten tot het talentprogramma. De examencommissie kan in bijzondere gevallen besluiten om een student toe te laten die niet geheel voldoet aan de in lid 2 genoemde vereisten.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
6
4.a. De onderdelen van dit programma worden vermeld op het diplomasupplement. 4.b. De student die het programma heeft afgerond ontvangt een honourscertificaat bij het getuigschrift van het examen indien: - de omvang van het talentprogramma minimaal 30 EC naast de reguliere omvang van het bachelorprogramma van 180 EC bedraagt; - de onderdelen van de eigen opleiding evenals de onderdelen van het talentprogramma zijn afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,5; - waarbij de opleiding is afgerond binnen de nominale tijd (3 jaar); - waarbinnen bij voorkeur één onderdeel van 12 EC bestaat uit onderwijs buiten het eigen vakgebied of uit interdisciplinair onderwijs. 4.c. De student die het programma heeft afgerond ontvangt een judicium ’’met genoegen’’ als aantekening op het diplomasupplement dat hoort bij het getuigschrift van het examen indien: - de omvang van het talentprogramma minimaal 30 EC naast de reguliere omvang van het bachelorprogramma van 180 EC bedraagt; - de onderdelen van de eigen opleiding evenals de onderdelen van het talentprogramma zijn afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,0; - waarbij de opleiding is afgerond binnen de nominale tijd plus één studiejaar (4 jaar); 5. De examencommissie beslist over toekenning van een honourscertificaat dan wel een aantekening ‘’met genoegen” zoals bedoeld in lid 4.b respectievelijk 4.c indien de student het talentprogramma heeft afgerond maar niet geheel aan de daar gestelde vereisten voldoet. Artikel A.2.5 – Erkenning verworven competenties Niet van toepassing. Artikel A.2.6 – Intakeprocedure Studenten die zich voor het eerst aanmelden bij de opleiding zijn verplicht deel te nemen aan de intakeprocedure.
Hoofdstuk 3 – Toetsing en examinering Artikel A.3.1 – Algemeen 1. Tijdens de cursus wordt de student op academische vaardigheden getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. 2. In de cursushandleiding staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om de cursus met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt. [. 3. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan in de cursushandleiding is bepaald, wordt afgenomen. Nadere regels hierover zijn opgenomen in de Regels en richtlijnen van de examencommissie. 4. In de Regels en richtlijnen van de examencommissie staat de gang van zaken bij toetsing beschreven. De regeling is te vinden op http://student.uva.nl/sgpl/az Artikel A.3.2 – Inschrijving tentamens Na aanmelding voor een cursus van het College Sociale Wetenschappen is de student tevens ingeschreven voor eventuele tentamens en herkansingen behorend bij de cursus. Artikel A.3.3 – Toetsmomenten 1. Voor elke cursus geldt dat er minimaal twee toetsonderdelen zijn. 2. Voor elk toetsonderdeel dat 40% of meer bijdraagt aan het eindcijfer van een cursus worden twee kansen aangeboden voor succesvolle afronding: de eerste mogelijkheid en de herkansings- of reparatiemogelijkheid. 3. Voor alle toetsonderdelen van een cursus geldt dat de eerste mogelijkheid daartoe wordt geboden tijdens de onderwijsperiode waarin de cursus wordt verzorgd. Een eventuele tweede mogelijkheid (de herkansings-of reparatiemogelijkheid) wordt aangeboden voor het eind van het studiejaar waarin de cursus wordt verzorgd. 4. Voor de specifieke toetsvorm tentamen wordt een herkansing aangeboden. Deze herkansing wordt in principe gepland buiten de reguliere onderwijsperioden doch in elk geval binnen het
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
5.
6.
7.
8.
9. 10.
7
studiejaar waarin de betreffende cursus is geprogrammeerd (eventueel voor het begin van het studiejaar volgend op het studiejaar waarin de betreffende cursus is geprogrammeerd). Een herkansing betreft de volledige leerstof die bij de eerste tentamenkans(en) van de betreffende cursus is getentamineerd tenzij anders is beschreven in de cursushandleiding. Wanneer het gestelde in lid 3 geldt, wordt voor andersoortige toetsvormen dan een tentamen (papers, opdrachten e.d.) de reparatiemogelijkheid aangeboden gedurende de onderwijsperiode waarin de betreffende cursus wordt verzorgd, doch in elk geval binnen vier weken na afloop van deze periode. Herkansings- en/of reparatiemogelijkheden worden beperkt tot de categorie studenten die hebben voldaan aan de inspanningsverplichtingen die in de cursushandleiding staan vermeld. Meer in het bijzonder geldt dat studenten bij vakken van het niveau ‘100’ (zie Artikel B.2.5.) alleen in aanmerking komen voor een herkansing wanneer het eindcijfer van de cursus – d.w.z. het gewogen gemiddelde van de resultaten van de deeltoetsen behorende bij de cursus – minimaal een 4,0 bedraagt. De docent geeft bij de eindbeoordeling aan welke kandidaten met een onvoldoende eindcijfer in aanmerking komen voor een herkansing. De opleiding ziet erop toe dat tentamens van cursussen uit het eigen programma in de tijd niet samenvallen. Daarbij wordt uitgegaan van de standaard programmering (nominaal studeren). Voor ASW studenten die nominaal studeren, de reguliere aanmeldprocedures hebben gevolgd en binnen hun programma met tentamenoverlap voor verplichte cursussen hebben te maken, staat in de Regels en richtlijnen van de examencommissie hoe in een bijzondere tentamengelegenheid wordt voorzien. Wanneer een tentamen buiten de bepaling in lid 7 valt (d.w.z. dat de studie niet nominaal wordt gevolgd dan wel wanneer cursussen uit andere programma’s worden gevolgd), is de student verantwoordelijk voor een zodanige studieplanning, dat tentamenmomenten in de tijd niet samenvallen. Als dat onverhoopt toch geschiedt, kan daaraan geen recht op een extra tentamenmogelijkheid worden ontleend. De opleiding publiceert de tentamenroosters voorafgaand aan de openstelling van de perioden voor vakinschrijving om de student in zijn afstemming van tentamenmomenten te faciliteren. Wanneer er toch sprake is van tentamenoverlap, kan via de studieadviseur van de opleiding worden gezocht naar een mogelijke oplossing.
Artikel A.3.4 –Mondelinge tentamens 1. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de student daartegen bezwaar maakt dan wel de examencommissie in een bijzonder geval anders heeft bepaald. Studenten kunnen de examinator verzoeken een derde, niet belanghebbend persoon, het mondeling tentamen bij te laten wonen. 2. Mondeling wordt niet meer dan een persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de eerste examinator en de studenten anders overeenkomen. Artikel A.3.5 – Vaststelling en bekendmaking uitslag 1. De examinator stelt direct na afloop van een mondeling tentamen de uitslag vast en maakt deze bekend aan de student. 2. De examinator stelt de uitslag van een toets of tentamen zo snel mogelijk vast, maar in ieder geval binnen 15 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en voorziet de onderwijsadministratie van de gegevens die nodig zijn om de uitslag te kunnen registreren. De opleidingsdirecteur kan in bijzondere gevallen toestaan dat van deze termijn wordt afgeweken tot een termijn van hooguit 20 werkdagen. In voorkomende gevallen zullen studenten daarover worden geïnformeerd. De uitslag moet in geval van een herkansing minstens 10 werkdagen voor een mogelijke herkansing bekend worden gemaakt. 3. Een student kan beroep aantekenen tegen de uitslag bij het College van beroep voor de examens binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van de uitslag. Ook kan een verzoek tot herbeoordeling worden ingediend bij de examinator. Een verzoek tot herbeoordeling schort de termijn voor het indienen van een beroepschrift niet op. Studenten worden verzocht om wanneer zij beroep bij het Cobex aantekenen, tevens contact op te nemen met de studieadviseur en/of de examencommissie van de opleiding. Dit schort de termijn voor beroep bij het Cobex niet op.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
8
Artikel A.3.6 – Cijfers 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. Cijfers worden gegeven met maximaal 1 decimaal achter de komma. 2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Indien enkel hele cijfers worden gegeven, geldt een 6,0 of hoger als voldoende. 3. De laatst behaalde uitslag is bepalend voor het eindresultaat. 4. Wanneer een onderdeel zich naar oordeel van de examinator niet leent voor een cijfermatige beoordeling kan worden beoordeeld met de kwalificaties ‘aan verplichtingen voldaan’ (AVV) en ‘niet aan verplichtingen voldaan’ (NAV); 5. Studenten die ingeschreven staan voor het onderwijs en niet deelnemen aan de afronding krijgen de beoordeling ‘niet aan verplichtingen voldaan’ (NAV). 6. Het eindcijfer van een cursus of onderdeel wordt bepaald door het gewogen gemiddelde van de resultaten van de deeltoetsen. De docent bepaalt het gewicht van elke deeltoets en maakt dat kenbaar in de cursushandleiding. Wanneer een deeltoets voor 40% of meer weegt bij berekening van het eindcijfer, kan hiervoor afronding met een voldoende worden verlangd. Artikel A.3.7 – Geldigheidsduur tentamen 1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde onderdelen bedraagt 2 jaar voor onderdelen van de propedeutische fase. Op voorwaarde dat de propedeuse binnen 2 jaar is behaald, bedraagt de geldigheidsduur voor alle met goed gevolgd afgelegde onderdelen behorende tot het bachelorprogramma 5 jaar. Indien de propedeuse niet binnen 2 jaar is behaald, vervallen alle behaalde onderdelen van de bachelor. 2. De examencommissie heeft de bevoegdheid in individuele gevallen de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde onderdelen voor een door haar vast te stellen termijn te verlengen. 3. Deelresultaten verliezen hun geldigheid aan het einde van het lopende studiejaar. 4. Voor met goed gevolg afgelegde cursussen die geen deel meer uitmaken van het programma en waarvoor geen, in deze regeling opgenomen, overgangsregeling is getroffen, bepaalt de examencommissie of, en in welke mate, de behaalde onderdelen vrijstelling opleveren van onderdelen van de thans geldende exameneisen. Artikel A.3.8 – Inzagerecht en nabespreking 1. Indien een tentamen schriftelijk is afgenomen, verleent de examinator tot 15 werkdagen nadat de uitslag is meegedeeld op verzoek aan de getentamineerde inzage in en nabespreking van het beoordeelde werk. De getentamineerde kan tegen kostprijs kopieën (doen) maken van het beoordeelde werk en de bij de beoordeling gehanteerde normen. 2. De wijze van beoordeling van het tentamen stelt de student in staat na te gaan hoe de uitslag tot stand is gekomen. 3. In de cursushandleiding wordt aangegeven op welke wijze en wanneer studenten inzage kunnen krijgen in het gemaakte werk. Bij een collectieve gelegenheid tot inzage/bespreking vervalt het recht op een individuele inzage/bespreking op voorwaarde dat het tijdstip voor de collectieve gelegenheid minimaal twee weken van tevoren bekend is gemaakt. Bij een collectieve gelegenheid tot inzage kan alleen in bijzondere situaties of omstandigheden een ander moment voor individuele inzage worden aangeboden. Artikel A.3.9 – Vrijstelling De examencommissie kan n.a.v. een schriftelijk verzoek van een student vrijstelling verlenen voor het afleggen van een of meer onderdelen, indien de student een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire opleiding heeft voltooid. De examencommissie beslist binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt in de collegevrije periodes. Artikel A.3.10 – Bachelorscriptie/bacheloronderzoek 1. De bachelorscriptie wordt beoordeeld door de begeleider en een tweede beoordelaar (de examinatoren). Het eindcijfer wordt bepaald door de begeleider en de tweede beoordelaar. Het eindgesprek wordt meegewogen voor de vaststelling van het eindcijfer. 2. De beoordeling van de bachelorscriptie vindt plaats aan de hand van een vooraf vastgesteld beoordelingsformulier.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
9
3. Overige bepalingen met betrekking tot de totstandkoming en beoordeling van de bachelorscriptie zijn opgenomen in de afstudeerhandleiding (de scriptiehandleiding). Deze handleiding is te vinden via http://student.uva.nl/sgpl/az/item/scriptie.html 4. Studenten leveren hun scriptie in digitale vorm aan bij het onderwijssecretariaat ten behoeve van archivering. Zonder beschikking over een digitale versie van de scriptie zal er geen diplomasupplement worden uitgereikt. Artikel A.3.11 – Fraude en plagiaat 1. Het bepaalde in de ‘Fraude en plagiaat regeling studenten UvA’ is onverkort van toepassing en maakt onderdeel uit van de onderwijs en examenregeling. De tekst van de regeling is als bijlage toegevoegd . 2. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. 3. Ter aanvulling op de ‘Fraude en plagiaat regeling studenten UvA’ geldt dat eerste begeleider de bachelorscriptie digitaal controleert op fraude en plagiaat. Artikel A.3.12 – Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag en de datum van het afsluitend examen vast, indien zij heeft geconstateerd dat de student de onderdelen van het examen met goed gevolg heeft afgelegd. De student vraagt het examen aan volgens de procedure beschreven in de Regels en Richtlijnen. 2. De examencommissie kan een judicium toekennen. Indien de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan de examencommissie besluiten dat dit op het getuigschrift wordt vermeld met de kwalificatie ‘cum laude’. Overige judicia worden vermeld op het diplomasupplement. 3. Een getuigschrift kan slechts worden uitgereikt nadat is gebleken dat de student aan alle verplichtingen, waaronder de betaling van het collegegeld, heeft voldaan. 4. Er zijn voor het Bachelor examen 12 examendata per studiejaar vastgesteld door het College van Bestuur. 5. De examencommissie kan naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van een student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift het vaststellen van de datum van het afsluitend examen uitstellen. 6. Indien de student voor het propedeuseprogramma zonder afronding minimaal een gewogen, gemiddeld cijfer van 8,0 heeft, kan hij/zij in aanmerking komen voor toekenning van het predikaat ‘cum laude’. Aanvullende bepalingen zijn opgenomen in de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie. 7. Indien de student voor het curriculaire gedeelte van het programma van het tweede en derde bachelorjaar zonder afronding minimaal een gewogen, gemiddeld cijfer van 8,0 heeft, kan hij/zij in aanmerking komen voor toekenning van het predikaat ‘cum laude’. Aanvullende bepalingen zijn opgenomen in de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie. 8. De examencommissie kan bij het bachelorexamen het judicium ‘met genoegen’ toekennen indien is voldaan aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel A.2.4, lid 4c. Artikel A.3.13 – Graad Aan de student die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of Science verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift vermeld. Artikel A.3.14 – Getuigschriften en verklaringen 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een diplomasupplement in het Engels uitgereikt, ondertekend door de voorzitter van de examencommissie, waarop de onderdelen van het examen, de studielast en de beoordeling worden vermeld. 2. Degene die meer dan een onderdeel met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
10
Artikel A.3.15 – Toegang tot aansluitende masteropleiding 1. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie, van de UvA wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden die vereist zijn voor toelating tot de masteropleiding Sociale Geografie of Planologie en wordt uit dien hoofde toegelaten tot die masteropleiding. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie van de UvA, die de cursus ‘Academic English’ van het College Sociale Wetenschappen met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel na inschrijving vrijstelling hiervan heeft gekregen, wordt geacht te beschikken over de aanvullende taalvaardigheid die vereist is voor mogelijke toelating tot de Engelstalige specialisaties van de masteropleiding Sociale Geografie of Planologie en wordt uit dien hoofde toegelaten tot die specialisaties van de masteropleiding.
Hoofdstuk 4 – Studiebegeleiding en studievoortgang Artikel A.4.1 – Studievoortgangsadministratie De decaan van de faculteit is verantwoordelijk voor een goede registratie van de studieresultaten van de studenten in SIS. Iedere student heeft na de registratie van de beoordeling van een onderdeel via SIS inzage in de uitslag van dat onderdeel en beschikt via SIS tevens over een overzicht van de behaalde resultaten. Artikel A.4.2 – Studiebegeleiding 1. Ingeschreven studenten met uitzondering van extraneï kunnen aanspraak maken op studiebegeleiding. De vormen van studiebegeleiding worden vermeld in de studiegids; 2. Studenten krijgen uiterlijk in hun tweede jaar een uitnodiging voor een individueel voortgangsgesprek aangeboden. Artikel A.4.3 – Studieadvies propedeuse (voor opleidingen zonder BSA) 1. Gedurende het eerste jaar ontvangt elke student na ieder semester een schriftelijk advies over voortzetting van de opleiding; 2. Studenten kunnen gedurende het eerste jaar van hun studie aanspraak maken op begeleiding door een mentor uit de wetenschappelijke staf. Elke student krijgt twee persoonlijke gesprekken met de mentor aangeboden. Artikel A.4.4 – Studieadvies propedeuse (voor opleidingen met BSA) Niet van toepassing. Artikel A.4.5 – Persoonlijke omstandigheden en hardheidsclausule Niet van toepassing. Artikel A.4.6 – Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een tijdig bij de studieadviseur in te dienen daartoe strekkend schriftelijk verzoek, in aanmerking komen voor aanpassingen in het onderwijs, de practica en tentamens. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een vak of een tentamen niet wijzigen. 2. Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt vergezeld van een recente aanbeveling van een studentendecaan, alsmede van een recente verklaring van een arts of een psycholoog of, indien er sprake is van dyslexie, van een BIG-, NIP-, of NVO- geregistreerd testbureau. Indien mogelijk geven deze verklaringen een schatting van de mate waarin de studievoortgang wordt belemmerd. 3. Op verzoeken over aanpassingen die de onderwijsvoorzieningen betreffen beslist de decaan of namens hem de onderwijsdirecteur dan wel opleidingsdirecteur. Op verzoeken over aanpassingen die de examinering betreffen, beslist de examencommissie. 4. Indien positief op een in lid 1 bedoeld verzoek is beslist, maakt de student tijdig een afspraak met de studieadviseur om te bespreken hoe de voorzieningen worden vormgegeven.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
11
Artikel A.4.7 – iudicium abeundi 1. Op grond van het bepaalde in artikel 7.42a van de wet kan de decaan of de examencommissie in uitzonderlijke gevallen het College van Bestuur verzoeken de inschrijving van een student voor een opleiding te beëindigen dan wel te weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Indien jegens een student vermoedens van ongeschiktheid bestaan zoals omschreven in het eerste lid, stelt de examencommissie of de decaan een onderzoek in, waarvan de student onverwijld op de hoogte wordt gesteld. De examencommissie of de decaan brengt geen advies uit dan na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen en nadat de betrokken student in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.
Hoofdstuk 5 – Overgangs- en slotbepalingen Artikel A.5.1 – Hardheidsclausule In geval van aantoonbare onredelijkheid of onbillijkheid van overwegende aard kan de examencommissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de bepalingen in de delen A of B van deze regeling. Artikel A.5.2 – Overgangsbepaling Voor de student die op de datum van de inwerkingtreding van deel A of deel B van deze regeling een of meer onderdelen met goed gevolg heeft afgelegd, maar het examen nog niet geheel met goed gevolg heeft afgelegd en die in zijn belangen geschaad wordt door bepalingen in de delen A of B van deze regeling die afwijken van bepalingen in oudere regelingen, wordt door de examencommissie een overgangsregeling vastgesteld, met inachtneming van hetgeen aangaande examens en onderdelen in de wet bepaald is. Artikel A.5.3 – Wijzigingen deel A 1. Wijzigingen van deel A van deze regeling worden door de decaan – gehoord de opleidingscommissie en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deel A van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad. Artikel A.5.4 – Bekendmaking De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van de delen A en B van deze regeling tezamen en van de Regels en richtlijnen van de examencommissie als bedoeld in artikel 7.12b van de wet. De regeling is opvraagbaar via http://student.uva.nl/sgpl/az/item/onderwijs-en-examenregelingoer.html en staat vermeld in de digitale studiegids (www.studiegids.uva.nl). Artikel A.5.5 – Inwerkingtreding deel A Deel A van deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. De regeling vervangt alle eerdere regelingen. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen op 15 juli 2013.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
12
DEEL B Curriculair deel
Hoofdstuk 1- Algemeen Artikel B.1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling bestaat uit een A en een B gedeelte. Dit curriculaire gedeelte B hoort bij deel A van de regeling dat algemene bepalingen bevat met betrekking tot het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie Deze opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. Deel B bevat curriculaire bepalingen met betrekking tot de opleiding Sociale Geografie en Planologie.
Hoofdstuk 2 – Inhoud en inrichting van de opleiding Artikel B.2.1 – Doel van de opleiding en eindtermen en eindkwalificaties 1. Met de opleiding wordt beoogd: o kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van Sociale Geografie en Planologie, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in de navolgende leden. o academische vorming, waaronder het verwerven van academische vaardigheden (zoals argumenteren, schrijf-, spreek- en onderzoeksvaardigheden, op juiste wijze citeren en vermelden van bronnen), het leren zelfstandig en creatief complexe problemen oplossen, kritisch reflecteren. 2. De afgestudeerde van de opleiding heeft in ieder geval: o kennis van en inzicht in het vakgebied Sociale Geografie en Planologie K. De afgestudeerde beschikt over kennis en inzicht met betrekking tot: 1. de belangrijkste kwantitatieve en kwalitatieve methoden van sociaal wetenschappelijk onderzoek; 2. de normatieve en ethische aspecten van de vakbeoefening; 3. de ruimtelijke dimensies van milieuproblematiek, in het bijzonder klimaatverandering; 4. de essentiële neoklassieke en alternatieve verklaringen voor ruimtelijke patronen; 5. tenminste één niet-Nederlandse ruimtelijke probleemsituatie of leeromgeving vanuit eigen observatie en participatie; 6. tenminste één specifiek aangeboden specialisatie en daarbinnen onderscheiden probleemvelden, theoretische perspectieven en actuele (ruimtelijke) beleidsdiscussies T. De student kan de verworven kennis en inzichten toepassen en beschikt daartoe over de volgende cognitieve en/of professionele vaardigheden: 1. onder begeleiding een vakinhoudelijk onderzoek opzetten, uitvoeren, daarover systematisch rapporteren en op wetenschappelijk verantwoorde wijze conclusies trekken; 2. via voorstellen tot ruimtelijke beleids- en planvorming bijdragen aan de oplossing van ruimtelijke vraagstukken; 3. eenvoudige kaarten maken met behulp van cartografische technieken, waaronder eenvoudige GIS toepassingen; 4. vaardigheden die onmisbaar zijn bij de beroepsuitoefening en/of vervolgstudie, waaronder een goede (passieve) beheersing van het Engels en een beheersing van relevante ICT-technieken. O. Op het terrein van oordeelsvorming kan de student:
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
13
1. het (ruimtelijk) gedrag van onderscheiden actoren interpreteren vanuit hun maatschappelijke belangen en posities; 2. kritisch reflecteren over theoretische en beleidsmatige analyses, interpretaties en aanpakken van sociaal geografische en planologische vraagstukken. C. De student beschikt over de volgende communicatieve vaardigheden: 1. een heldere en correcte wijze van schriftelijk rapporteren; 2. een adequate mondelinge uitdrukkingsvaardigheid en beheersing van relevante presentatietechnieken; 3. vaardigheden om actief deel te nemen aan discussies op het terrein van het vakgebied; 4. vaardigheden om in teamverband te werken. L. De student heeft de leervaardigheden verworven: 1. om zelfstandig relevant bronnenmateriaal op te sporen, aan te wenden en kritisch te beoordelen; 2. om op professionele wijze junior posities voor sociaal geografen of planologen op de arbeidsmarkt te kunnen bekleden; 3. om door te kunnen stromen naar een studie op masterniveau. 3. De opleiding kent de volgende afstudeerrichtingen: - Sociale Geografie - Planologie 4. Onverminderd het bepaalde in lid 2 heeft de afgestudeerde van afstudeerrichting Sociale Geografie o kennis van en inzicht in het vakgebied Sociale Geografie Aanvullend op K 1 t/m 6: 7. het centrale begrippenapparaat van de sociaal geograaf; 8. de voornaamste kenmerken van de regionale en thematische geografie; 9. de grote lijnen van de ontwikkeling van de sociaal geografische discipline in relatie tot andere wetenschapsvelden, meer in het bijzonder planologie, economie, sociologie, politieke wetenschappen en milieukunde; 10. de hoofdkenmerken van ruimtelijke differentiatie en specialisatie op verschillende schaalniveaus, maar in het bijzonder in de Nederlandse context; 11. de maatschappelijke context en institutionele structuur waarbinnen sociaal geografische vraagstukken ontstaan, betekenis krijgen en interventies tot stand komen Aanvullend op T 1 t/m 4 5. sociaal geografische vraagstukken onderkennen en benoemen; 6. sociaal geografische vraagstukken interpreteren vanuit bestaande theoretische en beleidsmatige inzichten en comparatieve perspectieven; 7. sociaal geografische vraagstukken analyseren met behulp van het begrippenapparaat van de discipline en dat van aanpalende disciplines; 8. theoretische en beleidsmatige analyses van sociaal-geografische vraagstukken op waarde schatten. 5. Onverminderd het bepaalde in lid 2 heeft de afgestudeerde van afstudeerrichting Planologie o kennis van en inzicht in het vakgebied Planologie Aanvullend op K 1 t/m 6 1. het centrale begrippenapparaat van de planoloog; 2. de ontwikkeling van de voornaamste planningsbenaderingen, meer in het bijzonder op het snijvlak van institutionele aspecten van ruimtelijk handelen en benaderingen van ruimtelijke beleids- en planvorming;
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
14
3. de historische achtergronden van het vakgebied planologie, meer in het bijzonder over de Nederlandse planningsgeschiedenis; 4. de verwevenheid van de planologiebeoefening met andere disciplines, meer in het bijzonder sociale geografie, economie, recht, bestuurskunde, verkeerskunde, stedenbouw en milieukunde; 5. de grondslagen en methoden en technieken van ruimtelijke analyse en planvorming, waaronder het genereren van alternatieven/scenario’s, evaluatiemethoden en ruimtelijke effectanalyse; 6. de belangrijkste beleidsanalytische modellen om beleids/planningsprocessen en beleidsdocumenten kritisch te kunnen interpreteren en deconstrueren; 7. de elementaire beginselen van het Nederlandse en Europese rechtstelsel en het Nederlandse ruimtelijke ordeningsrecht. Aanvullend op T1 t/m 4 1. planologische vraagstukken onderkennen en benoemen; 2. planologische vraagstukken interpreteren in het licht van bestaande theoretische en beleidsmatige inzichten en comparatieve perspectieven; 3. planologische vraagstukken analyseren met behulp van het begrippenapparaat van de planoloog en dat van aanpalende disciplines; 4. theoretische en beleidsmatige analyses van planologische vraagstukken op waarde schatten. Aanvullend op O 1 en 2: 3. de verschillende rollen van de planoloog in het ruimtelijke beleids- en planproces onderkennen. Artikel B.2.2 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. In zeer uitzonderlijke gevallen kan de examencommissie toestemming geven voor een deeltijd studieprogramma, waarbij zij van tevoren een termijn van geldigheidsduur van de studieresultaten bepaalt. Artikel B.2.3 – Taal waarin de opleiding wordt verzorgd 1. De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd. 2. Het onderwijs wordt gegeven en de tentamens/ toetsen worden afgenomen in het Nederlands. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1en 2 kan de opleidingsdirecteur besluiten vakken geheel of gedeeltelijk in het Engels aan te bieden en te doen tentamineren/toetsen. Daarbij is de ‘Gedragscode vreemde talen UvA’ en het bepaalde in artikel 7.2 van de wet van toepassing. 4. Een student die meent gedupeerd te worden door tentaminering/toetsing in het Engels is gerechtigd de tentamen/toets van verplichte onderdelen in het Nederlands te doen. De docent dient daarvan door student bij aanvang van de cursus in kennis te worden gesteld zodat passende maatregelen kunnen worden getroffen. Artikel B.2.4 – Omvang van de opleiding De opleiding bestaat uit een propedeutische fase met een studielast van 60 studiepunten die wordt afgesloten met een propedeutisch examen, gevolgd door een fase met een studielast van 120 studiepunten waaraan een afsluitend examen is verbonden. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studieactiviteiten. Artikel B.2.5 – Onderwijsprogramma De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. Naam onderwijsonderdeel Aantal EC Semester 100 Inleiding Sociale Geografie 6 1 100 Inleiding Planologie 6 1 100 Milieu, Klimaat en Ruimtelijke Dynamiek 6 1 100 Methoden en Technieken van Ruimtelijk Onderzoek 12 1 100 Ruimte en Economie 100 Inleiding Sociale Wetenschappen
6 6
2 2
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie 100 Ruimtelijk Programmeren en Ontwerp
15 6
2
Na afloop van het eerste semester maken studenten een keuze tussen de afstudeerrichting Sociale Geografie en de afstudeerrichting Planologie. Het blijft ook mogelijk om, na overleg met de studieadviseur, na afronding van de propedeuse te wisselen tussen de afstudeerrichtingen. De propedeutische fase van de bachelor Sociale Geografie en Planologie omvat het volgende vak voor studenten met de Afstudeerrichting Sociale Geografie: Naam onderwijsonderdeel 100 Mondialisering en Stedelijke Ontwikkeling
Aantal EC 12
Semester 2
De propedeutische fase van de bachelor Sociale Geografie en Planologie omvat het volgende vak voor studenten met de Afstudeerrichting Planologie: Naam onderwijsonderdeel 100 Recht, Grondbeleid en Vastgoedontwikkeling
Aantal EC 12
Semester 2
De postpropedeutische fase van de bachelor Sociale Geografie en Planologie is uit vier aspecten samengesteld: A. Algemeen verplichte onderdelen: 12 punten B. Onderdelen in de afstudeerrichting Sociale Geografie of Planologie: 42 punten C. Specialisatieonderdelen: 36 punten D. Vrije keuzeruimte: 30 punten A. Algemeen verplichte onderdelen (12 punten) Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Naam onderwijsonderdeel 200 Kwalitatieve Methoden van Onderzoek 300 Buitenlandonderzoek Bachelor Sociale Geografie en Planologie
Aantal EC 6 6
Semester 1 1
B. Onderdelen in de afstudeerrichting Sociale Geografie of Planologie (42 punten) De postpropedeutische fase van de afstudeerrichting Sociale Geografie bestaat uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Naam onderwijsonderdeel 200 Geografie als Wetenschap 200 Ruimtelijk Analyseren met GIS voor Sociale Geografie 200 Leeronderzoek Sociale Geografie 300 Methoden en Technieken 3e jaar Sociale Geografie 300 Bachelorscriptieproject Sociale Geografie
Aantal EC 6 6
Semester 1 1
12 4 14
2 1, 2 1, 2
De postpropedeutische fase van de afstudeerrichting Planologie bestaat uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Naam onderwijsonderdeel 200 Theorie van Ruimtelijke Interventies 200 Methoden en Technieken van Ruimtelijke Interventies 200 Ruimtelijk Analyseren met GIS voor Planologie 200 Atelier Gebiedsontwikkeling 300 Methoden en Technieken 3e jaar Planologie 300 Bachelorscriptieproject Planologie
Aantal EC 6 6 6 6 4 14
Semester 1 1 2 2 1, 2 1, 2
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
16
Specialisatieonderdelen (36 punten) In de postpropedeutische fase van de studie dient ten minste 36 punten besteed te worden aan één van de volgende specialisaties: Afstudeerrichting Sociale Geografie: - Specialisatie Sociale Geografie of - Specialisatie Internationale Ontwikkelingsstudies Afstudeerrichting Planologie: - Specialisatie Planologie De specialisatie van ten minste 36 punten bestaat verplicht voor 12 EC uit een Basisspecialisatievak (vak op 200 niveau) en kan vervolgens ingevuld worden met (ten minste) 24 EC aan overige vakken uit de gekozen specialisatie. Voor de specialisatie Planologie is er naast het verplichte basisspecialisatievak ook een verplicht vervolgspecialisatievak (zie tabel onder). De specialisatie Sociale Geografie bestaat uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Naam onderwijsonderdeel Aantal EC 200 Basisspecialisatie Stadsgeografie OF: 12 200 Basisspecialisatie Politieke en Economische 12 Geografieën van Mondialisering 300 Spatial Implications of Environmental Change 12 300 Bevolkingsdynamiek en Migratie I 6 300 Bevolkingsdynamiek en Migratie II 6 300 Financial Geography 6 300 A Political Geography of the EU 6 300 Perspectives on Home and Housing 6 300 Environment and Sustainable Development 6 300 Stad, Tijd en Ruimte 6 300 Cities in Transition 6 300 Wonen en Woonbeleid 6 De specialisatie Internationale Ontwikkelingsstudies bestaat uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Naam onderwijsonderdeel Aantal EC 200 Introductory Course International Development 12 Studies Of/En: 200 Basisspecialisatie Politieke en Economische 12 Geografieën van Mondialisering 300 International Development Studies Lecture Series 12 300 Spatial Implications of Environmental Change 12 300 Environment and Sustainable Development 6 300 Education and International Development 6 300 India Lecture Series 6 300 Children and International Development 6 De specialisatie Planologie bestaat uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Naam onderwijsonderdeel 200 Basisspecialisatie Ruimtelijke Planning Stad en Regio 300 Ruimte en Mobiliteit* 300 Spatial Implications of Environmental Change
Aantal EC 12 12* 12
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie 300 Bevolkingsdynamiek en Migratie I 300 Bevolkingsdynamiek en Migratie II 300 Financial Geography 300 Perspectives on Home and Housing 300 Stad, Tijd en Ruimte 300 Cities in Transformation 300 Wonen en Woonbeleid
17 6 6 6 6 6 6 6
* Verplicht vervolgspecialisatievak in de specialisatie Planologie E. Vrije Keuzeruimte (30 punten) De keuzeruimte van 30 studiepunten kan op verschillende manieren worden ingevuld. Dat kan bijvoorbeeld door nog meer specialisatievakken in het programma op te nemen. Dit mogen ook specialisatievakken van andere specialisaties binnen de bachelor Sociale Geografie en Planologie zijn. Ook kan deze gedeeltelijk worden ingevuld met een stage (12 EC) en/of een Literatuurvak (6 EC). Studenten kunnen hun keuzevakruimte ook invullen met een minor van een andere opleiding of met een aantal vakken uit andere opleidingen (zie artikel B.2.8). Wanneer de student vakken uit een andere opleiding wil opnemen in het studieprogramma, is er altijd toestemming nodig van de Examencommissie. Deze toetst de voorgestelde vakken op niveau en inhoud. Zo is het niet toegestaan de keuzevakruimte te vullen met een willekeurig pakket van vakken uit de propedeutische fase van andere opleidingen (niveau), en mogen de keuzevakken niet primair gebaseerd zijn op het aanleren van een vaardigheid in de vorm van bijvoorbeeld een talencursus (inhoud). Artikel B.2.6 – Onderdelen elders 1. Onderdelen die tijdens de opleiding elders worden behaald, kunnen met voorafgaande toestemming van de examencommissie worden ingebracht in het programma van de student . 2. Voor onderdelen die voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding zijn behaald aan een instelling voor hoger onderwijs, kan slechts op grond van artikel A.3.9 vrijstelling worden verleend. Artikel B.2.7 – Majorprogramma Niet van toepassing. Artikel B.2.8 – Minorprogramma De minor heeft een omvang van minimaal 30 punten. Het minorprogramma kan gekozen worden uit alle minorprogramma’s die aangeboden worden binnen de UvA. Voor te volgen minoren buiten de UvA geldt het bepaalde in B.2.6.1. Artikel B.2.9 – Portfolio Niet van toepassing. Artikel B.2.10 – Vrij onderwijsprogramma De student heeft de mogelijkheid om, onder zeer uitzonderlijke voorwaarden, een eigen onderwijsprogramma samen te stellen dat afwijkt van de onderwijsprogramma’s zoals vermeld in artikel B.3.5. De samenstelling van een dergelijk programma behoeft de voorafgaande goedkeuring van de daartoe geëigende examencommissie. Artikel B.2.11 – Talentprogramma (waaronder honours) Student kiest in het kader van het Talentprogramma een verbredend of verdiepend spoor. Het talentprogramma is als volgt samengesteld: Fase (bij nominale opbouw) 2e jaar, 1e semester
Verbredend spoor Talentvak CSW buiten eigen vakgebied of IIS vak (6 EC)
Verdiepend spoor Talentvak CSW binnen eigen vakgebied (6 EC)
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie 2e jaar, 2e semester 3e jaar, 1e semester
Talentvak CSW buiten eigen vakgebied of IIS vak (6 EC) Talentvak CSW buiten eigen vakgebied of IIS vak (6 EC)
3e jaar, 2e semester
Talentvak CSW buiten eigen vakgebied of IIS vak (6 EC)
2e of 3e jaar
Talentvak CSW buiten eigen vakgebeid of IIS vak (6 EC)
18 Talentvak CSW binnen eigen vakgebied (6 EC) M&T vak (6 EC; keuze uit twee) plus voorbereiding onderzoeksproject (3 EC) Onderzoeksproject op eigen vakgebied (9 EC), mogelijk i.c.m. regulier Ba scriptieproject
Artikel B.2.12 – Joint Degrees Niet van toepassing. Artikel B.2.13 – Academic English Bij voltooiing van de als keuzevak te volgen cursus ‘Academic English’ van het College Sociale Wetenschappen dan wel vrijstelling hiervan wordt de student geacht te beschikken over de Engelse taalvaardigheid die wordt vereist bij de instroom in de Engelstalige (varianten van) masteropleidingen aan de Graduate School of Social Sciences. Dit is vergelijkbaar met het niveau van ten minste: a. TOEFL (Test Of English as a Foreign Language), score 232 voor de computertest met minimum score 18 voor elk onderdeel; 575 voor de schriftelijke test, minimum score 50 voor elk onderdeel; 90 voor de internettest, minimum score voor elk onderdeel 16; b. IELTS (International English Language Testing System), score 6,5; c. English as a Foreign Language (FLE) test behaald bij de University of Cambridge Local Examinations Syndicate (UCLES): Certificate in Advanced English (CAE), score C, Certificate of Proficiency in English (CPE), score C.
Hoofdstuk 3 - Onderwijs Artikel B.3.1 – Deelname aan het onderwijs en voorrangregels 1. Elke student dient zich voor elke cursus die hij wil volgen aan te melden. Voor het deelnemen aan het onderwijs dient de aanmelding plaats te vinden tijdens de in de studiegids, op het Serviceplein of opleidingswebsite aangegeven periode en volgens de aldaar aangegeven procedure 2. Toelating voor de cursussen met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van a. de in lid 4 vastgestelde voorrangsregels en in de studiegids gepubliceerde toelatingscriteria. 3. Degene die niet bij de universiteit is ingeschreven heeft geen recht op deelname aan het onderwijs of tentamens. 4. a. voorrang wordt verleend aan studenten van de eigen bachelor- of schakelopleiding, minor of ASW-traject voor wie de cursus behoort tot het verplichte deel van het curriculum b. voorrang wordt verleend aan Beta-gamma studenten en Future planet studies studenten, voor wie de cursus behoort tot het verplichte deel van hun curriculum c. voorrang wordt verleend aan studenten van de eigen opleiding voor wie de cursus behoort tot de keuzeruimte van het curriculum van de bachelor- of schakelopleiding, minor of ASW-traject d. bij toereikende capaciteit wordt vervolgens voorrang verleend aan alle overige studenten van het College Sociale Wetenschappen e. andere studenten van de Universiteit van Amsterdam. Bij tekortschietende capaciteit worden studenten toegelaten op basis van de volgorde van een wachtlijst met inachtneming van bovenstaande voorrangsregels. Bij Engelstalige cursussen in de bachelor wordt ongeacht bovenstaande voorrangsregels een vooraf door de verantwoordelijke opleidingsdirecteur bepaald aantal plekken gereserveerd voor buitenlandse studenten.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
19
5. Studenten kunnen zich voor maximaal 30 EC per semester inschrijven. Wanneer een student meer dan 30 EC per semester wil doen, moet daarvoor eerst advies worden ingewonnen bij de studieadviseur. 6. Ingeschreven studenten dienen aanwezig te zijn bij de eerste bijeenkomst van de cursus. Bij verhindering dient van tevoren met de docent contact te worden opgenomen. Studenten die hieraan niet voldoen kunnen van deelname worden uitgesloten.
Artikel B.3.2 – Volgorde en ingangseisen 1. Binnen de propedeutische fase is er geen voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het onderwijs en de tentamens van die fase. 2. Binnen de postpropedeutische fase voor afstudeerrichtingen Sociale Geografie en Planologie is er een voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het onderwijs in de onderdelen van die fase. 3. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens c.q. praktische oefeningen van de in artikel B.2.5 opgenomen onderwijseenheden gelden de volgende ingangseisen: a. Aan de onderwijseenheden van het tweede studiejaar kan slechts worden deelgenomen na het behalen van 42 EC uit het propedeutische programma. b. Aan de onderwijseenheden van het niveau 300 kan slechts worden deelgenomen na het behalen van tenminste 60 EC uit het bachelorprogramma. c. Aan de hierna te noemen onderdelen kan slechts worden deelgenomen indien de volgende specifieke ingangseisen zijn behaald Naam cursus Buitenlandonderzoek Sociale Geografie en Planologie
Bachelorscriptieproject Sociale Geografie en Bachelorscriptieproject Planologie
Leeronderzoek Sociale Geografie
Ingangseis(en) Propedeuse en 30 EC van het postpropedeutische deel van de bacheloropleiding Sociale geografie en planologie, 15 werkdagen na het begin van het semester waarin aan het buitenlandonderzoek deelgenomen gaat worden. Propedeuse en 60 EC van het postpropedeutische deel van de bacheloropleiding Sociale geografie en planologie aan begin van het semester waarin aan het bachelorscriptieproject deelgenomen gaat worden. 42 studiepunten van het propedeuseprogramma en de vakken Ruimtelijk Analyseren met GIS en Kwalitatieve Methoden van Onderzoek hebben gevolgd
4. In bijzondere gevallen kan de examencommissie op gemotiveerd verzoek van de student al dan niet onder voorwaarden afwijken van de in het derde lid genoemde volgorde. 5. Studenten die 15 werkdagen na de start van het betreffende blok, op basis van de in SIS geregistreerde cijfers, niet blijken te voldoen aan de in het derde lid genoemde ingangseisen van een cursus, zullen worden uitgeschreven uit de betreffende cursus. Voor de deelnemers die dan nog wachten op de uitslag van een herkansing om aan de ingangseisen te voldoen wordt op hun verzoek via de studieadviseur verlenging gegeven van hun conditionele toelating voor de betreffende cursus totdat het eindresultaat bekend is. Indien het eindresultaat onvoldoende is, volgt alsnog uitsluiting van deelname. Artikel B.3.3 – Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten en inspanningsverplichting
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
20
1. Aan de afsluitende tentamens van de vakken met practica (werkcolleges en colloquia) kan uitsluitend worden deelgenomen indien de practica met goed gevolg zijn afgerond. Bij practica is de student verplicht de bijeenkomsten bij te wonen en zich op deze bijeenkomsten terdege voor te bereiden. Ingeval de student niet alle bijeenkomsten heeft bijgewoond of deze niet in voldoende mate heeft voorbereid, dient het practicum opnieuw gevolgd te worden, dan wel kan de docent die het betreffende vak coördineert aanvullende opdrachten (laten) verstrekken. 2. Aan de afsluitende tentamens van vakken kan uitsluitend worden deelgenomen indien de student aan de inspanningsverplichting van het vak heeft voldaan. De inspanningsverplichting wordt geformuleerd in de cursushandleiding. 3. Wanneer door overmacht niet aan de inspanningsverplichting kan worden voldaan moet de student onmiddellijk, via de studieadviseur, bij de Examencommissie een vrijstelling van (een deel van) deze verplichting aanvragen, vergezeld van een onderbouwing. Artikel B.3.4 – Cursushandleiding Voor iedere cursus bestaat er een cursushandleiding. De cursushandleiding is opgesteld volgens standaardrichtlijnen van CSW/GSSS en bevat ten minste de volgende informatie: a. Algemene informatie over de cursus, zoals de titel, inhoud, de werkvorm en de leerdoelen van de cursus; b. De voor de cursus geldende ingangseisen; c. De voor de cursus geldende inspanningsverplichting: i. Regels met betrekking tot de deelname aan het onderwijs en afwezigheid voor zover deze afwijken van de in de OER genoemde; ii. Regels met betrekking tot het door de student te verrichten studie- en toetswerk. d. De wijze van toetsing (toetsvormen), waaronder de geldende data en/of termijnen en taal. Indien de toetsing bestaat uit meerdere componenten, de wijze waarop het eindresultaat tot stand komt, inclusief het gewicht van de toetsonderdelen; e. De criteria die bij de beoordeling worden gehanteerd; f. De wijze waarop en wanneer in inzage en een herkansingsgelegenheid is voorzien; g. De wijze waarop schriftelijke werkstukken moeten worden ingeleverd, mede met het oog op de controle op plagiaat via Ephorus; h. De wijze van feedback op schriftelijke (deel)tentamens, opdrachten en/of werkstukken; i. De te gebruiken literatuur (materiaal) voor het onderdeel en de kosten hiervan, als deze EUR 10,50 per studiepunt overschrijden; j. De datum van beschikbaarheid van het eindcijfer; k. De voornaamste bevindingen uit de cursusevaluatie van vorig jaar (indien beschikbaar) en de eventuele aanpassingen die mede naar aanleiding daarvan zijn aangebracht.
Hoofdstuk 4 – Wijzigingen en inwerkingtreding Artikel B.4.1 – Wijzigingen deel B 1. Wijzigingen van deel B van deze regeling worden door de decaan – gehoord de opleidingscommissie en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deel B van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad. Artikel B.4.2 – Inwerkingtreding deel B Deel B van deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. De regeling vervangt alle eerdere regelingen. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen op 15 juli 2013.
Raam Oer bachelor Sociale Geografie en Planologie
Bijlage A: Minoren Sociale Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Minor Sociale Geografie Vak Inleiding Sociale Geografie Basisspecialisatievak Stadsgeografie of Basisspecialisatie Politieke en Culturele Geographieen van Mondialisering Vervolgspecialisatievakken uit de Specialisatie Sociale Geografie
EC 6
12 12
Minor Planologie Vak EC Basisspecialisatievak Ruimtelijke Planning Stad en Regio 12 Vervolgspecialisatievakken uit de Specialisatie Planologie 18
Minor International Development Studies Vak EC Introductory Course International Development Studies 12 Vervolgspecialisatievakken minor IDS* 18 * Zie studiegids minor IDS voor overzicht van deze vakken.
21