ONDERWIJS EN EXAMENREGELING (OER)

ONDERWIJS – EN EXAMENREGELING (OER) 2015-2016 Post Bachelor leergang Arbeidsdeskundige

1 CS Opleidingen - Post bachelor leergang Arbeidsdeskundige

INHOUDSOPGAVE

Inhoudsopgave............................................................................................................................. 2 Voorwoord................................................................................................................................... 4 1. Algemeen ................................................................................................................................. 5 1.1 Toepassingsgebied ..................................................................................................................................... 5 1.2 Begripsbepalingen ...................................................................................................................................... 5 1.3 De onderwijsen examencommissie .......................................................................................................... 6 1.3.1 De intakecommissie ............................................................................................................................... 6 1.4 Doel van de opleiding ................................................................................................................................. 6 1.5 Competenties van de opleiding .................................................................................................................. 6 1.6 De examens van de opleiding ..................................................................................................................... 6 1.7 Aanwezigheidsplicht ................................................................................................................................... 7

2. Examenregeling ........................................................................................................................ 8 2.1 Het afleggen van het examen ..................................................................................................................... 8 2.2 De vorm van het examen............................................................................................................................ 8 2.3 Bepaling resultaat examen; het examencijfer; hercorrectie; bezwaar; beroep; onregelmatigheid ............. 9

3. Vrijstellingen .......................................................................................................................... 11 3.1 Het verlenen van vrijstellingen ................................................................................................................. 11 3.2 Bewijs van vrijstelling ............................................................................................................................... 11

4. Studiebegeleiding ................................................................................................................... 12 5. Vooropleiding ......................................................................................................................... 13 6. Het predicaat Cum Laude ........................................................................................................ 14 6.1 Cum laude ................................................................................................................................................ 14 6.2 Met genoegen .......................................................................................................................................... 14


7. Slot- en invoeringsbepalingen ................................................................................................. 15 7.1. De gevallen waarin de OER niet voorziet ................................................................................................. 15 7.2 Wijzigingen ............................................................................................................................................... 15 7.3 Landelijke bepalingen ............................................................................................................................... 15 7.4 Bekendmaking .......................................................................................................................................... 15 7.5 Inwerkingtreding ...................................................................................................................................... 15


VOORWOORD

Voor u ligt de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de Post-Bachelor leergang Arbeidsdeskundige, voor het opleidingsjaar 2015-2016. In deze OER geven we een overzicht van formele procedures rondom de Post Bachelor leergang Arbeidsdeskundige en de toetsvormen. Ook treft u het examenreglement aan. Voor verdere inlichtingen kunt u zich wenden tot de opleidingscoördinator en/of het secretariaat:

Opleidingscoördinator: Hanneke Schinkel Mobiel:

06 – 21 15 43 72

E-mail:

[email protected]

Bereikbaar :

Op alle werkdagen

Opleidingssecretariaat: Anneliek van den Hul Telefoon:

055 – 843 54 10 / 0844 - 305 878

E-mail:

anneliek@ cs-opleidingen.nl

Bereikbaar:

Op alle werkdagen


1. ALGEMEEN

1.1 TOEPASSINGSGEBIED Deze onderwijsen examenregeling (OER) is van toepassing op het onderwijs en de examens van de Post Bachelor leergang Arbeidsdeskundige, examencyclus 2015-2016, verzorgd door CS Opleidingen, onder toezicht van het Expertisecentrum Economie en Management van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

1.2 BEGRIPSBEPALINGEN In deze regeling wordt verstaan onder: WHW:

de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek;

HAN:

Het Expertisecentrum Economie en Management van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen;

de opleiding:

de Post Bachelor leergang Arbeidsdeskundige;

de onderwijsen examencommissie: de commissie als geregeld in artikel 7.12 WHW met dien verstande dat: 1. voorzitter van de examencommissie: de productgroepmanager Instituut Werken en Leren FEM, mevrouw P. van Halteren ; 2. de examinatoren: de personen als bedoeld in artikel 7.12 WHW; de intakecommissie:

de subcommissie van de onderwijsen examencommissie, in de praktijk verzorgd door de opleidingscoördinator;

de examinandus:

de via het opleidingssecretariaat van CS Opleidingen bij het kenniscentrum voor de opleiding ingeschreven student;

de studielast:

het aantal uren dat nodig wordt geacht om een (deel van) de opleiding met voldoende resultaat af te kunnen sluiten;

module:

de onderwijskundige eenheid waaraan studiepunten worden toegekend;

tentamen / examen:

de afsluitende toets van (delen van) de opleiding.


1.3 DE ONDERWIJS- EN EXAMENCOMMISSIE De onderwijsen examencommissie heeft als taak het beoordelen van:    

de wijze van tentamineren en examineren, het corrigeren en de cijfervaststelling; het niveau en de kwaliteit van de tentamens en het examen; de geldende tentamen- en examenprocedures; de wijze waarop de procedures worden gehandhaafd.

De leden van de onderwijsen examencommissie zijn bevoegd om het afnemen van de tentamens en het examen bij te wonen en kennis te nemen van het tentamen- en het examenwerk van de examinandi.

1.3.1 DE INTAKECOMMISSIE De intakecommissie is een subcommissie van de onderwijsen examencommissie en is belast met het toetsen van de vereiste ingangskwalificaties van de aspirant studenten. In de praktijk voert de opleidingscoördinator dit namens de HAN uit.

1.4 DOEL VAN DE OPLEIDING Het opleiden van toekomstige Arbeidsdeskundigen, die als kerntaken zullen hebben het voorkomen, beoordelen en herstellen van discrepantie tussen belasting en belastbaarheid. De opleiding sluit goed aan op de veranderende praktijk en wetgeving en besteedt veel aandacht aan de financiële doorvertaling van het ADwerk, gericht op schadelastbeheersing.

1.5 COMPETENTIES VAN DE OPLEIDING A. Probleemanalyse B. Samenwerken C. Besluitvaardigheid D. Organiseren eigen werk E. Mondelinge en schriftelijke communicatie F. Ondernemerschap G. Klantgericht handelen H. Ethisch en integer handelen I. Competenties ontwikkelen

1.6 DE EXAMENS VAN DE OPLEIDING Iedere module wordt afgesloten met een praktijktoets. Dit kan een presentatie zijn, een paper etc. Alle eindtoetsen dienen met minimaal een 5,5 afgesloten te worden. Het gemiddelde van de praktijktoetsen is een derde van het eindcijfer. 6 CS Opleidingen - Post bachelor leergang Arbeidsdeskundige

De opleiding wordt afgesloten met een eindexamen: deze bestaat uit een kennistoets over de theorie van de diverse behandelde thema’s. Het eindcijfer van de kennistoets is eveneens eenderde van het eindcijfer. Bij het eindassessment komen alle modules weer samen en dient de student: 

Een simulatiecasus te analyseren



Een taak-functie-analyse te maken



Een bedrijfskundige analyse te maken



Een financiële analyse te maken waarin hij/zij het eigen werk doorvertaalt in gerealiseerde schadelastbeperking voor werkgever, werknemer en verzekeraar



Verslaglegging volgens protocol uit te voeren



Een adviesgesprek te voeren. Hierbij wordt de student beoordeeld op de analyse van de situatie, algemene communicatieve en gespreksvaardigheid, omgaan met weerstand, adviesvaardigheden en de juistheid van het advies.

De eindbeoordeling van het assessment is ook eenderde van het eindcijfer.

1.7 AANWEZIGHEIDSPLICHT Studenten hebben een 100% aanwezigheidsverplichting. Indien de student een bijeenkomst niet kan bijwonen, dient hij of zij dit minimaal 48 uur van te voren door te geven aan het opleidingssecretariaat, telefoon: 055 – 843 54 10 / 0844 - 305 878. In overleg met de opleidingscoördinator wordt gezocht naar een mogelijkheid om de gemiste colleges op een ander moment te volgen of wordt een vervangende opdracht vastgesteld.


2. EXAMENREGELING

2.1 HET AFLEGGEN VAN HET EXAMEN Het examen en assessment wordt een aantal keren per jaar afgenomen. Na afronding van alle moduleonderdelen van de opleiding kan de student deelnemen aan het (eerstvolgend) examen en assessment.

2.2 DE VORM VAN HET EXAMEN Het examen bestaat uit een schriftelijk eindexamen en een eindassessment

2.2.1 Schriftelijk eindexamen Centraal schriftelijk examen waarin de gedoceerde materie en opgedane praktijkervaring op praktische wijze wordt getoetst. Hierbij wordt gebruik gemaakt van casuïstiek . Door middel van casuïstiek worden alle aspecten van de uitvoering en inzicht in het gehele speelveld van de Arbeidsdeskundige getoetst. Het betreft een zogenaamd “open boek” examen. 2.2.1 Eindassessment Bij het eindassessment dient de student: 

Een simulatiecasus te analyseren



Een taak-functie-analyse te maken



Een bedrijfskundige analyse te maken



Een financiële analyse te maken waarin het eigen werk wordt vertaald in gerealiseerde schadelastbeperking voor werkgever, werknemer en verzekeraar



Verslaglegging volgens protocol uit te voeren



Een adviesgesprek te voeren. Hierbij wordt de student beoordeeld op de analyse van de situatie, algemene communicatieve en gespreksvaardigheid, omgaan met weerstand, adviesvaardigheden en de juistheid van het advies.

2.2.2 Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden het examen op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De onderwijsen examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 2.2.3 Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk geëxamineerd, tenzij de voorzitter van de examencommissie anders heeft bepaald. Het mondeling afnemen van het examen is openbaar tenzij de voorzitter van de onderwijsen examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.


2.2.4 In uitzonderlijke gevallen kan de voorzitter van de onderwijsen examencommissie besluiten, dat een examinandus het examen aflegt in een andere vorm dan oorspronkelijk is vastgelegd in deze onderwijsen examenregeling.

2.3 BEPALING RESULTAAT EXAMEN; HET EXAMENCIJFER; HERCORRECTIE; BEZWAAR; BEROEP; ONREGELMATIGHEID 2.3.1 Om tot het examen toegelaten te worden moeten alle praktijktoetsen met minimaal het cijfer 5,5 zijn afgesloten. 2.3.2 Voor het examen kan minimaal 1 en maximaal 10 punten worden behaald. 2.3.3 Uiterlijk vier weken na de dag waarop het is examen afgenomen, dient het resultaat daarvan bij de studenten bekend te zijn. 2.3.4 In bijzondere gevallen kan de voorzitter van de onderwijsen examencommissie de betreffende examinator toestaan van de in 2.3.3 genoemde termijn af te wijken. De voorzitter bepaalt in dat geval de termijn waarbinnen de resultaten van het examen bekend moeten zijn. 2.3.5 Betekenis examencijfers 1 t/m 10 1 = zeer slecht 2 = slecht 3 = zeer onvoldoende 4 = onvoldoende 5 = bijna voldoende

6 = voldoende 7 = ruim voldoende 8 = goed 9 = zeer goed 10= uitmuntend

2.3.6 De student heeft bij onvoldoende resultaat twee maal recht op herkansing. 2.3.7 Bij het niet op tijd inleveren van het examen, telt het examen als een herkanst examen. 2.3.8 Het diploma wordt behaald indien het examen en het eindassessment met goed gevolg is afgelegd. 2.3.9 Inzage, hercorrectie (protest), bezwaar en beroep: 2.3.9.1 Binnen twee maanden nadat de uitslag van de examens bekend is gemaakt, worden de examinandi in de gelegenheid gesteld het gemaakte schriftelijke werk in te zien.


2.3.9.2 Na inzage kunnen examinandi de examinator verzoeken delen van of de gehele uitwerking opnieuw te corrigeren (protest). De examinator dient binnen één week na het verzoek om hercorrectie de uitslag van de hercorrectie gemotiveerd mee te delen. 2.3.9.3 In het geval dat de examinandus het niet eens is met de gedane hercorrectie of met een andere beslissing van de examinator, kan hij/zij binnen vier weken na dagtekening van de beslissing een met redenen omkleed bezwaar indienen bij de voorzitter van de onderwijsen examencommissie. 2.3.9.4 Tegen een beslissing van algemene aard, de examenorganisatie betreffend, kan de examinandus binnen vier weken na deze beslissing een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de voorzitter van de onderwijsen examencommissie. 2.3.9.5 De voorzitter oordeelt binnen twee weken over het ingediende bezwaar en stelt de betrokkene zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte. 2.3.10 Onregelmatigheid 2.3.10.1 Onder onregelmatigheid bij het examen wordt verstaan: a. het gebruiken van niet uitdrukkelijk toegestane hulpmiddelen; b. het op enige wijze verlenen van hulp of steun aan een mede-examinandus; c. het hulp of steun zoeken en verkrijgen van een mede-examinandus; d. het binnen handbereik hebben van niet-toegestane hulpmiddelen tijdens het examen; e. het maken van het examen onder iemand anders naam dan wel dit te laten doen; f. het als "eigen werk" inleveren van een scriptie of werkstuk, dat geheel of grotendeels is overgeschreven; g. het aanbrengen van wijzigingen in de ter inzage gelegde uitwerkingen van deelexamens. 2.3.10.2 Indien een examinandus zich ten aanzien van enig deel van het examen aan enige onregelmatigheid heeft schuldig gemaakt, kan de voorzitter van de onderwijsen examencommissie hem/haar de deelneming of de verdere deelneming aan het examen ontzeggen voor een termijn van ten hoogste één jaar. 2.3.10.3 Indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, kan de onderwijsen examencommissie de examinandus het diploma onthouden. Ook kan zij bepalen dat de betrokken examinandus het diploma slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwd examen in de door de onderwijsen examencommissie aan te wijzen onderwijseenheden en/of modulen, op een door haar te bepalen wijze. 2.3.10.4 Alvorens een beslissing ingevolge 2.3.10.2 en 2.3.10.3 te nemen, hoort de voorzitter van de onderwijsen examencommissie de onderwijsen examencommissie en de examinandus. De voorzitter deelt zijn beslissing of die van de onderwijsen examencommissie gemotiveerd en onverwijld mede aan de examinandus, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk.


3. VRIJSTELLINGEN

3.1 HET VERLENEN VAN VRIJSTELLINGEN De voorzitter van de onderwijsen examencommissie kan op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek een examinandus vrijstelling verlenen voor het afleggen van een onderdeel van het examens, op grond van een reeds door hem behaalde akte, diploma of ander geschrift waaruit blijkt dat de kandidaat reeds aan de vereisten van het betreffende deelexamen heeft voldaan. Bij de toekenning van een vrijstellingsverzoek bepaalt de onderwijsen examencommissie de omvang van de vrijstelling, alsmede het eindcijfer. Het eindcijfer voor een verleende vrijstelling is een 6.

3.2 BEWIJS VAN VRIJSTELLING Indien de voorzitter van de onderwijsen examencommissie de gevraagde vrijstelling verleent, zendt hij de verzoeker een bewijs van vrijstelling. Dit bewijs vermeldt de datum waarop de vrijstelling is verleend, het examen, de waardering in punten en de studiepunten. Het bewijs van vrijstelling wordt ondertekend door de voorzitter van de onderwijsen examencommissie.


4. STUDIEBEGELEIDING

De opleidingscoördinator draagt tijdens de opleiding zorg voor de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven. Gedurende het praktijkgedeelte is de opleidingscoördinator aanspreekpunt met betrekking tot het stageplan en andere lopende zaken. De intervisor begeleidt de student op het gebied van persoonlijke leerdoelen, positionering en persoonlijke vaardigheden. De intervisor formuleert samen met de student leerdoelen, bespreekt de voortgang en bepaalt of de gestelde doelen behaald zijn.


5. VOOROPLEIDING

Om in te kunnen schrijven voor de Post Bachelor Leergang Arbeidsdeskundige is een volwaardig regulier hbodiploma vereist. Dit is een voorwaarde om na het behalen van het postbachelordiploma geregistreerd en gecertificeerd te worden door het SRA. Ook heeft u minimaal drie jaar werkervaring en een opdrachtgever bij wie u praktijkopdrachten kunt uitvoeren.


6. HET PREDICAAT CUM LAUDE

6.1 CUM LAUDE Bij de uitreiking van het diploma wordt het predicaat "cum laude" toegevoegd, indien voor het eindcijfer van de opleiding het onafgeronde resultaat een 8 of hoger is.

6.2 MET GENOEGEN Bij de uitreiking van het diploma wordt het predicaat “met genoegen” toegevoegd, indien voor het eindcijfer van de opleiding het onafgeronde resultaat tussen een 7,5 en een 8 ligt.


7. SLOT- EN INVOERINGSBEPALINGEN

7.1. DE GEVALLEN WAARIN DE OER NIET VOORZIET In gevallen waarin deze onderwijsen examenregeling niet voorziet, beslist de voorzitter van de onderwijsen examencommissie.

7.2 WIJZIGINGEN 1.

wijzigingen van deze regeling worden door de voorzitter van de onderwijsen examencommissie bij afzonderlijk besluit vastgesteld;

2.

wijzigingen van deze regeling vinden slechts plaats voor zover de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad;

3.

wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op enige beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student.

7.3 LANDELIJKE BEPALINGEN Indien deze regeling in strijd is met een landelijk opgelegde regeling, prevaleert de landelijke regeling.

7.4 BEKENDMAKING De coördinator draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling en van de wijzigingen daarop.

7.5 INWERKINGTREDING Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015 en geldt voor de examencyclus van de opleidingen welke starten in 2015 en doorlopen in 2016.


ONDERWIJS EN EXAMENREGELING (OER)

Recommend Documents