Fotostory
B I K E & B E A C H O P S A R D I N I Ë FOTO’S: RIK VAN DER WERF
XX BIKE & TREKKING
Zon, zee en zand? En ook nog lekker fiets. En lekker eten en van mooie oude stadjes genieten? Rik van der Werf en zijn partner Marjo van Oosten reden afgelopen voorjaar het Italiaanse eiland Sardinië in z’n geheel rond en hadden na afloop het liefst nog een tweede rondje gedaan.
Een verrassend uitzicht in elke bocht, zoals hier bij Teulada in het zuiden van Sardinië. De torens op de achtergrond werden in de late middeleeuwen door Spaanse overheersers gebouwd om het eiland tegen invallen van Arabieren te beschermen.
BIKE & TREKKING XX
O
O
XX BIKE & TREKKING
G
S
T
R
E
L
E
N
D
Boven: Opzoek naar het betere Robinson Crusoe gevoel? Kilometers strand helemaal voor je zelf bij Santa Teresa Gallura in het noorden van Sardinië. Onder: Ruw, ruig en verlaten: de vele tientallen rotseilandjes van de La Maddalena-archipel.
BIKE & TREKKING XX
P
R
XX BIKE & TREKKING
I
K
K
E
L
E
N
D
A
F
W
I
S
S
E
Links: Kleuren, geuren, geluiden: al je zintuigen komen aan de beurt. Boven: Tientallen historische stadjes sieren de route. Een van de mooiste is Castelsardo aan de Golf van Asinara. Onder: Het ultieme vakantiegevoel: warming-up en cooling-down wisselen elkaar in rap tempo af.
L
E
N
D
BIKE & TREKKING XX
Yes! Bovenop de Passo Genna Silana. Na 47 kilometer klimmen mag je 25 kilometer naar beneden suizen.
Rik van der Werf, fotograaf: “Langs de kust van Sardinië is het heerlijk fietsen. En de meeste campings en agriturismos liggen toch aan zee. Daarbij is niets zo lekker als oververhit van het fietsen in zee te kunnen duiken.” Vaste grond onder de wielen. We fietsen van het vliegveld naar de camping bij Alghero, een stad in het noorden van Sardinië. Het is al donker aan het worden en dat geeft een unheimisch gevoel. We hebben thuis de locatie van de camping al in de gps gezet. Gelukkig, want bij Alghero begint het ook nog eens druk te worden. Voortrazende automobilisten willen ook naar huis en toeteren tijdens het passeren; een nerveuze Italiaanse gewoonte. Fijn dat we verlichting hebben. Als we op de camping ons tentje opzetten beginnen regendruppels luidruchtig op het tentzeil te roffelen. De hoogste tijd voor een pizza en een espressootje. Als we wakker worden regent het nog steeds. Niet erg, gaan we lekker naar Alghero, een stad met een mooi oud centrum en leuke winkeltjes. Bijzonder: een deel van de bevolking spreekt een Catalaans dialect! De stad wordt daarom ook wel Klein-Barcelona genoemd. Dat komt omdat in de middeleeuwen de Spaanse koning Catalaanse kolonisten naar dit deel van Sardinië stuurde. Het is relatief rustig in de stad. Het is begin mei en de toeristen zijn nog allemaal thuis. Dat zal later, als we na 1.300 kilometer fietsen weer in Alghero terugkeren, wel anders zijn. Verboden het zand mee te nemen De volgende ochtend schijnt de zon weer. Zodra we koers zetten naar het zuiden worden we in beslag genomen door fantastische vergezichten, de een nog mooier dan de ander. En we zijn verbaasd over de kleuren: het heldere rood van de klaprozen, het azuurblauw van de zee en het warme rood van de avond. Het plan is om het eiland langs de kust tegen de klok in rond te fietsen. Zo verdwaal je minder snel en de meeste campings en agriturismos (B&B’s) liggen aan zee. Bovendien is niets zo lekker als een duik in zee na het fietsen. Elk strand is weer anders: grof zand, fijn zand, roze zand, geel zand, wit zand, kiezels. Zoals op het schiereiland Sinis. Daar ligt een strand met witte, vrij grove zandkorrels. Er staan bordjes bij met de opdracht het zand goed uit je zwembroek te kloppen als je het strand verlaat, want er is niet zoveel van en ze zijn er zuinig op. Nemen we stiekem wat zand mee? Nee, we maken er een foto van en laten het liggen voor alle toeristen die ná ons komen. Na een paar dagen later zijn we al aardig gewend aan het ritme van inpakken, ontbijten, fietsen, strand. Afwisselend rust en actie. En aan de steile klimmetjes. Ik vroeg me tevoren af of dit te trainen valt. In Nederland stukken fietsen, aangevuld met
XX BIKE & TREKKING
spinning? Zoveel mogelijk duinen op en neer? Maar ik dacht: ik train dáár wel. En dat gaat me best goed af; m’n conditie wordt met de dag beter. Het afwisselende landschap helpt ook mee; na een dag klimmen en dalen is er ook een dag met wat vlakkere stukken. Natuur, akkers en waterplassen met flamingo’s wisselen elkaar af. En natuurlijk verstedelijkte delen. Die laatste vind je vooral aan de zuidkant van het eiland, bij Cagliari, de hoofdstad van Sardinië. De lucht is minder fris en het voelt daardoor een stuk warmer aan. Voor de archeologen onder de fietsers valt er ook veel te beleven. Overal op het eiland vind je Nuraghes, bouwsels uit de bronstijd. Het zouden er bijna zevenduizend zijn. Nuraghes zijn van flinke stenen opgetrokken, torenachtige constructies waarvan het exacte nut nog steeds niet helemaal duidelijk is. Het loont de moeite om, voordat je het eiland gaat bezoeken, Wikipedia eens door te spitten. En voor onderweg een reisboek. Een absolute aanrader is de ‘Rough Guide’, omdat daarin behalve achtergrondinformatie ook veel hotels, café’s en restaurants worden benoemd. Buizerds en wilde varkens We vertrekken vroeg uit Arbatax. Het wordt een van de weinige stukken die niet langs zee gaan, maar door het binnenland, door het Parco Nazionale Gennargentu. Er ligt zelfs een heuse col van duizend meter op de route. De Gennargentu is een prachtig ruig gebergte. Buizerds zweven rond, we komen wilde varkens tegen. Redelijk soepel klimmen we naar boven. De fleece-jasjes moeten aan, want het wordt fris, zeker als we aan de andere kant van de col weer naar beneden suizen. Om die duizend hoogtemeters af te dalen hebben we vijfentwintig kilometer nodig. Oftewel: ruim een uur remmen! Om de handen wat rust te gunnen staan we geregeld stil voor het uitzicht en een foto. Beneden in Cala Gonone is het weer lekker warm en vinden we terrasjes en een mooie camping. We gaan verder naar het noorden. Na de bult komen we weer in een vlakker stuk en rijden we naar de Maddalena Eilanden. De veerboot gaat naar de ‘hoofdstad’ La Maddalena, op het gelijknamige hoofdeiland. Een lekker druk stadje, waar om de haverklap een lading toeristen op de kade wordt uitgespuwd. Even een lekker kopje koffie en op de fiets maar weer. We kunnen via een smalle landbrug naar het naburige eiland Caprera en vinden daar prachtige pijnboombossen met de lekkere geur van hars en een reeks mooie kleine strandjes, waar je
bijna privé kan gaan liggen zonnen. Dat doen we dan ook een uurtje. En we lezen een e-book, de beste uitvinding sinds het fietswiel. Na Palau fietsen we weer naar het westen. We komen door een uitgestrekt duingebied met naaldbossen. Hier liggen stranden aan langgerekte baaien waar je alleen-zijn tot een kunst kunt verheffen. Kunnen we hierna ooit weer wennen aan de drukte van de Randstad? Zijn we al bijna vier weken op pad? Het lijkt nog niet zo lang, maar omdat we geregeld de kaart bestuderen zien we dat we het eiland bijna volledige rond zijn. Maar eerst nog naar Stintino; volgens de reisgidsen ligt daar het mooiste strand van Europa. Het vissersdorpje zelf heeft een gezellig haventje en leuke restaurantjes. Het ‘bed’ is okay en het ’breakfast’ doen we op het terras aan de kade. Om de toer af te maken fietsen we ’s morgens naar dat mooiste strand. En inderdaad, we kijken we onze ogen uit, ook door de rust van de vroege ochtend. In één dag rijden we vervolgens terug naar Alghero. Het is ondertussen eind mei en dat merk je; het is heet. Licht – veel getraind – en toch zwaar – gemoedstoestand – fietsen we langs het Monte Timidone massief naar waar we begonnen zijn, checken weer in op dezelfde camping en drinken een koel drankje om de goede afloop te vieren. Nog een rondje?
I N F O Radatlas Sardinien (Radtourenbuch und Karte 1:120.000) (Duits) 2009, Verlag Esterbauer GmbH ISBN 978-3-85000-252-3 Michelin wegenkaart no.366, 1:200.000 ISBN 978-2-06-712728-9