/=G=/
Riikswoterslool Dienst Verkeerskunde
FLOCAR
Hqndleiding voor gebruikers
AGV
Mviesgroep voor verkeer en vervoer bv
FIPCÀR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
fndeling 1-.
Titel.
2. Àlgemene inleiding. 2.L. ïnleiding. 2.2. Gegevensstroom. 3. I{erking floating-car software in het algemeen. 3.1. ïnleiding. 4. Gebruik van de software. 4.L. fnleiding. 4.2. Efficiency. 5. Gebruik in de specifieke situatie. 5.L. De apparatuur. 5.1.1. Computers. 5.3".2. Randapparaten. 5.1,2.L. rnleiding. 5.L.2.2. Invoer apparaten. 5. L. 2.3. Uitvoer apparaten. 5. 1-. 2. 4. Toet.senbord en beeldscherm. 5.2. Systeem-programmatuur. 5.2.I. Operating systeen VAXIVMS. 5. 2 . L. L. ïnleiding. 5.2.L.2. Gebruik VÀx/Ws en voorbeeldsessie. 5 .2 . L .3 . Bestandsnaam-conventies . 5.2. 1.4. Flocar directory-struktuur 5.2. l-.5. Specifieke Flocar-kommandors 5.3. Flocar progranmatuur. 5.3.1-. Globale beschrijving van de schermen. 5.3. 1. l-. Inleiding schermen. 5.3.L. 2. Keuzeschermen. 5. 3. 1. 3. Invulschermen. 5.3.2. Opstarten van het pakket. 5.3.3. Flocar-toets gebruik. 5.3.4. Belangrijkste Flocar schermen. 5. 3. 4. 1. Projektformulier. 5.3. 4.2. Tapeforrnulier 5.3.5. Beschrijving van de Flocar modulen. 5.3.5.L. Hoofdmenu. 5.3.5.2. Analysemenu. 5.3.5.3. Inlezen van cassette tapes 5.3.5.4. Korrekt,ies 5.3.5.5. Verzamelen van strengen. 5.3.5.6. Aggregeren van strengen. 5.3.5.7. Legenda. 5.3.5.8. Plotselektie 5.3.5.9. Plotten
AGV,
NIETTWEGEIN
btadzijde 1-t_
2-L 2-L 2-2 3-1 3-L
4-L 4-L 4-2 5-1 5-L
5-t
5-2 5-2
5-3 5-4
5-6
5-9 5-9 5-9 5-L0 s-1_3
5-1"5
5-L6 5-L7 5-L7 5-L7
5-t
8
5-19 5-20 5-2L 5-22 5-22 5-25 5-28 5-28 5-31_
5-33 5-36 5-44 5-46 s-48 5-51 5-54
FIOCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUÏKERS
Indeling
6. Programma dokumentatie. 6.1. Inleiding. 6.2. Programmars 6.2.L. Projekt,formulier: Tech.ref .: P91 6.2. L.1. Identifikatie 6.2.L.2. Funktie 6.2.1.3. Bestanden 6.2.2. Tapeformulier: Tech. ref . : P91-l6 .2 .2 .L. Identif ikatie 6.2.2.2. Funktie 6.2.2.3 . Bestanden 6.2.3. Hoofdmenu: Tech. ref . : P9 6 .2 .3 . L. f dentif ikatie 5.2.3.2. Funktie 6.2.3.3. Bestanden 6.2.4. Systeemstatus: Tech.ref .: PO2LO 6.2. 4.L. Identifikatie 6.2.4.2. Funktie 6.2.5. ïnleesproces: Tech.ref .: P92 6.2.5. L. identifikatie 6.2.5.2. Funktie 6.2.5.3. Bestanden op de VAX LL/7852 6.2.5.4. Bestanden op de VAXl-l-/73O2 6.2.6. Korrectieproces: Tech.ref. : P93. . 6.2. 6.L. identifikatie 6.2.6.2. Funktie 6.2.6.3. Bestanden 6.2.7 . Verzamelproces: Tech.ref. : P951 6.2.7 .L. ïdentif ikatie 6.2.7 .2. Funktie 6.2.7 .3. Bestanden 6.2.8. Àggregatieproces: Tech.ref. : P952 6.2.8.l-. rdentifikatie 6.2.8.2. Funktie 6.2.8.3. Best,anden 6.2.9. Analyse: Tech.ref.: P956.. 6.2.9. l-. Identifikatie 6.2.9.2. Funktie 6.2.9.3. Legenda P9562L 6.2.9.4. Bestanden 6.2.9.5. PrepselecE P95622 6.2.9.6. Bestanden 6.2.9 .7 . Preawplot P95624 6.2.9.8. Bestanden 6.2.9.9. Wrtabf P9563L 6.2.9,10. Bestanden 6.2.9.11. Linkasc P95632 6.2.9.L2. Bestanden
AGV, NIEI'ï{EGEIN
bladzijde 6-1 6-L 6-2 6-2 6-2 6-3 6-5 6-7 6-7 6-8 6-9 6-10 6-10 6-11 6-13 6-15 6-15 6-16 6-18 6-1 8
6-L9
6-2t
6-23 6-24 6-24 6-25
6-2A
6-29 6-29 6-30 6-31 6-32 6-32 6-33 6-34 6-35 6-35 6-36 6-37 6-38 6-39 6-40 6-41 6-42 6-43 6-44 6-45 6-46
FÏPCÀR HANDLEIDÏNG VOOR GEBRUIKERS
ÀGV, NIET'I{EGEIN
1. Titel. Docurnent
Datum :
: Gebruikers-handleiding floating car software L989/ 1990
1-1
I
FIPCÀR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEIWEGETN
2. Àlgemene inleiding. 2.1. fnleiding. fn dit stuk wordt ingegaan op het gebruik van het vernieuwde floating car software systeem. In hoofdstuk 2.2 wordt de gegevens-stroom vanaf cassette-tape tot data bestand beschreven, venrolgens wordt in hoofdstuk 3 de werking van het, nieuwe systeen in hoofdlijnen beschreven. fn hoofdstuk 4. wordt aangegeven hoe efficient net het nieuwe flocar-systeem gewerkt kan worden. In hoofdstuk 5.L worden computers en randapparatuur in het algemeen beschreven, in hoofdstuk 5.2 wordt ingegaan op de specifieke eigenschappen van het computer-systeem (Vax LL/785 en Vax LL/73O1 Iraarop de software geinstalleerd is vanaf 5.3 t/m 5.l-L tenslotte wordt beschreven hoe de software op deze machines draait. Hoofdstuk 6 bevat de meer technische beschrijving van de progranmars met de bijbehorende bestanden. Dit hoofdstuk is alleen nuttig voor de zeer ervaren gebruikers. Volledig naieve gebruikers wordt aangeraden eerst de hoofdstukken lt/m 4 door te lezen alvorens aan de terrninal te gaan zitten on, met de handleiding binnen bereik, met het systeem kennis te maken. Gebruikers die wel op de hoogte zí1n van de float,ing-car ter:minologie en data-struktuur, kunnen zich beperken tot het kennis maken rnet VÀX/Vl'lS en de in het flocar-systeem gehanteerde toets-konventies, voordat ze het systeem daadwerketijk gebruiken, Gebruikers die reeds vertrouwd zijn rnet de bij de floating-car gebruikelijke tenninologie en bovendien ervaren VAX/WS gebruikers, kunnen de hoofdstukken L t/m 4 en overslaan en in hoofdstuk 5 beginnen bij 5.3.
2-L
FLOCAR HÀNDI,EIDING VOOR GEBRUTKERS
2.2.
ÀGV, NIEUWEGETN
Gegevensstroom.
Tijdens metingen met de floating car worden gegevens opgeslagen cassette-tape.
op
De meetgegevens bestaan uit positiepursen, die om de n meter op de cassettetape worden geschreven, .rnet bijbehorende tijdsinformatie in eenheden van 8 mikrosekonden. Tussen deze positiepulsen worden bovendien afwijkende pulsen geschreven die informatie bevatten orntrent het brandstofverbruik. Naast de hiervoor genoende, automatisch gegenereerde gegêvens, kan de neet-operator net behulp van twee soorten knoppen-kasten, zogenaamde pocket- en/of manual-kodes genereren. Deze pocket en manuar kodes worden in de praktijk gebruikt on aan te geven dat: . een neting begint (manual kode met een bepaalde waaráe, de startkode) ; . einde van een meting; . bijzondere gebeurtenissen.
De pocket en manuar kodes worden
in het floating-car systeem respektievelijk pocket-events ên manual-events genoernd. Bijzondere events zijn o.a.: . richting-kodes: dubbele (uit twee cijfers bestaande) manual kodes; . kruispunt-kodes: eveneens dubbele manual kodes, hraarvan de waarde vooraf in het meetnetwerk vastgesteld is; . verstoringen: pocket kodes met vooraf vastgestelde betekenis. Met het floating car software systeern kan men tapes, die geproduceerd zijn door de floating car, vernerken. Deze verwerking houdt, in dat de tapes ingelezen worden met behulp van een speciale cassett,e-1ezer. Na het inrezen van de tape, heéft nen de beschikking over een tape-bestand. Dit tape-bestand bestaat uit reeksen kodes, die ritten hreergeven. Deze reeksen kodes worden strengen genoemd.
strengen bevatten zowel kodes die geproduceerd zíjn door de floating car, als pocket en manual- kodes (bijvoorbeeld kruispunt
kodes).
voornarnelijk doordat de meet-operator te weinig of te vaak een knop ingedrukt heeft (eventueel om aan te geven, dat een neting
2-2
FÍ,oCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NrEIfi{EGEIN
niêt goed is), moeten de tape-bestanden, voordat er analyses op de strengen plaatsvinden, eerst gekontroleerd worden en, Iraar nodig, gekorrigeerd. Dit kontrole- en korrectie-proces vormt een van de belangrijkste onderdelen van het floating car software systeen.
Strengen, die goed bevonden zí1n, worden daarna verzameld in een bestand. Ieder projekt za1 een apart verzamel-bestand opleveren. Daarnaast kunnen strengen, die goed bevonden zíjn, verzameld worden in zogenaamde aggregatie-bestanden. Dit zíin bestanden
vergelijkingen over projekten mogelijk zijn. op basis van aggregatie-bestanden, kan men plots aanmaken, of bestanden genereren waarmee statistische analyses uitgevoerd kunnen worden.
waannee
2-3
AGV, NIEt
FI,OCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUÏKERS
3. I{erking floating-car software in het 3.1. Inleiding.
ISEGETN
algiemeen.
r De software kenmerkt zícn. door de volgende aspecten : . De gebruiker wordt door het systeem geleid aan de hand van een aantal invul-schermen en keuze-schermen. . Zodra er sprake is van een direkte interaktie met de gebruiker via de terminal, spreken we van interaktieve processen. Àls een proces (programma, of reeks van programmats) niet duidelijk zichtbaar voor de gebruiker draait, worden het niet-interaktieve processen genoemd.
. Langdurige, niet-interaktieve processen {zoals het inlezen, verzamelen en aggregeren), kunnen voor bepaalde tape-bestanden opgestart worden, terwijl bewerkelijke interaktieve processen (zoals het korrigeren) ondertussen plaats kunnen vinden op een tape-bestand, dat reeds ingelezen, maar nog niet of nog niet volledig gekorrigeerd is. . De gebruiker kan st,eeds tussendoor informatie krijgen over de st,and van zaken van de processen.
. Uitgangspunt is een projekt-formulier, waarin pêr projekt infornatie over het, aantal tapes staat. Het projekt-formulier is geen papieren formulier maar een bestand met bijbehorende prograrnmatuur dat op het scherm getoond kan worden, en waarin de gebruiker regels (projekten) kan kiezen, toevoegen en verwijderen.
. Vanuit het projekt-formulier kan rnen een projekt toevoegen of een reeds bestaand projekt kiezen. . Men kornt daarna in een tape-formulier, waarin per tape infomatie over het aantal strengen staat. Voor het tape-formulier geldt hetzelfde als voor het projekt-formulier. . Ook hier kan men ueer een tape toevoegen of een bepaalde tape kiezen.
. Nadat men voor een tape gekozen heeft, komt men in een keuzemenu met de volgende opties :
3-1
FI.oCÀR HÀNDLEÏDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NTEUWEGEIN
- Terug naar het projekt-formulier (on bijvoorbeeld een ander projekt aktief te maken). - Terug naar het tape-forrnulier (om bijvoorbeeld een andere tape aktief te maken). - Tape inlezen (om met behulp van de cassette-lezer een van de door de floating car geproduceerde tapes in te lezen, zodat er een tape-bestand van gemaakt wordt).
- Korrigeren (orn verbeteringen in de strengen aan te brengen). - Verzamelen (on goedgekeurde strengen toe te voegen aan het
proj ekt-verzamel-bestand)
.
- Analyse (on goedgekeurde strengen toe te voegen aan aggregaat- bestand(en) en analyses, zoals het maken van plots en het genereren van bestanden ten behoeve van statistische analyses, op basis van de aggregaat-bestanden).
3-2
FI,OCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
Àcv,
NIEITWEGEIN
4. Gebruik van de software. 4.L. fnleiding. Het gebruik verloopt aan de hand van het projekt- en tape-
formulier. Als men de software gebruikt kan men het best van te voren een verwerkings-plan opstellen om de software optimaal te gebruiken. Dit verwerkingsplan richt zich op twee aspecten : . Hoe kunnen wachttijden geminimaliseerd worden. . Hoe moet de verwerkings-volgorde ziSn om de verzamel-best,anden en aggregaat-bestanden aan te maken. Bij het maken van dit plan dienen het projekt-fonnulier en het tape-formulier als leidraad.
4-1
FIéCAR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV,
NTEUWEGEIN
4.2. Eff iciency. wachttijden minimaliseren door tijdens het inlezen van een tape andere bewerkingêD, zoals korrigigeren, uit te voeren op een andere tape, die al ingelezen is. Bij de eerste tape zal men, omdat er dan nog geen andere tapes ingelezen zí)n, noeten wachten tot het inlezen voltooid is. ÀIs het inlezen van de tape klaar is, kan men het beste voordat de ingelezen tape verwerkt wordt, eerst het inlezen van een volgende tape opstarten. Men kan
Daarna kan men verdergaan met het korrigeren etc. van de eerst
ingelezen tape.
Het, koruectie-proces verloopt op basis van strengen. Dit houdt dat het systeem een streng van start-event (start-kode) tot en met eind-event (eind-kode) beschouwd a1s een te korrigeren geheel. Men kan dus steeds een klein deel van het bestand (te veten een streng) korrigeren om daarna een volgende streng te korrigeren of iets anders binnen het systeem te doen.
in,
Andere akties, die rnogelijk zí}n als men het korrektie-proces even verlaat, zíjn :
. Toevoegen van projekten aan het projekt-formulier. . Toevoegen van tapes aan een tape-formulier. . Kontroleren of het inlees-apparaat nog bezig is orn, als het apparaat vrij bfijkt te zijn, eventueel het inlezen van een andere tape op te starten. . korrigeren van een ander reeds ingelezen tape-bestand. . Kontroleren of er een verzamel-proces bezig is om eventueel het verzamelen in een projekt-verzamel-bestand van een volgend, volledig gekorrigeerd tape-bestand op te starten. . Kontroleren of er een aggregatie-proces bezig is om eventueel het aggregeren in een onderwerp-bestand van een volgend volledig gekorrigeerd tape-bestand op te starten. . Aanmaken van een plot-bestand van een onderwerp-bestand en/of het uitplotten van een een plot-bestand. ïn het algemeen za1 men de acties zo organiseren, dat men steeds zo onverstoord nogelijk kan blijven korrigeren, door af en toe een van de achtergrond-processen (inlezen, verzamelen, aggregeren) op
4-2
FÏPCAR HÀNDLEÏDING VOOR GEBRUIKERS
AGV,
NTEUWEGETN
te starten : . In het projekt-formulier kan men steeds een algemeen overzicht krijgen van de verwerkings-status van een bepaald projekt. . In het tape-formulier kan men steeds een overzicht krijgen van de verwerkings-status van een bepaalde tape.
4-3
FI.OCÀR HÀNDLETDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIET'!ÍEGEIN
5. Gebruik in de specifieke situatie. 5.1-. De apparatuur. 5. 1.1-. Cornputers. r Het floating car sofware systeem werkt voor het grootste gedeelte op de VAX 11"/785, met uitzondering van het inlezen van de cassette-tapes, dat op de VAX LL/730 draait. De beide Vax conputers zíjn geinkorporeerd in een tweetal netwerken: enerzijds DECNET dat alleen de twee Vax computers kent en daaromheen een groter netwerk dat een groter aantal computers kent.
5-1
FI,OCAR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV,
NIETTWEGEIN
5.L.2. Randapparaten. 5.1.2.L. Inleiding. r Het systeem maakt gebruik van een aantal randapparaten. Dit zijn apparaten, die rnet de computer verbonden zijn. Ze worden door de computer gebruikt worden om gegevens voor verwerking op te halen (invoer-apparaten) of om er verwerkte gegevens heen te brengen (uitvoer-apparaten). Een computer kan namelijk maar een beperkt aantal €teg[evens tegelijkertijd onthouden. Daarom zijn er altijd rand- apparaten met computers verbonden om ze van gegevens te voorzien of om verhrerkte giegevens !,reer terug te ontvangen.
5-2
FÏ,OCÀR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEt'WEGETN
5.L.2.2. Invoer apparaten. r De invoer-apparaten zíjn : . De cassette-lezer : Hiermee wordt een cassette-tape, die in de floating car geproduceerd is, ingelezen. . De magnetische schijven : Hierop staan cornputer- bestanden, die de computer op kan halen, Een computer-bestand kan men zich voorstellen als een gedeelte van een ronde schijf, dat op een bepaalde manier gekodeerd is. De kodering korrespondeert met een stuk tekst, dat ook op papier zou kunnen staan. Zotn schijf draait met hoge snelheid rond, terwijl een zogenaamde lees-schrijf-kop gegevens van de schijf ophaalt of er naartoe brengt (rnagnetische schijven zi1n dus ook uitvoer-apparaten). Vaak zijn nagnetische schijven uitgevoerd als pakket boven elkaar gernonteerd schijven (disk-pack) waartussen een aantal lees-sehrijf-koppen bewegen. Magnetische sehijven zí1n zeer snel toegankelijk en zogenaamd direct adresseerbaar. Op elke plek van de schijf kan nagenoeg even snel informatie opgehaald worden of ernaar toe gebracht worden. Er kunnen maar een beperkt aantal bestanden op een schijf staan. Een gebruiker zal magnetische schijven doorgaans nooit hoeven te verwisselen, maar zal conputer-bestanden, die hij tijdelijk niet meer nodig heeft copieren naar een magtape en ze daarna uitvegen op de magnetische schijf. . De magtapes (bewaartapes): Vanwege het capaciteits-gebrek en de hoge kosten van magnetische schijven worden gegevens, die tijdefijk niet meer nodig zí1n, overgebracht van de magnetische schijf naar een zogenaamde magtape. Dit zijn grote magnetische tapes, die van voor naar achter (sequentieel) volgeschreven kunnen worden meÈ computer-bestanden. Het nadeel van magtapes is, dat men om een bestand weer op te halen van een magtape, de tape weer van voor naar achter afgezocht moet worden. (Een vergelijking : Terwijl het vaak maar enkele seconden kost om een bestand van de ene naar de andere nagnetisehe schijf te copieren, duurt het vaak minuten om een bestand van een magnetische schijf naar een magtape te copieren, of andersom van eên magtape naar een magnetische schijf).
5-3
FIOCAR HÀNDLETDING VOOR GEBRUIKERS
5. L. 2.3.
AGV, NIEI'WEGEIN
Uitvoer apparaten.
uitvoerapparaten zíjn : . Printer : Een apparaat, dat sner bestanden af kan drukken (printen) op papier. Er zijn een drietal printers te onderscheiden, waarvan in het huidige systeem alleen de matrix printer gebruikt wordÈ:
De
- Matrix-printer : Deze printers printen letters als een samenstel van punten door in de print-hamer een aantal naalden naar voren te brengen voordat de hamer tegen het inkst-lint slaat. vaak drukken deze apparaten hele regels in een keer af, doordat er rneerdere print-hamers tegeljkertijd aangestuurd worden (Iine-printers) . - Daisy-whee1 printer : Deze printers printen letters door een letter-wieltje met de goede letter voor te draaien, voordat het retter-wieltje tegen het lint geslagen wordt. Deze printers hebben een betere qualiteit dan matrix-printers, maár zijn zeer langzaan.
- Laser-printers : Deze printers werken ongeveer zoals fotocopieer-apparaten. ze werken snel per pagina en bieden een hoge kwaliteit, maar ze zí1n ook erg duur. . Plotter : omdat men met printers meestal geen gedetailleerde tekeningen kan maken, gebruikt men hiervoor spàciale teken-apparaten (plotters). Men maakt onderscheid tussen penplotters en hydro- statische plotters : - Pen-plott,ers verken doordat een pen zich over het papier beweegt. Er zijn apparaten, waar men een vel papier inlegt er zijn ook apparaten, die rol papier afwikkelen. Bij deáe raatste werkt het apparaat zo, dat het papier ook nog heen weer bewogen kan worden. De laatste soort wordt ook in het, huidige systeem gebruikt. - Hydrostatische plotters werken ook weer ongeveer a1s f
otocopieer-apparaten
en en
.
. Magnetische schijven : worden ook gebruikt als uitvoerapparaat.
5-4
FIóCÀR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
. Magtapes
:
worden ook gebruikt
AGV,
NTEUWEGEIN
als uitvoer-apparaat.
5-5
FIOCÀR HÀNDLETDING VOOR GEBRUIKERS
5. 1. 2.
AGV, NIEUI{EGEIN
4. Toetsenbord en beeldschenn.
o Het toetsenbord en het beeldscherm. . Eigenlijk zou men de combinatie toetsenbord-beeldscherm als een speciaal invoer/uitvoer-apparaat kunnen zien. Uen t,ikt gegevens in en de coutputer stuurt verwerkte gegevens terug naar hei beeldschern.
. Het beeldscherm is een soort monitor, vraar rnen informatie van de computer op kan zien. Àls men een beeld-scherm aanzet za]- er initieel alleen een klein vierkant blokje (cursor) knipperen om aan te gieven op welke positie de volgende letter, die op het toetsenbord wordt ingetikt, zaL verschijnen. . Op toetsenbord zitten een aantal letter-toetsen zoals ze ook op een type-machine zitten. . Daarnaast zitten er nog een aantal speciale toetsen op het toetsenbord, waarvan hier een opsomming voor een VT1OO beeldscherm (een van de meest gebruikte types) volgt. Hoe deze toetsen op andere VT-beeldschermen heten kunt u samen met een ervaren gebruiker of de systeem-beheerder uitzoeken : . Toetsen links op het toetsenbord gesitueerd : - SETUP : Door op deze knop te drukken kunt u de instelling van het beeld-scherm veranderen. (Meesta1 staat het beeld-scherm al goed ingesteld en hoeft u de knop niet te gebruiken. Àls u toch een keer per ongeluk op deze knop gedrukt hebt (dit kunt u zien omdat, er dan linksboven in het scherm sETUp staat), dan kunt u volstaan met nog een keer op dezelfde knop te drukken). - ESC : Deze toets heeft bij veel programmats de functie een door de gebruiker gemaakte keuze op te heffen. - TÀB : Deze toets heeft het effect, dat de de cursor naar rechts springt, over meer dan L positie. De t,ab-afstanden kunnen worden ingesteld in de SETUp. CTRL , Deze toets moet altijd in cornbinatie net een andere toets gebruikt worden. Afhankelijk van de waarde van de tweede toets, die tegelijkertijd ingedrukt wordt, voert de computer
5-6
TTOCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
ÀGV, NIEI'I{EGETN
(het operating systeern) een bepaalde actj-e uit. Bijvoorbeeld: de toetscombinatie
onderbreekt een progranma op een vrij abrupte wijze en geeft de besturing van het schera en dergelijke terug aan het operating systeem. - CÀPS I,oCK t ZeX net als bij een schrij fnachine de hoofdletters vast. ÀIs u er daarna nog een keer op drukt wordt de functie van de toets weer afgezet. - NO SCROLL : Met deze toets kunt u het beeld vastzetten, als er een tekst van meerder paginats over het beeldscherm rolt. Als u er daarna nog een keer op drukt wordt de functie van de toets hreer afgezet.
- SHIFT : Víerkt als de hoofdletters-aan toets op een schrijfmachine. AIs u de toets loslaat, staat de functie van de toets rreer uit. Toetsen rechts op het toetsenbord gesitueerd: - BACKSPÀCE : Met deze toets kunt u in een tekstverwerkingsprogranma met de cursor naar het begin van een regel springen. BREÀK : I{erkt in een netwerk om aan te geven, dat rnen de verbinding wil verbreken. In het DVK-netwerk is deze toets niet akt,ief - DELETE : Víerkt als een korrectie-toets. De lett,er links van de cursor wordt uitgeveegd en de cursor verschuift naar links zodat men opnieuw een poging kan wagen een bedoelde letter in te tikken. - RETURN : Als men aan het operating systeem een kommando wil geven, sluit nen dit volgens afspraak af door op deze toets te drukken. Ook bij programmà's, die opgestart worden via het operating systeem heeft de -toets meestal een soort-gef ijke functie. - LINE FEED : Brengt de cursor naar de volgende regel. Vfordt zelden gebruikt, omdat de -toets deze functie neestal ook al vervuld. Pijltjes-toetsen : Rechts-boven het toetsen-bord bevinden zich toetsen net pijl-tekens erop. Deze werken bij het geven van kommandors aan het operating systeem door vorige kommandors
5-7
FIOCÀR HANDLETDING
ÀGV, NIEIJï{EGEIN
VOOR GEBRUIKERS
terug te brengen onder de cursor (cursor up, cursor down), dan wel naar links en naar rechts te gaan in het onderhavige kommando (cursor left en cursor right). - Numerieke key-pad toetsen : Rechts op het toetsenbord zitten (in een apart toetseneiland) nog een aantal numerieke toetsen met erboven PFL t/n PF4. Dit zijn de zogenaamde key-pad toetsen. Ze werken in applicatie-programmars, zoals het floating-car systeem, als functie-toetsen. De toet,sen, DELETE en een aantal key-pad-toetsen hebben binnen het floating car software systeem een speciale funct,ie. Deze functies zullen later behandeld worden bij het specifieke gebruik van het floating car software systeem.
5-8
FI,OCÀR HANDI,EIDTNG VOOR GEBRUTKERS
AGV, NIEI'WEGETN
5.2. Systeem-programmatuur. 5.2.L. Operating systeern VAX/VMS. 5.2.L.L. Inleiding. Naast de rand-apparatuur heeft iedere computer een besturingsprogranma nodig, voordat de computer opdrachten kan uitvoeren. Dit wordt het operating system genoemd.
Het operating system op de VAX is VAX/WIS. Het is een door de leverancier van de computer geleverd programma, dat zorgt dat de computer de randapparaten goed aanstuurt en dat meerdere gebruikers op de computer kunnen werken. Werken op een computer houdt in dat er opdrachten aan het operati-ng system gegeven worden. Veel van de opdrachten houden in, dat er naast het operating system andere progranmars opgestart worden, zoals een tekstverwerkings-systeern of een gegevens- verhrerkend systeen. Een van de gegevens-verwerkende systemen is flocar, waarvoor deze gebruikers-handleiding bedoeld is.
5-9
FIóCÀR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
5.2.L.2. Gebruik
VAX/VMS
AGV, NTEIIWEGEIN
en voorbeeldsessie.
met de VAX te kunnen werken moet men aan het operating system kenbaar maken, dat, men gebruik wenst te maken van het systeem. Maar daarvoor moet soms reeds aan het, netwerk duidelijk gemaakt worden dat men op een van beide Vax-computers wil serken. Dit is afhankelijk van het feit of de terminal rechtstreeks aan DECNET hangt of aan het grotere netwerk. Om
Meestal begint men een sessie door een van de beeld-schermen (waar
\/T10O, VTLOl-, VT22O of VT330 opstaat) aan te zetten. De knop hiervoor zit aan de achterkant of aan de linkerzijde van het beeld-scherm. Na een paar seconden verschijnt de cursor op het scherm en kan men op de t,oets drukken. Afhankelijk van het feit of de door u gekozen terminal rechtstreeks aan DECNET hangt of aan het grotere netwerk gelden de volgende akties.
Àls de terminal aan het netwerk hangt dan kunnen er na het aanzetten en het indrukken van de toets een van de mededelingen op het scherrn verschijnen: . Een menu met namen van aangesloten computers. Hier dient, men het nummer van de keuze in te tikken die overeenkomst met de Vax Ll/785 of RWDVOI-. Na een welkomscherm Iraarop nog duidelijk staat welke machine het betreft kunt u inloggen. . Of een kryptische boodschap van het netwerk-beheerssysteem. fn dit geval dient u het volgende in te tikken: CONNECT RWDVO].
Àls alles goed is gegaan verschijnt ook hier het welkonschem van de VAX LL/785 (RWDV0L) en kunt u inloggen. fnloggen. Het operating system vraagt om een USERNAIT{E. De naam heeft u van de systeern-beheerder toegewezen gekregênr en dient u dus goed te onthouden. Deze naam tikt u nu in, gevolgd door een druk op de toets. Het operating systen vraagÈ dan om het PÀSSï{ORD. Men tikt, dan het wachtwoord in gevolgd door een druk op de toets. fn dit geval ziet u (en dus ook anderen, die over uw schouder meekijkent ) niet, wat u intikt. Ook het password dient u goed te onthouden, want anders wordt, u de toegang tot het systeem ontzegd. In geval
s-10
FÏPCAR HANDLEIDÏNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEUWEGEIN
van nood kunt u aan de systeem-beheerder vragen een nieuw password in te voeren.
Àls beide namen door het systeem geaccepteerd worden bent u daarna ingelogd. Dit ziet u aan het feit dat de zogenaamde systeem-prompt (een rr$tt teken) op het scherm verschijnt,. (In het andere geval komt er een foutrnelding zoals rfinvalid username of passwordtt op het schern en moet u het nog een keer proberen. Kijk uit want als het driemaal mis gaat wordt de rfusernamerr op slot gezet. ) .
De systeem-prompt is een $-teken in de hoofddirectory, maar, afhankelijk van de plaats (subdirectory) waar u zich bevindt kan deze veranderen, bijvoorbeeld: SYSTEM> onder de subdirectory I flocar. system] . De systeem-prompt geeft aan dat VAX/VMS een kommando van u
verwacht.
U kunt nu kommandors aan het operating system geven. Een heel handig kommando is HELP. Dit kommando maakt het rnogelijk hulp te krijgen omtrent de betekenis en de vorm van kommandors.
belangrijk kommando is : . LO Met dit kommando logt u uit, dat wi1 zeggen dat u de sessie beeindigt, zodat een volgende gebruiker aan het scherm, kan werken. AIs u de laatste gebruiker bent, zet u het scherm uit. Hoe u aan het operating system kenbaar kunt maken, dat u het floating car software systeem op wilt starten, wordt verderop uiteengezet. Eerst worden nog enkele nuttige kommandors gegeven, die men aan het operating systern kan geven buiten het floating car software systeem orn. . Dir : geeft een overzicht van de aanwezige bestanden in de (sub)directory waaronder u staat. . type Naam : toont de inhoud van een bestand met de naam: Naam op het scherm. . ed Naam : start de tekstverwerker op om een tekst-bestand te wijzigen (zie ook de handleidinq bij de VÀX-editor). . copy BESTAND1 BESTAND2 : copieer bestandl- naar bestand2. . rename BESTANDL BESTÀND2 : Geef bestandl, de nieuwê naam bestand2. Een ander
5-11
FÍ,OCÀR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
Show
ÀGV, NTEUI,fEGEIN
quota: Toont de totaal beschikbare en de reeds gebruikte
schij fruimte.
5-L2
ÀGV, NIEUWEGEIN
FIPCÀR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
5
.2 .1.
3
. Bestandsnaam-conventies.
De naam van een bestand is opgebouwd uit
:
. Een naam. Deze mag uit letters en of cijfers bestaan. U kunt het, beste een naam van maximaal L2 tekens aanhouden. , Een punt. . Een extensie. Deze bestaat uit letters en of cijfers (maximaal 3 posities). . Bijvoorbeeld : Gegevens.dat Het extensie-deel van de naarn van een bestand wordt rneestal gebruikt om het soort gegevens aan te duiden dat in het bestand staat : . DÀT Bestand bevat data. . LST Bestand bevat uit te printen tekst . EXE Bestand bevat uitvoerbare programma-kode . coM Bestand bevat een reeks VAX/VMS kommandors, die als een geheel uitgevoerd kunnen worden.
Bestanden staan ergens op de magnetische schijf. De computer weet precies htaar ze zícli. bevinden, maar om het voor menselijk gebruik geschikt te maken wordt een naam gegeven aan dat gedeelte van de schijf dat een gebruiker ter beschikking heeft, meestal dezelfde naam als de username. Dit wordt de hoofd-directory genoemd. De hoofdirectory kan weer v/eer onderverdeeld zí1n in subdirectories en de subdirectories hreer in sub-subdirectories enz. Directory namen moeten tussen tl staan, bijvoorbeeld: Iflocar]. Subdirectories worden aangeduid door ze van de hoofddirectory te scheiden door een tt. tt, bijvoorbeeld: I flocar. algemeenJ . Omdat bestanden met dezelfde namen meerdere keren kunnen voorkomen als ze maar niet in dezelfde sub-directory staan, kan het nodig zljn om een bestand aan te duiden met de volledige naam. Dit houdt in dat de bestandsnaam voorafgegaan wordt door de directory-aanduiding. Uitgáande van een bestand met de naam Gegevens.dat onder de sub-directory Iflocar.algerneen] betekent dit dat de volledige aanduiding luidt: I flocar. algemeen] Gegevens. dat. . Bijvoorbeeld het bestand Iflocar.system]projf.exe is het computer-progranma met de naam rrprojfrt, de extensie il.exen (die aangeeft dat het êen programma, trexecutablerr, betreft) en
5-13
FT,OCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NïEIn{EGEIN
staat, op de directory rrflocartt onder de subdirectory trsystemrt. Ter informatie: het programma zorgE voor de afhandeting van het proj ekt-fornulier. ÀIs er geen directory-aanduiding opgegeven wordt, dan gaat vÀx/vMs ervan uit dat een bestand bedoeld wordt in de directory v/aar men zich op dat mornent bevindt. Bedoelt men een bestand onder een andere (sub) -directory dan kan men twee dingen doen: . ofwel in de bestands-naam expliciet de (sub)directory opgeven (zíe hiervoor). . of door het set def kommando, dat tot gevolg heeft dat men onder een andere (sub)directory kornt te staan: -bijvoorbeeld : SET DEF IFLOCAR] heeft tot gevolg dat men onder de directory IFLoCÀR] kornt te staan, SET DEF IFLoCAR.ÀLGEMEEN] heeft tot gevolg dat rnen onder de subdirectory Iflocar.algemeenJ komt te staan. trl{ildcardsrr. De zogenaamde wildcards kunnen uiterst nuttig zíjn bij het gebruiken van kommandots die te maken hebben met, bestanden. Er bestaan twee soorten wildcards, een ster (*) ên een procentteken (8). De * geeft aan dat er meerdere tekens (letters, cijfers) bedoeld worden, zonder dat het exakte aantal bekend is.' De * geeft aan dat er precies t- teken bedoerd wordt,. rn beide gevallen geeft men aan dat de juiste waarde niet van berang is. Hieronder volgen êen aantal voorbeelden van het gebruik van wildcards: . DfR *.dat. Dit kornmando heeft tot gevolg dat alle bestanden met de extensie rrdatr worden getoond. Het voordeel is dat niet alle bestanden maar slechts een samenhangend deel wordt getoond, zodat het. overzicht overzichtelijker is. . DrR bev89o9L2À.*. Dit kommando toont alle bestanden die bev8909L2A heten maar met aIIe rnogelijke extensies. Wees voorzicht,ig net het gebruik van wildcards in kornbinatie rnet het delete (del) komrnando. Dit komnando verwijderd een bestand, dat niet meer teruggehaald kan worden. Het komrnando DELETE *.*i * heeft tot gevolg dat alle bestanden worden verwijderd, dus ook de bestanden die zeker bewaard moesten bliiven.
5-14
AGV, NIEUWEGEIN
FI.OCAR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUTKERS
5.2.L.4. Flocar directory-struktuur De flocar directory-struktuur bestaat uit een hoofddirectory net een aantal subdirectories. De subdirectories zíjn onder te verdelen in subdirectories die nodig zijn voor het functioneren van het flocar-pakket en subdireetories met (projektgebonden) gfegevens, zoals bestanden met strengen, verzamel- en aggregaat- en plotbestanden. De hoofddirectory is IFIOCÀR]. Hier staan een aantal bestanden die nodig zijn om de omgeving te definieren. De belangrijkste is het
kommando-bestand LOGIN.
COM.
o Subdirectories die nodig zíjn voor de programmatuur zíjn: . IFï,OCÀR.SYSTEM] Deze subdirectory bevat aIle kommando-bestanden, stuurbestanden, parameter-bestanden en progranmars.
.
IFLOCAR.ONTW.FTN2] Deze sub(sub)directory bevat de fortran versies van de progranmars en de kommando-bestanden die gebruikt worden voor het bouwen van de programmars. . ITI.OCAR.ONTIí.AGVLfB] Deze sub(sub)directory bevat de bibliotheken die nodig zijn voor het bouwen van de programmars. . IFIOCAR.ONTW. FTN2.FLOCÀROLD] Deze sub (subsub]directory bevat een aantal prograrmars die nodig zijn voor een aantal specifieke
bewerkingen.
Subdirectories uret projekt-gebonden gegevens worden automatisch door het flocar-pakket gemaakt en hebben een naam die is samengesteld uit de naam van de hoofddirectory en de projektnaam,
bijvoorbeeld: . IFIOCAR.DENHÀAG] Bevat gegevens van het projekt Den Haag. . IFI,OCAR.BEVERWI] Bevat gegevens van het projekt Beverwijk. . IFLOCAR.ONDW] Deze subdirectory bevat de aggregaat-bestanden de bestanden die nodig zí1n voor het ptotten.
en
5-15
AGV,
FIOCÀR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
NISUVÍEGETN
5.2. 1.5. Specifieke Flocar-kommandors Binnen het flocar-systeem zijn een aantal aanvullende kommandors gedefinieerd. Deze kommandors vereenvoudigen het gebruik van Vax/VMS. De voornaamste functies van deze kommandots zijn : . Het geven van informatie over het systeem . Het springen naar bepaalde subdirectories Een overzicht van alle gedefinieerde flocar-commandots krijgt u door INTRO in te tikken. Hieronder staat een overzicht van de meest, gebruikte kommandots: . FIOCÀR Dit konmando start het flocar-pakket op. . TNTRO Dit kornrnando toont aIIe speciale flocar-kommandors. . II{AIN Met dit kommando springt u naar de hoofddirectory. . SYSTEM Met dit kornmando springt u naar de subdirectory IFrocÀR. SYSTEM]
.
5-16
FISCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
5.3. Flocar progranmatuur. 5.3.1. Globa1e beschrijving van de 5.3.1.L. Inleiding schermen.
ÀGV,
NIEITWEGEIN
schermen.
AlIe schermen bestaan uit een kader rond het hele scherm en een apart kader om de bovenste en om de onderste regel. Op de bovenste regel staat de naam Fï,OCAR en een aanduiding in welke funktie het, schgrm gebruikt wordt. uiterst rechts staat bovendien nog het aktieve projekt, of de aktieve tape, of het aktieve bestánd. Op de onderste regel staat aanvullende informatie omtrent het gebruik van de speciale toetsen (bij een invulschêrm) of wordt aangegeven dat het progranma een keuzenummer verwacht (bij keuzeschermen). Het niddelste gedeerte van het scherrn worát gebruikt om teksten, zoals de mogelijke keuzen, weer te geven. Er worden kontroles uitgevoerd op de juistheid van de keuze of de inhoud van de invulvelden. Bij keuzesèhermen kan er bijvoorbeeld 9!en keuze ingevoerd worden die niet op het scherm vermeld staat. Bij invulschermen wordt de ingevoerde waarde gekontroleerd op het voor die variabele geldende maximum, minimum àn soort lnunerlek of alfanumeriek) waarde. Bij een onjuiste keuze zal de terminal piepen en_bij.invulschermen wordt tevens op de onderste regel aangegêveir welke ingevulde waarde niet korrect is.
5-L7
FIPCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEIIÍ{EGEIN
5. 3. L. 2. Keuzeschermen.
Bij keuzeschermen staan in het tekstgedeelte van het scherm de keuzemogielijkheden. Àlle keuzen zj-jn qenunmerd van 1 tot n. Er kan op twee nanieren een keuze gemaakt worden: . door het nummer van de keuze in te tikken, gevolgd door of . door net de pijltjestoetsen (aIleen de verticale pijlen werken hier) de cursor voor de juiste keuze te plaatsen en vervolgens op te drukken.
5-18
FIOCÀR HANDLEIDING VOOR GEBRUTKERS
5. 3. l-.
ÀGV, NIEU!íEGEIN
3. fnvulschermen.
Invulschermen hebben een van keuzeschermen afwijkend tekstgedeelte en een afwijkende onderste rege1. Ze worden gebruikt in progranmars waarbij de gebruiker een of meerdere gegtevens moet verst,rekken, zoals bijvoorbeeld de naam van de waarnemer, het aantal kruispunten enz. (bij korrectie van het adninistratieblok). Op de onderste regel staat aangegeven welke
speciale toetsen (zíe beschrijving speciale toetsen) aktief zijn
en welke funktie ze hebben.
Het tekstgedeelte bevaÈ namen van variabelen die ingevuld moeten worden, met (neestal) erachter een invulveld in een afwijkende kleur (wit). De gebruiker moet daarin de juiste waarde intikken. Bij de eerste presentatie van een invulscherm zal de cursor op het eerste invulveld staan. Met behulp van de pijltjestoetsen (ook hier zíjn alleen de vertikale toetsen aktief) kan naar een ander invulveld gesprongen worden. Nadat een veld ingevuld is moet het afgesloten worden rnet . À1s alle velden een zinnige waarde hebben dient het schenn geaktiveerd te worden door op F9 (de 9 toets op het numerieke toetseiland) te drukken.
5-19
AGV, NrEtn{EGEïN
FIOCÀR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
5.3.2. Opstarten van het pakket. Het floating car software systeem wordt opgestart door op het toetsenbord in te tikken : FÏPCAR
gevolgd door een druk op de
toets. Daarna wordt altijd eerst het projekt-formulier get,oond, (na F9) gevolgd door het tape-formulier van het actieve projekt en daarna (na F9) het hoofdmenu. Deze volgorde is nodig om een actief projekt en een actieve tape gedefinieerd te krijgen. Tijdens het verder draaien kan altijd het aktieve projekt enlof de aktieve tape gewijzigd worden.
5-24
FI,OCÀR HÀNDLEIDÏNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NrEI'I{EGETN
5.3.3. Flocar-toets gebruik. Binnen het flocar-systeem hebben bepaalde toetsen een speciale funktie. Deze worden in de beschrijving aangeduid met F0 t/n F9 en PFl t/m PF4. Met de toetsen FO E/m F9 worden de toetsen bedoeld op het numerieke toetseiland, dat rechts op het toetsenbord zí|-. Dus: net FO wordt bedoeld de toets nul (0) op het numerieke toetseiland.
De toetsen PFL t/n PF4 zitten direct boven het numerieke toetseiland en hebben ook de opschriften PF1 t/n PF4. o Hieronder staan de betekenissen van de speciale toetsen: . FO : VORI: Laat de vorige pagina op het scherm zien (alleen als het overzicht niet op een scherm past). . Fl- : HELP: Toont informatieschermpjes die betrekking hebben op het scherm waarin men zich bevindt,. . F2 : VOLG: Laat de volgende pagina op het scherm zien (zíe fO). . F3 : INSE: Invoegen van regels (projekten, tapes, enz.). . F4 : DELE: Verwijderen van regels (zie F3). . F5 : nvt : Niet gebruikt. . F6 : nvt : Niet gebruikt. . F7 : nvt : Niet gebruikÈ. . Fg : nvt : Niet gebruikt. . F9 : AKTI: Aktiveer huidige scherm en vervolg progranma. . PFL: QUIT: Spring terug uit huidig scherm, zonder de eventueel aangebrachte wíTzigingen op te nemen. . PF2: nvt : Niet gebruikt. . PF3: nvt : Niet gebruikt. . PF4: DLAC: Doe laatste korrektie teniet. Wordt alleen in het streng-korrektie scherm gebruikt. Met aktiveren wordt bedoeld dat de in een bepaald scherm getoonde of gewijzigde informatie, in de vervolgprogranmafs wordt gebruikt. ÀIs bijvoorbeeld het projekt Beverwijk is geaktiveerd in het projektformulier dan nemen de vervolgprogrammars aan dat alle informatie en wijzigingen betrekking hebben op het projekt Beverwijk. Dit blijft zo totdat er een ander projekt geaktiveerd wordt. Hetzelfde geldt voor tapes, strengen, enz.
5-21
Acv,
FIOCÀR HANDLEIDING
NrEttwEGErN
VOOR GEBRUIKERS
5.3.4. Belangrijkste Flocar 5. 3. 4. 1-. Projektformulier.
schermen.
Het projektfonnulier geeft een overzicht van alle projekten, met per projekt aanvullende inforrnatie. Rechtsboven staat de naam van het aktieve projekt,. , Iedere regel bevat inforrnatie over een projekt, zoals: - projektnaarni - aantal strengen; - aantal ingelezen tapes; - aantal gekorrigeerde tapesi - aantal verzamelde tapes; - aantal gêaggregeerde tapes; . Bijvoorbeeld: AKTIEF PROJEKT: SELEKTIE Overzicht projekten: gelezen korrekte verzamelde totaal totaal tapes projekt tapes strengen tapes tapes 3 6 40 BEVERT{TJK 10 FI,OCAR: PROJEIET
F0=VORI FI=HELP F2=VOLG F3=ÏNSE F4=DELE
pp1=QUfT
. De gebruiker moet zel-f de namen van projekten kont,roleren. Het systeem kontroleert niet op het bestaan van dubbele.projektnamen ol tret afwezig zijn van projektnamen waar wel een directory van bestaat.
5-22
AGV, NIEUWEGEIN
FIOCÀR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUÏKERS
AIs het aantal projekten groter is dan het aantal dat op een scherm getoond kan worden, kan men met behulp van bepaalde toetsen in het projekt,forrnulier bladeren: . F0: achteruit bladeren; . F2: vooruit bladeren; Men kan hulp krijgen bij het projektformulier met behulp van: . FL: help. De informatie over de mogelijke funkties bij het projektformulier worden getoond. Eventueei aavullende hulp bij het toevoegen van een projekt wordt getoond als eerst F3, waarna de toevoegregel gepresenteerd wordt, êD vervolgens Fl in te toetsen. Men kan projekten toevoegen of verwijderen, door respekt,ievelijk: . F3: voeg projekt toe. Er wordt dan in de onderste regel van het, scherm een invulscherm (van L regel) gepresenteerd, waarin de naam van het nieuwe projekt ingevuld moet worden, gevolgd door , gevolgd door F9 (zíe voorbeeld hieronder). Het nieuwe projekt wordt dan toegevoegd aan het projektformulier. FI,OCAR: PROJEKT SELEKTTE
AKTIEF PROJEKT:
Overzicht projekten:
gelezen korrekte verzamelde totaal totaal tapes strengen tapes tapes tapes BEVERWIJK ]-O 40 63-
projekt
Proj ekt:
. F4: verwijder projekt. Het projekt, waar de cursor op dat
moment
voorstaat, wordt uit
5-23
FI,oCAR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NTEUWEGEIN
het projektformulier verwijderd. Dit betekent niet dat ook aIIe gegevens van het betreffende projekt verwijderd worden. De prolekt-subdirectory blijft bestaan tot de gebruiker zelf de projekt-gebonden gegevens en subdirectory várwijdert. Dit betel_<ent, dat als er per ongeruk een projekt verwijderd is, t,erwijl de subdirectory nog bestaat, àe áaak lreer hersteld kan worden door simpelweg het projekt met dezelfde naam weer toe te voegen.
.
projekt aktiveren door rnet behulp van de pijrtjes toetsen de cursor op de regel van het bedoeláe projekl Le áetten en vervorgens de aktiveer-toets te gebruiken (F9, de 9 op het nurnerieke toetseiland) : . F9: aktiveer projekt. Het effekt van deze aktie is dat: - Van alle toegevoegde projekten wordt er een nieuwe subdirectory aanglemaakt met de naam [FlOCAR.nieurnrprojekt]. Dus voor iedere toegevoegde regel in het projektformulier wordÈ een nieuwe subdirectory aangemaakt ; Het tapeformulier van het geaktiveerde projekt wordt geladen en vervolgens gepresenteerd (zie verder onder tapefonnulier). Men kan een
5-24
FIOCÀR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
5. 3. 4.
AGV,
NTEUWEGETN
2. Tapeformulier
Het-tapeformurier toont een overzicht van alre tapes van een projekt, met per tape aanvullende informatie. Recht,sboven staat de naam van de aktieve tape. Men kornt in het tapeformulier terecht of: . via F9 in het projektformulier; . of via keuze 2 in het hoofdmenu. . Iedere regel van het scherm bevat inforrnatie over een tape zoals: - tapenaam; aantal strengen; inleesstatus; korrekt,iestatus; - verzamelstatus; aggregaatstatus. . Bijvoorbeeld: FI,OCAR: TAPE
SELEKTTE
AKTIEVE TAPE:
Overzicht tapes Kode Totaal fnlees Korrektie Verzamel Aggregaat tapenaam strengen status status status statuè BV8708LO-A L0 0 o
Fo=voRr FI=HELP F2=VOLG F3=ïNSE F4=DBLE . De gebruiker noet zeJ-f de namen systeem kontroleert niet op het NB: tapenamen moeten uniek zí1n maximaal L0 tekens bevatten. In
pp1=eurr
van tapes kontroleren. Het bestaan van dubbele tapenamen. over en binnen projekten en mogen verband met de reeds bestaande
5-25
Acv,
FIOCAR HANDLETDTNG VOOR GEBRUIKERS
NrEuÍfEcEIN
tapenamen wordt aanbevolen tapenamen a1s volgt samen te stellen: - twee letters die de projektnaam aanduiden 6 cijfers met datum van de tape in de vorm jjrnrndd twee tekens voor toevoeging bijv. -A Een tapenaam is dan bijvoorbeeld: 8v87o621-A, waarbij BV = aanduiding Beverwijk, de datum van de tqne is 2l- juni L997. De toevoeging -À is mèestal een tijdsaanduiding, dus de ]-e tape van beverwijk met deze datum.
Als het aantal tapes groter is dan het aantal dat op een scherm getoond kan worden, kan men net behulp van bepaalde toetsen in het tapeformulier bLaderen : . F0: acht,eruit bladeren; . F2z vooruit bladeren; Men kan hurp krijqen bij het tapeformulier met behulp van: . Fl-: help. De informatie over de rnogelijke funkties bij het tapeformulier worden getoond. Eventueel aavullende hulp bij het toevoegen van een tape wordt getoond als eerst F3, waarna de toevoegregel gepresenteerd wordt, êD vervolgens Fl in te toetsen. Men kan tapes toevoegen of verwijderen, door respektievelijk: FI,OCAR: TAPE SELEKTTE
AKTIEVE TAPE:
Overzicht tapes Kode Totaal Inlees Korrektie Verzamel Aggregaat tapenaam strengen status status status status 8V87081-0-A Lo 0 0
Tape:
5-26
FÏ,OCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NTEUWEGEÏN
. F3: voeg tape t,oe. Er wordt dan in de onderste regrel van het scherm een invulscherm (van 1 regel) gepresenteerd, waarin de naam van het nieuwe tape ingevuld noet, worden, gevolgd door , gevolgd door F9. Het nieuwe tape wordt dan toegevoegd aan het tapeformulier. . F4: verwijder tape. Het tape, waar de cursor op dat moment voorstaat, wordt uit het tapeformulier verwijderd. Dit betekent niet dat ook alle gegevens van het betreffende tape verwijderd worden. De projekt-subdirectory bfijft bestaan tot de gebruiker zelf de projekt-gebonden gegevens en subdirectory verwijdert. Dit betekent, dat als er per ongeluk een tape verwijderd is, t,erwijl de subdirectory nog bestaat, de zaak weer hersteld kan worden door simpelweg de tape met dezelfde naam weer toe te voegen.
tape aktiveren door met behulp van de pijttjes toetsen de cursor op de regel van het bedoelde tape te zetten en vervolgens de aktiveer-toets te gebruiken (F9, de 9 op het numerieke toetseitand) . . F9: aktiveer tape. Het effekt van deze aktie is dat de tape aktief gemaakt wordt en het hoofdmenu gepresenteerd wordt (zie verder onder hoofdmenu). Men kan een
5-27
FIÉCAR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
5.3.5. Beschrijving van de Flocar 5.3.5.1. Hoofdmenu.
AGV, NIEI ï{EGEIN
modulen.
Funktie: Het selekteren en opstarten van een programma-set in het Flocar-systeem, of verlaten van het Flocar-systeem en terugspringen
naar
VAXIVUS.
Het hoofdmenu toont genummerd de verschillende rnogelijke akties die uitgevoerd kunnen worden binnen het flocar-syéteern. Voordat een gekozen funktie geaktiveerd wordt, worden een aantal kontroles uitgevoerd om na te gaan of de funktie geaktiveerd mag worden. FI,OCAR:
HOOFDMENU
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Projektformulier Tapeformulier
Inlezen tape Korrigeren Verzamelen
Aggregeren Analyse
Keuze
Men kan op 3
. . .
AKTTEVE TAPE:
FL=help
verschillende manieren een optie kiezen:
door met behulp van de pijltjestoetsen de cursor voor een optie te plaatsen en op te drukken; door een optienummer in te tikken en daarna op te drukken;
door de eerste (rnaxinaar) 4 retters van de optie tekst in te tikken en op te drukken.
5-28
FTOCAR HANDLETDING VOOR GEBRUTKERS
AGV, NTEIIÍíEGEIN
hulp krijgen door de toets: . Fl-: Help. Er wordt informatie op het scherm getoond over de opties en de funkties, die met iedere optie uitgevoerd wordt. PFl: guit: met deze toets in het hoofdmenu verlaat u het Flocar systeem en kont u terug in VÀX/VMS. Als u wilt kan u nu uitloggen door het kommando rlo f Men kan ook
o De verschillende opties zijn: 1. Projektformulier. Het projektformulier wordt gepresenteerd. Voor deze optie zal men kiezen, a1s men een ander projekt wil aktiveren of gegevens van een ander projekt wi1 bekijken. 2. Tapeformulier. Het' tapefonnulier van het aktieve projekt wordt gepresenteerd. Voor deze optie za1 men kj-ezen, als men een andeie-tape binnen het aktieve projekt wil aktiveren, of gegevens van een anàere tape wil bekijken. 3. Inlezen. Voor deze optie zal men kiezen als men een tape wil inlezen naar een bestand aangegeven door de aktieve tapenaàm. Voordat een tape ingelezen kan worden noet hij eerst aktiei zí)n, dat wil zeqgen dat eerst in het, tapeformulier de tape ingevoérd en geaktiveerd moet worden. Na keuze 3 wordt de set inleesprogrammars gestart. (ZIE HET INLEESPROCES) .
4. Korrigeren. Door deze optie te kiezen zar men de set programmars die het korrigeren verzorgten opstarten, voor de aktiève tape (binnen het aktieve projekt) . ZTE VERDER ONDER KORRTGEREN. Deze optig _is alleen mogelijk aIs een tape ingelezen is en er geen fouten tijdens het inleesproces opgetreden zijn. 5. Verzamelen. Deze optie za1 rnen kiezen ars men bepaarde (goedgekeurde) strengen van een tape wil verzamelen in een Èestánd. ZIE VERDER ONDER VERZAMELEN. Deze optie is arleen nogerijk a1s een tape ingerezen en gekorrigeerd is en als er op dat moment geen áchtergrondproces bezig is, waarin op dit moment het aktieve tapebestánd vérzameld
5-29
FÏPCAR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEttllEGErN
wordt, of het aktieve verzamelbestand in gebruik is. 6. Aggregeren. Hiervoor kan gekozen worden als nen strengen van verschillende tapes en verschillende projekten wil verzamelen om een bestand te maken (aggregeren ) met een bepaalde samenhang (onderwerp bestand). ZÍE VERDER ONDER AGGREGEREN. Deze optie is alleen mogelijk als een tape ingelezen en gekorrigeerd is en als er op dat moment geen achtergrondproces bezig is, waarin op dit moment het aktieve tapebestand gebruikt wordt, of het aktieve onderwerpbestand in gebruik is, 7. Analyse. Àls deze optie gekozen wordt, za:-. êr een volgend keuzescherrn gepresenteerd worden met de diverse analyse-opties.
5-30
Acv,
FISCÀR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
5.3.5.2.
NIEttwEcEIN
Ànalysemenu.
Funktie: Het selekteren en opstarten van een progranma(set,) binnen de analyse-programmatuur of verlaten terugspringen naar het hoofdmenu.
verschillende manieren een optie kiezen: door met behulp van de pijltjestoetsen de cursor voor een optie te plaatsen ên op te drukken; door een optienunmer in te tikken en daarna op te
Men kan op 3
. . .
drukken;
door de eerste (rnaximaal) 4 letters van de optie tekst in te tikken en op te drukken.
hulp krijgen door de toets: . FL: HeIp. Er wordt informatie op het scherm getoond over de opties en de funkties, die met iedere optie uitgevoerd wordt. PFI-: guit: met deze toets verlaat u het analysemenu en komt u terug in het hoofdmenu. Het analyse toont genumrnerd de verschillende mogelijke akties die hier gekozen kunnen worden: 1. Legenda. Kiest men deze optie dan wordt het progranma-deel opgestart dat het mogelijk maakt een legenda op te bouwen voor de betreffende onderwerp-file. Het legenda-bestand bevat een cijferkode met bijbehorende tekst en het knooppuntnummer met plusneters. Dit legenda-bestand wordt gebruikt bij het maken van plots van strengen. Na afloop van het progiramma komt u terug in hEt hoofdmenu. ZIE VERDER ONDER LEGENDA. 2. Kentallen produceren. ÀIs deze optie wordt gekozen, dan wordt een bestand met kentallen van het verzamelbestand geproduceerd. Het kentallen-betand wordt beschreven onder WRTABF. Het progranma draait in de achtergrond, Zodra de achtergrond klus is ópgestart, (dit kan een paar sekonden duren) kont u terug in het, hoóidmenu. Men kan ook
ZTE VERDER ONDER
WRTÀBF
Bij keuze van deze optie wordt er een reesbaar uitvoerbestand aangemaakt van het uitvoerbestand gemaakt rnet WRTABF. Met dit leesbare bestand kan eenvoudig een aantal
3. Konverteren.
5-31
FÏ.OCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUÏKERS
AGV, NIEUÍÍEGETN
vervorg bewerkingêD, zoals statistische analyse, srorden uitgevoerd. zrE VERDER ONDER LTNIGSc. Het prógrarnma draait in de achtergrond, zodat ook hier een aantal sekàndón gewacht moet worden voordat teruggekeerd wordt naar het hoofdienu. 4. Protten. voor deze optie zar nen kiezen als men een prot wil maken van een aggregaatbestand (onderwerp-bestand). De set, plotprogrammars zal hierbij opgestart worden. z],E VERDER oNDER PI0TTEN. Na afloop keert het systeem terug naar het hoofdmenu. FÏOCAR:
ANALYSEMENU
AKTÏEF
ONDERWERP:
1. Legenda 2. Kentallen 3. Konverteren 4. Plotten
Keuze
FL:heIp
5-32
FIOCÀR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NÏEUWEGEÏN
5.3.5.3. Inlezen van cassette tapes o Deze tak van het pakket wordt opqestart als in het hoofdmenu voor inlezen gekozen wordt. Voor inléáen is het noodzakelijk dat de te lezen taPg ingevoerd is in het tapeformulier, en géaktiveerd in is. De gebruiker dient een aantar gegevens in tà vurÍen, de cassette-tape in de lezer te stoppen (en te konÈroleren of deze ook aan staat), waarna een achtergrond-proces op de vax LL/73o opgestart wordt. Daarna wordt het hoofdmenu Íreer gepresenteerd en kan, nadat een andere tape geaktiveerd is, bijvooiréera doorgegaan worden rnet, korrigeren van strengen. r fnlees parameters: Voor het inlezen van een cassette-tape is het nodig dat er bepaalde gegevens bekend zí}n, daartoe primaire en sekundaire pararneters ingevurd te worden.dieiren eerst de Binnen êen projekt zullen de parametérs meestal gelijk zíjn, zodat alleen voor de eerste tape deze gegevens ingevulá rnoèten worden. Per tape kunnen tussentijds altijd nog wijzigingen aangebracht rrorden. . Primaire parameters zijn: - Projekt; - Meetplaats; - Routeaanduiding; - Naami - Type meting. . Sekundaire parameters zijn: - Startkode; - Type kode; - Àantal nogelijke pocket-kodes; - Pocket-kodes. r t{ijzigen of inlezen scherm: Àls nen het inlezen opstart zal men in een schera terechtkomen waarin aangegeven staat of de cassette-lezer vrij of bezet is en waarin men bovendien 2 velden in kan vullen: - In het eerste veld kan men een W (wijzigen inleesparameters) of een r (inlezen) invulren alle andere leÈters wordèn niet geaccepteerd. Standaard staat er een !{ in dit veld, zodat kan worden volstaan rnet aktiveren (F9) ats lrl goed is. . In het tweede veld kan men een bestandsnaam invullen, dat men als voorbeeld wil gebruiken voor de inleesparameters, ooi< dit veld heeft a1 een waarde. A1s er reeds een tape van het huidige aktieve projekt, is ingelezen za1 de naam van het toen oplegeven
5-33
FIOCAR HÀNDI,EIDTNG VOOR GEBRUÏKERS
ÀGV, NIEImEGEIN
bestand_ingevuld zijn. Mocht dit de eerste in te lezen tape van een projekt staan, dan za]- de naam srÀNDRD in dit veld Dit bestand bevat de standaard parameters nodig voor hetstáan. inlezen van eên tap9. Dit bestaird kan, waar noáig aangepast worden, Íraarna het inlezen opgestart, wordt. Het prográn;a naakt dan zelf een parameter-bestand aan rnet de naam van de in te lezen tape. FÏPCÀR: INLEZEN
AKTTEVE TAPE: BV881.OO9-A
Cassette-eenheid vrij
!{ijzigen of inlezen $/r)
:*
FO=NVT FI=HELP F2=NVT F3=NVT F4=NVT F9=AKTI pp1=eurr
Als
men het eerste scherm rnet w geaktiveerd heeft, worden vervolgens 3 andere schermen gepresenteerd: . Wijzigen prirnaire parameters; . wijzigen secundairè paraneters; . Wijzigen kruispunten.
. Het invullen van deze schermen wijst zich vanzelf. Eventueel men via FL hulp opvragen. reder sóherrn dient geaktiveerd te
kan
net F9. . Als men klaar is net het wijzigen kornt men weer in het eerste scherm terug, hraarna men voór inlezen kan kiezen via r worden
en vervolgens F9.
5-34
FIPCÀR HANDLEIDING
ÀGV, NrEIrÍ{EGETN
VOOR GEBRUIKERS
men het eerste scherm met I geaktiveerd heeft, krijgt men een informatiescherm te zien, waarbij nen eraaan herinnerd wordt eventueel nog een tape in het inleesapparaat te stoppen, waarna men kan aktiveren met J F9.
AIs
als men een tape in het inleesapparaat stopt, deze naar de kassette net de juiste kant naar voren (tapenummer stikker is zichtbaar) in het apparaat st,opt. LET EROP dat
AIs het inleesapparaat al bezet was, wordt dit op het scherm gerneld en kan men het inlezen niet opstarten. Men kan in alle schermen hulp krijgen door de toets: . FL: HeIp: Er wordt infornatie op het scherm getoond die betrekking heeft op het scherm waarin men bezig is. o AIle schermen dienen geaktiveerd te worden net F9.
5-35
FÏ€CAR HANDLETDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NTEITMGETN
5.3.5.4. Korrekties Het korrektieproces bestaat uit twee korrektie van het administrátieblok en korrektie v.nhoofddelen: Als men in het hg9f91""u gekozen heeft voor korrigeren=tr"ngen. (optíe a) áán nen altijd eerst in het programma om nát aarninist,rati"Èior.rornt t" terecht. Éoeit hier niets gàiorrig""rá-iá-worden, lorrigeren is het voldoende om F9 in te toetsen. Daarna komt u vanzerf indan het streng-korrektieproces terecht. Àdninistratieblok korrektie. Het administratieblok is het eerste gedeelte van de tape-file en bevat administratieve gegevens van de cassette-tape. Deze worden tijdens het inrezen in-dé fire g"""i. Èventueer kunnen in dit scherm de volgende gegevens nog-gewi3zígd worden:
FI,OCÀR
:
VERANDEREN ÀDMINTSTRATIEBLOK
AKTÏEVE TAPE: BV88].009-À
ADMTNISTRATIEBT,OK KORREKTTE :
Jaar en
dagnunmer
Start neting rjkfaktor
(uumrn)
FIow reduktie faktor
Volgnumrner Tapenummer
Plaats Bestuurder
Ííaarnemer
FO=NVT FL=HELp
F2=NVT F3=NVT F4=NVT F9=AKTI pp1=eUIT
Jaar;
Maand; Dag; Uur i
5-36
FISCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUTKERS
. . . . . . . .
Àcv,
NTEUWEGEIN
Minuten;
IJkfaktor;
Flowreduktie faktor;
Volgnunmer; Tapenunmeri
Plaatsaanduiding; Bestuurder;
!{aarnemer.
Meestal zullen geen wi)zigingen nodig zíjn en kan volstaan worden met F9. De bruikbare toetsen in het administratieblok korrektie scherm z1-ln:
Fl_:
F9: PF].:
help: Toont hulpinformatie. aktiveer: Aktiveert de wíjzigingen en springt naar het streng selektie scherm. gi!: Negeert de wijzigingen en springt t,erug naar het hoofdmenu.
Het streng-korrektieproces bestaat uit twee delen: d.e streng-selektie en_ de eigenlijke streng-korrektie. men de eigenlijke streng-korrekËie rán uitvoeien moet eerstvoordat een streng geserekteerd worden die men wir bewerken. Ars men een streng heeft gekozen komt men in de streng-korrektie door r.g. Nadat men tevreden is met de uitgevoerde koriekties kan door de pFl- toets in te drukken teruggekéerd worden naar het streng-selektiesánerrn, waar een andere streng gekozen kan worden enz. on het korektieproces te veitáten en terug te springen--"àii n"t hoofdmenu dient in het streng-selekÉieschèrm óp eri gedrukt te worden. schenatisch hangt het korrektieproces ars volgt
samen:
HOOFDII{
strengselektie. Dit scherm toont een overzicht van de strengen die ingelezen zijn-van een_tape. Hier dient men eerst een streng te aktiveren voordat men de inhoud van de streng kan xorrigàieí. -óor geldt als het aantal strengen groter is dan het aantal lier op een dat dat scherm getoond kan wordei, rnén door de schermpaginà;s
kan bladeren.
- Fo: vorige pagina: Met deze toets kan men eventueer een pagina strengen terugbladeren.
5-37
FISCÀR HANDLETDÏNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEIníEGETN
Fl-: help: Met deze toets kan men hulp krijgen met bet.rekking tot de strengselektie of het klaarrnaken voor verzamelen. F2z volgende pagina: met deze toets kan men eventueer een volgende pagina met strengen bekijken als er meer dan L pagina met strengen voorhanden is. F9: aktiveer: Nadat men de cursor voor een bepaalde streng gezet heeft aktiveert men rnet deze toets de streng voor korrektie. Men komt dan in het streng-korrektiescherm. PFL: guit: Àrs men deze toets indrukt in het streng-serektie scherm dan vraagt het pakket of men een bestand aan wil maken voor verzamelen. Als men nog niet klaar is met aIle strengen die men wil korrigeren, dan moet men hier N invullen, of áogrmaals op PFl- drukken. FI,OCÀR:
AKTIEVE TAPE: BV881.OO9-A
STRENGKEUZE
Overzicht strengen: Streng Begin nunmer tijd L LL627398 2 L273662LA 3 227366203
FO=VORI FL=HELP
Begin
Eind
0
2L238 71"238
F2=VOI,G
Eind
rijd
positie
I27366200
2L237 7L237
positie
227366200 32736332L
F3:NVT
F4=NVT
Lor_238
F9=ÀKTI pp1=eUIT
Korrektie van.een streng. AIs men een streng geselekteerd heeft,, dan zal de geinterpreteerde streng op het scherm getoond worden. Dit kan een aantal sekonden duren. t'tèt de vertikale de cursor voor een bepaalde regel gezet,
5-38
FIOCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEttwEcEIN
worden. Men kan nu de volgende funkties aanspreken:
. Fo: vorige pagina: met deze toets kan men terugbladeren. - Fl-: herp: met deze toets kan men in alte schermen van de streng-korrektie op situatie toegespitste help-schermpjes oproepen.
. r2i vorgende.pagina: met deze toets kan rnen eventueel een volgende-pagina met strengen bekijken als de uitwerking van ae streng niet op t_ scherm pást i . F3: toevoegen event: in de onderste regel van het schera verschijnt een invulscherm van een regál, waarin men het t,oe te voegen event, op kan geven. Zie verdei onder toevoegen. . F4: verwijderen event: het event waar de cursor op dat nonent voorstaat wordt vanaf dit moment a1s een te verwi]aeren event beschouwd- rn de onderste regel van het scherm veischijnt wáàr een invulscherm met de vorgeide velden, die in aezó siÉuatiá-ár een ingevulde waarde hebben. zíe verder onder verwijdet"" àr""[. ' F9: aktiveer: met deze toets in het hoofd-korrektiescherm wordt een korrektie-cyklus van een streng afgesloten. De streng wordt opnieuw geinterpreÉeerá rnet de veranderde events en na een paar sekonden weer op het scherm getoond. Er kunnen dan verdere korrekties aangebracht worden. ' lF1: Met guit geeft men aan dat men niets meer wiI veranderen aan de streng. Er wordt gevraagd of de streng voorbewerkt moet worden voor verzamelen (waarop men J of Í kan antwoorden). Hierna springt men terug naar het strengkeuze-scherm. . PF4: DrÀc: doe de raatste edit-aktie te niet. Als deze toets ingedrukt, wordt, dan zal de laatste korrekti" worden gemaakt. Het effekt hiervan wordt pas duidelijr á"g"à"an íáààt men net F9 opdracht gegeven heeft de stren| opnieuw tá inierpreterên. LET op ! ! ! Ats êr in de vorige eaiÍ-altie een ,;;;i-ierwijderd of toegevoegd heeft $raarop een DUBBELE (bijí. een kruispunt) stond, dan betékent dit dat KODE er eijeníijr z korrekties uitgevoerd_zijn. om in dit gevar É"r.,g-Ce komen in de situatie van voor de }aatste korrekÉie, ro"i ,í""-2 MAAL op DE PF4 toets drukken.
5-39
FIPCAR HÀNDI,EIDING VOOR GEBRUIKERS
FI,OCAR: STRENG-CORRECTIE
AGV, NIEtfifEGEIN
AKTIEVE STRENG:
].
Tabelgegevens:
Pos. Pos. Pock/Manu. Stop Link Link in rn in pp event kod. Iengte 001 oo5 L0 L20 44 L0 L24 4 o-44 l_0 35 675 78 44-78 15 35 656 I r_00 26377 2 1 05 26390 8 125 Totaal (tussen de kruispunten) L25
Musek. L23543299 L23643288 253429909 256325536 87 6663522 87 667 5423 887653988 907 654433
FO=VORf FI-=HELP F2=VOï,G F3:INSE F4=DELE F9=ÀKTï pp1=QUfT PF4=DIÀC
event: in de onderste verschijnt een tweede invulscherln van een regel, waarin men de volgenáe zaken voor het
Toevoegên van een
toe te voegen event, in moet vulIen: - type kode M of P (manual of pocket) - eenheid T (tirne) ; - tijdswaardei - kode-waarde. Men kan door de velden lopen met de pijrtjestoetsen (alleen links en rechts) en de velden invullàn. Náaat nen op F9 gedrukt heeft wordt het event bewaard ars tussen te voegen event en keert rnen terug naar het streng-korrektiescherm. op de onderste regel komen dan weer de run[tie-toetsen te staan. De werkzame toetsen in dit kleine invulschermpje zL3nz F0: vorig scherm Fl: help E2z volgend scherm omdat de in te voegen en te verwijderen events door het progranma onthouden worden, is het ook rnogelijk in dit kleine invulschermpje te bladeren net behulp van de funktie toetsen F0 ,.
5-40
FÏOCAR HÀNDI,EIDTNG
AGV, NrEtníEGETN
VOOR GEBRUIKERS
en F2. ondat het scherm maar een reger omvat hebben deze toetsen tot gevolg dat er telk"n= eán reger terug of verder gesprongen wordt. À1s er vorige regeÍ teruggánàard is dan kan deze worden veranderd_een en opniáuw-i" a" uurÉái--tezet worden met F9. . F9: aktiveer . PFL: quit. Àls men niet zeker is of de juiste gegevens ingevurd zíjn, kan met deze toets invoegen verlatei óorden, zónaài dat de l"-t_ gegevens bewaard blijven. Men komt dan weer terug in het streng-korrektiescherm . FIOCAR: STRENG-CORRECTTE
AKTIEVE STRENG:
]-
Tabelgeglevens:
Pos. Pos. pock/Manu. Stop Link Link in m in pp event kod. lengte o0l_ o05 Lo I2A 44 10 L24 4 o-44 10 35 675 78 44-7 I L5 35 656 8 Loo 26377 2 1O5 26390 I 1,25 Totaal (tussen de kruispunten) L25 p/ru
Musek. L23543299 L23643288 253429909 256325536 87 6663522 87 6675423 887653988 907 654433
S t ffi waarde ffiffif-Fè:ïif,.ËË kode ffi
verwijderen van een event: het event waar de cursor op dat moment r::dl_rlt?f dir mornenr ars een te verwijderen evenr ï:::::.i,1: beschouwd- rn de ondersre reqet van her'=ài"ri-ïËiIlii;nr weer een invurschernpje met de voígende .ràiá"n, die bij verwijderen al een ingevulde wàárde hebben. - type kode M.9f p (rnanual of pocket) ; - eelheid T (time); - tijdswaarde; - kode-waarde.
5-41
FISCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
Àcv,
NIEIJIfEGETN
Men kan door de. velden ropen met de
pijltjestoetsen links en rechts) en de verden wí3zigànl ráaat men op(alleen F9 gedrukt heeft wordt het event bewaaia ats te verwijàeren en keert men lerug naar het streng-korrektiescrrerrnl op de event onderste reger komen dan weer de iunktie-toetsen te staan. De werkzame toetsen zijn: FO: vorig scherm F1.: help F2: volgend scherm ook hier kan men door de bewaarde events lopen rnet behulp van de funktie toetsen F0 en F2. F9: aktiveer PF1.: guit. Als men niet zeker is of de juiste giegevens ingevurd zíjn, kan met deze toets het verwijder:scrrermpjé verlateá worden, zonder €tegevens bewaard Étiiven. t'Íe;-komt dan weer terug in lat de het streng-korrektiescherm. FIOCAR:
STRENG-CORRECTIE
AKTTEVE STRENG:
1.
Tabelgegevêns:
Pos. Pos. Pock/Manu. Stop in m in pp event kod.
oo1 oo5 r_o L20
Link Link
lengte
44
10 t24 4 o-44 35 675 78 44-78 35 656 I L00 26377 2 105 26390 8 Totaal (tussen de kruispunten) p/m M t T waarde 2ï342ggog kode
L0 L5
L25
Musek. L23543299 L23643288 253429909 256325536 87 6663522 87 6675423 887653988 907 6s4433
L25
44
verplaatsen event: met een kombinatie van F4-F3 kan men een event verplaatsen.
5-42
rÏOCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
ÀGV, NIEUWEGEIN
. . . . .
Eerst wordt het event weggegooid (F4), daarna drukt men op tussenvoegen (F4). Men haalt het laatst weggegooide event terug (F,0) en verandert de tijdswaarde in die van de in te voegen waarde. Daarna aktiveert men het event als tussen te voegen event (F9). I{aarna men weer terugkeert in het streng-korrektiescherm. Mogelijke werkwijzen: er zí1n twee manieren waarop men een streng kan korrigeren. . Men kan telkêns na elke korrektie het effekt van de korrektie bekijken bijvoorbeeld : - F3 (in streng-korrektiescherm) : naar invoeg-scherrnpje; - vul gegevens van in te voegen streng in; - F9 (in invoegscherrnpje): terug naar streng-komektiescherm; - F9 (in streng-korrektiescherrn): laat resultaat van het invoegen zien. Dan opnieuw voor tweede korrektie: - F3 (in streng-korrektiescherm) : naar invoeg-schermpje; - vu1 gegevens van in te voegen streng in; - F9 (in invoegschermpje): terug naar streng-korrektieschermi - F9 (in streng-korrektiescherm): Iaat resultaat van het invoegen zien. Enzovoort. . Men kan ook in een srag de korrekties invoeren en dan pas het effekt van de korrektie bekijken: - F3 (in streng-korrektiescherm) : naar invoeg-schermpje; - vul gegevens van in te voegen streng in; - F9 (in invoegschennpje): terug naar streng-korrektiescherm. Dan de tweede korrektie invoeren: - F3 (in streng-korrektiescherm) : naar invoeg-schennpje; - vul gegevens van in te voegen streng in; - F9 (in invoegschermpje): terug naar streng-korrektieschern. Dan pas het effekt van de twee korrekties laten zien: - F9 (in streng-korrektiescherm): laat resultaat van het invoegen zien.
Bovenstaande werkwijzen zijn natuurlijk niet beperkt tot invoegen, maar kunnen ook gebruikt worden voor verwijderen en gemengd voor
verwijderen en invoegen (zíe ook het voorbeeld voor verpláatsen).
5-43
FÏOCÀR HANDTETDING VOOR GEBRUTKERS
AGV,
NTEUWEGETN
5.3.5.5. Verzamelen van strengen. Als
men tevreden is met de korrekties van strengen van.een tape, dan kunnen de strengen van deze tape verzameld worden verzamel bestand. Het verzamelbestànd kritta-à"""""r""an rn een het projekt, lraar de tape bijhoort.
begint rnet verzamelen door in het hoofdmenu optie 5 te kiezen. Er wordt een overzicht gegeven van de in het korrektieproces Men
FIOCAR: VERZAMELEN
ÀKTTEF PROJEKT:
Overzicht strengen: Streng Corr. Begintijd nunmer status t
o
20K 30K 40K 5 6 7
80K 10 1_1_
Beginpulsnr
9
0K oK
L23456789 235426880 342519932 357784882 36547 8832 367829923 37 4655322 4A3927772 4538828 t_1463992]-L1,
o t_00
t_2553 66
39883 6 2495883 2 50888 4 253847 6 27 65553 3526L77 456322L 4638882 2
F0=voRï Fr-=HELp F2=vorG F3=NVT F4=NVT F9=AKTI pFl=eurr goedgekeurde strengen. rn de eerste kolom het invuLscherm staat het strengnulnmer van 1 tot n, in de van tweede kolom staat roKl of een urin-teken (-), in de derde kolorn staat de begintijd in microsekonden en in'de vierde kolom de beginpositie in pursen. Rechtsboven staat de naam van het aktieve verzamerbestand, die gelijk is aan de naam .t.n h.t aktieve projekt. De roKr in kolom 2 bet'ekent dat de meegenomen
wordl ií rret .r"rzJnerproces, het' nin-teken (-):tT"lg auiát aai dat de streng niet meegenomen wordt. -ltogerijke Men kan nu arsnog strengen goedkeuren of-afkeuren.
5-44
FIOCAR HÀNDLEÏDING VOOR GEBRUÏKERS
AGV, NIEUWEGEIN
akties zijn: pijltjes toetsen maar een strengregel gaan en deze alsnog op rOKr of r-r zetten; FO: vorig scherm. Hiermee kan men een vorige pagina op het scherm tonen. Dit is natuurfijk alleen zinnig als niet alle strengen op een scherm passen. F1,: help: hiermee kan men een hulp-scherm oproepen. - F2: volgend scherm. Zíe F'0. - F9: aktiveren: rnet aktiveren wordt het verzamelproces in de achtergrond opgestart. Na enige sekonden komt men terug in het hoofdmenu, waarna men andere hrerkzaamheden kan uitvoeren. PFL: quit: hierdoor gaat men terug naar het hoofdnenu zonder het verzarnelproces op te starten. -
Men kan met de
5-45
FI,OCAR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUTKERS
Àcv,
NTEUWEGETN
5.3.5.6. Aggregeren van strengen. o Als de optie aggregeren (optie 6) in het hoofdnenu wordt gekozen dan kont men. in dii progranma terecht. Dit. p;;;; analoog aan het verzámelproces, met een belànqrijl<"erroopt verschir: in het verzamelproces komen de te verzamelen strengen altijd terecht in het verzamerbestand van het piáj"iiÈ, hraarvan de tape deer uitmaakt, terwijr het bij aggregeràn mogerijr is-àen aggregaat_ of onderwerp bestand te rnarén wáarin stíengán áiràrnstig van verschirlende tapes en verschirrànàe p."j"Ét""-=irËngevoega worden' Dit is nuttig om samenhangenaà strengen, bijvoorbeeld een bepaarde route of deelroutel afli;;iià ui-t ,ó"iá"ià projekren, bijvoorbeerd op verschirrenáe iijiliiËn.., gemeten, nader te analyseren.
.
om strengen van verschirlende tapes samen te voegen rnoet men telkens met behurp van het proj"icten taperormulier een andere tape aktiveren en vervorgeni aá optie aggregerên (optie 6) in
hoofdmenu kiezen.
het
o rn het scherm wordt een overzicht gegeven van de in het korrektieproces goedgekeurde rn de eerste kolom van het =treniài. invulscherm staa[ nei strengnummer van ]- tot n, in de tweede kororn staat 'oK' of '--', in de á"ra.-iiorom staat de begint,ijd in microsekonden en in de vierde korom de beginpositie in pulsen. Rechtsboven staat de naam van het aktieve onderwerp-bestand. roKr in koron 2 betekent dat dà =ti""g meegenomen wordt in hetDe aggregatieproces. Men kan nu.arsnog afkeuren. Mogelijke akties zí1n, ' strengen goedkeuren of
- Men kan met de pijltjes toetsen maar een strengreger gaan en deze alsnog op ig11r ór r_r zetie"; - Fo: vorig scherm. Hiermee kan men gen vorige pagina op het scherm tonen- Dit is natuurliji strengen op een scherm passên. .rr.".r "iníig-àis niet alte - FL: help: hierrnee kan.men een - F2: volgend scherm. Zie FO. hulp-scherm oproepen. F9: aktiveren: rnet aktiveren wordt het aggregatie-proces in de achtergrond opgestart. Na enige sekonden-Ëom{ men terug in heÈ hoofdrnenu, waarna men andere kan uitvoeren. - PFL: quit: hierdoor gaat men íerkzaamheden terug naar het hoofdmenu zonder het verzamelproces oi te starten.
s-46
FIOCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUTKERS
FIOCÀR:
AGV, NIEUI{EGErN
AGGREGEREN
ÀKTTEF PROJEKT:
Overzicht strengen: Streng Corr. Begintijd nunmer status 1
o
20K 30K 40K 5 6 7
80K 9 1_0 1-1
0K 0K
L23456789 235426880 3425L9932 357784882 365478832 367829923 37 4655322 443927772 4538828 LL 463992LLl.
Beginpulsnr 0 1-00
l.25s366 239e836 2495883 2508884 253847 6 27 65553
3526:l.77 456322J.
4638882
Fo=voRr F1:HELP F2=voLG F3=NVT F4=NVT F9=AKTI pg1=eurr
5-47
F'I,OCAR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUTKERS
5. 3. 5.7
.
AGV, NrEUIíEGEIN
Legenda.
Funktie: of aanmaken van een legenda voor de aanvullende gegevens ry+jzigen die rneegeprot worden op de evenÉ-as. De bijbehorende teksten worden rechts op de pfol gezet. rn het eerste scherm kan men de naam op het bestand, opgeven waarin.de legenda is opgeslagen (ve1d i) van en de naam van een selektie waarvan later Éestanden voor selekties en bestanden met stuurparameters. voor let. protten afgeleid worden qváraz1. De werkzame toetsen zijn: . FL: help: oproepên van een inforrnatie scherm . F9: aktiveer de namen: verder rnet het . PFL: guit: terug naar het hoofdmenu. invulren van de legenda. FLOCAR: LEGENDA/CRTTERïUI4 BESTAND
ÀKTIEVE TAPE :
Geef actieve legenda Geef actieve
F0=nvt
criteria
Fl_=help
F2=nvt
F9=acti pFl_=terug
Daarna kont men in een scherm waarin men de cursor naar een bepaalde legendaregel kan bewegen en de volgende opties aanspreken:
5-48
FI'CÀR HÀNDLETDING VOOR GEBRUIKERS
Acv,
NIEUWEGETN
F1-: help: oproepen van eên informatie scherm F3: voeg legendaregel toe. verwijder legendaregel. 14, F9: aktiveer: de legendá is kraar en de gebruiker wil verder met het, maken van de plótselektie kriteria. PFL: guit: terug naar het vorige scherrn met bestanden. FI,OCAR: INVULLEN
LEGENDA
AKTIEVE TAPE :
V N Meters-Van T Type-omschrijving 1.0 32 1.OO ]. BUSHALTE 43 34 60 2 BIBLIOTHEEK
FO=voRr FL=HELp F2=voLG F3:NVT F4=NVT F9=ÀKTr pp1=eurr
Àls
men voor F3, t'oevoegen legendaregel kiest komt men in een klein invulscherm op de onderáte scÉer*regát terecht, waar nen de volgende itemË in kan vullen: . Kruispunt-van. Hier dient men de waarde van de gebruikte kruispuntkode in te
vullen, bijvoorbeeld:
55.
. Kruispunt-naar. Z,íe kruispunt-van. . Plusmeters ten opzichte van kruispunt-van. Hier dient men de afstand in meters in te vurren vairat het krui"pu'i-.r.n tot het
objekt hraarop de legenda-kode betrekking heeft. . Legendakode, Dit is een getal tussen r- en 20 (inkrusief) dat
op
5-49
FÏ,OCÀR HANDLEÏDÏNG VOOR GEBRUTKERS
AGV,
NïEUWEGETN
de legenda-as geplot wordt.
' Legenda-omschrijving. De bij de legendakode behorende tekst die in de ptotlegenàa wórdt weergegeven, uijvoorbàËiái-'susgÀLrg. FIOCÀR: INWLLEN
LEGENDA
AKTIEVE TAPE :
V N Meters-Van T Type-omschrijving 1-O 32 ]-OO ]- BUSHALTE 43 34 60 2 BIBLÏOTHEEK
v ffi
N
ffi r'{ ffi c ffi
o *+"Hïïïï.;..tïïï+Ër_ë:*?"8*F:l
hier gelden weer de funktietoetsen: . FL: help. . F'9: aktiveer legendaregel. . PFl:quit: negeer wat ei is ingevuld in
Ook
de
legendaregel.
5-50
AGV,
FTPCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
NIEUWEGETN
5.3.5.8. Plotselektie Funktie: wijzigen of aanmaken van selektieparameters voor de plot. Deze funktie maakt deel uit van zowel de keuze Legenda als de keuze Plotten uit het Analyse-menu. Het eerste scherm bevat 2 invulvelden. . In het eerste veld kan men een ÍrI (wíTzigen selektieparameters) of P (uitvoeren selektie en verder gaan met het plotproces) invullen. . In het tweede veld kan men de naam van een bestand invullen dat rnen als voorbeeld wil gebruiken bij het invullen van de selektiekriteria. Dit tweede veld hoeft meestal niet ingevuld te worden omdat hier ofwel de naam van een standaard bestand in staat of de naam van het bestand met selektiecriteria dat op dat moment geldig is. FIOCÀR: TNVULLEN CRTTERIUM-PARAMETERS
AKTIEVE TÀPE:
Plotparameters wíTzigen of start plotten (W/P')
P
File rnet selectiecriteria
STANDRD
O
FO=nvt Fl-=help F2=nvt
F9=acti
PFL=terug
ÀIs men een W gevolgd door F9 kiest komt men in drietal vervolgschermen : . Wijzigen plaats en route.
een
5-s1
FTóCÀR HANDLEIDING VOOR GEBRUTKERS
Acv,
FIOCÀR: TNWLLEN CRITERIUM*PARA}IETERS
Gerneente
NIETwÍEGEIN
AKTIEVE TAPE:
of wijk
Deel-route-bestand
F9=acti . Ifijzigen datun-periode, tijdsperiode enz. F0=nvt
FL=help
F2:nvt
PFL=terugt
FI,OCAR: TNWLLEN CRITERÏUM-PARÀMETERS AKTTE\IE TAPE:
Begin- en einddatum Begin- en eindtijd Start-code
Type meting
Storingen
Bestuurder
(J,/N)
Waarnemer
Kruispunten
Extra
(J,/N)
F0=nvt
*.F*ËËH** -#**r*
ff'*
Fl-=help F2=nvt
F9=acti
PFI-=terug
5-52
AGV, NIEtfitlEcEIN
FIPCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
. wij zígen kruispunten (alleen als er een route geselekteerd was in het eerste van de 3 scherrnen) . FI,OCAR: TNVULLEN CRITERIUM-PARAMETERS AKTIEVE TÀPE:
Invoer kruispunten:
H.-Êffiffiffiffiffi ffiffiffiffiffi"ryê+ËJÊÈltlt* F-+ffiffiffiffiffi ffi ffi ffi Së H FtÈ H.iÈ fÈË H:ÊWffiffiffiffi ffiffiffiffiffi+-ï.ËFi*ïiíiïff::r F.ïiiW*ffiffiffiffi ffiffiffiffiffiF3*ïiïF,f,r-EE +Er*rÊffiffiffiffi ffi ffi ffi ffi
#H F# Ëi.t i*B
-F',.€
i*rE
Fo:nvt
FL:help
F2=nvt F9:acti
PFL:terugt
Het invullen van deze schermen wijst zíchzeLf, maar eventueel kan men met FL hulp opvragên. Met F9 aktiveert rnen ieder scherm en met PFL gaat men terug naar het vorige scherm. AIs men klaar is met het wijzigen komt men $reer in het eerste
scherm van de funktie. Daar kan nu in het eerste veld een P ingevuld worden, zodat men verder kan gaan net plotten, of men kiest voor een volgende !Íang door de drie vervolgschermen om nog wijzigingen aan te brengen.
ÀIs nen een P gevolgd door F9 in het eerste scherm kiest worden op basis van de ingestelde kriteria een aantal voor het plotten benodigde bestanden aangemaakt. Omdat dit enige t.ijd (ca. O.5 tot L sekonde) vergt, zal het even duren voordat het volgende scherm (voor het instellen van de daadwerkelijke plotparaneters) verschijnt.
5-53
FI,OCAR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
5.
3
AGV, NIEttwEcEIN
.5.9. plotten
Funktie: het invurlen of wijzigen van de daadwerkelijke plotparameters, zoals type pfoÉ enz. Nadat de selektie gernaakt men in een scherm waarin men plotparameters kan wijzigenis ofkornt het proifroces opstarten: het eerste veld kan ' rn gg' w (wijzigen protparameters), of (plotproces opstarten) men invullen; rn het tweede veld kan men een voorbeeldbestand voor ' plotparameters de invullen ; . Dit tweede veld is neesial aI goed ingevuld. FIOCAR: INWLLEN
PÏ,OT-PARÀMETERS
AKTIEVE oNDw:
Plotparameters wijzigen of start plotten (W/p,) p
File uret plotparameters
F0=nvt FL=help F2=nvt F9=acti
STANDRD
pF1=terugf
o Wijzigen plot-parameters. ALs men t{ gevolgd door F9 kiest zal men in een vervolgscherm komen waarin de plotparameters ingevuld kunnen wordei:
5-54
p
FTOCAR HÀNDLETDING VOOR GEBRUIKERS
Acv,
FLOCAR: TNWLLEN PLOT-PARAMETERS
AKTTEVE
NTEUWEGEIN
ONDW:
Superp/gem-sd plot (s/c) Afstand/Tijd (A/T) Snelheid (J,/N) Versnelling (J/N) Boven elkaar (J/N) !{eergave events (V/K/tq) X-schaal (eenheden/crn) Y-schaal (eenheden/cm) X-Kader (in cn) Y-Kader ( in crn) Range tijd
Range afstand Range snelheid Range versnelling
FO=nvt F1=he1p
F2=nvt
F9:acti
PFi_=terug
. Sgperinposed of gerniddelde plotz S/G. Als men hier een rsr invurt dan zul_len alle strengen in de onderwerp-file, die voldoen aan de gestelde plot-áelektie kriteria (zíe plotselektie) over eIÉaar heen geplot worden. vult men hier een rcr in dan wordt er eerst eán-gernidderde kyrve bepaald nret bijbehorende standaard-deviatié curven. rn de plot komen dan alleen deze drie kurven. . Àfstand of tijd: A/T. Hiernee wordt.aangegeven of de x-as afstand- (tÀr) of tijdsinfornatie nóeÉ bevat,ten. , Snelheid als afhankelijke variabele: J/N. Moet snelheid geplot worden ja of nee. , Versnelling aIs afhankelijke variabele: J/N. Moet versnelling geplot worden ja of nee. , Plots boven elkaar: J/N. Moeten twee plots boven elkaar geprot worden. Dit kan alleen als zowel een snelheid- aLs een-vèrsneltingplot gevraagd zí1n
5-55
FISCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUTKERS
ÀGV, NTEUIfEGEIN
(Snelheid: J en Versnelling - J). . I{eergave van de events: v/K/tq. Hiermee wordt gekozen op welke wíize de events (dubbele kodes) die in de rit voorkoneir, in de plot, worden weergegeven. - v: vorredige wêergave. Dat wir zeggen dat de events op de kurve worden aangegeven door een vertikale rijn, waarLiS aan de linkerzijde, paraller aan de markering, de-tijd en aán de rechterzijde de afstand van de event ten opzichté van het nurpunt, geplot wordt. De waarde (dubbele kode) van de event, wordt, parallel aan de x-as, boven de markering geplot. - K: Kode en narkering. Hierbij worden alleen de kode en de markering op de kurve geplot, terwijl de tijd- en afstandinformatie op de event-as geplot woràt. - M: Àlreen markering. Bij keuze van deze weergave wordt alleen de markering op de kurve geptot, terwijl de overige informatie op de event-as wordt weèrgegeven. . schaar x-as: hier moet de schaal van de x-as in eenheden per cm (meters of sekonden, afhankelijk van de gekozen x-as) ilorden ingevuld. Met behulp van d.e infoáatie omtrènt de maximare waarden van tijd en afstand die onderaan in het scherm staat kan men hier een schaar kiezen, zodanig dat de lengte van de plot overeenkomt met wat men verlangt. . schaal y-as: hier moet de schaar van de y-as(sen) in eenheden per cm ingevuld worden. Zie onder schaal x-as. Houdt er rekening mee dat ars zowel een snelheid ars een versnelring plot opgegeven is, de beide prots boven erkaar op papier worden gezet, zodat eigenlijk maar de halve papierbr"èat" beschikbaar is. . Kader in x-richting: hier kan een fysieke grootte van de plot, worden opgegeven; de schaal van de x-as moet dan o zijn. Het, plotprogranmma berekent nu zel-f de schaar van de x-as. . Kader in y-richting: hier kan een fysieke grootte van de ptot worden opgegeveni de schaar van de y-as moèt dan o zijn. ttet plotprogrammma berekent nu zel-f de échaal van de y-as. - Fl: help: toont een informatiescherm onntrent de plot-parameters.
5-56
FIOCAR HÀNDLETDING VOOR GEBRUÏKERS
AGV, NIEUWnGEIN
. F9: aktiveer: heeft tot resultaat dat men terugkeert, naar het eerste scherm. In dat scherm kan nu de plotter gestart worden. . PFI-: quit: men keert terug naar het eerste scherm, zonder dat de ingevulde plot-parameters worden bewaard.
Starten plotproces. Als men P gevolgd door F9 start men het plotproces op. PFl: guit: heeft tot gevolg dat rnet het plotprogranma verlaat en terugkeert naar het scherm voor instellen van de plot-selektie criteria. Na voltooiing van de plot komt men terug in het hoofdmenu.
5-57
FIOCÀR HANDLEIDING
ÀGV, NIEImEGETN
VOOR GEBRUIKERS
6. Programma dokumentatie. 6.L. Inleiding. In dit hoofdstuk worden de progranmars en de voor het systeem noodzakelijke command-files uitgebreider gedokumenteerd. In het eerste gedèe1te worden de programmars beschreven en in het tweede gedeelte de conmand-files. Per progranma en conmand-file wordt aangegleven: . wat de funktie is; . waar ze in het flocar-systeen gebruikt worden; . welke speciate toetsen aktief zijn, waarbij per toets aangegeven is welke funktie ze hebben; . welke bestanden gebruikt worden; . welke directories aangesproken worden. Deze achtergrondgegevens kunnen gebruikÈ worden om in geval van kalamiteiten, zoals een trsystem-downrt, het systeern weer in een stabiele toestand te kunnen terugbrengen. Ook de gêavanceerde gebruiker, die bepaalde modulen van het pakket
apart wil draaien, kan met behutp van deze beschrijvingen de juiste bestanden aanmaken en/of wí3zigen.
6-L
FIPCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
6.2. Programmats 6.2.L. Projekt,formulier: Tech.ref .: 6.2.1.1. Identifikatie
AGV, NIEIn{EGEIN
P9L
Programma: Projf.exe Eerste progranma flocarsysteem Eerste hoofdmenu optie flocarsysteem
6-2
FISCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUTKERS
AGV, NIEImEGEIN
6.2.L.2. Funktie o Inventarisering aanwezige projekten. o In het projektfonnulier kan men bladeren: . Í2: vooruit bladeren; . FO: achteruit bladereni a op een pagina kan men de cursor met de cursortoetsen voor een projekt zetten; o Men kan projekten toevoegen of verwijderen: . F3: voeg projekt toe. Bij het toevoegen van het projekt word.t men verondersterd een naam van een nieuw projekt in te vurlen, gevolgd door . Men kan het projekt daarna aktiveren. Tevens kan men voor en na het invurlen van het projekt, hulp krijgen: - F9: aktiveer toegevoegd projekt oftewel voeg ingevuld projekt toe aan het projektfonnulier; - Fl-: help. De informatie omtrent hoe men een projekt toevoegt, wordt op het scherm getoond; . 14: verwijder projgkt. Het projekt, waar de cursor op dat moment voorstaat, wordt uit het projektforrnulier verwijaerd] o Men kan een projekt aktiverenl . F9: aktiveer projekt. De volgende 3 zaken worden uitgevoerd: - Van alle toegevoegde projekten wordt een subdirectory onder I flocarJ -aangemaakt van de vorm I flocar. nieuwprojektJ, waarbij nieuwprojekt de naam is, die men onder F3 ingèvuta náa. Dus voor iedere nieuwe regel in het projektformutier wordt een subdirectory aangemaakt ; In de eerste regel van de flocar-parameters wordt de naam ingevuld van het projekt waar de óursor voorsÈaat tijdens het indrukken van F9.
- Als vervolgopdracht wordt het tapeformulier getoond.
6-3
FI,OCAR HÀNDLETDING VOOR GEBRUIKERS
ÀGV, NïE1nÍEGETN
o Ook kan men hulp krjqen bij het projektformulier: . FL: help. De inforrnatie over de mogelijke funkties bij projektformulier worden getoond;
6-4
FÏ,OCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEtn{EGETN
6.2.L.3. Bestanden flocar. system] flocar. prj : proj ektformulier: . Een sekwentieel ÀSCII bestand, dat buiten het systeem bekeken en gewijzígd kan worden: - type flocar.prj: toon projektformulier; - ed flocar.prj: muteer projektformulier. . Iedere regel van het bestand bevat informatie over een projekt,, I
zoals:
-
projektnaami aantal strengen;
aantal ingelezen tapes; aantal gekorrigeerde tapes; aantal verzamelde tapes; aantal geaggregeerde tapes; . De gebruiker moet zelf de namen van projekten kontroleren. Het systeem kontroleert niet op het bestaan van dubbele projektnamen of het afwezig zíjn van projektnamen waar wel een directory van bestaat:
- Met dir Iflocar]*.dir krijgt men de subdirectories onder Iflocar] te zien. Onderdeel hiervan ziSn de projektdirectories bijvoorbeeld: zuidlar.dir I flocar. syst,em] flocar. prs: f Iocarparameters: . Een sekwentieel bestand bestaande uit: - regel 1: naam aktief projekt; - regel 2: naam aktieve tape; regel 3: naam aktieve streng; - regel 4z naam van tape, die ingelezen wordt; regel 5: naam van tape, die voor verzamelen voorbereid $/ordtt regel 6: naam van tape, die verzameld wordt; . Na aktivering van een projekt wordt regel L, van dit bestand bijgewerkt.
6-5
FI.OCAR HÀNDLETDTNG VOOR GEBRUÏKERS
I
ÀGV, NIE(,I{EGEIN
flocar. systen]prog. comi 2
. Bevat vervolgopdrachten welke uitgevoerd moeten worden na een progranma.
. Dit bestand wordt aangtesproken door de shell-procedure [flocar.systern]flocar.com, op het moment, dat het projektformulier verlaten wordt. . De shell-procedure gooit de oude vervolgopdrachten in Iflocar.systern]prog.com;1 weg, geeft prog.com;2 de nieuwe naam prog.com;1 en start de vervolgopdrachten prog.comil op.
6-6
ÀGV,
FI.OCAR HÀNDLEÏDTNG VOOR GEBRUIKERS
6.2.2. Tapeformulier: Tech.ref .: 6.2.2.L. Identifikatie
NTEI'WEGETN
P91,L
Programma: Tapef.exe Tweede progiramma flocarsysteern Tweede hoofdmenu optie flocarsysteem
6-7
FIPCÀR HÀNDLETDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEutitEcEïN
6.2.2.2. Funktie
a
o In het tapefornulier kan men bladeren: . F2: vooruit bladeren; . FO: achteruit bladereni o Op een pagina kan men de cursor met de cursortoetsen voor een tape zetten; o Men kan tapes toevoegen of verwijderen: . F3: voeg tape toe. Bij het toevoegen van een tape wordt men verondersteld een naan van een nieuwe tape in te vullen, gevolgd door . Men kan de tape daarna aktiveren. Tevens kan men voor en na het invullen van de tape hulp krijgen: - F9: akÈiveer toegevoegde tape oftewel voeg ingevulde tape toe aan het tapeformulier; - F1.: he1p. De inforrnatie omtrent hoe men een tape toevoegt, wordt op het scherm getoond; . F4: verwijder tape. De tape, hraar de cursor op dat moment voorstaat, wordt uit het tapeforrnulier verwijderd; r Men kan een tape aktiveren: . F9: aktiveer tape. De volgende 2 zaken worden uitgevoerd: In de tweede regel van de flocarparameters, wordt de naam ingevuld van de tape, waar de cursor voorstaat, tijdens het indrukken van F9; - ÀIs vervolgopdracht wordt het hoofdmenu geschreven. o Help gelijk aan projektformulier.
6-8
ÀGV,
FI.oCAR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
6.2.2.3.
NTEUWEGETN
Bestanden
o Iflocar.system]projektnaam.tap: tapeformulier: (projektnaam is gelijk aan het aktieve projekt, de eerste regel van de flocarparameters)
.
. Een sekwentieel ASCIï bestand, dat buiten het systeem bekeken gewijzígd kan worden: - type projektnaam.tapl toon tapeforrnulier; - ed projektnaam.tap: muteer tapeformulier. . Iedere regel van het bestand bevat informatie over een tape
en
zoals:
.
tapenaam;
aantal strengeni inleesstatus; korrektiestatus;
verzamelstatus; aggregaatstatus.
gebruiker moet zeJ-f de namen van tapes kontroleren. Het systeem kontroleert niet op het bestaan van dubbele tapenamen. De
NB: tapenamen moeten uniek zíjn, ook over projekten heen;
- Met dir *.tap kan men zien welke tape-formulieren er allemaal bestaan bijvoorbeeld Beverwijk.Tap; - Met dir Iflocar.projekt,]tapenaam.* kan men zien nrelke bestanden er van een bepaald projekt en tape bestaan bijvoorbeeld: dir I f locar. BEVERWIJK] BVI-10588-4. * - Àls men onder het projektformulier per ongeluk een tape leggegooid heeft, blijft de projektdirectory bestaan, alsmede het tapeformulier. Door het tape rreer toe te voegen, kent het systeem de tapes ook weer.
. Iflocar.systeern] flocar.prs z zíe tapeformulier . Iflocar.systeen]proj .comi2 : zie projektformulier
6-9
FIOCAR HÀNDLETDÏNG VOOR GEBRUIKERS
6.2.3. Hoofdmenu: Tech.ref .: 6.2.3 . 1. fdentif ikatie
AGV, NIEUWEGEÏN
p9
Prog'ramrna: Mainf . exe
Derde progranma flocarsysteem Progranma, dat steeds opgestart wordt na het uitvoeren van de vervolgopdrachten van een hoofdmenukeuze.
6-10
FIPCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUÏKERS
AGV,
NTEUWEGETN
6.2.3.2. Funktie Door een van de opties te kiezen kan nen een funktie uitvoeren voor een aktieve tape van een projekt. Voordat een funktie geaktiveerd wordt, worden een aantal konsistentiekontroles uitgevoerd om na te gaan of een funktie geaktiveerd mag worden.
verschillende manieren een optie kiezen: . naar een optie gaan door de cursor met de cursortoetsen voor een optie te plaatsen en op te drukken; . Door een optienuÍrmer in te tikken en daarna op te drukken; . Door de eerste (maximaal) 4 letters van de optie tekst in te tikken en op te drukken. Men kan ook hulp krijgen: . Fl: Help. Er wordt inforrnatie op het scherm getoond over de opties en de funkties, die met iedere optie uitgevoerd wordt. De verschillende opties: 1. Projektformurier: voor deze optie zal rnen kiezen, ars men een ander projekt wil aktiveren; 2, Tapeformulier: Voor deze optie zal men kiezen, als men een andere tape binnen het aktieve projekt wil aktiveren. 3. rnlezen: voor deze optie zal men kiezen als men een tape wil inlezen naar een bestand aangegeven door de aktieve tapenaam. De set inleesprogrammars zal- hierbij opgestart worden. Afhankefijk van de status van het inleesapparaat en afhankefijk van de naán van de tape, die op dat moment ingelezen wordt, zal men neer of minder van deze programmars aan kunnen spreken (zie het inleesproces) . 4. Korrigeren: Deze optie is rnogelijk als een tape ingelezen is en er geen fouten tijdens het inleesproces plaatsgevonden hebben. Tevens mag er geen achtergrondproces bezig zí3n, waarin een t,apebest,and op dat moment klaargernaakt wordt voor verzamelen of aggregieren. 5. verzamelen: Deze optie is rnogelijk ars een tape ingerezen en gekorrigeerd is en ars er op dat, moment geên àchteigrondproces bezig is, waarin op dit moment een tapebestand verzáneld wordt. 6. Àggregeren: zie 5, 7. Analyse: AIs men voor deze optie kiest kont men in het analysemenu Men kan op 3
6-1L
FIPCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
ÀGV, NIEUï{EGErN
terecht, dat een submenu is van het hoofdmenu. De urogelijke keuzen in dit submenu zijn: 1. regenda: Kiest men deze optie dan wordt het progranma-deel opgestart dat het mogefijk rnaakt een legenda op te bouwen voor de betreffende ondernerp-file. Het legenda-bestand bevat een cijferkode met bijbehorende tekst en het knooppuntnummer met plusmetêrs. Dit legenda-bestand wordt gebruikt bij het naken van plots van strengen. Na afloop van dit progranma wordt terugesprongen naar het hoofdmenu. 2. Kentallen produceren: AIs deze optie wordt gekozen, dan wordt, een bestand met kentallen van het verzamelbestand geproduceerd. Het kentallen-bestand wordt beschreven bij $RTABF. Het progranma draait in de achtergrond. Zodra de achtergrond klus is opgestart wordt teruggesprongen naar het hoofdrnenu. zie verder onder }íRTABF: 3. Konverteren: Bij keuze van deze optie wordt er een reesbaar uitvoerbestand aangemaakt van het bestand gemaakt rnet WRTABF. Met dit leesbare bestand kunnen vervolgbewerkingen worden uitgevoerd. zie verder onder linkasc. Het prográmrna draait in de achtergrond. Na starten van de batch-job wordt teruggesprongen naar het hoofdmenu. 4. Plotten: voor deze optie zar men kiezen ars men een plot wir maken van een aggregaatbestand (onderwerp-bestand). De set plotprogrammafs zar hierbij opgestart worden. Na afroop keert het systeem terug naar het hoofdmenu.
6-L2
FIOCÀR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
6.2.3.3.
ÀGV, NïEIníEGEIN
Bestanden
flocar. systern] proj ekt. tap . Dit bestand wordt gebruikt our bij een gekozen optie de status van het aktieve tapebestand te kontroleren om na te gaan of een opt,ie valide is afgezien van eventuele achtergrondprocásseni I
De signaalbestanden:
. Iflocar.system]tapeinl niet, hier . Iflocar.system]tapekorr niet hier . Iflocar.system]projekt niet hier
. BSY inlezen bezLg . RDY inlezen klaar . LGF inlezen fout . BST prepareren bezig . RDI prepareren klaar . LGT prepareren fout . BSL verzamelen bezig . RDL verzamelen klaar . LGL verzamelen fout
. Iflocar. system] onderwerp niet hier
BSA aggregeren RDÀ aggregeren LGA aggregeren
. Iflocar.system]projekt niet hier
. Iflocar.system]projekt niet, hier
bezig
klaar fout
BSW RDW
kentallem bezig
BSR RDR LGR
konverteren bezig konverteren klaar konverteren fout
kentallen klaar LGlf kentallen fout
. . .
. Achtergrondproces signaalbestanden, die bij een keuze uit het hoofdmenu op bestaan gechecked worden. voor elke van de bestanden in het tapeforrnulier wordt gekeken of het BST, BSL of BSA bestand bestaat, waarbij respektievelijk korrektie, verzamelen en aggrêgeren niet mogelijk is. I flocar. systen] flocar. prs: flocarparameters: . De eerste regel bepaalt het aktieve tapefornulier;
6-13
FIPCAR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
.
AGV, NIEIn{EGEIN
De vijfde regel bepaalt welk tapebestand er op dat moment geprepareerd wordt, voor verzamelen. Om bestaan projekt.bsl te
kontroleren.
. De zesde regel voor verzamêIen: projekt.bsl I flocar. systern ] flocar, ond : Aggregatieparaneters . Een sekwentieel
ÀSClI-bestand met:
. Eerste regel: Àggregaatnaam oftewel onderwerpnaami . Tweede regel: Aggregaattape oftwel tapebestand dat bij het opstarten van het verzamelproces aktief was. . De eerste regel bepaalt de naam voor het bestand onderwerp.bsa wat gekontroleerd moet worden op niet-bestaan, voor dat de optie aggregeren opgestart mag worden. Iflocar. systern]prog.corn;2 : vervolgopdrachten. Nadat het progranma mainf.exe gestopt is zal het hierin de vervolgopdrachten geáchreven hebben, die bij een van de hoofdmenu-opties horen.
6-14
FI,OCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
6.2.4. Systeemstatus: Tech.ref .: 6.2.4. L. Identifikatie
ÀGV, NIEI'WEGETN
pO2i-O
Programrna: Checkf .exe Programma, dat steeds opgestart wordt voor Mainf
6-15
FI.OCAR HANDLEIDÏNG VOOR GEBRUTKERS
AGV, NrEIfi{EGEIN
6.2.4.2. Funktie De samenwerking,va!,de signaalbestanden, het projektformulier, de tapebestanden, de flocarparameters en de aggrégaátparaneters icont tot stand doordat in iedere systeemcyklus een kontloleprogranma (checkf.exe) gedraaid wordt voor het bijwerken van: . Het projektformulier; . De tapeformulieren; . Het bestaan van de signaalbestanden. . Voor alle in het projektformulier genoemde tapeformulieren worden de taperecords gelezen. Van iedere tapenaam wórdt nagegaan of er een tapenaam.BSX, -RDX danwel -IGX bestand bestaat. Hierbij is X respektievetijk: Y voor inleesachtergrondproces; T voor preparatie; L voor verzamel; W
voor kentallen;
R voor konverteren.
. Voor de in flocar.ond op de tweede regel genoende tapenaan wordt nagegaan of tapenaam BSA, RDÀ LGA bestaat. . Tevens wordt in flocar.prs nagegaan of er een inleesproces gestart was (4e regel), een preparatieproces (se regel), of een verzamelproces (6e regel) ; . En er wordt in flocar.ond nagegaan of er een aggregatieproces gestart was (l-e regel) ; . Voor ieder gelezen taperecord van ieder tapeformulier wordt nu het volgendá gedaan: - Ars er een inleesproces gestart was (flocar.prs) en het is nog bezig (tapenaaur.bsy) dan gebeurt er verder nietê aan het taperecord. - Àls er een inleesproces gestart was (flocar.prs) en het is klaar (tapenaam.rdy) dan wordt de inieesstatus voor het inleesproces in het taperecord op o gezet en het aantal strengen wordt opgehoogd. Tevens woràt het aantal ingelezen tapes in het projektformulier opgehoogd. En het vieráe record van flocar.prs-wordt leeggemaakt en het bestand tapenaan.rdy wordt weggegooid. - Àls er een inleesproces gestart was (flocar.prs) en het is fout gggaan (tapenaam.lgf) dan wordt gekeken of el ièts in dit -lgf bestand staat. AIs er niets instaat wordt het
6-16
FI,OCÀR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
ÀGV, NIEUI{EGErN
inreesstatusveld van het taperecord L, anders wordt het inleesst,atusveld gelijk aan de inhoud van het -lgf bestand. - Vool het preparatieproces voor verzamelen en het-verzamel-proces worden analoge akties uitgevoerd. Voor het aggregat,ieproces eveneens maar nu wordt ipv flocar.prs, flocar,ond gebruikt orn te naam van de Le kontroleren bestanden op te halen. . al:-er op een bepaald moment een verkeerde systeemstatus ontstaat (bijvoorbeeld als men een batch-proces af wi-l breken) kan men dit dus als volgt oplossen: - Kontroleer het bestaan van batchprocessen: $show QUEUE SYS/BATCH
-
-
readf: batchproces inlezen bezíg; precollf: preparatie verzamelen bezig; coIIf: verzamelen bezíg; aggrf: aggregeren bezig; wrtabf: kental-len bezíq; lnkascf: konverteren bezig. stop ev. batch proces: $dellentry = X 5YS/BÀTCH waarbij X het nunmer is achter het batchproces genoemd in de van het kommando show QUEUE syS/BÀTcHt -oyïpu! kijk de status van de batchprocessen zbals het flocarsysteem ze heeft vastgelegd: $dir*bs?r*rd|r*19* Kijk naar de opstartstátus van het preparatie verz. proces, 6e record van flocar.prs: $type flocar.prs Kijk naar de opstartstatus van het aggregatieproces (2e record) van flocar.ond $type flocar.ond Zet- in flocar.prs dan wel flocar.ond de naam van het proces dat nen wil stoppen; Gooi het relevante BSt bestand weg en maak het bijbehorend RDt bestand aani Start flocar op zodat checkf en tapef gedraaid worden of draai gewgon na elkaar doór $nuu checkf, gevolgd door {9 nrogramn?rs tapef in te tikken. Kont,roleer vervolgens oi Éet lRuN tapeformulier gekorrigeerd is.
6-17
FÏ,OCÀR HÀNDLETDING VOOR GEBRUTKERS
6.2.5. Inleesproces: Tech.ref .: 6.2.5. f . identifikatie
AGV, NIEI r{EcErN
p92
Progranma REÀDI.EXE
derde hoofdmenu-optie flocarsysteem
6-18
FTOCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEUTíEGEIN
6.2.5.2. Funktie Sturing van het inlezen van cassette-tapes met ruwe data, afkomstig van de Floating car. En konverteren van ingelezen data, met
elenentaire korrektie. I{ij zigen/ ínLezen schern: Àls men het inlezen opstart zal men in een voorscherm terecht komen waarin men 2 velden in kan vullen: . In het eerste veld kan men een 9f(wijzigen inleesparameters) of I (tape inlezen) invullen; . rn het tweede veld kan men een bestand invullen, dat men ars voorbeeld wil gebruiken voor de inleesparametersi . Meestal kiest-men (zeker als men een tape de eerste keer inleest) voor het wijzigen van de inleesparaureters. Het tweede veld vult men meestal niet in, orndat hier oftewel de naam instaat van een standaardbestand met inleesparameters, of een naam afgeleid van de naam van het tapebestand; Àls men voor l{ en aktiveren (F'9) kiest zal men eerst in een 3-tal vervolgschema komen: - wijzigen prinaire parameters; - Wijzigen secundaire parametersi - wijzigen kruispunten. Deze schermen wijzen zich vanzelf. Eventueel kan men via Fl- hulp opvragen. Ieder scherm wordt geaktiveerd net F9. Àls men klaar is met het wijzigen kornt men weer in het voorschera terug, waarna men voor inlezen kan kiezen via I F9. Als men voor inlezen kiest, krijgrt men een bevestigingsscherm te waarbij men eraaan herinnéia wordt eventueel-no! een tape in Sigtt het inleesapparaat te st,oppen, waarna men kan aktiverèn met F9. Let erop dat als men een tape in het inleesapparaat stopt, deze naar de cassette met de juiste kant naar voren (tapenumner stikker is zichtbaar en de volle- spoel links als het ziintËare gedeelte van de tape naar onderen gericht is) in het apparaat te stofpen.
Als het, inreesapparaat al bezet was, wordt dit het inlezen niet opstarten.
gerneld en kan men
6-19
FIéCÀR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV,
NIETTWEGEIN
Als de aktieve tapg op dit moment ingelezen wordt,, kan nen zelfs inleesparameters íiet-wijzigen (dit ón inkonsistenties bij het-inlezen te voorkonen). Met, PFl: Quit kan men erk scherm verlaten, zonder dat de reeds aangebrachte wijzigingen worden opgenomên. Men komt dan in het vorige scherm terug oi men springÊ-terug naar het hoofdmenu (als men in het voorscherm zit).
de
6-20
FI,OCAR TÍANDI,EIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEIn{EGEIN
6.2.5.3. Bestanden op de VÀX LL/7852 I flocar. system] standard. stf: standaard inleesparameters : . In dit bestand staan defaultsaarden, die gebruikt kunnen worden om de inleesparameters initieel te vullen tijdens het wijzigingsproces van de paraneters voor het i-nlezen. Iflocar.projekt]tapenaam.stf waarbij projekt staat voor het, aktieve projekt en tapenaam voor de aktieve tàpe: . Het bestand Iflocar.systen]standaard.stf wordt normaliter gekopieerd naar dit bestand, hraarna het wijzigingsproces voor de inleespararneters verder op het laatstgenoernde bestand werkt. (ÀIs in het voorscherm van de optie inlezen (van het hoofdrnenu) naast een W in het eerste veld een andere bestandsnaam opgegeven was, zaL i.p.v. standard.stf het ingevulde bestand gebruikt worden als voorbeeld voor de inleesparameters) . I flocar. systen]prog. com; 2 : vervolgopdrachten: . Een van de vervolgopdrachten is het opstarten van het achtergrondproces: . READF. COM . Yíaarna er giewacht wordt totdat het tapenaam.bsy bestand bestaat om te kontroreren of het achtergrondproces echt is opgestart. . Àls het, bsy bestand bestaat gaat het proces verder met het
hoofdmenu.
Iflocar.systen]readf.com: batch opdrachten voor initieren VAX LL/73O opdrachten. . In dit bestand worden de volgende bestanden naar de VAX LL/73O gekopieerd: I flocar. system] flocar. prs i Ifocar.projekt] tapenaam.stf waarbij projekt en tapenaanr respektievelijk voor het aktieve projekt en de aktieve tapenaam staan. . Daarna wordt op de VAX LL/730 het achtergrondproces M88.com opgestart . Na afroop van het, inlezen op de vÀX LL/73o worden de *.DA2 en *.PN2 bestanden gekopieerd naar de vAX LL/79s, onder de juiste projekt subdirectory. Op de VÀX LL/73O worden de volgende bestanden verwijderd: - tapenaam.DA2; tapenaarn. PN2 t - tapenaam.DÀT;
6-2L
FIPCAR HÀNDLEÏDÏNG VOOR GEBRUIKERS
-
AGV, NIEI'WEGEIN
Ir{88. PRS t
LP.DAT.
en de volgende bestanden rrgepurgedo:
*.IOci _ *.sTU, - *.TEK. o Iflocar.system]flocar.prs: flocarparameters: . Hierin wordt de tapenaam bewaard van de tape, die ingelezen wordt (op de vierde regel); . Tevens wordÈ dit bestand gebruikt om gekopieerd te worden naar de VAXLL/730 voor het M88 batchprocesi o I flocar.proj ekt] tapenaan. DÀ2 : . Dit is een direct-access unformatted bestand met een vaste recordlengte van 3OO longwords. Hierin staat de strenginformatie van alle strengen van de ingelezen tape. . I f locar. pro j ekt, ] t,apenaam. PN2 : . Dit is een ASCII bestand uret pointers die verwijzen naar recordnunmer en beginpositie van de strengen in het DÀ2 bestand. . Elk record bevat pointers van een streng: - beginrecord; - beginpositie in het recordi - begintijd van de streng; - beginpositiepuls van de streng; - eindrecordi - eindpositie in het record; - eindtijd van de streng; - eindpositiepuls van de streng;
6-22
o
FIÉCAR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUTKERS
ÀGV,
NIEITï{EGETN
6.2.5.4. Bestanden op de VAX1-1/73O: Iflocar]l,i88.com: batchopdrachten voor inleesprocessen en processen na het inleesproces. . Dit batchproces voert de progranma reeks uit voor het inlezen en automatisch korrigeren van tapebestanden:
- Ir{80; - FIpCON t - CONCOR; - TYPE. . Daarna wordt een van de 3 ritanal-programmars (Ritanall, Ritanal2, Ritanal3) uitgevoerd afhankelijk van het type meting; . Daarna wordt het progranma DAFPNT2 uitgevoerd, waarin het uitvoerbestand van de reeks !{80, FIPCON, CONCOR omgezet wordt naar een direct access bestand tapenaarn.DA2, waarbij tapenaam staat voor de ingelezen tapenaam. Tevens wordt hierbij een pointer bestand tapenaam.PN2 aangemaakt, waarin de pointers naar het begin einde van de strengen in het DÀ2 bestand ver:nreld staan. Iflocar]tapenaam.DAz Zie beschrijving onder bestanden VÀX LL/785. IflocarJtapenaam.PN2 Zie beschrijving onder bestanden VAX LL/785. Het r,GF bestand wordt direkt op de vÀx LL/78s geschreven ars er een foutkode gegeneeerd wordt door de procedure U88.CO!{, de foutkode wordÉ in het LGF bestand gescËreven. BsY en RDi bestanden worden volledig op de VAX LL/7BS afgehandeld. Iflocar]FUSED.DÀT, TUSED.DAT en QUOTA.DÀTt . Tijdens het inlees-batchproces worden herhaaldelijk grotere bestanden aangemaakt. Om te kontroleren of een volgende aan te maken bestand nog op schijf past wordt herhaaldelijk een subproces uitgevoerd, waarin de ruimte beschikbaar (QUOTA.DAT) ninus het totaal (aantal gebruikte blokken (TUSED.dat) vergeleken wordt met de ruimte bezet door het grote bestand (fused.dat). Slechts als er genoeg ruimte is, wordt het batchproces voortgezet-. . fn QUOTÀ.DÀT staat op dit mornent l-0.000. ÀIs de quota kleiner of groter worden dan 10.000 blokken, valt het aan te bevelen dit bestand met behulp van editor van de nieuwe guota te voorzien.
6-23
Àcv, NrEtIwEcErN
FIOCÀR HÀNDLETDTNG VOOR GEBRUIKERS
6.2.6. Korrectieproces: Tech.ref. : p93. 6.2.6. f . identifikatie Prograrnma
t
.
s:
ADMCOR. EXE
PRECORRI . EXE CORRF. EXE
P93L P9321 P9322
(vierde hoofdmenu optie flocarsysteem)
6-24
FIPCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
ÀGV,
NIEUWEGETN
6.2.6.2. Funktie Korrigeren van het administratieblok van een tape, selektêren van een st,reng van een tape voor het korrigeren, en korri€teren van een slrg{rÍt van een tape. Na de hoofdnenukeuze korrigeren komt nen aftijd eerst in het scherrn voor korrektie van hét adninistratrieblok terecht. Daarna kornt men in de streng-korrektie cyclus streng-keuze/streng-korrektie terecht.
het adninistratieblok. Eerste in de korrektiecyclus. . Men komt in een invulscherm waarin de volgende onderdelen van het adrninistrat,ieblok gewij zígd kunnen woiden: - datum; - r,ijd; ijkfaktor; flowreduktiefaktor; - volgnummer; fysieke tapenummer; - meetplaats aanduiding; - naam van de waarnemer; - naam van de bestuurder. . F9: akt,iveer: nen gaat verder met strengkeuze. . PFl-: guit: men keert terug naar het hoofdmenu. PREcoRRr.ExE: Keuze van een streng voor korrektie. Tweede Progranma in de korrektiecylcus. Na ADMCOR komt men eerst, in een scherrn waarin men een streng kan kiezen, die nen wir korrigeren: . F2: volgende pagina: met deze toets kan men eventueel een vorgende pagina met strengen bekijken als er meer dan 1 pagina met strengen voorhanden is. . F0: vorige paglla: Met deze toets kan nen eventueer een pagina strengen terugbladereni . F9: aktiveer: Nadat nen de cursor met de cursortoetsen voor een Pepaalde streng gezet heeft kan nen deze streng aktiveren voor korrektie. fn heÈ scherm dat dan na een paar sèkonden verschijnt ziet nen door de streng uitgewerkt en kan men eventuele korrekties uitvoeren op de streng; . PF-l-: qui!: Àls men het korrektieproces wil verlaten vraagt, het, pakket of men een bestand aan wil naken voor verzamelen. -Als men nog niet arre strengen gekorrigeerd heeft moet men hier N invullen. . F1: help: Met behulp van deze toets kan men hulpschermen ADI{coR.EXE: Korrigerên van
progranma
6-25
FI,OCÀR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NrEI'I{EGEIN
zichtbaar maken met informatie m.b.t. streng-selektie. CORRF.EXE: Korrektie van een streng. Na door F9 een streng gekozen te hebben in pREcoRRr.ExE wordt CORRF.EXE opgestart, die de inhoud van de streng interpreteerd en op het scherm toont. Als men de uitgewerkte streng op het scherm ziet kan men de volgende funkties aanspreken: . F2: volgende pagina. Met deze toets kan men eventueel êen volgende pagina net strengen bekijken als de uitwerking van de streng niet op 1 pagina kan; . FO: vorige pagina. Iriet deze toets kan men terugbladeren. Men kan met de cursortoetsen over een bepaalde regel graan en daar êen event tussenvoegen of verwijderen: . {3: Voeg event tussen. In de onderste verschijnt een klein invulscherm, waarin men de volgende zaken vool het tussen te voegen event na de regel waar de cursor op dat moment staat, op kan geven: - type event, T (tine); - type kode M of P (manual of pocket); - waarde tine; - waarde kode. Men kan door de velden lopen met de cursortoetsen en de velden invullen. Het event wordt als tussen te voegen event, beschouwd nadat men op F9 gedrukt heeft (net PFt- kunt u terug naar het streng-korrektie scherm zonder dat er iets veranderd wordt, met ?2 kunt u de volgende regel in het ÀCF bestand bekijken en met FO de vorige regel in het ÀCF bestand). . F4: verwijderen event. Het event waar de cursor op dat moment voorstaat wordt vanaf dit noment a1s een te verwijderen event beschouwd.
. tíet een konbinatie van F4-F3 kan men een event verptaatsen. EersÈ wordt het event weggegooid (ra), daarna gaat men naar de regel waarrnee het event tussen wiI voegen en drukt op tussenvoegen (F4). Men haalt het laatst lreggegooide évent terug (f0) en verandert de tijds- of afstandswaarde. Daarna aktiveeri men het event a1s tussen te voegien event (F.9) . . PF4: DIÀC: Doe de laatste edit-aktie te niet. . F9: Met het aktiveren wordt een edit-cyklus van een streng
6-26
FI.,OCAR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIE{mEGEIN
afgesloten. De string wordt met de veranderde events na een paar sekonden weer op heÈ scherm getoond. De streng kan dan alénog verder gekorrigeerd worden.
PFl: !,Íet quit geeft men aan dat men niets meer wil veranderen aan_de streng. Er wordt gevraagd of de streng goedgekeurd noet worden voor verzameren (waarop men J of N kan ántwóorden), waarna men eventueel nogi een andere streng kan kiezen.
6-27
FIOCÀR HÀNDLEÏDTNG VOOR GEBRUTKERS
AGV, NIEUI{EGErN
6.2.6.3. Bestanden
o Iflocar-systen]flocar.prs: flocarparameters: Hiervan worden de volgende regels gebruikt: . eerste regel: projektnaam, om de juiste subdirectory aan te spreken; tweede regel: tapenaam, on de juiste pointer- en direct-access ' files aan te spráken; derde re?:1i_lfrengnurnmer, om gekozen strengnummer over te dragen ' tussen PRECORRI en CORRF o { flocar' sy:!:1_19."g. comi 2 : Bestand met vervolgopdrachten, zove:- in het korrektieproceè : . na ÀDII{COR: run pRECORRI . na PRECORRT: run CORRF; ; . na CORRF: run PRECoRRÏ; als na het verlaten van het korrektieproees: . Als J bij pr1 in pRECoRRï: run CHECKF - run PRESELECT . Als N bij pF]. in pRECoRRT: run CHECKF run MAINF
: pointerbestand met oorspronkelijke ' Iflocar.projekt]tapenaam.pn2 (door n88 aangemaal.!"t_pointerè voor DA2 bestand. Dit bestand wordt uitsluitend gèbruikt átà ae pna file nog niet Èàstáat. o {flocar.projektltapenaam:pT3 :- pointerbestand net (eventueel) door het korrektiepróceÉ gewijàigde-pointàrs voor het DÀ2 bestand. Dit bestand wordt aangenáakt-zoára èonnr gerund wordt
o Iflocar'projekt]tapenaam.*: waarbij t staat voor het strengnunmer. Bestand net.geiTterpreteerde strenlinhoud, arE iesurtaat van de laatste aktivering Ían CORRF.EXE o Iflocar.Projekt]tapenaam.acf: bestand waarin de korrekties die
uit'gevoerd zijn-bewaard worden, oD, ars de tape klaargemaakt wordt voor verzameren, daadwerkglijr datafite'(DA2) 9p de worden._Tijdens de korrektieóyctirs pREcoRRr/coRRF íordt "í6;;;;rá-i; de
data-file niet gewij zígd.
6-28
FIóCAR HANDI,EIDING
AGV, NIEIn{EGETN
VOOR GEBRUIKERS
6.2.7. Verzamelproces: Tech.ref.: 6.2.7 .L. fdentifikatie
P951
Programma: NSELECT.EXE
vijfde hoofdmenu optie flocar
systeem
6-29
FIPCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
Acv,
NrEUï{EcErN
6.2.7 .2. Funktie selekteren-goedgekeurde strengen van een Maken en opstarten achtergrondproces voor het veizamelen vantape. dà q""àgàkeurde';a;;;;" in het verzamelbestand (projekt.ver) .
Eerst wordt êen overzicht gegeven de goedgekeurde strengen uit het korrektieproces. Deze étíengenvan ran neá veiirieiàn zodat hiermee het verzamelproces opgestart woidt: kan net de cursor toetsen maar een strengregel gaan en deze ' Men alsnog op tOKr of r-r zetten; - Ê2: vorgende.pagina. Met deze toets kan rnen eventueel een volgende pagina met status van de strengen bekiíxàn als niet alle strengen op een pagina kunneni . 19: vorige.pagina. Met deze t,oets kan nen terugbladeren. . F9: Met aktiveren wordt het verzamelproces opgéstart, hraarna men terugspringt naar het hoofdmenu i . PFl: l[et quit gaat men terug naar het hoofdmenu zonder het verzarnelproces op te starten; . Fl: t"1p: hiermee kan een. hulp-schem zichtbaar gemaakt worden, met informatie omtrent
het
pràgramrná.
6-30
FIPCÀR HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
ÀGV,
NIEUWEGETN
6.2.7 .3. Bestanden
. Iflocar.systen]flocar.prs: flocarparameters: Hiervan worden de volgende regels gebruikt: . eerste regel: projektnaam, om de juiste subdirectory aan te spreken; - tweede regel: tapenaam, om de juiste pointer- en direct-access files aan te spróken; . zesde regel: tapenaam, hier wordt de naam van het tapebestand dat verzameld wordt geschreven
o If]ocar. systeTlprog.comi 2 : Bestand met verrrolgopdrachten. Een van de opdrachten is het opstarten van heÉ àchtergrondproces coLLF. COI{ - Er wordt gewacht tot het-achtergrondproces daadwerkelijk is opgestart door te kontroleren o- tapénaam.bsl ar bestaát. - $r^tapenaan.bsl bestaat, wordt teruggesprongen naar het hoofdmenu.
o Iflocar.systen]collf .com: Bestand met achtergrond opdrachten. o Iflocar-systernJseleet.prs: Bestand net parameters voor uitvoeren van collf.com.
. Iflocar.projekt]tapenaam.pn2: Bestand met pointers van strengen. . Iflocar.projekt]tapenaam.ok: Bestand met status (ok/-lvan strengen. . If1ocar.pr9]9llltapenaam.stl: Bestand uret sturings-variabelen voor progranma SELECT.ExE,
dat gedraaid wordt vanuit óolrf.com.
6-31
FI-CAR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUTKERS
6.2.8. Àggregatieproces: Tech.ref . z 6.2.8.1" Identifikatie
AGV, NIEI I,ÍEcEfN
p9S2
Prograrnma: Àggregat.EXE zesde hoofdrnenu optie flocarsysteem
6-32
FIOCÀR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUTKERS
AGV, NIEI'WEGEIN
6.2.8.2. Funktie selekteren-goedgekeurde strengen van een tape. Maken en opstarten ach-tergrondproces voor het toévoegen van de'goedjeieurae ;ar;t;; in het aggregaat of onderwerp besiand ionaeróerp];;àt.
rn het eerste scherm wordt de naam van een onderwerpbestand opgevraagd, !Íaar het tapebestand aan toegevoegd noet worden: . Men kan een nieuwe naam invullen of de-oude-naam eenvouáígweg aktiveren; . F9: Aktiveer onderwerp naam; . PFL: Terug naar het hoofdmenui . Ft: Help.
Nadat men de n?ap. opgegeven heeft krijgt men in het tweede schern lteer een ovêrzicht van de goedgekeurd-átrengen uit de afcCievà--t;;" binnen het aktuete projekt. oeáe strengen kan men verifieren zodaÈ hiermee het aggregatielroces opgestart-wordt: óursoi toetsen-naar een strengreger gaan en deze ' Hen kan met-àe alsnog op rOKr of r-r zetten; . r2i volgende.pagina. Met deze toets kan men eventueel een volgende pagina met status van de strengen bekijkàn ats niet alle strengen op een pagina kunneni . 19: vorige. pagina. Met deze toets kan men terugbraderen. F9: Met aktiveren wordt het verzamelproces opgestart, waarna men ' terugspringt naar het hoofdmenu i PFL: Met. quit' gaat rnen terug naar het eerste schern om een andere ' naam op te geveni . r1., herp: hiermee kan een. hulp-scherm zichtbaar gemaakt worden, met informatie ontrent het pràgramná.
6-33
FIóCAR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUTKERS
6.2.8.3.
AGV, NïEt t{EcEIN
Bestanden
. Iflocar.systernJflocar.prs: flocarparameters: Hiervan worden de volgende regels gebruikt: . eerste regel: projektnaam, om de juiste subdirectory aan te spreken; . tweede regel: tapenaam, om de juiste pointer- en direct-access files aan te spróken; r Iflocar. system]pr_og.com;2 : Bestand met vervolgopdrachten. Een van de opdrachten is het opstarten van hei, àchtergrondproces ÀGGRF. COM - Er wordt gewacht tot het achtergrondproces daadwerkelijk is opgestart door te kontroleren oi tapánaam.bsa al bestaát. - lrr_tapenaam.bsa bestaat wordt terulgesprongen naar het hoofdmenu.
. Iflocar.system]aggrf.com: Bestand net achtergrond opdrachten. o Iflocar.systern]selecto.prs: Bestand met parameters voor uitvoeren van aggrf.com.
o Iflocar.projekt]tapenaarn.pn2 : Bestand met pointers van strengen. . I flocar.proj ekt] tapenaam. ok: Bestand net status (ok/ -)van strengên. o Iflocar.pro19\t]tapenaam.stl: Bestand met sturings-variabelen voor progranma SELECT.ExE,
dat gedraaid wordt vanuit ággrf.com.
6-34
FIOCÀR HÀNDLEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEUï{EGErN
6.2.9. Ànalyse: Tech.ref ,: p956.. 6.2.9. 1. Identifikatie Progranna I s: LEGENDA. EXE PREPSETECT. EXE PSELECT. EXE PREAI{PIOT. EXE ÀI{PIOT. EXE ï{RTÀBF. EXE LINI(ÀSC. EXE
P9562L P95622 P95623 P9s624 P9562
6-35
FIOCÀR HÀNDLETDING VOOR GEBRUIKERS
AGV,
NIEUWEGETN
6.2.9.2. Funktie
Hier wordt' alleen de progranmars beschreven die te maken hebben met het plotten. De keuze-ptótten wordt gemaakt in heÈ Ëuu-n"n" á"árV". van het hoofdmenu (optie Z). voordat er geplot tlan wordèn moeten minimaal de volgende progranma I s qedraaid worden: . Prepselect . Pselect . Preawplot om ook een zinnige legenda op te kunnen nemen moet het progranma . Legenda gedraaid worden. Het eigenlijke ptotten wordt door AwploÈ uitgevoerd. De progranmars Pselect en Àwplot zijn niet direct te beinvloeden door de gebruiker en worden Írier niét uitgeÈi"iá-uà""hreven. . Pselect voert daadwerkelijk i" met prepéelect ingásterae selecties oP.de data-fifes uit en maakt een 4-ta1 bestanden aan zijn voor het plotten 9i"_nodig . Àwprot voert, met behulp-van de door preawprot ingestelde, plot-parametersr êD de legenda, het ptotten zeLf uit.
6-36
FIOCAR HÀNDLEIDTNG VOOR GEBRUIKERS
6.2.9.3. Legenda
AGV, NIEUT{EGEIN
p9S621
geeft.men in een voorscherm de naam op van lerst best,and waar de legenda is opgesragen (veld 1) en de naam van het een selektie waar rater bestanden voor selekties en bestanden met stuurparamet'ers voor het plotten van afgeleid ro"eCàn worden (veld 2r. . F9: Àktiveer de namen: verder het invurlen legenda. . PFL: Quit: Terug naar het hoofdmenu. . F1.: HeIp: Tonen van een informatiescherm. Daarna komt men in een schern waarin men de cursor naar een bepaalde legendaregel kan bewegen en de vorgende ópCies tcan aanspreken: . F3: Voeg legendaregel toe; . F4: Verwijder legendaregel; . F9: Aktiveer: De legendáregels zijn klaar en de selekties zullen opgevraagd worden.
. PFI-: Quit: terug naar het invullen van het vorige scherm met bestanden; . Fl-: Help: Tonen inforrnatiescherm. Àls men voor .trgl toevoegen legendaregel kiest komt nen in een klein invulschern waar nén de íolgenaá itenr in kan vurren:
. Van-kruispunt; . Naar-kruispunt; . Plusmeters ten opzichte van Van-kruispunt; . Legendakode; : leggnda-omschrijving. Ook hier gelden weer áe funktietoetsen: . F9: Aktiveer legendaregel; . f'l: HeIp; . PFl! Quit: Negeer wat er ingevuld was van de legendaregel.
6-37
FIFCÀR HÀNDLETDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEIn{EGETN
6.2.9.4. Bestanden o I flocar. systeem] flocar. prs: flocar-parameters a I flocar. systeem]projekt. tap: tapefornulier; a I flocar. systeem] flocar. sell bestand met:
. naam legenda; . naam selektiei I flocar. pToj ekt] tegenda. teg: legendabestand . Van-kruispunt,? . Naar-kruispunt; . meters ten opzichte van kruispunt; . legendakode; . legenda-onschrijving.
i
met
per regel:
6-38
FIPCAR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
6.2.9.5. Prepselect
AGV, NTEImEGEIN
p95622
wijzige! selektiekriteria/selekteren scherm: Nadat de legendafs ingevuld zijn, komt men i-n een scherm waarin 2 velden inlevutd kunnen worden: . In het eerste veld kan men een Ií (wijzigen selektie paraneters) of P (selekteren en verder gaan naar het plotproces)- invullen; . In het tweede veld kan men voorbeeldbestand invullen dat men voor een selektie wil gebruiken. Dit tweede veld hoeft meest,al niet ingevuld te worden omdat hier ofwel een standaardnaarn instaat of de naam van de selektie die op dat moment geldig is); Als nen een I{ gevolgd door [F9] kiest zal men eerst in een drietal vervolgschrmen komen: . Wijzigen plaats en route; . wijzigen daturn-periode, tijdsperiode etc; . Iilzigen kruispunten (alleén áls er een route geselekteerd was in het eerste van de 3 schermen); . Deze schermen spreken voor zich. Eventueel kan nen voor [F1] hurp opvragen. Met tFgl aktiveert men ieder scherm en met f PFil |aat ien- teróg naar frèt vorigie scherm, zonder dat de wijzigingen uitgevoerd worden.
Àls
men
klaar is met het wijzigen komt men weer in het eerste
scherm van de funktie.
Met P [F9] kan men dan aangeven dat men de selektie voor het protten op wir st,arten en daar wir gaan naar het. plotproces. Voordat Preawplot wordt opgestart, wordÍ, Pselect gedràaid met de zojuist ingestelde selektiekriteria. Hiervan rnerkt men aan de terninal niets.
6-39
FIPCAR HÀNDI,EIDING VOOR GEBRUIKERS
6.2.9.6.
ÀGV, NIEI'WEGEIN
Bestanden
o I flocar. systeen] a I flocar. systeenJ
flocar. prs flocar. sel
met :
. naam legenda . naam selektie I flocar.projekt] selektie. cri met : . begindatum . einddatum . etc I flocar. systeen] flocar. ond met : . naam onderwerp; I flocar. proj ekt ] onderwerp . XVÀ; . bestand met afstand, tijd, snelheid, versnelling
aangemaakt door
PseIect, proj ekt] onderhrerp. FLO; flocar. I . bestand met brandstof-gegevens aangemaakt door pselect. I flocar. projekt] onderwerp. EVN; . bestand met event-gegevens, gerelateerd aan de xvÀ en Fr,o bestanden. Àangemaakt door pselect.. projektJ onderwerp. TEK; flocar. I . bestand met tekst-informatie (zaL meestal 1eeg zijn) , aangtemaakt door Pselect De bovenstaande 4 bestanden worden aangemaakt op basis van de ingestelde selektiekriteria en worden áangesproí<en bij het plotten.
6-40
FIPCAR HANDLETDING VOOR GEBRUIKERS
ÀGV,
NTEUWEGEIN
6.2.9 .7 . PreawploL P95624 Nadat de selektie gemaakt is (Prepselect en Pselect) komt men in een scherm waarin- men plotparametèrs kan wijzigen oi tret plotproces opstarten (dit scherror lijkt sterk op het voórsóherm van
Prepselect, net uitzondering van de kopregel): . rn het eerste veld kan men een I{ (wijzigen plotparameters), of (plotproces opstarten) invullen; . rn het tweede veld kan men een voorbeerdbestand voor de plotparaneters invullen ;
. Dit
veld is meestal aI goed ingevuld. Als men w gevorgd door trgl kiest zar men in
p
tweede
een
venrolgscherm komen waarin de plotparameters ingevurd kunnen worden: . Dit scherm spreekt voor zich. Eventueel kan men via tFll help opvragen. Met, tF9l worden de plotparameters geaktiveerd en rnét
[PFl] gaat men terug naar het vorige scherm. . AIs men klaar is met het, invullen van de plotpararneters komt men weer in het vorige scherm en kan men via É tFgl het plotproces opstarten.
6-41
FIPCÀR HANDLEÏDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEUT{EGEIN
6.2.9.8. Bestanden a I flocar. systern] flocar. prs i o I flocar. systeen] flocar. sel met,:
. .
naam legenda; naam selektie;
o I flocar. projekt] o I flocar. systeem] a a o a o
selektie.pls met plotparameters i flocar. ond met: . naam onderwerp; I flocar. proj ekt] selektie. XVA I flocar. proj ekt J selektie . Fï,o I f locar. pro j ekt ] selekt,ie . EVN I flocar. proj ekt ] selektie. TEK Zie voor bovenstaande 4 bestanden de beschrijving onder Prepselect. Op basis van deze bestanden worden de pfot(s) gemaakt.
6-42
FIOCAR HANDLEIDTNG VOOR GEBRUIKARS
6.2.9.9. Wrtabf
ÀGV, NIEUI{EGErN
P9563t
r Àls de optie kentallen in het analysemenu gekozen wordt, dan wordt er een com-file aangêmaakt die gesubmit woidt door prog.comi2. Er wordt ook een parameterfile aangemaakt die nodig is voor wrtabf.com. rn de huidige versie kan alleen van volledige verzamelfiles de kentallen gegenereerd worden. De uitvoér staat in projekt,. out
6-43
FIPCÀR HANDTEÏDING VOOR GEBRUIKERS
6.2.9.10.
ÀGV, NIEITï{EGEïN
Bestanden
Iflocar.system]pro9..comi2: Bestand dat de achtergrond-job opstarÈ 9l_na afloop va!_het, opstarten ervan het hoofdnenu weel opsÈart Iflocar.systern] flocar.prs: Hieruit wordt, het, aktieve projèkt gelezen. . Iflocar.systelJwrtabf .com: Bestand met achÈergrond-job opdrachten. o Iflocar.projektJprojekt.ken: uitvoerbestand nét tcenlatlen . Iflocar.projekt]projekt.out: printbestand met kentalren
6-44
FÏPCAR HÀNDTEIDING VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEUI{EGEIN
6.2.9.11. Linkasc P95632 r AIs de optie converteren in het analysemenu gekozen wordt, dan wordt er een con-file aangêmaakt die gesubmit vordt door pro$.comi2. Er wordt ook een parameterfile aangemaakt die nodig is voor linkasc.com. fnvoer is dé file projekt.out die door rrtabÍ gernaakt is.
6-45
FIOCAR HÀNDLETDTNG VOOR GEBRUIKERS
AGV, NIEIIÍ{EGETN
6.2.9.L2. Bestanden
o a a
[flocar.system]pr_og.comi2: Bestand daÈ de achtergrond_job opstart 9l-na afloop vll_het opstarten êrvan het, hoofdneíu wàer opstart-
Iflocar.system]flocar.prs: Hieruit wordt het aktieve projèri-Iflocar. system] linkasc.com: Bestand met achtergrond-job opdrachten. pr9 j pro j ekt . asc: Leesbaar uitvoerbéstand- net kentalten I f lqgg-. "t-t ]
gelezen.
(ASCTI-bestand)