Aangepaste kilometervergoeding openbare sector vanaf 1 juli 2006 Ambtenaren die hun eigen wagen gebruiken voor dienstverplaatsingen krijgen daarvoor een kilometervergoeding. Vanaf 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 bedraagt deze vergoeding 0,2903 EUR per kilometer (voordien 0,2841 EUR per km). De fiscus aanvaardt dit bedrag als een forfaitaire terugbetaling van kilometerkosten aan de werknemer die zijn eigen auto gebruikt voor verplaatsingen in dienst van zijn werkgever. De fiscus beschouwt dat dan als «eigen kosten van de werkgever» en de terugbetaling blijft daardoor voor de werknemer belastingvrij.
Fiscale benadering van de horeca inzake BTW De horecasector neemt een belangrijke plaats in in het economische leven. Het is dan ook opportuun de fiscale toestand van deze ondernemingen eens nader te onderzoeken.
Ter verduidelijking is bepaald dat het verschaffen van gemeubelde logies in de zin van voormeld artikel 18, én van de uitzondering op de vrijstelling inzake onroerende verhuur beoogd in artikel 44, § 3, 2°, a, derde streepje van het wetboek, inhoudt, dat het gaat om instellingen die worden uitgebaat onder de in de wetgeving op de hotelinrichtingen gestelde voorwaarden dan wel een ander statuut. Bovendien moeten de instellingen worden gekenmerkt door een permanente organisatie die al de materiële en menselijke factoren verenigt die het mogelijk maken aan de gasten diensten te verstrekken zoals de ontvangst van de gasten, het ter beschikking stellen van gemeubelde kamers en huishoudlinnen (beddengoed, dekens, handdoeken, washandje, enz.) het regelmatig onderhoud en schoonmaken van de kamers, met inbegrip van het verversen van het huishoudlinnen en, eventueel, het verschaffen van het ontbijt.
Op het vlak van de inkomstenbelastingen zijn er geen noemenswaardige problemen voor de horecabedrijven en aanverwanten, waaronder de logiesverstrekkende bedrijven. Het is wel anders gesteld op het vlak van de belasting over de toegevoegde waarde. In deze is het belangrijk artikel 18 van het BTW-wetboek inzake diensten en verbruik ter plaatse aan te halen.
I. Dienst- Levering – Verbruik ter plaatse 1. Dienst Artikel 18, § 1, eerste lid : Als een dienst wordt beschouwd elke handeling die geen levering van een goed is in de zin van dit wetboek. Artikel 18, § 1, tweede lid, 10° Als een dienst wordt onder meer beschouwd de uitvoering van een contract dat tot voorwerp heeft : het verschaffen van gemeubelde logies alsook de terbeschikkingstelling van plaats om te kamperen. PA C I O L I
NR.
212
BIBF-IPCF
I N H O U D • Flash • Fiscale benadering van de horeca inzake BTW
7
–
20
AUGUSTUS
1 1 2006
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli
FLASH
Aldus is deze bepaling eveneens van toepassing op : 1° de inrichtingen die geregeld aan betalende gasten onderdak verlenen voor een kortere tijdsduur dan een nacht, zelfs wanneer noch spijzen, noch dranken worden verschaft; 2° de vakantietehuizen; 3° de tehuizen die geregeld retraites in internaatsverband organiseren, en met name op retraitehuizen die in feite rust- en vakantiehuizen zijn voor alleenstaande personen, die zich tijdelijk willen terugtrekken in de eenzaamheid om fysisch en moreel weer krachten op te doen.
2. Levering en verbruik ter plaatse Artikel 18, § 1, tweede lid, 11° : het verschaffen van spijs en drank in restaurants en cafés en, meer algemeen, in omstandigheden voor verbruik ter plaatse. Iedere inrichting, ongeacht de benaming (snack, restaurant, taverne, pizzeria, hotel, feestzaal, verbruiksalons, enz.) waar warme of koude maaltijden worden verbruikt, ongeacht hun aard (volledige maaltijden, lichte maaltijden, vegetarische maaltijden, kleine voorgerechten, enz.) en ongeacht of die maaltijden bestaan uit één of meerdere schotels of gerechten.
2. Aparthotel Is een nieuwe vorm die het midden houdt tussen een hotel en een onroerende verhuur. Deze formule kenmerkt zich door de terbeschikkingstelling van gemeubelde logies voor een periode die meestal langer duurt dan één week samen met een bijkomend dienstenpakket dat vergelijkbaar is met wat gewoonlijk wordt aangeboden door hotels.
Er wordt bovendien geen onderscheid gemaakt of die maaltijden worden verstrekt door opdiening aan tafel, aan een toonbank of zelfs eenvoudig aan een aan de muur bevestigde plank of op een voor deze doeleinden door de exploitant ingerichte plaats in openlucht. Dit is zelfs zo voor een frituur langs de openbare weg, een openbare plaats, blijvende installaties in pretparken of parkeerplaatsen langs autowegen, wanneer de klant effectief ter plaatse verbruikt en de exploitant in de nabijheid bijvoorbeeld tafels of banken heeft geplaatst.
In dit laatste geval is er sprake van belastingplicht. Wanneer daarentegen geen enkele bijkomende dienst wordt aangeboden of slechts wordt verstrekt op vraag van de klant mits betaling van een prijstoeslag of indien de klant de mogelijkheid heeft om af te zien van een welbepaalde dienst of diensten waarvoor hem een prijsvermindering wordt toegekend, dan is de terbeschikkingstelling een van de BTW vrijgestelde onroerende verhuur.
II. Logiesverstrekkende bedrijven 1. Hotel Het verschaffen van gemeubelde logies dat een uitzondering is op de onroerende verhuur beoogd in artikel 44, § 3, 2°, a, derde streepje, van het wetboek (nl. het verschaffen van gemeubeld logies in hotels, motels en in inrichtingen waar aan betalende gasten onderdak wordt verleend), houdt in dat het gaat om instellingen die worden gekenmerkt door een permanente organisatie die al de materiële en menselijke factoren verenigt die het mogelijk maken aan de gasten diensten te verschaffen zoals het onthaal van reizigers, het ter beschikking stellen van gemeubelde kamers, het onderhoud en het schoonmaken van die kamers, daarin begrepen het verschaffen van linnen (beddengoed, dekens, handdoeken, enz.) en, in voorkomend geval, het verschaffen van het ontbijt.
3. Logies – gastenkamer – landelijke «gîtes» Deze vorm van het verstrekken van logies houdt in dat het gaat om instellingen die worden uitgebaat onder de voor de hotelinrichtingen gestelde voorwaarden, dan wel onder een ander statuut en die worden gekenmerkt door een permanente organisatie die al de materiële en menselijke factoren verenigt zoals voorzien voor de hoteluitbating. De inrichtingen die niet dit geheel van diensten verschaffen, komen toch voor het belasten van hun handelingen in aanmerking als uit concrete feiten blijkt dat systematisch aan alle klanten, voor een globale prijs een dienst wordt aangeboden en verstrekt die zowel bestaat in het ter beschikking stellen van gemeubelde logies, zoals kamers, appartementen, chalets in een vakantiepark enz.
Al de bovengenoemde diensten moeten niet noodzakelijk worden verleend. Het volstaat dat sommige van die diensten aan de reizigers, die hun intrek in bedoelde instelling nemen, worden verstrekt. Hoe dan ook, voor de toepassing van dit artikel is het noodzakelijk dat gemeubeld logies wordt verschaft.
7
–
20
AUGUSTUS
2006
a. Gastenkamers Wanneer particulieren een deel van hun woning ter beschikking stellen van toeristen is deze terbeschikking-
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
212
stelling een dienst in de zin van artikel 18, § 1, eerste lid en tweede lid, 10°, van het BTW-wetboek. Volgens artikel 44, § 3, 2°, a), derde streepje, van dit wetboek, is deze dienst niet vrijgesteld indien het onthaal en een aanwezigheid ter plaatse gedurende in ieder geval een groot gedeelte van de dag worden verzekerd en indien systematisch aan alle klanten, voor een globale prijs, samen met een gemeubelde kamer minstens één van de volgende bijkomende diensten wordt aangeboden en werkelijk verstrekt, volgens een door de exploitant vastgelegde formule : het regelmatig onderhoud en schoonmaken van de kamer, het verschaffen en vervangen van het huishoudlinnen of het verschaffen van het ontbijt op de kamers of in de eetzaal.
b. Terbeschikkingstelling van gemeubelde logies door religieuze of andere gemeenschappen Deze instellingen die dikwijls onderdak verlenen aan mensen die komen omdat ze problemen hebben of om rust te vinden, ontvangen meestal als tegenwaarde een forfaitair bedrag dat bestempeld wordt als «donatie» en per maand betaald wordt. Men kan dit als huurwaarde beschouwen. Deze gemeenschappen verstrekken aldus, in het kader van hun economische activiteit en op continue wijze, aan hun betalende gasten diensten van behuizing. Zij hebben dus de aard van BTW- belastingplichtige met recht van aftrek. De door de dienstverrichter ontvangen vergoeding vormt de werkelijke tegenwaarde voor de aan de ontvanger verleende dienst. Bovendien kan de vrijwillige betaling die wordt verricht door de ontvanger, niet beschouwd worden als de tegenprestatie voor een aan deze ontvanger verleende dienst.
Wanneer bijgevolg particulieren onder deze voorwaarden geregeld één of meerdere gastenkamers of kamers met ontbijt verhuren, hebben ze de hoedanigheid van belastingplichtige met recht op aftrek en zijn deze diensten aan de BTW onderworpen tegen het tarief van 6 %, bij toepassing van rubriek XXX, 1, van tabel A van de bijlage van het KB nr. 20 inzake BTW-tarieven. Noch de hoedanigheid van de exploitant (iemand die een andere activiteit uitoefent in hoofdberoep, iemand zonder beroep, gepensioneerd, enz.), noch het aantal verhuurde kamers of het feit of al dan niet publiciteit wordt gevoerd, is ter zake relevant, maar het is duidelijk dat er onbetwistbaar sprake is van de uitoefening van een geregelde economische activiteit wanneer de gegevens van de betrokkene opgenomen zijn in een toeristische gids.
De vraag of de «service» of «belangeloze betaling» door de gasten een werkelijke tegenwaarde vormt of dat de dienst kan beschouwd worden als effectief gratis uitgevoerd, is een feitenkwestie die geval per geval onderzocht dient te worden. c. Bejaardentehuizen Krachtens artikel 44, § 2, 2°, van het BTW-wetboek, zijn diensten verstrekt in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid door de bejaardentehuizen – erkend ingevolge de Wet van 12 juli 1966 – van de BTW vrijgesteld.
Indien daarentegen, de exploitant geen enkele van de in het eerste lid hiervoor bedoelde bijkomende diensten aanbiedt, dan is de terbeschikkingstelling van gemeubelde kamers aan toeristen, een zuivere verhuur. Deze verhuur is vrijgesteld krachtens artikel 44, § 3, 2°, van het voornoemde wetboek en daar de lokalen bestemd zijn om door mensen te worden bewoond, heeft de vrijstelling niet alleen betrekking op het onroerend goed uit zijn aard, maar eveneens op het ter beschikking stellen van roerende goederen. Een dergelijke verhuur wordt bijgevolg niet met BTW belast en verleent dan ook geen recht op aftrek van de voorbelasting. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer toeristen zich moeten wenden tot een verhuuragentschap dat zich beperkt tot het overhandigen van de sleutel, zonder dat dit agentschap of een andere persoon andere diensten verstrekt.
De meeste tehuizen die zich bezig houden met de zorg voor bejaarden zijn onderworpen aan bovenvermelde wet, zodat hun diensten niet aan de BTW worden onderworpen. Het is evenwel zo dat bepaalde tehuizen niet onderworpen zijn aan bedoelde wet, onder meer omdat de personen die er verblijven eigenaar zijn van het appartement dat zij betrekken of het in huur hebben van een derde. In dat geval zijn de diensten – verstrekt door de exploitant – wel aan de BTW onderworpen.
III. Het ontvangstbewijs 1. De rekening of het ontvangstbewijs De rekening of het ontvangstbewijs heeft het daglicht gezien in toepassing van artikel 22, § 2 van het KB nr. 1 van 29 december 1992.
Er is onbetwistbaar sprake van de uitoefening van een geregelde economische activiteit wanneer de gegevens van de betrokkene opgenomen zijn in een toeristische gids.
PA C I O L I
NR.
212
BIBF-IPCF
Hierbij is bepaald dat bepaalde belastingplichtigen, waaronder hotelhouders, restauranthouders en andere exploitanten van inrichtingen waar regelmatig maaltijden worden verbruikt, aan hun klanten rekeningen of
7
–
20
AUGUSTUS
2006
ontvangstbewijzen moeten uitreiken. Rekeningen en facturen hebben niet dezelfde functie als het ontvangstbewijs. De factuur is een boekingstuk dat in principe een belastbare handeling vaststelt; het ontvangstbewijs is een controledocument.
2° voor de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt Wordt derhalve bedoeld iedere inrichting, ongeacht haar benaming (restaurant, taverne, snack, pizzeria, feestzaal, café, cafétaria, verbruikssalon voor ijs of banketgebak, pannenkoekenrestaurant, frituur en andere verbruikssalons, enz.), waar warme of koude maaltijden worden verbruikt, ongeacht hun aard (volledige maaltijden, lichte maaltijden, vegetarische maaltijden, kleine voorgerechten, enz.) en ongeacht of die maaltijden bestaan uit één of meerdere schotels of gerechten.
Het ontvangstbewijs wordt slechts uitgereikt wanneer de factuur niet verplicht is. Het is bijgevolg van belang te vermelden dat een factuur dient uitgereikt te worden indien het een horecadienst betreft voor een belastingplichtige, die deze dienst ontvangt ten behoeve van zijn economische activiteit (dus niet voor zijn privédoeleinden). Hij dient zich bijgevolg als dusdanig kenbaar te maken bij de restaurateur, zodat deze hem een factuur kan uitreiken.
Er wordt bovendien geen onderscheid gemaakt of die maaltijden worden verstrekt door opdiening aan tafel of door het systeem van zelfbediening, of ze worden verbruikt aan tafel, aan een toonbank of zelfs eenvoudigweg aan een aan de muur bevestigde plank of op een voor deze doeleinden door de exploitant ingerichte plaats in open lucht. Iedere inrichting die slechts maaltijden verstrekt ter gelegenheid van banketten, worden eveneens bedoeld.
Het is dan ook maar de factuur die de ontvanger van de dienst recht op aftrek verleent, in de gevallen waar er recht op aftrek is voor dergelijke horecadiensten. Mits de nodige aanpassing kan het ontvangstbewijs de functie van factuur vervullen.
Er dienen eveneens een rekening of ontvangstbewijs te worden uitgereikt voor het verschaffen van de zogenaamde «streekgerechten», tenzij ze tot hierna vermelde lijst zouden behoren. Als voorbeeld werd gegeven de schelle van de zeuge, de op de grill geroosterde kotelet of varkenslapje en de gerechten gegarneerd met een aardappel in de schil, ongeacht de wijze van opdienen of de gebruikte bestekken.
2. Wie moet ontvangstbewijzen uitschrijven? De verplichting tot het uitreiken van rekeningen of ontvangstbewijzen wordt slechts opgelegd aan de personen die de hoedanigheid van belastingplichtige hebben, met uitzondering van de belastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die krachtens artikel 44 van het BTW-wetboek van de belasting zijn vrijgesteld en waarvoor zij geen enkel recht op aftrek hebben (ziekenhuizen, bejaardentehuizen, onderwijsinstellingen en instellingen die eraan zijn toegevoegd of ervan afhangen).
Het is soms een gewoonte dat restaurantbezoekers bepaalde dranken (aperitief, koffie, enz.) gebruiken in een andere ruimte dan het restaurant. Voor zover die plaats ook toegankelijk is voor personen die geen maaltijd nemen, en die dranken worden verrekend op de plaats van het verbruik, moet de exploitant de prijs van die dranken niet opnemen op het ontvangstbewijs dat ze uitreiken voor de maaltijd, en ook geen afzonderlijk ontvangstbewijs uitreiken.
De verplichting geldt : 1° voor de exploitant van een hotel of, meer algemeen, voor de exploitant van een inrichting waaraan betalende gasten onderdak wordt verschaft
3. Diensten waarvoor geen ontvangstbewijs moet worden afgeleverd
De rekening of het ontvangstbewijs moet al de diensten omvatten die door een dergelijke uitbater worden verstrekt : het verschaffen van gemeubeld logies, van spijzen en dranken en de bijkomende diensten (telefoon, het wassen van linnen, ter beschikking stellen van een radio, televisie of ontvangsttoestel en dergelijke, parking, plaatsbespreking in schouwburgen, enz.) die met het verschaffen van logies gepaard gaan en die gewoonlijk in de globale afrekening worden begrepen.
7
–
20
AUGUSTUS
2006
Bovengenoemde bepalingen zijn evenwel niet van toepassing op de exploitanten van foorkramen die worden gebruikt tijdens kermissen (zelfs deze die een zekere tijd duren), markten, volksfeesten, sportwedstrijden, enz., met uitzondering van de blijvende installaties (b.v. installaties in pretparken of op parkeerplaatsen langs de autowegen).
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
212
Deze reglementering is evenmin van toepassing op de bedrijfsmesses. In de gevallen waarin een traiteur maaltijden levert ten huize van zijn klant en ze aldaar aan zijn klant en diens genodigden opdient, moet geen rekening of ontvangstbewijs worden uitgereikt.
4. Uitreikingsmodaliteiten Ter verduidelijking hierna overzicht van de verschillende uitreikingmodaliteiten. Eerste hypothese : er is slechts één contract gesloten, namelijk tussen de particulieren of de vereniging en de exploitant van de cafetaria In deze hypothese heeft het contract met de bovengenoemde exploitant zowel de terbeschikkingstelling van de zaal als het verstrekken van een maaltijd tot voorwerp.
De leveringen van kleine voedingswaren waarvoor de exploitant geen bereiding of verwerking dient te verrichten en die in de regel als bijzaak worden verstrekt bij dranken (chips, droge worsten, koekjes, wafels, chocolade, gekookte eieren, enz.), vallen evenmin onder deze bepalingen.
Krachtens artikel 18, § 1, tweede lid, 11°, van het BTWwetboek, wordt de uitvoering van het contract dat deze handelingen tot voorwerp heeft, beschouwd als één dienstverrichting, zelfs wanneer de exploitant van de cafetaria een afzonderlijke prijs in rekening brengt voor de zaal enerzijds en voor de maaltijd anderzijds.
Exploitanten van een drankgelegenheid (café, taverne, snack, verbruiksalon, enz.) die zich beperkt tot het verschaffen van lichte maaltijden die uitsluitend worden geserveerd met brood en die in de navolgende lijst zijn vermeld : – soepen; – croques en andere toasten van allerlei aard; – kroketten (garnaal, vlees, gevogelte, kaas); – belegde broodjes (inbegrepen hamburgers, hotdog, pitta); – pastei van gevogelte, pensen, satés; – deegwaren (spaghetti, lasagne, pizza); – koude salades van vlees, vis; – Engelse schotel; – eibereidingen; – pannenkoeken, ijs, wafels, gebak, croissants, yoghurt; – kleine voedingswaren waarvoor de exploitant geen bereiding of verwerking heeft verricht en die in regel als bijzaak worden verstrekt bij dranken (chips, droge worst, enz.).
Aangezien in onderhavig geval de betrokken exploitant de handelingen die worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 18, § 1, tweede lid, 11°, van het BTWwetboek, verricht in zijn inrichting, is hij altijd gehouden een rekening of een ontvangstbewijs uit te reiken. Behalve de andere vermeldingen die op de rekening of het ontvangstbewijs moeten worden aangebracht, zal in onderhavig geval het door de klant verschuldigde of betaalde totaalbedrag (BTW inbegrepen) dat op rekening of het ontvangstbewijs moet worden vermeld, eveneens de prijs van de zaal bevatten. Bovengenoemde oplossing heeft bovendien bij toepassing van nr. 18, tweede lid, van de genoemde aanschrijving 6/1999, tot gevolg dat de betrokken exploitant een rekening of ontvangstbewijs dient uit te reiken voor alle door hem verstrekte maaltijden, dus met inbegrip van de zogenaamde «lichte» maaltijden.
De belastingplichtige die, enerzijds in een afzonderlijke afdeling een restaurant heeft en, anderzijds een afdeling waarin hij zich beperkt tot hiervoor bedoelde maaltijden, is slechts verplicht een ontvangstbewijs af te leveren voor het verbruik in de afzonderlijke restaurantafdeling.
Er bestaat evenwel een uitzondering op deze regel voor zover de exploitant over volledig afzonderlijke inrichtingen beschikt, enerzijds voor de organisatie van feestmalen en anderzijds voor het verstrekken van «lichte» maaltijden. Indien dit het geval is, moet hij geen rekeningen of ontvangstbewijzen uitreiken voor de laatstgenoemde handelingen, maar blijft hij uiteraard gehouden deze documenten uit te reiken voor het verstrekken van het feestmaal.
De exploitant die andere maaltijden verschaft moet een rekening of ontvangstbewijs afleveren met inbegrip van deze die in hoger vermelde lijst voorkomen. Een rekening of ontvangstbewijs moet niet worden uitgereikt wanneer de klant de maaltijd meeneemt voor verbruik buiten de inrichting van de exploitant of wanneer de exploitant de maaltijden bestelt ten huize van de klant of meer in het algemeen buiten zijn inrichting.
PA C I O L I
NR.
212
BIBF-IPCF
Anderzijds dient in de relatie tussen de exploitant van de cafetaria en de traiteur geen rekening of ontvangstbewijs te worden uitgereikt door deze laatste aan de bovengenoemde exploitant, zelfs wanneer de door de traiteur verrichte handeling een dienst is in de zin van
7
–
20
AUGUSTUS
2006
artikel 18, § 1, tweede lid 11°, van het BTW-wetboek. In deze veronderstelling verricht de traiteur immers geen handelingen in zijn eigen inrichting (zie nr. 17, laatste lid, van de aanschrijving nr. 6/1999 ). Deze handeling geeft echter aanleiding tot het uitreiken van een factuur (voldoende gedetailleerd) tussen de twee bovengenoemde belastingplichtigen.
5. Tijdstip van het afleveren van het ontvangstbewijs Het ontvangstbewijs moet onmiddellijk aan de klant worden overhandigd wanneer de klant zijn maaltijd heeft beëindigd of ten laatste wanneer hij de inrichting verlaat, zelfs wanneer de klant op dat moment niet betaalt, bijvoorbeeld omdat de exploitant de gewoonte heeft op bepaalde tijdstippen een globale factuur uit te reiken. In dat geval is het aangeraden dat op de factuur een verwijzing is aangebracht naar de overeenstemmende kwijtschrift.
Tweede hypothese : er is slechts één contract gesloten, namelijk tussen de particulier of de vereniging en de traiteur Het contract met de traiteur heeft zowel de terbeschikkingstelling van de zaal als het verstrekken van een maaltijd tot voorwerp.
Hieruit blijkt nogmaals duidelijk dat het ontvangstbewijs zelfs geen bewijs van betaling is. Ten aanzien van de hotelinrichting moet het kwijtschrift worden afgeleverd wanneer het verblijf van de klant in de inrichting ophoudt of wanneer een gedeeltelijke afrekening wordt gemaakt. Het betrokken kwijtschrift voor de hotelgasten omvat zowel de prijs van het hotelverblijf als de eventueel genomen maaltijden.
In deze hypothese wordt er uiteraard verondersteld dat de traiteur voorafgaandelijk van de exploitant van de cafetaria het recht van gebruik van diens zaal heeft bekomen met het oog op de bovengenoemde terbeschikkingstelling. In dit geval vormen de handelingen die de traiteur verricht in opdracht van particulieren of van een vereniging één dienst in de zin van artikel 18 § 1, tweede lid 11° van het BTW-wetboek.
Indien een hotel of restauranthouder verschillende klanten bedient en er één van hen de volledige uitgave bekostigt, moet slechts één document worden gebruikt met vermelding van het aantal verbruikte maaltijden.
Anderzijds verricht de traiteur de handelingen in zijn eigen inrichting aangezien hij van de exploitant het recht van gebruik van diens zaal heeft bekomen. De traiteur is in deze hypothese steeds gehouden tot het uitreiken van een rekening of een ontvangstbewijs.
In bepaalde gevallen moet de exploitant op verzoek van een persoon zijn diensten verstrekt aan klanten die niet betrokken zijn bij de afrekening van de kosten van verblijf of maaltijden, het origineel van de rekening die onmiddellijk moet worden opgemaakt niet overhandigen aan de genoemde klant, doch richten aan degene die de gemaakte kosten draagt, terwijl op het dubbel van de rekening onmiddellijk een verklarende nota wordt aangebracht.
Derde hypothese : er zijn twee afzonderlijke contracten gesloten In deze derde en laatste hypothese hebben de particulieren of de vereniging twee contracten gesloten, het ene met de exploitant van de cafetaria dat de terbeschikkingstelling van de zaal tot voorwerp heeft, en het andere met de traiteur dat het verstrekken van de maaltijd tot voorwerp heeft.
Hotelhouders, restauranthouders en andere exploitanten van inrichtingen waar regelmatig maaltijden worden verbruikt zijn gehouden aan hun klanten rekeningen of ontvangstbewijzen uit te reiken.
Daar de verplichting tot uitreiking van een rekening of ontvangstbewijs vreemd blijft aan de handeling die het voorwerp uitmaakt van het eerstgenoemde contract, is in het onderhavige geval enkel het tweede contract van belang.
Indien de exploitant beschikt over een afzonderlijke inrichting voor het verstrekken van maaltijden en over een andere inrichting (cafetaria) waar enkel lichte maaltijden worden verstrekt, moeten er geen ontvangstbewijzen voor deze worden uitgereikt.
Zelfs in het geval dat hij een dienst verricht in de zin van artikel 18, § 1, tweede lid, 11°, van het BTW-wetboek, is de traiteur, in de relatie die uit dit tweede contract voortvloeit, niet gehouden tot het uitreiken van een rekening of ontvangstbewijs. De traiteur verricht immers, in deze laatste hypothese, geen handelingen in zijn inrichting (zie nr. 17, laatste lid, van de aanschrijving 6/1999). 7
–
20
AUGUSTUS
2006
6. Bijzondere gevallen Feestmaaltijden De persoon of de vereniging kan voor de organisatie van een feestmaal een contract sluiten hetzij uitsluitend met
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
212
de exploitant van de cafetaria, hetzij uitsluitend met de traiteur, hetzij met beiden, elk voor een deel. Wat betreft de vraag of de rekening of het ontvangstbewijs moet worden uitgereikt aan ieder die aan het feestmaal deelneemt, kan worden gesteld dat wanneer er verschillende klanten zijn en één van hen de volledige uitgave bekostigt, er slechts één document moet worden uitgereikt overeenkomstig het bepaalde in nr. 38 van bovengenoemde aanschrijving. Dit laatste document moet bovendien het aantal verbruikte maaltijden vermelden. In het geval de vereniging de volledige uitgave op zich neemt, moet derhalve ook slechts één rekening of ontvangstbewijs worden uitgereikt. Indien daarentegen iedere particulier zijn deel van de prijs betaalt, moet aan elk van hen een document worden uitgereikt.
gevolg buiten het toepassingsgebied van de huidige uitzondering : - verse mosselen; - vleessoorten zoals ondermeer biefstukken, ribstukken en kalfslapjes; - pitta’s; - croques (monsieur, madame, enz..) ��������������� en andere toasten; - deegwaren, pizza’s, enz.; - bereide eieren, met uitzondering van hardgekookte eieren; - salades en rauwkost; - nagerechten. 2° de hierboven bedoelde voedingswaren worden uitsluitend opgediend in een voor éénmalig gebruik bestemde houder of verpakking van papier, karton of kunststof (b.v. puntzakken, schaaltjes, speciaal papier dat in voorkomend geval wordt gebruikt om de inhoud van de zak of de schaal te vergroten), in voorkomend geval vergezeld van bestek dat eveneens dient voor éénmalig gebruik;
Frituren De Administratie staat toe dat de exploitant van een frituur geen rekeningen of ontvangstbewijzen dient uit te reiken in de gevallen voorzien in artikel 22, § 1, 2°, van het Koninklijk Besluit nr. 1, indien zijn exploitatie tegelijkertijd aan de volgende drie voorwaarden voldoet : 1° de exploitant beperkt zich tot het verstrekken van gerechten en voedingswaren – per categorie opgenomen in de hierna volgende lijst – die gebruikelijk worden verstrekt of verkocht in de frituursector, al dan niet geserveerd met brood of drank : - frieten (bereiding in frituurvet of -olie ); - gerechten die volledig klaar worden ingekocht voor bereiding in frituurvet of -olie (b.v. hamburgers, alle soorten burgers, frikadellen, viandellen, sticks, satés, loempia’s en alle soorten kroketten); - sausen, zoals looksaus, américain, andalouse, banzaï, béarnaise, brasil, cocktail, mosterd, pickles, pili-pili, provençale, riche, salad-dressing, samoerai, tartare, stoofvleessaus, zigeunersaus; - specerijen, verse gesneden uien of conserven van uien, augurken, komkommers, conserven van mosselen, rolmops; - hardgekookte eieren; - voorgekookte koude worsten, zoals cervelaatworst en jagersworst; - stoofvlees, goulash, vol-au-vent, gehaktballetjes in tomatensaus; - hot-dogs; - smos, uitsluitend samengesteld uit brood, sla, tomaten en/of komkommers, ham en/of kaas, mayonaise, hardgekookte eieren en verse gesneden uien.
3° de inrichting (zowel binnen als buiten) die de exploitant ter beschikking van zijn cliënteel stelt is op een zodanige wijze uitgerust of ontworpen dat ze aan maximum zestien personen de mogelijkheid biedt om tegelijkertijd de onder 1), eerste lid van dit punt bedoelde spijzen die door de exploitant worden verstrekt, te verbruiken in de inrichting. De omstandigheid waarin deze personen hun maaltijd verbruiken, rechtstaand of zittend, aan een tafel, aan de toonbank of eenvoudigweg aan een aan de muur bevestigde plank, binnen in de inrichting of in open lucht, is daarbij van geen belang.
Worden daarentegen niet beschouwd als voedingsmiddelen eigen aan de frituursector en vallen bij-
De exploitant van een frituur die aan zijn klanten met het oog op verbruik ter plaatse voedingswaren verschaft
PA C I O L I
NR.
212
BIBF-IPCF
De belastingplichtige die meerdere inrichtingen zoals hier bedoeld uitbaat, moet elke inrichting individueel beschouwen om na te gaan of de eerste twee in voorgaand lid genoemde voorwaarden beiden vervuld zijn. Daarentegen slaat de beperking die wordt opgelegd in de derde voorwaarde op het geheel van de inrichtingen die reeds aan de eerste en de tweede voorwaarde voldoen (indien bijvoorbeeld de exploitant van twee inrichtingen tegelijkertijd in de ene inrichting aan tien personen en in de andere inrichting aan twaalf personen de mogelijkheid kan bieden om hun maaltijd in de inrichting te verbruiken, zijn beide inrichtingen uitgesloten van het voordeel van huidige uitzondering.
7
–
20
AUGUSTUS
2006
die niet zijn vermeld in de onder 1°, eerste lid, van onderhavig punt beoogde lijst, moet een rekening of ontvangstbewijs uitreiken voor alle verstrekte maaltijden, met inbegrip van deze die in de hoger genoemde lijst voorkomen.
ken in flessen of busjes verschaft. Dat is zelfs het geval wanneer het toestel van een capsuleaftrekker is voorzien en strootjes bijlevert. Eenieder die een drankautomaat exploiteert heeft de hoedanigheid van BTW-plichtige en dient in beginsel als zodanig te worden geïdentificeerd.
De door de exploitant van een frituur verrichte leveringen van voedingswaren die niet zijn beoogd in de betrokken lijst en die uitsluitend zijn bestemd om door de klant te worden meegenomen buiten de inrichting van die exploitant vormen geen enkel beletsel voor het vervullen van de eerste voorwaarde, gelet op het feit dat ieder verbruik ter plaatse van deze goederen wordt uitgesloten.
In dit verband mag niet uit het oog worden verloren dat de diensten en leveringen van goederen die daarmee nauw samenhangen, die in de uitoefening van sommige in artikel 44 van het BTW-Wetboek bedoelde werkzaamheden worden verricht, op grond van die bepalingen vrijgesteld zijn van de belasting. Zo vormt de exploitatie van een drankautomaat door een ziekenhuis om in de inrichting dranken te verschaffen aan personeel, patiënten en hun bezoekers, een onderdeel van de vrijgestelde activiteit en leidt deze exploitatie vanzelfsprekend niet tot de verplichting om zich als BTW-plichtige te laten registreren.
Anderzijds moet de exploitant van een frituur die aan zijn klanten in dezelfde inrichting tegelijkertijd spijzen bedoeld onder 1°, eerste lid van dit nummer en zogenaamde «lichte» maaltijden in de zin van wat wordt bedoeld met lichte maaltijden in de restaurantsector (zie supra), aanbiedt die ter plaatse worden verbruikt (behalve kroketten, vol-au-vent, satés, hamburgers, hot-dogs, hardgekookte eieren), voor alle maaltijden de voorgeschreven rekeningen of ontvangstbewijzen uitreiken.
Afname voor eigen verbruik Afname van eetwaren voor eigen verbruik door de belastingplichtige dienen het voorwerp uit te maken van een herziening of terugstorting van eerder in aftrek genomen BTW op de verrichte aankopen.
Bovendien dient de exploitant van een frituur die in dezelfde inrichting tegelijkertijd een frituur, die voldoet aan de drie voorwaarden van het eerste lid van onderhavig punt en een restaurant uitbaat, een rekening of ontvangstbewijs uit te reiken voor alle maaltijden die hij verstrekt.
IV. Welk BTW tarief is van toepassing? De hotelsector – logies Logies, hierin begrepen het ontbijt, en alle andere gebruikelijke bijkomende diensten (zie supra) : BTW-tarief 6 %. Andere maaltijden, dranken inbegrepen,zelfs deze verstrekt op de kamer bij middel van een minibar : BTW-tarief 21 %. Indien een globale prijs (half pension of vol pension) wordt afgesproken, dan wordt een splitsing van 50 % aan 6 % en 50 % aan 21 %, aanvaard door de Administratie, ingevolge een administratieve tolerantie (vereenvoudiging).
7. Drankautomaten De dranken verschaft door automaten worden beschouwd te zijn verschaft in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse, wanneer de automaten samen met de dranken de voorwerpen leveren die nodig zijn voor één verbruik ter plaatse, of wanneer geplaatst in lokalen zoals messes, kantines of andere plaatsen waar de voorwerpen nodig voor een verbruik ter plaatse door de exploitant van de inrichting of de lokaliteit of één van zijn aangestelde, ter beschikking van de verbruiker worden gesteld. Deze dienst is onderworpen aan het BTW-tarief van 21 %.
Wordt vervolgd : omschrijving van het ontvangstbewijs.
Eddy Soenen Lid stagecommissie BIBF José Pattyn Erkend boekhouder – fiscalist Ondervoorzitter BIBF
Er is daarentegen eenvoudige levering van dranken, wanneer de automaat niet geplaatst is in een vertrek of ruimte die voor verbruik ter plaatse is ingericht, en enkel dran-
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Marcel-Jean PAQUET, Joseph PATTYN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. G erealiseerd
7
–
20
AUGUSTUS
in
samen w erking
2006
met
klu w er
–
w w w . klu w er . be
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
212