22 november 2007 : Salon de la Comptabilité Op donderdag 22 november 2007, is het BIBF aanwezig met een stand op de beurs « Salon de la Comptabilité » te Luik (Palais des Congrès). Het Instituut zal verschillende rondetafels voor studenten boekhouding animeren. Voor meer info : www.bibf.be en www.ajpcl.be
De franchiseovereenkomst In ruil voor de rechten die de franchisenemer door de overeenkomst worden toegekend, is hij gehouden tot betaling van royalty’s die berekend worden op basis van een vast bedrag en/of een percentage van de door het verkooppunt verwezenlijkte omzet, welke omzet vaak wordt beschouwd als een resultaatverbintenis ten laste van de franchisenemer. In de meeste gevallen gaat het begin van de samenwerking binnen het franchisenetwerk ook gepaard met de betaling van een bijzonder instaprecht.
I. Inleiding De commerciële distributiesector draait momenteel op franchising. Zelfstandige handelaars en plaatselijke uithangborden worden in onze handelscentra en steden steeds meer verdrongen door internationale merken. Dit verschijnsel, dat nooit dergelijke omvang heeft gekend, is in het begin van de 20ste eeuw in de Verenigde Staten ontstaan. Dit land staat trouwens aan de wieg van een aantal van de bekendste merken, waarvan het archetype ongetwijfeld de fastfoodketen met de dubbele gele boog in het logo is.
Niettegenstaande het een commercieel systeem betreft waarin de handelaar een deel van zijn morele, en zelfs van zijn financiële zelfstandigheid lijkt te verliezen, zijn voor de franchisenemer de voordelen van de franchising niet te verwaarlozen : het gemak om een bij het publiek bekende naam te kapitaliseren, ondersteuning door een grote groep bij de uitwerking van het business plan, dynamisch effect door de aanwezigheid van een netwerk, enz. Voorts blijkt dat de faillissementsstatistieken van de rechtbanken van koophandel weinig gewag maken van franchisenemers.
De franchiseovereenkomst kan betrekking hebben op de vervaardiging van producten of op de prestatie van diensten, maar ook op de distributie van producten, of zelfs op een combinatie daarvan. De franchiseovereenkomst onderscheidt zich van de andere overeenkomsten inzake commerciële samenwerking, door verschillende essentiële bestanddelen. De drie bijzondere kenmerken van de franchiseovereenkomst zijn de afstand door de franchisegever aan de franchisenemer van het recht om een gemeenschappelijke benaming te gebruiken, de overdracht van knowhow van de franchisegever aan de franchisenemer, en het feit dat de franchisegever zich ertoe verbindt de franchisenemer voor de volledige duur van de samenwerking technische en commerciële bijstand te verlenen.
PA C I O L I
NR.
238
BIBF-IPCF
I N H O U D •• Flash •• De franchiseovereenkomst •• De sociale zekerheid van de zelfstandigen
1
1 1 5
1 – 14 OKTOBER 2007
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli
FLASH
De voordelen voor de franchisegever liggen in een commerciële groei die geen evenredige financiële investeringen vergt en een naambekendheid die voortvloeit uit de aanwezigheid van een netwerk en de dynamiek daarvan.
– –
II. De franchise in het Belgisch recht
–
II.1. De franchise en het burgerlijk recht
–
II.1.1. Het Belgisch recht onderkent de franchising niet en er is dan ook geen enkele specifieke wettelijke of reglementaire bepaling aan gewijd, met uitzondering van een recente wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten (in werking getreden op 1 februari 2006), die betrekking heeft op de franchiseovereenkomsten, maar ook op andere soorten commerciële samenwerkingsovereenkomsten (overeenkomst inzake exclusieve verkoopsconcessie, enz.).
– – –
Deze wet is ruim geïnspireerd door de bepalingen van de Franse, zogenaamde, wet Doubin (artikel L-330-3 van het Frans Wetboek van Koophandel).
–
Overeenkomstig voornoemde wet moet de franchisenemer, uiterlijk een maand vóór het sluiten van het definitief akkoord, het ontwerp van overeenkomst ontvangen en specifiek worden geïnformeerd over : a) de belangrijke contractuele bepalingen; Artikel 4 § 1, 1° van de wet voorziet in het bijzonder : – het intuitu personae karakter van de overeenkomst; – de verbintenissen en de gevolgen van het niet behalen van de verbintenissen; – de berekeningswijze van de door de franchisenemer verschuldigde vergoeding en de eventuele herzieningswijze in de loop van de overeenkomst en tijdens de hernieuwing ervan; – de concurrentiebedingen, hun duurtijd en hun voorwaarden; – de duurtijd van de commerciële samenwerkingsovereenkomst en de voorwaarden voor de hernieuwing; – de voorwaarden voor opzeg en beëindiging van de overeenkomst met name wat de lasten en de investeringen betreft; – de voorkooprechten of de aankoopoptie ten voordele van de franchisenemer en de regels voor de waardebepaling van de handelszaak bij de uitoefening van deze rechten of deze optie; – de alleenrechten die zijn voorbehouden aan de franchisegever. b) de gegevens voor de correcte beoordeling van de commerciële samenwerkingsovereenkomst; Artikel 4 § 1, 2° van de wet voorziet : – de naam of benaming van de persoon die het recht verleent, alsook zijn gegevens (wanneer het recht 1
–
14
OKTOBER
2007
–
wordt toegekend door een rechtspersoon, de identiteit en de hoedanigheid van de natuurlijke persoon die namens de rechtspersoon optreedt); de aard van de activiteiten van de franchisegever; de intellectuele eigendomsrechten, waarvan het gebruik wordt toegestaan; in voorkomend geval de jaarrekeningen van de laatste drie boekjaren van de franchisegever; de ervaring met commerciële samenwerking en de ervaring binnen de exploitatie van de commerciële formule buiten een commerciële samenwerkingsovereenkomst; de historiek, de staat en de vooruitzichten van de markt waarin de activiteiten worden uitgeoefend, vanuit een algemeen en lokaal oogpunt; de historiek, de staat en de vooruitzichten van het marktaandeel van het netwerk vanuit een algemeen en lokaal oogpunt; in voorkomend geval voor elk van de voorbije drie jaren het aantal uitbaters die deel uitmaken van het Belgische en internationale netwerk, alsook de expansievooruitzichten van het netwerk; in voorkomend geval voor elk van de voorbije drie jaren het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten dat is afgesloten, het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten dat is beëindigd, evenals het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten die niet werden hernieuwd op de vervaldag; de lasten en investeringen waartoe de franchisenemer zich verbindt bij de aanvang en tijdens de looptijd van de commerciële samenwerkingsovereenkomst, met opgave van de bedragen en hun bestemming alsook hun aflossingstermijn, het ogenblik waarop ze aangegaan zullen worden en hun lot bij beëindiging van de overeenkomst.
De wet bepaalt dat de informatie die de franchisegever moet verstrekken duidelijk en begrijpelijk moet zijn opgesteld en dat, in geval van twijfel, de voor de franchisenemer gunstigste interpretatie prevaleert (art. 7 van de wet). Dat lijkt verder te gaan dan de bewoordingen van artikel 1162 van het Burgerlijk Wetboek, dat louter bepaalt dat «in geval van twijfel de overeenkomst wordt uitgelegd ten nadele van hem die bedongen heeft en ten voordele van hem die zich verbonden heeft». Bij niet-naleving van de verplichtingen die de franchisegever zijn opgelegd, kan de franchisenemer de nietigheid van de overeenkomst inroepen binnen twee jaar na het sluiten van de overeenkomst. Deze termijn wordt op tien jaar gebracht wanneer het een belangrijke contractuele bepaling betreft die niet in de precontractuele informatie werd vermeld.
2
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
238
schouwd en de gevolgen die hieruit voortvloeien op strafrechtelijk, sociaal of fiscaal gebied moeten dragen.
II.1.2. Hoewel we blij mogen zijn dat de wetgever eindelijk enige aandacht besteedde aan een soort overeenkomst die steeds belangrijker wordt in onze economie, moeten we betreuren dat de wet van 19 december 2005 alleen de precontractuele onderhandelingsfase behandelt.
Doorgaans, en behoudens min of meer precieze richtlijnen, is het de franchisenemer die zijn boekhouding moet voeren. Hooguit behoudt de franchisegever zich het recht voor om de franchisenemer te verplichten een door hem erkende boekhouder in de hand te nemen.
En ook de opstelling van de bepalingen van deze wet is niet vrij van kritiek en zal ongetwijfeld tal van interpretatieproblemen stellen, omdat bepaalde begrippen waarnaar ze verwijzen niet uitdrukkelijk zijn gedefinieerd.
II.2. De franchise en het boekhoud- en fiscaal recht II.2.1. Boekhoudkundige aspecten
Aangezien de franchisenemer zich doorgaans in een toestand van economische afhankelijkheid ten aanzien van de franchisegever bevindt, had de wetgever een specifiek en dwingend beschermend statuut kunnen invoeren.
II.2.1.1. Het financieel plan Iedere ondernemer weet dat de geslaagde opstart van een zaak begint bij de uitwerking van een precies en samenhangend business plan.
Behalve deze precontractuele fase die voortaan gereglementeerd is, wordt de franchiseovereenkomst in ons land bij voortduur geregeld door de bepalingen van het Europees recht (onder meer het mededingingsrecht), van het burgerlijk recht en van bijzondere wetten (bijvoorbeeld de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken), alsook door de Europese deontologische erecode van de franchise.
Wanneer de activiteit wordt uitgeoefend via een rechtspersoon met beperkte aansprakelijkheid, wordt de opstelling van een financieel plan een wettelijke verplichting. Immers, in geval van faillissement uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting van de vennootschap, kan de rechter de oprichters van de vennootschap veroordelen om persoonlijk de verbintenissen van de vennootschap te dragen, indien het maatschappelijk kapitaal bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar.
Uit het gebrek aan een specifiek wetgevend kader resulteert een zekere vaagheid in de contractuele begrippen, te meer daar de rechter niet gebonden is door de juridische kwalificatie die de partijen aan hun rechtshandelingen toekennen.
De oprichters kunnen slechts aan veroordeling ontsnappen als ze, aan de hand van het financieel plan bewijzen, dat de kapitalisatie van de vennootschap toereikend kon worden geacht en dat ze, in het algemeen, bij de oprichting van de vennootschap, voldoende blijk hebben gegeven van doordachtheid. Bij de opstelling van een financieel plan is de tussenkomst van een boekhoudprofessional vaak vereist en voor de bedrijfsleider alleszins een nuttige voorzorgsmaatregel.
Om die reden hebben de rechtsleer en de rechtspraak een hoofdrol gespeeld bij de afbakening van de grote lijnen van de franchiseovereenkomst en van de eruit voortvloeiende rechten en verplichtingen, aangezien het hun taak was dit type van overeenkomst te onderscheiden van andere bestaande overeenkomsten. Eén van de essentiële bestanddelen dat door de rechterlijke beslissingen wordt weerhouden, is de zeer belangrijke verplichting tot bijstand waartoe de franchisegever ten aanzien van de franchisenemer is gehouden (cf. in deze zin, Luik, 4 juni 1991, R.R.D., 1992, p. 241, met noot van C. Matray; Kooph. Charleroi, 22 november 1995, J.L.M.B., 1997, p. 1668, dat doelt op een uiterst nauwe samenwerking die veel verder gaat dan deze in verband met een leveringscontract of een concessie).
Wanneer men voornemens is om de activiteit in het kader van een franchiseovereenkomst uit te oefenen, is het doorgaans de franchisegever die het business plan opstelt. Het zal dan desgevallend de taak van de franchiseconsulent zijn om de gegevens die de franchisegever in de precontractuele fase heeft medegedeeld na te gaan. Toch wijst niets erop dat de eventuele tussenkomst van de franchisegever de voormelde verplichting zou opheffen. De franchisenemer heeft er dus alle belang bij om, parallel met de door de franchisegever verstrekte precontractuele informatie, met de hulp van zijn boekhoudkundig raadgever, een individueel financieel plan op te maken.
Deze bijstand is multidisciplinair en betreft niet alleen zuiver commerciële aspecten (inrichting van de lokalen, voorstelling van de producten, beheer van voorraden en bestellingen, enz.), maar ook reclame- en zelfs sociale en fiscale aspecten.
In dezelfde gedachtegang dient de consulent van de franchisegever de hoogste aandacht te besteden aan de opstelling van de boekhoudkundige, commerciële en financiële plannen. Het kan immers voorkomen dat de rechtbank de franchisegever
Maar per slot van rekening is het de franchisenemer die meester moet blijven van zijn zaak, zoniet zou de franchisegever als de feitelijke bedrijfsleider kunnen worden bePA C I O L I
NR.
238
BIBF-IPCF
3
1
–
14
OKTOBER
2007
aansprakelijk stelt bij dergelijke tekortkoming die het faillissement van de franchisenemer en schade voor de schuldenaars van laatstgenoemde heeft veroorzaakt (cf. in deze zin, Bergen, 13 januari 2003, J.D.S.C., 2004, p. 264, met noot van M. Delvaux, in welke beslissing geoordeeld wordt dat de franchisegever voor 60 % tot de schade heeft bijgedragen).
b) Vergoeding bij het verstrijken van de overeenkomst – belasting ? De rechtspraak is het helemaal niet eens over de vraag of de wet van 27 juli 1961 betreffende eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop op de franchiseovereenkomst van toepassing is.
II.2.1.2. Aangifte van de omzet Aangezien de door de franchisenemer aan de franchisegever betaalde vergoeding doorgaans, geheel of ten dele, gebaseerd is op de door het verkooppunt verwezenlijkte omzet, moet de franchisenemer aan de franchisegever uiteraard de inlichtingen meedelen aan de hand waarvan deze vergoeding kan worden berekend. Om te vermijden dat een te lage omzet zou worden meegedeeld, houden talrijke franchiseovereenkomsten, als sanctie, voor de franchisegever de mogelijkheid in om de franchiseovereenkomst op te zeggen, wanneer de aan de franchisegever medegedeelde omzet meer dan 2 % afwijkt van de aan de belastingadministratie aangegeven omzet (het is doorgaans de bij de btw-administratie aangegeven omzet die als referentie dient).
Nu eens oordelen de hoven en rechtbanken dat de twee regelingen totaal verschillend zijn (cf. bijvoorbeeld, Bergen 20 december 1999, A.J.T., 2000-01, p. 226, waarin het hof opmerkt dat de franchiseovereenkomst niet uitsluitend op de aankoop en de verkoop van producten slaat; in dezelfde zin, Brussel, 11 april 1997, R.D.C., 1999, p. 264), dan weer beslissen ze dat, aangezien de rechten en verplichtingen van de partijen gelijkaardig zijn, de bescherming die door voormelde wet aan de concessiehouder wordt geboden moet worden uitgebreid tot de franchisenemer (cf. Gent, 12 oktober 1994, R.D.C., 1995, p. 501). Ongeacht of de wet van 27 juli 1961 dan wel een contractuele bepaling wordt toegepast, de vergoeding die de franchisenemer kan ontvangen, moet alleszins een bijzondere fiscale behandeling krijgen.
In dat opzicht moeten de boekhoudprofessionals toezien op de overeenstemming van de cijfers en hun cliënten eventueel wijzen op deze contractuele bepaling die een aanzienlijk nadeel kan veroorzaken.
De aan de franchisenemer verschuldigde vergoeding kan twee bestanddelen omvatten, namelijk de inkomstenderving ten gevolge van de beëindiging van de overeenkomst en het eruit voortvloeiend verlies van cliënteel.
II.2.2. Fiscale aspecten We bespreken hieronder enige fiscale bijzonderheden.
De vergoeding ontvangen wegens de winstderving is logischerwijs belastbaar op grond van artikel 28, 3° WIB92 (tegen de aanslagvoet van 16,5 % als de franchisenemer een natuurlijke persoon is en tegen het normaal of verlaagd tarief als het een vennootschap is; cf. art. 171, 4°, a) WIB92).
a) Forfaitaire grondslag van aanslag en vergoeding Volgens het hof van beroep van Luik kan de franchisenemer die kiest voor de toepassing van het forfaitair barema voor handelaars in algemene voeding, de bijdragen die hij aan de franchisegever stort niet als beroepskosten aftrekken, wanneer blijkt dat de vrijheid van de franchisenemer contractueel beperkt is met betrekking tot het gebruik van de economische en technische diensten van de franchisegever (cf. Luik, 10 december 1999, F.J.F., 2000/109). Het hof stelt immers vast dat de bedragen die blijkbaar de vergoeding vormen voor technische diensten (reclame, boekhouding, marketing) geleverd aan de detailhandelaar door de leverancier of de onderneming met bijhuizen, inbegrepen zijn in de kostprijs, tenzij de detailhandelaar niet verplicht is om op deze diensten een beroep te doen en de vergoeding niet boven de normale prijs voor deze prestaties uitstijgt.
De vergoeding die de franchisenemer verkrijgt als compensatie voor het verlies aan cliënteel, wordt daarentegen doorgaans als een gedwongen meerwaarde in de zin van artikel 47 § 1, 1° WIB92 aangemerkt, tenminste wanneer de beëindiging van de contractuele betrekkingen het gevolg is van een gebeurtenis die de belastingplichtige niet heeft kunnen beletten noch voorzien (cf. Brussel, 20 september 1996, R.G.F., 1997, p. 63; Gent, 19 maart 1998, Act. Fisc., 1998, nr. 16, p. 5; Rb. Brugge, 16 maart 2004, Fiscale Koerier,. 2004, p. 413; contra Gent, 18 december 2001, Fisc. Act., 2002, liv. 5, p. 7, waarin wordt vastgesteld dat de verbreking van de contractuele betrekkingen te wijten is aan gebrek aan resultaat vanwege de franchisenemer en bijgevolg wordt beslist dat de verbreking van de contractuele betrekkingen niet onafhankelijk is van de wil van de franchisenemer, die dus niet bewijst dat de meerwaarde gedwongen was), zonder dat evenwel wordt geëist dat de gebeurtenis helemaal niet kon worden voorzien.
Aangezien de franchiseovereenkomst de franchisenemer verplicht om deel te nemen aan de door de franchisegever georganiseerde reclamecampagnes en een eenvormige commerciële communicatie beoogt, dient het hof vast te stellen dat er een beperkte vrijheid van de franchisenemer blijkt op het gebied van de commerciële strategie.
1
–
14
OKTOBER
2007
4
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
238
Deze vergoeding voor verlies van de cliënteel komt, volgens de meerderheid van de rechtspraak, dus in aanmerking voor gespreide belasting mits herbelegging, zoals bepaald bij artikel 47 WIB92, op voorwaarde dat de onaantastbaarheidsvoorwaarde overeenkomstig artikel 190 WIB92 wordt nageleefd, met name dat de vergoeding op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is en blijft en niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (zie ook Brussel, 27 november 1998, T.F.R., 1999, p. 366).
ele fase van de commerciële relaties betreft. We betreuren trouwens de gebrekkige opstelling ervan, die problemen zal stellen. Meer algemeen betreuren we dat de wetgever niet het globaal juridisch statuut van de franchise onder ogen heeft willen zien, zoals hij voor andere soorten handelovereenkomsten heeft gedaan. De handelsagent beschikt, in het kader van zijn contractuele betrekkingen met de principaal, over een eigen gereglementeerd statuut. Waarom geldt dat ook niet voor de franchisenemer, terwijl beide gevallen toch worden gekenmerkt door een economische afhankelijkheid ?
III. Conclusie
Misschien zal Europa ooit moeten ingrijpen… Ondertussen gaat uniformisering van de uithangborden onverbiddelijk voort.
De franchise is een contractueel kader waarvoor, op civielrechtelijk, boekhoudrechtelijk en fiscaalrechtelijk gebied, bijzonder weinig specifieke regelingen bestaan.
Olivier ROBIJNS Advocaat aan de Balie van Luik Advocatenkantoor HERVE
Het meest recente wetgevend initiatief heeft slechts een beperkt effect, aangezien het uitsluitend de precontractu-
De sociale zekerheid van de zelfstandigen In Pacioli nr. 236 verscheen het eerste deel van dit artikel. Meer bepaald gingen we dieper in op het sociaal statuut en de sociale zekerheidsbijdragen van de zelfstandigen. In dit deel
bekijken we de sociale zekerheidsuitkeringen van zelfstandigen en komen we tot een besluit.
1. Uitkeringen in de sociale zekerheid Ziekte- en invaliditeitsverzekering Zelfstandige
Loontrekkende
A. Vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid Betaald voor arbeidsongeschiktheid wegens alle redenen. – eerste jaar ongeschiktheid – De eerste maand : geen vergoeding – Van de tweede tot de twaalfde maand : 1. Met gezinslast : 38,67 EUR per dag 2. Alleenstaande : 29,01 EUR per dag 3. Samenwonende : 25,76 EUR per dag
A. Vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid Betaald voor arbeidsongeschiktheid uitsluitend ingevolge ziekte of ongeval in het privéleven. – eerste jaar ongeschiktheid – De eerste maand : gewaarborgd loon – Van de tweede tot de zesde maand : 1. Andere dan samenwonende : 60 % brutoloon Maximum : 66,39 EUR bruto per dag 2. Samenwonende : 55 % brutoloon Maximum : 60,86 EUR bruto per dag – Van de zevende tot de twaalfde maand : 1. Met gezinslast : 60 % brutoloon Maximum : 66,39 EUR bruto per dag Minimum : 42,47 EUR per dag 2. Alleenstaande : 60 % brutoloon Maximum : 66,39 EUR bruto per dag Minimum : 33,99 EUR per dag 3. Samenwonende : 55 % brutoloon Maximum : 60,86 EUR bruto per dag Minimum : 28,85 EUR per dag
PA C I O L I
NR.
238
BIBF-IPCF
5
1
–
14
OKTOBER
2007
– Vanaf het tweede jaar ongeschiktheid – Zelfstandige die zijn onderneming niet heeft stopgezet : 1. Met gezinslast : 38,67 EUR per dag 2. alleenstaande : 29,01 EUR per dag 3. Samenwonende : 25,76 EUR per dag – Zelfstandige die zijn onderneming heeft stopgezet : 1. Met gezinslast : 42,47 EUR per dag 2. Alleenstaande : 33,99 EUR per dag 3. Samenwonende : 28,85 EUR per dag
– Vanaf het tweede jaar ongeschiktheid 1. Met gezinslast : 65 % brutoloon Maximum : 71,93 EUR bruto per dag Minimum : 42,47 EUR per dag 2. Alleenstaande : 45 % brutoloon Maximum : 55,33 EUR bruto per dag Minimum : 33,99 EUR per dag 3. Samenwonende : 40 % brutoloon Maximum : 44,26 EUR bruto per dag Minimum : 28,85 EUR per dag B. Gezondheidszorgen – Grote risico’s : gedekt – Kleine risico’s : gedekt – Aanvulling hospitalisatie : niet gedekt
B. Gezondheidszorgen – Grote risico’s : gedekt – Kleine risico’s : niet gedekt – Aanvulling hospitalisatie : niet gedekt C. Zwangerschapsvergoeding Zwangerschapsrust van zes weken met een zwangerschapsvergoeding van 2 082,71 EUR.
C. Zwangerschapsvergoeding Zwangerschapsrust (15 weken)
Arbeidsongevallen Zelfstandige
Loontrekkende – De 30 eerste dagen : de werkgever betaalt het normale loon verder – Van de 31ste dag tot de twaalfde maand : 90 % van het gemiddeld jaarloon (begrensd) met een maximum van 33 403,80 EUR per jaar of 2 783,65 EUR per maand – Vanaf de 13de maand : 100 % van het gemiddeld jaarloon (begrensd), met een maximum van 33 403,80 EUR per jaar of 2 783,65 EUR per maand
Geen bijzondere tussenkomst : alleen tussenkomst van het ziekenfonds. Zie hierboven : ziekte- en invaliditeitsverzekering, vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid.
Pensioen Zelfstandige
Loontrekkende
Het pensioen van de zelfstandige wordt berekend op basis van de loopbaan en de aangegeven belastbare inkomsten. Het deel van het pensioen met betrekking tot de jaren vóór 1984 is echter forfaitair.
Het pensioen van de loontrekkende wordt berekend op basis van zijn loopbaan en de aangegeven belastbare inkomsten.
A. Rustpensioen Minimumpensioen voor een volledige loopbaan : – Pensioen «gezin» : 12 065,74 EUR bruto per jaar, d.i. 1 005,48 EUR bruto per maand – Pensioen «alleenstaande» : 9 051,49 EUR bruto per jaar, d.i. 754,29 EUR bruto per maand
A. Rustpensioen Minimumpensioen voor een volledige loopbaan : – Pensioen «gezin» : 13 250,39 EUR bruto per jaar, d.i. 1 104,20 EUR bruto per maand – Pensioen «alleenstaande» : 10 603,65 EUR bruto per jaar, d.i. 883,64 EUR bruto per maand
B. Overlevingspensioen Minimumpensioen voor een volledige loopbaan : 9 051,49 EUR bruto per jaar, d.i. 754,29 EUR bruto per maand
B. Overlevingspensioen Minimumpensioen voor een volledige loopbaan : 10 436,93 EUR bruto per jaar, d.i. 869,74 EUR bruto per maand
Kinderbijslag Zelfstandige
Loontrekkende
A. Kinderbijslag Basisbedrag : – 60,00 EUR per maand voor het eerste kind – 145,43 EUR per maand voor het tweede kind – 217,13 EUR per maand voor het derde kind en volgende
1
–
14
OKTOBER
2007
A. Kinderbijslag Basisbedrag : – 78,59 EUR per maand voor het eerste kind – 145,43 EUR per maand voor het tweede kind – 217,13 EUR per maand voor het derde kind en volgende
6
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
238
Leeftijdstoeslag (per maand) : – 6 jaar : 27,30 EUR voor het eerste kind en volgende
Leeftijdstoeslag (per maand) : – 6 jaar : 13,69 EUR voor het eerste kind geboren na 01/01/1991 en 27,30 EUR voor alle andere – 12 jaar : 20,85 EUR voor het 1ste kind geboren na 01/01/1991 en 41.72 EUR voor alle andere – 18 jaar : 27,30 EUR voor het 1ste kind geboren na 01/01/1991 en 53,05 EUR voor alle andere.
– 12 jaar : 41,72 EUR voor het eerste kind en volgende – 18 jaar : 46,04 EUR voor het eerste kind en 53,05 EUR voor de volgende. Let op : geen leeftijdstoeslag voor het enig kind of voor de laatstgeborene ! B. Geboortepremie – 1 064,79 EUR voor de eerste geboorte – 801,13 EUR voor de tweede geboorte en volgende
B. Geboortepremie – 1 064,79 EUR voor de eerste geboorte – 801,13 EUR voor de tweede geboorte en volgende
C. Adoptiepremie 1 064,79 EUR per geadopteerd kind
C. Adoptiepremie 1 064,79 EUR per geadopteerd kind
Jaarlijkse vakantie Zelfstandige
Loontrekkende
Geen betaalde vakantie.
vier weken betaalde vakantie.
Werkloosheidsvergoedingen Zelfstandige
Loontrekkende De gewone werkloosheidsvergoeding wordt berekend per dag (6d/week) op de bruto bezoldiging eventueel geplafonneerd op 68,4127 EUR per dag hetzij 1 778,73 EUR per maand. – Samenwonende met gezinslast – 60 % van het laatste loon met een minimum van 35,10 EUR per dag of 912,60 EUR per maand en een maximum van 41,05 EUR per dag of 1 067,30 EUR per maand. – Alleenstaande – eerste jaar werkloosheid : 60 % van het laatste loon met een minimum van 29,49 EUR per dag of 766,74 EUR per maand en een maximum van 41,05 EUR per dag of 1 067,30 EUR per maand. – tweede jaar en volgende : 50 % van het laatste loon met een minimum van 29,49 EUR per dag of 766,74 EUR per maand en een maximum van 34,21 EUR per dag of 889,46 EUR per maand. – Samenwonende zonder gezinslast – eerste jaar werkloosheid : 55 % van het laatste loon met een minimum van 22,11 EUR per dag of 574,86 EUR per maand et een maximum van 37,63 EUR per dag of 978,38 EUR per maand. – tweede periode van 3 maand + 3 maand per jaar tewerkstelling : 40 % van het laatste loon met een minimum van 22,11 EUR per dag of 574,86 EUR per maand en een maximum van 27,37 EUR per dag of 711,62 EUR per maand. – derde periode : forfait van 15,58 EUR per dag of 405,08 EUR per maand. Werklozen van 50 jaar en meer genieten werkloosheidsvergoedingen die worden verhoogd na een jaar werkloosheid.
De activiteit als zelfstandige geeft geen recht op werkloosheidsuitkeringen. Naargelang : – het voorgaande sociaal statuut (loontrekkende of werkloze); – de duur van de activiteit als zelfstandige;
PA C I O L I
NR.
238
BIBF-IPCF
7
1
–
14
OKTOBER
2007
Jongeren die hun studies hebben beëindigd hebben na een wachttijd recht op wacht- of overgangsuitkeringen waarvan het bedrag doorgaans minder hoog is dan de gewone werkloosheidsvergoedingen.
Uitkeringen ingeval van faillissement Zelfstandige
Loontrekkende
– Zonder gezinslast : – twee eerste maanden : 740,65 EUR per maand – vier volgende maanden : 443,39 EUR per maand – Met gezinslast : – twee eerste maanden : 888,78 EUR per maand – vier volgende maanden : 592,52 EUR per maand
Gezien de definitie van faillissement, kan de loontrekkende niet failliet gaan. Wanneer de onderneming waarin hij werkt failliet wordt verklaard, kan de loontrekkende werkloos worden en in het kader daarvan uitkeringen genieten (zie supra).
beidsongeval, en slechts 60 % van de inkomsten bedragen wanneer deze lager zijn dan + 9 875,00 EUR per jaar; – voor geneeskundige verzorging is de loontrekkende verzekerd voor grote en kleine risico’s, weliswaar uitsluitend op basis van het RIZIV-barema, terwijl de zelfstandige maar wordt vergoed voor de grote risico’s; – inzake pensioenen (rustpensioen en overlevingspensioen) is het bedrag van het pensioen van de zelfstandige ook bij identieke inkomsten steeds lager dan dat van de loontrekkende, terwijl dit reeds een nettoverlies van koopkracht inhoudt in vergelijking met de inkomsten uit arbeid.
Opmerking : Alle bedragen die in deze tabel zijn opgenomen, zijn deze die van toepassing zijn op 1 april 2007.
4. Conclusies De zelfstandige heeft, krachtens zijn statuut, verplichtingen inzake sociale zekerheid. Hij moet namelijk : – zich aansluiten bij een sociale verzekeringskas (waarvan hij kan veranderen na vier volledige jaren van aansluiting); – zich aansluiten bij een ziekenfonds. Door zijn aansluiting bij een sociale verzekeringskas moet hij sociale bijdragen betalen waarvan het bedrag afhangt van zijn beroepsinkomsten en waardoor hij rechten verwerft op bepaalde prestaties in de sociale zekerheid.
De uitkeringen in de sociale zekerheid zijn zeker welkom, maar zij zijn niet toereikend om dezelfde levensstandaard te handhaven. Dit geldt zowel voor de loontrekkende, maar zeker nog meer voor de zelfstandige. Er zijn dus maar twee oplossingen : – hetzij de uitkeringen in de sociale zekerheid verhogen, maar dit behoort tot de bevoegdheid van de wetgevende en uitvoerende machten; – hetzij producten ter aanvulling van de uitkeringen van sociale zekerheid voorstellen, maar om zeker te zijn dat deze producten werkelijk de uitkeringen in de sociale zekerheid aanvullen, dient men een beroep te doen op de competentie van specialisten.
Anderzijds wordt de zelfstandige gedefinieerd door tegenstelling met andere statuten : hij is de persoon die arbeid verricht zonder een loontrekkende met arbeidsovereenkomst (of een ambtenaar met een statuut) te zijn. Voor wat de sociale dekking betreft, is dit verschil zeer uitgesproken, behalve voor de kinderbijslag waarvoor reeds een zekere harmonisatie is doorgevoerd : – ingeval van arbeidsongeschiktheid wordt aan de loontrekkende, behalve bij een arbeidsongeval, een uitkering toegekend van 60 % van zijn inkomsten indien deze lager zijn dan + 31 578 EUR per jaar, terwijl de uitkeringen voor de zelfstandige steeds forfaitair zijn, ook bij een ar-
Jacques BOULET Zaakvoerder Viaxis
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Roland SMETS, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Roland SMETS. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. G erealiseerd
1
–
14
OKTOBER
in
samen w erking
2007
met
klu w er
–
8
w w w . klu w er . be
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
238