Fiscale maatregelen Stand van zaken op 20 januari 2012
Inleiding Op 22 december 2011 werd de wet houdende diverse bepalingen (document kamer nr. 1952/018) aangenomen in de plenaire vergadering van het parlement. De wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2011. De tekst bevat heel wat fiscale maatregelen. Dit document bespreekt de belangrijkste wijzigingen. 1. Strijd tegen de fiscale fraude en maatregelen voor een betere inning van de belastingen Artikel 322 §3 WIB92 wordt aangepast, zodat bank‐, wissel‐, krediet‐ en spaarinstellingen, die verplicht zijn gegevens over contracten en rekeningen van bepaalde klanten door te sturen naar een nog op te richten centraal aanspreekpunt bij de Nationale Bank (zie verder), gebruik kunnen maken van het rijksregisternummer om deze klanten te identificeren. Deze wijziging kan beschouwd worden als een bijkomende stap in de opheffing van het bankgeheim. Daarnaast geeft men via de invoeging van een artikel 339/1 WIB92 en artikel 53 nonies §4 WBTW bewijskracht aan elektronische documenten die de administratie ontvangt, opstelt of verzendt in het kader van de vestiging of de invordering van de inkomstenbelastingen en de belasting over de toegevoegde waarde. Het is de bedoeling om een wettelijke basis te leveren voor de geleidelijke overgang naar een volledig elektronisch dossier, wat de toegankelijkheid van de fiscale gegevens voor belastingsambtenaren moet verbeteren. Artikel 340 WIB92 wordt aangepast, zodat processen‐verbaal van belastingsambtenaren ook bewijskracht hebben bij het vaststellen van overtredingen tegen de bepalingen van het wetboek en niet enkel bij het vaststellen van een belastingschuld. De aanvraag tot terugbetaling van niet‐ingekohierde bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing (= op normale wijze betaald), waarvoor geen kennisgeving tot inning door de administratie werd verstuurd en die ten onrechte betaald werd, verjaart voortaan na 5 jaar in plaats van na 10 jaar. (artikel 368 WIB92 ingevoegd) Intresten en kosten aangerekend op verschuldigde bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing hebben voortaan voorrang op niet‐bevoorrechte schuldvorderingen. (artikel 423 §2 WIB92 aangepast) Een geldboete die wordt opgelegd wanneer roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing niet (tijdig) betaald werd, zal gelijktijdig en op dezelfde wijze als de voorheffing zelf ingevorderd worden. Het is de bedoeling dat bedrijven die met de betaling van de Fiscale maatregelen – Situatie op 20 januari 2012‐ 1
voorheffing wachten tot de administratie ze zelf inkohiert, zo ontmoedigd worden dit in de toekomst nog te doen. (lid bij artikel 445 WIB92 ingevoegd) 2. Wijzigingen inzake inkomstenbelastingen Roerende inkomsten zwaarder belast De roerende voorheffing op dividenden en intresten wordt geharmoniseerd op 21%, behalve de intresten van spaarrekeningen boven het vrijgestelde bedrag en van Staatsbons met een intekenperiode van 24/11/2011 tot 02/12/2011 (blijft 15%), liquidatieboni (blijft 10%) en alle intresten en dividenden die al onderworpen zijn aan een voorheffing van 25% (blijft 25%). (artikel 269 WIB92 gewijzigd en nieuw artikel 534 WIB92 ingevoegd) Er komt naast het normale tarief van roerende voorheffing een bijkomende heffing van 4%, op de schijf van roerende inkomsten (intresten en dividenden) die boven het (nog te indexeren) bedrag van 13.675 euro ligt. Op intresten op spaarrekeningen en de intresten en dividenden die al onderworpen zijn aan een roerende voorheffing van 25% is geen bijkomende heffing verschuldigd, maar behalve de vrijgestelde intresten op spaarrekeningen tellen ze wel mee om te berekenen of de roerende inkomsten boven het grensbedrag liggen. Op de intresten van de Staatsbons met een intekenperiode van 24/11/2011 tot 02/12/2011 en op liquidatieboni is ook geen bijkomende heffing verschuldigd. Deze laatste twee categorieën tellen bovendien niet mee voor de berekening van het grensbedrag. (nieuw artikel 174 §1 WIB92 ingevoegd) Om de bijkomende heffing te innen geldt een speciale regeling. De belastingplichtige heeft de keuze tussen 2 stelsels: o In het eerste stelsel vraagt hij aan zijn financiële instelling om meteen een verhoogd tarief van roerende voorheffing (25%) toe te passen op al zijn roerende inkomsten. De eventueel teveel betaalde roerende voorheffing kan gerecupereerd worden via de personenbelasting. In dit geval dient de financiële instelling de gegevens betreffende de roerende inkomsten niet door te sturen naar een centraal register dat gehouden wordt bij de Nationale Bank van België. o In het tweede stelsel kiest de belastingplichtige voor het normale tarief van roerende voorheffing (meestal 21%) en wordt de bijkomende heffing verrekend via de personenbelasting. In dit geval dient de financiële instelling de gegevens betreffende de roerende inkomsten wel door te sturen naar het centraal register. Deze gegevens kunnen opgevraagd worden door de administratie wanneer deze erom vraagt. De Nationale Bank dient de gegevens automatisch over te maken aan de administratie wanneer het bedrag van de meegedeelde roerende inkomsten van een belastingplichtige het grensbedrag overschrijdt. Alle roerende inkomsten waarvoor aan de bron geen roerende voorheffing van 25% werd afgehouden dienen bovendien verplicht aangegeven te worden in de personenbelasting. (nieuwe artikels 174 §2 en 284/1 WIB92 ingevoegd en artikel 313 WIB92 gewijzigd) Fiscale maatregelen – Situatie op 20 januari 2012‐ 2
Op de bijkomende heffing van 4% zal geen aanvullende gemeente‐ of agglomeratiebelasting gevestigd worden. (artikel 465 WIB92 aangepast) Voordeel van alle aard bedrijfsvoertuigen verhoogd Het voordeel van alle aard voor kosteloos ter beschikking gestelde bedrijfsvoertuigen wordt voortaan niet meer berekend op basis van het aantal gereden kilometers voor privé‐ doeleinden, maar op basis van de cataloguswaarde (= gefactureerde waarde inclusief BTW en opties, zonder rekening te houden met eventuele kortingen) en de CO2‐uitstoot van het voertuig. Om het voordeel te berekenen is volgende formule van toepassing: 6/7 x cataloguswaarde x CO2‐percentage. Het CO2‐percentage is gelijk aan 5,5% voor benzine‐, LPG‐ of aardgasmotoren met een CO2‐uitstoot van 115 g/km en voor dieselmotoren met een CO2‐uitstoot van 95 g/km. Per gram CO2 meer of minder uitstoot wordt 0,1% bijgeteld, respectievelijk afgetrokken van het basispercentage van 5,5%. Het kan echter nooit minder bedragen dan 4% (dus ook niet voor elektrische wagens) en nooit meer zijn dan 18%. Het voordeel zelf kan nooit minder zijn dan 820 euro (nog te indexeren bedrag). Wanneer de werknemer een bijdrage betaalt aan de werkgever voor het ter beschikking gestelde voertuig, wordt deze in mindering gebracht van het berekende voordeel. (artikel 36 WIB92 vervangen) Indien een werknemer met een bedrijfsvoertuig zijn werkelijke kosten bewijst mag hij het privé‐gedeelte van het gebruik van het voertuig als forfaitaire beroepskost inbrengen (0,15 euro per kilometer). Dit wordt nu beperkt tot maximaal het bedrag van het voordeel van alle aard zelf (eventueel vermeerderd met de eigen bijdrage). (artikel 66 §5 WIB92 aangevuld) Belastingvermindering energiebesparende uitgaven gedeeltelijk afgeschaft De federale belastingverminderingen voor energiebesparende uitgaven worden afgeschaft, met uitzondering van uitgaven voor dakisolatie. Het percentage van de werkelijke uitgaven dat recht geeft op vermindering wordt verlaagd van 40% naar 30%. (wijziging artikel 145/24) De modaliteiten van deze wijziging zijn de volgende: o Energiebesparende uitgaven die betaald werden in 2011 of die betaald werden in 2012 en betrekking hebben op een overeenkomst gesloten ten laatste op 27 november 2011 geven wel nog recht op vermindering (dus niet enkel dakisolatie). Het percentage dat recht geeft op aftrek blijft voor deze uitgaven 40%. o Het maximale bedrag dat recht geeft op vermindering (2000 euro ongeïndexeerd) wordt niet aangepast. De verhoging van 600 euro voor zonnecelpanelen is wel enkel geldig voor uitgaven die betaald werden in 2011 of die betaald werden in 2012 en betrekking hebben op een overeenkomst gesloten ten laatste op 27 november 2011. o Het recht op overdracht van bepaalde uitgaven die de maximale vermindering overschrijden naar de 3 volgende belastbare tijdperken wordt afgeschaft. Uitgezonderd zijn opnieuw de uitgaven die betaald werden in 2011 of die betaald werden in 2012 en betrekking hebben op een overeenkomst gesloten ten laatste op 27 november 2011. Fiscale maatregelen – Situatie op 20 januari 2012‐ 3
o Het recht op belastingkrediet onder bepaalde voorwaarden toegekend aan energiebesparende uitgaven met recht op vermindering (niet: uitgaven voor zonnecelpanelen, zonneboilers of geothermische installaties) blijft behouden. Voor uitgaven vanaf 2012 is het krediet enkel geldig voor dakisolatie, tenzij ze betrekking hebben op een overeenkomst gesloten ten laatste op 27 november 2011. (artikel 156bis WIB92 aangepast)
De belastingvermindering die geldt voor de netto‐intresten (= na aftrek van de intrestbonificatie) van een groene lening wordt beperkt tot 30% in plaats van 40% voor intresten betaald vanaf 1 januari 2012. De belastingvermindering voor passiefwoningen (850 euro), lage energiewoningen (420 euro) en nul‐energiewoningen (1.660 euro) voor een termijn van 10 jaar wordt afgeschaft. Indien het certificaat uitgereikt werd ten laatste op 29 februari 2012 en de aanvraag gebeurde voor 31 december 2011, blijft de huidige regeling echter van toepassing.
Notionele intrestaftrek beperkt Het maximale tarief gebruikt voor de berekening van de aftrek voor risicokapitaal (= notionele intrestaftrek) wordt beperkt tot 3% (voorheen was dit maximaal 6,5%; voor aanslagjaar 2012 is het tarief bijvoorbeeld 3,425%). Kleine vennootschappen kunnen wel nog steeds rekenen op een verhoging van 0,5%, waardoor voor hen het maximale tarief 3,5% wordt. (artikel 205quater §5 WIB92 gewijzigd) 3. Wijzigingen inzake belasting over de toegevoegde waarde Notarissen en gerechtsdeurwaarders BTW‐plichtig De vrijstelling verleend aan notarissen en gerechtsdeurwaarders inzake BTW‐plichtigheid wordt opgeheven. Op diensten verleend aan particulieren zal dus voortaan een BTW‐tarief van 21% van toepassing zijn. (artikel 44 §1, 1° WBTW gewijzigd) BTW op betaaltelevisie verhoogd Vanaf 1 januari 2012 stijgt het BTW‐tarief voor betaaltelevisie van 12% naar 21%. (Rubriek IX in tabel B van de bijlage bij het KB nr. 20 van 20 juli 1970 opgeheven) 4. Wijzigingen inzake accijnzen Accijnzen op sigaretten en roltabak verhoogd Het totaal van de accijns en bijzondere accijns bedraagt vanaf 1 januari 2012 minstens 128 euro per 1000 sigaretten en 43 euro per kilogram rooktabak. Deze bedragen worden bovendien ieder jaar in februari opgetrokken met respectievelijk 3 euro per 1000 stuks en 2 euro per kilogram. Daarnaast wordt de bijzondere accijns op rooktabak verhoogd tot 9,5
Fiscale maatregelen – Situatie op 20 januari 2012‐ 4
euro per kilogram (voorheen 7,961 euro per kilogram). (artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak gewijzigd) 5. Wijzigingen van het Wetboek diverse rechten en taksen Taks op de beursverrichtingen verhoogd De taks op de beursverrichtingen wordt verhoogd met 30% voor alle verrichtingen vanaf 1 januari 2012. Het tarief voor effecten belast tegen 0,70% (staatsbons, obligaties e.d.) wordt dus 0,90%, 0,17% (andere effecten) wordt 0,22% en 0,50% (kapitalisatieaandelen) wordt 0,65%. (artikels 121 en 122 Wetboek diverse rechten en taksen aangepast) De maximale kost per verrichting stijgt van 750 euro naar 975 euro voor wat betreft kapitalisatieaandelen en van 500 euro naar 650 euro voor alle andere effecten. (artikel 124 Wetboek diverse rechten en taksen aangepast) Taks op de omzetting van effecten aan toonder ingevoerd Effecten aan toonder moeten voor 1 januari 2014 omgezet worden in gedematerialiseerde effecten of in effecten op naam, zo niet worden de rechten verbonden aan het aandeel geschorst. Om het omzettingsproces te versnellen wordt op de omzetting vanaf 1 januari 2012 een taks geheven. Voor omzettingen die gebeuren in 2012 is het tarief 1% op de waarde van de effecten, voor omzettingen in 2013 2%. (nieuw artikel 168 Wetboek diverse rechten en taksen ingevoegd) Hoe de waarde van de effecten wordt bepaald, is afhankelijk van hun aard (nieuw artikel 169 Wetboek diverse rechten en taksen ingevoegd): Genoteerde effecten: de laatst vastgestelde koers; Niet‐genoteerde effecten van schuldvorderingen: het nominale bedrag; Rechten van deelneming in beleggingsinstellingen met een veranderlijk aantal rechten: de laatst berekende inventariswaarde; Alle andere effecten: de geraamde boekwaarde (exclusief intresten) op de dag van de neerlegging. 6. Wijzigingen van de programmawet van 27 april 2007 Korting op milieuvriendelijke wagens afgeschaft
De korting toegekend bij de aankoop van milieuvriendelijke wagens (15% met een maximum van 3.280 euro ongeïndexeerd bij een CO2‐uitstoot van minder dan 105 gram per kilometer of 3% met een maximum van 615 euro ongeïndexeerd bij een CO2‐uitstoot van minder dan 115 gram per kilometer) wordt met ingang van 1 januari 2012 afgeschaft. (artikelen 147 tot en met 154 Programmawet van 27 april 2007 opgeheven) Voertuigen besteld voor 28 november 2011, waarvoor uiterlijk op 31 december 2011 een voorschotfactuur uitgereikt is, kunnen wel nog genieten van de korting. Het bedrag van de voorschotfactuur moet wel minstens gelijk zijn aan het dubbele van de korting bij wagens die minder dan 115 gram CO2 uitstoten of aan de korting zelf bij wagens die minder dan 105 gram CO2 uitstoten. De voorschotfactuur moet bovendien voor 5 januari 2012 naar de administratie gestuurd worden door de leverancier en ook de bestelbon moet in het bezit zijn van de administratie opdat de korting zou worden toegekend. Fiscale maatregelen – Situatie op 20 januari 2012‐ 5