Fiscale actualiteiten zorg
december 2014
Fiscale actualiteiten zorg
December 2014 Pagina 1
Fiscale actualiteiten zorg
december 2014
Voorwoord De fiscale regelgeving voor de VGZ sector (Volkgezondheid, Gemeenten en Zorgsector) verandert continue. Niet alleen de wetgeving zelf, maar ook de interpretatie daarvan is volop in ontwikkeling. Het vertaalt zich in een omvangrijke berichtenstroom vanuit de Belastingdienst, Ministeries en Brancheverenigingen. Wij gaan de uitdaging aan om de belangrijkste berichten te verzamelen, samen te vatten en zo nodig toe te lichten, zoals u van ons gewend bent in onze nieuwsbrief “Geregeld in de Zorg”. Als u de werkkostenregeling nog niet hebt ingevoerd, dan adviseren wij met voorrang kennis te nemen van het bericht hierover in de nieuwsbrief. De bestaande regelgeving biedt namelijk nog enkele mogelijkheden om het personeel fiscaal vriendelijk te belonen die straks onder de werkkostenregeling niet meer mogelijk zijn. Bent u met meerdere stichtingen actief, dan kunt u mogelijk in 2015 de concernregeling toepassen. De statuten van de stichtingen moeten dan wel nog vóór 1 januari 2015 voldoen aan de daaraan te stellen voorwaarden.
In dit nummer: Voorwoord Loonheffing Omzetbelasting ANBI-status Wet Normering Topinkomens Arbeidsrecht
2 3 5 6 7 8
“Fiscale actualiteiten zorg” is een uitgave van Verstegen accountants en belastingadviseurs, bestemd voor relaties in de gezondheidszorg. Voor logistieke vragen:
A.C. (Ariëtta) Heuvelman,
[email protected]
Voor inhoudelijke vragen:
mr. G.E. (Gosse) Hoekstra RB,
[email protected]
Redactie:
L.G.J. (Bert) Mostert RA,
[email protected]
Bij het samenstellen van deze uitgave is uiterste zorgvuldigheid in acht genomen. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijk onjuiste of onvolledige informatie of voor schade die als gevolg hiervan ontstaat. Gezien het algemene karakter van de uitgave kunnen wij niet instaan voor toepassingsmogelijkheden in specifieke situaties. Alle rechten voorbehouden
Pagina 2
Fiscale actualiteiten zorg
december 2014
Loonheffing Verklaring arbeidsrelatie wordt Beschikking Geen Loonheffing In de nieuwsbrief van oktober 2014 is vermeld dat de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) wordt vervangen door de Beschikking geen loonheffing (BGL). De behandeling van het wetsvoorstel heeft enige vertraging opgelopen. De invoering staat in de loop van 2015 gepland. Tot aan het moment dat het wetsvoorstel definitief is ingevoerd, geldt er een overgangsregeling. Hiermee wordt de geldigheidsduur van de VAR voor het kalenderjaar 2014 verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van de BGL. Indien een belastingplichtige in 2014 geen VAR heeft aangevraagd, kan ook in 2015 nog een VAR voor het kalenderjaar 2015 worden aangevraagd. Vanwege de vrijwaring tegen naheffingsaanslagen die de opdrachtgever kan ontlenen aan een kwalificerende VAR, is de VAR zeker bij de inzet van zzp’ers, zie hierna, nog steeds raadzaam. Werkkostenregeling Zoals vermeld in de nieuwsbrief van oktober 2014 wordt de werkkostenregeling (WKR) per 1 januari 2015 verplicht ingevoerd voor alle werkgevers. Onder de WKR worden de vergoedingen en verstrekkingen aan de werknemers onderverdeeld in categorieën. Daarbij kan het zijn dat vergoedingen en verstrekkingen belast worden dan wel in de vrije ruimte vallen. Hoewel u hiervoor nog weinig tijd heeft, kan het derhalve voordelig zijn om nog in 2014 enkele zaken onbelast te vergoeden. Indien u de WKR nog niet toepast, valt hierbij te denken aan het volgende: Het verstrekken van een tablet als communicatiemiddel, waarbij de tablet voor meer dan 10% voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt. De rechter heeft namelijk geoordeeld dat ook een tablet met een scherm groter dan 7 inch een communicatiemiddel is. Tegen deze hofuitspraak is de Staatssecretaris van Financiën in cassatie gegaan. Als de Hoge Raad concludeert dat het Hof een tablet ten onrechte als een communicatiemiddel heeft aangemerkt, bestaat het risico op een naheffing. Een tablet die namelijk als computer wordt aangemerkt, moet voor meer dan 90% zakelijk gebruikt worden om in aanmerking te komen als onbelaste vergoeding. Een fiets waarbij de aanschafprijs het bedrag van € 749 (inclusief BTW) niet te boven gaat. De werknemer dient de fiets op meer dan de helft van het aantal werkdagen te gebruiken voor woon-werkverkeer en mag de afgelopen 3 jaar niet al een fiets hebben verkregen. Omdat een groot aantal werknemers nog gebruik mag maken van deze regeling, lukt het de fietsfabrikanten niet om al deze fietsen nog vóór 1 januari 2015 af te leveren. De Belastingdienst heeft daarom aangegeven dat fietsen die nog dit jaar besteld en betaald zijn, nog tot en met maart 2015 afgeleverd mogen worden. Aan een werknemer mag per jaar een geschenk in natura worden versterkt voor het bedrag van maximaal € 70 (inclusief BTW). Hierover is door de werkgever 20% eindheffing verschuldigd. Voor een geschenk duurder dan € 70 kan gebruik worden gemaakt van de kleine verstrekkingenregeling. Hierbij mag in één jaar maximaal € 272 aan geschenken worden verstrekt, waarbij ieder geschenk niet duurder is dan € 136. Hierover dient de werkgever eindheffing af te dragen op basis van het tabeltarief. Pagina 3
Fiscale actualiteiten zorg
december 2014
Mocht u in 2014 de WKR al wel toepassen, dan is u bekend dat de vrije ruimte 1,5% van het totale fiscale loon bedraagt. De vrije ruimte wordt in 2015 verlaagd naar 1,2%. Hierdoor kan het interessant zijn een eventueel in 2014 nog niet benut deel van de vrije ruimte alsnog aan te wenden. Dan is wellicht van belang dat voor geschenken in natura onder de WKR geen maximumgrens is gesteld.
Concernregeling in de werkkostenregeling Met ingang van 2015 geldt er een zogeheten concernregeling. De lichamen binnen een concern mogen de vrije ruimte berekenen over de totale loonsom van dat concern. Op die manier hoeft een lichaam dat de vrije ruimte al volledig heeft benut, toch geen eindheffing toe te passen als er bij één of meer andere concernlichamen nog vrije ruimte beschikbaar is. De regeling kon in eerste instantie alleen toegepast worden door lichamen die 95% of meer belang in elkaar hebben. Omdat stichtingen geen in aandelen verdeeld kapitaal hebben, kwamen stichtingen dus niet in aanmerking voor deze regeling. Op basis van een recent amendement mogen als een eenheid opererende stichtingen ook de concernregeling toepassen. De vereiste verwevenheid wordt niet gekoppeld aan bijvoorbeeld de aanwezigheid van een beschikking fiscale eenheid omzetbelasting, maar op een bindende voordracht van de benoeming van bestuursleden en het recht op het eventuele vermogen bij vereffening van een stichting opererend in concernverband. In de regel zullen de statuten van de concernstichtingen nog niet aan voornoemde voorwaarden voldoen. Om de concernregeling per 2015 te kunnen toepassen, moeten de statuten derhalve vóór 1 januari 2015 zijn beoordeeld en eventueel aangepast. Bij zo’n aanpassing moeten de voornoemde voorwaarden uiteraard in samenhang bezien worden met de voorwaarden die worden gesteld aan toepassing van de zorgvrijstelling vennootschapsbelasting en/of de ANBI-status. Zzp-er in de zorg is toch ondernemer (en dus geen werknemer) Het is vaker aan bod gekomen in onze nieuwsbrieven en het blijft de gemoederen bezig houden. De Belastingdienst nam het standpunt in dat een zzp-er die op basis van onderaanneming zorgprestaties verricht aan cliënten van een zorginstelling per definitie in gezagsverhouding staat tot de instelling. Omdat ook sprake is van een beloning en de zzp-er zich (naar de mening van de Belastingdienst) veelal niet vrijelijk kan laten vervangen, is in die optiek sprake van een dienstbetrekking. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zich in een drietal uitspraken gebogen over het ondernemerschap van een zzp-er in de zorg. In één geval is beslist dat er sprake is van een dienstverband. In de andere twee zaken was er volgens het Hof sprake van een zelfstandig ondernemer waardoor de belastingplichtige in aanmerking kwam voor alle fiscale faciliteiten. De overwegingen waren dat de belastingplichtige niet verplicht was opdrachten te aanvaarden, zich bij ziekte of vakantie kon laten vervangen door een andere zelf gekozen zzp’er, er hoefde geen vast aantal uren gewerkt te worden en samen met de huisarts en familie was de belastingplichtige verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg en werd hier door de opdrachtgevende instelling geen toezicht op gehouden. Aanvullend is van belang dat er meerdere opdrachtgevers zijn en dat er ondernemersrisico’s (t.a.v. investeringen, debiteuren en leegloop) aanwezig zijn. Pagina 4
Fiscale actualiteiten zorg
december 2014
De staatssecretaris heeft aangegeven niet in cassatie te gaan tegen deze uitspraken en berust dan in de conclusie dat in de zorg eveneens zzp’ers mogelijk zijn. Naast voornoemde jurisprudentie is van belang dat ook de politiek zich de (fiscale) positie van de zzp-er heeft aangetrokken. Overigens is de nog te voeren discussie vooruitgeschoven naar 2015. In onze nieuwsbrief van oktober 2014 zijn wij echter al ingegaan op drie door het kabinet geuite voornemens om de belemmeringen voor zzp’ers in de zorg weg te halen. Een daarvan was dat door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport modelovereenkomsten beschikbaar zouden worden gesteld. De branchevereniging BNT en de FNV hebben inmiddels een model gereed. Het wachten is nog op de accordering. Gezien het bovenstaande is ook de vraag weer relevant of de zzp-er die als ondernemer contracteert, btw in rekening moet brengen? Zie hierna het onderdeel omzetbelasting.
Omzetbelasting BTW-vrijstelling voor zzp’ers Op het moment dat vaststaat dat een zzp’er niet in loondienst is, is het de vraag of er btw in rekening gebracht dient te worden. Hierbij dient een onderscheid gemaakt worden tussen een zzp’er die een BIG-registratie heeft en een zzp’er die deze registratie niet heeft. De prestaties verricht door een BIG-er die binnen het deskundigheidsgebied van een BIG-erkende zorgprofessional vallen en die ook tot de opleiding van het beroep horen zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Een zzp’er zonder de BIG-registratie of een zzp’er die werkzaamheden verricht buiten het gebied van de BIG-registratie moet in beginsel btw in rekening brengen. Een uitzondering hierop is wanneer de zzp’er een prestatie verricht die een wezenlijk, inherent en onafscheidelijk deel van de zorg uitmaakt. Op basis van de thans geldende nationale en Europese jurisprudentie is voor deze prestaties eveneens geen btw verschuldigd. Het onderscheid tussen prestaties die wel of niet onder de BIG-erkende zorg vallen en wat dan onder wezenlijk, inherent en onafscheidelijk dient te worden verstaan, geeft in de praktijk nog ruimte voor interpretatie en discussie. BTW-vrijstelling voor Hulp in de huishouding Per 1 januari 2015 treedt de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 in werking. Behalve een stelselwijziging gaat de Wmo 2015 gepaard met een stevige bezuiniging. Sommige gemeenten hebben daardoor besloten de kosten voor de huishoudelijke hulp niet meer te vergoeden. Op 9 december 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan over een dergelijke situatie en geoordeeld dat de gemeente niet zonder meer de kosten voor de huishoudelijke hulp voor eigen rekening van de mensen kan laten komen zonder eerst een gedegen onderzoek te doen naar de persoonlijke situatie. De belanghebbenden blijven in dit geval derhalve recht houden op een vergoeding van de kosten door de gemeente. Pagina 5
Fiscale actualiteiten zorg
december 2014
Op het moment dat een gemeente de kosten draagt, is zonder meer de zogeheten Wmo-vrijstelling van toepassing. De prestatie is daarmee vrijgesteld van btw. Het maakt daarbij niet uit of sprake is van een algemene of een maatwerkvoorziening. Wanneer bijvoorbeeld vanwege de teruglopende bekostiging een cliënt aanvullend extra zorg inkoopt, kan ook die prestatie buiten de btw-heffing blijven. Er is namelijk gemeld dat het Besluit van 21 december 2012 ook onder de Wmo 2015 toegepast kan blijven worden. Zolang voldaan is aan de beide nagenoemde voorwaarden kan btw-heffing achterwege blijven. De door de cliënt aangekochte zorg moet in lijn liggen met de zorg die door de gemeente wordt bekostigd en moet ook in dezelfde periode als die bekostigde zorg worden geboden.
ANBI-status Controle publicatieplicht ANBI In 2013 is bij de bekendmaking van de publicatieplicht voor ANBI’s aangekondigd dat voormalige ANBI’s ook informatie moeten verstrekken aan de Belastingdienst. De inhoud van deze informatieverplichting is eind november jl. bekend gemaakt. Welke instellingen moeten informatie verstrekken? Instellingen waarvan de ANBI-status na 31 december 2012 is ingetrokken, worden verplicht om jaarlijks informatie te verstrekken aan de Belastingdienst. Welke informatie moet worden verstrekt? De voormalige ANBI dient jaarlijks de volgende informatie te verstrekken aan de Belastingdienst: Het totaalbedrag van de schenkingen gedaan in een kalenderjaar door de instelling aan een ANBI of SBBI. Het totaalbedrag van de schenkingen gedaan in een kalenderjaar door de instelling aan een ander dan een ANBI of SBBI waarvan de schenking per verkrijger niet groter is dan hetgeen vrij mag worden geschonken aan een derde (2014: € 2.092). Daarnaast dient het aantal verkrijgers van voornoemde schenkingen te worden vermeld. Het geschonken bedrag per verkrijger gedaan in een kalenderjaar door de instelling waarvan de schenking per verkrijger groter is dan hetgeen vrij mag worden geschonken aan een derde (2014: € 2.092). In dat geval dient tevens de volgende informatie over de verkrijger te worden verstrekt: o ingeval de verkrijger een natuurlijk persoon is: de naam, geboortedatum, woonadres, Burgerservicenummer (of indien van toepassing buitenlands fiscaal identificatienummer); o ingeval de verkrijger een rechtspersoon is: de naam, adres, vestigingsadres en het fiscaal nummer (RSIN). Een verloopoverzicht van het ANBI-vermogen. In dit overzicht dient de ontwikkeling van het ANBI-vermogen per kalenderjaar te worden vastgesteld vanaf het moment dat de instelling niet meer als ANBI is aangemerkt. Pagina 6
Fiscale actualiteiten zorg
december 2014
Onder het begrip ANBI-vermogen wordt verstaan: het eigen vermogen van de instelling op het tijdstip waarop de instelling niet meer wordt aangemerkt als ANBI verminderd met de bedragen die vanaf dat tijdstip zijn besteed ter verwezenlijking van de doelstelling en de daarmee verband houdende beheerkosten. Het ANBI-vermogen en eigen vermogen zijn derhalve niet per definitie aan elkaar gelijk. Op het moment dat de instelling halverwege het kalenderjaar niet meer als ANBI wordt aangemerkt, dient de instelling tussentijdse cijfers op te stellen, zodat het ANBIvermogen kan worden vastgesteld. De voormalige ANBI heeft geen informatieplicht (meer) als het ANBI-vermogen niet meer bedraagt dan € 25.000 op het moment dat: de ANBI-status wordt ingetrokken; of aan het begin van het kalenderjaar waarop de gegevens en inlichtingen betrekking hebben. Er is in de regeling geen toelichting gegeven op het begrip ‘eigen vermogen’. Logischerwijs wordt aangesloten bij het begrip eigen vermogen uit de jaarrekening. Dit leidt tot de conclusie dat (ons inziens ten onrechte) ook het collectief gefinancierde gebonden vermogen van een zorginstelling tot het ANBI-vermogen behoort. Wanneer moet de informatie worden verstrekt? De voormalige ANBI moet de informatie langs de elektronische weg verstrekken binnen acht maanden na afloop van het kalenderjaar. De gegevens en inlichtingen over het kalenderjaar 2013 dienen in afwijking van het vorenstaande tussen 1 februari 2015 en 1 mei 2015 te worden verstrekt. Deze gegevens kunnen nog niet elektronisch worden ingediend. Er zal een formulier op de website van de Belastingdienst worden geplaatst die door de instelling moet worden ingevuld en geretourneerd aan de Belastingdienst. Het niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van de informatie aan de Belastingdienst wordt aangemerkt als een overtreding. Het gevolg is dat een geldboete van € 20.250 kan worden opgelegd door de inspecteur.
Wet Normering Topinkomens Verlaging maximumbezoldiging De maximumbezoldiging bedraagt thans nog 130% van een ministersalaris. Het kabinet was voornemens dit maximum te verlagen tot 100% van een ministersalaris. Onduidelijk was hoe deze verlaging zou doorwerken in de categorale indeling. Volgens het oorspronkelijke voorstel zou de wijziging ingaan per de dag van publicatie van de wet in de Staatscourant. Inmiddels is de behandeling van het wetsvoorstel uitgesteld tot een nader te bepalen moment in 2015. Het is nu de vraag of een eventuele wijziging wellicht terugwerkende kracht gaat krijgen. Gezien het feit dat bij het oorspronkelijke wetsvoorstel is gemeld de sectornormen nog niet neerwaarts zouden worden bijgesteld als die verlaging niet op een zorgvuldige wijze tot stand kan worden gebracht, is terugwerkende kracht echter niet waarschijnlijk. Pagina 7
Fiscale actualiteiten zorg
december 2014
Arbeidsrecht Wijzigingen 2015 In aanvulling op de eerdere berichtgevingen wijzen wij graag op enkele wijzigingen die in 2015 in werking treden. Hoewel deze punten doorgaans middels de cao uitgewerkt worden, is het goed om te weten dat: per 1 januari 2015 de brutobedragen van het wettelijk minimumloon stijgen; per 1 januari 2015 het niet langer is toegestaan om bij een tijdelijk contract van 6 maanden of minder (of bij een aansluitend contract) een proeftijd op te nemen; per 1 januari 2015 het bij een tijdelijk contract in principe niet langer is toegestaan om een concurrentiebeding op te nemen; per 1 januari 2015 er een nieuwe aanzegplicht geldt voor tijdelijke arbeidscontracten. Uiterlijk één maand voordat het arbeidscontract afloopt dient de werknemer schriftelijk op de hoogte te worden gesteld of het contract al dan niet wordt verlengd en onder welke voorwaarden.
Pagina 8