Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2012 – 2013
E-waste: internationale handel en duurzaam materialenbeheer. Beoordeling van de huidige praktijken in het licht van de wetgeving
Michiel Vermassen Promotor: Prof. dr. Luc Lavrysen Tutor: Dr. Carole Billiet
Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master na Master in de Milieusanering en het Milieubeheer
Auteursrechten
“ De auteur en de promotor geven de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie.”
“ The author and the promoter give the permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more specifically the source must be extensively specified when using results from this thesis.”
Gent, augustus 2013
De promotor, Prof. dr. Luc Lavrysen
De auteur, Michiel Vermassen
II
Dankwoord De beslissing om opnieuw te gaan studeren was de start van een zware maar leerrijke periode waar ik met heel veel voldoening naar terugkijk. Dit eindwerk vormt het definitieve sluitstuk van een heel boeiende studierichting. Hierbij wil ik graag mijn promotor Prof. dr. Luc Lavrysen en mijn tutor dr. Carole Billiet bedanken omdat zij mij de kans hebben geboden zelf een masterproefonderwerp aan te brengen en mij op weg te zetten en te ondersteunen in de uitwerking ervan. Mevrouw Billiet, tot op het laatste moment stond u klaar om mij te helpen. Een welgemeende dank je wel! Verder wil ik graag alle respondenten bedanken die bereid waren mij te woord te staan en hun kennis en ervaringen over dit onderwerp met mij te delen. Zij hebben mij geholpen een beter inzicht te verkrijgen in de wetgeving en in het leggen van de link met de praktijk. Ook de lezers van deze masterproef verdienen een speciaal woord van dank. Hun kritische commentaren hebben mij geholpen de nodige verbeteringen aan te brengen. Speciale dank gaat uit naar mijn familie. Mijn grootste steun in deze zware periode. Zelfs zij die er helaas niet meer bijzijn hebben mij het vertrouwen en de kracht gegeven om te blijven doorzetten. Tot slot, Céline, bedankt voor jouw energie, jouw onvoorwaardelijke steun en voor het schenken van een schitterende dochter, het mooiste cadeau dat ik ooit heb gekregen.
III
"It is a grave abuse and an offence against the solidarity of humanity when industrial enterprises of rich countries profit from the weak economies and legislation of poorer countries by exporting dirty technologies and wastes which degrade the environment and health of the population." --- Paus Johannes Paulus II, 22 oktober 1993
IV
Samenvatting De groeiende wereldwijde vraag naar elektrische en elektronische apparatuur (EEA) zorgt onder andere door de ontginning van grondstoffen voor een steeds grotere druk op het milieu. Terzelfdertijd zorgt de steeds korter wordende levensduur van deze producten ervoor dat elektrisch en elektronisch afval (e-waste) mondiaal één van de snelst groeiende afvalstromen is geworden. De wetgeving die de verwerking van dit e-waste reguleert, is in de geïndustrialiseerde landen de voorbije decennia steeds strenger geworden. Dit heeft geresulteerd in een stijging van de verwerkingskosten en een zoektocht van afvalstoffenproducenten naar goedkopere manieren om zich van hun afval te ontdoen. Parallel hieraan is in ontwikkelingslanden de vraag naar EEA en de vraag naar goedkope grondstoffen de laatste jaren heel sterk gestegen. Deze evoluties hebben geleid tot een massale uitvoer van e-waste vanuit de geïndustrialiseerde landen richting ontwikkelingslanden, veelal onder het mom van tweedehandsapparatuur. Het e-waste komt daar meestal terecht in informele recyclagecircuits die enerzijds zorgen voor ondersteuning van de lokale economie, maar anderzijds een enorme impact op mens en milieu met zich meebrengen. Om een antwoord te bieden op deze evoluties en om de impact van het gebruik en de verwerking van EEA en e-waste op mens en milieu te beperken, werd op internationaal en Europees niveau heel wat wetgeving ingevoerd. Aan de hand van analyse van de literatuur, van bestaande internationale, Europese en Belgische wetgeving en aan de hand van interviews met verschillende actoren betrokken bij de e-waste problematiek, wordt in deze masterproef in de eerste plaats een grondig beeld geschetst van de wetgeving die van toepassing is op de ganse levenscyclus van EEA. Daarnaast wordt besproken welke de praktijken zijn waarmee onze huidige maatschappij omgaat met EEA en e-waste en wat de impact hiervan is op mens en milieu. Het uiteindelijke doel is een formulering van de aanbevelingen om te evolueren naar een systeem van duurzaam materialenbeheer inzake EEA. Wat de samenstelling betreft van producten die in Europa op de markt worden gebracht, legt de Europese Unie strenge regels op. Zo moet de samenstelling van EEA voldoen aan de RoHS1 richtlijn, REACH2 en de F-gassenverordening3. Het blijkt echter dat deze wetgeving nog niet ver genoeg gaat wanneer men het milieu en de mensen die in ontwikkelingslanden in de informele recyclagesector tewerkgesteld zijn wil beschermen. Voor de productie van EEA zijn daarenboven grondstoffen nodig die in de meeste gevallen worden ontgonnen in ontwikkelingslanden. Veel mijnbedrijven nemen het echter niet te nauw met nationale wetgeving van die landen en internationale verdragen rond mijnbouw. De impact op het lokale milieu en de lokale bevolking is hierdoor heel groot. Het concept van Urban Mining blijkt binnen deze problematiek heel waardevol. Europa legt momenteel ook de basis voor wetgeving die meer transparantie zal eisen van producenten van onder meer EEA over de herkomst van hun grondstoffen. Om binnen Europa te evolueren naar een duurzamere productie en consumptie van EEA werd door de Europese Unie de AEEA4-richtlijn opgesteld. Die stelt strenge eisen inzake de preventie van de productie van e-waste, maar ook inzake hergebruik, recyclage en andere vormen van nuttige toepassing. Ecodesign blijkt in dit kader heel belangrijk omdat het zorgt voor een efficiënter gebruik van grondstoffen zowel tijdens de productiefase als de gebruiksfase, voor een eenvoudigere controle op de mogelijkheid tot hergebruik van gebruikte elektrische en elektronische apparatuur (GEEA) en voor een efficiëntere en effectievere depollutie en verwerking van het e-waste waardoor de verwerkingstijd en de verwerkingskost lager zullen liggen. Daarenboven zal men verschillende materiaalfracties beter van elkaar kunnen scheiden wat het recyclagerendement zal doen stijgen. Dit is essentieel wanneer men wil evolueren naar een systeem van gesloten materialenkringlopen. Eén van de middelen waarmee de AEEA-richtlijn haar doel wenst te bereiken is het principe van de
1
RoHS: Restriction of the use of certain Hazardous Substances in electrical and electronic equipment. REACH: Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemical substances. 3 F-gassen: gefluoreerde broeikasgassen. 4 AEEA: afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. 2
V
producentenverantwoordelijkheid, dat in België uitvoering krijgt door de aanvaardingsplicht voor ewaste. Inzake de overbrenging van afvalstoffen wordt door het Verdrag van Bazel en de Europese Verordening inzake de Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA (2006)) de wettelijke basis gelegd waar overbrengers van onder andere e-waste zich aan moeten houden. Echter, de Verenigde Staten hebben het Verdrag van Bazel niet geratificeerd waardoor het daar nog steeds legaal is e-waste te verschepen naar ontwikkelingslanden. In Europa is door EVOA (2006) het verschepen van gevaarlijk afval naar niet-OESO landen illegaal. Hier blijkt echter het ontbreken van een unieke afvalstoffencode voor e-waste een probleem, omdat dit ervoor zorgt dat de ene lidstaat een bepaald product wel als gevaarlijk afval kan beschouwen terwijl een andere lidstaat dit niet doet. Daarenboven zorgt het ontbreken van een unieke afvalstoffencode voor een onduidelijke rapportage vanuit de Europese lidstaten naar de Europese Commissie. Ondanks de wetgeving blijft de illegale handel in e-waste dus een groeiend wereldwijd probleem. De effecten op mens en milieu, die de informele recyclage van ewaste in ontwikkelingslanden met zich meebrengt, zijn enorm doordat grote hoeveelheden schadelijke chemicaliën in het milieu terechtkomen. De illegale handel in e-waste blijkt ook politieke en economische gevolgen te hebben maar wordt in vele landen niet als een prioriteit beschouwd. Buiten gezamenlijke grensoverschrijdende handhavingsacties die periodiek georganiseerd worden door de Europese IMPEL-TFS organisatie, wordt aan dit probleem op nationaal vlak dan ook veelal weinig aandacht geschonken. Financiële middelen om de handhaving te ondersteunen zijn in veel Europese lidstaten beperkt en veel controlediensten zijn onderbemand. Indien in een bepaalde haven controles worden opgevoerd, is het ook heel eenvoudig voor e-waste handelaars om hun illegale activiteiten te verleggen naar andere havens. Toch blijkt dat er de laatste jaren een aantal hoopvolle initiatieven zijn ontstaan, waaronder dat van Worldloop. Deze Belgische organisatie biedt ontwikkelingslanden de ondersteuning die nodig is om hun recyclageactiviteiten zelf te organiseren, waardoor ze minder afhankelijk zijn van de inspanningen die geïndustrialiseerde landen leveren op vlak van wetgeving en handhaving. Ook hier laat het belang van ecodesign zich terug voelen. Het makkelijker demonteerbaar maken van apparaten, zonder de onderdelen te moeten vernietigen, kan er immers voor zorgen dat meer onderdelen kunnen hergebruikt worden in de refurbishingsector5, die in ontwikkelingslanden heel sterk ontwikkeld is. Daarenboven zorgt een eenvoudigere en veiligere verwijdering van gevaarlijke onderdelen ervoor dat werknemers en milieu aan minder risico’s zijn blootgesteld. Deze masterproef maakt duidelijk dat er geen pasklare oplossing bestaat voor de e-waste problematiek. Het streven naar een duurzamer materialenbeheer inzake EEA vereist acties in elke fase van de levenscyclus van EEA van alle actoren die erbij betrokken zijn en zal een combinatie zijn van zowel juridische, economische als sociale stimuli.
5
Refurbishen is een vervlaamsing van het Engelse werkwoord "to refurbish", wat opknappen of vernieuwen betekent. Toegepast op informatica, betekent dit het opknappen en repareren van gebruikte systemen.
VI
Inhoudsopgave Lijst van figuren .................................................................................................. IX Lijst van tabellen .................................................................................................. X Lijst van afkortingen ............................................................................................ XI 1 Inleiding ........................................................................................................... 1 1.1 Terminologie .................................................................................................................................. 1 1.2 Doelstelling en overzicht ................................................................................................................ 2 1.3 Methode ......................................................................................................................................... 3 2 Samenstelling van AEEA .................................................................................... 4 2.1 Uitzonderlijk afval .......................................................................................................................... 4 2.2 Europese wetgeving rond de samenstelling van EEA ................................................................... 5 2.2.1 RoHS richtlijn .......................................................................................................................... 5 2.2.2 REACH-verordening ............................................................................................................... 6 2.2.3 F-gassenverordening .............................................................................................................. 7 2.2.3.1 Voor fabrikanten en importeurs ........................................................................................ 7 2.2.3.2 Voor exploitanten ............................................................................................................. 8 2.3 Belgische wetgeving rond de samenstelling van EEA ................................................................... 8 2.4 De handhaving in België ................................................................................................................ 9 3 Ontginning van grondstoffen voor EEA .............................................................. 10 3.1 Algemeen .................................................................................................................................... 10 3.2 Impact van de mijnbouw op mens en milieu ................................................................................ 10 3.2.1 Urban Mining ......................................................................................................................... 12 3.2.2 Conflictmineralen .................................................................................................................. 12 4 De behandeling van e-waste ............................................................................. 14 4.1 Het verdrag van Bazel ................................................................................................................. 14 4.2 Europa en EVOA (2006) .............................................................................................................. 16 4.2.1 Procedure van algemene informatieverplichting ................................................................... 17 4.2.2 Kennisgevingsprocedure ...................................................................................................... 17 4.2.3 Handhaving ........................................................................................................................... 20 4.2.4 De afvalstoffencodes voor AEEA .......................................................................................... 21 4.3 Het beheer van e-waste binnen Europa: De AEEA-richtlijn ........................................................ 22 4.3.1 Doelstelling van de Nieuwe AEEA-richtlijn ............................................................................ 22 4.3.2 Belangrijke overwegingen bij het opstellen van de richtlijn ................................................... 23 4.3.3 Toepassingsgebied ............................................................................................................... 24 4.3.4 Krachtlijnen van de richtlijn ................................................................................................... 25 4.3.4.1 Productontwerp .............................................................................................................. 25 4.3.4.2 Gescheiden inzameling .................................................................................................. 25 4.3.4.3 Inzamelniveau ................................................................................................................ 26 4.3.4.4 Passende verwerking ..................................................................................................... 27 4.3.4.5 Financieringsaspecten met betrekking tot AEEA van particuliere huishoudens ............ 29 4.3.4.6 Financieringsaspecten met betrekking tot AEEA van andere dan particuliere huishoudens ............................................................................................................................... 29 4.3.4.7 Informatie voor gebruikers .............................................................................................. 29 4.3.4.8 Informatie voor verwerkingsinstallaties .......................................................................... 30 4.3.4.9 Registratie, informatie en rapportage ............................................................................. 30 4.3.4.10 Inspecties en controles ................................................................................................. 32 4.3.5 De aanvaardingsplicht en vzw Recupel ................................................................................ 34 4.3.5.1 De structuur van vzw Recupel ........................................................................................ 34
VII
4.3.5.2 De bijdrage ..................................................................................................................... 35 4.3.5.3 De inzameling ................................................................................................................. 36 4.4 Het belang van ecodesign ........................................................................................................... 37 4.4.1 Ecodesign en EEA ................................................................................................................ 37 4.4.2 Fairphone .............................................................................................................................. 39 4.4.3 Wetenschappelijk onderzoek in het kader van ecodesign .................................................... 40 4.4.3.1 Disassembly Embedded Design .................................................................................... 41 4.4.3.2 Active Disassembly ........................................................................................................ 42 5 Illegale handel in e-waste ................................................................................ 43 5.1 Een overzicht van de wereldwijde handel in e-waste .................................................................. 43 5.2 Wat is illegaal? ............................................................................................................................ 44 5.2.1 Illegaal onder het Verdrag van Bazel .................................................................................... 44 5.2.2 Illegaal volgens EVOA (2006) ............................................................................................... 45 5.3 De drijvende krachten achter de illegale handel in e-waste ........................................................ 45 5.3.1 Push-factoren ........................................................................................................................ 45 5.3.1.1 De voeding naar de illegale markt met België als voorbeeld ......................................... 46 5.3.2 Pull-factoren .......................................................................................................................... 47 5.3.3 De ‘technieken’ om e-waste illegaal te exporteren ............................................................... 48 5.4 Effecten van illegale handel op mens en milieu .......................................................................... 50 5.4.1 Schadelijke stoffen in e-waste en de directe effecten van illegale handel ............................ 52 5.4.2 Indirecte effecten van illegale handel .................................................................................... 56 5.5 Worldloop .................................................................................................................................... 58 6 De handhaving binnen België en Europa ........................................................... 60 6.1 De Milieu-inspectie en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij ................................... 60 6.1.1 De taakverdeling tussen OVAM en MI .................................................................................. 60 6.1.1.1 Wegcontroles ................................................................................................................. 61 6.1.1.2 Havencontroles .............................................................................................................. 62 6.1.1.3 Antwerpen: “de soepele haven” ..................................................................................... 63 6.2 De Federale Leefmilieu Inspectie (FLI) ....................................................................................... 64 6.3 De Federale gerechtelijke politie, Dienst Leefmilieu .................................................................... 64 6.4 De controle .................................................................................................................................. 65 6.5 De opvolging van overtredingen en illegale transporten ............................................................. 65 6.6 IMPEL-TFS .................................................................................................................................. 66 7 Beoordeling en besluit ..................................................................................... 68 8 Bibliografie ..................................................................................................... 72 8.1 Wetgeving .................................................................................................................................... 72 8.1.1 Nationaal ............................................................................................................................... 72 8.1.2 Europees ............................................................................................................................... 72 8.1.3 Internationaal ........................................................................................................................ 72 8.2 Artikels ......................................................................................................................................... 73 8.3 Internetbronnen ........................................................................................................................... 74 8.4 Interviews .................................................................................................................................... 75 8.5 Praktijkwerk ................................................................................................................................. 75 9 Bijlagen .......................................................................................................... 76 Bijlage 1 ............................................................................................................................................. 76 Bijlage 2 ............................................................................................................................................. 77 Bijlage 3 ............................................................................................................................................. 78 Bijlage 4 ............................................................................................................................................. 79
VIII
Lijst van figuren Afbeelding 1: Label voor ‘Fairtrade & Fairmined Gold’ ......................................................................... 12 Afbeelding 2: AEEA inzamelniveau van particuliere huishoudens in 2010. Richtlijn 2012/19/EU stelt een minimum inzamelpercentage van 4 kg per jaar per inwoner .................................................. 27 Afbeelding 3: Symbool ter aanduiding van de verplichte gescheiden inzameling van AEEA ............... 30 Afbeelding 4: Materialenmatrix .............................................................................................................. 38 Afbeelding 5: Disassembly embedded 'snap fit' getriggerd door een elektromagneet .......................... 41 Afbeelding 6: Disassembly embedded 'snap fit' met piezo-element activering ..................................... 41 Afbeelding 7: Structuur van PCB .......................................................................................................... 55 Afbeelding 8: Het huidige recyclagerendement van verschillende bestanddelen van e-waste ............. 56 Afbeelding 9: EU27 imports and exports of NFM and PM primary raw materials (000 mt gw) ............. 57 Afbeelding 10: EU27 imports and exports of NFM and PM secundary raw materials (000 mt gw) ...... 57 Afbeelding 11: Evolutie overtreding wegcontroles ................................................................................ 62 Afbeelding 12: Aandeel van de verschillende afvalstromen bij de uitgevoerde wegcontroles .............. 62 Afbeelding 13: Aantal illegale transporten van Vlaamse oorsprong ...................................................... 63
IX
Lijst van tabellen Tabel 1: Gemiddelde procentuele samenstelling van verschillende categorieën AEEA ......................... 4 Tabel 2: Minimum hoeveelheden voor gescheiden AEEA inzameling .................................................. 26 Tabel 3: Minimale streefcijfers voor nuttige toepassing per categorie EEA volgens richtlijn 2002/96/EC (artikel 7, lid 2) en richtlijn 2012/19/EC (bijlage V) ......................................................................... 28 Tabel 4: Minimale streefcijfers voor recyclage per categorie EEA volgens richtlijn 2002/96/EC (artikel 7, lid2) en richtlijn 2012/19/EC (bijlage V) ...................................................................................... 28 Tabel 5: Minimale streefcijfers voor nuttige toepassing en recyclage per categorie EEA volgens richtlijn 2012/19/EC (bijlage V) vanaf 15 augustus 2018 ........................................................................... 28 Tabel 6: Evolutie van het aantal overtredingen op de transportwetgeving vastgesteld door FLI van 2009-2012 ...................................................................................................................................... 64
X
Lijst van afkortingen AEEA BAN BIM CFK CRT DPE EEA EG EPA EU EVA F-gas FLI IARC INECE GEEA GWP HCFK IMPEL LNE MI OESO OVAM OWD PBB PBDE PCB PV PVC REACH RoHS TFS VROM
Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur Bazel Action Network Brussels Instituut voor Milieubeheer Chloorfluorkoolstofverbinding Cathode Ray Tube Division de la Police de l’Environnement Elektrische en Elektronische Apparatuur Europese Gemeenschap Environmental Protection Agency Europese Unie Europese Vrijhandelsassociatie Gefluoreerd broeikasgas Federale Leefmilieu Inspectie International Agency for Research on Cancer International Network for Environmental Compliance and Enforcement Gebruikte Elektrische en Elektronische Apparatuur Global Warming Potential Chloorfluorkoolwaterstofverbinding The European Union Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid Milieu-Inspectie Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij Office Wallon des Déchets Polybroombifenyl Polybroom Difenyl Ether Polychloor Bifenyl Proces Verbaal Polyvinyl Chloride Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemical substances Restriction of the use of certain Hazardous Substances in electrical and electronic equipment Transfrontier Shipment Nederlands Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
XI
1 Inleiding 1.1 Terminologie Elektrische en elektronische apparatuur (EEA) is in onze maatschappij nog onmogelijk weg te denken. Het is alom aanwezig, gaande van hoognodige industriële, medische en logistieke apparatuur met lange levensduur tot huishoudelijke apparaten zoals wasmachines, ijskasten met een middellange levensduur en gsm’s, laptops, tv’s, radio’s en andere apparaten met korte levensduur. Omdat onze maatschappij zo sterk steunt op deze toestellen, blijft de vervaardiging van EEA één van de belangrijkste en snelst groeiende mondiale sectoren. Alle apparatuur die op de markt komt, zal op een gegeven ogenblik door de consument worden afgedankt. Op wereldvlak wordt voornamelijk de term “e-waste” gebruikt om apparatuur die de afvalfase bereikt heeft te omschrijven. Er is echter geen nauwsluitende definitie voor deze term. Daarenboven categoriseert deze term alle apparatuur die door de consument wordt afgedankt als afval, terwijl in vele gevallen de apparatuur nog herbruikbaar is. De Europese Unie heeft om die reden beslist de term e-waste niet te gebruiken in haar regelgeving maar wel de term afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, afgekort AEEA. Gezien zowel de term e-waste als de term AEEA gebruikt worden in de vakliteratuur, zullen ze beiden ook in deze masterproef gebruikt worden. Wanneer de wetgeving binnen de Europese context besproken wordt zal de term AEEA gebruikt worden. Buiten deze Europese context zal voornamelijk de term e-waste gebruikt worden. Bij het lezen en interpreteren van deze masterproef kan men er echter van uitgaan dat beide termen dezelfde betekenis hebben. Sinds het einde van de vorige eeuw begon de westerse maatschappij zich meer en meer bewust te worden van de impact van EEA op mens en milieu doorheen de ganse levenscyclus, gaande van de ontginning van de basismaterialen tot de verwerking van het afval. De Europese Unie is zowel op vlak van wetgeving als handhaving één van de voortrekkers in de wereld. In Europa werden richtlijnen ingevoerd die bepaalden welke materialen wel en niet in EEA mochten aanwezig zijn en hoe het afval moest behandeld worden. Vele wereldstaten namen hier een voorbeeld aan en implementeerden gelijkaardige wetgevingen of namen Europese wetgeving over in hun nationale wetgeving. Daarnaast werden internationale verdragen afgesloten om de impact van EEA en AEEA te minimaliseren. De Europese wetgeving definieert AEEA als “elektrische of elektronische apparaten die afvalstoffen zijn in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG6, daaronder begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt”7. Onder EEA wordt verstaan “apparatuur die afhankelijk is van elektrische stromen of elektromagnetische velden om naar behoren te kunnen werken en apparatuur voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden en bedoeld is voor gebruik met een spanning van maximaal 1000 volt bij wisselstroom en 1500 volt bij gelijkstroom”8. Volgens bovenstaande definitie deelt de EU AEEA op in volgende categorieën9: 6
Afvalstof: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Artikel 3, lid 1, sub e Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking). 8 Artikel 3, lid 1, sub a Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking). 9 Bijlage I, Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking). Vanaf 15 augustus 2018 worden (volgens artikel 2, lid 1, sub b) deze 10 categorieën opnieuw ingedeeld tot de 5 categorieën vermeld in bijlage III van Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking). 7
1
1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9. 10.
Grote huishoudelijke apparaten: wasmachines, koelkasten, airconditioning, .… Kleine huishoudelijke apparaten: stofzuigers, strijkijzers, broodroosters, .… IT- en telecommunicatieapparatuur: PC’s, laptops, gsm’s, printers, .… Consumentenapparatuur: televisies, VCR/DVD/CD spelers, Hi-Fi sets, radio’s, .… Verlichtingsapparatuur: gasontladinglampen (voorbeeld TL-lampen, natriumlampen, spaarlampen), … Uitzondering: gloeilampen10 Elektrisch en elektronisch gereedschap: boormachines, naaimachines, grasmachines, .… Speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur: elektrische treinsets, sportapparatuur met elektrische of elektronische onderdelen, ... Medische hulpmiddelen: dialyseapparatuur, cardiologische apparatuur, … Meet- en regelapparatuur met inbegrip van industriële meet- en regelapparatuur: rookmelders, thermostaten, regelpanelen, … Automaten: drankautomaten, geldautomaten, …
De jaarlijkse wereldwijde productie van e-waste wordt geschat op 20-50 miljoen ton11 en neemt toe met 3 à 5% per jaar. Dit maakt e-waste meteen één van de snelst groeiende afvalstromen ter wereld. Tot op heden, en ondanks de regelgeving die internationaal werd ingevoerd, blijft de impact van ewaste op mens en milieu een groeiend mondiaal probleem.
1.2 Doelstelling en overzicht Deze masterproef maakt een kritische analyse van de huidige regelgeving die internationaal van kracht is wat betreft e-waste en focust daarbij voornamelijk op Europa en België. Simultaan worden tekortkomingen in de wetgeving en de handhaving besproken. Daarnaast komen de effecten van de ontginning van grondstoffen voor de productie van EEA en de effecten van de illegale handel in ewaste aan bod. Om af te sluiten wordt bekeken hoe we kunnen evolueren naar een systeem van gesloten materialenkringlopen en duurzaam materialenbeheer om te komen tot een efficiënter gebruik van grondstoffen en het verminderen van de impact van EEA en van e-waste op mens en milieu. Concepten als ‘Urban Mining’ en ‘Ecodesign’ worden in dit kader uitvoerig besproken, alsook initiatieven van organisaties als CATAPA en Worldloop. Het uiteindelijke doel van deze masterproef is een accuraat beeld te verschaffen aan de lezer van de impact op mens en milieu van de manier waarop onze huidige maatschappij georganiseerd is op vlak van productie van EEA en behandeling van het ontstane e-waste. Daarbij wordt ook de bestaande wetgeving op internationaal, Europees en nationaal vlak in beschouwing genomen. Op die manier kunnen knelpunten blootgelegd worden en kunnen aanbevelingen geformuleerd worden. Doorheen de masterproef zal door de auteur soms een eigen mening, een kritische commentaar of een verduidelijking geformuleerd worden. Deze zal telkens omkaderd worden weergegeven.
De masterproef kan een hulpmiddel zijn voor beleidsmakers, handhavers, overheidsinstellingen en ieder ander die geïnteresseerd is in de e-waste problematiek. Vooraleer van start te gaan met de bespreking van de samenstelling van AEEA en de wetgeving hieromtrent wordt besproken op welke manier te werk is gegaan in de uitvoering van de ganse studie.
10
Gloeilampen zijn verbruiksmaterialen voor AEEA die geen deel uitmaken van het AEEA op het moment dat het wordt afgedankt. Ze worden dus niet aanzien als AEEA en bijgevolg uitgesloten van de richtlijn. Gasontladingslampen bevatten schadelijke bestanddelen zoals fluoriscentiepoeder, kwik, natrium, enz. Om die reden zijn ze mee opgenomen in de AEEArichtlijn. 11
UNEP, Call for Global Action on E-waste, 18 augustus 2013, http://www.unep.org/documents.multilingual/default.asp?articleid=5447&documentid=496&l=en.
2
1.3 Methode Voor de bespreking van de wetgeving over de samenstelling van e-waste en de internationale en Europese regelgeving over de behandeling ervan werden verschillende rechtsbronnen geraadpleegd, meer bepaald wetteksten (internationale verdragen, Europese verordeningen en richtlijnen en nationale wetten en decreten), overzichtswerken en getuigenissen van de rechtspraak. Voor de bespreking van de problematieken rond de ontginning van grondstoffen en de illegale handel van ewaste werd beroep gedaan op artikels uit de actualiteit en wetenschappelijke vakbladen. Ook werd informatie verzameld bij organisaties die betrokken zijn bij deze problematieken. Het hoofdstuk rond ecodesign is gebaseerd op wetenschappelijke artikels en informatie van OVAM. De studie van de literatuur werd aangevuld met veldwerk en getuigenissen van personen betrokken bij de ganse levenscyclus van EEA. Er werden 7 interviews uitgevoerd. Alle interviews werden opgenomen, uitgetypt en verwerkt in de masterproef. Er werd tevens deelgenomen aan één controle op illegaal transport van e-waste in de haven van Antwerpen. Hier werd geassisteerd bij het leeghalen en controleren van de apparatuur die in deze container aanwezig was. Daarnaast werd ook deelgenomen aan een studievoormiddag in het Vlaams Parlement over de problematiek rond AEEA. Op deze studievoormiddag waren deelnemers aanwezig uit binnen- en buitenland die dagelijks te maken krijgen met AEEA. Alle verkregen informatie werd vervolgens verwerkt tot een overzichtelijk geheel.
3
2 Samenstelling van AEEA 2.1 Uitzonderlijk afval12 AEEA vormt een uitzonderlijk type afval. Het onderscheidt zich van andere vormen van huishoudelijk en niet-huishoudelijk afval omdat het zowel waardevolle als gevaarlijke materialen bevat die speciale behandelings- en recyclagemethoden vereisen om schadelijke milieueffecten en nadelige effecten op de volksgezondheid te voorkomen. De chemische samenstelling van AEEA varieert naargelang het type afval en de leeftijd. Tabel 1 toont de gemiddelde procentuele samenstelling van 4 categorieën AEEA. Tabel 1: Gemiddelde procentuele samenstelling van verschillende categorieën AEEA Materiaal
Grote huishoudelijke Apparaten (%)
Kleine huishoudelijke Apparaten (%)
Verlichtingsapparatuur (%)
29 9.3 17 0.57 0.0068 0.000018 0.00000061 0.000007 0.00000024 0 0.75
IT-en telecommunicatieapparatuur + Consumentenapparatuur (%) 36 5 4 0.29 0.018 0.00007 0.00024 0.0012 0.00006 0.0005 18
Ferrometaal Aluminium Koper Lood Cadmium Kwik Goud Zilver Palladium Indium Gebromeerde plastics Plastics Lood glas Glas Andere Totaal
43 14 12 1.6 0.0014 0.000038 0.00000067 0.0000077 0.0000003 0 0.29 19 0 0.017 10 100
37 0 0.16 6.9 100
12 19 0.3 5.7 100
0 0 77 5 100
14 0.22 0.02 0.0005 3.7
Bron: EMPA, “Material composition”, 19 maart 2013, http://ewasteguide.info/node/4074
Er zijn een aantal basismaterialen waaruit EEA wordt gemaakt, voornamelijk Fe, Al en Cu bevestigd aan, bedekt met of gemengd met verschillende soorten plastics en keramische materialen. Als gevolg hiervan bevat bijna alle AEEA een aantal waardevolle componenten/materialen. Hierdoor ontstaat een incentive voor recyclage. Het grootste deel van deze waardevolle materialen zijn in relevante hoeveelheden te vinden in voornamelijk de categorieën IT- en telecommunicatieapparatuur, consumentenapparatuur, meet- en regelapparatuur en medische hulpmiddelen. Naast bekende edele metalen zoals goud, zilver, platina en palladium beginnen ook schaarse grondstoffen zoals indium en gallium een belangrijke rol te spelen als gevolg van de toepassing ervan in nieuwe technologieën (bijvoorbeeld platte beeldschermen, fotovoltaïsche panelen). Ondanks de heel lage concentraties waarin de waardevolle mineralen in AEEA voorkomen, is in vele gevallen de concentratie in een massaeenheid AEEA hoger dan in eenzelfde massaeenheid mineraal erts.
12
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie afkomstig uit:
• EMPA, e-Waste Composition, 10 maart 2013, http://ewasteguide.info/node/6. • Brett H. Robinson. E-waste: An assessment of global and environmental impacts. Science of the Total Environment 408 (2009) p183-191.
• eWASA (2011): eWASA Industry Waste Management Plan. 4
2.2 Europese wetgeving rond de samenstelling van EEA Dit deel behandelt de relevante Europese wetgeving waarmee producenten rekening moeten houden, willen ze EEA op de markt brengen. Het gaat hier met name over het gebruik van stoffen die schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu.
2.2.1 RoHS richtlijn De RoHS richtlijn13 (Restriction of the use of certain Hazardous Substances in electrical and electronic equipment) werd opgesteld om, rekening houdende met de technische en economische haalbaarheid: • Het gehalte aan schadelijke stoffen in AEEA te beperken. Dit is één van de maatregelen die vallen onder de definitie van afvalpreventie, wat een eerste prioriteit is in de wetgeving betreffende afvalstoffen14. • De blootstelling van mens en milieu aan bepaalde schadelijke stoffen tijdens het gebruik van EEA te verminderen en elimineren. • De negatieve gevolgen voor de gezondheid van werknemers in recyclagebedrijven voor AEEA te verminderen en elimineren. • De mogelijkheden en de economische rendabiliteit van recyclage van AEEA te laten toenemen. De RoHS richtlijn voorziet dus in de voorschriften om het gebruik van gevaarlijke stoffen in EEA te beperken en zo bij te dragen tot de bescherming van de volksgezondheid en het milieu. De RoHS richtlijn schrijft voor dat iedere lidstaat moet zorgen dat nieuwe EEA die valt binnen een categorie uit bijlage I15 van de richtlijn (met inbegrip van kabels en reserveonderdelen voor de reparatie, het hergebruik, het aanpassen van functionele aspecten of het verbeteren van de capaciteit van deze apparatuur), die vanaf 1 juli 2006 op de markt wordt gebracht, vrij is van de in bijlage II van de richtlijn opgesomde stoffen16 (artikel 4, lid 1 RoHS- richtlijn). Het gaat hierbij met name om lood, kwik, cadmium, zeswaardig chroom, PolyBroomBifenylen (PBB) en PolyBroom Difenyl Ethers (PBDE). Daarnaast mogen de ‘homogene materialen’17 waaruit de EEA is samengesteld niet meer dan de in bijlage II van de richtlijn genoemde maximale concentratiewaarden in gewichtsprocent bevatten.
13
Richtlijn 2011/65/EU betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. 14 Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen geeft bij wetgeving betreffende afvalstoffen de eerste prioriteit aan afvalpreventie. Onder preventie worden onder meer maatregelen verstaan die het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten beperken. 15 Grote huishoudelijke apparaten, Kleine huishoudelijke apparaten, IT- en telecommunicatieapparatuur, Consumentenapparatuur, Verlichtingsapparatuur, Elektrisch en elektronisch gereedschap, Speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur, Medische hulpmiddelen (behalve implantaten en geïnfecteerde medische producten), Meet- en regelapparatuur met inbegrip van industriële meet- en regelapparatuur, Automaten, Andere EEA die niet onder één van bovenstaande categorieën valt. Bijlage I, RoHS richtlijn. De richtlijn is niet van toepassing op apparatuur die nodig is voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de beveiliging van de lidstaten, met inbegrip van wapens, munitie en oorlogsmateriaal dat voor specifiek militaire doeleinden is bestemd; apparatuur die is ontworpen om de ruimte ingestuurd te worden; onderdelen die deel zijn van apparatuur of vaste installaties niet inbegrepen in productcategorieën uit bijlage I van de richtlijn; grote, niet verplaatsbare industriële installaties en grote vaste installaties; vervoermiddelen voor personen of goederen, met uitzondering van elektrische tweewielers zonder typegoedkeuring; niet voor de weg bestemde en uitsluitend voor beroepsmatig gebruik beschikbaar gestelde mobiele machines; actieve, implanteerbare medische hulpmiddelen; fotovoltaïsche panelen; reserve onderdelen voor reparatie, capaciteitsuitbreiding of opwaardering van EEA, op de markt geplaatst voor 1 juli 2006; alle toepassingen uit bijlage III en bijlage IV van de richtlijn. Artikel 2, lid 3 RoHS richtlijn. 16 De lijst van stoffen vermeld in bijlage II van de richtlijn wordt herzien door de EU op gezette tijden of na indienen van een voorstel door een lidstaat. Artikel 6 RoHS richtlijn. 17 Homogeen materiaal: hetzij één materiaal van uniforme samenstelling, hetzij een materiaal dat uit een combinatie van materialen bestaat en niet in afzonderlijke materialen van elkaar kan worden losgemaakt of kunnen worden gescheiden door mechanische handelingen als bijvoorbeeld losschroeven, snijden, verbrijzelen, malen en slijpen. Artikel 3, lid 20 RoHS richtlijn.
5
Gespecialiseerde labo’s kunnen nagaan of EEA voldoet aan de wetgeving18 (artikel 4, lid 2 RoHS richtlijn). Fabrikanten moeten waarborgen dat hun producten ontworpen en vervaardigd zijn overeenkomstig de eisen beschreven in de richtlijn en voeren de nodige interne productiecontroles uit. Wanneer ze kunnen aantonen dat hun producten voldoen aan de eisen, stellen de fabrikanten een EUconformiteitsverklaring op en brengen de CE-markering aan op hun product. Van de niet conforme producten wordt een register bijgehouden (artikel 7 RoHS richtlijn). De lidstaten voeren markttoezicht uit en stellen regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op nationale bepalingen die op grond van de RoHS richtlijn zijn opgesteld en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten “doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn” (artikel 23 RoHS richtlijn). Een voorbeeld van de impact van de RoHS richtlijn is de wijziging in samenstelling van soldeermiddelen die gebruikt worden om elektronische componenten op printplaten te bevestigen. Soldeermaterialen bestonden vroeger voornamelijk uit tin-lood legeringen. Sinds 2006 werd de aanwezigheid van lood in deze soldeermiddelen door de RoHS richtlijn verboden. In plaats van lood wordt sindsdien soms een kleine hoeveelheid zilver gebruikt. Deze loodvrije soldeermiddelen zijn echter een stuk duurder. Nu is het zo dat veel producenten van EEA hun producten ook buiten de EU leveren, ook in gebieden waar het gebruik van lood niet verboden is. Aangezien loodsoldeer een stuk goedkoper is, zullen er ongetwijfeld producenten zijn die ervoor opteren dit loodsoldeer te gebruiken in de producten bestemd voor deze gebieden. Het zou heel interessant zijn om te weten of er grote verschillen bestaan wat betreft de samenstelling van producten die binnen de EU op de markt worden gebracht en diezelfde producten die buiten de EU op de markt worden gebracht. Parallel aan dit onderzoek kan ook worden nagegaan in welke mate producten die binnen de EU op de markt worden gebracht voldoen aan de RoHS richtlijn.
2.2.2 REACH-verordening De REACH-verordening19 (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemical substances) is van kracht sinds 1 juni 2007. Ze is gebaseerd op het beginsel dat fabrikanten, importeurs en downstream gebruikers ervoor moeten zorgen dat zij stoffen vervaardigen, in de handel brengen of gebruiken die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens of voor het milieu. Ze legt hiervoor een aantal bepalingen vast voor stoffen en preparaten. Deze bepalingen zijn van toepassing op de vervaardiging, het in de handel brengen of het gebruik van die stoffen als zodanig of in preparaten of voorwerpen (artikel 1 REACH-verordening). De REACH-verordening is van toepassing op alle chemische stoffen, dus ook deze in elektrische en elektronische apparaten. Om te voldoen aan de verordening moeten bedrijven de risico's die verbonden zijn aan de stoffen die zij in de EU vervaardigen of in de handel brengen, identificeren en beheersen en moeten ze aan ECHA20 meedelen hoe de stof veilig kan worden gebruikt. Tevens moeten ze de risico-beperkende maatregelen bekendmaken aan de gebruikers. Als de risico's niet kunnen worden beheerst, kunnen de autoriteiten het gebruik van stoffen op verschillende manieren beperken. Op lange termijn moeten de gevaarlijkste stoffen worden vervangen door minder gevaarlijke stoffen. De RoHS richtlijn moet gezien worden als een aanvulling op de REACH-verordening.
18
DEKRA, RoHS testen, 22 juli 2013, http://www.dekra-certification.nl/nl/rohs. Verordening 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH). 20 “ECHA is de drijvende kracht van de regelgevingsinstanties bij de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving inzake chemische stoffen, waarvan niet alleen de menselijke gezondheid en het milieu, maar ook de innovatie en het concurrentievermogen zullen profiteren. ECHA helpt bedrijven de wetgeving na te leven, bevordert het veilig gebruik van chemische stoffen, verstrekt informatie over chemische stoffen en pakt zorgwekkende stoffen aan”. Website: http://echa.europa.eu/nl/about-us. 19
6
2.2.3 F-gassenverordening21 F-gassen (Fluorinated greenhouse gases) zijn antropogene chemische stoffen die verschillende toepassingen kennen in uiteenlopende sectoren. Met betrekking tot EEA worden ze voornamelijk gebruikt in koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en brandbeveiligingssystemen. Ze worden onder meer gebruikt als vervanging voor bepaalde ozonafbrekende stoffen, zoals chloorfluorkoolstoffen (CFK's) en chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's), waarvan het gebruik door het Protocol van Montreal22 geleidelijk aan moest afgebouwd worden23. F-gassen tasten de ozonlaag niet aan, maar de meeste hebben een hoog ‘Global Warming Potential’24 (GWP). In het kader van het Protocol van Kyoto heeft de EU zich ertoe verbonden haar broeikasgasemissies25 gedurende de periode van 2008 tot 2012 met 8% terug te dringen ten opzichte van het referentiejaar 1990. Om die reden werd op 17 mei 2006 de F-gassenverordening26 aangenomen (van kracht sinds 4 juli 2007). Ze stelt specifieke voorschriften vast voor de verschillende stadia van de gehele levenscyclus van Fgassen, gaande van productie tot en met afvalverwerking met als doel de uitstoot ervan te verminderen. Gedurende de levenscyclus van F-gassen zullen verschillende actoren met de verordening te maken krijgen. Hiertoe behoren fabrikanten, importeurs en exploitanten van apparaten die F-gassen bevatten. Fabrikanten, importeurs en exploitanten van F-gassen-bevattende voorwerpen moeten zich binnen de EU houden aan een aantal regels. Met betrekking tot EEA zijn voornamelijk volgende regels van belang:
2.2.3.1 Voor fabrikanten en importeurs Verbod op het op de markt brengen van bepaalde producten en apparatuur ( artikel 9 F-gassenverordening). In bijlage II van de richtlijn wordt een aantal toepassingen opgesomd waarbij het gebruik van bepaalde F-gassen verboden is. Ook de ingangsdatum van het verbod wordt vermeld. Etikettering van producten en apparaten voordat deze op de markt worden gebracht (artikel 7 F-gassenverordening) De chemische namen van de gefluoreerde broeikasgassen en de hoeveelheid ervan moeten door middel van een etiket en aan de hand van de door de industrie aanvaarde nomenclatuur zijn aangeduid op een etiket. Tevens moet het etiket duidelijk vermelden dat het product of apparaat Fgassen bevat die onder het Protocol van Kyoto inzake klimaatverandering vallen.
21
Verordening 842/2006 van het Europees Parlement en de raad van 17 mei 2006
inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen. 22 Website Montreal Protocol: http://ozone.unep.org/new_site/en/montreal_protocol.php. 23 Volgens het Protocol van Montreal is vanaf 1 oktober 2000 de verkoop van CFK’s verboden. Het gebruik in bestaande installaties is verboden sedert 31/12/2000. Op dit moment hebben 197 landen het protocol geratificeerd, waaronder de gehele Europese Unie. De EU heeft daarenboven eigen wetgeving opgesteld wat betreft ozonlaag afbrekende stoffen. Deze wetgeving wordt geregeld in Verordening 1005/2009 van het Europees Parlement en de raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking). 24 GWP: Het opwarmingseffect van 1 kg van een gas ten opzichte van 1 kg CO2 in een periode van 100 jaar. 25 Het Protocol van Kyoto heeft betrekking op de belangrijkste broeikasgassen: koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O) en drie groepen gefluoreerde gassen, zogenaamde F-gassen: fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6). 26
Verordening 842/2006 van het Europees Parlement en de raad van 17 mei 2006
inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen.
7
2.2.3.2 Voor exploitanten Voorkomen van lekkages van F-gassen uit bepaalde apparatuur 27 en ervoor zorgen dat vastgestelde lekkages zo snel mogelijk hersteld worden (artikel 3, lid 1 Fgassenverordening). Het voorkomen van lekkages wordt bereikt door de installaties periodiek te laten controleren door gecertificeerd personeel. De periodiciteit hangt af van de massa F-gas in de installatie (artikel 3, lid 2 F-gassenverordening). Installatie van lekdetectiesystemen in apparatuur 20 die meer dan 300 kg van een bepaald F-gas bevat (artikel 3, lid 3 F-gassenverordening). Dit lekdetectiesysteem moet minstens één maal per jaar worden gecontroleerd. Bijhouden van registers voor bepaalde apparatuur 20 die meer dan 3 kg van een bepaald F-gas bevat (artikel 3, lid 6 F-gassenverordening). • Hoeveelheid en de aard van de zich in de toepassing bevindende gefluoreerde broeikasgassen, • Toegevoegde hoeveelheden en de bij onderhoud, service en definitieve verwijdering teruggewonnen hoeveelheid, • Identificatie van het bedrijf of de technicus die de service of het onderhoud heeft verricht, alsmede de data en de resultaten van periodiek uitgevoerde controles. Terugwinning van F-gassen vóór de definitieve verwijdering van bepaalde apparatuur 28 door gecertificeerd personeel om te zorgen voor recyclage, terugwinning of vernietiging (artikel 4 F-gassenverordening).
2.3 Belgische wetgeving rond de samenstelling van EEA De bepaling van de productnormen waaraan producten die in België op de markt worden gebracht moeten voldoen, is een federale bevoegdheid en wordt geregeld door het Directoraat-Generaal Leefmilieu29. Ook de wetgeving rond gevaarlijke stoffen en productinformatie valt onder deze bevoegdheid. Bijgevolg is het Directoraat-Generaal Leefmilieu bevoegd voor de bepalingen uit de RoHS richtlijn en sommige bepalingen uit AEEA-richtlijn30 (supra, paragraaf 4.3). De Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers reglementeert de milieuhygiënische normen waaraan producten moeten voldoen alvorens ze op de markt worden gebracht in België. De RoHS Richtlijn (en de bepalingen van de AEEA-Richtlijn die federaal geregeld worden) werden omgezet in Belgische wetgeving door het Koninklijk Besluit van 12 oktober 2004 inzake het voorkomen van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. Dit besluit werd gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 14 juni 2006 en door het Koninklijk Besluit van 10 december 2007. Dit Koninklijk Besluit is terug te vinden in bijlage VII van de wet van 21 december 1998 inzake productnormen. Ook de F-gassenverordening en de REACH-verordening zijn hierin opgenomen.
“koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur met inbegrip van circuits, alsmede brandbeveiligingssystemen die in bijlage I vermelde gefluoreerde broeikasgassen bevatten”. 27
“De koelcircuits van koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur; apparatuur die oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen bevat; brandbeveiligingssystemen en brandblussers, en hoogspanningsschakelaars”. 29 Website van het Directoraat-Generaal Leefmilieu: http://www.health.belgium.be/eportal/Aboutus/ourorganisation/DGforEnvironment/?fodnlang=nl. 30 Artikel 10 lid 1 en lid 3, en artikel 11 lid 2 uit richtlijn 2002/96/EG of artikel 14 lid 2 en lid 4 uit richtlijn 2012/19/EU, over het merken van producten en de informatie voor de gebruiker. 28
8
2.4 De handhaving in België Voor wat betreft de handhaving van milieuwetgeving inzake productnormen voert de Federale Leefmilieu Inspectie31 (infra, paragraaf 6.2) jaarlijks zo’n 250 controles uit bij verdelers en bedrijven (fabrikanten, invoerders, groothandelaars) van onder andere EEA. Indien bij controles blijkt dat de er inbreuken zijn op de wet van 21 december 1998 op de productnormen32, treedt de Federale Leefmilieu Inspectie in de eerste plaats in overleg met de overtreder om een oplossing te vinden voor het probleem waarbij kan beslist worden om producten van de markt te halen. Daarnaast kan ook worden overgegaan tot sancties. De wet van 21 december 1998 voorziet onder meer in geldboetes en gevangenisstraffen.
31
Dit zijn de controleurs van het Directoraat-Generaal Leefmilieu. Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers. 32
9
3 Ontginning van grondstoffen voor EEA33 3.1 Algemeen EEA bevat, afhankelijk van de soort, naast een aantal basismaterialen zoals Fe (ijzer), Al (aluminium) en Cu (koper) nog een variëteit aan andere materialen (supra, paragraaf 2.1). De toenemende vraag naar EEA, de dalende levensduur en de steeds schaarser wordende grondstoffen waaruit EEA wordt vervaardigd, zorgen ervoor dat de prijzen van deze grondstoffen de hoogte in schieten. Volgens CATAPA34 zijn tussen 1999 en 2006 de gemiddelde grondstoffenprijzen van metalen verdrievoudigd en is de koperprijs sinds 2005 verdubbeld35. Nooit tevoren zag de toekomst voor grote mijnbouwconsortia er zo veelbelovend uit. Nog volgens CATAPA groeiden de nettowinsten van de mijnbouwindustrie exponentieel van 5 miljard dollar in 2002 tot 45 miljard dollar in 200636. Het Zuiden wordt in een razend tempo ‘geherkoloniseerd’, zij het niet meer door naties, maar door multinationals. De natuurlijke bodemrijkdommen, en als gevolg ook de mijnen, zijn voornamelijk te vinden in het zuidelijk halfrond. De nationale milieuwetgeving van de landen waarin deze mijnen zich bevinden, bepaalt aan welke regels exploitanten zich dienen te houden. De realiteit leert ons echter dat in deze zuidelijke landen de wetgeving wat betreft mijnbouw in vele gevallen niet volstaat of zelfs afwezig is, omdat de overheden er weinig reguleren. Daarnaast bestaan er ook een aantal internationaal bindende verdragen waaraan landen en mijnbedrijven zich dienen te houden. Een eerste voorbeeld is de ILO37-conventie 169 die stelt dat inheemse bevolkingsgroepen geconsulteerd moeten worden voordat een mijn mag geopend worden en dat het verloop van de exploitatie volledig in overeenstemming moet zijn met de bescherming van de behoeften van deze bevolkingsgroepen. Een tweede voorbeeld is de ILO Convention on Safety and Health in Mines. Deze streeft onder andere de minimalisering van gezondheids- en veiligheidsrisico’s na en biedt de mogelijkheid om vakbonden op te richten38. Echter, de nationale en lokale overheden zijn vaak niet in staat – of bereid – om de activiteiten van de mijnbedrijven grondig te controleren. Het feit dat de mijnbouw voor deze overheden een grote extra bron van inkomsten betekent, zorgt dat de ogen dikwijls worden gesloten voor malafide praktijken. De opbrengsten komen zelden bij de getroffen gemeenschappen terecht.
3.2 Impact van de mijnbouw op mens en milieu De door mijnbouw getroffen gemeenschappen zijn meestal inheemse bevolkingsgroepen die sinds jaar en dag leven van de landbouw. Ten gevolge van de mijnbouw verliezen de boeren hun gronden, terwijl mijnbedrijven diezelfde gronden voor spotprijzen kunnen kopen. De impact van de mijnactiviteiten stopt echter niet bij de grenzen van de mijn. De aangewende technologieën voor het ontginnen van mineralen maken gebruik van bijzonder giftige chemische producten zoals cyanide, sterke zuren, enz. Wanneer het gebruik ervan niet onder gecontroleerde omstandigheden gebeurt, 33
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie afkomstig uit:
• De
website van vzw (http://www.goudeerlijk.be)
CATAPA
(http://www.catapa.be/nl/catapa)
en
het
initiatief
GOUD:EERLIJK?
• Dieter DE CLEENE (2012), Goudkoorts, de keerzijde van de medaille, EOS Wetenschap. Vzw CATAPA is een jonge Belgische vrijwilligersbeweging die werkt rond (anders)globalisering en duurzame ontwikkeling in Latijns-Amerika en focust op de problematiek van mijnbouw. Ze doet dit concreet door sensibilisering en lobbywerk in het Noorden, wetenschappelijke en juridische ondersteuning van lokale gemeenschappen in het Zuiden die bedreigd worden door mijnbouwactiviteiten, studiewerk en netwerking en door het aanreiken van alternatieven aan Noord en Zuid voor verantwoorde extractie, productie en consumptie van metalen en mineralen 35 CATAPA, Algemeen - mijnbouw en globalisering, 5 april 2013, http://catapa.be/nl/mijnbouw/algemeen. 36 Ibid. 37 ILO: International Labour Organisation. 38 GOUD:EERLIJK?, Rol van het Noorden, Wie kan wat veranderen – politiek, 5 april 2013, http://goudeerlijk.be/rol-van-deconsument/wie-kan-wat-veranderen/politiek/. 34
10
kunnen deze stoffen in de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater terechtkomen en vormen ze een ernstige bedreiging voor het milieu. Gebrek aan zuiver water maakt landbouw en visserij onmogelijk en kan in extreme gevallen leiden tot ziektes en hongersnood bij de lokale boerenbevolking. In geval van ‘open-pit mining’ worden ganse gebieden herleid tot enorme open groeves die na sluiting het landschap blijvend vervormen en voor een volledige destructie zorgen van de lokale ecosystemen. De komst van de mijnbouw heeft volgens CATAPA ook een socioculturele impact: mijnarbeiders en hun families stromen van heinde en verre toe in dorpen in de buurt van de mijnen. Omgekeerd brengt het openen van de mijn bij de lokale boerenbevolking een plattelandsvlucht met zich mee omdat zij niet meer kunnen leven van landbouw en visserij. Sociale verschillen tussen de verschillende groepen, tussen zij die werken in de mijn, en zij die ten gevolge hiervan geen inkomsten meer hebben, worden versterkt, en zorgen voor nog meer spanningen in de snel aangroeiende steden. Werkloosheid, armoede en geweld nemen hierdoor toe39. Daarnaast gebeurt mijnbouw nog dikwijls onder gevaarlijke omstandigheden en zijn mijnwerkers dikwijls blootgesteld aan grote risico’s. Getuigen recente mijnrampen in China, Chili en Mexico, enz. CATAPA schetst de ecologische impact van mijnbouw als volgt40: • Verzilting, verdroging en waterschaarste van de bodem door de enorme massa's zoet water die nodig zijn bij het extractieproces. • Vrijkomen en migratie van heel schadelijke zware metalen in het ecosysteem. • Verplaatsing van duizenden tonnen erts, wat zorgt voor sedimentatie in rivieren, vatbaarheid voor eolische erosie41 en watererosie. • Ecologische passiva na exploitatie en de complete destructie van het oorspronkelijke ecosysteem op de site. • Migratie van hoog toxische cyanide in grond- en oppervlaktewater en het ecosysteem. • Zure drainage, wat zeker bij sulfidewinningen een groot gevaar vormt. De zuren zorgen voor extra mobilisatie van zware metalen. Verschillende internationale organisaties zetten zich in ter bevordering van duurzamere mijnbouw en voor de bescherming en verdediging van de rechten van lokale bevolkingsgroepen. Voorbeelden hiervan zijn organisaties zoals CATAPA, The Alliance For Responsible Mining42, Greenpeace, enz. Afbeelding 1 toont het label ‘Fairtrade & Fairmined Gold’43 dat sinds 2010 bestaat en dat garandeert dat goud ontgonnen werd op duurzame wijze.
39
CATAPA., Socio-culturele impact van mijnbouw, 5 april 2013, http://catapa.be/nl/mijnbouw/sociocultureel. CATAPA., Ecologische impact van mijnbouw, 5 april 2013, http://catapa.be/nl/mijnbouw/ecologisch. 41 Eolische erosie
: Uitschurende werking van met fijn materiaal beladen wind. De erosie ten gevolge van de wind zelf is in dit proces vrij gering. 42 ARM, Alliance for Responsible mining – Our Work, 5 april 2013, http://www.communitymining.org/en/our-work. 40
43 Labelinfo.be, Fairtrade & Fairmined Gold, 5 april 2013, http://www.labelinfo.be/label/lange_fiche/1108/, “Dit label garandeert dat het goud afkomstig is van organisaties van artisanale en kleinschalige mijnwerkers die voldoen aan de Fairtrade & Fairmined goudstandaard. Dit houdt in dat het goud op een verantwoorde manier ontgonnen werd en dat de mijnwerkers een Fairtrade-minimumprijs en -premie gekregen hebben. Deze ondersteunen de sociale, ecologische en economische ontwikkeling binnen de mijnwerkersgemeenschappen. De term Fairtrade & Fairmined erkent het partnerschap tussen FLO (Fairtrade Labelling Organizations) en ARM (Alliance for Responsible Mining) die gezamenlijk instaan voor het gecertificeerde goud”.
11
Afbeelding 1: Label voor ‘Fairtrade & Fairmined Gold’
3.2.1 Urban Mining44 Een manier om de uitbreiding van de mijnindustrie, en de bijhorende impact op mens en milieu te beperken is door middel van ‘Urban Mining’. Deze term houdt in dat men, in plaats van de schaarse grondstoffen uit de grond te gaan halen door primaire ontginning, deze grondstoffen uit de steden gaat halen. De steden zijn als het ware grote mijnen van schaarse grondstoffen, vervat in onder andere ewaste. Urban Mining kan gezien worden als een synoniem voor doorgedreven recyclage en heeft tal van voordelen. Zo zijn de metalen in e-waste in zuivere toestand aanwezig. Dit in tegenstelling tot primaire mijnbouw waarbij men hopen schadelijke chemicaliën gebruikt om de metalen uit de minerale ertsen te krijgen. Eén ton gsm’s (6.000 tot 10.000 stuks) bevat zo ongeveer 300 gram zuiver goud, terwijl één ton erts slechts 2 à 3 gram zuiver goud oplevert, maar daarbij nog tonnen toxisch afval produceert, zeker 10.000 liter water vergt en 17 ton CO2 uitstoot45. Daarbij komt dat als men het ewaste lokaal gaat recycleren, de herwonnen grondstoffen ook weer worden geïnjecteerd in de lokale markt. Op die manier zijn veel minder transporten nodig waardoor brandstofverbruik en CO2-uitstoot drastisch dalen. Om vorm te geven aan Urban Mining zal de hoeveelheid ingezamelde en gerecycleerde e-waste sterk moeten stijgen. België is qua inzameling één van de koplopers binnen Europa. Toch wordt slechts 1 à 2 % van de gsm’s ingezameld. In 2010 werd in België 27 kg EEA/inwoner op de markt gebracht en werd 9,7 kg AEEA/inwoner ingezameld voor verdere verwerking46. Dit wil zeggen dat 17,3 kg AEEA/inwoner niet werd ingezameld. Een groot deel hiervan belandt op zolders, kelders, enz. Wil men Urban Mining echt vorm geven dan zullen de overheden werk moeten maken van campagnes die de bevolking bewust maken van het belang om hun e-waste via de officiële kanalen zoveel mogelijk af te danken in plaats van het thuis op te slaan. Een laagdrempelige inzameling is hierbij essentieel. In België voert vzw Recupel (infra, paragraaf 4.3.5) reeds zulke campagnes. Daarnaast kan men ook de mogelijkheden onderzoeken om oude afvalstorten te gaan ontmijnen.
3.2.2 Conflictmineralen47 Een punt van aandacht bij de analyse van de impact van mijnbouw op mens en milieu is de problematiek van de zogenaamde conflictmineralen. Conflictmineralen zijn mineralen die ontgonnen worden in mijnen die beheerd worden door rebellengroepen in voornamelijk Afrika. Voorbeeld zijn de zogenaamde bloeddiamanten. Wat betreft EEA zijn conflictmineralen voornamelijk goud, tin, tantalium en wolfram, gebruikt in onder andere gsm’s, digitale camera’s, laptops, PC’s, spelconsoles, enz. Ze worden voornamelijk ontgonnen in mijnen in de Democratische Republiek Congo die beheerd worden door gewapende groeperingen die de mensenrechten met voeten treden. Om de lokale bevolking te 44
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie uit: • Ugent1010, Urban Mining, 20 maart 2013, http://www.ugent1010.be/node/90. • Dieter DE CLEENE (2012), Goudkoorts, de keerzijde van de medaille, EOS Wetenschap. 45 Ugent1010, Urban Mining, 5 april 2013, http://www.ugent1010.be/node/90. 46 Volgens Eurostat. 47 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie afkomstig uit: • Enough, Conflict Minerals, 12 augustus 2013, http://www.enoughproject.org/conflict-minerals, • Wikipedia, Dodd–Frank_Wall_Street_Reform_and_Consumer_Protection_Act, 12 augustus 2013, http://en.wikipedia.org/wiki/Dodd–Frank_Wall_Street_Reform_and_Consumer_Protection_Act, • OECD, OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Area’s, 5 april 2013, http://www.oecd.org/daf/inv/mne/mining.htm.
12
intimideren en onderdrukken, plegen dergelijke groeperingen gruwelijke misdaden tegen burgers, waaronder massamoorden, verkrachtingen, martelingen en gedwongen rekrutering. Burgers, waaronder kinderen, worden verplicht in de mijnen te werken in shifts tot 48 uur. Instortingen en modderstromen zorgen voor vele slachtoffers. De mijnbouw gebeurt onder ongecontroleerde omstandigheden en de impact op het milieu valt niet te onderschatten. De mineralen worden vervolgens het land uit gesmokkeld naar Azië waar ze vermengd worden met diezelfde mineralen afkomstig uit andere delen van de wereld en waar ze verwerkt worden in basiscomponenten voor EEA. Op die manier zijn deze conflictmineralen moeilijk te traceren. De winsten die de rebellengroepen opstrijken, worden gebruikt voor de aankoop van wapens en de financiering van burgeroorlogen. De mijnen zelf zijn dikwijls de inzet van deze oorlogen. In de Verenigde Staten werd in 2010 de ‘Dodd–Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act’ aangenomen die alle beursgenoteerde ondernemingen verplicht om de herkomst van gebruikte grondstoffen inzichtelijk te maken, zodat uitgesloten kan worden dat hun producten conflictmineralen bevatten. Daarnaast werden een aantal non-profit organisaties opgericht die helpen de consumenten bewust te maken van deze conflictmineralen zodat ze geen producten zouden kopen waarin ze verwerkt kunnen zijn. Voorbeelden van zulke organisaties zijn ‘The Enough Project’ en ‘Raise Hope for Congo’. De OESO heeft met betrekking tot conflictmineralen in 2011 de ‘OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas’ gepubliceerd, dat een kader biedt voor bedrijven om hen te helpen in hun streven naar verantwoorde toelevering van mineralen. Op die manier hoeven deze bedrijven niet te vrezen dat ze bijdragen aan conflicten die de mensenrechten schenden. In Europa zelf werd nog geen wetgeving uitgebracht die de problematiek van conflictmineralen aanpakt. Wel werd recent een consultatieronde48 gestart om de mazen in de Europese wetgeving rond conflictmineralen te dichten.
48
Europese Comissie, Public consultation on a possible EU initiative on responsible sourcing of minerals originating from conflict-affected and high-risk areas, 5 april 2013, http://ec.europa.eu/yourvoice/ipm/forms/dispatch?form=EuMin&lang=en.
13
4 De behandeling van e-waste Ten gevolge van het groeiende milieubewustzijn in de jaren 70 van de 20e eeuw startten de geïndustrialiseerde landen, waaronder ook de toenmalige Europese Economische Gemeenschap, wereldwijd met de introductie van wetgeving rond milieu49. Wat betreft de behandeling van afval introduceerde de Europese Gemeenschap op 15 juli 1975 de kaderrichtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen die het kader vormde voor het Europese afvalbeleid en die de lidstaten verplichtte hun afval te verwijderen zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu. In Vlaanderen leidde dit tot het ‘Decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen’50 (ook Afvalstoffendecreet genoemd). Op 17 december 1997 keurde de Vlaamse Regering het besluit tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en beheer (VLAREA) goed dat de uitvoeringsbesluiten in het kader van het Afvalstoffendecreet van 1981 bundelde. Als gevolg van deze steeds strenger wordende wetgeving werd het in de geïndustrialiseerde landen alsmaar duurder om afval te verwijderen. Het resultaat was het massaal op gang komen van afvaltransporten naar ontwikkelingslanden en Oostbloklanden in de jaren 80 waar een gebrek aan milieubewustzijn en afvalstoffenwetgeving de geïndustrialiseerde landen de kans bood zich op ‘goedkope’ manier van hun afval te ontdoen.
4.1 Het verdrag van Bazel51 “The less developing countries especially those in Africa, are seriously under polluted and thus can stand to benefit from pollution trading schemes as they have air and water to spare; environmental protection for health and aesthetic reasons is essentially a luxury of the rich, as mortality is such a great problem in these developing countries that the relative minimal effects of increased pollution would pale in comparison to the problems these areas already face”. --- Lawrence Summers, voormalig hoofdeconoom van de Wereldbank, 1991 Uitspraken zoals deze van Lawrence Summers uit 1991 tonen aan dat economen en heel wat bedrijven het milieu lange tijd beschouwden als iets wat kon vervuild worden om de economie te stimuleren. Een ‘ondergepollueerd’ milieu was economisch gezien bijna niet te verantwoorden. De impact van de vervuiling op mens en milieu in ontwikkelingslanden werd gebanaliseerd. Om toch een antwoord te bieden op het zogenaamde “toxische kolonialisme” van de geïndustrialiseerde landen en de groeiende bezorgdheid over de impact ervan op mens en milieu werd op 22 maart 1989, op een internationale diplomatieke conferentie in Bazel (Zwitserland), het ‘Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen52 en de verwijdering53 ervan’ ondertekend. Het Verdrag trad in werking op 5 mei 1992 en had 3 voorname 49
Wikipedia, Environmental movement, 20 april 2013, http://en.wikipedia.org/wiki/Environmental_movement. Gewijzigd door het Decreet van 20 april 1994 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen. 51 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie uit: • Interpol (2009). Electronic waste and organized crime. Assessing the links. Phase II report for the Interpol Pollution Crime Working Group. • Martin Oteng-Ababio (2012), Electronic Waste Management in Ghana – Issues and Practices, Intech • Basel Convention, Overview, 28 mei 2013, http://www.basel.int/TheConvention/Overview/tabid/1271/Default.aspx, • Wikipedia, Basel Convention, 28 mei 2013, http://en.wikipedia.org/wiki/Basel_Convention, • Greenpeace, Toxic trade, 28 mei 2013, http://www.greenpeace.org/international/en/campaigns/toxics/toxic-trade/ 52 Binnen het verdrag van Bazel worden stoffen als gevaarlijke afvalstoffen beschouwd wanneer ze behoren tot een categorie uit annex I van het verdrag en wanneer ze één van de gevaarlijke eigenschappen vertonen als bedoeld in annex III van het verdrag (zijnde explosief, brandbaar, toxisch of corrosief). De andere manier waarop een afvalstof kan vallen onder de werkingssfeer van het verdrag is als het wordt beschouwd als gevaarlijk afval volgens de wetgeving van het land van uitvoer, het land van invoer, of één van de doorvoerlanden. (artikel 1 Verdrag van Bazel). 53 Verwijdering of disposal is elke activiteit die valt onder de activiteiten vermeld in Annex IV van het Verdrag. 50
14
doelen: de productie en grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen minimaliseren; de verwijdering van dergelijk afval zo dicht mogelijk bij de plaats van herkomst bevorderen (nabijheidsbeginsel) en de overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen naar landen verbieden wanneer deze niet over de juridische, administratieve en technische capaciteit beschikten om te garanderen dat ze op een milieuvriendelijke wijze werden behandeld. Om dit doel te bereiken stelde het Verdrag van Bazel specifieke maatregelen vast, waaronder: • Een exportverbod van gevaarlijk afval naar landen die import van gevaarlijk afval verbieden in hun nationale wetgeving (artikel 4, lid 1 Verdrag van Bazel), • Een exportverbod naar en een importverbod van landen die geen partij zijn van het Verdrag van Bazel (artikel 4, lid 5 Verdrag van Bazel), • Het overbrengen van gevaarlijk afval is toegestaan naar partijen die de import van gevaarlijk afval niet verboden hebben, maar enkel wanneer voor het transport een voorafgaande schriftelijke goedkeuring van een competente autoriteit van het land van bestemming is ontvangen54 (artikel 4, lid 1 Verdrag van Bazel), • Het bevorderen van het milieuhygiënisch verantwoord beheer van gevaarlijke afvalstoffen (artikel 4, lid 2 Verdrag van Bazel). Toch kwam op het verdrag veel kritiek, onder andere van ontwikkelingslanden, Greenpeace en verschillende Europese landen, omdat het transport van gevaarlijk afval niet volledig verboden werd55. Oorspronkelijk sprak het verdrag wel van een volledig verbod, echter, onder druk van onder andere de Verenigde Staten en een aantal andere OESO landen, werd dit volledige verbod afgezwakt tot het systeem van “Prior Informed Consent” (PIC). PIC (infra, paragraaf 5.2.1) gaat ervan uit dat de bevoegde autoriteit in het land van bestemming zal handelen in het beste belang van de burgers en van het milieu, wat in praktijk niet altijd gebeurt. Velen zagen het Verdrag dan ook als een instrument om de internationale overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen te controleren in plaats van te voorkomen. Volgens de tegenstanders legitimeerde het systeem van PIC een activiteit die als crimineel zou moeten worden beschouwd. Het is interessant om op te merken dat de Verenigde Staten, ondanks de druk die ze hebben uitgeoefend bij de onderhandelingen, het Verdrag van Bazel wel ondertekend, maar nog niet geratificeerd hebben waardoor ze tot op de dag van vandaag nog geen partij zijn van het Verdrag van Bazel.
Het vele lobbywerk van ontwikkelingslanden, Greenpeace en verschillende landen van de Europese Unie tijdens de derde vergadering van de “Conferentie van de Partijen” (COP) in 1995 in Geneve zorgde voor het toevoegen van een extra Amendement – het zogenaamde ‘Basel Ban Amendement’ – aan het oorspronkelijke Verdrag van Bazel. Dit Amendement verbiedt alle export van gevaarlijk afval van landen vermeld in Annex VII56 van het Verdrag naar alle landen niet vermeld in Annex VII van het Verdrag. Het Ban Amendement werd aangenomen door 7457 landen waaronder de voltallige Europese Unie. Echter, deze 74 landen vertegenwoordigen niet het voor ratificatie vereiste 3/4 van landen die het Verdrag van Bazel hebben ondertekend, waardoor het Ban Amendement tot op de dag van vandaag nog niet van kracht is. Resultaat is dat transporten met gevaarlijk afval nog frequent uit Annex VII landen vertrekken richting niet-Annex VII landen onder het mom van ‘veilig te verwijderen of te recycleren goederen’ maar, eenmaal overgebracht, worden ze dikwijls gedumpt of onveilig opgeslagen. Het Verdrag van Bazel is wel de basis geweest voor de Europese Verordening van 14
54
De zogenaamde PIC – Prior Informed Concent. Veel ontwikkelingslanden beschikten niet (en velen nog altijd niet) over de middelen om hun grenzen te bewaken tegen illegale overbrenging van afvalstoffen. Deze ontwikkelingslanden vonden dat het instellen van een exportverbod voor de geïndustrialiseerde landen dan ook meer geschikt was dan het systeem van PIC. 56 Het gaat hier om Staten die lid zijn van de OESO, EVA + Liechtenstein 57 Voor een overzicht van landen die het Basel Ban Amandement hebben ondertekend: http://www.basel.int/Countries/StatusofRatifications/BanAmendment/tabid/1344/Default.aspx. 55
15
juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA). De Europese Unie heeft hierin het Ban Amendement volledig geïmplementeerd.
4.2 Europa en EVOA (2006) Ondanks het verdrag van Bazel, besliste de Europese Gemeenschap een eigen wetgeving op te stellen met betrekking tot het transport van afvalstoffen en met als hoofddoel de bescherming van het milieu. Daarbij stelde men dat de effecten van deze wetgeving op de internationale handel van bijkomend belang waren58. In 2006 introduceerde de Europese Gemeenschap EVOA (2006)59. De verordening beschrijft de procedures en controleregelingen voor de overbrenging van afvalstoffen. Deze variëren naar gelang het soort afvalstof, het soort behandeling dat de afvalstof op de plaats van bestemming zal ondergaan, de herkomst en de route van overbrenging (artikel 1, lid 1 EVOA (2006)). De verordening is van toepassing op de overbrenging van afvalstoffen tussen de lidstaten (binnen de Europese Unie of met doorvoer via derde landen60); de overbrenging van afvalstoffen die uit derde landen in de gemeenschap worden ingevoerd; de overbrenging van afvalstoffen die uit de gemeenschap naar derde landen worden uitgevoerd en de overbrenging van afvalstoffen tussen derde landen met doorvoer via de gemeenschap (artikel 1, lid 2 EVOA (2006)). EVOA (2006) heeft betrekking op de landen van de EU, de OESO61, de EVA62 en derde landen63 die deel uitmaken van het verdrag van Bazel64. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de groene lijst65 en de oranje lijst66 van afvalstoffen. Respectievelijk niet gevaarlijke afvalstoffen en/of afvalstoffen waarvan de overbrenging het minste risico inhoudt en gevaarlijke afvalstoffen en/of afvalstoffen waarvan de overbrenging meer risico inhoudt. Tot slot bevat de verordening een lijst met afvalstoffen die niet mogen worden uitgevoerd naar niet-OESO landen67.
58
Overweging 1 van Verordening (EG) Nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006
betreffende de overbrenging van afvalstoffen. 59 Verordening 1013/2006 van het Europees Parlement en de raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen. Sinds haar inwerkingtreding in 2007 werd EVOA (2006) reeds zesmaal gewijzigd: het ging daarbij om een wijziging van bijlagen I A, I B, VII en VIII, rekening houdende met de technische vooruitgang (Verord. nr. 1379/2007); om een wijziging ter aanvulling van bijlage IC over specifieke instructies voor het invullen van de kennisgevings- en vervoersdocumenten (Verord. nr. 669/2008); om aanpassingen inzake de regelgevingsprocedure (Verord. nr. 219/2009); om een wijziging van bijlagen III A en VI met het oog op aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang (Verord. nr. 308/2009); om een wijziging om de overbrenging van CO2 met het oog op geologische opslag, uit te sluiten van het toepassingsgebied van de Verordening (Richtlijn 2009/31); en tenslotte om rekening te houden met de bij Besluit C(2008) 156 van de OESO-Raad aangenomen wijzigingen (Verord. nr. 413/2010). 60 Derde landen zijn niet-EU landen. 61 Organisatie voor Economische Samenwerking. De 34 OESO-landen zijn : Australië, Oostenrijk, België, Canada, Chili, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, IJsland, Ierland, Israël, Italië, Japan, Korea, Luxemburg, Mexico, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Polen, Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten. 62 Europese Vrijhandelsassociatie. De EVA-landen zijn : Noorwegen, Ijsland, Liechtenstein, Zwitserland. 63 Derde landen zijn niet-EU landen. 64
Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan. Het verdrag is in 1992 in werking getreden en er zijn nu 175 partijen door gebonden. Derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel, maar geen deel uitmaken van de EU, OESO of EVA, noemen we in deze context Bazel-landen. 65 Bijlage III, EVOA (2006). 66 Bijlage IV, EVOA (2006). 67 Bijlage V EVOA (2006).
16
Volgens artikel 34 van EVOA (2006) is uitvoer uit de Gemeenschap met oog op verwijdering van afvalstoffen (tenzij naar EVA-landen die lid zijn van het Verdrag van Bazel) altijd verboden. Dit geldt dus ook voor AEEA. Bovendien valt AEEA zelden onder een afvalstoffencode van de groene noch de oranje lijst, maar meestal onder één van de codes gemarkeerd als “gevaarlijk afval” uit bijlage V van EVOA (2006) (infra, paragraaf 4.2.4). Artikel 36 van EVOA (2006) zegt in lid 1 dat de uitvoer uit de Gemeenschap naar niet-OESO landen met oog op nuttige toepassing68 (nuttige toepassing omvat ook recyclage69 of voorbereiding tot hergebruik70) verboden is voor de in bijlage V als ‘gevaarlijk afval’ opgenomen afvalstoffen; voor de afvalstoffen van bijlage V, deel 3 en voor gevaarlijke afvalstoffen die niet onder één enkele code van bijlage V vallen.
EVOA (2006) onderscheidt 2 procedures: de procedure van algemene informatieverplichting en de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming (kennisgevingsprocedure). Voor de invoer in de EU en uitvoer uit de EU zijn specifieke aanpassingen uitgewerkt.
4.2.1 Procedure van algemene informatieverplichting Deze procedure geldt enkel bij overbrenging van afvalstoffen die voorkomen op de groene lijst (ongevaarlijke afvalstoffen) en bestemd zijn voor nuttige toepassing. Gezien AEEA hier maar zelden onder valt, wordt hier niet verder op ingegaan.
4.2.2 Kennisgevingsprocedure De kennisgevingsprocedure wordt gebruikt bij overbrenging voor verwijdering van alle afvalstoffen en bij overbrenging voor nuttige toepassing van afvalstoffen van de oranje lijst (Bijlage IV, EVOA (2006)), van afvalstoffen die niet onder een code van de groene of oranje lijst vallen (Bijlage V EVOA (2006)) en van mengsels die niet onder een code van de groene of oranje lijst vallen, tenzij zij staan vermeld in bijlage IIIA van EVOA (2006) (artikel 3, lid 1 EVOA (2006)). Vooraleer de overbrenging mag plaatsvinden moet een voorafgaande schriftelijke kennisgeving gebeuren en moet toestemming worden verkregen. Met betrekking tot AEEA, dat niet onder de groene noch de oranje lijst valt, moet voor uitvoer voor nuttige toepassing naar OESO landen de kennisgevingsprocedure gehanteerd worden. Uitvoer naar niet-OESO landen is zoals reeds vermeld dus verboden zowel voor verwijdering als voor nuttige toepassing.
68
Nuttige toepassing : elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt. Voorbeelden van nuttige toepassing zijn (volgens bijlage II van richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen): Hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking, Recyclage/terugwinning van metalen en metaalverbindingen, Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan, enz. Ook recyclage en voorbereiding tot hergebruik zijn vormen van nuttige toepassing (Artikel 3, lid 15, Richtlijn 2008/98/EG van het Europees parlement en de raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen). 69 Recyclage: elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden herwerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.” (Artikel 3, lid 17, richtlijn 2008/98/EG van het Europees parlement en de raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen). 70 Voorbereiding voor hergebruik : elke nuttige toepassing bestaande uit controleren, schoonmaken of repareren, waarbij producten of componenten van producten, die afvalstoffen zijn geworden, worden klaargemaakt zodat ze zullen worden hergebruikt zonder dat verdere voorbehandeling nodig is (Artikel 3, lid 16, Richtlijn 2008/98/EG van het Europees parlement en de raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen).
17
Bij een kennisgevingsprocedure zijn verschillende partijen betrokken: de bevoegde autoriteiten71, de kennisgever72 en de ontvanger73. De kennisgever start met het aanvragen van de kennisgeving, zijnde een kennisgevingsdocument en een vervoersdocument (artikel 4 EVOA (2006)), aan de bevoegde autoriteit voor verzending74, die er een uniek nummer aan toekent. De kennisgeving wordt ingevuld door de kennisgever en verzonden naar de bevoegde autoriteit van verzending. Bij de kennisgeving moet een kopie meegestuurd worden van het contract afgesloten tussen de kennisgever en de ontvanger van de afvalstoffen met betrekking tot de nuttige toepassing of verwijdering ervan. Het contract moet bindend zijn op het moment van de kennisgeving, moet gelden voor de duur van de overbrenging en moet een aantal verplichtingen75 bevatten (artikels 4 en 5 EVOA (2006)). De kennisgeving moet ook een bewijs bevatten waaruit blijkt dat de kennisgever een bankgarantie of gelijkwaardige verzekering76 gesteld heeft, die bedoeld is om in voorkomend geval de terugnameplicht van de kennisgever te kunnen afdwingen en om de kosten te dekken verbonden aan het vervoer en de verwijdering of nuttige toepassing van de overgebrachte afvalstoffen wanneer er iets zou mislopen. Als de bevoegde autoriteit van verzending oordeelt dat de kennisgeving ‘correct en volledig’ verricht is, start de kennisgevingsprocedure77: indien de bevoegde autoriteit van verzending bezwaar heeft tegen de overbrenging, kan zij binnen drie dagen na ontvangst besluiten de kennisgeving niet verder te behandelen. Indien er geen bezwaar is, zendt de bevoegde autoriteit van verzending de kennisgeving binnen de drie werkdagen na ontvangst door aan de bevoegde autoriteit van bestemming en de bevoegde autoriteit(en) van doorvoer en brengt zij de kennisgever op de hoogte van de doorzending (artikel 7 EVOA (2006)). Indien de bevoegde autoriteit van bestemming van mening is dat de kennisgeving volledig is, zendt zij binnen drie werkdagen na ontvangst van de correct ingevulde kennisgeving een ontvangstbevestiging aan de kennisgever en de overige betrokken bevoegde autoriteiten (artikel 8 EVOA (2006)). De bevoegde autoriteiten beschikken nu over een termijn van 30 dagen om een schriftelijk gemotiveerd besluit te nemen over de overbrenging en dit door te sturen aan de kennisgever. Dit kan een bezwaar zijn of een toestemming, al dan niet met voorwaarden (artikel 9, lid 1 EVOA (2006)). Als er bezwaren werden geformuleerd, en als de kennisgever er in slaagt binnen de termijn van 30 dagen de betrokken bevoegde autoriteiten te overtuigen dat de problemen die aanleiding waren voor hun bezwaren zijn opgelost, deelt de bevoegde autoriteit de opheffing van de bezwaren onmiddellijk aan de kennisgever schriftelijk mee, met een kopie aan de ontvanger van de afvalstoffen en aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten (artikel 11, lid 4 EVOA (2006)). 71 Bevoegde autoriteiten: De overheden die bevoegd zijn om over een kennisgeving voor grensoverschrijdend transport van afvalstoffen te oordelen. Bij een kennisgevingsprocedure is er steeds een bevoegde autoriteit van verzending en een bevoegde autoriteit van bestemming. Als de overbrenging plaatsvindt door één of meerdere andere landen, worden ook de autoriteiten van die doorvoerlanden betrokken in de procedure (artikel 2, lid 18 EVOA (2006)). 72 Kennisgever: in geval van overbrenging vanuit een lidstaat, de onder de rechtsmacht van die lidstaat vallende natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is de afvalstoffen over te brengen of te laten overbrengen en gehouden is door de kennisgevingsplicht. In geval van invoer in of doorvoer via de Gemeenschap van afvalstoffen die niet uit een lidstaat afkomstig zijn, de onder de rechtsmacht van het land van herkomst vallende natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is afvalstoffen over te brengen (artikel 2, lid 15 EVOA (2006)). 73
Ontvanger: De persoon of onderneming die onder de rechtsmacht van het land van bestemming valt en naar wie of waarnaar
de afvalstoffen worden overgebracht (artikel 2, lid 14 EVOA (2006)). 74 Bij uitvoer van afvalstoffen uit het Vlaams gewest wordt de aanvraag gericht tot de OVAM – dienst Europa – team in –en uitvoer. E. DE PICKER (2007), Handleiding voor grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen, OVAM. 75 Verplichting van de kennisgever om de afvalstoffen terug te nemen indien de overbrenging en/of de nuttige toepassing of de verwijdering niet op de geplande wijze zijn voltooid of indien er sprake is van een illegale overbrenging waarvan de verantwoordelijkheid bij de kennisgever ligt; verplichting van de ontvanger om de afvalstoffen te verwijderen of nuttig toe te passen indien er sprake is van een illegale overbrenging waarvan de verantwoordelijkheid bij de ontvanger ligt en de verplichting van de verwerkingsinrichting om een verklaring te verstrekken waarin staat dat de afvalstoffen verwerkt zijn conform de kennisgeving en de voorschriften van EVOA (2006) (artikel 5 EVOA (2006)). 76 Bij elke grensoverschrijdende overbrenging waarvoor een kennisgeving vereist is, moet de kennisgever een bankgarantie of gelijkwaardige verzekering stellen (artikel 6 EVOA (2006)). 77 De kennisgevingsprocedure kan dus enkel starten als de kennisgeving ‘correct en volledig’ verricht is. Is dit niet het geval dan kan de bevoegde autoriteit voor verzending binnen de 3 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving bijkomende informatie vragen (artikel 7, lid 2 EVOA (2006)).
18
De kennisgever kan ook een algemene kennisgeving voor verscheidene transporten indienen als bij elk transport de afvalstoffen in essentie soortgelijke fysische en chemische eigenschappen hebben, de afvalstoffen naar dezelfde ontvanger en dezelfde inrichting worden getransporteerd en de in het kennisgevingsdocument genoemde route van overbrenging dezelfde is (artikel 13 EVOA (2006)). Pas als alle bevoegde autoriteiten toestemming hebben verleend voor het transport, kan het transport plaatsvinden. Alle betrokken ondernemingen vullen het vervoersdocument nu verder in, ondertekenen het en bewaren een kopie. Voor een algemene kennisgeving, waarbij meerdere transporten plaatsvinden, wordt voor elk transport een kopie van het vervoersdocument gemaakt. Elk vervoersdocument wordt vervolgens verder ingevuld en gebruikt als volgt (artikel 16 EVOA (2006)): • Ten minste drie werkdagen voor de aanvang van de overbrenging moet de kennisgever een kopie van het verder ingevulde vervoersdocument naar de betrokken autoriteiten en de ontvanger zenden. • De overbrenging gaat vergezeld van het vervoersdocument, kopieën van het kennisgevingsdocument met de schriftelijke toestemming en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten zijn gesteld. Het vervoersdocument wordt bewaard door de ontvanger (inrichting) van de afvalstoffen. • Binnen drie dagen na de ontvangst van de afvalstoffen bevestigt de ontvanger (inrichting) dat die de afvalstoffen heeft ontvangen. De bevestiging wordt als bijlage bij het vervoersdocument gevoegd. De ontvanger (inrichting) zendt een kopie van het vervoersdocument met de bevestiging aan de kennisgever en de betrokken autoriteiten Binnen de 30 dagen na de voltooiing van de verwijdering of nuttige toepassing van de afvalstoffen en uiterlijk één kalenderjaar78 na de ontvangst van de afvalstoffen, bevestigt de ontvanger (inrichting) dat de verwijdering of nuttige toepassing is voltooid. De bevestiging wordt als bijlage bij het vervoersdocument gevoegd. De inrichting zendt een kopie van het vervoersdocument met de bevestiging aan de kennisgever en de betrokken autoriteiten (artikel 16 EVOA (2006)). De bankgarantie wordt pas gelost indien bewijs is geleverd dat de afvalstoffen de voorgenomen verwerking hebben ondergaan (artikel 6, lid 5 EVOA (2006)). Daarnaast legt het VLAREMA79 met betrekking tot AEEA op dat de opdrachtgever van het grensoverschrijdende transport van AEEA, de opgelegde doelstellingen80 inzake hergebruik en nuttige toepassing dient te behalen. Op verzoek van OVAM verstrekt hij daarover informatie. In geval van uitvoer buiten de EU moeten op verzoek van OVAM de bereikte percentages inzake hergebruik, nuttige toepassing of verwijdering gevalideerd worden door een onafhankelijke keuringsinstelling.
De schriftelijke toestemming voor een geplande overbrenging verstrijkt één kalenderjaar nadat ze is afgegeven, tenzij door de betrokken autoriteiten een kortere termijn is vastgesteld, of een latere datum op het kennisgevingsdocument is vermeld (artikel 9, lid 4 EVOA (2006)). De toestemming kan door een bevoegde autoriteit worden ingetrokken (artikel 9, lid 8 EVOA (2006)) wanneer die er kennis van krijgt dat: a) De samenstelling van de afvalstof niet overeenstemt met wat in de kennisgeving is vermeld, b) De voorwaarden voor de overbrenging niet worden nageleefd, c) De afvalstoffen niet conform de vergunning van de inrichting waarin de genoemde handeling plaatsvindt nuttig worden toegepast of verwijderd, d) De afvalstoffen die zullen worden of reeds zijn overgebracht, nuttig zijn toegepast of verwijderd op een wijze die niet overeenstemt met de in het kennisgevings- en vervoersdocument gevoegde informatie.
78
Deze periode kan ook korter zijn indien dit zo is opgelegd door de bevoegde autoriteiten (artikel 9, lid 7 EVOA (2006)). Artikel 5.2.5.4 VLAREMA. 80 Artikel 3.4.4.5 VLAREMA. 79
19
De kennisgever wordt dan in kennis gesteld van de intrekking van de toestemming door middel van een officiële schriftelijke mededeling. In geval van wijzigingen81 met betrekking tot een transport waarvoor reeds toestemming werd verleend, stelt de kennisgever de betrokken bevoegde autoriteiten en de ontvanger indien mogelijk vóór de overbrenging op de hoogte. Een nieuwe kennisgeving is vereist, tenzij alle betrokken bevoegde autoriteiten oordelen dat de voorgestelde wijzigingen dit niet noodzakelijk maken. Indien als gevolg van de wijzigingen andere bevoegde autoriteiten bij de overbrenging worden betrokken die niet bij de oorspronkelijke kennisgeving waren betrokken, is een nieuwe kennisgeving altijd vereist (artikel 17 EVOA (2006)).
4.2.3 Handhaving EVOA (2006) verplicht de lidstaten om in hun eigen wetgeving82 sancties te bepalen voor inbreuken op de bepalingen van deze verordening en om de nodige maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat deze sancties daadwerkelijk worden uitgevoerd. De sancties moeten “doeltreffend, evenredig en afschrikkend” zijn (artikel 50, lid 1 EVOA (2006)). In het kader van de handhaving voeren de lidstaten controles uit van inrichtingen en ondernemingen die verwijderingshandelingen en/of handelingen van nuttige toepassing uitvoeren (artikel 13 richtlijn 2006/12/EG betreffende afvalstoffen) en van inrichtingen of ondernemingen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of vervoeren83 (artikel 50, lid 2 EVOA (2006)). De controles op de overbrenging behelzen controle van de documenten, bevestiging van de aard van de afvalstoffen en, indien daar aanleiding voor is, fysieke controle van de afvalstoffen (artikel 50, lid 4 EVOA (2006)). De controles kunnen op 4 plaatsen worden uitgevoerd (artikel 50, lid 3 EVOA (2006)): a) Op de plaats van verzending, uitgevoerd bij de producent, houder of kennisgever, b) Op de plaats van bestemming, uitgevoerd bij de verwerkingsinrichting, c) Aan de buitengrenzen van de Gemeenschap, d) Tijdens de overbrenging binnen de Gemeenschap. De lidstaten duiden vaste medewerkers aan die in bilateraal of multilateraal verband samenwerken ten behoeve van de preventie en opsporing van illegale overbrengingen. Daarenboven kan een lidstaat op verzoek van een andere lidstaat optreden tegen personen die worden verdacht van betrokkenheid bij de illegale overbrenging van afvalstoffen en die zich op zijn grondgebied bevinden (artikel 50, lid 7 EVOA (2006)). Gezien het afvalstoffenbeleid in België een gewestelijke aangelegenheid is, gebeurt de controle op de import en export van afvalstoffen door de Milieu-inspectie van het Departement leefmilieu, natuur en energie. EVOA (2006) vermeldt echter dat per lidstaat slechts één instantie bevoegd mag zijn inzake doorvoer van afvalstoffen. In België gebeurt het toezicht op de doorvoer van afvalstoffen als gevolg hiervan door de inspecteurs van de Federale Leefmilieu Inspectie (FLI). In paragraaf 6 van deze masterproef wordt uitvoerig besproken hoe de controles in praktijk plaatsvinden.
81
Wijzigingen zoals de geplande hoeveelheid, de route, de trajecten, de datum van verzending, de vervoerder. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de nationale wetgeving met betrekking tot het voorkomen en opsporen van illegale overbrengingen en van de sancties voor dergelijke overbrengingen. 82
83
Artikel 13 richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen.
20
4.2.4 De afvalstoffencodes voor AEEA De EURAL afvalstoffenlijst84 is in bijlage V van EVOA (2006) bijgevoegd en is onder andere bepalend voor de transportregeling die op afvalstoffen van toepassing is (of de kennisgevingsprocedure al dan niet moet gevolgd worden). Alle afvalstoffencodes aangeduid met “*” dienen in deze lijst als gevaarlijk afval te worden beschouwd en mogen dus, met het oog op nuttige toepassing, niet worden uitgevoerd naar niet-OESO landen. Volgens OVAM85 zijn op AEEA onderstaande afvalstoffencodes van de EURAL afvalstoffenlijst uit bijlage V van EVOA (2006) van toepassing:
16 02 09* 16 02 10* 16 02 11* 16 02 12* 16 02 13* 20 01 21* 20 01 23* 20 01 35*
Transformatoren en condensatoren die PCB’s bevatten, Niet onder 16 02 09 vallende afgedankte apparatuur die PCB’s bevat of daarmee verontreinigd is, Afgedankte apparatuur die CFK’s, HCFK’s en/of HFK’s bevat, Afgedankte apparatuur die vrije asbestvezels bevat, Niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 12 vallende afgedankte apparatuur die gevaarlijke onderdelen bevat, TL-buizen en ander kwikhoudend afval, Afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen bevat, Niet onder 20 01 21 en 20 01 23 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die gevaarlijke onderdelen bevat.
Het is belangrijk om hier de aandacht te vestigen op de afvalstoffencodes 16 03 13* en 20 01 35*. Deze twee codes maken duidelijk dat het heel belangrijk is voor de controle-instanties in de lidstaten om te weten welke materialen elk op de markt gebracht product bevat, en of deze schadelijk zijn. Een apparaat dat niet onder code 20 01 21, 20 01 23 of 16 02 09 t/m 16 02 12 valt, en geen andere gevaarlijke onderdelen bevat, mag namelijk als zijnde ‘niet gevaarlijk afval” worden beschouwd, en mag dus in principe wel naar niet-OESO landen getransporteerd worden met het oog op nuttige toepassing. Zo kan het in principe gebeuren dat in de éne lidstaat een bepaald apparaat als zijnde ‘gevaarlijk afval’ wordt beschouwd terwijl datzelfde apparaat in een andere lidstaat als zijnde ‘niet gevaarlijk afval’ beschouwd wordt, louter omdat in die laatste lidstaat de controle-instantie niet op de hoogte was van het feit dat dit apparaat een gevaarlijk onderdeel bevatte. Ook is het zo dat lidstaten jaarlijks verslag moeten uitbrengen aan de Europese Commissie over onder andere welke hoeveelheden en categorieën van gevaarlijke afvalstoffen dat jaar werden uitgevoerd (artikel 51 EVOA (2006)). Deze rapportage is gebaseerd op de Y-codes86 vermeld in annex I van het Verdrag van Bazel87. Echter, voor AEEA bestaat geen unieke Y-code. Het is voor de Europese Commissie dus niet mogelijk te achterhalen wat het aandeel aan AEEA is in de totale hoeveelheid gevaarlijk afval die gerapporteerd werd onder een bepaalde Ycode. Dit maakt het moeilijk om beleidsondersteunende conclusies te trekken in verband met transporten van AEEA. Een mogelijke oplossing voor bovenstaande problemen kan gevonden worden in het invoeren van één of meerder afvalstoffencodes die uniek zijn voor AEEA. Bij wijze van voorbeeld zou men een code voor ongevaarlijk AEEA en een code voor gevaarlijk AEEA kunnen invoeren. Elk nieuw type toestel dat op de markt komt, kan dan aan één van deze codes worden toegewezen. Dit zou enerzijds de rapportage vanuit de lidstaten naar de Europese Commissie veel verduidelijken en er anderzijds voor zorgen dat elk toestel dezelfde beoordeling krijgt in alle Europese lidstaten. 84
“Om eenduidige karakterisering van afvalstoffen binnen de lidstaten van de Europese Unie mogelijk te maken is door de Commissie van de Europese Gemeenschappen één lijst met afvalstoffen aangenomen. Deze Europese afvalstoffenlijst (EURAL) bevat circa 800 verschillende afvalstoffen, deels gerangschikt naar herkomst, namelijk de bedrijfstak of bedrijfsactiviteit waarbij de afvalstof vrijkomt of naar soort van afvalstof. Elke afvalstof is voorzien van een zes-cijferige code (euralcode)” (bron: www.euralcode.nl). 85 OVAM, Producent/invoerder die AEEA op de markt brengt, 12 augustus 2013, http://www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/2466. 86 Voorbeelden van Y-codes uit Annex I van het Verdrag van Bazel: “Waste substances and articles containing or contaminated with polychlorinated biphenyls (PCBs) and/or polychlorinated terphenyls (PCTs) and/or polybrominated biphenyls (PBBs)” (Y10), “Wastes from production, formulation and use of inks, dyes, pigments, paints, lacquers, varnish” (Y12), “Wastes having as constituents Cadmium; cadmium compounds” (Y26), enz. 87 Fischer, C., Hedal, N., Carlsen, R., Doujak, K., Legg, D., Oliva, J., et al. (2008). Transboundary shipments of waste in the EU. Developments and possible drivers. (pp. 33). Copenhagen: European Environment Agency - European Topic Centre on Resource and Waste Management 21
4.3 Het beheer van e-waste binnen Europa: De AEEArichtlijn Dit deel behandelt de relevante wetgeving met betrekking tot afval- en materialenbeheer binnen de EU en Vlaanderen, waarbij de focus ligt op e-waste. Bij de bespreking van de Europese wetgeving zal simultaan de implementatie ervan in de Vlaamse wetgeving worden besproken. Dit laat toe duidelijker weer te geven hoe de omzetting in Vlaamse wetgeving gebeurd is.
Sinds de Europese kaderrichtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen zijn er binnen de Europese Unie al meer dan 50 afvalrichtlijnen, -beschikkingen en -verordeningen tot stand gekomen die betrekking hebben op zeer uiteenlopende onderwerpen, gaande van het storten, verbranden of het grensoverschrijdend transporteren van afvalstoffen tot de selectieve inzameling en recyclage van batterijen, verpakkingsafval, autowrakken en elektrische apparaten88. In 2008 werd tussen het Europees Parlement en de Raad een akkoord bereikt over een nieuwe kaderrichtlijn afvalstoffen: Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (hierna: de Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen) die de basis vormt voor de lidstaten om hun afvalbeleid vorm te geven. Deze Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen stelt maatregelen vast om de negatieve gevolgen voor mens en milieu ten gevolge van de productie en het beheer van afval te verminderen en te elimineren. Daarnaast heeft de richtlijn tot doel het gebruik van schaarse hulpbronnen te verminderen en efficiënter te maken door te verzekeren dat waardevolle bestanddelen uit afvalstoffen zoals e-waste worden teruggewonnen en opnieuw gebruikt bij de vervaardiging van nieuwe producten (artikel 1 Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen). Op Vlaams niveau werd de Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen omgezet in het decreet van 23 december 2011 betreffende duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna: het Materialendecreet), van kracht sinds 1 juni 2012, dat duurzaam materialenbeheer in Vlaanderen vorm geeft. Het Materialendecreet vervangt volledig het Afvalstoffendecreet uit 1981. Parallel aan het materialendecreet trad een nieuw uitvoeringsbesluit in voege dat het VLAREA (het uitvoeringsbesluit bij het Afvalstoffendecreet uit 1981) verving. Het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) werd goedgekeurd op 17 februari 2012 en bevat meer gedetailleerde voorschriften over (bijzondere) afvalstoffen, grondstoffen, selectieve inzameling, vervoer, de registratieplicht en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het VLAREMA is van kracht sinds 1 juni 2012. De Europese richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: de Nieuwe AEEA-richtlijn) vormt een aanvulling op de Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen en is een herschikking van richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: de Oude AEEA-richtlijn). Het is belangrijk om op te merken dat het huidige VLAREMA nog gebaseerd is op de Oude AEEA-richtlijn. Momenteel werkt OVAM aan de finale teksten van het nieuwe VLAREMA die onder andere gebaseerd zijn op de Nieuwe AEEA-richtlijn. Publicatie is voorzien begin 2014.
4.3.1 Doelstelling van de Nieuwe AEEA-richtlijn De Nieuwe AEEA-richtlijn heeft tot doel bij te dragen tot duurzame productie en consumptie door een betere preventie van AEEA en meer hergebruik, recyclage en andere vormen van nuttige toepassing (overeenkomstig de artikels 1 en 4 van de Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen) van zowel huishoudelijk 88
Voor meer informatie, zie ook het deel “Wetgeving” van de website van OVAM: http://www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/150?lang=null.
22
als bedrijfsmatig AEEA om zo de hoeveelheid te verwijderen AEEA te verminderen en te komen tot een efficiënter gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de terugwinning van waardevolle grondstoffen. Daarnaast beoogt de richtlijn een verbetering van de milieuprestaties van producenten, distributeurs en consumenten van EEA en verwerkers van AEEA (overweging 6, Nieuwe AEEA-richtlijn). De Nieuwe AEEA-richtlijn schrijft tevens voor wat de minimumnormen zijn voor het uitwerken van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid in de lidstaten. Dit is belangrijk omdat verschillen in nationale toepassing van dit beginsel kunnen leiden tot verschillen in financiële lasten voor ondernemingen in de verschillende lidstaten.
4.3.2 Belangrijke overwegingen bij het opstellen van de richtlijn Hierna volgen een aantal belangrijke punten waar men bij het opstellen van de nieuwe AEEA-richtlijn extra aandacht aan heeft geschonken: • De consument moet een actieve bijdrage leveren bij het gescheiden inzamelen van AEEA en moet gestimuleerd worden om dit in te leveren. Er moeten dus geschikte inzamelpunten worden voorzien. Inzamelpunten bij distributeurs van klein huishoudelijk AEEA mogen niet vallen onder de registratie –of vergunningsvereisten van de Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen (overweging 14 Nieuwe AEEA-richtlijn). • Lidstaten moeten inzamelingssystemen opzetten die een hoog inzamelingsniveau van AEEA bereiken89. Om dit te bereiken moeten ambitieuze inzamelpercentages worden vastgesteld, moet erop toegezien worden dat ingezamelde AEEA op milieuvriendelijke wijze wordt behandeld en dat er op de juiste wijze wordt gerapporteerd (overweging 15 Nieuwe AEEA-richtlijn). • Er moeten minimumvoorschriften worden vastgesteld voor transport van gebruikte EEA waarvan men vermoedt dat het AEEA is, om te voorkomen dat ongewenste overbrenging van nietfunctionerende EEA naar ontwikkelingslanden plaatsvindt (overweging 15 Nieuwe AEEA-richtlijn). • Installaties en bedrijven die inzamelings-, recyclage-, en verwerkingsactiviteiten van AEEA uitvoeren moeten aan bepaalde normen voldoen en moeten de Best Beschikbare Technieken gebruiken zodanig dat zij de gezondheid van mens en milieu niet in het gedrang brengen (overweging 17 Nieuwe AEEA-richtlijn). • Er dient voorrang te worden verleend aan hergebruik van AEEA en van onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen ervan vooraleer men overgaat tot recyclage of andere vormen van nuttige toepassing (overweging 20 Nieuwe AEEA-richtlijn). OVAM heeft een code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA90 ontwikkeld met daarin een overzicht van de hergebruikscriteria voor EEA. EEA die niet voldoet aan deze hergebruikscriteria wordt vanuit milieuoogpunt beter niet hergebruikt. De OVAM is van oordeel dat dergelijke apparatuur als een afvalstof beschouwd zou moeten worden, indien de houder de apparatuur niet langer voor eigen gebruik wenst aan te wenden. GEEA die niet voldoet aan de hergebruikscriteria, maar die potentieel nog in aanmerking komt voor hergebruik, kan door een hergebruikcentrum wel worden voorbereid op hergebruik.
• Volgens het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ zal de consument van EEA de kosten voor de inzameling ervan moeten dragen en niet de belastingbetaler (overweging 23 Nieuwe AEEArichtlijn). • Volgens het beginsel van producentenverantwoordelijkheid moet een invoerder/fabrikant de financiering voor het beheer van het afval van zijn eigen producten op zich nemen. Hetzij individueel, hetzij via een collectieve regeling (overweging 23 Nieuwe AEEA-richtlijn).
89
Voornamelijk de inzameling van koel- en vriesapparatuur is uitermate belangrijk gezien deze afhankelijk van de leeftijd nog ozonafbrekende stoffen kan bevatten. Recentere apparatuur kan echter ook gefluoreerde broeikasgassen bevatten en zorgen voor opwarming van de aarde. 90 Link naar deze code van goede praktijk: http://www.ovam.be/jahia/Jahia/cache/offonce/pid/176?actionReq=actionPubDetail&fileItem=2832.
23
4.3.3 Toepassingsgebied AEEA wordt in de Nieuwe AEEA-richtlijn gedefinieerd als alle elektrische of elektronische apparatuur waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, daaronder begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt. Bijlage I van de richtlijn bevat een overzicht van de categorieën EEA waarop de Nieuwe AEEA-richtlijn van toepassing is91 (supra, paragraaf 1.1). De richtlijn beschrijft ook die categorieën apparatuur waarop ze niet van toepassing is92. Het VLAREMA hanteert voor EEA dezelfde definitie93 en categorieën94 als de AEEA-richtlijn. Ook de definitie voor AEEA is in het VLAREMA dezelfde als deze in de AEEA-richtlijn. VLAREMA definieert afgedankte elektrische en elektronische apparatuur overeenkomstig de richtlijn als een afvalstof waarvoor een vorm van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt95. Dit houdt in, overeenkomstig artikel 21, §1 van het materialendecreet, dat voor ieder natuurlijk persoon of rechtspersoon die beroepsmatig producten ontwikkelt, vervaardigt, behandelt, verwerkt, verkoopt of invoert volgende maatregelen gelden: 1. Volledige of gedeeltelijke verantwoordelijkheid voor de organisatie van de inzameling van de afvalstoffen die voortkomen uit producten die ze op de markt hebben gebracht en het daaropvolgende beheer van de afvalstoffen. 2. Het verplicht aanvaarden van die afvalstoffen. 3. Het dragen van de financiële verantwoordelijkheid voor de inzameling en verwerking van die afvalstoffen overeenkomstig het principe ‘de vervuiler betaalt96’. 4. Het verstrekken van openbaar beschikbare informatie over milieuverantwoord productgebruik en over de mate waarin en de manier waarop het product herbruikbaar en recycleerbaar is. Voor AEEA wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in Vlaanderen ingevuld door middel van de “aanvaardingsplicht”. De aanvaardingsplicht voor de eindverkoper houdt in dat hij, als een consument een product aanschaft, verplicht is het overeenstemmende product waarvan de consument zich ontdoet, gratis in ontvangst te nemen. De tussenhandelaars zijn verplicht de door de eindverkopers in ontvangst genomen afvalstoffen gratis te aanvaarden, in verhouding tot de door hen aan de eindverkopers gedane leveringen van producten. De producenten zijn verplicht de door de eindverkopers of door de tussenhandelaars in ontvangst
91
Vanaf 15 augustus 2018 zal alle EEA worden ingedeeld volgens de in bijlage III van de richtlijn genoemde categorieën. De richtlijn is niet van toepassing op apparatuur die noodzakelijk is voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van lidstaten, met inbegrip van wapens, munitie en oorlogsmateriaal voor specifiek militaire doeleinden; apparatuur die specifiek is ontworpen en geïnstalleerd om deel uit te maken van andere apparatuur welke is uitgesloten van of niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt en die haar functie alleen kan vervullen als zij deel uitmaakt van laatstbedoelde apparatuur en gloeilampen. Daarnaast is deze richtlijn vanaf 15 augustus 2018 niet van toepassing op apparatuur die is ontworpen om de ruimte ingestuurd te worden; grote, niet-verplaatsbare industriële werktuigen; grote, vaste installaties, met uitzondering van apparatuur die niet specifiek is ontworpen en geïnstalleerd als onderdeel van zulke installaties; vervoermiddelen voor personen of goederen, met uitzondering van elektrische tweewielers zonder typegoedkeuring; niet voor de weg bestemde mobiele machines die uitsluitend voor beroepsmatig gebruik ter beschikking zijn gesteld; apparatuur die speciaal is ontworpen uitsluitend voor doeleinden van onderzoek en ontwikkeling en die alleen door een bedrijf aan een ander bedrijf ter beschikking wordt gesteld; medische hulpmiddelen en medische hulpmiddelen voor in- vitrodiagnostiek, wanneer deze hulpmiddelen naar verwachting vóór het einde van hun levensduur infectieus zijn, en actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (artikel 2, lid 4 richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking)) 93 Artikel 1.2.1, 23° VLAREMA. 94 Artikel 3.4.4.2 VLAREMA. 95 Artikel 3.1.1, 4° VLAREMA. 96 Volgens dit principe worden de kosten van het afvalstoffenbeheer gedragen door de eerste afvalstoffenproducent, de huidige of de vorige houders van afvalstoffen, de producent van het product waaruit het afval is voortgekomen, of de distributeurs of invoerders van een dergelijke product (Artikel 10 Materialendecreet). De afvalstoffenproducent is eenieder wiens activiteiten afvalstoffen voortbrengen (eerste producent) of eenieder die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht die leiden tot een wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen. 92
24
genomen afvalstoffen gratis te aanvaarden en te zorgen voor de nuttige toepassing of de verwijdering ervan, in verhouding tot de door hen aan de eindverkopers of tussenhandelaars gedane leveringen van producten”97.
4.3.4 Krachtlijnen van de richtlijn 4.3.4.1 Productontwerp Lidstaten moeten ecologisch ontwerp en duurzame ontwikkeling98 van producten stimuleren (artikel 4 Nieuwe AEEA-richtlijn). Een aantal voordelen van ecodesign van producten: • Een beter ontwerp van producten leidt tot energiebesparing. Dit leidt tot een verminderde uitstoot van broeikasgassen99. • Stimuleren van ecologisch productontwerp leidt tot innovatie. • Ecodesign vergemakkelijkt hergebruik, ontmanteling, recyclage en andere nuttige toepassing van GEEA/AEEA. Ecologisch productontwerp wordt onder andere bekomen door samenwerking tussen producenten en recycleerders te stimuleren.
4.3.4.2 Gescheiden inzameling Lidstaten nemen maatregelen om een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken, om de verwijdering van AEEA onder de vorm van ongesorteerd stedelijk afval te beperken en om een correcte verwerking van alle ingezamelde AEEA te waarborgen. Wat AEEA van particuliere huishoudens100 betreft dragen de lidstaten er zorg voor dat: • De laatste houders en de distributeurs hun AEEA ten minste zonder kosten kunnen inleveren. Er moeten, rekening houdende met de bevolkingsdichtheid, voldoende inzamelpunten aanwezig zijn (artikel 5, lid 2, sub a Nieuwe AEEA-richtlijn). • Distributeurs de verantwoordelijkheid dragen dat bij levering van een nieuw product een gelijke hoeveelheid van een gelijkaardig afgedankt product mag worden ingeleverd ten minste zonder kosten (artikel 5, lid 2, sub b Nieuwe AEEA-richtlijn). • In detailhandelszaken met een oppervlakte > 400m2, kleine AEEA (buitenafmeting < 25cm2) moeten kunnen ingeleverd worden zonder aankoopverplichting van een gelijkaardig product (artikel 5, lid 2, sub c Nieuwe AEEA-richtlijn). • Indien de ingeleverde producten verontreinigd zijn en daardoor een risico inhouden voor veiligheid en gezondheid van personeel, inlevering mag worden geweigerd (artikel 5, lid 2, sub e Nieuwe AEEA-richtlijn). Het is de producenten toegestaan individuele en/of collectieve terugnamesystemen voor AEEA van particuliere huishoudens in te voeren en te exploiteren (artikel 5, lid 2, sub d Nieuwe AEEA-richtlijn). Wat AEEA van andere dan particuliere huishoudens betreft, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten van EEA (of derden die in hun naam handelen) het afval inzamelen.
97
Artikel 3.2.1.1, §1 VLAREMA. Duurzame ontwikkeling vereist dat naast verminderen van de ecologische voetafdruk van producten ook rekening wordt gehouden met gezondheids-, sociale- en economische effecten van de voorgenomen maatregelen (overweging 10, richtlijn 2009/125/EG). 99 Klimaatverandering is één van de prioriteiten van het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap zoals opgenomen in besluit 1600/2002/EG. 100 “AEEA die afkomstig is van particuliere huishoudens en AEEA die afkomstig is van commerciële, industriële, institutionele en andere bronnen en die naar aard en hoeveelheid met die van particuliere huishoudens vergelijkbaar is” artikel 3, sub h, richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking). 98
25
De wijze waarop aan de aanvaardingsplicht wordt voldaan, wordt vastgelegd in één van de volgende documenten: o Via een milieubeleidsovereenkomst101: een verbintenis tussen de overheid en vertegenwoordigers van een industriële sector waarbij een beheersorganisatie wordt opgericht. In de milieubeleidsovereenkomst staat hoe de sector preventie, selectieve inzameling en verwerking zal realiseren en hoe die dit zal financieren, opvolgen en rapporteren. o Via een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan102: hierbij geven bedrijven op individuele basis uitvoering aan de aanvaardingsplicht. Het plan beschrijft hoe een producent of invoerder de selectieve inzameling en verwerking van zijn producten zal organiseren. Bovendien wordt verwacht dat het bedrijf de nodige maatregelen neemt inzake preventie. In België werd volgend op de milieubeleidsovereenkomst betreffende de aanvaardingsplicht voor AEEA het beheersorganisme vzw RECUPEL opgericht dat uitvoering geeft aan de bepalingen van deze overeenkomst. Vzw RECUPEL regelt zowel de aanvaardingsplicht voor huishoudelijke AEEA als voor de meeste professionele (andere dan huishoudelijke) AEEA. In paragraaf 4.3.5 wordt dieper ingegaan op de werking van vzw RECUPEL.
4.3.4.3 Inzamelniveau Tabel 2 geeft een overzicht van de jaarlijks te behalen inzamelhoeveelheden die gelden volgens de Nieuwe AEEA-richtlijn103 (artikel 7, lid 1 Nieuwe AEEA-richtlijn): Tabel 2: Minimum hoeveelheden voor gescheiden AEEA inzameling Datum Tot 31 december 2015
Vanaf 2016 t/m 2018 Vanaf 2019
Jaarlijkse minimale inzamelhoeveelheid voor gescheiden AEEA inzameling Minimum 4kg/inwoner per jaar voor private huishoudens OF Dezelfde gewichtshoeveelheid als die die in de lidstaat in de voorgaande 3 jaar gemiddeld werd ingezameld wanneer deze gewichtshoeveelheid > 4kg per inwoner per jaar is. 45% van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande 3 jaren in de betreffende lidstaat in de handel is gebracht 65% van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande 3 jaren in de betreffende lidstaat in de handel is gebracht OF 85% van de hoeveelheid AEEA die op het grondgebied van die lidstaat is geproduceerd
Afbeelding 2 toont de inzamelniveaus van de verschillende lidstaten in 2010. Opvallend is hier dat de Scandinavische landen heel goed scoren op vlak van inzameling van AEEA. België en Luxemburg zijn de koplopers op het Europese vasteland. Nog opvallend zijn de lage inzamelcijfers in de Oostbloklanden. De lage inzamelcijfers in de Oostbloklanden kunnen enerzijds het gevolg zijn van een inzamelbeleid dat nog in volle ontwikkeling is waardoor inzamelinfrastructuur en bewustwording bij de bevolking over het belang van inzameling nog moeten groeien. Anderzijds is het ook zo dat deze landen een veel lager EEA verbruik kennen. Zo werd in 2010, volgens Eurostat, in België rond de 108.000 ton aan EEA op de markt gebracht terwijl dit in Slovenië bijvoorbeeld slechts 15.000 ton was. Dit kan ook het lage, door Europa opgelegde, inzamelniveau verklaren van 4kg/inwoner per jaar tot 31 december 2015.
101
Artikel 3.2.2 VLAREMA. Artikel 3.2.3 VLAREMA. 103 Voor Bulgarije, Tsjechië, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië, en Slowakije geldt een afwijking op de regel gezien hun tekort aan noodzakelijke infrastructuur en hun lage EEA-verbruik: 102
•
vanaf 14 augustus 2016 geldt een inzamelingspercentage van minder dan 45 %, maar hoger dan 40 %, van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de handel is gebracht
•
Ook moeten ze een inzamelpercentage bereiken van 65% van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande 3 jaren in de handel is gebracht OF 85% van de hoeveelheid AEEA die op het grondgebied is geproduceerd tegen een zelf te bepalen datum die niet later valt dan 14 augustus 2021.
26
Afbeelding 2: AEEA inzamelniveau van particuliere huishoudens in 2010. Richtlijn 2012/19/EU stelt een minimum inzamelpercentage van 4 kg per jaar per inwoner
Bron: Eurostat
4.3.4.4 Passende verwerking Lidstaten zorgen ervoor dat ingezameld AEEA dat niet wordt hergebruikt, op gepaste wijze verwerkt wordt. Dit houdt in: • Ten minste de afzondering en verwijdering van alle vloeistoffen (artikel 8, lid 2 Nieuwe AEEArichtlijn) • Een selectieve behandeling die moet voldoen aan de voorwaarden uit bijlage VII (infra, bijlage 1) van de Nieuwe AEEA-richtlijn (artikel 8, lid 2 Nieuwe AEEA-richtlijn). De lidstaten dragen er zorg voor dat al het AEEA dat specifiek werd ingezameld en niet wordt hergebruikt, maar wel verdere verwerking ondergaat (op gepaste wijze) de in bijlage V vermelde minimale streefcijfers bereikt met betrekking tot nuttige toepassing104 en recyclage105 (artikel 11, lid 1 Nieuwe AEEA-richtlijn). Tabellen 3 en 4 geven hiervan een overzicht. Tabel 5 geeft een overzicht van de minimale streefcijfers voor de categorieën EEA zoals deze zullen worden ingedeeld vanaf 15 augustus 2018.
104 Nuttige toepassing: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt. Bijlage II bevat een niet-limitatieve lijst van nuttige toepassingen.” Artikel 3, lid 15, Richtlijn 2008/98/EG van het Europees parlement en de raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen. 105 Recyclage: elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden herwerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.” Artikel 3, lid 17, richtlijn 2008/98/EG van het Europees parlement en de raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen.
27
Tabel 3: Minimale streefcijfers voor nuttige toepassing per categorie EEA volgens richtlijn 2002/96/EC (artikel 7, lid 2) en richtlijn 2012/19/EC (bijlage V) 1 2 3 4 5 5a 6 7 8 9 10
Grote huishoudelijke apparaten Kleine huishoudelijke apparaten IT- en telecommunicatieapparatuur Consumentenapparatuur en fotovoltaïsche panelen Verlichtingsapparatuur Gasontladingslampen Elektrisch en elektronisch gereedschap Speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur Medische hulpmiddelen Meet- en controle-instrumenten Automaten
Tot augustus 2015 (%) 80 70 75 75 70 NVT 70 70 (70*) 70 80
Aug 2015 – Aug 2018 (%) 85 75 80 80 75 NVT 75 75 75 75 85
*Geldig vanaf 31 augustus 2012 Tabel 4: Minimale streefcijfers voor recyclage per categorie EEA volgens richtlijn 2002/96/EC (artikel 7, lid2) en richtlijn 2012/19/EC (bijlage V) 1 2 3 4 5 5a 6 7 8 9 10
Grote huishoudelijke apparaten Kleine huishoudelijke apparaten IT- en telecommunicatieapparatuur Consumentenapparatuur en fotovoltaïsche panelen Verlichtingsapparatuur Gasontladingsapparatuur Elektrisch en elektronisch gereedschap Speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur Medische hulpmiddelen Meet- en controle-instrumenten Automaten
Tot augustus 2015 (%) 75 50 65 65 50 80 50 50 (50*) 50 75
Aug 2015 – Aug 2018 (%) 80 55 70 70 55 80 55 55 55 55 80
*Geldig vanaf 31 augustus 2012 Tabel 5: Minimale streefcijfers voor nuttige toepassing en recyclage per categorie EEA volgens richtlijn 2012/19/EC (bijlage V) vanaf 15 augustus 2018 1 2 3 4 5 6
Warmte- of koude-uitwisselende apparatuur Schermen, monitors en apparatuur met schermen die een oppervlakte hebben van meer dan 100 cm2 Lampen Grote apparatuur (met een buitenafmeting van meer dan 50 cm) Kleine apparatuur (zonder buitenafmeting van meer dan 50 cm) Kleine IT- en telecommunicatieapparatuur (zonder buitenafmeting van meer dan 50 cm)
Nuttige toepassing (%) 85 80
Recyclage (%) 80 70
NVT 85
80 80
75
55
75
55
Verwerkingshandelingen van AEEA mogen ook buiten de lidstaat of de Europese Unie plaatsvinden, mits de overbrenging in overeenstemming is met Verordening 1013/2006 inzake de overbrenging van afvalstoffen (artikel 10, lid 1 Nieuwe AEEA-richtlijn). Als het afval uitgevoerd wordt buiten de Unie, wordt bij de narekening of de in de Nieuwe AEEA-richtlijn bedoelde en hierboven vermelde verplichtingen en streefcijfers bereikt zijn, de verwerking slechts meegeteld, indien de uitvoerder kan aantonen dat deze gebeurde in omstandigheden die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van de richtlijn (artikel 10, lid 2 Nieuwe AEEA-richtlijn). Volgens VLAREMA moet de afvalstoffenproducent, inzamelaar, afvalstoffenbehandelaar of –makelaar, of de kennisgever (zoals gedefinieerd in verordening 1013/2006/EG), die AEEA verwerkt of met het oog op de verwerking ervan aanbiedt aan een derde, de doelstellingen inzake hergebruik en nuttige toepassing vermeld in artikel 3.4.4.5 behalen. Op verzoek van OVAM verstrekt hij daarover ook informatie. In geval van uitvoer buiten de EU moeten op verzoek van de OVAM de bereikte percentages inzake hergebruik, nuttige toepassing of verwijdering gevalideerd worden door een onafhankelijke keuringsinstelling106.
106
Artikel 5.2.5.4 VLAREMA.
28
4.3.4.5 Financieringsaspecten met betrekking tot AEEA van particuliere huishoudens Voor producten die na 13 augustus 2005 in de handel zijn gebracht, moeten de producenten van EEA voorzien in ten minste de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA van hun eigen producten (artikel 12, lid 1 Nieuwe AEEA-richtlijn). De producent kan voor de organisatie van die financiering kiezen tussen een collectieve en individuele regeling. Om problemen te voorkomen bepaalt de richtlijn dat de producenten bij het op de markt brengen van een product een waarborg stellen waaruit blijkt dat het beheer van de AEEA wordt gefinancierd. Deze kan de vorm hebben van een deelname van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van AEEA, een recyclageverzekering of een geblokkeerde bankrekening (artikel 12, lid 3 Nieuwe AEEA-richtlijn). Voor producten die voor 13 augustus 2005 op de markt zijn gebracht (‘historische voorraad’) berust de verantwoordelijkheid voor de financiering van de kosten voor het beheer bij één of meer systemen waaraan alle producenten naar evenredigheid bijdragen, bijvoorbeeld naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de betrokken apparatuur (artikel 12, lid 4 Nieuwe AEEA-richtlijn). VLAREMA neemt de financieringsparagrafen één na één over van de nieuwe AEEA-richtlijn107.
4.3.4.6 Financieringsaspecten met betrekking tot AEEA van andere dan particuliere huishoudens Voor producten die na 13 augustus 2005 in de handel zijn gebracht, dragen de lidstaten er zorg voor dat door de producenten wordt voorzien in de financiering van de kosten voor de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van het AEEA (artikel 13, lid 1 Nieuwe AEEA-richtlijn) Voor producten die voor 13 augustus 2005 in de handel zijn gebracht (‘historische voorraad’) die worden vervangen door nieuwe gelijkwaardige producten of door nieuwe producten met dezelfde functie, worden de kosten voor inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering gedragen door de producenten van deze producten wanneer de nieuwe producten worden geleverd. De lidstaten kunnen als alternatief bepalen dat andere gebruikers dan particuliere huishoudens ook geheel of gedeeltelijk deze kosten dragen. Voor andere historische voorraad worden de kosten gedragen door andere gebruikers dan particuliere huishoudens. Producenten en andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunnen wel andere financieringsregelingen overeenkomen (artikel 13, leden 1&2 Nieuwe AEEA-richtlijn). VLAREMA neemt de financieringsparagrafen één na één over van de nieuwe AEEA-richtlijn108.
4.3.4.7 Informatie voor gebruikers Lidstaten zorgen er voor dat gebruikers van EEA in particuliere huishoudens de nodige informatie krijgen over (artikel 14, lid 2 Nieuwe AEEA-richtlijn): • Het voorschrift dat AEEA niet als ongesorteerd stedelijk afval mag worden verwijderd, maar gescheiden moet worden ingezameld, • De voor hen beschikbare inleverings- en inzamelingssystemen, • Hun rol in de bevordering van hergebruik, recyclage en andere vormen van nuttige toepassing van AEEA, • De mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van de aanwezigheid van gevaarlijke bestanddelen in EEA. De lidstaten dienen maatregelen te nemen om consumenten aan te moedigen bij te dragen aan de 107 108
Artikel 3.4.4.3 VLAREMA. Artikel 3.4.4.3 VLAREMA.
29
inzameling van AEEA, alsook om hen ertoe aan te zetten het proces van hergebruik, verwerking en nuttige toepassing van AEEA te vergemakkelijken (artikel 14, lid 3 Nieuwe AEEA-richtlijn). Daarnaast moet ook de betekenis van het symbool ter aanduiding van de gescheiden inzameling van AEEA worden overgebracht naar het publiek. De producenten van EEA dienen het symbool weergegeven in afbeelding 3 duidelijk weer te geven op hun producten (artikel 14, lid 4 Nieuwe AEEA-richtlijn). Afbeelding 3: Symbool ter aanduiding van de verplichte gescheiden inzameling van AEEA
4.3.4.8 Informatie voor verwerkingsinstallaties De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat producenten voor elk in de handel gebracht nieuw type EEA informatie verstrekken om voorbereiding tot hergebruik en verwerking te vergemakkelijken. Dit moet gebeuren binnen een jaar nadat zij de producten in de handel hebben gebracht. De informatie moet aanwijzingen bevatten over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en mengsels bevinden (artikel 15, lid 1 Nieuwe AEEA-richtlijn). De lidstaten zien erop toe dat alle EEA wordt voorzien van de vermelding dat het na 13 augustus 2005 in de handel is gebracht indien dit het geval is (artikel 15, lid 2 Nieuwe AEEA-richtlijn). VLAREMA zegt het volgende: “De producenten verstrekken informatie over het hergebruik en de verwerking van elk op de markt gebracht nieuw type EEA, binnen een jaar nadat ze dat type op de markt hebben gebracht. Die informatie bevat het energielabel en aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en preparaten bevinden. De informatie wordt door de producenten van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur aan de hergebruikcentra en de verwerkings- en recyclage-inrichtingen verstrekt in de vorm van handboeken of via elektronische media”109.
4.3.4.9 Registratie, informatie en rapportage De lidstaten dienen een register op te stellen van producenten (met inbegrip van producenten die EEA leveren door verkoop op afstand) dat zal gebruikt worden voor de controle op de naleving van de bepalingen van de richtlijn. De producenten (of hun gevolmachtigden in het land van verkoop) moeten de in bijlage X van de richtlijn vermelde informatie verschaffen aan de lidstaten. Deze informatie bevat onder meer (artikel 16, leden 1 en 2 Nieuwe AEEA-richtlijn): Informatie die bij registratie moet worden verstrekt • Naam en adres van de producent of van de gevolmachtigde (tevens de contactgegevens van de producent die wordt vertegenwoordigd door de gevolmachtigde) + nationale identificatiecode, • Categorieën, soorten (huishoudelijk/niet-huishoudelijk), merknamen en gebruikte verkooptechnieken (bijvoorbeeld verkoop op afstand) van de EEA die in de lidstaten op de markt werden gebracht, • Informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt: individueel of via een collectieve regeling, met inbegrip van informatie over de financiële waarborg. Informatie die voor de rapportage moet worden verstrekt • Hoeveelheid EEA (in gewichtshoeveelheid) die per categorie op de markt werd gebracht binnen de rapportageperiode,
109
Artikel 3.4.4.8 VLAREMA.
30
Hoeveelheid AEEA (per categorie en per rapportageperiode), uitgedrukt in gewicht, die gescheiden is ingezameld, gerecycleerd (waaronder ter voorbereiding op hergebruik), nuttig toegepast en verwijderd is in de lidstaat, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht. De lidstaten zijn verplicht de Commissie om de drie jaar een verslag toe te zenden over de uitvoering van de richtlijn (artikel 16, lid 5 Nieuwe AEEA-richtlijn). •
•
•
•
De eindverkoper van EEA of de organisatie die hiervoor is aangeduid110 deelt jaarlijks voor 1 juli mee aan de OVAM welke totale gewichtshoeveelheid, soorten en aantallen AEEA in ontvangst werden genomen111 in het kader van de aanvaardingsplicht. De tussenhandelaar in EEA of de organisatie die hiervoor is aangeduid deelt jaarlijks voor 1 juli mee aan de OVAM welke totale gewichtshoeveelheid, soorten en aantallen AEEA in ontvangst werden genomen112 in het kader van de aanvaardingsplicht. De producent van EEA of de organisatie die hiervoor is aangeduid deelt jaarlijks voor 1 juli mee aan de OVAM welke totale gewichtshoeveelheid, soorten en aantallen EEA hij in het Vlaamse Gewest op de markt heeft gebracht; welke totale gewichtshoeveelheid, soorten en aantallen AEEA werden ingezameld in het kader van de aanvaardingsplicht; de inrichtingen waar en de hoeveelheid AEEA die in hergebruik werd genomen en de richtingen waar en de wijze waarop ingezamelde AEEA werd verwerkt113,114.
Inrichtingen waar verwerkingshandelingen worden verricht moeten zich houden aan de technische voorschriften uit bijlage VIII (infra, bijlage 2) van de Nieuwe AEEA-richtlijn en moeten over de nodige vergunningen beschikken om hun activiteiten te mogen uitvoeren zoals bepaald in artikels 23, 24 en 25 van de Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen. Inrichtingen die niet vergunningsplichtig zijn moeten een melding doen en worden vervolgens geregistreerd. Het gaat hierbij over inrichtingen of ondernemingen die op beroepsmatige basis afval inzamelen of vervoeren, handelaars of makelaars en inrichtingen en ondernemingen die zijn vrijgesteld van de vergunningsvereisten overeenkomstig artikel 24 van Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen (artikel 26, Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen). Ook het materialendecreet in Vlaanderen treft de nodige regelingen inzake de vergunningsplicht voor afvalverwerkende inrichtingen. Volgens artikel 11, §1 geldt: • De verwijdering van afvalstoffen en voorbereidende handelingen die aan de verwijdering voorafgaan, zijn aan een vergunningsplicht onderworpen. • De nuttige toepassing van afvalstoffen en aan nuttige toepassing voorafgaande voorbereidende handelingen zijn aan een vergunnings- of meldingsplicht onderworpen. Op de vergunningsplicht zijn de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning van toepassing. Daarnaast zegt VLAREMA115 dat de ingezamelde AEEA moet gedepollueerd worden alvorens geheel of gedeeltelijk te worden gerecycleerd, en dit overeenkomstig artikel 5.2.2.5.2, §8 van VLAREM II. In de milieuvergunning van de verwerkingsinrichting kan van die bepaling worden afgeweken. Ook is het verboden afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen, gefluoreerde broeikasgassen of resten van die stoffen bevatten, te verwerken zonder dat voorafgaandelijk een bewerking heeft plaatsgevonden als vermeld in artikel 5.2.2.5.2, §9 van VLAREM II.
110
Indien de producent is aangesloten bij een collectief systeem. In België wordt deze verplichting vervult door vzw RECUPEL. Hierbij dient apart te worden vermeld welke soorten en aantallen voor hergebruik werden geselecteerd, aan de tussenhandelaar of producent werden overhandigd of een andere bestemming hebben gekregen. 112 Ibid. 113 Onder verwerking wordt verstaan: recyclage of een andere vorm van nuttige toepassing, verwijdering door verbranding of door storten. 114 Artikel 3.4.4.7 VLAREMA. 115 Artikel 5.2.5.3 VLAREMA. 111
31
VLAREMA maakt tevens melding van algemene vervoersvoorwaarden116 van toepassing op elk vervoer van afvalstoffen (inclusief laden en lossen). Een van deze voorwaarden is de verplichte aanwezigheid van een identificatieformulier117 van de afvalstoffen tijdens het transport. Dit wordt door OVAM ter beschikking gesteld en deels ingevuld door de afvalstoffenproducent als die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen of door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar. Op de plaats van bestemming wordt het identificatieformulier door de verwerker gedateerd en voor ontvangst ondertekend. Hij ontvangt ter plaatse een kopie van het volledig ingevulde identificatieformulier en bewaart die kopie gedurende een periode van minimaal vijf jaar. De afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft, de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar bewaart het originele, volledig ingevulde identificatieformulier gedurende een periode van minimaal vijf jaar. Inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars en afvalstoffenproducenten die zelf regelingen treffen voor hun afvalstoffen, moeten tevens een afvalstoffenregister bijhouden118(dit kan een verzameling zijn van de identificatieformulieren) van de afvalstoffen die ingezameld of verhandeld zijn of waarin zij gemakeld hebben respectievelijk die zij geproduceerd hebben. Ook de verwerker van afvalstoffen houdt een register bij van de door hem verwerkte afvalstoffen119. De registers worden gedurende vijf jaar door de registerplichtige actoren bijgehouden120 op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM en de houder van het register. Als verordening (EG) 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen van toepassing is, gelden voor het vervoer van de afvalstoffen het vervoersdocument en de afschriften van het kennisgevingsdocument als identificatieformulier. VLAREMA schrijft daarnaast voor dat: • Een vervoerder van afvalstoffen moet beschikken over een registratie voor het vervoer van afvalstoffen121, tenzij het een doorvoertransport van afvalstoffen door het Vlaamse Gewest betreft122. Hij dient hiervoor een aanvraag in bij de OVAM. • Een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die afvalstoffen inzamelt of handelt of makelt in afvalstoffen die vanuit of binnen het Vlaamse Gewest worden getransporteerd, moet beschikken over een registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar123. Als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of makelaar zelf afvalstoffen vervoert, moet hij ook beschikken over een registratie als vervoerder van afvalstoffen. Hij dient hiervoor een aanvraag in bij de OVAM. De kennisgever, vermeld in Verordening (EG) 1013/2006 overbrenging van afvalstoffen, wordt beschouwd als geregistreerd inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor de transporten die gevat zijn door een goedgekeurde kennisgeving.
4.3.4.10 Inspecties en controles De lidstaten voeren inspecties en controles uit om na te gaan of de richtlijn correct wordt uitgevoerd. Er wordt gecontroleerd of (artikel 23, lid 2 Nieuwe AEEA-richtlijn) of: • De door de producenten uitgevoerde registratie en gegeven informatie (volgens bijlage X van de Nieuwe AEEA-richtlijn) correct zijn, 116
Artikel 6.1.1.1 VLAREMA. Artikel 6.1.1.2, §1 VLAREMA. Het identificatieformulier vermeldt onder andere datum van vervoer, naam en adres afvalstoffenproducent en adres van verzending van de afvalstoffen, naam, adres en registratienummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, indien van toepassing; naam, adres en registratienummer van de vervoerders; naam, adres en ondernemingsnummer van de verwerker, met vermelding van de aard van de verwerking (R- of D-code vermeld in afdeling 4.2 VLAREMA) en de gebruikte techniek van de verwerking, omschrijving, hoeveelheid in ton, chemische samenstelling en de EURAL-codes van de afvalstoffen. 118 Artikel 6.1.1.3 VLAREMA, onderafdeling 7.2.1 VLAREMA. 119 Artikel 7.2.1.4 VLAREMA. 120 Artikel 7.2.3.1 VLAREMA. 121 Artikel 6.1.2.1 VLAREMA. De OVAM stelt een register van de in het Vlaamse Gewest geregistreerde vervoerders van afvalstoffen ter beschikking via haar website. 122 Artikel 6.1.4.1 VLAREMA. Vervoerders van afvalstoffen die zijn opgenomen in een register in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of in het Waalse Gewest of in een van de staten van de Europese Economische Ruimte zijn geregistreerd of erkend, worden beschouwd als geregistreerde vervoerders van afvalstoffen. 123 Artikel 6.1.3.1 VLAREMA. De OVAM stelt een register van geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars en een register van geschorste registraties van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars ter beschikking via haar website. 117
32
• De overbrenging van AEEA naar bestemmingen buiten de EU in overeenstemming is met Verordening 1013/2006/EG, • De handelingen in de verwerkingsinstallaties overeenstemmen met de Nieuwe Afvalstoffenrichtlijn en bijlage VII (infra, bijlage 1) van de Nieuwe AEEA-richtlijn, • De lidstaten er zorg voor dragen dat de overbrenging van gebruikte EEA, waarvan men vermoedt dat het AEEA is, gebeurt in overeenkomst met de minimumvoorschriften uit bijlage VI (infra, bijlage 3) van de richtlijn en controles uitvoeren op deze overbrenging. Bijlage VI van de Nieuwe AEEA-richtlijn (infra, bijlage 3) bevat dus de toetsingscriteria waaraan de toezichthoudende instanties nagaan of tweedehands EEA wel degelijk tweedehands EEA is en geen AEEA. Gezien deze toetsingscriteria nog niet waren opgenomen in de Oude AEEA-richtlijn zijn deze nog niet opgenomen in het huidige VLAREMA. Bijlage VI (en de volledige herziene richtlijn) zal wel in het nieuwe VLAREMA worden geïmplementeerd. Momenteel kunnen toezichthoudende instanties zich wel beroepen op de OVAM code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA124. Aan de hand van de hergebruikscriteria kan er een duidelijker onderscheid gemaakt worden tussen tweedehands EEA en AEEA. De hergebruikscriteria vormen zo een hulpmiddel voor inspectiediensten om het onderscheid tussen AEEA en tweedehands EEA beter te kunnen maken. Ook de milieuscore125 van de apparaten die in hergebruik worden gebracht is binnen het kader van export van belang. Via de toepassing van de hergebruikscriteria wordt vermeden dat gebruikte EEA die in eigen land de toets om te worden hergebruikt niet meer doorstaat, terecht zou komen in kwetsbare regio's in de wereld, waar de (A)EEA op korte termijn aan de plaatselijke afvalberg wordt toegevoegd.
Daarnaast schrijft de Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen voor dat inrichtingen of ondernemingen die afvalverwerkingshandelingen verrichten, inrichtingen of ondernemingen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of vervoeren, makelaars en handelaars, en inrichtingen of ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen produceren, door de bevoegde instanties aan passende periodieke inspecties worden onderworpen (artikel 34 Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen). Het toezicht in Vlaanderen op inrichtingen of ondernemingen die afvalverwerkingshandelingen verrichten, inrichtingen of ondernemingen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of vervoeren, makelaars en handelaars, en inrichtingen of ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen produceren, gebeurt in Vlaanderen door de Milieuinspectie van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Op de werking van de Milieu-Inspectie wordt dieper ingegaan in paragraaf 6.1 van deze masterproef.
124
Link naar de OVAM code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA: http://www.ovam.be/jahia/Jahia/cache/offonce/pid/176?actionReq=actionPubDetail&fileItem=2832. 125 Apparaten met een heel hoog energieverbruik zullen niet langer in hergebruik gebracht kunnen worden omdat hun milieuscore laag is.
33
4.3.5 De aanvaardingsplicht en vzw Recupel126 De AEEA-richtlijn stelt dat producenten (dit kunnen zowel fabrikanten als invoerders zijn) van EEA in Europa dienen te voldoen aan hun producentenverantwoordelijkheid door zich aan te sluiten bij een collectief inzamelsysteem of door het opzetten van een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan. In België werd voor wat betreft het collectief systeem een milieubeleidsovereenkomst127 opgesteld tussen de overheid en de sectorvertegenwoordigers en werd het beheersorganisme vzw Recupel opgericht (supra, paragraaf 4.3.4.2).
4.3.5.1 De structuur van vzw Recupel Onder de scope van de AEEA-richtlijn vallen 10 categorieën van apparaten (supra, paragraaf 1.1). Voor elk van die 10 categorieën werden 2 types bijdrages bepaald: 1. huishoudelijke EEA waarvoor een all-in bijdrage geldt. De all-in bijdrage dient om de gehele werking van het inzamelsysteem te bekostigen, zijnde inzameling, transport, sortering, depollutie en verwerking van het AEEA en de communicatie en rapportage door vzw Recupel naar OVAM (supra, paragraaf 4.3.4.9). Apparatuur die onder dit all-in systeem valt, blijft huishoudelijke EEA, zelfs al fungeert ze in een bedrijfsomgeving. 2. professionele EEA waarvoor een administratieve bijdrage geldt. Deze bijdrage dekt de kosten voor de administratie en rapportering die vzw Recupel doet naar OVAM (supra, paragraaf 4.3.4.9). De kosten voor de inzameling, transport, sortering, depollutie en verwerking van het AEEA zijn daarin niet inbegrepen. Het is belangrijk op te merken dat de bijdrages betaald worden door de bij het collectief systeem aangesloten invoerder/fabrikanten aan vzw Recupel bij het op de markt brengen van de apparatuur. De structuur rond invoerders/fabrikanten van EEA in België is opgebouwd rond de 10 categorieën vermeld in de AEEA-richtlijn (supra, paragraaf 1.1). Gezien de verschillen die bestaan tussen deze apparaten heeft de industrie die deze apparaten in België op de markt brengt, beslist zich te groeperen in 7 sectoren: 1. BW-Rec: Grote huishoudelijke apparaten, professioneel groot en klein witgoed en automaten, 2. Recupel AV: Huishoudelijke en professionele audio-video apparaten, 3. Recupel SDA: Kleine huishoudelijke toestellen, 4. Recupel ICT: Informatica-, telecommunicatie- en kantoorapparaten, professionele ICT-apparaten en automaten, 5. Recupel ET&G: Huishoudelijke en professionele elektrische en elektronische (tuin)gereedschappen, 6. LightRec: Verlichtingsapparatuur en gasontladingslampen, 7. MeLaRec: Huishoudelijke en professionele medische hulpmiddelen, laboratoriumapparatuur, sporttoestellen, thermostaten, test- en meetapparatuur, bloedglucosemeters en rookmelders. Deze 7 sectoren zijn ook de partijen die onderhandelen met de overheid over de inhoud van de milieubeleidsovereenkomst. Vzw Recupel staat boven deze sectoren en voert uit wat werd afgesproken in deze milieubeleidsovereenkomst. Wanneer een invoerder/fabrikant in België apparatuur op de markt brengt en wil toetreden tot het collectieve systeem, dan treedt hij toe tot één of meer van de 7 sectoren afhankelijk van het type apparatuur dat hij op de markt brengt. Eenmaal lid (het lidmaatschap is gratis) zijn invoerders/fabrikanten verplicht op basis van hun verkoopcijfers op kwartaalbasis aan vzw Recupel aan te geven welk volume apparaten zij op de Belgische markt zetten per hierbovenvermelde sector. Iedere sector heeft zijn eigen bijdrage per apparaattype. Die bijdrage, 126
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie verzameld tijdens een interview met ELS VERBERCKMOES, Treatment Manager bij vzw RECUPEL, 7 mei 2013. 127 Een milieubeleidsovereenkomst is een verbintenis tussen de overheid en vertegenwoordigers van een industriële sector waarbij een beheersorganisatie wordt opgericht. In de milieubeleidsovereenkomst staat hoe de sector preventie, selectieve inzameling en verwerking zal realiseren en hoe die dit zal financieren, opvolgen en rapporteren.
34
vermenigvuldigd met het aantal op de markt gebrachte stuks, geeft het bedrag dat de invoerder/fabrikant per kwartaal moet overmaken aan vzw Recupel. De bijdrage voor huishoudelijke apparaten zal in praktijk door de invoerder/fabrikant teruggevorderd worden van de groothandel, die ze terugvordert van de detailhandel, die ze op zijn beurt terugvordert van de consument via de zogenaamde Recupel-bijdrage. Belangrijk hierbij is dat het bedrag dat de detailhandel van de consument terugvordert hetzelfde bedrag moet zijn als datgene dat door de producent aan vzw Recupel werd betaald. Het is volgens de milieubeleidsovereenkomst verboden een marge te nemen op de Recupel-bijdrage.
4.3.5.2 De bijdrage De 10 categorieën apparaten vermeld in de AEEA-richtlijn worden op vlak van verwerking opgesplitst in 6 fracties. Elk van deze 6 fracties bevat apparaten die hetzelfde verwerkingsproces ondergaan. 1. Groot wit (GW): wasmachines, droogkasten, vaatwassers, enz., 2. Koel- en vriesapparatuur (KV): koelkasten, diepvriezers, airco’s, enz., 3. Beeldbuishoudend (TVM): televisies en (computer)monitoren, 4. Overige (OVE): Alle resterende apparatuur die niet in één van de eerste 3 categorieën valt, exclusief gasontladingslampen en rookmelders. Het gaat hier bijvoorbeeld om IT- en telecommunicatie apparatuur, stofzuigers, koffiezetmachines, frituurpannen, hifi-installaties, elektrisch en elektronisch gereedschap, elektronisch speelgoed, apparatuur voor sport en ontspanning, (niet-professionele) elektrische medische hulpmiddelen, meet- en controleinstrumenten, lichtarmaturen, zaklampen, enz., 5. Gasontladingslampen (LMP): TL-lampen, zonnebanklampen, spaarlampen, enz., 6. Rookmelders (bevatten radioactieve bron). Recyclagebedrijven kunnen zich kandidaat stellen om één of meerdere van deze fracties te behandelen. Op basis van het lastenboek van vzw Recupel maken de zij een offerte op waarin depollutie en verwerking van het gedepollueerd apparaat zijn inbegrepen. Het tarief voor de behandeling van een bepaald type apparaat wordt enerzijds bepaald door de kost voor de depollutie en verwerking van het apparaat en anderzijds de opbrengst ten gevolge van de verkoop van de grondstoffen aanwezig in het apparaat aan een bepaald tarief. Dit tarief wordt maandelijks geïndexeerd in functie van de mondiaal vastgestelde metaalprijzen. Wanneer de metaalprijzen hoog staan, zal vzw Recupel een opbrengst ontvangen voor de aan de recyclagebedrijven aangeboden apparaten. Die opbrengst wordt vervolgens gebruikt voor de financiering van de inzameling, transport, communicatie en rapportage van vzw Recupel naar OVAM. De bijdrage die een invoerder/fabrikant aan vzw Recupel betaalt zal voor fracties met veel waardevolle materialen (voornamelijk de toestellen uit de OVE categorie) laag zijn gezien de opbrengst hoog zal zijn. De recyclagebedrijven zelf halen hun winsten door de materiaalfracties zo zuiver mogelijk op te splitsen en voor een zo hoog mogelijk bedrag te verkopen. Dit geeft aan deze bedrijven meteen een incentive voor het installeren van hoogtechnologische recyclage-installaties. Voor fracties met slechts weinig waardevolle materialen zal vzw Recupel geen opbrengsten innen. Daarbij komt nog de kost voor de inzameling, het transport en de communicatie en rapportage naar OVAM. Om die kosten te kunnen dekken zal de bijdrage die een invoerder/fabrikant betaalt voor fracties met slechts weinig waardevolle materialen hoger zijn. De contracten die vzw Recupel met recyclagebedrijven afsluit worden 3-jaarlijks hernieuwd. Voor professionele AEEA verkeert men in een andere situatie, gezien het hier in vele gevallen gaat om custom-made installaties. Gezien per type toestel het éne apparaat veel kan verschillen van het andere, kunnen recyclagebedrijven onmogelijk een vaste prijs opgeven voor de depollutie en verwerking. Om die reden dekt de bijdrage die een invoerder/fabrikant van professionele AEEA aan vzw Recupel moet betalen enkel de kost voor de administratie en verslaggeving. De kost voor inzameling, transport, sortering, depollutie en verwerking is hiervan uitgesloten.
35
4.3.5.3 De inzameling Afhankelijk van het type AEEA geldt een ander inzamelsysteem. 1. Het inzamelsysteem voor huishoudelijke AEEA voor de particuliere consument: die heeft een aantal afdankingskanalen waar hij AEEA naartoe kan brengen: a. Het kringloopcentrum: indien het apparaat nog functioneert en in aanmerking komt voor hergebruik, b. Naar de eindverkoper die zich bij vzw Recupel heeft geregistreerd als ophaalpunt: hier kan de particuliere consument zijn apparaat inleveren op voorwaarde dat hij een nieuw apparaat van hetzelfde type aankoopt. Hier geldt het 1 voor 1 systeem (supra, paragraaf 4.3.4.2). In de nieuwe AEEA-richtlijn zal dit ook een 1 voor 0 systeem worden wanneer het gaat over kleine AEEA. De apparaten worden kosteloos door vzw Recupel ingezameld bij de eindverkoper en gaan verder voor verwerking. c. Het containerpark: De apparaten worden kosteloos door vzw Recupel ingezameld en gaan verder voor verwerking. De door vzw Recupel bij containerparken en eindverkopers ingezamelde toestellen worden in de eerste plaats naar centrale overslagstations gebracht. In deze overslagstations werken operatoren die de toestellen analyseren en de herbruikbare uitfilteren. Dit gebeurt aan de hand van de OVAM code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA128. Ook toestellen die kleine herstellingen vereisen worden afgezonderd en worden hersteld in deze hergebruikcentra. De operatoren van de overslagstations worden ook opgeleid in deze hergebruikcentra. De herbruikbare en herstelde toestellen krijgen een garantielabel en gaan vervolgens naar de kringloopwinkels waar ze opnieuw verkocht worden. De toestellen die niet aan de hergebruikscriteria voldoen gaan naar recyclagebedrijven. 2. Het inzamelsysteem voor professionele AEEA voor bedrijven: hier heeft de invoerder/fabrikant aan vzw Recupel geen bijdrage betaald voor de inzameling, transport, sortering, depollutie en verwerking. Vzw Recupel kan de apparaten dan ook niet kosteloos ophalen. Voor deze gevallen werd het charter-systeem opgericht. De ontdoener van een professioneel apparaat contacteert rechtstreeks een ophaler en verwerker en regelt rechtstreeks de financiële zaken. De ophalers en verwerkers hebben een overeenkomst met vzw Recupel waarbij enerzijds de ophaler zich engageert dat de materialen die hij inzamelt terechtkomen bij een charterverwerker. De charterverwerker anderzijds heeft de verplichting te rapporteren aan vzw Recupel. Bedrijven kunnen echter ook beschikken over huishoudelijke AEEA. Beschikken zij over veel huishoudelijk AEEA dan kunnen zij zich bij vzw Recupel laten registreren als ophaalpunt129, waarna vzw Recupel het kosteloos komt ophalen. Komen ze echter niet aan het minimale volume om zich te laten registreren als ophaalpunt dan kunnen zij dit huishoudelijk AEEA ook meegeven aan de charterophalers. Via het chartersysteem kunnen bedrijven in hun contract met de verwerkers afspreken dat zij nog geld krijgen voor hun afval, aangezien dit waardevolle grondstoffen bevat. Vzw Recupel voert actief controles uit op de door invoerders/fabrikanten gedeclareerde hoeveelheden op de markt gebrachte toestellen. In het geval een eindverkoper in het kader van de aanvaardingsplicht huishoudelijke AEEA binnenkrijgt en als blijkt dat de invoerders/fabrikanten daarvan niet zijn aangesloten bij het collectief systeem, noch een individueel plan hebben opgesteld, dan is de eindverkoper toch verplicht dit AEEA te aanvaarden. Vzw Recupel zal dit AEEA ook inzamelen en verwerken, maar voert daarnaast actief prospecties uit naar free-riders. De wetgeving wordt hen toegelicht, zodat zij de nodige stappen kunnen ondernemen om zich in orde te stellen. Gebeurt dit niet, dan worden hun namen doorgegeven aan OVAM, zodat die de nodige stappen kan ondernemen inzake handhaving. Wat betreft apparaten die door bedrijven in het buitenland worden 128
Link naar de OVAM code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA: http://www.ovam.be/jahia/Jahia/cache/offonce/pid/176?actionReq=actionPubDetail&fileItem=2832. 129 Vzw Recupel vereist een minimale hoeveelheid afval indien men zich laat registreren als ophaalpunt.
36
aangekocht schrijft de wetgever voor dat die bedrijven zich moeten registreren als invoerder en moeten voldoen aan hun producentenverantwoordelijkheid. Zij kunnen zich hiervoor ook aansluiten bij vzw Recupel. Hetzelfde geldt ook voor e-commerce. Het gebeurt frequent dat ook particulieren aankopen van EEA doen in het buitenland waarvoor dus geen Recupel-bijdrage wordt betaald. De apparaten worden in het kader van de aanvaardingsplicht ook verwerkt door vzw Recupel. De hoeveelheden waarover men hier spreekt zijn verwaarloosbaar.
4.4 Het belang van ecodesign Hoewel vzw Recupel bij de uitvoering van de milieubeleidsovereenkomst met betrekking tot AEEA ervoor zorgt dat België binnen Europa één van de landen is met het hoogste inzamelpercentage aan AEEA, (supra, paragraaf 4.3.4.3) kan men zich de bedenking maken of het systeem ver genoeg gaat. In het systeem van de aanvaardingsplicht, dat uitvoer geeft aan het principe van de producentenverantwoordelijkheid, wordt de bijdrage die een invoerder/fabrikant moet betalen aan vzw Recupel onder andere bepaald op basis van de depollutie -en verwerkingskost van dat AEEA. Deze bijdrage wordt echter bepaald per productcategorie en is dus uniform voor alle toestellen die vallen binnen deze categorie (supra, paragraaf 4.3.5.2). Zo is de bijdrage dezelfde voor alle wasmachines, alle diepvriezers, alle laptops, enz. In de huidige milieubeleidsovereenkomst is het ook zo dat invoerders/fabrikanten deze bijdrage mogen doorrekenen aan de consument. Door het uniformiseren van de bijdrage voor alle toestellen binnen een bepaalde productcategorie vervalt echter de motivatie voor producenten om te streven naar producten die duurzamer en eenvoudiger te recycleren zijn. Kortom, ecodesign wordt niet gestimuleerd voor huishoudelijke EEA. Een voorbeeld: momenteel geldt op alle gsm’s dezelfde Recupel-bijdrage. Een fabrikant die aan ecodesign doet en duurzame gsm’s maakt die makkelijk te recycleren zijn (waardoor de verwerkingskosten lager liggen) moet dus aan vzw Recupel dezelfde bijdrage betalen als een fabrikant die deze inspanningen niet levert. De duurzame fabrikant zal zich de extra kosten voor ecodesign besparen aangezien het hem niets oplevert. Daarenboven kan hij de bijdrage die hij bij het op de markt brengen van zijn toestellen moet betalen doorrekenen aan de consument, wat een tweede reden is om zich de extra ecodesign-kosten te besparen. Een eenvoudige manier om ecodesign op korte termijn te stimuleren is dus door te verbieden dat invoerders/fabrikanten de bijdrage die ze op hun toestellen betalen mogen doorrekenen naar de consument. Wanneer hij zelf de verwerkingskost moet dragen zal de invoerde/fabrikant er sowieso naar streven deze te verlagen. Een tweede methode is het individualiseren van de bijdrage. Dat wil zeggen dat per invoerder/fabrikant per op de markt gebracht product een aparte bijdrage wordt vastgelegd. Op die manier zullen producten met een lagere verwerkingskost (waarvoor door de consument een lagere Recupel-bijdrage moet betaald worden) meer geconsumeerd worden en zal het consumentengedrag gestuurd worden.
4.4.1 Ecodesign en EEA130 Ecodesign is een integrale ontwerpactiviteit die naast functionaliteit, esthetiek, ergonomie, veiligheid en economische waarde van het product, ook de milieucriteria in rekening brengt. Op de dag van vandaag ligt de focus voor het verminderen van de milieu-impact van een product nog te veel op het gebruik van ecologische materialen. Een product heeft echter veel meer dimensies dan het materiaal alleen. Op al deze vlakken zijn maatregelen mogelijk. Voorbeelden zijn het verlengen van de levensduur, zorgen dat bij de productie gebruik wordt gemaakt van gerecycleerde of afgedankte materialen, zorgen dat producten zo weinig mogelijk volume innemen, de hoeveelheid verpakking beperken, het aantal verbruiksmaterialen dat een product vereist beperken (voorbeeld stofzuigers zonder zakken), producten energiezuinig maken en ervoor zorgen dat ze in het kader van de depollutie en verdere verwerking snel en eenvoudig te demonteren zijn (“design for disassembly”). Om ecodesign te promoten en om zich te positioneren als samenwerkingspartner voor alle actoren in de levenscyclus van producten heeft OVAM de “OVAM Ecodesign.link” opgericht. Een trefpunt voor al wie actief is op vlak van duurzame productinnovatie. De 3 kernactiviteiten van OVAM Ecodesign.link zijn informeren en sensibiliseren, voeren van innovatief onderzoek en proefprojecten en uitbouwen van een netwerk via samenwerkingsverbanden. OVAM Ecodesign.link heeft sinds haar ontstaan een 130
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie uit: • OVAM, Ecodesign, 18 augustus 2013, http://www.ecodesignlink.be/nl/informatie/ecodesign.
37
Afbeelding 4: Materialenmatrix
Zinc
Steel + Cast iron
Stainless steels
Pt-family alloys
Magnesium
Lead
Copper
Aluminum (wrought
Input streams
Aluminum (cast)
wiring
windows
tires
seats
rubbers
Industrial streams (m etals)
others
lights
wheels
grille
gear box
fuel tank
exhaust
engine
Vehicle components
Aluminum (cast) Aluminum (wrought) Copper alloys Lead alloys Magnesium alloys Pt-family alloys Stainless steels Steel + Cast Iron Zinc alloys Glass Synt.Elastomers Natural Fibers Natural Rubber Porcelain Thermosets Thermoplastics
erial erial
metallic input streams non-metallic input streams
0 - MUST separate, avoid mixing 1 - SHOULD separate, problems can occur 2 - DON'T separate, good combination
M.B.G. Castro et al. / Resources, Conservation and Recycling 43 (2004) 1–19
electronics
aantal tools ontwikkeld die fabrikanten kunnen helpen om hun producten te optimaliseren. Met het oog op het optimaliseren van de afvalverwerking en het verkrijgen van een hoger recyclagerendement werden ook een aantal ontwerptips voor optimale recyclage131 gedefinieerd voor tal van productcategorieën. Ook voor wat betreft EEA. Wat volgt is een greep uit deze door OVAM voor fabrikanten geformuleerde ontwerptips voor optimale recyclage van EEA132. • “Vermijd het gebruik van niet-wateroplosbare lijmen”: Indien de lijm wateroplosbaar is, kunnen de verschillende materiaalfracties eenvoudig gescheiden worden. Zoniet zal een kunststof die verlijmd is aan een metaal bij scheiding terechtkomen in de metaalfractie. • “Gebruik zoveel mogelijk kunststof bevestigingspluggen in plaats van schroeven”: Schroeven hebben het nadeel dat ze na vermalen van een product in een shredder niet helemaal loskomen van het basismateriaal. Zo ontstaat er een metalen schroef met kunststof aan bevestigd. • “Houd rekening met de manuele demontage bij verwerking”: De depollutie en demontage van gevaarlijke onderdelen en componenten gebeurt in hoofdzaak manueel door vergunde verwerkers. Wanneer deze onderdelen eenvoudig toegankelijk en demonteerbaar zijn, bespaart dit tijd en kosten. • “Combineer de juiste metalen met elkaar en combineer de juiste metalen en nietmetalen met elkaar”: Afbeelding 4 is een materialenmatrix die weergeeft welke materialen wel en niet mogen gecombineerd worden in EEA opdat goede scheiding zou kunnen plaatsvinden bij recyclage.
Fig. 11. THEMA with passenger vehicle on thetoright Bron:matrix, Castro et description al., 2004, of A average thermodynamic approach theside. compatibility of materials combinations for recycling, Resources,
15
Conservation and Recycling
• “Gebruik de basis kunststoftypes PP, PE, PS en ABS”: Deze kunststoftypes kunnen makkelijk van elkaar gescheiden worden op basis van soortelijk gewicht. De diversiteit van de overige kunststoftypes (bijvoorbeeld PET, PMMA, PC, PA, PHB) is te groot en de hoeveelheden te klein, waardoor de extra kosten voor het scheiden niet opwegen tegen de potentiële opbrengsten ervan. 131
OVAM, Ontwerptips voor een optimale recyclage, 18 juni 2013, http://www.ecodesignlink.be/nl/ecodesign-tools/ontwerptipsoptimale-recyclage. 132 OVAM, Apparaten, 18 juni 2013, http://www.ecodesignlink.be/nl/elektrisch-en-elektronisch?parent=176.
38
• “Gebruik gerecycleerde kunststoffen”: Op dit moment worden PP, PE, PS en ABS gerecycleerd. Omwille van de veelheid aan kleuren is het recyclaat bruin tot zwart van kleur. Voor toepassing waarbij kleur niet van belang is, zoals inwendige onderdelen van een product, kan dit recyclaat ingezet worden. • “Breng een energielabel aan”: EEA wordt na zijn gebruiksfase meestal gecontroleerd op hergebruik. Een energielabel of -etiket helpt om een goede inschatting te kunnen maken of EEA al dan niet geschikt is voor hergebruik. Op Europees niveau werd in 2009 de “Ecodesign Kaderrichtlijn”133 ingevoerd. Deze richtlijn schrijft voor wat de eisen zijn voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde134 producten. Voorbeelden van energiegerelateerde producten zijn: ramen waarvan de isolerende eigenschappen van invloed zijn op de energie die nodig is voor het verwarmen en koelen van gebouwen of douchekoppen waarvan het waterverbruik van invloed is op de energie nodig voor het opwarmen van het water135. Deze Ecodesign Kaderrichtlijn zou bij uitbreiding het ideale middel kunnen zijn om ook voor specifieke producten of productgroepen ecodesign-vereisten te gaan opleggen. Zo zou men voor gsm’s onder andere de verplichting kunnen formuleren tot het uniformiseren van de opladers en aansluitfiches. De meeste mensen hebben tegenwoordig reeds één of meerder laders thuis liggen. Willen ze een gsm van een ander merk kopen dan is een nieuwe oplader nu een vereiste. Door het uniformiseren van laders zou deze verplichting echter vervallen wat op zich reeds een daling van het grondstoffenverbruik en de hoeveelheid e-waste met zich meebrengt. Daarenboven zou men door deze maatregel niet meer verplicht zijn in elke verpakking een oplader te integreren. Dit spaart meteen een hoop verpakkingsafval uit.
4.4.2 Fairphone136 Het Nederlandse bedrijf Fairphone is in 2013 van start gegaan met de productie van haar eigen smartphone. De bedoeling is het verlenen van volledige transparantie naar de consument over de herkomst van de in de smartphone aanwezige mineralen, en er tevens voor zorgen dat de mineralen afkomstig zijn uit mijnen in conflictvrije gebieden in de Democratische Republiek Congo. Op die manier hoopt Fairphone de lokale economie te ondersteunen zonder steun te geven aan gewapende groeperingen. Fairphone heeft zich aangesloten bij “the Conflict-free Tin Initiative” en “the Solutions for Hope Project” die garanderen dat tin en tantalium uit conflictvrije gebieden komen. De organisatie schenkt ook veel aandacht aan het welzijn van de werknemers die meewerken in elke fase van de creatie van de smartphone. Van ontginning van mineralen, tot productie van basiscomponenten en de samenstelling van de telefoon. Een eerlijk loon en een veilige en gezonde werkomgeving waarin ook de milieuwetgeving wordt nageleefd is van essentieel belang. Enkel bedrijven die ook deze waarden respecteren, kunnen partner worden van Fairphone. Ondertussen is men bij Fairphone echter nog een stap verder gegaan. Zo biedt het bedrijf volledige transparantie over samenstelling van de telefoon, wie de leveranciers zijn van de onderdelen en hoe de kostprijs van de telefoon wordt bepaald. Daarnaast wil het bedrijf door middel van “Smart Design” rekening houden met alle stadia in de levenscyclus van de smartphone en tevens een telefoon aanbieden die lang meegaat. Fairphone
133
Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (herschikking) 134 Energiegerelateerd product: elk op de markt geïntroduceerd en/of in gebruik genomen goed dat tijdens het gebruik een effect heeft op het energieverbruik, met inbegrip van onderdelen die bedoeld zijn om in onder deze richtlijn vallende energiegerelateerde producten te worden ingebouwd en die ten behoeve van eindgebruikers op de markt worden geïntroduceerd en/of in gebruik worden genomen als losse onderdelen waarvan de milieuprestaties onafhankelijk kunnen worden beoordeeld. 135 OVAM, Wetgeving, 18 augustus 2013, http://www.ecodesignlink.be/nl/informatie/wetgeving. 136 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie uit:
•
Fairphone, Story, 12 juli 2013, http://www.fairphone.com/ - story.
39
heeft zich hiervoor aangesloten bij “The Great Recovery Project”137, een informatie- en netwerkplatform dat als doel heeft het in kaart brengen en aanpakken van de uitdagingen die er zijn, zowel op economisch als ecologisch vlak, in de ontwikkeling, gebruik en de verwerking van consumptiegoederen. Een aantal kernideeën138 zijn: • Design for Longevity: Fabrikanten moeten kwaliteitsvolle producten maken die langer meegaan en waarvan de consument zich minder snel wil ontdoen. Wanneer ze verouderd zijn of stuk gaan, moeten consumenten de mogelijkheid hebben om hun producten zelf te herstellen of te upgraden. Onderdelen moeten eenvoudig te vervangen zijn. De huidige tactiek van “Planned Obsolescence”, waarbij een fabrikant met opzet producten een beperkte levensduur meegeeft om meer te kunnen verkopen is niet meer houdbaar en niet duurzaam. • Design for Service: Transitie naar nieuwe business modellen waarbij consumenten eerder gebruikers worden van goederen door ze bijvoorbeeld te leasen dan dat ze eigenaar worden. Goederen die einde lease zijn gaan terug naar de leasingfirma. Die kan vervolgens het oude product terugnemen en updaten met nieuwe hardware –en software en de grondstoffen in de vervangen componenten recycleren. • Design for reuse and remanufacturing: Opdat consumenten en leasingsfirma’s producten zouden kunnen updaten met nieuwere en performantere hardware en software moeten producten makkelijk demonteerbaar zijn. • Design for material recovery: Wanneer producten makkelijker en sneller demonteerbaar zijn, zou de kost voor recyclage en verwerking een stuk lager liggen en het recyclagerendement een stuk hoger. Fairphone heeft een aantal van die basisprincipes toegepast in zijn nieuwe smartphone. De batterijen zijn eenvoudig te verwijderen en te vervangen, de telefoon heeft de “Dual SIM” configuratie waardoor men 2 SIM-kaarten kan installeren. Ook de verpakking wordt zo minimaal mogelijk gehouden, en laders en accessoires zijn niet inbegrepen in de verpakking. Op lange termijn streeft Fairphone er naar om de Fairphone volledig recycleerbaar te maken, vrij van plastics en toxische stoffen. De credo’s “Made with care” en “Lasting value” zijn fundamentele principes van Fairphone.
4.4.3 Wetenschappelijk onderzoek in het kader van ecodesign139 Het voorbeeld van Fairphone is een modelvoorbeeld van de evolutie naar een eerlijkere en duurzamere economie met aandacht voor alle stakeholders. Voordat de kernideeën van “The Great Recovery Project” (supra, paragraaf 4.4.2) economisch aantrekkelijk kunnen worden voor fabrikanten en op grote schaal zullen worden toegepast, moet men echter de mogelijkheden en technieken voor recyclage verder ontwikkelen. Recyclage van e-waste is een proces dat momenteel te veel focust op enkel het terugwinnen van materialen in onderdelen en componenten ervan. Dit gebeurt in de meeste gevallen door het vermalen van (shredding) het e-waste en het opsplitsen van de verkregen deelstromen. Uit de herwonnen materialen worden dan terug nieuwe producten gemaakt. De economische waarde die aan grondstoffen werd toegevoegd in elke productiestap tijdens de productie van de componenten en onderdelen van EEA verdwijnt dus tijdens de recyclage doordat de onderdelen vernietigd worden. Recyclageprocessen hebben ook een milieu-impact ten gevolge van onder andere energieverbruik. Het is dus zowel van economisch belang als van milieubelang om ook op snelle en eenvoudige wijze volledige onderdelen, componenten en modules uit e-waste te kunnen halen met als doel deze te gaan gebruiken in nieuwe producten waardoor ze onmiddellijk een tweede 137
The great recovery, Redesigning the future, 12 juli 2013, http://www.greatrecovery.org.uk. Fairphone, Designing in circles – The great recovery project, 12 juli 2013, http://www.fairphone.com/2013/03/19/designingin-circles/. 139 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie uit: 138
•
Duflou, J.R., Seliger, G., Kara, S., Umeda, Y., Ometto, A. and Willems, B. (2008), Efficiency and feasibility of product disassembly: a case-based study. CIRP Annals-Manufacturing Technology. v57. 583-600
40
leven krijgen. Daarbovenop komt nog dat door recyclage ook de kwaliteit van de gerecycleerde J.R. Duflou et al. / CIRP Annals - Manufacturing Technology 57 (2008) 583–600 595 materialen daalt. Zo veranderen dikwijls de basiskarakteristieken (treksterkte, elasticiteit, dichtheid) e3 sification of innovative fasteners for self-disassembling products. van metalen, krijgen plastics een grijze kleur door het vermengen van de verschillende kleuren, enz. Fig. 17. Disassembly embedded nut and bolt, triggered by an electric current [42]. Nut; (2) thread; (3) joining feature; (4) groove; (5) segment; (6) plastic band; (7) ger principle embedded design Active disassembly Om deDisassembly hoogwaardige kwaliteit(1) te behouden is het belangrijk bij recyclage de materialen op te splitsen heating wire. hanical Mechanical force [6]; pneumatic force [6] Pneumo-elements [52]; pneumatic force [88] in zuivere homogene Ook hierbij kan that het van [52] belang zijn volledige onderdelen, is required. This [9,11,61]; implies an unlimited number mal Heat-activated joining structuresdeelstromen. [54,47] physical contact SMA freezing elements mical Hydrogen storage alloysame [76]; soluble nuts [52] connections can be unfastened with the disassembly componenten en in of hun geheel af te scheiden voor verdere verwerking. In het kader van tro-magnetic Electro-magnetic fieldmodules [6,40] action, without requiring internal links, as long as the joints are Fig. 19. Example of disassembly embedded product design with mechanical trical Heating wire [49,40]; piezo-electrical effect [6]; positioned in the influence field of the trigger signal. couplingverricht. of connectors [7].“Disassembly “Design For Disassembly” werd reeds heel wat wetenschappelijk onderzoek self-activating SMA [31] An overview of techniques, announced in recent years, that Embedded Design” en “Activeenable Disassembly” zijn voorbeelden vanis2listed concepten waarconcept onderof andere aan Another disassembly embedded product design the shift towards self-disassembling products, in described by Braunschweig [7] makes use of mechanical force. By Table 3. de KULeuven onderzoek naar gevoerd wordt. means of an internal, mechanical coupling of different joining
elements, like snap fits, a central unlocking mechanism is 4.3.1. Disassembly embedded design fastener solutions constructed: exerting a mechanical force at one location causes An early attempt towards Active Disassembly can be found in the unfastening of all individual snap fits (Fig. 19). This concept is [49]. Masui et al. introduced the idea of embedding a separation of particular interest for large systems and is similar to feature inside a product during manufacturing and activating it at mechanisms that can be found in some PC desktop models disassembly. The concept was applied on a CRT monitor: a nickeldesigned for ease of servicing. chrome wire was embedded in the joint between funnel and A third proposed concept is the use of piezo elements that force a screen, which are made out of recycling-incompatible glass types. shape change of adjacent snap fits when electrical tension is applied An electric current through the wire, causing a distributed Joule over the piezo crystals (Fig. 20). Since one piezo element is needed effect, induces thermal stresses in the CRT tube. This results in for every snap fit, this concept has significant cost implications. separation by fracture along the joint between the different glass Moreover, at the end-of-life stage of the product, the question arises types when the allowable stress level is exceeded. how to efficiently remove the piezo elements from the snap fits. Klett et al. presented a number of bolt types equipped with an 17. Disassembly embedded nut and bolt, triggered by an electric current [42]. Finally, Braunschweig [7] described a pneumatic system to unlocking mechanism that is either activated through an electric Nut; (2) thread; (3) joining feature; (4) groove; (5) segment; (6) plastic band; (7) disassemble snapped joints. The product is designed such that the current [40–42] (Fig. 17) or an electro-magnetic field [42]. ing wire. flexible part of the snap fit is connected to a flexible area in the Braunschweig [6,7] explored a similar concept of using ysical contact is required. This implies that an unlimited number housing of the product. A special disassembly tool is used to create electromagnets as trigger for disassembly. By attaching a magnet connections can be unfastened with the same disassembly a cavity next to the flexible area. When compressed air is driven anchor on the flexible part of a snap fit, the near presence of an on, without requiring internal links, as long as the joints are into the cavity, this area moves into the product, while unsnapping electromagnet the embedded disassembly action This Fig. 19. Example ofinitiates disassembly product design(Fig. with18). mechanical the snap fit (Fig. 21). In this configuration, problems of visibility, itioned in the influence field of the trigger signal. concept a solution for the unsnapping problem of unreachcoupling of offers connectors [7]. safety and producebility arise. able snap fits. However, other problems, such as the identification An overview of techniques, announced in recent years, that In [54] and [47] the use of product specific integral joining orAnother localisation of fasteners in the embedded product, remain, concept of disassembly product which design ble the shift towards self-disassembling products, is listed in Afbeelding 5: Disassembly 'snap fit' een structures elektromagneet was proposed, where the snapped joints are unfastened necessitates product specific disassembly treatment. described by embedded Braunschweig [7] makes usegetriggerd of mechanicaldoor force. By le 3. means of an internal, mechanical coupling of different joining by the application of localized heat sources, generated through
4.4.3.1 Disassembly Embedded Design
Dit concept maakt gebruik van scheidingstechnieken die productgebonden zijn. Deze technieken worden in het product geïntegreerd tijdens de ontwerpfase. In de ontmantelingsfase is nog steeds een afzonderlijke manipulatie van ieder product vereist om het ontmantelingsproces in gang te zetten. Hieronder volgen twee voorbeelden van scheidingstechnieken die in een product kunnen geïntegreerd worden. Afbeeldingen 5 en 6 dienen als verduidelijking. • Voorbeeld 1: Ontmanteling getriggerd door elektromagneten. Door activatie van de elektromagneet wordt het magnetisch element (“magnet anchor”) aangetrokken. Gevolg is de ontgrendeling van het verbindingselement (“connection element”) – de zogenaamde ‘snap fit’ – en de afscheiding van het te demonteren onderdeel (“part to remove”)
elements, like snap fits, a central unlocking mechanism is 1. Disassembly embedded design fastener solutions constructed: exerting a mechanical force at one location causes An early attempt towards Active Disassembly can be found in the unfastening of all individual snap fits (Fig. 19). This concept is ]. Masui et al. introduced the idea of embedding a separation of particular interest for large systems and is similar to ture inside a product during manufacturing and activating it at mechanisms that can be found in some PC desktop models assembly. The concept was applied on a CRT monitor: a nickeldesigned for ease of servicing. ome wire was embedded in the joint between funnel and A third proposed concept is the use of piezo elements that force a een, which are made out of recycling-incompatible glass types. shape change of adjacent snap fits when electrical tension is applied electric current through the wire, causing a distributed Joule over the piezo crystals (Fig. 20). Since one piezo element is needed ct, induces thermal stresses in the CRT tube. This results in for every snap fit, this concept has significant cost implications. aration by fracture along the joint between the different glass Moreover, at the end-of-life stage of the product, the question arises es when the allowable stress level is exceeded. how to efficiently remove the elements from the snap fits. Klett et al. presented a number of bolt types equipped with an Fig. 18. Disassembly embedded snap piezo fit triggered by an electromagnetic field [7]. Fig. 20. Disassembly embedded snap fits using piezo element-based actuation [7]. Bron: Braunschweig A (2004) Automatic Disassembly of Snap-in Joints Electro- system mechanical Devices. Proceedings of the 4th Finally, Braunschweig [7] described a in pneumatic to ocking mechanism that is either activated through an electric International Congresssnapped Mechanical Engineering Technologies’04, disassemble joints. The product is designed such that theVarna, 48–56. rent [40–42] (Fig. 17) or an electro-magnetic field [42]. flexible part of the snap fit is connected to a flexible area in the Braunschweig [6,7] explored a similar concept of using housing of the product. Avan specialpiëzo-elementen disassembly tool is used140 to create ctromagnets as trigger for By attaching a magnet • disassembly. Voorbeeld 2: Ontmanteling door middel . Door activering van de piëzoa cavity next to the flexible area. When compressed air is driven hor on the flexible part of a snap fit, the near presence of an elementen het This aanleggen van een spanning gaan ze while vervormen. into the cavity, this area moves into the product, unsnapping De vervorming zorgt voor de ctromagnet initiates the disassembly actiondoor (Fig. 18). the snap fit (Fig. 21). In this configuration, problems of visibility, cept offers a solution for the unsnapping problem of unreachontgrendeling van het verbindingselement – de zogenaamde ‘snap fit’- en de afscheiding van het te safety and producebility arise. e snap fits. However, other problems, such as the identification In [54] and [47] the use of product specific integral joining localisation of fasteners in the product, remain, which demonteren onderdeel. structures was proposed, where the snapped joints are unfastened essitates product specific disassembly treatment. by the application of localized heat sources, generated through Afbeelding 6: Disassembly embedded 'snap fit' met piezo-element activering
Fig. 20. Disassembly embedded snap fits using piezo element-based actuation [7]. Bron: Braunschweig A (2004) Automatic Disassembly of Snap-in Joints in Electro- mechanical Devices. Proceedings of the 4th International Congress Mechanical Engineering Technologies’04, Varna, 48–56.
18. Disassembly embedded snap fit triggered by an electromagnetic field [7].
Ondanks de kansen en voordelen die dit concept biedt, heeft het toch een aantal nadelen: de toegepaste technieken moeten afgesteld en geïntegreerd worden in het product in de ontwerpfase
140
Het piëzo-elektrisch effect is het verschijnsel dat kristallen van bepaalde materialen onder invloed van druk (bijvoorbeeld buiging) een elektrische spanning produceren en andersom: vervormen als er een elektrische spanning op wordt aangelegd.
41
waardoor de toepassing heel wat tijd en expertise vereist. Daarenboven zorgt de vereiste manipulatie van elke individueel product voor een plafonnering van de te behalen tijdswinst.
4.4.3.2 Active Disassembly Dit concept maakt gebruik van innovatieve bevestigingsmaterialen (innovative fasteners) die door een externe trigger, of een reeks van externe triggers, een demontageproces starten. Hierdoor is geen afzonderlijke manipulatie vereist van het te demonteren voorwerp. Dit impliceert dat een oneindig aantal verbindingen tegelijkertijd kan gedemonteerd worden zolang het bevestigingsmateriaal zich in de beïnvloedingszone van de externe trigger(s) bevindt. Dit zorgt voor een enorme tijdswinst in het ontmantelingsproces. De bevestigingsmaterialen kunnen in om het even welke toepassing ingezet worden. In deze innovatieve bevestigingsmaterialen maakt men gebruik van ‘Shape Memory Materials’ (SMM). Dit zijn materialen die van vorm veranderen bij een welbepaalde triggertemperatuur. Zo kunnen schroeven bij een bepaalde trigger-temperatuur veranderen in eenvoudige pinnen waardoor ze hun ‘klem’-functie verliezen en eenvoudig loskomen. Deze technologie werd reeds getest in een variëteit aan producten waaronder gsm’s samengebouwd met SMM snap-fits (SMM verbindingselementen). Na aanleggen van een trigger-temperatuur vervormden alle snap-fits waardoor de componenten in de gsm’s eenvoudig loskwamen en de gsm’s snel konden worden ontmanteld. Resultaat was een ontmantelingstijd van 14s voor één gsm, wat 5 tot 10 maal sneller is dan klassieke ontmanteling. Ook aan dit systeem zijn echter nog een aantal nadelen verbonden. In de eerste plaats de kostprijs van de SMM’s. Daarnaast zijn afwijkingen in de tijd van de triggertemperatuur en lage schokbestendigheid van de materialen bijkomende nadelen.
42
5 Illegale handel in e-waste Het groeiende milieubewustzijn in de geïndustrialiseerde landen, de daarmee gepaard gaande introductie van milieuwetgeving, de strengere eisen en stijgende kosten met betrekking tot afvalverwerking en de wereldeconomische globalisering deden in de jaren 80 van de 20e eeuw een massale afvalstroom ontstaan van geïndustrialiseerde landen naar ontwikkelingslanden (supra, paragraaf 4). Ondernemingen grepen hiermee de kans de milieukosten van de verwerking van hun afval te externaliseren op de maatschappij. Als respons op onder andere de ontdekking van storten van toxisch afval in ontwikkelingslanden in de jaren 80 en 90 van de 20e eeuw, en de media-aandacht die daaraan werd geschonken141, werden op internationaal en Europees vlak heel wat inspanningen geleverd om deze afvaltransporten wettelijk te reguleren (supra, paragraaf 4.1 en 4.2). Echter, ondanks de geleverde inspanning op regelgevend vlak, blijft illegaal transport van (e-)waste een wereldwijd probleem. Wat betreft Europa behoren de havens van Rotterdam en Antwerpen, gezien hun strategische ligging, bij de belangrijkste exportlocaties van illegaal e-waste142. E-waste van onder andere Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, Spanje, Italië, België en Nederland wordt van hieruit verscheept naar voornamelijk Afrika en zuidoost Azië143.
5.1 Een overzicht van de wereldwijde handel in ewaste144 In de EU werd in 2007 naar schatting tussen de 8,3 en 9,1 miljoen ton e-waste geproduceerd, maar slechts één derde hiervan werd op gepaste wijze verwerkt. De rest verdween in stortplaatsen of werd illegaal getransporteerd. Volgens de EPA werden in de Verenigde Staten 370 miljoen stukken e-waste geproduceerd in 2007. 50-80% van het ingezamelde e-waste verdwijnt momenteel naar ontwikkelingslanden. Ghana is ‘the e-waste capital of Africa’ geworden. E-waste van lage kwaliteit afkomstig van de VS en Europa wordt geïmporteerd in de haven van Tema, vervolgens op vrachtwagens geladen en naar grote dumpingplaatsen gebracht in Agbogbloshie aan de buitenrand van de hoofdstad Accra. Hier wordt het vervolgens kapotgeslagen en verbrand om er de waardevolle materialen uit te halen en te verkopen. Moederborden en harde schijven worden geëxporteerd naar Nigeria en China. Nigeria kent in vergelijking met Ghana een veel grotere refurbishing en reparatiemarkt voor e-waste en GEEA. Maandelijks arriveren hier naar schatting tot 500 containers gevuld met e-waste en GEEA. Volgens rapporten van de US State Department is Nigeria daarenboven één van de hotspots van cybercriminaliteit wereldwijd145. Cybercriminelen trachten waardevolle gegevens te achterhalen via onder andere niet gewiste harde schijven. India importeert jaarlijks tot 500.000 ton e-waste. In Bangalore gebeurt recyclage op relatief verantwoorde wijze. Het ewaste wordt hier ontmanteld met de hand zonder gebruik te maken van verbranding of zuurbaden. De impact op de arbeiders ten gevolge van de schadelijke bestanddelen van e-waste blijft echter aanzienlijk. Voornamelijk in New Delhi worden waardevolle metalen op printplaten verwijderd door deze onder te dompelen in zuurbaden. De zuurdampen en het dumpen van zuren in rivieren zijn zeer schadelijk voor mens en milieu. China is ’s werelds grootste importeur van e-waste. Tot 70% van alle illegaal getransporteerde e-waste is bestemd voor China. De haven van Hong Kong is één van de grootste transithavens wereldwijd. E-waste afkomstig van Japan, Zuid-Korea, Europa en de VS vindt 141
Voor meer informatie over transporten van toxisch afval, zie website http://www1.american.edu/TED/oauwaste.htm.
142 143
IMPEL-TFS (2005). IMPEL-TSF Threat Assessment Project, the illegal shipments of waste among IMPEL Member States.
Ibid. Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie uit: • Leslie Young, The global trade in http://www.pbs.org/frontlineworld/stories/ghana804/map/map.html. 145 Documentaire : “Ghana : digital dumping ground (23 juni 2009) (7’20”), http://www.pbs.org/frontlineworld/stories/ghana804/video/video_index.html. 144
43
e-waste,
23
april
2013,
via Hong Kong zijn weg naar het Chinese binnenland en andere locaties in Azië. Dagelijks arriveren hier 50 tot 100 containers van de Verenigde Staten alleen.
5.2 Wat is illegaal? Vooraleer over te gaan tot het bespreken van de drijvende krachten achter de illegale handel is het nodig te begrijpen wanneer een transport van afval als illegaal moet worden beschouwd. Het is belangrijk hier een onderscheid te maken tussen lidstaten van de EU en landen die geen lid zijn van de EU. Wat betreft landen die geen lid zijn van de EU, geldt het verdrag van Bazel als voornaamste wetgeving die het internationaal transport aan banden legt. Wat betreft EU-landen is dit EVOA (2006).
5.2.1 Illegaal onder het Verdrag van Bazel146 • Import van afval en gevaarlijk afval afkomstig van een niet-Bazel land (bijvoorbeeld Verenigde Staten) door een Bazel-land, of export van afval en gevaarlijk afval afkomstig van een Bazel-land naar een niet-Bazel land (artikel 4, lid 5 Verdrag van Bazel), tenzij een bilateraal of multilateraal akkoord bestaat tussen deze landen (artikel 11, lid 1 Verdrag van Bazel). Zo’n multilateraal akkoord bestaat tussen de Verenigde Staten en de OESO147. Het is Bazel landen die tevens lid zijn van de OESO dus toegestaan om e-waste van de Verenigde Staten te importeren. Elke import van ewaste afkomstig van de Verenigde staten door een niet-OESO Bazel land is echter illegaal. Als voorbeeld is het belangrijk op te merken dat, aangezien de Verenigde Staten geen partij is van het Verdrag van Bazel, export van de Verenigde Staten die niet voldoet aan het Verdrag van Bazel enkel illegaal is in het importerende Bazel-land. Zo is export van e-waste afkomstig van de Verenigde Staten naar bijvoorbeeld China (een Bazel-land) illegaal in China maar niet in de Verenigde Staten (geen Bazel-land). China wordt zo door de Verenigde Staten in een onhoudbare positie gedwongen waarin het verplicht is goederen te ontvangen die reeds aan de grenzen zijn toegekomen maar die wel illegaal zijn om te importeren. China zou deze goederen kunnen weigeren, het is echter onmogelijk om elke lading aan de grenzen te controleren, en nog moeilijker om rederijen te verplichten deze goederen terug te sturen naar land van oorsprong. Daarenboven zijn omkooppraktijken van grenscontroleurs dagelijkse praktijk. Toch hebben de Verenigde Staten tot op heden geen actie ondernomen om transporten, waarvan geweten is dat ze illegaal zijn in het importerende land, te verbieden. Naast China zijn veel andere landen in Zuidoost Azië en in Afrika die partij zijn van het Verdrag van Bazel slachtoffer van deze praktijken. Deze landen hebben noch het geld, noch de macht om inkomende ladingen frequent te controleren en illegale ladingen terug te sturen naar land van oorsprong. Bijlage 4 van deze masterproef bevat de lijst van Bazel-landen waarin het illegaal is e-waste afkomstig van de Verenigde Staten te importeren.
• Export van gevaarlijk afval van het éne Bazel-land naar een ander Bazel-land dat de import van gevaarlijk afval verbiedt volgens nationale wetgeving (artikel 4, lid 1b Verdrag van Bazel). Zo heeft Nigeria alle import van gevaarlijk afval verboden. Export van e-waste vanuit een Bazel-land naar Nigeria is dus illegaal in het exporterende land.
• Export of import van gevaarlijk afval tussen en via Bazel-landen die aangegeven hebben dit te aanvaarden, zonder een voorafgaandelijke ‘Prior Informed Consent’ tussen export, import en transitland (artikel 4, lid 1c Verdrag van Bazel).
146
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie uit: • BAN (2005). The Digital Dump. Exporting Re-use and Abuse to Africa. Seatlle: The Basel Action Network (BAN). 147 Volgens Annex IV uit BAN (2005). The Digital Dump. Exporting Re-use and Abuse to Africa. Seatlle: The Basel Action Network (BAN).
44
Het is interessant om op te merken dat EVOA (2006) op dit vlak veel strenger is dan het verdrag van Bazel. EVOA (2006) verbiedt sowieso elk transport van gevaarlijk afval vanuit Europa naar niet-OESO landen (supra, paragraaf 4.2.2), ook al is de import van gevaarlijk afval niet verboden volgens de nationale wetgeving van het importerende land. Het Verdrag van Bazel laat dit transport wel toe op voorwaarde dat voorafgaand aan het transport een Prior Informed Consent wordt uitgevoerd en op voorwaarde dat beide landen waartussen de handel plaatsvindt partij zijn van het Verdrag van Bazel. Toch bevat het Bazel Ban Amendement een lijst van landen waartussen handel van gevaarlijk afval verboden is (het Amendement verbied alle export van gevaarlijk afval van landen vermeld in Annex VII148 van het Verdrag naar alle landen niet vermeld in Annex VII van het Verdrag). Dit Bazel Ban Amendement is echter nooit in voege getreden wegens onvoldoende voorkeurstemmen (supra, paragraaf 4.1).
• Import of export van gevaarlijk afval dat niet overeenstemt met wat is ingevuld op de verplichte documentatie.
5.2.2 Illegaal volgens EVOA (2006) Wat betreft AEEA omschrijft EVOA (2006) ‘illegale overbrenging’ als elke overbrenging (artikel 2, lid 35 EVOA (2006))149: a. Zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten b. Zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten c. Met een door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of fraude verkregen toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten. d. Die niet met de kennisgeving of de vervoersdocumenten overeenstemt. e. Die resulteert in een verwijdering of nuttige toepassing die in strijd is met de communautaire of internationale regelgeving. f. Met als doel de verwijdering ervan buiten de Europese Unie (artikel 43 EVOA (2006)). g. Met als doel de nuttige toepassing ervan in niet-OESO landen (artikel 36 EVOA (2006)).
5.3 De drijvende krachten achter de illegale handel in ewaste150 Om een analyse te doen van de problematiek van de illegale handel in e-waste is het in de eerste plaats noodzakelijk de motieven te kennen van individuen en georganiseerde groepen om e-waste te verhandelen. Deze motieven hangen af van de landen waarin men zich bevindt, namelijk of het gaat om exporterende landen of importerende landen. Er zijn drijvende krachten die ervoor zorgen dat ewaste op illegale wijze van zijn bron wordt verwijderd. Dit zijn de zogenaamde push-factoren. Daarnaast moet er ook een vraag zijn naar (illegaal) e-waste. De motieven die de vraag naar e-waste creëren noemen we de pull-factoren151.
5.3.1 Push-factoren Een eerste push-factor die aanleiding gaf tot afvaltransporten was de historische ontwikkeling van de afvalproblematiek in de geïndustrialiseerde landen en de evolutie van de steeds strenger wordende 148
Het gaat hier om staten die lid zijn van de OESO, EVA + Liechtenstein. De Rijck, R. (2011). A flaw in the criminal approach of international waste transport in Europe. Paper presented at the INECE 9th International Conference, British Columbia, Canada, 20-24 June 2011. 150 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie verzameld tijdens interviews met RUDI DAEMS en LIESELOT BISSCHOP op respectievelijk 27 maart 2013 en 19 april 2013. De gegevens uit de interviews werden aangevuld met informatie uit de literatuur. 149
151
Bisschop, L. (2012). Is it all going to waste? Illegal transports of e-waste in a European trade hub. Crime, Law and Social Change.
45
milieuwetgeving. Waar afval vroeger gestort werd, moesten bedrijven plots betalen om zich te ontdoen van hun afval. Afval werd een handelsgoed en het loonde voor bedrijven om hun afval te transporteren naar locaties die geen strenge eisen stelden aan de afvalverwerking en waar de kosten voor verwijdering laag of onbestaande waren. Door de introductie van internationale en Europese wetgeving werd deze internationale handel echter aan banden gelegd en werd het bedrijven verboden afval voor verwijdering152 naar de ontwikkelingslanden te transporteren.
5.3.1.1 De voeding naar de illegale markt met België als voorbeeld E-waste van professionele apparatuur kan in België worden opgehaald via het charter-systeem van vzw Recupel (supra, paragraaf 4.3.5.3). Het verschil met het gratis inzamelsysteem voor huishoudelijk e-waste is dat de milieubijdrage voor professionele apparaten enkel een administratieve bijdrage is, die de inzamel- en verwerkingskost niet dekt. Bedrijven in België zijn dus verplicht te betalen voor de verdere verwerking van hun afval. Vzw Recupel biedt ondernemingen hiervoor lijsten aan met vergunde charter-ophalers en charter-verwerkers die aan haar rapporteren. Toch wagen sommige ondernemingen het nog altijd afvalstoffen op illegale wijze te transporteren, zij het meestal via tussenpersonen aan wie zij op legale wijze hun afval verkopen. Echter, de bedrijven die hun afval verkopen aan deze tussenpersonen zouden zich vragen kunnen stellen bij de bedragen die ze soms nog krijgen voor hun afval. Het is onmogelijk voor deze tussenpersonen om deze hoge bedragen te betalen voor het e-waste, vervolgens te betalen voor de verwerking op gepaste wijze en toch nog winst te halen louter door verkoop van de gerecycleerde materialen als secundaire grondstof. De enige manier om winst te maken, is door de kosten voor de verwerking van het e-waste te drukken. Dit is mogelijk in ontwikkelingslanden waar de verwerkingskosten veel lager liggen doordat men niet investeert in installaties die de impact van de verwerking op mens en milieu beperken. De bedrijven die hun e-waste dus ‘legaal’ verkopen, zouden zich bewust moeten zijn van het feit dat ze illegale circuits voeden. Een rapport153 van de Nederlandse VROM-inspectie wijst er op dat voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen zich zullen wagen aan illegale praktijken aangezien grote bedrijven teveel imagoschade kunnen leiden hierdoor. Het gebeurt dat bedrijven, maar ook overheidsinstellingen, contracten afsluiten met zogenaamde refurbishers154. Die vervangen de oude apparaten door nieuwe en garanderen dat de data op e-waste en GEEA gewist worden. Vervolgens worden de oude apparaten gerefurbished (en de niet-repareerbare worden gerecycleerd) en verkocht als tweedehandsgoederen aan scholen of gedoneerd aan ontwikkelingsprojecten in ontwikkelingslanden (infra, paragraaf 5.5), of verkocht aan consumenten die niet op zoek zijn naar de nieuwste technologieën. Sommige refurbishers hebben echter niet deze nobele bedoelingen. Het gebeurt dat sommigen beloven om e-waste en GEEA te refurbishen, maar dat ze in het beste geval slechts een deel refurbishen en de rest ook op illegale wijze naar ontwikkelingslanden transporteren. Soms worden zelfs niet alle data gewist. Dit houdt voor bedrijven en overheidsinstellingen grote risico’s in aangezien gevoelige en betrouwbare informatie in verkeerde handen kan terechtkomen. Een rapport van de EIA155 uit 2011 beschrijft hoe illegale handelaars in het Verenigd Koninkrijk contracten hebben met overheidsdiensten, ziekenhuizen, enz. waarbij de harde schijven niet naar behoren worden gewist. Wat betreft huishoudelijk e-waste en GEEA in België kunnen consumenten dit gratis inleveren aan de eindverkoper bij aankoop van een nieuw toestel (supra, paragraaf 4.3.5.3). Daarnaast kunnen consumenten hun e-waste ook gratis inleveren in containerparken. Vzw Recupel haalt op regelmatige 152
Ook transport van gevaarlijk afval voor nuttige toepassing naar niet-OESO landen werd verboden in EVOA (2006).
153
VROM-inspectie (2011). Evaluatie en vooruitblik ketenproject elektrische en elektronische apparaten 2010 (pp. 51). Den Haag: VROM-Inspectie - Directie Uitvoering. 154 Refurbishers : Zijn alle reparatie-eenheden, service centers, enz., die de levensduur van apparatuur verlengen. Ze voeden de tweedehands markt. 155
Environmental Investigation Agency (2011). System Failure. The UK's harmful trade in electronic waste. London: Environmental Investigation Agency.
46
basis dit e-waste op en zorgt ervoor dat het op gepaste wijze wordt verwerkt. Indien de consument van oordeel is dat zijn toestel nog werkt (eventueel mits een kleine reparatie), kan hij het inleveren in een kringloopwinkel, aan een goed doel schenken of verkopen als tweedehandsproduct. Daarnaast kunnen consumenten hun e-waste inleveren bij kleinschalige inzamelaars zoals schroothandelaren. De steeds strenger wordende wetgeving en de eisen waaraan schroothandelaren moeten voldoen, willen ze e-waste stockeren, zorgt er echter voor dat sommigen die financieel niet aan deze eisen kunnen voldoen als het ware in de illegaliteit geduwd worden. Ze zijn dan ook meer geneigd om het ewaste dat ze zelf ontvangen te voeden in illegale circuits156. In containerparken en recyclagebedrijven kan het gebeuren dat bepaalde personen in de verleiding komen bepaalde hoeveelheden e-waste door te verkopen aan individuen of georganiseerde groepen die zich bezig houden met de organisatie van illegale transporten. Ook handelaars kunnen e-waste dat in het kader van de aanvaardingsplicht terugkomt, doorverkopen buiten het Recupel-systeem. Er is namelijk geen verplichting voor containerparken en handelaars om registers bij te houden van binnengekomen e-waste. Vzw Recupel rapporteert enkel aan OVAM wat het ophaalt in het kader van de aanvaardingsplicht. Diefstal op containerparken en bij handelaars is een andere manier waarop e-waste in het illegale circuit kan terechtkomen157.
5.3.2 Pull-factoren Het externaliseren van de verwerkingskosten is niet de enige reden waarom e-waste wordt getransporteerd naar ontwikkelingslanden. In de importlanden zelf is er een grote markt voor e-waste en GEEA. Deze markt creëert een sterke vraag naar deze producten. We spreken hier van een eerste pull-factor. Het feit dat in vele van deze ontwikkelingslanden import niet is toegelaten158, zorgt dat de prijzen ervan nog hoger liggen en de winsten voor de importeurs dus groter zijn. Dit vormt een extra motivatie om te importeren. In Nigeria wordt voor gebruikte televisietoestellen, afhankelijk van de staat waarin ze zich bevinden, tot £70/stuk (≈€82/stuk) geboden, terwijl ze in het Verenigd Koninkrijk verkocht worden aan £1,5/stuk tot £2/stuk (≈€2,3/stuk)159. Aangezien het verschepen van containers heel goedkoop is, haalt men aanzienlijke winsten uit deze transporten. E-waste en GEEA vormen daarenboven voor veel mensen in ontwikkelingslanden de enige manier om aan betaalbare EEA te komen. De import van deze producten is dan ook ‘booming business’ en vormt een belangrijk deel van de lokale economie. Eenmaal het transport aangekomen bij de eindbestemmeling start de importeur met het leeghalen van zijn containers en met het verkopen van zijn producten. Veel producten worden direct verkocht aan uitbaters van lokale shops. Het is belangrijk om te vermelden dat wat wij in de geïndustrialiseerde landen zien als e-waste in de ontwikkelingslanden in vele gevallen niet wordt aanzien als afval, maar als bruikbaar materiaal. Zelfs al werken veel van de toestellen niet meer. De kwaliteit van de geïmporteerde producten varieert dus heel sterk en bijna alle shops doen bijgevolg aan refurbishing en herstelling van de geïmporteerde goederen. Het niveau van de werknemers en managers van de lokale shops is soms verrassend hoog. Velen hebben ingenieursdiploma’s, wat heel verwonderlijk lijkt gezien de primitieve en smerige omstandigheden waarin men werkt. De lage lonen die deze mensen krijgen maakt het herstellen van de producten economisch rendabel. Een BANrapport160 dat de import in Afrika bespreekt, getuigt onder andere van het repareren en opnieuw opvullen van koelcircuits van koelapparaten, het deblokkeren en repareren van kapotte gsm’s (waarbij 156
Informatie afkomstig uit interview met L.BISSCHOP, Researcher at Research group Governing and Policing Security (GaPS) Associated Faculty of Business and Public Administration at University College Ghent – Ghent University; Visiting researcher at Haskayne School of Business, University of Calgary en Assistent editor of European Journal of Policing Studies, 19 april 2013. 157 Bisschop, L. (2012). Is it all going to waste? Illegal transports of e-waste in a European trade hub. Crime, Law and Social Change. 158 Doordat ingegaan wordt tegen de nationale wetgeving van die landen, of doordat ingegaan wordt tegen de regels van het Verdrag van Bazel of EVOA (2006). 159 Environmental Investigation Agency (2011). System Failure. The UK's harmful trade in electronic waste. London: Environmental Investigation Agency. 160 BAN (2005). The Digital Dump. Exporting Re-use and Abuse to Africa. Seatlle: The Basel Action Network (BAN).
47
tot 80% van de gsm’s hersteld wordt) en het herstellen van computers, printers, faxapparaten en kopieermachines waarbij de behuizing wordt gereinigd en opnieuw geschilderd en waarbij indien nodig kapotte chips worden vervangen. Toestellen die niet te repareren zijn, worden opgehaald door verzamelaars (zogenaamde ‘scavengers’) en naar lokale verwerkingsplaatsen gebracht. Afhankelijk van het importerende land kunnen dit grote dumpplaatsen zijn (zoals in Ghana, Nigeria) of eerder kleinschalige verwerkingslocaties eigendom van particulieren die een eigen informeel recyclagebedrijf hebben (zoals in Azië). Geschat wordt dat ongeveer 75% van de geïmporteerde elektronica in Afrika onbruikbaar is en onmiddellijk naar de dumpsites gaat161. Dit brengt ons meteen tot een andere pullfactor, namelijk herwinnen van de kostbare grondstoffen aanwezig in de afgedankte elektronica. De goederen worden ontmanteld en de waardevolle materialen worden eruit gehaald en verkocht aan lokale opkopers. De oorsprong van deze opkopers is moeilijk te achterhalen, maar dikwijls zou het om Aziaten gaan of om tussenpersonen die de waardevolle grondstoffen naar Azië transporteren en daar laten versmelten tot basiscomponenten voor nieuwe elektronica162. De verkoop, reparatie en informele recyclage van e-waste en GEEA betekent in vele ontwikkelingslanden een bron van inkomen voor een groot deel van de bevolking. Zo schat men dat deze informele sector in Ghana163 jaarlijks 100 tot 250 miljoen US dollar omzet draait en tot 22.000 mensen tewerkstelt in de stad Accra alleen164. De import van betaalbare elektronica en nieuwe technologieën, het garanderen van een inkomen voor een groot deel van de bevolking en de aanvoer van schaarse grondstoffen zijn voor vele overheden van ontwikkelingslanden een reden om de controle op de invoer van illegaal e-waste niet te ver op te drijven.
5.3.3 De ‘technieken’ om e-waste illegaal te exporteren165 Illegaal e-waste vindt zijn weg naar ontwikkelingslanden voornamelijk door de tussenkomst van ewaste toeristen en e-waste makelaars. E-waste toeristen zijn individuen die naar geïndustrialiseerde landen komen en e-waste en GEEA opkopen. Vervolgens laden ze dit in containers, verschepen het naar de eindbestemming en wachten het daar op. In vele gevallen zijn deze e-waste toeristen familieleden of kennissen (die in de geïndustrialiseerde landen verblijven) van importeurs op de eindbestemming. Naast e-waste toeristen bestaan er ook de e-waste makelaars. Zij doen louter inkoop en verkoop van e-waste. Ze hebben contacten met klanten die op de eindbestemming e-waste wensen te importeren en hebben tevens contacten met verkopers van e-waste en GEEA in de geïndustrialiseerde landen. In Vlaanderen moeten zij zich laten registreren bij OVAM166. De procedure voor het verschepen van een container is als volgt: de toerist/makelaar laat een container vullen en is verplicht de inhoud ervan aan te geven bij een douanekantoor. Bij de aangifte wordt een douaneaangifteformulier afgegeven door de douane als bewijs van aangifte. Het aangifteformulier bevat de gegevens van de verzender (toerist/makelaar), de gegevens van de ontvanger, een korte beschrijving van de inhoud van de container, de waarde van de inhoud van de container, eventueel een aantal facturen, … Voor het regelen van de douaneaangifte contacteert de toerist/makelaar een zogenaamde expediteur. De gegevens van deze expediteur worden ook vermeld op het douaneaangifteformulier. De expediteur contacteert vervolgens een scheepsagent. Deze laatste 161
Martin Oteng-Ababio (2012). Electronic Waste Management in Ghana – issues and practices. Intech. Informatie afkomstig uit interviews met RUDI DAEMS en LIESELOT BISSCHOP op respectievelijk 27 maart 2013 en 19 april 2013. 163 Volgens BAN (2005), The Digital Dump. Exporting Re-use and Abuse to Africa , Seatlle: The Basel Action Network (BAN) is Ghana naast Nigeria één van de voornaamste importlanden van e-waste in Afrika. 164 Bisschop, L. (2012). Is it all going to waste? Illegal transports of e-waste in a European trade hub. Crime, Law and Social Change. 165 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie verzameld tijdens een interview met MARC DE STROOPER, controleur bevoegd voor de doorvoer van afvalstoffen bij de Federale Leefmilieu Inspectie (FLI), 14 juni 2013. 166 Artikel 11.3, §1 en §2 VLAREMA 162
48
verhuurt een aantal loten op een schip. De andere loten op dat schip worden verhuurd door andere scheepsagenten. De scheepsagent kent vervolgens aan de expediteur een lot toe voor die éne container. De rederij waartoe het schip behoort, heeft een overzicht van alle loten op dat schip. Wanneer een container toekomt op de haven van verzending, moet het douaneaangifteformulier dat de container vergezelt worden afgegeven op het douanekantoor van de haven. De douanebeambte kan dan eventueel nog beslissen de container aan een controle te onderwerpen. De container wordt, indien goedgekeurd, opgeladen op het schip en verscheept naar de bestemming. De illegale export van e-waste uit België is eerder beperkt vanwege de strenge wetgeving (infra, paragraaf 6.1.1 voor exportgegevens in Vlaanderen). Het meeste e-waste dat België illegaal verlaat (80%), is doorvoer uit andere landen. De grote problematiek met betrekking tot e-waste is dat momenteel in geen enkele uitvoeringswetgeving is vastgelegd wanneer men GEEA definieert als ewaste. Behalve de Code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA van OVAM (die niet verplicht te volgen is) hebben toezichthouders dus geen wettelijke beoordelingscriteria die ze kunnen gebruiken om e-waste ook daadwerkelijk als e-waste te categoriseren. Toeristen/makelaars die ewaste willen transporteren zullen op hun douaneaangifte niet vermelden dat het om afval gaat maar wel om tweedehands EEA. Voor dit tweedehands EEA geldt de EVOA (2006) regeling niet (supra, paragraaf 4.2). De enige verplichting die geldt, is de douaneaangifte. Op 14 juni 2013 werd bij een controle door de Federale Leefmilieu Inspectie (infra, paragraaf 6.3) een verdachte lading uit een container met bestemming Nigeria gecontroleerd167. De container bevatte televisies, koel- en vriestoestellen, matrassen, valiezen, inox gootstenen, radio’s en boxen, fietsen, kookplaten, strijkijzers, bumpers van wagens, deuren van wagens, potten en pannen, brandstoftanks van wagens, fietsen, dvd-spelers, kledij en 2 camionettes die zo zwaar waren volgestouwd met materiaal, dat ze door hun assen zakten. Wat voor ons aanzien werd als afval, was nog steeds waardevol voor de bestemmeling van deze materialen. In principe moet voor grensoverschrijdend transport van afvalstoffen de regeling van EVOA (2006) gevolgd worden. Dit wil zeggen dat de afvalstoffen gescheiden van elkaar moeten worden opgeslagen in de container. Voor niet-gevaarlijke afvalstoffen moet het transport sowieso vergezeld zijn van het bijlage VII document van EVOA (2006) dat voor elke afvalstof onder andere begeleidende informatie bevat over hoe en waar het zal verwerkt worden. Voor gevaarlijke afvalstoffen, waaronder e-waste, moet het transport begeleid worden door een vervoersdocument en kennisgevingsdocument en gelden bestemmingsbeperkingen. Aangezien de lading zogezegd enkel tweedehandsmaterialen bevatte, waren geen van deze documenten aanwezig. Tijdens de controle waren de enige beoordelingscriteria die door toezichthouder werden gebruikt om GEEA als e-waste aan te duiden: • Of het apparaat functioneerde. Was dit niet het geval, dan werd het gedefinieerd als e-waste. • Of het apparaat CFK's / HCFK's bevatte. Koel– en vriesapparatuur die deze producten bevatten, werden gedefinieerd als e-waste. Daarnaast werd ook nagegaan of er gevaarlijke stoffen tussen de lading aanwezig waren. Indien dit het geval was, dan werden deze uit de lading verwijderd aangezien niet aan de wetgeving inzake transport van gevaarlijke stoffen werd voldaan. Zo werden meer dan 290 compressoren afkomstig van koel- en vriestoestellen uit de lading verwijderd. De compressoren bevatten grote bobijnen met koper. In Europa worden ze gekocht voor €5/stuk, terwijl ze in Afrika verkocht worden aan €30/stuk. De compressoren bevatten echter olie, wat wordt aanzien als een gevaarlijke stof. Met de andere voorschriften uit de OVAM Code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA werd tijdens de controle geen rekening gehouden. Zo werden Tv’s met beeldbuis-scherm (CRT-scherm)168 die nog functioneerden niet tegengehouden, waar de code zegt dat ze integraal als afval te beschouwen zijn, 167
De auteur van deze masterproef was op dat moment bij deze controle aanwezig. Wanneer deze geëxporteerd worden naar niet-OESO landen komen de meeste tweedehands CRT-schermen uiteindelijk terecht bij informele afvalverwerkers, die zich beperken tot het recupereren van de waardevolle metalen zoals koper. De rest van het apparaat wordt gestort of verbrand, waarbij milieugevaarlijke stoffen, zoals het lood aanwezig in het beeldbuisscherm, vrij komen in het leefmilieu, en voor milieu- en gezondheidsproblemen zorgen. De OVAM is van oordeel dat CRT-schermen beter niet worden hergebruikt, maar onmiddellijk worden gerecycleerd (volgens de OVAM code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA). 168
49
zelfs indien ze nog functioneren. Ook werd geen rekening gehouden met de leeftijd van laptops, noch met het energielabel van de apparaten. Indien wel met alle regels uit de OVAM Code van goede praktijk inzake hergebruik van (A)EEA werd rekening gehouden, dan was men verplicht geweest nagenoeg de volledige container als afval te beschouwen. De meeste e-waste toeristen en makelaars die illegaal willen transporteren zijn zich bewust van het feit dat ze gecontroleerd kunnen worden en zijn zich ook ten volle bewust wat wettelijk wel en niet is toegelaten. Wanneer ze containers laden, zullen ze GEEA waarvan duidelijk is dat het om e-waste gaat achteraan in de containers laden. Vooraan zullen ze tweedehands EEA plaatsen dat voldoet aan de wetgeving. Op die manier hopen ze dat de container de controle zal passeren, wanneer deze enkel aan een snelle visuele controle wordt onderworpen. Het gebeurt ook dat koffers van wagens en camionettes die voldoen aan de wetgeving (en dus mogen verscheept worden), worden volgeladen. Men hoopt hiermee e-waste te transporteren naar niet-toegelaten bestemmingen. Om controleurs de moed te ontnemen deze te controleren worden koffers en laaddeksels van camionetten soms dichtgelast. Een dringende implementatie van de toetsingscriteria uit bijlage VI (infra, bijlage 3) van de Nieuwe AEEA-richtlijn in het VLAREMA is nodig, zodat ladingen zoals deze hierboven beschreven volledig kunnen worden afgekeurd. Enkel dan zullen toeristen/makelaars ontmoedigd worden om afval te transporteren. Onderstaande getuigenis geeft aan hoe de e-waste toerist van de illegale zending die hierboven werd beschreven ook getracht heeft controles te omzeilen. De container was oorspronkelijk afkomstig uit Duitsland. Het douaneaangifteformulier bevatte een Duitse afzender en Nigeriaanse bestemming. De douaneaangifte werd echter uitgevoerd in Nederland door een Hollandse expediteur uit Rotterdam. De douane in Nederland heeft de container gecontroleerd en die bleek in orde. Logisch aangezien de inhoud op dat moment enkel tweedehandsmaterialen bevatte die voldeden aan de wetgeving. Na de douanecontrole werd de container echter teruggebracht naar Duitsland waar de resterende lading werd ingeladen. De container werd vervolgens naar de haven van Antwerpen gebracht waar hij door de douane niet meer als verdacht werd beschouwd, aangezien het ging om doorvoer en hij reeds in Rotterdam werd gecontroleerd. De enige reden waarom de container toch door FLI werd gecontroleerd, is omdat de naam van de expediteur op de boekingslijst stond van een schip dat aan een routinecontrole werd onderworpen. Deze expediteur is door FLI reeds gekend als verdacht. Indien FLI de routinecontrole niet had uitgevoerd, was het illegale e-waste aan de douanecontrole voorbijgegaan. Het is duidelijk dat e-waste toeristen, sommige makelaars en zelfs bepaalde expediteurs heel arrogant te werk gaan en bewust de wetgeving overtreden. De praktijk wijst ook uit dat nagenoeg geen enkel grensoverschrijdend e-waste transport vergezeld is van een vervoersdocument en kennisgeving omdat men de goederen transporteert als zijnde tweedehands materiaal.
5.4 Effecten van illegale handel op mens en milieu169 AEEA valt binnen Europa onder het stelsel van de producentenverantwoordelijkheid (supra, paragraaf 4.3.3). Dat wil zeggen dat invoerders/fabrikanten van EEA moeten voorzien in de inzameling en veilige verwerking van de producten die ze op de markt brengen. Daarnaast geldt in Europa ook de RoHS richtlijn die de aanwezigheid van bepaalde stoffen in EEA aan banden legt (supra, paragraaf 2.2.1). Het verdrag van Bazel en EVOA (2006) (Supra, paragraaf 4.2) schrijven voor aan welke regels 169
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie uit: • K. Brigden, I. Labunska,
D. Santillo &
M. Allsopp (2005), Recycling of electronic wastes in China & India: workplace & environmental contamination. • Kevin Brigden, Iryna Labunska,
David Santillo &
Paul Johnston (2008), Chemical contamination at e-waste recycling and disposal sites in Accra and Korforidua, Ghana.
50
transporten van gevaarlijk afval moeten voldoen. Ondanks de transportvoorwaarden die in het verdrag van Bazel en in EVOA (2006) worden opgelegd, gaat veel e-waste echter nog steeds vanuit de geïndustrialiseerde landen naar ontwikkelingslanden waar het verder wordt verhandeld. Het e-waste belandt daar ofwel in lokale shops waar het indien mogelijk wordt hersteld of gaat rechtstreeks naar lokale verwerkingsplaatsen voor de recuperatie van de waardevolle materialen (supra, paragraaf 5.2.2). Afhankelijk van het importerende land kunnen deze verwerkingsplaatsen grote dumpingplaatsen zijn (Ghana, Nigeria) of eerder kleinschalige verwerkingslocaties (Azië) eigendom van particulieren die een eigen informeel “recyclagecentrum” hebben. In deze informele recyclagecircuits worden waardevolle materialen uit het e-waste verwijderd zonder rekening te houden met de potentiele impact op de gezondheid van mens en milieu. De recyclageactiviteiten gebeuren dikwijls door kinderen. Zoals hierna meer uitgebreid wordt toegelicht, worden zij continu blootgesteld aan de meest schadelijke chemicaliën waardoor hun normale groei en ontwikkeling sterk worden aangetast. In de omgeving van de dumpingplaatsen is het milieu vaak heel zwaar aangetast. Zowel de atmosfeer, de gewassen die geteeld worden, vee dat gekweekt wordt en vissen die gevangen worden op die locaties bevatten hoge concentraties aan schadelijke chemicaliën. Door inhalatie en ingestie worden die opgenomen door grote delen van de bevolking. Veel chemicaliën zijn persistent, gaan bioaccumuleren en blijven heel lang in het milieu aanwezig. Via de atmosfeer en waterlopen kunnen ze zich verspreiden over heel grote afstanden. Wat volgt is een beschrijving van de manier waarop men in informele recyclagecircuits te werk gaat om materialen te recycleren. Vervolgens volgt een beschrijving van de schadelijke bestanddelen aanwezig in e-waste en op welke manier zij schade toebrengen aan mens en milieu. In Azië170 maakt men in vergelijking met Afrika171 gebruik van iets geavanceerdere technieken voor de recuperatie van de waardevolle materialen uit het e-waste: • Recyclage van plastics: Plastics die manueel kunnen gescheiden worden van e-waste worden mechanisch vermalen tot kleine deeltjes. In sommige gevallen wordt met behulp van water nog een verdere scheiding gemaakt tussen plastics die drijven en deze die zinken. Van de gerecupereerde plastics worden vervolgens nieuwe producten vervaardigd. • Recuperatie van printplaten en soldeer: Eén van de hoofdactiviteiten bij de verwerking van e-waste in Azië is de manuele scheiding van componenten op printplaten. Ook het soldeer gebruikt om deze componenten op de printplaten te bevestigen en met elkaar te verbinden wordt gerecupereerd. Dit gebeurt door de printplaten op een metalen plaat te leggen die verhit wordt door middel van een brander. Op deze metalen plaat bevindt zich reeds gesmolten soldeer dat de warmte evenredig verdeelt naar de printplaat waardoor het nog harde soldeer op de printplaat sneller zal smelten. Het vers gesmolten soldeer zal zich vervolgens vermengen met het reeds aanwezige gesmolten soldeer op de plaat. • Mechanische recuperatie van metalen: Onderdelen van e-waste (zoals batterijen) en componenten van printplaten worden met het oog op de recuperatie van metalen met hamer en beitel gescheiden in nog kleiner deeltjes. Uit deze kleinere deeltjes worden de waardevolle metaaldeeltjes gerecupereerd. • Recuperatie van metalen met behulp van zuren: Metalen zijn oplosbaar in zuren en zijn op die manier eenvoudig te scheiden van materialen die dat niet zijn (zoals hout, plastics, glas). De opgeloste metalen kunnen vervolgens eenvoudig gerecupereerd worden uit de zuuroplossing. De vervuilde zuren worden meestal gestort in het milieu wat tot verzuring leidt. De nog in het zuur aanwezige opgeloste metalen zijn dikwijls heel toxisch en gaan het milieu zwaar belasten. • Recuperatie van metalen door verbranden van e -waste: Door het verbranden van ewaste kunnen metalen gescheiden worden van plastics waarin ze vervat zitten. Deze techniek
170
K. Brigden, I. Labunska,
D. Santillo &
M. Allsopp (2005), Recycling of electronic wastes in China & India: workplace & environmental contamination. 171 Kevin Brigden, Iryna Labunska,
David Santillo &
Paul Johnston (2008), Chemical contamination at e-waste recycling and disposal sites in Accra and Korforidua, Ghana.
51
wordt veel gebruikt voor bijvoorbeeld de recuperatie van koper uit stroomdraden en de recuperatie van metalen uit complexe componenten die moeilijk demonteerbaar zijn. • Recuperatie van CRT-schermen (Cathode Ray Tube of beeldbuis): De glazen beeldschermen van televisies en monitors worden in de verwerkingslocaties gerecupereerd en opgeslagen vooraleer ze naar grote recyclagefaciliteiten worden gebracht om te versmelten voor gebruik in nieuwe producten. Het glas van CRT-schermen bevat loodoxide en is aan de binnenzijde gecoat met fluorescentiemateriaal (dikwijls fosfor). Dikwijls breken deze schermen echter in de verwerkingslocaties, zowel de coating als het loodoxide kunnen op die manier vrijkomen. In Afrika beperken de technieken gebruikt voor de recuperatie van metalen zich voornamelijk tot het verbranden van e-waste en het stukslaan van e-waste in kleinere deeltjes. Het glas uit de CRTschermen wordt in Afrika zelden of niet gerecupereerd. De beeldschermen worden daar stukgeslagen om koperen bedrading die in de schermen aanwezig is te recupereren.
5.4.1 Schadelijke stoffen in e-waste en de directe effecten van illegale handel • CFK’s en HCFK’s: Deze gassen, bestaande uit combinaties van koolstofatomen (C), waterstofatomen (H), fluoratomen (F) en chlooratomen (Cl), behoren tot de groep van de freonen172. Ze kenden in het verleden heel wat nuttige toepassingen, onder andere in koel- en klimaatregelingsapparatuur. Men heeft echter ontdekt dat deze gassen aan de basis liggen van de afbraak van stratosferisch ozon (de ozonlaag). Het Montreal Protocol (supra, paragraaf 2.2.3) zorgde voor de geleidelijke afbouw van de toepassing ervan. In veel oude koel- en vriesapparatuur zijn deze gassen echter nog steeds aanwezig. Het is van groot belang dat deze toestellen gedepollueerd worden op een veilige manier zodat de gassen niet kunnen ontsnappen naar de atmosfeer. Echter, ten gevolge van de illegale uitvoer van oude koel- en vriesapparatuur en de informele recyclage die erop volgt komen nog massale hoeveelheden van deze gassen in de atmosfeer terecht. • Polybroom difenyl ethers (PBDE’s): Worden gebruikt als additief in vlamvertragers toegevoegd aan schuimen en plastics (waaronder kunststof omhulsels van EEA). Het zijn persistente chemicaliën die bioaccumuleren in het milieu. De acute toxiciteit van PBDE’s is relatief laag. Chronische blootstelling tijdens de zwangerschap kan echter leiden tot teratogene effecten zoals abnormale hersenontwikkeling173 en abnormale ontwikkeling van het skelet. Daarnaast bezitten PBDE’s endocrien verstorende174 eigenschappen en hebben ze invloed op het 172
Prof. Dr. Ir. Herman Van Langenhove, Cursus Environmental Chemistry (academic year 2009 – 2010), Department of Organic Chemistry, Environmental Organic Chemistry and Technology, Faculty of Bioscience Engineering. 173
Eriksson P,Viberg H, Jakobsson E, Orn U, Fredriksson A (2002) A brominated flame retardant, 2,2 ‘,4,4 ‘,5pentabromodiphenyl ether: Uptake, retention, and induction of neurobehavioral alterations in mice during a critical phase of neonatal brain development.Toxicological Sciences 67(1): 98-103; Darnerud P.O. (2003).Toxic effects of brominated flame retardants in man and in wildlife. Environment International 29 (6): 841-853; Eriksson, P.,Viberg, H., Ankarberg, E., Jakobsson, E., Örn, U. & Fredriksson, A. (2001) polybrominated diphenylethers (PBDEs): a novel class of environmental neurotoxicants in our environment. In: Asplund, L.; Bergman, Å.; de Wit, C., et al. eds. Proceedings of the Second International Workshop on Brominated Flame Retardants, BFR 2001, Stockholm, May 14-16 2001: 71-73; Viberg H, Fredriksson A, Eriksson P (2004) Investigations of strain and/or gender differences in developmental neurotoxic effects of polybrominated diphenyl ethers in mice. Toxicological Sciences 81(2): 344-353; Branchi I., Capone F., Alleva E. & Costa L.G. (2003). Polybrominated Diphenyl ethers: neurobehavioural effects following developmental exposure. NeuroToxicology 24 (3): 449-462. 174 Meerts, I.A.T.M., Marsh, G., van Leeuwen-Bol, I., Luijks, E.A.C., Jakobsson, E., Bergman, Å. & Brouwer, A. (1998) Interaction of polybrominated diphenyl ether metabolites (PBDE-OH) with human transthyretin in vitro. Organohalogen Compounds 37: 309-312; Meerts, I.A.T.M., Letcher, R.J., Hoving, S., Marsh, G., Bergman, Å., Lemmen, J.G., van der Burg, B. & Brouwer, A. (2001), In vitro estrogenicity of polybrominated diphenyl ethers, hydroxylated PBDEs and polybrominated bisphenol A compounds. Environmental Health Perspectives 109(4): 399-407; Legler J. & Brouwer A. (2003). Are brominated flame retardants endocrine disruptors?, Environmental International 29 (6): 879-885.
52
•
•
•
•
immuunsysteem175. De Europese RoHS richtlijn legt het gebruik van PBDE’s sterk aan banden, maar in veel oudere apparatuur zijn ze nog sterk aanwezig. PBDE’s worden gemengd met plastics maar vormen er geen chemische bindingen mee. Ze kunnen dus makkelijk vrijkomen door uitloging en bij verbranding van plastics. Inhalatie van ‘besmette’ stofdeeltjes is een van de voornaamste vormen van inname. Antimoon (Sb): Wordt gebruikt in remolie voor wagens (Antimoonsulfide Sb2S3)176, in halfgeleiders (antimoon trihydride Sb2H3), als vlamvertrager in plastics en andere polymeren (antimoon trioxide Sb2O3) gewoonlijk gecombineerd met gebromeerde vlamvertragers zoals PBDE’s177 en bij de productie van loodzuur starter batterijen (Sb2H3 en Sb2O3)178. Het komt tevens voor als component in sommige soldeermiddelen. De toxiciteit van antimoon hangt in sterke mate af van de vorm waarin het voorkomt. 3-waardig antimoon (voorbeeld in Sb2H3 en Sb2O3) is meest toxisch179 terwijl de toxiciteit van 5-waardig antimoon veel lager is. De toxische effecten zijn onder andere dermatitis, luchtwegirritatie en aantasting van het immuunsysteem. Antimoontrioxide (Sb2O3) is door het International Agency for Research on Cancer (IARC) gecatalogeerd als “possible carcinogenic to humans”, voornamelijk bij inhalatie van besmette stofdeeltjes en antimoondampen. Beryllium: Doordat beryllium een heel goede elektrische geleider en het lichter is dan aluminium en sterker dan staal, wordt het veel gebruikt in onderdelen van EEA zoals veertjes, relais en connectoren, veelal in de vorm van een koper-beryllium legering (2% beryllium)180. Blootstelling aan beryllium kan leiden tot beryllium overgevoeligheid. Dit kan evolueren in CBD (Chronic Beryllium Disease), een aandoening die sterk verzwakt, met symptomen als longemfyseem en longfibrose. Daarnaast is beryllium door het IARC geclassificeerd als carcinogeen voor mensen. Blootstelling tijdens recyclageactiviteiten gebeurt voornamelijk door inademing van berylliumstof dat vrijkomt tijdens vermalen en verhitten van e-waste. Lood (Pb): Metallisch lood wordt voornamelijk gebruikt in soldeer op printplaten (in lood-tin legering). Loodoxide wordt gebruikt in het glas van CRT-schermen. Lood kan bij mensen schade aanbrengen aan onder andere de nieren, het voortplantingsstelsel en het zenuwstelsel. Ook de ontwikkeling van de hersenen bij kinderen kan aangetast worden door loodopname. Door uitloging kan lood vrijgesteld worden uit glas van CRT-schermen. Verbranding van e-waste kan zorgen voor het vrijkomen van lood via de assen. Looddampen kunnen vrijkomen tijdens de verhitting van printplaten. Kwik (Hg): Kwik werd vroeger veel gebruikt in lampen, bepaalde types batterijen en verschillende elektronische componenten181. Metallisch kwik is heel vluchtig. Inhalatie van de kwikdampen kan onder andere zorgen voor de aantasting van het centraal zenuwstelsel en van de nieren182.
175
Birnbaum L.S & Staskal D.F. (2004). Brominated flame retardants: cause for concern? Environmental Health Perspectives 112 (1): 9-17; Darnerud P.O. (2003). Toxic effects of brominated flame retardants in man and in wildlife. Environment International 29 (6): 841-853. 176
Von Uexkull, O., Skerfving, S., Doyle, R. and Braungart, M. (2005), Antimony in brake pads - a carcinogenic component? Journal of Cleaner Production 13(1): 19-31 . 177
Lau, J.H., Wong, C.P., Lee, N.C. & Ricky Lee, S.W. (2003), Electronics Manufacturing with Lead-Free, Halogen-Free & Conductive-Adhesive materials. McGraw-Hill. 178
Kentner, M., Leinemann, M., Schaller, K.H.,Weltle, D. and Lehnert, G. (1995), external and internal antimony exposure in starter battery production. International Archives of Occupational and Environmental Health 67(2): 119-123. 179
Flynn, H.C., Meharg, A.A., Bowyer, P.K. and Paton, G.I. (2003), Antimony bioavailability in mine soils. Environmental Pollution 124(1): 93-100; Patterson,T.J., Ngo, M., Aronov, P.A., Reznikova,T.V., Green, P.G. and Rice, R.H. (2003), Biological activity of inorganic arsenic and antimony reflects oxidation state in cultured human keratinocytes. Chemical Research in Toxicology 16(12): 1624- 1631. 180 Taylor,T.P., Ding, M., Ehler, D.S., Foreman,T.M., Kaszuba, J.P. & Sauer, N.N. (2003), Beryllium in the environment: A review. Journal of Environmental Science and Health Part A-Toxic/Hazardous Substances & Environmental Engineering 38(2): 439-469. 181
OECD (2003), Technical guidance for the environmentally sound management of specific waste streams: used and scrap personal computers. Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) Working Group on Waste Prevention and Recycling. 182
Ratcliffe, H.E., Swanson, G.M. and Fischer, L.J. (1996). Human exposure to mercury: a critical assessment of the evidence
53
Wanneer kwik in het milieu terechtkomt, kan het in waterlichamen worden omgezet tot methylkwik. Deze vorm van kwik is extreem toxisch en kan bioaccumuleren en biomagnificeren doorheen de voedselketen (bijvoorbeeld in vissen) tot hoge concentraties. Wanneer methylkwik via het voedsel wordt opgenomen, kan dit voor aantasting van het centraal zenuwstelsel zorgen. Methylkwik passeert heel makkelijk de bloed-hersenbarrière en de placenta-barrière waardoor negatieve effecten op de ontwikkeling van de hersenen en het centraal zenuwstelsel van de foetus kunnen optreden183. Kwik kan vrijkomen bij de ontmanteling van kwikhoudend e-waste. Door verbranding van kwikhoudend e-waste ontstaan kwikdampen in de atmosfeer. Storten van kwikhoudende ewaste kan zorgen dat kwik uitloogt naar de bodem en waterlichamen. • Cadmium (Cd): Cadmium wordt gebruikt in schakelaars, contacten en soldeerverbindingen. Veel laptopcomputers bevatten nikkel-cadmium (Ni-Cd) batterijen die cadmiumoxide bevatten. Bepaalde cadmiumverbindingen werden ook gebruikt als stabiliseerder in PVC formulaties, waaronder deze gebruikt voor de isolatie van stroomdraden. Cadmiumsulfide werd gebruikt als coating in oudere CRT-schermen. Cadmium zal bioaccumuleren in planten en dieren. Mogelijke effecten na opname zijn aantasting van de nieren, aantasting van de calciumhuishouding in het lichaam waardoor botontkalking optreedt, hoge bloeddruk en hartziekten184. Inhalatie van cadmiumoxidedampen of besmet stof kan ook schade aanbrengen aan het ademhalingsstelsel, waaronder longkanker185. Cadmium kan vrijkomen bij de ontmanteling van cadmiumhoudend e-waste. Door verbranding van cadmiumhoudend e-waste komt cadmium vrij via de assen. Storten van cadmiumhoudend e-waste kan zorgen dat cadmium uitloogt naar de bodem. • Ftalaten: Worden onder andere gebruikt als weekmaker in plastics, met in het bijzonder in PVC isolatie van bijvoorbeeld elektrische kabels. Wanneer ftalaten in het lichaam van mens en dier worden opgenomen, worden ze snel omgezet in de mono-ester vorm. Deze mono-esters zijn dikwijls nog toxischer. Het veelgebruikte di(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) wordt zo omgezet tot mono(2-ethylhexyl)ftalaat (MEHP) dat de voortplantingsorganen aantast met als gevolg een daling van de reproductiviteit186. DEHP werd in Europa gecategoriseerd als “priority hazardous substance” onder de EU Water Framework Directive (2001)187, waardoor de infiltratie ervan in waterlopen binnen de 20 jaar moet voorkomen worden. Ftalaten hebben de neiging tot geleidelijke uitloging uit producten gedurende hun levensduur. Ze worden aangetroffen in de lucht en op gecontamineerde stofdeeltjes188. Inname gebeurt voornamelijk door inhalatie en ingestie. • Zeswaardig Chroom : Wordt gebruikt als middel voor de preventie van corrosie en voor het harder maken van metalen behuizingen. Het is veel oplosbaarder in water dan andere vormen van chroom waardoor het ook veel mobieler is in het milieu. Zeswaardig chroom is kankerverwekkend volgens IARC en leidt tot longkanker na inhalatie, kan bij contact met de huid hevige allergische reacties uitlokken en leidt tot lever- en nierschade bij ingestie. Bij verbranding van e-waste kan zeswaardig chroom in de atmosfeer en in het vliegas terechtkomen en vervolgens makkelijk uitlogen naar de omgeving.
of adverse health effects. Journal of Toxicology and Environmental Health 49: 221-270. 183 Mahaffey, K.R., Clickner, R.P. & Bodurow, C.C. (2004), Blood Organic Mercury and Dietary Mercury Intake: National Health and Nutrition Examination Survey, 1999 and 2000. Environmental Health Perspectives 112(5): 562-570. 184
Elinder, C.G. & Jarup, L. (1996), Cadmium exposure and health risks: recent findings. Ambio 25, 5: 370-373
185
DHHS (2002), 10th Report on Carcinogens. U.S. Department of Health and Human Services, US Public Health Service, National Toxicology Program 186 Dalgaard, M., Nellemann, C., Lam, H.R., Sorensen, I.K. & Ladefoged, O. (2001) The acute effects of mono(2ethylhexyl)phthalate (MEHP) on testes of prepubertal Wistar rats.Toxicology Letters 122: 69-79 187 EU (2001) Decision No 2455/2001/EC of the European Parliament and of the Council of 20 November 2001 establishing the list of priority substances in the field of water policy and amending Directive 2000/60/EC, Official Journal L 249, 17/09/2002: 2730. Deze richtlijn verplicht de EU lidstaten er toe om tegen 2015 een goede kwalitatieve en kwantitatieve status van hun waterlopen te behalen. 188
Otake,T.,Yoshinaga, J. & Yanagisawa,Y. (2001) Analysis of organic esters of plasticizer in indoor air by GC-MS and GCFPD. Environmental Science and Technology 35(15): 3099-3102
54
• Polychloor bifenylen (PCB’s) 189 : De chemische basisstructuur van PCB’s is een bifenylgroep waarop een aantal chlooratomen gesubstitueerd zijn. Dit kan variëren van 1 tot 10 chlooratomen. Afbeelding 7: Structuur van PCB
Afhankelijk van het totaal aantal chlooratomen en de plaatsing ervan op de bifenylmolecule, bestaan er in totaal 209 verschillende structuren. PCB’s kenden verschillende industrieel hoogwaardige eigenschappen waardoor ze heel veel toepassingen kenden. Ze werden veelvuldig gebruikt als koelmiddel en elektrische isolator in transformatoren en condensatoren, als hitte transfermedium in hydraulische warmtewisselingssystemen, in starters in TL-verlichting, in smeerolie, snij-olie, als weekmaker in verven, plastics en vernissen, in brandvertragers, enz. De productie en het gebruik van PCB’s werd wereldwijd verboden in 1985190 toen de schadelijke effecten ervan en hun eigenschap om te bioaccumuleren en bioaugmenteren in het milieu duidelijk werden. PCB-contaminatie bij de mens gebeurt voornamelijk door de voeding, maar kan ook door ingestie en inhalatie. Opname via de huid is eveneens mogelijk. De effecten van PCB’s bij de mens manifesteren zich in de eerste plaats ter hoogte van de huid, de ogen en de slijmvliezen. Onder andere zwelling van de oogleden, chlooracne en hyperpigmentatie van de huid, nagels en tandvlees kunnen zich voordoen. Bovendien is PCB-toxificatie in verband gebracht met een slechtere werking van het immuunsysteem, schade aan zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen, endocriene verstoring, een hoger risico op kanker en tekenen van neuropathie, met andere woorden het niet goed functioneren van de zenuwen. Bij dieren worden onder meer dezelfde effecten als bij de mens teruggevonden. Voorts draagt PCB bij tot een vermindering van het paargedrag en eierschaalverdunning bij vogels. Dit probleem manifesteert zich vooral bij deze vogelsoorten die aan de top van de voedselketen staan. Het zijn immers deze vogels die de hoogste concentraties aan PCB’s bevatten door biomagnificatie. De aanwezigheid van PCB zal een verhoogde productie van leverenzymen (P450) teweegbrengen die in staat zijn de PCB onschadelijk te maken. Een neveneffect van deze leverenzymen is dat ze het hormoon estradiol degraderen. Dit hormoon controleert het paargedrag en de productie van eierschalen. Deze twee effecten zorgen er dan ook voor dat het bestand van roofvogels vermindert in gebieden gecontamineerd door PCB’s. Ten minste één derde van de PCB’s die geproduceerd werden, worden verondersteld reeds in het milieu te zijn terechtgekomen. De overige twee derde zit nog opgeslagen in oude EEA en in afvalstorten waaruit ze continu uitlogen naar het milieu191. De informele recyclage van illegaal verhandeld e-waste vormt een grote bron van PCB vervuiling. • Dioxines en furanen: Zijn stoffen die niet intentioneel door de mens worden geproduceerd maar wel als bijproduct gevormd worden bij onder andere de verbranding van chloorhoudende materialen (zoals PVC). Het zijn heel persistente moleculen die goed vetoplosbaar zijn. Ze zullen dus bioaccumuleren in het milieu en biomagnificeren doorheen de voedselketen. Dioxines en furanen zijn extreem toxisch. Uit dierenexperimenten blijkt dat ze invloed hebben op de ontwikkeling van de hersenen. Uit onderzoek op mensen, waarbij door ongeluk blootstelling heeft plaatsgevonden, blijkt dat dioxines en furanen negatieve invloed hebben op het cognitief en motorisch functioneren192. Ze worden daarenboven door de Environmental Protection Agency gecategoriseerd als kankerverwekkend voor de mens. Ten gevolge van de verbranding van plastics in de informele recyclagesector is er een continue blootstelling aan verhoogde concentraties van mensen die erin tewerkgesteld zijn. Bij onderzoek door onder andere 189
Prof. Dr. Ir. Herman Van Langenhove, Cursus Environmental Chemistry (academic year 2009 – 2010), Department of Organic Chemistry, Environmental Organic Chemistry and Technology, Faculty of Bioscience Engineering 190 Wikipedia, Polychloorbifenyl, 15 augustus 2013, http://nl.wikipedia.org/wiki/Polychloorbifenyl. 191 192
Swedish EPA (1999) Persistent Organic Pollutants. A Swedish view of an International Problem. Vreugdenhil e.a., 2002.
55
Greenpeace werd op locaties waar informele recyclage plaatsvindt het meest toxische 2,3,7,8 tetrachlorodibenzo-p-dioxine in bodemstalen teruggevonden193. • Polyvinyl chloride (PVC): PVC bestaat uit gechloreerde plastics die aanwezig zijn in heel wat EEA. Ook als isolatie voor kabels en draden. Bij de verbranding van PVC tijdens informele recyclage worden dioxines en furanen gevormd. Deze stoffen zijn heel persistent, gaan dus makkelijk bioaccumuleren in het milieu en zijn heel toxisch. Daarnaast bevatten veel PVC formulaties nog extra chemicaliën zoals lood, cadmium en ftalaten. Naast de chemicaliën die hierboven beschreven werden, worden nog heel wat andere stoffen teruggevonden op locaties waar verwerking van e-waste plaatsvindt194. De Europese RoHS richtlijn legt enkel het gebruik van lood, kwik, cadmium, zeswaardig chroom, PolyBroomBifenylen (PBB) en PolyBroom Difenyl Ethers (PBDE) aan banden. Gezien de schadelijkheid van veel andere stoffen aanwezig in e-waste, lijkt een uitbreiding van deze richtlijn sterk aangewezen.
5.4.2 Indirecte effecten van illegale handel195 Naast de schadelijke componenten aanwezig in e-waste, is het recyclagerendement een belangrijk aandachtspunt bij de analyse van de effecten van e-waste. Moderne recyclagetechnologieën zijn in staat tussen 1 en 95% van de materialen aanwezig in e-waste te recupereren196. Afbeelding 8 geeft aan wat het huidige recyclagerendement is van de verschillende materialen in e-waste. Hieruit blijkt dat er nog een groot groeipotentieel is wat betreft recyclage van bepaalde materialen. Afbeelding 8: Het huidige recyclagerendement van verschillende bestanddelen van e-waste
Bron: UNEP (2011): Assessing mineral resources in society: metal stocks & recycling rates.
193
K. Brigden, I. Labunska,
D. Santillo &
M. Allsopp (2005), Recycling of electronic wastes in China & India: workplace & environmental contamination 194 Ibid. 195 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie afkomstig uit de getuigenissen van LIESELOT BISSCHOP (Researcher at Research group Governing and Policing Security; Visiting researcher at Haskayne School of Business and Assistent editor of European Journal of Policing Studies) en de lezing van P. VAN DEN BOSSCHE (AGORIA) tijdens de studievoormiddag georganiseerd door de onderzoeksgroep Governing and Policing Security (HoGent & UGent) over de ‘Handhaving van illegale milieustromen: elektronisch afval en hardhout' op 21 juni 2013 in het Vlaams Parlement. 196 Umicore (2013), Umicore precious metals refining, excellence in recycling. Corporate presentation.
56
Een groot nadeel van informele recyclage is dat hier enkel het zogenaamde “Cherry Picking” gebeurt, wat betekent dat enkel makkelijk recupereerbare materialen worden gerecycleerd uit e-waste. Niet alleen betekent dit dat ten gevolge van deze informele recyclage enorme hoeveelheden waardevolle materialen verloren gaan in het recyclageafval, maar ook dat deze niet gerecycleerde materialen moeten vervangen worden door nieuwe ontgonnen materialen. Wat extra druk op mens en milieu met zich meebrengt ten gevolge van de bijkomende mijnactiviteiten. Daarenboven zijn veel van deze materialen zo zeldzaam dat men steeds zwaardere middelen moet inzetten en steeds dieper moet graven om ze te ontginnen. Ook economisch en politiek gezien heeft de illegale handel in e-waste gevolgen. Bedrijven die hun afval illegaal transporteren, externaliseren de verwerkingskost ervan op de maatschappij. Dit leidt tot oneerlijke concurrentie en ondermijnt het (inter)nationale milieubeleid en de implementatie ervan. Afbeelding 9 toont de evolutie van de invoer en uitvoer van primaire grondstoffen in en uit Europa (enkel non-ferro metalen) in 1999 en 2008. De hoeveelheid ingevoerde primaire grondstoffen is ongeveer 10 maal hoger dan de hoeveelheid uitgevoerde primaire grondstoffen. Hieruit blijkt duidelijk dat de Europese economie heelEU27 sterk steuntand opexports de invoer vanand deze primaire grondstoffen. imports of NFM PM primary raw (000 mt ) Afbeelding 9: EU27 imports and exportsmaterials of NFM and PMgw primary raw materials (000 mt gw) 25.000 20.000
22.102
20.170
15.000 10.000 5.000
2.613
2.016
0 1999
2008 imports
exports
bron: Eurometaux (2010), Securing Competitive Access to Raw 17 Materials
& the Particular Importance 17of Waste Shipment Related Rules
Belangrijker echter is afbeelding 10 die de evolutie toont van de invoer en uitvoer van secundaire grondstoffen (dit zijn afvalstoffen die onder bepaalde voorwaarden mogen hergebruikt worden als nieuwe grondstof). Daaruit wordt duidelijk dat Europa van een netto invoerder een netto uitvoerder is geworden. EU27 imports and exports of NFM and PM secondary raw materials (000and mt gw) Afbeelding 10: EU27 imports and exports of NFM PM secundary raw materials (000 mt gw) 3.000 2.507
2.500 2.000
1.794
1.500 1.000
1.075
986
500 0 1999
2008 imports
exports
bron: Eurometaux (2010), Securing Competitive Access to Raw Materials
& the Particular Importance of Waste Shipment 18 18 Related Rules
57
Deze statistieken geven enkel de import en export van secundaire grondstoffen in legale afvalstromen weer. Als men ook rekening gaat houden met secundaire grondstoffen in onder andere illegaal geëxporteerd e-waste zal de uitvoer ervan nog vele malen hoger liggen. Agoria197,198 spreekt hier van een extra illegale export van 250.000 tot 1.300.000 ton199 (geschatte hoeveelheid). Het is ironisch dat op het moment dat de vraag naar grondstoffen binnen Europa zo enorm groot is, de uitvoer van grondstoffen uit Europa piekt. Indien men het principe van Urban Mining (supra, paragraaf 3.2.1) meer lokaal zou gaan toepassen en grondstoffen meer lokaal zou recycleren dan zou de uitvoer van deze schaarse grondstoffen uit Europa veel lager liggen, zou de lokale economie sterk gestimuleerd worden en zou ook de gerecycleerde hoeveelheid materialen sterk stijgen. Zelfs de legaal geëxporteerde secundaire grondstoffen voor recyclage komen nu namelijk dikwijls in informele recyclagecircuits terecht.
Ook Agoria200 erkent het belang van de e-waste problematiek, aangezien deze rechtstreeks invloed uitoefent op de voorraden beschikbare schaarse metalen die nodig zijn in nieuwe technologieën201. Deze nieuwe technologieën zijn onmisbaar in onze maatschappij en maken onder andere de transitie naar een duurzamere economie mogelijk. Om een bijdrage te leveren in het zoeken naar een oplossing voor de problematiek organiseert AGORIA samen met OVAM en de haven van Antwerpen in september 2013 een aantal workshops met betrekking tot handhaving van de afvaltransportwetgeving waar ook een aantal afgevaardigden van de Europese Commissie en van andere Europese havens op zullen aanwezig zijn. Op termijn hoopt AGORIA hiermee extra stimulans te geven aan onder andere de werking van IMPEL-TFS (infra, paragraaf 6.6) om ze de handhavingsactiviteiten in de verschillende Europese havens nog beter op elkaar af te stemmen.
5.5 Worldloop202 Worldloop is een spin-off organisatie van Close The Gap. Deze laatste is een ngo die reeds een 10-tal jaar afgeschreven computers inzamelt bij bedrijven, ze laat refurbishen (met gegarandeerde datawipe) en de hoogkwalitatieve inzet in ontwikkelingslanden om de digitale kloof tussen de geïndustrialiseerde landen en deze ontwikkelingslanden te dichten. Op die manier heeft Close The Gap reeds een 250.000 computers ingezameld en ingezet in ontwikkelingslanden, voornamelijk Afrika, waar ze terechtkomen in scholen, lokale ngo’s en dergelijke meer. Terzelfdertijd wil Close The Gap zelf de producentenverantwoordelijkheid dragen voor de tweedehandstoestellen die zij introduceren op de markt. Ook al produceren ze zelf geen toestellen, ze refurbishen ze wel en voeren ze ook in. Zo is de idee ontstaan voor het oprichten van Worldloop. Deze organisatie werd anderhalf jaar geleden in België opgestart met onder andere de steun van vzw Recupel en ondersteunt lokale ondernemers in ontwikkelingslanden om zelf kleine recyclagebedrijven op te richten. Na een pilootproject in Kenia anderhalf jaar geleden heeft Worldloop geholpen aan de opstart van recyclagebedrijven in Rwanda, Tanzania, Zambia en Senegal. In verschillende andere landen (waaronder ook in Latijns-Amerika) zijn start-ups bezig. Worldloop biedt drie diensten aan lokale ondernemers: 1. Ondersteuning in het verkrijgen van de nodige startfondsen voor de opstart van het recyclagebedrijf.
197
Informatie afkomstig uit getuigenissen van P. VAN DEN BOSSCHE (AGORIA) tijdens de studievoormiddag ‘Handhaving van illegale milieustromen: elektronisch afval en hardhout' op 21 juni 2013 in het Vlaams Parlement. 198 Agoria is de Belgische federatie van de technologische industrie. Het verenigt 1600 ondernemingen. 199 European Environmental Agency (2012), Movements of waste across the EU’s internal & external borders. 200 Informatie afkomstig uit getuigenissen van P. VAN DEN BOSSCHE (AGORIA) tijdens de studievoormiddag ‘Handhaving van illegale milieustromen: elektronisch afval en hardhout' op 21 juni 2013 in het Vlaams Parlement. 201 Deze schaarse metalen zijn onder andere nodig in hybride voertuigen, zonnepanelen, gsm’s, LED’s, LCD’s, enz. 202 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie afkomstig uit de lezing van THOMAS POELMANS, Project Director bij Worldloop, tijdens de studievoormiddag georganiseerd door de onderzoeksgroep Governing and Policing Security (HoGent & UGent) over ‘De handhaving van illegale milieustromen: elektronisch afval en hardhout' op 21 juni 2013 in het Vlaams Parlement.
58
2. Technische assistentie: finetunen van het businessplan zodat het realistisch en rendabel is, geven van training over hoe met e-waste en de gevaarlijke stoffen om te gaan, welke recyclagestandaarden moeten gerespecteerd worden, hoe men moet sorteren, hoe men moet verpakken en exporteren, enz. 3. Het afnemen van de gevaarlijke afvalstoffen en afvalstoffen die hoogtechnologische recyclagemethoden vereisen (printplaten, batterijen, CRT-schermen, enz.) van de lokale recyclagebedrijven om deze uit te voeren naar Europa en ze daar op een hoogkwalitatieve en veilige manier te verwerken door Europese partners (zoals Umicore, Van Gansewinkel groep, enz.). Worldloop noemt haar model het “best of two worlds” model. Ontwikkelingslanden hebben de eigenschap dat ze dankzij de informele recyclagesector een heel hoog inzamelpercentage van ewaste kennen. Uit het kleinste apparaat tracht men nog waardevolle materialen te recupereren. Helaas gebeurt de recyclage op een manier die heel schadelijk is voor mens en milieu en is door ‘Cherry Picking’ het recyclagepercentage laag. Er is een totaal gebrek aan recyclagestandaarden. De afvalverwerkers in de geïndustrialiseerde landen hebben daarentegen heel efficiënte en milieuvriendelijke verwerkingsprocessen ontwikkeld. Het best of two worlds model combineert de kracht van beide partijen waardoor een hoogkwalitatieve gesloten materialenkringloop ontstaat.
59
6 De handhaving binnen België en Europa In dit hoofdstuk wordt besproken welke instanties binnen België bevoegd zijn inzake het toezicht op de naleving van de besproken relevante wetgeving voor EEA en e-waste. Er zal hierbij een onderscheid gemaakt worden tussen federale en gewestelijke (Vlaamse) toezichthouders. Daarnaast zal kort stilgestaan worden bij de grensoverschrijdende samenwerking inzake handhaving in Europa. Voor het Vlaamse gewest zijn twee organisaties van belang: de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en de afdeling Milieu-Inspectie (MI) van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Ook voor het Waalse Gewest zijn er twee organisaties: Division de la Police de l’Environnement (DPE) en Office Wallon des Déchets (OWD). Binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest daarentegen is er maar één betrokken instantie, het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM). In de verdere bespreking zal enkel dieper ingegaan worden op de Vlaamse instellingen voor wat betreft het gewestelijke toezicht. Op federaal niveau zijn de Federale Leefmilieu Inspectie (FLI), de douane en de federale gerechtelijke politie, Dienst Leefmilieu de belangrijkste toezichthoudende instanties. Voor wat betreft het toezicht op verordening 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA (2006)) geldt in België een gedeelde bevoegdheid tussen de federale en gewestelijke overheden. Volgens EVOA (2006) mag er voor wat betreft de doorvoer van afvalstoffen slechts één instantie per lidstaat bevoegd zijn. In België is dit de Federale Leefmilieu Inspectie (FLI). De bevoegdheid voor wat betreft import en export van afvalstoffen ligt daarentegen bij de gewesten. In Vlaanderen zijn de Milieu-Inspectie (MI) en OVAM de bevoegde instanties. Om de handhaving wat betreft EVOA (2006) in goede banen te leiden werd een samenwerkingsakkoord opgesteld tussen de Federale Staat en de gewesten203.
6.1 De Milieu-inspectie en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij204 De taakverdeling tussen de verschillende toezichthouders binnen het Vlaams Gewest wordt geregeld in het milieuhandhavingsbesluit205.
6.1.1 De taakverdeling tussen OVAM en MI Wat volgt, is de bespreking in hoofdlijnen van de taakverdeling tussen OVAM en MI zoals die is overeengekomen in het Samenwerkingsprotocol uit 2008206 (artikels 8 tot 24 Samenwerkingsprotocol 2008) en vervolgens werd opgenomen in het Milieuhandhavingsbesluit (artikels 21 en 26 Milieuhandhavingsbesluit). Na de implementatie van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid werd een groot deel van de handhaving van de afvalstoffenwetgeving van OVAM overgenomen door MI. 1. De controle op de verplichting van producenten van EEA om te voldoen aan de aanvaardingsplicht voor e-waste door zich aan te sluiten bij een collectief terugnamesysteem of
203
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, Het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de coördinatie van het beleid inzake invoer, uitvoer en doorvoer van afvalstoffen – opgemaakt 20/05/2011. 204 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie afkomstig uit een interview op 27 maart 2013 met DIMITRY STRYBOS van het team EEA & metallurgie – OVAM, en een interview op 3 mei 2013 met BART PALMANS van de afdeling MI – LNE. De verkregen informatie werd aangevuld met gegevens uit de literatuur. 205 Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. 206 Samenwerkingsprotocol (2008) tussen OVAM en LNE – afdeling MI betreffende de herschikking van de handhavingstaken na de implementatie van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid (BBB).
60
2.
3.
4.
5. 6.
7.
8.
door het opzetten van een individueel afvalpreventie -en afvalbeheerplan gebeurt door OVAM (supra, paragraaf 4.3.4.2). De coördinatie inzake het opstellen van milieubeleidsovereenkomsten en de regeling inzake de aanvaardingsplicht wordt uitgevoerd door OVAM. Het toezicht op het verloop van de uitvoering van deze bepalingen ligt ook bij OVAM. Het toezicht op de bepalingen inzake het behalen van de doelstellingen van hergebruik en nuttige toepassing van e-waste opgenomen in VLAREMA wordt uitgevoerd door OVAM (supra, paragraaf 4.3.4.4). Het toezicht op de verplichte rapportering van hoeveelheden geproduceerde, ingezamelde en verwerkte afvalstoffen in het kader van de beleidsevaluatie wordt uitgevoerd door OVAM (supra, paragraaf 4.3.4.9). De administratieve beoordeling van ECO-formulieren afval (infra, paragraaf 6.3), opgesteld door de politiediensten, is de taak van OVAM. Het behandelen van de kennisgevingsdossiers, waarvan sprake is in verordening 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, voor Vlaanderen als gewest van import of export van e-waste ligt bij OVAM. Het toezicht op de opslag, het aanbod, inzameling, transport en verwerking van e-waste wordt uitgevoerd door MI. Dit houdt onder andere in (supra, paragraaf 4.3.4.9): • Toezicht op de bepalingen uit het milieuvergunningendecreet, • Toezicht op naleving van de algemene vervoersvoorwaarden bij vervoer van afvalstoffen, • Toezicht op de verplichte registratie van vervoerders, inzamelaars, handelaars of makelaars van e-waste. Het toezicht op de uitvoering van de bepalingen van Verordening 1005/2009 betreffende de ozonafbrekende stoffen, verordening 842/2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen, verordening 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (import en export) en verordening 1907/2006 (REACH) wordt uitgevoerd door MI.
Wat betreft de controles op het transport van e-waste waarvoor Vlaanderen bevoegd is, vervult MI het ketentoezicht door transportcontroles te organiseren langs de openbare weg en in de zeehavens en door projecten die gericht zijn op specifieke afvalstromen. Naast deze geplande controles reageert MI ook op meldingen van douane, politie en andere inspectie-entiteiten.
6.1.1.1 Wegcontroles207 In 2012 werden door MI samen met de politiediensten 23 wegcontroles georganiseerd waarbij iets meer dan 250 transporten werden gecontroleerd. Er werd een dalende trend in het aantal overtredingen vastgesteld van gemiddeld 25% de voorbije jaren naar 15% in 2012. Dit kan te wijten zijn aan een betere naleving van de wetgeving of aan niet-optimale controlelocaties, of aan een combinatie van beiden. Wel blijkt dat nationale transporten in vergelijking met vroeger meer over het identificatieformulier (supra, paragraaf 4.3.4.9) beschikken. Afbeelding 11 geeft de evolutie weer wat betreft wegcontroles in de voorgaande jaren zowel wat betreft grensoverschrijdende transporten van en naar Vlaanderen, als nationale transporten.
207
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door getuigenissen en informatie ontvangen tijdens een interview op 3 mei 2013 met BART PALMANS van de afdeling Milieu – inspectie van het Departement LNE.
61
350
35%
300
30%
250
25%
200
20%
150
15%
100
10%
50
5%
0
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Overtreding
Aantal controles
Afbeelding 11: Evolutie overtreding wegcontroles
Grensoverschrijdend Nationaal Overtreding
0%
Bron: MI-LNE
Afbeelding 12 geeft weer wat het aandeel is van AEEA bij de wegcontroles inzake afval. Dit aandeel blijkt zeer beperkt. Er werden in 2012 geen overtredingen waargenomen bij de wegcontroles.
80 60 40 20 0
geen overtreding Metaal Hout Gemengd Papier BSA Dierlijk Assen Glas OBA Kunststof Slib chemischGeen afval Grond Rubber Olie Textiel AEEA
Aantal controles
Afbeelding 12: Aandeel van de verschillende afvalstromen bij de uitgevoerde wegcontroles
overtreding
Bron: MI-LNE
6.1.1.2 Havencontroles208 Deze controles vinden plaats in de havens van Zeebrugge en Antwerpen. Vroeger gebeurde de selectie van verdachte containers op basis van de papieren douaneaangiftes die door vrachtwagenchauffeurs die een container kwamen afleveren werden overgemaakt aan het douanekantoor van uitvoer in de haven. Het was namelijk zo dat een exporteur die materialen wou exporteren naar het buitenland deze moest aangeven aan het dichtstbijzijnde douanekantoor. Bij deze aangifte kreeg hij het douaneaangifteformulier als bewijs van aangifte. De douaneaangifteformulieren die vervolgens aan het douanekantoor van uitvoer in de haven werden overgemaakt lagen per schip op stapels en bevatten onder andere naam van importeur, land van oorsprong, land van bestemming, de waarde van de inhoud, een omschrijving van de inhoud (aan de hand van codes), massa van de inhoud, containernummers, enz. Van de douaneaangiftes die betrekking hadden op afval werden er een aantal ‘verdachte’ geselecteerd en gecontroleerd. Echter, sinds enige tijd zijn de papieren douaneaangiftes vervangen door elektronische aangiftes. Het is dus niet meer mogelijk voor de MI om zonder beroep te doen op een douanebeambte te weten welke containers naar welk schip gaan en wat de informatie over deze containers is. Om die reden bekijkt MI bij controles op eigen initiatief nu de boekingslijsten van de schepen bij scheepsagenten209. Van één schip worden bij alle scheepsagenten die loten hebben op dat schip de boekingslijsten 208
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door getuigenissen en informatie ontvangen tijdens een interview op 3 mei 2013 met BART PALMANS van de afdeling Milieu – inspectie van het Departement LNE. 209 Iemand die een container wil verschepen gaat naar een ‘Expediteur’. Die expediteur contacteert op zijn beurt een scheepsagent. Deze laatste verhuurt een aantal loten op een schip. De andere loten op dat schip worden verhuurd door andere scheepsagenten. De scheepsagent kent vervolgens aan de expediteur een lot toe voor die éne container. Elke scheepsagent heeft dus een aantal loten op te vullen. De rederij waartoe het schip behoort heeft een overzicht van alle loten op dat schip.
62
opgevraagd. Uit die boekingslijst worden dan een aantal containers geselecteerd die worden afgezonderd voor controle. Het uitpikken van containers gebeurt nu dus voornamelijk at random en veel minder gericht. Naast de MI voert ook de douane controles uit in de havens. In de elektronische douaneaangifte is een geïnformatiseerd selectiesysteem ingebouwd waardoor het systeem meldingen maakt als bepaalde transporten als verdacht moeten beschouwd worden. MI werkt samen met de douane om risicoprofielen uit te werken voor dit systeem. Zo kan een lading tweedehandselektronica met een waarde lager dan een bepaalde waarde als verdacht worden beschouwd en een alarm doen afgaan. Het alarm kan ook afgaan indien de lading van een bepaalde exporteur komt, of behandeld wordt door een bepaalde expediteur. In sommige landen is het illegaal om e-waste in te voeren. Afvaltransporten naar die landen moeten ook een alarm doen geven. De douanebeambten die in de haven in de regiekamer zitten en de alarmen binnenkrijgen, gaan die vervolgens dispatchen naar de douaneverificateurs op de kaaien. In bepaalde gevallen zal de verificateur contact opnemen met MI voor technische bijstand. Deze manier van werken bleek in 2010-2011 veel efficiënter dan de klassieke havencontroles die MI uitvoert, met een hoog percentage vastgestelde illegale transporten (tot 25% van de gecontroleerde partijen) tot gevolg. In 2012 viel het aantal meldingen door de douane echter sterk terug, waardoor er ook minder illegale transporten werden tegengehouden in de havens (ca. 18% illegaal van de 139 gecontroleerde partijen van Vlaamse oorsprong). Afbeelding 13: Aantal illegale transporten van Vlaamse oorsprong
250
100%
200
80%
150
60%
100
40%
50
20%
Vlaamse oorsprong Illegaal van Vlaamse oorsprong (%)
0 0% 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 bron: MI-LNE
Inhoudelijk worden de laatste jaren de volgende trends waargenomen: het aantal vastgestelde illegale transporten naar Aziatische bestemmingen zoals Thailand, Filippijnen, Maleisië, Pakistan, enz. blijft stijgen (daar waar China en Hong Kong vroeger de belangrijkste bestemmingen waren). Het aantal tegengehouden transporten AEEA vanuit Vlaanderen met bestemming Afrika blijft gelijk ten opzichte van 2011, maar het gaat telkens over zeer kleine partijen van enkele slechte afgedankte toestellen.
6.1.1.3 Antwerpen: “de soepele haven”210 In Rotterdam controleert de douane reeds 20 jaar heel streng op EVOA. Enkel de moeilijke zaken worden daar doorgestuurd naar de milieuadministratie. Daarenboven werkt men in Rotterdam reeds vele jaren met een risicoanalyse programma dat heel sluitend is. Ook is Rotterdam een zogenaamde gesloten haven waar het onmogelijk is containers aan te leveren zonder douaneaangifte. In Antwerpen is het nog altijd mogelijk een container aan te leveren op de kaai, of zelfs reeds op een schip te laden vooraleer de elektronische douaneaangifte gebeurt. In principe is dit niet toegelaten, maar met deze regel wordt soms te soepel omgegaan. Ook is het zo dat in België soms pingpong gespeeld wordt tussen de verschillende toezichthouders. Transporteurs die illegaal afval willen 210
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door getuigenissen van BART PALMANS van de afdeling Milieu – inspectie van het Departement LNE tijdens een interview op 3 mei 2013.
63
transporteren weten dat ze meer kans hebben om gepakt te worden door de MI dan de FLI, aangezien er meer doorvoertransporten zijn dan import en export. Ze gaan dus eerst naar het buitenland en doen daar een douaneaangifte zodat het lijkt alsof het dossier een transitdossier is. Het nieuwe samenwerkingsakkoord van 2011 zou deze problemen deels moeten oplossen211.
6.2 De Federale Leefmilieu Inspectie (FLI)212 De FLI is in België voor wat EEA en e-waste betreft bevoegd voor 2 zaken: de regeling inzake productnormen, waarin de RoHS richtlijn werd omgezet (supra, paragraaf 2.4) en de regeling met betrekking tot de doorvoer van afvalstoffen in het kader van EVOA (2006). Wat betreft afvaltransporten zal FLI toezicht houden op de doorvoer van afvalstoffen en de opvolging doen van waargenomen overtredingen. Daarnaast is FLI verantwoordelijk voor het al dan niet goedkeuren van kennisgevingen van afvaltransporten waarbij België een doorvoerland is. De controles worden uitgevoerd in samenwerking met politie, douane en eventueel ook MI. Tabel 6 geeft de evolutie weer van het aantal overtredingen vastgesteld door FLI van de voorbij jaren. Het aandeel AEEA is hierin echter niet gekend. Tabel 6: Evolutie van het aantal overtredingen op de transportwetgeving vastgesteld door FLI van 20092012
Wegcontroles Gecontroleerde transporten →Waarvan afvaltransport → Waarvan overtreding Havencontroles Gecontroleerde transporten →Waarvan afvaltransport → Waarvan overtreding
2009 24.201 3.091 (13%) 602 (19%) 2009 1285 858 (68%) 345 (40%)
2010 21.349 2.832 (13%) 545 (19%) 2010 1.004 730 (73%) 253 (35%)
2011 20.137 2792 (14%) 637 (23%) 2011 1.078 830 (77%) 209 (25%)
2012 11.470 1120 (10%) 158 (14%) 2012 1.021 752 (74%) 347 (46%)
Bron: FLI + Douane
6.3 De Federale gerechtelijke politie, Dienst Leefmilieu De federale gerechtelijke politie, Dienst Leefmilieu is een ondersteunende dienst van de gerechtelijke politie. De bestuurlijke politie213 kan controles doen op het terrein langs de weg. Ter gelegenheid van elke controle van een afvaltransport stelt de politieambtenaar van de bestuurlijke politie een document op, het zogenaamde “ECO-formulier afval” (EFA). Dit document laat toe om een gedeelte van een afvalstroom zichtbaar te maken.
Na opstelling wordt het document overgemaakt aan de federale gerechtelijke politie, Dienst Leefmilieu voor verdere analyse. Deze laatste logt het formulier in een databank in waarna een bericht aan OVAM wordt verzonden. OVAM kan deze gegevens vervolgens herbekijken. Indien zij vaststellen dat er sprake was van een overtreding, gaat er een bericht terug naar de federale gerechtelijke politie, Dienst Leefmilieu. Die contacteert dan terug de lokale politie zodat die alsnog een PV kan opstellen. De gegevens in de databank kunnen ook gebruikt worden voor het uitvoeren van analyses voor bijvoorbeeld tactische doeleinden: het uitfilteren van bedrijven 211
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, Het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de coördinatie van het beleid inzake invoer, uitvoer en doorvoer van afvalstoffen – opgemaakt 20/05/2011. 212 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door getuigenissen van MARC DE STROOPER, inspecteur van de FLI, tijdens een interview op 14 juni 2013. De verkregen informatie werd aangevuld met gegevens uit de literatuur. 213 De politiefunctie in België omvat taken van gerechtelijke politie en bestuurlijke politie. De bestuurlijke politie staat in voor het vrijwaren en desnoods herstellen van de openbare rust, de openbare veiligheid en de openbare gezondheid. De bestuurlijke politie heeft vooral een preventieve en hulpverlenende taak, maar kan ook handhavend of herstellend optreden. Volgens Wikipedia, Bestuurlijke politie, 15 augustus 2013, http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestuurlijke_politie.
64
die vreemde bewegingen hebben gedaan of die in de afgelopen jaren heel veel overtredingen hebben begaan. Het kan ook gebruikt worden voor strategische doeleinden waarbij men kan vaststellen of een bepaald gerechtelijk arrondissement gemiddeld gevoeliger is voor afvalfraude dan een ander arrondissement, zodat hier voorrang kan verleend worden aan de strijd tegen afvalfraude. Bij internationale projecten van bijvoorbeeld Interpol zal de federale gerechtelijke politie, Dienst Leefmilieu optreden als coördinator binnen België. Daarnaast kan het zijn dat het parket de gerechtelijke politie, Dienst Leefmilieu aan het werk zet om bepaalde strafrechtelijke dossiers dieper uit te spitten.
6.4 De controle214 Wanneer een verdacht transport is geselecteerd door douane, MI of FLI gaat men over tot de controle zelf. Deze controle is in eerste plaats een administratieve controle, waarbij wordt nagegaan of het transport vergezeld is van alle verplichte documenten en of deze correct zijn ingevuld. De documenten die een transport van e-waste moeten vergezellen, zijn het identificatieformulier voor binnenlandse transporten (supra, paragraaf 4.3.4.9) of de kennisgeving + het vervoersdocument voor grensoverschrijdende transporten (supra, paragraaf 4.2.2). Daarnaast wordt ook gekeken of de vervoerder over de juiste registraties beschikt (supra, paragraaf 4.3.4.9). Indien er problemen zijn met de verplichte documenten zal de toezichthouder contact opnemen met de afvalstoffenproducent als die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen of met de afvalstoffenhandelaar of –makelaar om bijkomende informatie te vragen. Wanneer de toezichthouders het nodig achten kan een lading naast de administratieve controle ook aan een fysieke controle worden onderworpen. Hierbij gaat men na of de inhoud van de container overeenkomt met de beschrijving op de bijhorende documenten en of de apparaten in de container voldoen aan de eisen voor tweedehands EEA (supra, paragraaf 5.3.3). Douane en politie beschikken over mobiele en vaste scanners die containers kunnen doorlichten. Bij containers met tweedehands EEA is dit een hulpmiddel om te zien of er e-waste tussen de tweedehands EEA aanwezig is. Ook FLI maakt gebruik van deze scanners om voertuigen te scannen om te zien of ze geladen zijn met e-waste en dergelijke. Indien ook hier problemen optreden, kunnen controleurs overgaan op diepgaand onderzoek waarbij ze nagaan of de producenten, inzamelaars, handelaars, makelaars en verwerkers van het e-waste over de correcte registraties en vergunningen beschikken.
6.5 De opvolging van overtredingen en illegale transporten Als uit een controle blijkt dat het transport niet voldoet aan de wetgeving wordt het tegengehouden en start de administratieve afhandeling van het dossier. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen volgende gevallen: 1. Bij een controle in Vlaanderen stelt men vast dat een nationaal transport niet voldoet aan de wetgeving. Indien milieu-inbreuken215 worden vastgesteld, wordt door de toezichthouders een verslag van vaststelling opgemaakt dat wordt overgemaakt aan de Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Die kan vervolgens een exclusieve bestuurlijke geldboete opleggen aan de overtreder. Daarnaast kunnen de toezichthouders bestuurlijke maatregelen opleggen. Indien milieu-misdrijven216 worden 214
Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door getuigenissen van MARC DE STROOPER, inspecteur van de FLI, tijdens een interview op 14 juni 2013. De verkregen informatie werd aangevuld met gegevens uit de literatuur. 215 Milieu-inbreuken zijn lichte, louter administratieve inbreuken op de milieuwetgeving die geen milieuschade tot gevolg kunnen hebben. 216 Milieu-misdrijven zijn zware inbreuken op de milieuwetgeving die kunnen leiden tot milieuschade.
65
vastgesteld, zal de toezichthouder een proces-verbaal opstellen dat wordt overgemaakt aan de Procureur Des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin het misdrijf plaatsvindt. Deze kan vervolgens beslissen over te gaan tot strafrechtelijke handhaving. In functie van de aard, de frequentie en de omstandigheden kan hij ook beslissen de zaak over te maken aan de Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie die vervolgens een exclusieve bestuurlijke geldboete kan opleggen aan de overtreder217. 2. Bij een controle in Vlaanderen stelt men vast dat een grensoverschrijdend transport illegaal is. EVOA (2006) schrijft voor dat illegale zendingen moeten worden teruggestuurd naar de verzender. Door IMPEL-TFS (infra, paragraaf 6.6) werd een handleiding geschreven over hoe de blokkering en terugzending van het illegale afval moet verlopen. In geval van illegale import of export gebeurt de afhandeling door MI. In geval van illegale doorvoer gebeurt de afhandeling door de FLI. Bij illegale export uit Vlaanderen kan het transport makkelijk worden teruggestuurd naar plaats van herkomst voor correcte verwerking. Bij illegale import of doorvoer wordt het transport tegengehouden en geblokkeerd. Vervolgens start een verkorte kennisgevingsprocedure waarbij een verslag wordt opgesteld en doorgestuurd naar de oorspronkelijke kennisgever en naar de betrokken autoriteiten van de landen betrokken bij het transport. Deze partijen moeten bevestigen dat ze toestemming geven voor het terugzenden van het transport. Zolang de toestemming niet is gegeven, blijft het transport geblokkeerd. De verantwoordelijken voor illegale transporten uit het buitenland kiezen er in de meeste gevallen voor hun afval lokaal te laten verwerken. Ook de toezichthouder kan beslissen het afval lokaal te laten verwerken. Wanneer het afval toch wordt teruggestuurd, is het aan de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst de lading verder op te volgen en de correcte verwerking ervan te verzekeren. De toezichthouder zal naast de regeling voor de terugzending een proces-verbaal opstellen dat wordt overgemaakt aan de Procureur Des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin het misdrijf plaatsvond. Vervolgens zal strafrechtelijke vervolging plaatsvinden. Een uitvoeringsbesluit218 bij de wet van 9 juli 1984 betreffende de doorvoer van afvalstoffen schrijft voor dat ook administratieve boetes kunnen worden opgelegd door een daartoe bevoegde instantie in geval milieu-inbreuken worden vastgesteld door de FLI bij doorvoertransporten van afval.
6.6 IMPEL-TFS219 The European Union Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law is een internationale non-profit organisatie opgericht in 1992 door de toenmalige departementen van leefmilieu van de EU-lidstaten. Door de groei van de EU en de toetreding van een aantal departementen van leefmilieu van niet EU-landen is het aantal leden op de dag van vandaag gegroeid tot 47. De 47 departementen van leefmilieu behoren tot 33 landen, waaronder alle EU-lidstaten, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Turkije, IJsland, Zwitserland en Noorwegen. Het IMPEL netwerk heeft als doel binnen de Europese Unie de impulsen te geven die nodig zijn om de toepassing van de Europese milieuwetgeving te waarborgen. Het netwerk doet dit door projecten op te zetten met als onderwerp onder andere bewustmaking van de lidstaten over bepaalde milieuproblematieken, uitwisseling van informatie en ervaringen over de uitvoering van de wetgeving, organisatie van internationale samenwerking inzake handhaving alsmede het bevorderen en ondersteunen van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de Europese milieuwetgeving. 217
Volgens Titel XVI DABM: toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen. Website van IMPEL: http://www.impel.eu. 219 Dit onderdeel wordt in belangrijke mate gedragen door informatie afkomstig van de website van IMPEL en uit de masterproef van M. De Schuyter (2008) met als titel “Uitgevoerd staat netjes? De controle op de uitvoer van afvalstoffen naar derde wereldlanden: wetgeving en beleidsvoering”. 218
66
Binnen het IMPEL netwerk bevinden zich 2 clusters: de cluster I: “Improving Implementation of EU Environmental Law” en de cluster TFS: “Transfrontier Shipments of Waste”. Een cluster onderzoekt, ontwikkelt en bespreekt voorstellen voor nieuwe projecten, geeft een overzicht van lopende projecten, geeft advies over de ontwerpverslagen en de follow-up van afgeronde projecten, enz. “IMPEL- TFS werd opgericht om te waken over het toezicht en de controle op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap. Gelijklopend met de algemene doelstellingen van IMPEL heeft ook IMPEL-TFS als doel het harmoniseren van de handhaving van de EU-wetgeving binnen de verschillende lidstaten, het streven naar een versterkte toepassing van de afvaltransportwetgeving en een betere communicatie en samenwerking tussen de verschillende landen”220. De uitvoering van de diverse IMPEL projecten heeft geleid tot verschillende bevindingen en verbeteringen om problemen weg te werken, waaronder het gebrek aan ervaring en wettelijke bevoegdheden van handhavingsinstanties voor de uitvoering van inspecties (zoals de bevoegdheid voor het blokkeren van containers), hiaten in de nationale wetgeving wat betreft de opvolging van overtredingen van de wetgeving, gebrek aan handhavingscapaciteit in de lidstaten, tekort aan nationale en internationale communicatie en een te vage wetgeving die niet aangepast is aan de dagelijkse handhavingspraktijken. De resultaten bekomen uit de verschillende projecten worden gebruikt bij het opstellen en verbeteren van de bestaande afvaltransportwetgeving. Daarnaast zorgen de projecten ook voor betere contacten met de bevoegde autoriteiten in niet-OESO landen en opleiding van inspecteurs over onder andere de Europese wetgeving in deze landen.
220
Uit M. De Schuyter, J. Lambrecht (2008), Uitgevoerd staat netjes? De controle op de uitvoer van afvalstoffen naar derde wereldlanden: wetgeving en beleidsvoering,
67
7 Beoordeling en besluit Deze masterproef geeft antwoord op de vraag wat de impact is op mens en milieu van de manier waarop onze huidige maatschappij georganiseerd is op vlak van productie van EEA en de behandeling van het ontstane e-waste. Ook de bestaande wetgeving op internationaal, Europees en nationaal vlak wordt hierbij in beschouwing genomen. E-waste vormt een speciaal type afval gezien de variëteit aan materialen dat het bevat. Het vereist aangepaste behandelings- en recyclagemethodes om het milieu en de werknemers actief in de recyclagesector te beschermen. Onder andere met het oog hierop heeft Europa de samenstelling van EEA aan banden gelegd door invoering van de RoHS richtlijn, REACH en de F-gassenverordening (supra, paragraaf 2.2). Wat betreft de productie van EEA zorgen het niet naleven van internationale verdragen ter bescherming van lokale bevolkingsgroepen, het ontbreken van Europese wetgeving inzake het aantonen van de herkomst van mineralen en een verbod op het gebruik van conflictmineralen ervoor dat de impact op mens en milieu ten gevolge van de mijnactiviteiten voor de ontginning van grondstoffen voor EEA enorm is. Door Urban Mining kan deze impact reeds aanzienlijk worden verminderd (supra, paragraaf 3.2.1). Inzake overbrenging van e-waste wordt door het verdrag van Bazel en EVOA (2006) de wettelijke basis gelegd waar overbrengers zich aan moeten houden (supra, paragraaf 4.1 en 4.2). De Europese AEEA-richtlijn (die een aanvulling is op de Nieuwe Kaderrichtlijn Afvalstoffen) effent het pad voor een duurzamere productie en consumptie van EEA (supra, paragraaf 4.3). Ze doet dit door strenge eisen te stellen inzake preventie, hergebruik, recyclage en andere vormen van nuttige toepassing. Op die manier tracht de wetgever te komen tot een systeem van gesloten materialenkringlopen waarbij de emissies naar de omgeving in elke levensfase van EEA zoveel mogelijk worden beperkt. Eén van de middelen waarmee de AEEA-richtlijn haar doel wenst te bereiken, is het principe van de producentenverantwoordelijkheid. In België werd de aanvaardingsplicht ingevoerd om hieraan te voldoen. De vzw Recupel is het beheersorganisme dat werd opgericht om uitwerking te geven aan deze aanvaardingsplicht (supra, paragraaf 4.3.5). Om te evolueren naar een systeem van gesloten materialenkringlopen op vlak van EEA vormt het principe van ecodesign een krachtige instrument (supra, paragraaf 4.4). Het zorgt voor een efficiënter gebruik van grondstoffen tijdens zowel de productiefase als de gebruiksfase, voor een eenvoudigere controle op de mogelijkheid tot hergebruik (bijvoorbeeld door het aanbrengen van energielabels op EEA) en voor een efficiëntere en effectievere depollutie en verwerking van het e-waste. Daarenboven zorgt het ervoor dat de verschillende materiaalfracties in een product beter van elkaar kunnen gescheiden worden, wat het recyclagerendement zal doen stijgen. Ook al biedt het principe van ecodesign tal van voordelen, toch wordt het met uitzondering van energiegerelateerde producten op de dag van vandaag niet geregeld in de wetgeving. Wat betreft de overbrenging van afvalstoffen blijft de illegale handel in e-waste een groeiend wereldwijd probleem (supra, paragraaf 5). De effecten op mens en milieu die de informele recyclage van e-waste met zich meebrengen zijn enorm. Grote hoeveelheden schadelijke chemicaliën komen in het milieu terecht en zorgen voor een verlies aan biodiversiteit en grote negatieve effecten op de gezondheid van zowel de mensen die tewerkgesteld zijn in deze informele sector als omwonenden. Daarnaast zijn de politieke en economische effecten van deze illegale handel in e-waste niet te onderschatten (supra, paragraaf 5.4.2). Ondanks het bestaan van samenwerkingsverbanden, zoals IMPEL-TFS, tussen de verschillende Europese lidstaten en de inspanningen die organisaties zoals Interpol en Europol leveren, blijft de handhaving van de wetgeving dikwijls een probleem. Binnen Europa alleen al bestaan grote verschillen in de inspanningen die door lidstaten worden geleverd. De illegale handel in AEEA staat dikwijls laag op de politieke agenda. Buiten de gezamenlijke acties die periodiek georganiseerd worden door IMPEL-TFS, wordt aan dit probleem dan ook veelal geen aandacht geschonken. Financiële middelen om de handhaving te ondersteunen zijn beperkt en veel diensten zijn onderbemand. De administratieve opvolging van overtredingen is daarenboven heel tijdrovend en 68
zelfs wanneer overtredingen worden vastgesteld, blijft strafrechtelijke vervolging van buitenlandse overtreders heel moeilijk, waardoor deze meestal hun straf ontlopen. Indien in een bepaalde haven controles worden opgevoerd, is het ook heel eenvoudig voor e-waste handelaars om hun activiteiten te verleggen naar andere havens. Dit fenomeen van “port-hopping” zal een probleem blijven zolang controles in de ene lidstaat strenger zijn dan in de andere. De hoofdvraag die we ons nu moeten stellen is hoe we kunnen evolueren naar een duurzamer materialenbeheer om de huidige impact op mens en milieu ten gevolge van EEA en e-waste te verminderen. Gezien de complexiteit van het probleem is het duidelijk dat hiervoor geen pasklare oplossing bestaat. De oplossing vereist acties in elke fase van de levenscyclus van EEA en zal een combinatie zijn van zowel juridische, economische als sociale stimuli. Gezien de illegale handel in ewaste een fenomeen is dat in de nabije toekomst niet zal verdwijnen, moet in eerste instantie gestreefd worden naar een duurzamer ontwerp van EEA. Bestaande wetgeving kan strenger worden gemaakt. De Europese RoHS richtlijn legt momenteel slechts de aanwezigheid van 6 stoffen in EEA aan banden (supra, paragraaf 2.2.1). PVC, ftalaten en tal van andere schadelijke stoffen behoren hier niet toe. Nochtans is het duidelijk dat PVC en de brandvertragende middelen daarin aanwezig een heel negatieve impact met zich meebrengen tijdens de informele recyclage. Hetzelfde geldt voor ftalaten (supra, paragraaf 5.4.1). Greenpeace heeft er reeds herhaaldelijk op aangedrongen de toepassing van PVC te verbieden221. Ook het gebruik van F-gassen (supra, paragraaf 2.2.3) is nog steeds toegelaten. Hoewel ze de ozonlaag niet aantasten, hebben ze wel een heel hoog ‘Global Warming Potential’ en leveren ze dus een sterke bijdrage aan de opwarming van de aarde wanneer ze in het milieu terechtkomen. Een uitbreiding van de RoHS richtlijn met bijkomende stoffen dringt zich duidelijk op. Bovendien zou voortgezet onderzoek moeten uitwijzen of er grote verschillen zijn wat betreft de samenstelling van producten die binnen de EU op de markt worden gebracht en diezelfde producten die buiten de EU op de markt worden gebracht. Parallel aan dit onderzoek kan ook worden nagegaan in welke mate producten die binnen de EU op de markt worden gebracht, voldoen aan de RoHS richtlijn. Naast een aanpassing van de RoHS richtlijn zou men de bestaande ecodesignrichtlijn kunnen uitbreiden naar niet-energiegerelateerde producten (supra, paragraaf 4.4.1). Zo zou men in de toekomst bepaalde ontwerpeisen kunnen opleggen die het mogelijk maken om onderdelen van EEA eenvoudig demonteerbaar te maken, zodat ze makkelijk kunnen gewisseld worden wanneer ze verouderd of versleten zijn. Ook software moet eenvoudiger geüpdate kunnen worden. Praktijken zoals ‘Planned Obsolescence’ (supra, paragraaf 4.4.2) moeten strafbaar gemaakt worden of moeten vermeden worden door de minimum garantieperiode voor EEA te verlengen. Ook de demontage van het e-waste moet sneller en eenvoudiger gemaakt worden (supra, paragraaf 4.4.3). De kost voor depollutie en verwerking zal hierdoor dalen en afvalstoffenproducenten zullen minder geneigd zijn producten (illegaal) naar lageloonlanden te versturen om ze daar te verwerken. Op die manier worden waardevolle grondstoffen veel efficiënter gerecycleerd. ‘Cherry Picking’ (supra, paragraaf 5.4.2) -eigen aan de informele recyclage in ontwikkelingslanden- wordt vermeden, veel minder grondstoffen gaan verloren en de milieudruk ten gevolge van mijnactiviteiten voor de ontginning van nieuwe grondstoffen daalt. Ook de export uit Europa van secundaire grondstoffen zal dalen en de beschikbaarheid van de schaarse metalen die nodig zijn voor gebruik in nieuwe duurzamere technologieën komt veel minder onder druk te staan. De rol van de overheden ligt niet enkel in het invoeren, uitvoeren en handhaven van wetgeving maar ook in de bewustmaking van de consument door middel van overheidscampagnes over het belang van afvalpreventie, inzameling en recyclage. Het uitbouwen van een inzamelnetwerk waar burgers op laagdrempelige wijze hun e-waste kunnen indienen is in dit opzicht onontbeerlijk. In België voert de vzw Recupel momenteel reeds campagnes, maar richt zich hierbij voornamelijk op de aspecten inzameling en recyclage. Echter, afvalpreventie is minstens even belangrijk en kan ook weer bereikt worden door onder andere het uitbreiden van de ecodesignrichtlijn (supra, paragraaf 4.4.1). Om 221
Greenpeace (2001), PVC-Free Future:
A Review of Restrictions and PVC free Policies Worldwide.
69
ecodesign op korte termijn te stimuleren, zou het huidige systeem waarbij op alle toestellen uit een bepaalde categorie eenzelfde recyclagebijdrage wordt betaald, moeten aangepast worden (supra, paragraaf 4.4). De recyclagebijdrage zou moeten bepaald worden per toestel en per fabrikant/invoerder zodat onder andere “design for disassembly” gestimuleerd wordt (supra, paragraaf 4.4.1). Een tweede mogelijkheid is verbieden dat fabrikanten/invoerders hun Recupel-bijdrage doorrekenen naar de eindklant. Wanneer ze zelf de kosten voor depollutie en verwerking dragen zullen ze er naar streven deze zo laag mogelijk te maken en zal ecodesign automatisch gestimuleerd worden. Door het invoeren van kwaliteitslabels kunnen verantwoorde consumenten bovendien gestimuleerd worden deze duurzamere producten aan te schaffen. Daarnaast moeten overheid en vzw Recupel inspanningen blijven leveren om mensen te stimuleren hun afgedankte EEA zoveel mogelijk in te leveren via de officiële kanalen in plaats van ze thuis op te slaan. De ontginning van grondstoffen voor EEA moet ook duurzamer (supra, paragraaf 3). Men kan meer transparantie eisen van producenten over de herkomst van hun grondstoffen. Het gebruik van conflictmineralen moet verboden worden en het concept van Urban Mining kan verder uitgebouwd worden door ook het grensoverschrijdend transport van tweedehandsmaterialen aan banden te leggen. Zo zou men kunnen stellen dat GEEA enkel nog naar het buitenland kan getransporteerd worden op voorwaarde dat het voldoet aan de transportvereisten uit bijlage VI (infra, bijlage 3) van de Nieuwe AEEA-richtlijn (supra, paragraaf 4.3.4.10) en dat het niet ouder is dan een bepaalde opgelegde maximale leeftijd. GEEA die ouder is dan deze maximale leeftijd zou niet meer mogen geëxporteerd worden als tweedehandsapparatuur en zou dus enkel nog lokaal kunnen worden hergebruikt. Op die manier zal ook veel meer afgedankte apparatuur in het lokale afvalverwerkingscircuit terechtkomen, wat de lokale industrie en economie zal stimuleren. Ook belangrijk is dat op die manier wordt vermeden dat uitgevoerde tweedehandsapparatuur snel de afvalfase bereikt in de landen van bestemming. Opnieuw zullen minder materialen verloren gaan ten gevolge van informele recyclage. Wat betreft de wetgeving op de behandeling van afvalstoffen kan gerust gesteld worden dat Europa één van de voortrekkers is op wereldvlak. Zo werd in EVOA (2006) het Bazel Ban Amendement volledig opgenomen. Aangezien dit Bazel Ban Amendement zelf niet in voege is doordat bij stemming geen meerderheid werd gevonden, kunnen we stellen dat de Europese wetgeving betreffende de overbrenging van afvalstoffen dus strenger is dan het verdrag van Bazel (supra, paragraaf 5.2.1). Met betrekking tot dit verdrag blijft een groot probleem dat de Verenigde Staten dit niet geratificeerd hebben. Gezien dit een heel grote producent en uitvoerder is van e-waste, blijft de toevoer van ewaste naar ontwikkelingslanden en de voeding naar de informele recyclagecircuits met alle negatieve gevolgen daaraan verbonden een groot probleem. Internationale politieke druk is nodig om dit probleem aan te pakken. Daarnaast blijft de codeproblematiek voor e-waste een probleem (supra, paragraaf 4.2.4). Die zorgt er enerzijds voor dat de rapportering naar de Europese commissie onduidelijk is en anderzijds dat ook binnen Europa verdeeldheid kan heersen in de definiëring van AEEA als gevaarlijk afval. Het opstellen van een code uniek voor AEEA binnen Europa kan hiervoor een oplossing bieden. Op vlak van handhaving van de wetgeving binnen Europa blijkt voornamelijk de doorvoer van AEEA een probleem te zijn. Om te beginnen wordt bijna al het AEEA getransporteerd onder de noemer tweedehandsapparatuur (supra, paragraaf 5.3.3). De nieuwe AEEA-richtlijn schrijft in haar bijlage VI (infra, bijlage 3) voor aan welke eisen tweedehandsapparatuur moet voldoen. Deze richtlijn is echter nog niet omgezet in de nationale wetgeving van de lidstaten, waardoor de interpretatie of GEEA al dan niet tweedehands is, afhangt van lidstaat tot lidstaat. Bij doorvoer van afvalstoffen kan dit op zich reeds leiden tot discussies tussen de lidstaten. Als het land van uitvoer de apparatuur beschouwt als tweedehands is het moeilijk voor het land van doorvoer deze aan te duiden als afval. Wanneer de Nieuwe AEEA–richtlijn in nationale wetgeving is omgezet, zou dit probleem zich grotendeels moeten oplossen. Echter, dan blijft het grote probleem nog altijd de striktheid van de handhaving. De mankracht die in de lidstaten beschikbaar is, is heel beperkt en de hoeveelheid getransporteerde goederen is enorm groot. Het blijft een onmogelijke opdracht voor lidstaten om alle transporten te controleren. Zelfs al maakt men de wetgeving dus strenger, als de handhaving uitblijft is het nut ervan 70
ver zoek. Wat België betreft blijkt dat 80% van het geëxporteerde e-waste afkomstig te zijn van doorvoertransporten. Een duidelijke versterking van de FLI blijkt dringend nodig. Een toekomstgerichte oplossing kan gevonden worden in de ondersteuning van hoopvolle initiatieven zoals die van organisaties als Close The Gap en Worldloop (supra, paragraaf 5.5). Zij bieden enerzijds ondersteuning aan ontwikkelingslanden om de digitale kloof te dichten door het importeren van kwaliteitsvol ‘gerefurbished’ tweedehandsmateriaal. Anderzijds bieden ze aan diezelfde landen de ondersteuning die nodig is om hun recyclageactiviteiten zelf te organiseren en op een hoger kwaliteitsen veiligheidsniveau te brengen. Gevaarlijke en moeilijk te recycleren onderdelen van e-waste, die speciale verwerkingstechnieken vereisen, worden daarbij teruggebracht naar de geïndustrialiseerde landen om daar op een veilige manier te worden verwerkt. Op die manier zorgen de ontwikkelingslanden er zelf voor dat de impact op mens en milieu vermindert, zonder dat ze daarvoor afhankelijk zijn van de inspanningen die de geïndustrialiseerde landen leveren op vlak van wetgeving en handhaving. Dit heeft tal van voordelen: de impact op mens en milieu eigen aan de sterk vervuilende informele recyclagesector verdwijnt en mensen die tewerkgesteld waren in de informele recyclagesector vinden nu werk in de nieuwe formele recyclagesector, waardoor de lokale economie ondersteund blijft. Daarenboven blijft de invoer van grondstoffen naar de ontwikkelingslanden doorgaan. Veel ontwikkelingslanden waren namelijk niet geneigd al te streng op te treden tegen illegale invoer van e-waste, aangezien dit voor hen een bron van goedkope grondstoffen betekende. Een uitbreiding van de ecodesignrichtlijn is ook in dit kader heel belangrijk. Het makkelijker demonteerbaar maken van apparaten, zonder de onderdelen te moeten vernietigen, kan ervoor zorgen dat meer onderdelen kunnen hergebruikt worden in de refurbishingsector die in ontwikkelingslanden heel sterk ontwikkeld is. Daarenboven zorgt een eenvoudigere en veiligere verwijdering van gevaarlijke onderdelen ervoor dat werknemers aan minder risico’s zijn blootgesteld. Ook is het zo dat veel ontwikkelingslanden zich in een razend tempo aan het informatiseren en digitaliseren zijn. Ze doen dit door onder andere het invoeren van illegaal e-waste en tweedehandsapparatuur, maar ook door het invoeren van heel wat nieuwe apparatuur. Het aandeel van het illegale e-waste en de tweedehandsapparatuur in de afvalproblematiek van ontwikkelingslanden en de impact daarvan op mens en milieu zal in de komende jaren dus dalen, terwijl het aandeel van de afvalproductie door nieuwe apparatuur die de afvalfase bereikt zal stijgen. Ook daar ligt de sterkte van een systeem als dat van Worldloop. Het biedt ontwikkelingslanden de middelen om zelf in te staan voor de veilige verwerking van hun geproduceerde e-waste en voor het tot stand brengen van gesloten materialenkringlopen. Op termijn kan Urban Mining ervoor zorgen dat stortplaatsen van e-waste worden opgeruimd en stilaan verdwijnen. Daarnaast komen nieuwe afvalstoffen onmiddellijk in efficiënte en milieuvriendelijke recyclagecircuits terecht. Door een grondige analyse te maken van de huidige praktijken op vlak van de ontginning van materialen voor de productie van EEA, van de behandeling en de inzameling van EEA, van de drijvende krachten achter de illegale handel in e-waste, van de manier waarop deze illegale handel in praktijk gerealiseerd wordt, van de effecten ervan op mens en milieu, van de wetgeving die internationaal en Europees tot stand werd gebracht en van de wijze waarop de handhaving wordt georganiseerd, biedt deze masterproef een actueel beeld van de wijze waarop onze huidige maatschappij georganiseerd is op vlak van productie van EEA en de behandeling van het ontstane ewaste. Enerzijds werden de kracht en noodzaak van de bestaande wetgeving duidelijk. Anderzijds blijkt dat de omzetting van die wetgeving in de praktijk, en de handhaving ervan nog tekortkomingen vertonen. Ook het belang van een verdere uitwerking van principes van ecodesign, Urban Mining en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, en van de ondersteuning van initiatieven zoals Worldloop om te komen tot gesloten materialenkringlopen en duurzaam materialenbeheer, werden duidelijk. Op die manier geeft deze masterproef een beeld van hoe we de huidige impact op mens en milieu ten gevolge van ons continu streven naar automatisering, informatisering en digitalisering kunnen minimaliseren zonder dat de maatschappij de voordelen hiervan hoeft te verliezen.
71
8 Bibliografie 8.1 Wetgeving 8.1.1 Nationaal Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, Titel XVI: toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers Samenwerkingsprotocol (2008) tussen OVAM en LNE – afdeling MI betreffende de herschikking van de handhavingstaken na de implementatie van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, Het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de coördinatie van het beleid inzake invoer, uitvoer en doorvoer van afvalstoffen – opgemaakt 20/05/2011 Decreet van 23 december 2011 betreffende duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Materialendecreet) Het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA)
8.1.2 Europees Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (herschikking) Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (herschikking) Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking) Verordening 842/2006 van het Europees Parlement en de raad van 17 mei 2006
inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen Verordening 1013/2006 van het Europees Parlement en de raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen Verordening (EG) Nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie Verordening 1005/2009 van het Europees Parlement en de raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking)
8.1.3 Internationaal Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan
72
8.2 Artikels BAN (2005). The Digital Dump. Exporting Re-use and Abuse to Africa. Seatlle: The Basel Action Network (BAN). Bisschop, L. (2012). Is it all going to waste? Illegal transports of e-waste in a European trade hub. Crime, Law and Social Change. Braunschweig A (2004) Automatic Disassembly of Snap-in Joints in Electro- mechanical Devices. Proceedings of the 4th International Congress Mechanical Engineering Technologies’04, Varna, 48–56. Brett H. Robinson. E-waste: An assessment of global and environmental impacts. Science of the Total Environment 408 (2009) p183-191. Castro et al., 2004, A thermodynamic approach to the compatibility of materials combinations for recycling, Resources, Conservation and Recycling. De Rijck, R. (2011). A flaw in the criminal approach of international waste transport in Europe. Paper presented at the INECE 9th International Conference, British Columbia, Canada, 20-24 June 2011. Dieter DE CLEENE (2012), Goudkoorts, de keerzijde van de medaille, EOS Wetenschap. Duflou, J.R., Seliger, G., Kara, S., Umeda, Y., Ometto, A. and Willems, B. (2008), Efficiency and feasibility of product disassembly: a case-based study. CIRP Annals-Manufacturing Technology. v57. 583-600. E. DE PICKER (2007), Handleiding voor grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen, OVAM. Environmental Investigation Agency (2011). System Failure. The UK's harmful trade in electronic waste. London: Environmental Investigation Agency. European Environmental Agency (2012), Movements of waste across the EU’s internal & external borders. K. Brigden, I. Labunska,
D. Santillo &
M. Allsopp (2005), Recycling of electronic wastes in China & India: workplace & environmental contamination. Eurometaux (2010), Securing Competitive Access to Raw Materials
& the Particular Importance of Waste Shipment Related Rules. eWASA (2011): eWASA Industry Waste Management Plan. Fischer, C., Hedal, N., Carlsen, R., Doujak, K., Legg, D., Oliva, J., et al. (2008). Transboundary shipments of waste in the EU. Developments and possible drivers. (pp. 73). Greenpeace (2001), PVC-Free Future:
A Review of Restrictions and PVC free Policies Worldwide. IMPEL-TFS (2005). IMPEL-TSF Threat Assessment Project, the illegal shipments of waste among IMPEL Member States. Interpol (2009). Electronic waste and organized crime. Assessing the links. Phase II report for the Interpol Pollution Crime Working Group. Kevin Brigden, Iryna Labunska,
David Santillo &
Paul Johnston (2008), Chemical contamination at e-waste recycling. Martin Oteng-Ababio (2012). Electronic Waste Management in Ghana – issues and practices. Intech. M. De Schuyter, J. Lambrecht (2008), Uitgevoerd staat netjes? De controle op de uitvoer van afvalstoffen naar derde wereldlanden: wetgeving en beleidsvoering. Prof. Dr. Ir. Herman Van Langenhove, Cursus Environmental Chemistry (academic year 2009 – 2010), Department of Organic Chemistry, Environmental Organic Chemistry and Technology, Faculty of Bioscience Engineering. Umicore (2013), Umicore precious metals refining, excellence in recycling. Corporate presentation. UNEP (2011): Assessing mineral resources in society: metal stocks & recycling rates. VROM-inspectie (2011). Evaluatie en vooruitblik ketenproject elektrische en elektronische apparaten 2010 (pp. 51). Den Haag: VROM-Inspectie - Directie Uitvoering.
73
8.3 Internetbronnen ARM, Alliance for Responsible mining – Our Work, 5 april 2013, http://www.communitymining.org/en/our-work. Basel Convention, Overview, 28 mei 2013, http://www.basel.int/TheConvention/Overview/tabid/1271/Default.aspx CATAPA, Algemeen - mijnbouw en globalisering, 5 april 2013, http://catapa.be/nl/mijnbouw/algemeen. CATAPA, Ecologische impact van mijnbouw, 5 april 2013, http://catapa.be/nl/mijnbouw/ecologisch. CATAPA, Socio-culturele impact van mijnbouw, 5 april 2013, http://catapa.be/nl/mijnbouw/sociocultureel. DEKRA, RoHS testen, 22 juli 2013, http://www.dekra-certification.nl/nl/rohs. Documentaire: Ghana : digital dumping ground (23 http://www.pbs.org/frontlineworld/stories/ghana804/video/video_index.html.
juni
2009)
(7’20”),
EMPA, Material composition, 19 maart 2013, http://ewasteguide.info/node/4074. EMPA, e-Waste Composition, 10 maart 2013, http://ewasteguide.info/node/6. Enough, Conflict Minerals, 12 augustus 2013, http://www.enoughproject.org/conflict-minerals. Europese Comissie, Public consultation on a possible EU initiative on responsible sourcing of minerals originating from conflict-affected and high-risk areas, 5 april 2013 http://ec.europa.eu/yourvoice/ipm/forms/dispatch?form=EuMin&lang=en. Fairphone, Designing in circles – The great http://www.fairphone.com/2013/03/19/designing-in-circles/.
recovery
project,
12
juli
2013,
Fairphone, Story, 12 juli 2013, http://www.fairphone.com/ - story. GOUD:EERLIJK?, Rol van het Noorden, Wie kan wat veranderen – politiek, 5 april 2013, http://goudeerlijk.be/rolvan-de-consument/wie-kan-wat-veranderen/politiek/. Greenpeace, Toxic trade, 28 mei 2013, http://www.greenpeace.org/international/en/campaigns/toxics/toxic-trade/. Labelinfo.be, Fairtrade & Fairmined Gold, 5 april 2013, http://www.labelinfo.be/label/lange_fiche/1108/. Leslie Young, The global trade in http://www.pbs.org/frontlineworld/stories/ghana804/map/map.html.
e-waste,
23
april
2013,
OECD, OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Area’s, 5 april 2013, http://www.oecd.org/daf/inv/mne/mining.htm.
OVAM code van goede praktijk inzake hergebruik van http://www.ovam.be/jahia/Jahia/cache/offonce/pid/176?actionReq=actionPubDetail&fileItem=2832.
(A)EEA:
OVAM, Apparaten, 18 juni 2013, http://www.ecodesignlink.be/nl/elektrisch-en-elektronisch?parent=176. OVAM, Ecodesign, 18 augustus 2013, http://www.ecodesignlink.be/nl/informatie/ecodesign. OVAM, Ontwerptips voor een optimale recyclage, 18 juni 2013, http://www.ecodesignlink.be/nl/ecodesigntools/ontwerptips-optimale-recyclage. OVAM, Producent/invoerder die AEEA http://www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/2466.
op
de
markt
brengt,
12
augustus
2013,
OVAM, Wetgeving, 18 augustus 2013, http://www.ecodesignlink.be/nl/informatie/wetgeving. The great recovery, Redesigning the future, 12 juli 2013, http://www.greatrecovery.org.uk. Ugent1010, Urban Mining, 20 maart 2013, http://www.ugent1010.be/node/90. UNEP, Call for Global Action on E-waste, 18 augustus http://www.unep.org/documents.multilingual/default.asp?articleid=5447&documentid=496&l=en Wikipedia, Basel Convention, 28 mei 2013, http://en.wikipedia.org/wiki/Basel_Convention.
74
2013.
Wikipedia, Bestuurlijke politie, 15 augustus 2013, http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestuurlijke_politie. Wikipedia, Dodd–Frank_Wall_Street_Reform_and_Consumer_Protection_Act, 12 augustus http://en.wikipedia.org/wiki/Dodd–Frank_Wall_Street_Reform_and_Consumer_Protection_Act.
2013,
Wikipedia, Environmental movement, 20 april 2013, http://en.wikipedia.org/wiki/Environmental_movement. Wikipedia, Polychloorbifenyl, 15 augustus 2013, http://nl.wikipedia.org/wiki/Polychloorbifenyl.
8.4 Interviews Interview met RUDI DAEMS, voormalig Volksvertegenwoordiger in het Vlaams Parlement, voormalig Adjunctkabinetschef van de Vlaamse minister van Leefmilieu en voormalig Adviseur in het Vlaams Parlement, 27 maart 2013. Interview met DIMITRY STRYBOS, medewerker van het Team EEA & metallurgie van OVAM, 27 maart 2013. Interview met LIESELOT BISSCHOP, Researcher at Research group Governing and Policing Security (GaPS). Associated Faculty of Business and Public Administration at University College Ghent – Ghent University; Visiting researcher at Haskayne School of Business, University of Calgary and Assistent editor of European Journal of Policing Studies, 19 april 2013. Interview met BART PALMANS, voormalig medewerker bij de OVAM, momenteel actief als milieu-inspecteur bij de afdeling Milieu-inspectie (MI) van het Departement leefmilieu, natuur en energie, 3 mei 2013. Interview met ELS VERBERCKMOES, Treatment Manager bij vzw RECUPEL, 7 mei 2013. Interview met MARC DE STROOPER, controleur bevoegd voor de doorvoer van afvalstoffen bij de Federale Leefmilieu Inspectie (FLI), 14 juni 2013. Interview met THOMAS POELMANS, Project Director bij Worldloop, 21 juni 2013.
8.5 Praktijkwerk Deelname aan een studievoormiddag georganiseerd door de onderzoeksgroep Governing and Policing Security (HoGent & UGent) over de ‘Handhaving van illegale milieustromen: elektronisch afval en hardhout' op 21 juni 2013 in het Vlaams Parlement. Deelname aan één controle op illegaal transport van e-waste in de haven van Antwerpen onder leiding van MARC DE STROOPER van FLI. Hierbij werd geassisteerd in het leeghalen en controleren van de apparatuur die in deze container aanwezig was. De controle vond plaats op 14 juni 2013.
75
9 Bijlagen Bijlage 1 Selectieve behandeling van materialen en onderdelen van AEEA als bedoeld in artikel 8, lid 2 van Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012
betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. 1.
Uit gescheiden ingezamelde AEEA moeten ten minste de volgende stoffen, mengsels en onderdelen worden afgezonderd: •
polychloorbifenyl (pcb)-houdende condensatoren overeenkomstig Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (pcb's/PCT's),
•
kwikhoudende onderdelen zoals schakelaars en lampen voor achtergrondverlichting,
•
batterijen,
•
printplaten van mobiele telefoons in het algemeen en van andere apparaten indien de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm2 bedraagt,
•
tonercassettes met vloeibare of pasteuze toner, en kleurentoner,
•
kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten,
•
asbestafval en onderdelen die asbest bevatten,
•
beeldbuizen,
•
chloorfluorkoolwaterstoffen (cfk's en HCFK's) of fluorkoolwaterstoffen (HFK's), koolwaterstoffen (HC's),
•
gasontladingslampen,
•
lcd-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm2 en schermen met achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen,
•
uitwendige elektrische kabels,
•
onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten zoals beschreven in Richtlijn 97/69/EG van de Commissie van 5 december 1997 tot drieëntwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling. de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen,
•
onderdelen die radioactieve stoffen bevatten, met uitzondering van onderdelen beneden de vrijstellingsdrempels, die vastgesteld zijn in artikel 3 van en bijlage I bij Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren,
•
elektrolytische condensatoren die tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume).
Deze stoffen, mengsels en onderdelen dienen te worden verwijderd of nuttig te worden toegepast in overeenstemming met Richtlijn 2008/98/EG. 2.
De volgende onderdelen van gescheiden ingezamelde AEEA moeten als volgt worden behandeld: •
beeldbuizen: de fluorescerende laag moet worden afgezonderd
•
apparatuur die gassen bevat welke de ozonlaag aantasten of een aardopwarmingspotentieel hebben van meer dan 15 GWP, zoals in isolatieschuim en koelcircuits: deze gassen moeten adequaat worden verwijderd en behandeld. Gassen die de ozonlaag aantasten, worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009,
• 3.
gasontladingslampen: het kwik wordt afgezonderd.
De punten 1 en 2 worden, rekening houdend met milieuoverwegingen en de wenselijkheid van voorbereiding voor hergebruik en recycling, zodanig toegepast dat het op milieuverantwoorde wijze voorbereiden voor hergebruik en recycleren van onderdelen van complete apparaten niet bemoeilijkt wordt.
76
Bijlage 2 Technische voorschriften als bedoeld in artikel 8, lid 3 van richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012
betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur 1.
Locaties voor de opslag (ook tijdelijke opslag) van AEEA vóór verwerking (onverminderd de voorschriften van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen): •
ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezink tanks en olie- en vuilafscheiders,
• 2.
weerbestendige afdekking van geschikte terreinen.
Locaties voor de verwerking van AEEA: •
weegapparatuur om het gewicht van het verwerkte afval te bepalen,
•
ondoorlatende ondergrond en waterdichte afdekking van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en olie- en vuilafscheiders,
•
geschikte opslag voor gedemonteerde reserveonderdelen,
•
geschikte containers voor de opslag van batterijen, pcb/PCT-houdende condensatoren en ander gevaarlijk afval, zoals radioactief afval,
•
installaties voor de behandeling van water, overeenkomstig de gezondheids- en milieuvoorschriften.
77
Bijlage 3 Minimumvoorschriften voor de overbrenging 1.
2.
3.
4.
5.
Om het onderscheid te maken tussen EEA en AEEA, in gevallen waarin de houder van het voorwerp beweert dat hij gebruikte EEA overbrengt of voornemens is over te brengen die géén AEEA is, verlangen de lidstaten van de houder dat hij beschikt over de volgende bewijzen van de juistheid van deze bewering: a) een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de EEA, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en helemaal functioneel is; b) een bewijs van beoordeling of test, in de vorm van een kopie van de bescheiden (testcertificaat, keuringsbewijs), voor elk stuk dat deel uitmaakt van de zending, alsmede een protocol dat alle in punt 3 gespecificeerde etiketinformatie bevat; c) een verklaring van de houder die het vervoer van de EEA organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG, en d) passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, met name door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading. Het bepaalde in punt 1, onder a) en b), en punt 3 is niet van toepassing wanneer dit wordt gedocumenteerd door afdoende bewijs dat de overbrenging plaatsvindt in het kader van een overdrachtovereenkomst tussen ondernemingen en dat: a) de EEA wordt teruggestuurd naar de producent of naar een derde die in diens naam handelt als defect voor reparatie onder garantie met het oog op hergebruik, of b) de gebruikte EEA voor professioneel gebruik wordt verzonden naar de producent of naar een derde die in diens naam handelt of naar faciliteiten van een derde in landen waar Besluit C(2001)107/def. van de OESO-Raad inzake de herziening van Besluit C(92)39/def. betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing van toepassing is, met als doel om te worden opgeknapt of gerepareerd, krachtens een geldig contract, met het oog op hergebruik, of c) de defecte gebruikte EEA voor professioneel gebruik, zoals medische hulpmiddelen of onderdelen daarvan naar de producent of naar een derde die in diens naam handelt wordt verzonden, voor analyse van de onderliggende oorzaak, krachtens een geldig contract, wanneer zo'n analyse alleen kan worden uitgevoerd door de producent of derden die in zijn naam handelen. Als bewijs dat de overgebrachte producten gebruikte EEA vormen en geen AEEA, schrijven de lidstaten voor dat met betrekking tot gebruikte EEA de volgende test- en documentatiestappen worden doorlopen: Stap 1: Testen a) Er wordt gekeken of het apparaat functioneert en of het gevaarlijke stoffen bevat. Welke tests worden uitgevoerd, hangt af van de aard van de EEA. Voor de meeste gebruikte EEA volstaat een functionaliteitstest van de belangrijkste functies. b) De uitkomsten van de beoordeling en het testen worden geregistreerd. Stap 2: Etiket a) Het etiket wordt stevig, maar niet onlosmakelijk bevestigd hetzij op de (onverpakte) EEA zelf, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat het kan worden gelezen zonder dat de apparatuur moet worden uitgepakt. b) Het etiket bevat de volgende informatie: — benaming (benaming van het apparaat indien opgesomd in, al naar het geval, bijlage II of bijlage IV, en categorie opgenomen in, al naar het geval, bijlage I of bijlage III); — identificatienummer van het apparaat (typenummer), in voorkomend geval; — productiejaar (indien bekend); — naam en adres van het bedrijf dat heeft gecontroleerd of het apparaat goed functioneert; — resultaten van de tests als omschreven in stap 1 met inbegrip van de datum van de test van de functionele capaciteit; — aard van de uitgevoerde tests. Naast de in de punten 1, 2 en 3 vermelde documenten dient elke lading (bv. container, vrachtwagen) gebruikte EEA vergezeld te gaan van: a) een relevant vervoersdocument, bijvoorbeeld de CMR-vrachtbrief of de geleidebrief; b) een verklaring door de aansprakelijke persoon met betrekking tot zijn verantwoordelijkheid. Bij ontbreken van bewijs dat een voorwerp gebruikte EEA is en niet AEEA volgens de overeenkomstig de punten 1, 2, 3 en 4 vereiste documenten en van passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, met name door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading, waarvoor de houder die het vervoer organiseert verantwoordelijk is, dienen de instanties van de lidstaten de betrokken apparaten als AEEA te beschouwen en ervan uit te gaan dat de lading het voorwerp is van illegale overbrenging. In deze omstandigheden wordt met de lading omgegaan overeenkomstig de artikelen 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 1013/2006.
78
Bijlage 4 Lijst van niet-OESO Bazel-landen waarin het illegaal is e-waste afkomstig van de Verenigde Staten te importeren222 . Albania
Cyprus
Liechtenstein
Rwanda
Algeria
Democratic Republic
Libyan Arab
Saint Kitts and Nevis
Andorra
of Congo
Jamahiriya
Saint Lucia
Antigua & Barbuda
Djibouti
Lithuania
Saint Vincent and the
Argentina
Dominica
Madagascar
Grenadines
Armenia
Dominican Republic
Malawi
Samoa
Azerbaijan
Ecuador
Malaysia
Saudi Arabia
Bahamas
Egypt
Maldives
Senegal
Bahrain
El Salvador
Mali
Serbia & Montenegro
Bangladesh
Equatorial Guinea
Malta
Seychelles
Barbados
Eritrea
Marshall Islands
Singapore
Belarus
Estonia
Mauritania
Slovenia
Belize
Ethiopia
Mauritius
South Africa
Benin
Gambia
Micronesia (Federated
Sri Lanka
Bhutan
Georgia
States of)
Swaziland
Bolivia
Ghana
Monaco
Syrian Arab Republic
Bosnia & Herzegovina
Guatemala
Mongolia
Thailand
Botswana
Guinea
Morocco
The former Yugoslav
Brazil
Guinea-Bissau
Mozambique
Republic of Macedonia
Brunei Darussalam
Guyana
Namibia
Togo
Bulgaria
Honduras
Nauru
Trinidad and Tobago
Burkina Faso
India
Nepal
Tunisia
Burundi
Indonesia
Nicaragua
Turkmenistan
Cambodia
Iran
Niger
Uganda
Cameroon
Israel
Nigeria
Ukraine
Cape Verde
Jamaica
Oman
United Arab Emirates
Chad
Jordan
Pakistan
Tanzania
Chile
Kazakhstan
Panama
Uruguay
China
Kenya
Papua New Guinea
Uzbekistan
Colombia
Kiribati
Paraguay
Venezuela
Comoros
Kuwait
Peru
Viet Nam
Cook Islands
Kyrgyzstan
Philippines
Yemen
Costa Rica
Latvia
Qatar
Zambia
Côte d'Ivoire
Lebanon
Republic of Moldova
Croatia
Lesotho
Romania
Cuba
Liberia
Russian Federation
De 34 OESO-landen zijn : Australië, Oostenrijk, België, Canada, Chili, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, IJsland, Ierland, Israël, Italië, Japan, Korea, Luxemburg, Mexico, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Polen, Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten. Afgezien van de VS zijn Afghanistan en Haïti de andere ondertekenaars van het Verdrag van Bazel die het nog niet hebben geratificeerd.
222
Volgens Annex IV uit BAN (2005). The Digital Dump. Exporting Re-use and Abuse to Africa. Seatlle: The Basel Action Network (BAN).
79