Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2012 – 2013
Een multidisciplinaire doorlichting van het beroep van de milieucoördinator in Vlaanderen: van spilfiguur in de bedrijfsinterne milieuzorg tot aanspreekpunt in duurzaam ondernemen.
David De Pue Promotor: Prof. dr. Hildegard Deweerdt Tutor: Prof. dr. Hildegard Deweerdt
Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master na Master in de Milieusanering en het Milieubeheer
Voorwoord Na mijn studies Biochemie en Biotechnologie voelde ik de behoefte om de opgedane kennis is in een ruimer perspectief te plaatsen, veeleer dan ze nog verder uit te diepen. De opleiding Milieusanering en Milieubeheer bood daartoe de ideale gelegenheid. Het studieprogramma en in bijzonder deze masterproef lieten me toe om ruime horizonten te verkennen die voorheen onbekend terrein waren. Ik had u deze masterproef graag enkel in elektronische versie aangeboden uit ecologische overwegingen maar de universiteit laat dat vooralsnog niet toe. Besparen op papier is ‘laaghangend fruit’ dat ik maar al te graag wens te plukken. Omdat ik ervan overtuigd ben dat ook kleine acties een groot verschil kunnen maken steun ik de actie ‘ik print recto verso’ van Ugent1010, de studentengroepering die zich engageert rond duurzaamheid. Om de milieu-impact van dit werkstuk verder te beperken heb ik ervoor gekozen deze masterproef af te drukken op gerecycleerd papier. Het lettertype is niet buitensporig groot, en ook de regelafstand is vrij compact. De lijvige bijlage treft u enkel aan in de elektronische versie. Een eerste woord van dank gaat uit naar prof. Hildegard Deweerdt, die ondanks drukke beroepsactiviteiten de tijd vond om zowel een uitstekende promotor als een toegewijde tutor van dit masterproefonderzoek te zijn. Voorts zou ik graag alle respondenten van de interviews willen bedanken. Hun expertise, ervaringen en opinies vormen de kern van deze studie. Een uitdrukkelijke dank ook aan mijn medestudenten; zonder hen zou dit bijkomende jaar van studie niet half zo leuk zijn geweest. Tenslotte nog een woord van dank aan mijn ouders, die moesten tolereren dat ik omwille van mijn bijkomende studie een jaar langer in het ouderlijk huis bleef hangen, en aan mijn vriendin Iebe, die een jaar langer moest wachten op mijn toetreding tot de beroepsactieve bevolking en onze plannen om te gaan samenwonen.
Inhoudstafel Afkortingen Lijst van figuren Lijst van tabellen Samenvatting
i ii iii iv
1. Inleiding en situering 1.1 Economie en milieu: een gespannen huwelijk? 1.1.1 Historisch schets 1.1.2 De vele gezichten van duurzame ontwikkeling 1.1.3 Transitiemanagement als sturingskader 1.2 Duurzaam ondernemen 1.2.1 Beleidscontext 1.2.2 Systemen voor een duurzame bedrijfsvoering 1.3 De milieucoördinator: spilfiguur in bedrijfsinterne milieuzorg 1.3.1 Wettelijke omkadering 1.3.2 Milieucoördinator2.0 2. Doelstelling en methodologie 3. Resultaten 3.1 Het beroep van de milieucoördinator 3.1.1 Klassiek takenpakket 3.1.2 Werken met een milieuzorgsysteem 3.1.3 Positie van de milieucoördinator binnen de inrichting 3.1.4 Adviesverlening 3.1.5 Industrie versus overheid 3.2 Profiel en vorming van de milieucoördinator 3.2.1 Persoonlijkheidskenmerken en competenties 3.2.2 Opleiding 3.3 Wetgeving en beleid 3.3.1 Bedrijfsinterne milieuzorg 3.3.2 De omgevingsvergunning 3.3.3 Duurzame ontwikkeling als beleidsdoelstelling 3.4 Duurzame bedrijfsvoering 3.4.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen 3.4.2 Transitie 3.4.3 De duurzaamheidscoördinator 4. Discussie 4.1 Een bijzonder beroep vereist bijzondere competenties 4.2 Onze wetgeving strekt tot voorbeeld
1 1 1 2 4 5 5 7 8 8 9 12 14 14 14 15 16 17 17 18 18 19 21 21 22 23 24 24 25 26 28 28 29
4.3 Een interne stimulans tot duurzaam ondernemen 5. Conclusie 6. Suggesties voor verder onderzoek 7. Referenties
29 31 32 33
Afkortingen BBP CSR
Bruto Binnenlands Product Corporate Social Responsability
DABM DO DuWoBo EC EMAS GRI HSE INR ISEW ISO IVPV IWT LNE MINA-plan MIRA MVO MZS ngo OVAM PCDA SDC UNEP VIA VITO
Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid
VLAREL VLAREM VMM VMx
Vlaamse Reglement inzake Erkenningen Leefmilieu
WBCSD
World Business Council on Sustainable Development
WCED WKK WSE
World Commission on Environment and Development Warmtekrachtkoppeling Departement Werk en Sociale Economie
Duurzame Ontwikkeling Duurzaam Wonen en Bouwen Europese Commissie Eco-Management and Audit Scheme Global Reporting Initiative Health, Safety & Environment Instituut voor Nationale Rekeningen Index of Sustainable Economic Welfare International Organization for Standardization Instituut voor Permanente Vorming agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Milieu- en Natuurbeleidsplan Milieurapport Vlaanderen Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen milieuzorgsysteem niet-gouvernementele organisatie Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij Plan Do Check Act Sustainable Development Commission United Nations Environment Programme Vlaanderen In Actie Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning Vlaamse Milieumaatschappij beroepsvereniging voor Vlaamse Milieuprofessionals
i
Lijst van figuren Figuur 1.1: De drie dimensies van duurzame ontwikkeling
2
Figuur 1.2: De 3P’s
4
Figuur 1.3: De cyclus van transitiemanagement
5
Figuur 1.4: PCDA cyclus
8
Figuur 2.1: Overzicht van de onderwerpen die in de masterproef worden behandeld
12
ii
Lijst van tabellen Tabel 1.1: Aandeel van de bedrijfstakken in de bruto toegevoegde waarde
11
Tabel 2.1: Overzicht van diepte-interviews
13
Tabel 3.1: Vergelijking van de taken van de milieucoördinator en de eisen van een MZS
16
Tabel 3.2: Programma-inhoud van de aanvullende vorming voor milieucoördinator
20
iii
Samenvatting Bedrijven hebben een belangrijke verantwoordelijkheid te dragen op het gebied van duurzame ontwikkeling. Via de principes van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) kan een bedrijf systematische verbetering nastreven op ecologisch, sociaal en economisch vlak. Wat betreft het ecologische luik bestaan goed uitgebouwde systemen voor bedrijfsinterne milieuzorg, zoals formele milieuzorgsystemen. In de Vlaamse wetgeving is een centraal figuur voorzien die de bedrijfsinterne milieuzorg coördineert. Deze milieucoördinator heeft een geïntegreerde functie, en streeft, naast conformiteit met de milieuwetgeving, continue verbetering na op het gebied van milieu. Dit onderzoek beoogt een multidisciplinaire doorlichting van het beroep van de milieucoördinator doormiddel van diepte-interviews. Uit dit onderzoek blijkt dat een milieucoördinator pas echt rond milieuzorg en duurzaamheid kan werken als conformiteit met de milieuwetgeving verzekerd is. Geformaliseerde milieuzorgsystemen vormen in ieder geval een goed werkkader om die milieuzorg te organiseren. In principe heeft de milieucoördinator ook de opdracht om adviezen te geven over elke voorgenomen investering die vanuit milieu-oogpunt relevant kan zijn. Veel milieucoördinatoren hebben echter niet voldoende financieel-economische kennis om die taak op zich te nemen. Het strekt dan ook tot aanbeveling dat daaraan in de toekomst meer aandacht wordt besteedt in de opleiding van milieucoördinatoren. Een milieucoördinator heeft geen standaardfunctie. Hij is tegelijkertijd initiator, communicator en facilitator. Daarnaast is hij eerder een generalist dan een specialist. Over het algemeen leeft de perceptie dat de Vlaamse wetgeving omtrent bedrijfsinterne milieuzorg, die als doel heeft de milieubelasting van bedrijven in al haar aspecten van binnenuit te beheersen en te beperken, slaagt in haar opzet. De geïntegreerde functie van de milieucoördinator wordt positief gewaardeerd. Duurzaamheid is natuurlijk meer dan het vermijden of beheersen van milieuhinder. Men kan in overweging nemen om in de toekomst een nieuwe geïntegreerde functie te creëren die duurzaamheid binnen de onderneming coördineert. Deze milieucoördinator2.0 of duurzaamheidscoördinator zou als een aanspreekpunt maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen fungeren. De milieucoördinator is vandaag enkel verplicht in productiebedrijven met een hoge milieuimpact. Grote bedrijven en organisaties hebben er sowieso belang bij iemand in huis te hebben die zich met duurzaamheidsthema’s bezighoudt. De duurzaamheidscoördinator kan, al dan niet verplicht, worden ingezet in de tertiaire sector, die in het Vlaamse economische landschap aan belang wint ten opzichte van de industrie.
iv
1. Inleiding en situering 1.1 Economie en milieu: een gespannen huwelijk? 1.1.1 Historische schets Gedurende haar geschiedenis heeft de mensheid steeds een invloed gehad op haar natuurlijke omgeving. Deze milieu-impact is toegenomen na de belangrijkste transities in bestaanswijze die de mens heeft doorlopen, van jager-verzamelaar over de agrarische samenleving tot een geïndustrialiseerde maatschappij1. Toch is de opkomst van het milieubewustzijn en de eerste wetgeving ter bescherming van het leefmilieu van relatief recente datum; met name de tweede helft van de twintigste eeuw. “Dilution is the solution to pollution” is een adagium dat tot diep in de twintigste eeuw de traditionele aanpak van vervuiling verwoordde. Vaak geciteerd als één van de eerste uitingen van ecologisch bewustzijn is het boek ‘Silent Spring’ van Rachel Carson, waarin de auteur beargumenteerde dat het veelvuldig gebruik van het pesticide DDT (dichloordifenyltrichloorethaan) een sterk negatieve impact had op het vogelbestand in de Verenigde Staten van Amerika 2. De eerste milieuwetgeving had in eerste instantie tot doel emissies naar de verschillende milieucompartimenten (water, bodem, lucht) te beperken, ter handhaving van de milieuhygiëne. Met het beroemde rapport van de Club van Rome uit 1972, ‘The Limits to Growth’3 werden voor het eerst kanttekens geplaatst bij de impact van het heersende economische systeem op de natuurlijke hulpbronnen en de draagkracht van de Aarde. De pessimistische prognoses die met behulp van een computermodel (World3) werden gemaakt zijn niet allemaal uitgekomen, maar het rapport en de updates die daarna nog zijn verschenen hebben een belangrijke invloed uitgeoefend op de manier waarop men tegen de complexe relatie tussen economie en milieu aankijkt. In 1987 werd voor het eerst gewag gemaakt van het concept van duurzame ontwikkeling in ‘Our Common Future’, een rapport van de WCED (the World Commision on Environment and Development) dat ook gekend staat als het Brundtland rapport4. De in het rapport geponeerde definitie van duurzame ontwikkeling luidt als volgt: “Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Het begrip vond al snel algemeen ingang, en werd in het bijzonder op de ‘Earth Summit’ van 1992 in Rio de Janeiro, georganiseerd door de Verenigde Naties, door ongeveer alle overheden wereldwijd erkend als de basis voor economische en sociale vooruitgang. Hoewel duurzame ontwikkeling heel verscheidene interpretaties kent en in veel gevallen als containerbegrip fungeert, is men het in regel eens met het principe dat de ontwikkeling zich moet afspelen op drie fronten, met aandacht voor de sociale, ecologische en economische dimensie. Veelal wordt dit schematisch afgebeeld met een Venn diagram, waarin ook de overlappingen tussen deze drie dimensies vermeld worden (figuur 1.1). 1
Een concept dat heel bevattelijk de milieu-impact van economische activiteiten op de beperkte draagkracht van de Aarde formuleert is dat van de ecologische voetafdruk 5. Het geeft een maat van de hoeveelheid biologisch productieve land- en zeeoppervlakte die nodig is om de noodzakelijke bronnen te voorzien die nodig zijn om te voldoen aan het consumptiepatroon van een menselijke populatie, en de oppervlakte nodig om afval geassocieerd met die consumptie te assimileren. Sinds de jaren ’70 wordt de draagkracht of biocapaciteit van de Aarde systematisch overschreden. Deze ecologische overshoot bereikte in 2008 een waarde van maar liefst 50%, wat concreet betekent dat de Aarde anderhalf jaar nodig heeft om de hernieuwbare bronnen te regenereren die mensen in één jaar gebruiken, en om de CO2 te absorberen die in datzelfde jaar door menselijke activiteit is geëmitteerd 6. Volgens de ‘Global Environment Outlook 2000’7 die in 2000 door UNEP (United Nations Environment Programme) is gepubliceerd is een tienvoudige reductie in grondstoffenverbruik in de geïndustrialiseerde landen een noodzakelijke langetermijndoelstelling.
Figuur 1.1: De drie dimensies van duurzame ontwikkeling.
1.1.2 De vele gezichten van duurzame ontwikkeling Zoals eerder vermeld is het concept van duurzame ontwikkeling algemeen aanvaard, maar liggen de meningen over de precieze invulling van dit concept ver uiteen. Zo gaat de vooraanstaande ecologische econoom Herman Daly er in zijn boek ‘Toward a Steady State Economy’8 vanuit dat er radicale veranderingen nodig zijn om de economie binnen de grenzen van het ecosysteem Aarde te houden. Hij stelt hierbij de noodzakelijkheid van economische groei openlijk in vraag. De BBP-groei die standaard als waardemeter voor de economie wordt beschouwd, wordt door Daly ‘oneconomisch’ genoemd, omdat ze gepaard gaat met een toename van grondstoffenverbruik die volgens hem een groter waardeverlies 2
voor gevolg heeft dan de waardecreatie die de groei op zich met zich meebrengt9. In ‘For the Common Good: Redirecting the Economy Towards Community, the Environment and a Sustainable Future’10 gaan Daly en Cobb uit van een alternatieve manier van welvaartsmeting, de zogenaamde ISEW (Index of Sustainable Economic Welfare). In deze index maakt men een onderscheid tussen positieve en negatieve economische bedrijvigheden, terwijl ook de ongelijkheid van inkomensverdeling in rekening wordt gebracht. Sinds 2012 wordt deze Index voor Duurzame Economische Welvaart voor het Vlaamse gewest gerapporteerd in het Milieurapport Vlaanderen (MIRA) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), en vergeleken met het BBP11. Dat groei niet consistent is met (duurzame) ontwikkeling blijkt ook uit het feit de wereldeconomie tussen 1900 en 2000 vervijfvoudigd is, zonder dat de massa-armoede daarmee werd geëlimineerd, terwijl de groei gepaard ging met de grootste milieudegradatie in de menselijke geschiedenis12. Een zelfde verhaal is te lezen in Tim Jacksons ‘Prosperity Without Growth’, waarin onomwonden wordt gesteld dat welvaart zonder groei in Westerse ontwikkelde economieën een financiële en economische noodzaak is13. Ecologische economisten gaan uit van een harmonieuze verzoening tussen ecologie en economie, twee begrippen die nota bene niet toevallig van hetzelfde Oudgriekse ‘oikos’ (huishouden) afstammen. Aan de andere kant van het spectrum zijn er mensen die beweren dat economische groei net noodzakelijk is om de milieuproblematiek op te lossen, zoals Björn Lomborg in zijn controversiële boek ‘The Skeptical Environmentalist’14. Overheden wereldwijd hanteren een eerder gematigde definitie van duurzame ontwikkeling, en noemen een absolute ontkoppeling van economische groei en milieudruk als hoofddoel. Hierbij is een centrale rol weggelegd voor bedrijven. Zo is er de WBCSD (World Business Council on Sustainable Development). De WBCSD groepeert bedrijven die actief werken rond eco-efficiëntie, innovatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Centraal staat de gedachte dat duurzaamheid via marktwerking kan worden gerealiseerd. In het rapport ‘Sustainability Through The Market’15 word geponeerd dat een verhoogde ecoefficiëntie kan worden bewerkstelligd via zeven punten: een verlaagde materiaalintensiteit, een verlaagde energie-intensiteit, tegengaan van de verspreiding van toxische stoffen, verhogen van de recycleerbaarheid van materialen, duurzaam gebruik van hernieuwbare bronnen, verhoogde levensduur van producten en tenslotte een grotere dienstverlening door de producten. Een vaak geciteerd principe dat de gematigde, bedrijfsgerichte visie op duurzame ontwikkeling samenvat is dat van de 3 P’s: People, Planet, Profit (figuur 1.2), een allusie op de drie dimensies van duurzame ontwikkeling. Het concept werd bedacht door John Elkington, een pionier op het gebeid van CSR (Corporate Social Responsibility, de Engelse term voor MVO). Hierbij wordt maatschappelijk verantwoord ondernemen als fundament voor duurzame ontwikkeling gehanteerd. Het ‘people’ aspect gaat over de sociale rol ten opzichte van mensen binnen en buiten de onderneming, het ‘planet’ luik gaat
3
over de indijking van de gevolgen voor het leefmilieu, terwijl de ‘profit’ factor gaat over het voortbrengen van economische waarde16.
Figuur 1.2: De 3P’s. Overgenomen van www.mvoondernemen.nl
1.1.3 Transitiemanagement als sturingskader Het is belangrijk om te onderstrepen dat een omslag naar een meer duurzame economie een inspanning van verschillende actoren vergt. Zo spreekt de Britse Sustainable Consumption Roundtable, dat deel uitmaakt van de Sustainable Development Commission (SDC), in haar rapport ‘I will if you will, towards a sustainable consumption’ 17 over een ‘triangle of change’. Duurzame ontwikkeling dient in samenspraak en samenwerking te gebeuren tussen overheden, bedrijven en burgers. Bedrijven hebben net als de andere twee ‘hoekpunten’ van de driehoek een belangrijke verantwoordelijkheid te dragen. Het rapport drukt het als volgt uit: “The green consumer has not been the tipping point in driving green innovation. It follows, therefore, that business, as providers of products and services, must have a critical role”. Ook voor de overheid is een belangrijke taak weggelegd, zowel om burgers aan te zetten tot duurzame consumptie als om bedrijven aan te zetten tot duurzame bedrijfsvoering. Dit kan via de zogenaamde 4 E’s, uitgewerkt door het Britse departement voor milieu, voedsel en landbouw (DEFRA)18: “enable” (mogelijk maken van duurzame veranderingen), “encourage” (aanmoediging van duurzame keuzes, bijvoorbeeld via regelgeving en fiscale ingrepen), “exemplify” (zelf het goede voorbeeld geven) en “engage” (verschillende actoren en stakeholders betrekken en engageren). Het is duidelijk dat “Business as usual” geen optie meer is en dat ingrijpende transities naar een meer duurzame wereldwijde economie zich opdringen19. Het probleem is dat duurzame ontwikkeling in een soort van ecologische niche blijft steken, terwijl het de basis zou moeten vormen van een fundamentele omslag op het niveau van de overheid en het beleid in het algemeen20. Een nuttig instrument in die context is transitiemanagement, dat werd bedacht door Nederlandse onderzoekers21. Kort gesteld is transitiemanagement een sturingsraamwerk dat gericht is op langetermijn duurzame oplossingen. Transitiemanagement doorloopt een cyclus die bestaat uit achtereenvolgens 4
probleemstructurering, ontwikkeling van transitiepaden, transitie-experimenten en tenslotte evaluatie en monitoring van die transitie-experimenten (figuur 1.3). In Vlaanderen zijn een aantal transitiemanagement programma’s opgestart22. Eén daarvan, Plan C, heeft als doel Vlaanderen tegen 2020 naar een koppositie te loodsen op het gebied van duurzaam materialenbeheer. Verschillende actoren zijn betrokken in het transitienetwerk, waaronder individuen, bedrijven, consumenten, overheidsinstanties, kenniscentra en maatschappelijke organisaties23. Plan C wordt sinds 2006 actief ondersteund door de Vlaamse regering en door OVAM, de openbare Vlaamse afvalmaatschappij24. Ook in het kader van een duurzaam woonbeleid werd een transitienetwerk opgestart door de Vlaamse overheid, DuWoBo (Duurzaam Wonen en Bouwen). DuWoBo groepeert verschillende stakeholders zoals banken, woonprojecten, de overheid, ngo’s, kenniscentra en producentenorganisaties 25.
21
Figuur 1.3: De cyclus van transitiemanagement. Overgenomen van Rotmans et al., 2005 .
1.2 Duurzaam ondernemen 1.2.1 Beleidscontext Sinds 2007 is het idee van duurzame ontwikkeling verankerd in de Belgische grondwet, in artikel 7bis26: “Bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden, streven de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten de doelstellingen na van een duurzame ontwikkeling in haar sociale, economische en milieugebonden aspecten, rekening houdend met de solidariteit tussen de generaties”. De Vlaamse invulling van dit grondwetartikel is terug te vinden in Pact202027, een tekst die de toekomstvisie van de Vlaamse regering weergeeft. Pact2020 maakt deel uit van Vlaanderen In Actie (VIA) en omvat een aantal 5
concrete doelstellingen die tegen 2020 dienen te worden gerealiseerd. Pact2020 wil Vlaanderen transformeren naar een Europese topregio op economisch, ecologisch, sociaal en maatschappelijk vlak. Eén van de strijdpunten is het realiseren van een kringloopeconomie met een zo laag mogelijk grondstoffen-, energie-, materiaal- en ruimtegebruik en een zo beperkt mogelijke impact op milieu en natuur in Vlaanderen en de rest van de wereld. De mogelijke strategische rol van bedrijven in duurzame ontwikkeling wordt hierbij onderstreept, met MVO als concrete uitwerking van deze rol. Wat betreft het raakveld tussen economie en ecologie wordt gestreefd naar een ontkoppeling van de economische groei en de milieudruk (emissies en afvalproductie), door stijgende materiaalen energie-efficiëntie. Het meest recente milieurapport (MIRA)11, met name dat van 2012, geeft aan dat er nog heel wat werk te verrichten is. De milieudruk is nog niet losgekoppeld van de industriële productie. De korte heropleving van de economie in 2010 na het dipje van 2008-2009 ging gepaard met een stijgende milieudruk. Overigens is de vergroening van het belastingstelsel sinds 2004 gestagneerd. Elke vijf jaar wordt door de Vlaamse overheid een milieubeleidsplan opgesteld. Dit plan bespreekt de hoofdlijnen van het milieubeleid dat door het Vlaamse gewest gedurende vijf jaar zal worden gevoerd. Geheel in overeenstemming met de doelstellingen die opgelijst staan in Pact2020 staat in het Milieubeleidsplan 2011-201528 de ambitie om van Vlaanderen zowel een economische en ecologische topregio te maken. Hierbij wordt de nadruk gelegd op eco-efficiëntie, het sluiten van materiaal- en energiekringlopen, en een beleid dat focust op internaliseren van milieukosten. Voorts wordt beklemtoond dat milieubeleid geen bedreiging hoeft te vormen voor de economische groei, en zelfs welvaartsverhogend werkt. Deze visie laat zich samenvatten met de woorden van Kris Peeters, die in 2006 als toenmalig minister van Leefmilieu het volgende liet optekenen: “De Vlaamse overheid reikt de industrie de hand om zowel voor het milieu als voor het bedrijfsleven een win-win-situatie te creëren”29. Via het Agentschap Ondernemen worden verscheidene subsidies verleend aan bedrijven die actief inzetten op eco-innovatie. Zo is er, naast allerhande ecologiepremies, ondermeer de strategische ecologiesteun; een financiële tegemoetkoming voor bedrijven die investeren in ‘groene spitstechnologie’30. Ook lagere overheden kunnen zich inzetten om de lokale economie te vergroenen. Een voorbeeld hiervan is het ‘Milieucharter OostVlaanderen’, een samenwerking tussen Voka en de provincie Oost-Vlaanderen31. Dit milieucharter verbindt bedrijven die er zich vrijwillig toe verbinden om de bedrijfsvoering op ecologisch vlak te optimaliseren. Dit zorgt voor een versterking van het milieuvriendelijk imago van het bedrijf, naast een positieve profilering van de regio naar de buitenwereld. Belangrijk bij dit soort initiatieven is dat de engagementen verder gaan dan ‘Greenwashing’, het zich aanmeten van een groen imago zonder dat dit daadwerkelijk in overeenstemming is met de realiteit. Ook steden en gemeenten kunnen, binnen de lijn van hun bevoegdheden, een transitie naar een meer duurzame economie stimuleren. Zo heeft het nieuwe paarsgroene stadsbestuur van Gent de ambitie om volop in te zetten op groene economie. Bij het aantrekken van nieuwe bedrijven dient de nadruk te liggen op milieuvriendelijke 6
groeisectoren en duurzaam innoverende bedrijven. Verder wil het bestuur inzetten op duurzaam bedrijventerreinmanagement en wil ze de Gentse haven laten ontplooien tot de meest groene haven van Noord-West Europa32.
1.2.2 Systemen voor een duurzame bedrijfsvoering Sinds de formele incorporatie van duurzame ontwikkeling in de Belgische grondwet wordt elke bedrijf in feite verondersteld noties te hebben van Maatschappelijk Verantwoord en Duurzaam Ondernemen33. MVO is een continu verbeterproces dat als doel heeft op systematische wijze economische, milieu- en sociale overwegingen op te nemen in de bedrijfsvoering34. Het proces van continue verbetering volgt het principe van de kwaliteitscirkel van Deming, dat ook gekend staat als de PCDA cyclus (figuur 1.4). In de ‘Plan’ fase worden gekeken welke processen kunnen worden bijgestuurd en welke de doelstellingen zijn. In de ‘Do’ fase wordt de organisatie en de structuur van het systeem opgesteld, waarna de ‘Check’ fase dient ter evaluatie van het systeem. In de ‘Act’ fase wordt tenslotte bekeken welke andere processen kunnen worden verbeterd, waarna de cyclus wordt herhaald. Een belangrijk gegeven is dat de verbetering zich traag en stapsgewijs voltrekt. Een bedrijf doet aan MVO vanuit een vrijwillig engagement. Voorts is de dialoog met de verscheidene stakeholders (aandeelhouders, klanten, omwonenden, werknemers, ngo’s, overheid, etc.) van centraal belang. De Europese Commissie (EC) benadrukt het belang van MVO, zowel voor de samenleving als voor de bedrijven zelf35. Voorts wijst ze op het multidisciplinaire karakter van MVO. Zo komen daarin aspecten aanbod zoals mensenrechten, arbeid en werkgelegenheid (het sociale luik), biodiversiteit, klimaatverandering, eco-efficiëntie en levenscyclusanalyse (het ecologische luik) en de strijd tegen corruptie (het economische luik). Voor de overheden voorziet de EC een ondersteunende rol, via een slimme mix van beleidsmaatregelen en aanvullende regelgeving. MVO moet ook verder geïntegreerd worden in onderwijs, onderzoek en opleidingen. Een concrete uitwerking van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen die zich richt op het ecologische deelluik is het gebruik van een milieuzorgsysteem (MZS). Een MZS is een formeel managementsysteem om de verschillende milieuaspecten gerelateerd aan de activiteiten van een bedrijf te beheersen. Er hangen verscheidene voordelen vast aan het hanteren van een MZS, waaronder een verhoogde doeltreffendheid, gereduceerde kosten en een meer gefundeerde besluitvorming als het aankomt op het aanpakken van milieugerelateerde problemen en aspecten36. Om een continue verbetering van de milieuprestaties te garanderen wordt gebruik gemaakt van de PCDA cyclus. Indien het milieuzorgsysteem is gestructureerd volgens de ISO14001-norm, een internationale standaard, kan het gecertificeerd worden. Een andere gekend model is EMAS, wat staat voor Eco-Management and Audit Scheme. Dit werd in het leven geroepen door de Europese Commissie medio de jaren negentig. EMAS is een vrijwillig communautair millieubeheerssysteem en milieuauditsysteem dat bedrijven en andere organisaties toelaat om hun milieuprestaties te evalueren, rapporteren en verbeteren. In feite zijn de eisen die 7
worden gesteld aan het milieumanagementsysteem identiek aan deze die vereist zijn voor ISO14001-certificatie, afgezien van het gegeven dat de lat iets hoger wordt gelegd op het gebied van wettelijke conformiteit, betrokkenheid van werknemers en publiek rapporteren van milieuprestaties. Bedrijven en andere organisaties die hun milieubeheerssysteem organiseren volgens de EMAS-principes kunnen zich officieel laten registreren, waarna ze het EMAS-logo kunnen hanteren als een handelsmerk van ‘milieu-excellentie’37.
Figuur 1.4: PCDA cyclus. Overgenomen en bewerkt van 38 http://ec.europa.eu/environment/emas/about/enviro_en.htm
1.3 De milieucoördinator: spilfiguur in bedrijfsinterne milieuzorg 1.3.1 Wettelijke omkadering Het moederdecreet dat de basis vormt voor alle Vlaamse wetgeving betreffende het milieu is het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM), sinds 1995 van kracht. Titel III van dit decreet bevat bepalingen betreffende de bedrijfsinterne milieuzorg39. Bedrijfsinterne milieuzorg beoogt het gebruik van duurzame productiepatronen en de beheersing van de milieubelasting van een bedrijf in al zijn aspecten40. De rol van de centrale figuur in de bedrijfsinterne milieuzorg, met name de milieucoördinator, wordt ook geregeld door het decreet. De verplichting tot aanstelling van een milieucoördinator hangt nauw samen met de milieuvergunning. Het milieuvergunningsdecreet dateert van 1985. VLAREM I en VLAREM II (Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning) zijn de uitvoeringsbesluiten van dit decreet. VLAREM I bepaalt de procedures van de melding en de milieuvergunningsaanvraag41. De indelingslijst, die als bijlage bij VLAREM I is gevoegd, bepaalt welke exploitaties en inrichtingen als hinderlijk dienen te worden beschouwd. Op basis van de precieze activiteiten van het bedrijf en de daarmee gepaarde milieu-impact wordt een bedrijf ingedeeld als klasse 1, klasse 2 of klasse 3, in volgorde van dalende milieu8
impact. Inrichtingen die als klasse 1 staan geklasseerd zijn in principe verplicht tot aanstelling van een milieucoördinator. Voorts staat in een specifieke kolom van de indelingslijst aangegeven of de milieucoördinator van het eerste niveau (A) dan wel van het tweede niveau (B) dient te zijn. Klasse 1 inrichtingen die in de kolom ‘coördinator’ met een letter ‘N’ staan aangeduid zijn vrijgesteld van de verplichting tot aanstelling van een milieucoördinator. De Vlaamse overheid kan ook inrichtingen die in een lagere klasse worden ingedeeld alsnog verplichten een milieucoördinator aan te stellen. VLAREM II omvat de milieuvoorwaarden waaraan hinderlijke inrichtingen zijn onderworpen 42. Er zijn vier types milieuvoorwaarden: de algemene milieuvoorwaarden, de sectorale voorwaarden, de bijzondere voorwaarden en de integrale voorwaarden. De algemene en sectorale voorwaarden zijn rechtstreeks van toepassing op vergunnings- en meldingsplichtige inrichtingen en moeten niet expliciet in de vergunning staan opgelijst om van toepassing te zijn. De bijzondere milieuvoorwaarden stellen bijkomende eisen, terwijl de integrale milieuvoorwaarden voor specifieke sectoren gelden, voor welke welomschreven standaardinrichtingen vastgelegd zijn die meldingsplichtig maar niet vergunningsplichtig zijn30. De exploitanten van klasse 1 inrichtingen zijn verplicht een milieucoördinator aan te stellen, die ofwel als werknemer binnen het bedrijf actief is (intern), of als externe coördinator optreedt. Tot de decretaal vastgelegde taken van de milieucoördinator behoren 40: Bijdragen aan milieuvriendelijke productiemethoden. Waken over de naleving van de milieuwetgeving en de milieuvoorwaarden zoals voorgeschreven in de milieuvergunning. Waken over of instaan voor de uitvoering van de voorgeschreven emissie- en immissiemetingen. Bijhouden van het afvalstoffenregister en naleven van de meldingsplicht betreffende afvalstoffen. Voorstellen doen en bijdragen tot de interne en externe communicatie in verband met de gevolgen voor mens en milieu van de inrichting. Het decreet gaat ook in op specifieke eisen wat betreft de kwalificaties, aanstellingsprocedure, ondersteuning en bescherming van de milieucoördinator. Voorts bevat het gedeelte van DABM betreffende de bedrijfsinterne milieuzorg 39 ook nog bepalingen met betrekking tot de milieuaudit en het milieujaarverslag. Hierbij worden organisaties die over een erkend milieuzorgsysteem beschikken (EMAS-geregistreerd of ISO 14001-gecertificeerd) vrijgesteld van de verplichting tot het opstellen van een periodieke milieuaudit.
1.3.2 Milieucoördinator2.0 Naar schatting zijn zo’n 2000 interne milieucoördinatoren tewerkgesteld, terwijl het aantal externe milieucoördinatoren rond de 800 kan worden geschat. De totale jaarlijkse omzet van de sector milieuadvies kan worden geraamd op zo’n 200 miljoen euro43. VMC, de 9
beroepsvereniging voor milieucoördinatoren, tegenwoordig opgegaan in VMx (de beroepsvereniging voor alle milieuprofessionals), heeft haar standpunten over de rol van de milieucoördinator in bedrijfsinterne milieuzorg samengevat in haar visietekst ‘De milieu(zorg)coördinator als katalysator voor bedrijfsinterne milieuzorg en duurzaam ondernemen. Naar een nieuwe invulling van bedrijfsinterne milieuzorg’44. Het finale doel is tot een nieuw profiel te komen van de milieucoördinator, en dat profiel af te stemmen op andere of aangepaste wettelijke functies. Leidmotief in de tekst is dat de milieucoördinator hoe dan ook de spilfiguur dient te zijn van de bedrijfsinterne milieuzorg, ook daar waar er geen coördinator wettelijk verplicht is. Dit nieuwe profiel zou kunnen worden vastgelegd in de bestaande wetgeving (DABM en VLAREM). De milieucoördinator is een generalist die zowel over managementcompetenties als milieugerelateerde competenties dient te beschikken. De milieucoördinator heeft talent voor leiderschap, is effectief en laat zich wanneer nodig bijstaan door specialisten. Verder beschikt hij uiteraard over de nodige vereiste vakkennis aangaande milieu (technieken, milieu-aspecten, milieu-economie, wetgeving, etc.). De auteurs van de visietekst poneren bovendien dat het voor een milieu(zorg)coördinator onontbeerlijk is om te beschikken over een goed en praktisch hanteerbaar milieuzorgsysteem. Een andere factor van belang is dat de functie van de coördinator goed is afgesteld op de taken van andere actoren binnen het bedrijf. De Vlaamse Regering heeft het plan opgevat de bestaande milieuvergunning en stedenbouwkundige vergunning te integreren in één ‘omgevingsvergunning’ 45. In tegenstelling tot de huidige milieuvergunning zou deze omgevingsvergunning van onbepaalde duur zijn. Het gaat met andere woorden over een permanente vergunning. Deze ingrijpende verandering zou kunnen worden opgevat als een ‘window of opportunity’ om de bestaande wetgeving betreffende de rol van de milieucoördinator te actualiseren. Op dit ogenblik is de juridische taakomschrijving van de milieucoördinator grotendeels beperkt tot dat van toezichthouder van de milieuhygiëne in (productie)bedrijven die als hinderlijk geklasseerd zijn. De realiteit in het Vlaanderen van vandaag is dat het aandeel van de secundaire sector (de industrie) stelselmatig afneemt, terwijl het relatieve aandeel van de tertiaire sector (handel en diensten) toeneemt. In de periode tussen 2005 en 2010 steeg het relatieve aandeel (percentage van bruto toegevoegde waarde) van de tertiaire sector in het Vlaamse gewest van 70.51% tot 73.11%, terwijl het aandeel van de secundaire sector daalde van 28.56% tot 26.01%46. Naar verwachting zal het aandeel van de dienstensector in de komende decennia blijven stijgen. In tabel 1.1 wordt een schatting gemaakt van het relatieve aandeel van verschillende bedrijfstakken in 2030. Binnen de meer milieu-intensieve bedrijfstakken kan een daling in de verwerkende nijverheid worden verwacht, alsook in de energiesector en de landbouw. De bijdrage van vervoer en communicatie zou toenemen. Verder is het vooral de tertiaire sector die het grootste deel van de koek voor haar rekening zou nemen.
10
Tabel 1.1: Aandeel van de bedrijfstakken in de bruto toegevoegde waarde tegen constante prijzen (België).
28
Overgenomen van Milieubeleidsplan 2011-2015 .
In deze nieuwe economische realiteit zou de functie van de milieucoördinator kunnen evolueren naar die van een duurzaamheidscoördinator. Naast de klassieke milieuhygiënische ‘beslommeringen’ zou de coördinator zich ook meer en meer met duurzaamheidtopics kunnen bezighouden. Als aanspreekpunt duurzaam ondernemen kan de milieucoördinator2.0 vanuit de bedrijven (één van de hoekpunten van het “triangle of change” model van de SDC17) een belangrijke rol vervullen in de transitie naar een ecologisch duurzame en sociaal rechtvaardige samenleving. Deze moderne milieucoördinator vindt niet alleen tewerkstelling in productiebedrijven, maar in diverse andere organisaties, zowel in de private als publieke sector.
11
2. Doelstelling en methodologie Het doel van dit masterproefonderzoek is om het beroep van de milieucoördinator in Vlaanderen vanuit verschillende invalshoeken door te lichten. Ten eerste wordt gekeken naar het takkenpakket van de milieucoördinator. Daarbij wordt onder meer aandacht besteedt aan milieuzorgsystemen, de positie van de milieucoördinator binnen de inrichting en adviesverlening door de milieucoördinator. Een tweede pijler van het onderzoek wordt gevormd door de vereiste persoonlijkheidskenmerken en competenties waar een milieucoördinator moet over beschikken om zijn beroep naar behoren uit te oefenen. Voorts is er aandacht voor de opleiding van de milieucoördinator, alsook voor de wetgeving omtrent bedrijfsinterne milieuzorg. Daarnaast is het de bedoeling om het beroep van de milieucoördinator in een bredere context te plaatsen. Deze context wordt gevormd door het beleid en door tendensen met betrekking tot duurzame bedrijfsvoering, zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Tenslotte wordt nagegaan of het wenselijk is om het beroep van milieucoördinator te herdefiniëren tot dat van een duurzaamheidscoördinator. Figuur 2.1 geeft een schematisch overzicht van de belangrijkste onderwerpen die in deze masterproef worden behandeld.
De mileucoördinator
Context
Het beroep
Wetgeving en beleid
Profiel en vorming
Duurzame bedrijfsvoering
Figuur 2.1: Schematisch overzicht van de belangrijkste onderwerpen die in deze masterproef worden behandeld.
Het onderzoek gebeurt doormiddel van diepte-interviews. Bij deze vorm van kwalitatief onderzoek vindt een gesprek plaats tussen één interviewer en één tot enkele 12
respondenten47. Hierbij wordt, afhankelijk van de respondent, gepeild naar ervaringen, kennis en persoonlijke opinies van de respondenten 48. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de geïnterviewden en de datums waarop de interviews plaatsvonden. De brede reikwijdte van het onderzoek wordt geïllustreerd door de diversiteit aan verschillende respondenten. Naast milieucoördinatoren uit verscheidene sectoren werd ook gesproken met vertegenwoordigers van de overheid (LNE), de belangenvereniging (VMx), een MVOadviesbureau (Sustenuto) en academici. Tabel 2.1: Overzicht van diepte-interviews
Datum 14 maart 2013
3 april 2013 3 april 2013 4 april 2013 15 april 2013 19 april 2013 19 april 2013 22 april 2013 2 mei 2013
Respondent(en) Jochen De Smet, adviseur bij de beroepsvereniging voor milieuprofessionals VMx. Prof. Dr. Hildegard Deweerdt, milieu-expert bij KBC en gastprofessor milieucoördinatie en integrale milieuzorg aan de Universiteit Gent. Riet Van de Velde, milieucoördinator bij de Universiteit Gent. Prof. Dr. Luc Lavrysen, docent Milieurecht aan de Universiteit Gent. Freya Masson, HSE specialist bij INEOS in Zwijndrecht. Kristof Jacobs en Paul Kiekens van de afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Koen Van Coillie, zelfstandig milieuconsultant en extern milieucoördinator. Koen Vanbrabant, Sustainability Coach bij Sustenuto. Marijke De Prins, milieucoördinator bij Stad Gent. Elisabeth Kuijken van de milieudienst van de Stad Gent. Katrien Ponnet, milieucoördinator bji VPK in Dendermonde.
Transcripten van de interviews, die een uitgeschreven weergave van de gesprekken vormen, zijn opgenomen in de elektronische versie van deze masterproef als bijlage. Deze transcripten vormden het bronmateriaal voor de resultatensectie van deze masterproef. De resultatensectie is thematisch ingedeeld, volgens de hoofdonderwerpen voorgesteld in figuur 2.1.
13
3. Resultaten 3.1 Het beroep van de milieucoördinator 3.1.1 Klassiek takenpakket Je zou het werk van de milieucoördinator kunnen samenvatten als de combinatie van conform te zijn met de milieuwetgeving en het streven naar continue milieuzorg binnen de inrichting. Het klassieke takenpakket van de milieucoördinator richt zich in de eerste plaats vooral op conformiteit. De focus ligt hierbij op het naleven van de milieuvergunning, inclusief alle voorwaarden die aan die vergunning vasthangen. Dit geldt zowel voor interne als externe milieucoördinatoren. Koen Van Coillie is als zelfstandige actief in de milieuadviessector en begeleidt diverse bedrijven als extern milieucoördinator. Hij beschouwt het opvolgen van alle milieuverplichtingen die de overheid aan bedrijven oplegt als zijn belangrijkste taak. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de milieuvergunning en allerlei heffingen. Ook mogelijkheden tot het krijgen van subsidies worden door hem opgevolgd. Vooral middelgrote industriële bedrijven die verplicht zijn een milieucoördinator te hebben doen beroep op zijn diensten. Het wettelijke kader van decretale taken is een basis waarop de milieucoördinator kan terugvallen. Toch mag de focus niet te veel naar wetgeving overhellen. Van Coillie: “De wetgeving is in de loop van de jaren steeds meer uitgebreid en is een ideale leidraad om op terug te vallen, maar soms heb ik het gevoel dat wetgeving een doel op zich is geworden. Mijn ervaring van de laatste twintig jaar leert mij dat men zich te veel begint toe te spitsen op het letterlijk naleven van de wetgeving. Het is niet omdat je volkomen aan de wetgeving voldoet, dat je op een duurzame wijze bezig bent”. Riet Van de Velde, milieucoördinator bij de Ugent en lesgeefster in de opleiding milieucoördinator aan het IVPV (Instituut voor Permanente Vorming) benadrukt dat de milieucoördinator er in de eerste plaats voor moet zorgen dat de inrichting conform de regelgeving opereert. Voorts merkt Van de Velde een belangrijk verschil op tussen interne en externe milieucoördinatoren. Ze merkt op dat externe milieucoördinatoren zich voornamelijk beperken tot hun klassieke takenpakket. Dit komt voornamelijk omwille van het feit dat externe milieucoördinatoren heel veel bedrijven onder hun hoede nemen, waardoor er minder ruimte meer is voor andere zaken naast conformiteit. Eens conformiteit verzekerd is, kan de milieucoördinator echte milieuzorg nastreven. Daarnaast moet de milieucoördinator ook een facilitator zijn en duurzaamheid op de agenda plaatsen. Van de Velde vat het als volgt samen: “We maken lawaai”. In het ideale geval vindt dat ‘lawaai’ gehoor in alle lagen van de organisatie. Het komt vrij vaak voor dat de persoon die als milieucoördinator aan de slag is in een bedrijf zich daarnaast ook nog bezighoudt met de gezondheid en de veiligheid van werknemers. Deze gecombineerde functie van preventieadviseur en milieucoördinator wordt vaak 14
benoemd met HSE (Health, Safety & Environment). Freya Masson is HSE specialist bij INEOS NV in Zwijndrecht, een chemisch bedrijf dat ethyleenoxide produceert. Ze is naast intern milieucoördinator bij INEOS ook nog extern coördinator bij zes andere bedrijven op dezelfde site. Dit heeft als voordeel dat de bedrijven op het terrein op gecoördineerde wijze samen hun milieu-impact kunnen inperken. Zo wordt energie uitgewisseld via WKK (warmtekrachtkoppeling) en is er een gezamenlijke waterzuiveringsinstallatie. Omwille van het feit dat Masson ook instaat voor de gezondheid en het welzijn van de werknemers is ze zowat dagelijks op de werkvloer terug te vinden, veel meer dan voor een milieucoördinator decretaal verplicht is. Persoonlijk vindt ze rondgangen op de vloer het aantrekkelijkste aspect van haar werk. Riet Van de Velde van de Ugent, noemt de combinatie van het milieuthema an sich en het streven naar duurzaamheid het leukste aan de job.
3.1.2 Werken met een milieuzorgsysteem Als je als organisatie streeft naar continue vooruitgang op milieuvlak op een systematische wijze, dan is een geformaliseerd milieuzorgsysteem (MZS), zoals ISO14001 of EMAS, een geijkt werkkader. Voor professor Hildegard Deweerdt, expert op het gebied van milieuzorgsystemen, is een milieuzorgsysteem onontbeerlijk voor het goed functioneren van de milieucoördinator binnen de inrichting. Het is een kader dat toelaat om gestructureerd te werken. De eisen van een milieuzorgsysteem zijn trouwens grotendeels in overeenstemming met de decretale taken van de milieucoördinator (tabel 3.1). Deweerdt: “Het is belangrijk dat je als milieucoördinator de principes van een milieuzorgsysteem begrijpt en toepast. Als je geen kennis hebt van de principes van een milieuzorgsysteem, dan weet je gewoon niet waaraan je prioritair moet werken.” Jochen De Smet, adviseur bij VMx, de beroepsvereniging voor milieuprofessionals, ziet voordelen van een MZS naar duurzaamheid toe: “Aan de systematische aanpak van een milieuzorgsysteem hangt ook het duurzaamheidsprincipe vast. Je kan de positie van je bedrijf op het vlak van duurzaamheid erg verbeteren door de drie P’s (People, Planet en Profit) continu te verbeteren.” Bij VPK Packaging, een bedrijf dat papier recycleert tot kartonnen verpakkingen, is de energieafdeling ISO14001-gecertificeerd, en denkt men erover om het zorgsysteem in de toekomst uit te bouwen voor het hele bedrijf. Katrien Ponnet, intern milieucoördinator bij VPK, getuigt: “In de energieafdeling werd het zorgsysteem aanvankelijk gepercipieerd als een lastige en moeilijke verplichting, omdat er heel wat procedures en documenten in orde moesten gebracht worden. Stilaan worden de voordelen nu wel duidelijker. In het begin is dat allemaal erg abstract, maar na een tijd groeit het besef dat zo’n milieuzorgsysteem een nuttig instrument is om zaken te faciliteren”.
15
Tabel 3.1: Vergelijking van de taken van de milieucoördinator en de eisen van een milieubeheersysteem. 37 Overgenomen en bewerkt van Deweerdt, 2010 .
Takenpakket milieucoördinator volgens VLAREM Bijdragen aan milieuvriendelijke productiemethodes en producten Naleving van de milieuwetgeving door controle uit te voeren en tekortkomingen te rapporteren Uitvoeren van emissie- en immissiemetingen en registratie van resultaten Bijhouden afvalstoffenregister Voorstellen interne en externe communicatie Investeringsadvies Jaarverslag opmaken voor bedrijfsleiding en CPBW Jaarlijks 30 u bijscholing volgen
Eisen van een milieubeheersysteem Beheersing van de werkzaamheden Wettelijke eisen: Identificatie en beoordeling van de naleving Monitoring en meting Beheersing van de milieuregistraties Communicatie Directiebeoordeling Directiebeoordeling Vakbekwaamheid, opleiding en milieubewustzijn
Het moet wel worden opgemerkt dat de principes van een milieuzorgsysteem belangrijker zijn dan het daadwerkelijk formaliseren en certificeren van dat milieuzorgsysteem. Koen Van Coillie ziet weinig verschil tussen bedrijven die wel dan niet ISO14001-gecertificeerd zijn, zolang de principes maar gevolgd worden. Ook Marijke De Prins, actief als milieucoördinator bij Stad Gent, vindt een formeel milieuzorgsysteem niet essentieel. Toch noemt ze een aantal belangrijke voordelen. De jaarlijkse directiebeoordeling zorgt voor de zekerheid dat je de directie aan jouw zijde hebt. Die steun van bovenuit kan je zeker gebruiken als je verder wil gaan dan louter de wettelijke verplichtingen nakomen. Ook het feit dat binnen een MZS duidelijke doelstellingen en afspraken worden gemaakt naar verbetering toe is een pluspunt.
3.1.3 Positie van de milieucoördinator binnen de inrichting De milieucoördinator heeft een unieke functie en vormt vaak een schakel tussen de bedrijfsleiding en de werkvloer. Katrien Ponnet: “Als milieucoördinator sta je vaak alleen en heb je dikwijls het gevoel dat je aan het roepen bent in de woestijn. Als je de boodschap naar de bedrijfsleiding moet overbrengen, moet je vooral cijfermatig gaan communiceren. Communicatie naar beneden toe moet je helemaal anders aanpakken. Als milieucoördinator ben je een schakel tussen hoog en laag. Helaas ben je ook vaak de ‘pispaal’ van beiden. Vele mensen in een bedrijf zitten vast in de hiërarchische lijn. Als milieucoördinator zweef je zowat naast het organigram”. Ponnet geeft ook aan dat wat je als milieucoördinator doet zelden onmiddellijk aanleiding geeft tot een succes. Van bovenuit wordt er vooral toegezien op toegezien dat de cijfers kloppen, terwijl er van onderuit vaak weerzin is bij de werknemers als zij bepaalde dingen krijgen opgelegd met betrekking tot milieu. Riet Van de Velde vindt het een groot voordeel dat je als milieucoördinator vrij hoog in de hiërarchische lijn zit. Je bent namelijk verplicht om rechtstreeks te rapporteren aan het management.
16
Het helpt daarbij natuurlijk om als intern milieucoördinator goed omringd te zijn binnen de organisatie. Riet Van de Velde: “Je kan niet tegelijkertijd mobiliteitsdeskundige en energiedeskundige zijn, en daarnaast nog alles weten over bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen. Als milieucoördinator zet je dingen in gang, je bent een initiator.” Bij INEOS NV kan Freya Masson beroep doen op een groot aantal deskundigen, projectmanagers en ingenieurs. Dat laat toe dat ze te rade kan gaan bij heel wat interne specialisten voor procesgerichte informatie. Voor een externe milieucoördinator ligt dat natuurlijk anders. Koen Van Coillie heeft er voor gekozen met drie collega’s samen te werken in een netwerk van milieudeskundigen, NIMBO. De samenwerking is zinvol omdat ervaring en informatie kan worden uitgewisseld. Bovendien kunnen ook potentiële klanten naar elkaar worden doorverwezen. Het feit dat je als extern milieucoördinator werkt voor een bedrijf heeft volgens Van Coillie ook een belangrijk voordeel: “Als extern milieucoördinator kan je gemakkelijker je eigen mening geven, omdat je minder rekening moet houden met alle gevoeligheden binnen het bedrijf”.
3.1.4 Adviesverlening In §3 van artikel 4.1.9.1.3 van VLAREM II staat het volgende: “De milieucoördinator geeft zijn advies over elke voorgenomen investering die vanuit milieu-oogpunt relevant kan zijn. Zijn advies wordt tijdig ingewonnen en wordt voorgelegd aan het orgaan dat de beslissing neemt”42. Jochen De Smet van de beroepsvereniging VMx signaleert een probleem op dat vlak: “Langs de ene kant wordt het advies van de milieucoördinator zelden gevraagd, en daarnaast is de kennis van de milieucoördinator vaak onvoldoende om goed advies te kunnen onderbouwen.” Koen Van Coillie heeft de indruk dat hij met betrekking tot adviesverlening vaak achter de feiten aanloopt. In de praktijk wordt zijn advies zelden voorafgaand aan de investering of aankoop gevraagd. Hij is wel steeds betrokken als het echt om milieu-investeringen gaat, zoals bijvoorbeeld de installatie of aanpassing van een waterzuiveringsinstallatie. Freya Masson van INEOS geeft adviezen over projecten van milieutechnische aard, en kan ook haar zegje doen omtrent aankoopbeleid. Vooral als haar adviezen van wetgevingstechnische aard zijn worden ze tot in de puntjes opgevolgd. Voorts rapporteert ze jaarlijks aan de directie waar er mogelijkheden voor verbetering zijn. Katrien Ponnet krijgt bij VPK regelmatig de vraag om advies met betrekking tot allerhande investeringen en aankopen, maar dat was in haar eerste jaren bij het bedrijf veel minder het geval. Ponnet: “Als milieucoördinator in een groot bedrijf moet je eerst enige bekendheid verwerven vooraleer men de stap naar jou zet om je advies te vragen”.
3.1.5 Industrie versus overheid Er zijn grote verschillen in algemeen functioneren tussen een milieucoördinator die werkt voor de overheid ten opzichte van een milieucoördinator die actief is in de bedrijfswereld. Marijke De Prins van Stad Gent ziet vooral een verschil in schaalgrootte. Ze werkt binnen de context van een heuse milieudienst, wat toelaat om taken binnen de dienst te gaan verdelen. In een bedrijf staat de milieucoördinator vaker alleen, of kan hij slechts beroep doen op een kleinere groep medewerkers. Een ander verschil is het feit dat een 17
milieucoördinator die werkt voor een overheid zowel intern als naar externe doelgroepen toe werkt. Riet Van de Velde merkt op dat je als milieucoördinator binnen een overheidsinstelling een meer proactieve rol op jou kan nemen, omdat niet alles wat je doet wordt afgerekend op zijn rentabiliteit of terugverdientijd. De aard van het bedrijf waar je bent tewerkgesteld bepaalt voor een groot stuk waarmee je als milieucoördinator binnen dat bedrijf bezig bent. Katrien Ponnet werkt bij VPK, een bedrijf dat via een klassiek industrieel proces gerecycleerde kartonnen verpakkingen maakt. Dit heeft voor gevolg dat ze zich voornamelijk met emissies en rapporteringen bezighoudt. Ponnet: “Je dagen zijn louter gevuld met het nakomen van de wettelijke verplichtingen en te zorgen dat alles in orde is. Bij bedrijven als Colruyt of Ikea zit dat anders. Daar gaat de milieucoördinator zich bijvoorbeeld veel meer mengen in zaken als duurzaam aankoopbeleid. Ik heb daar gewoon geen tijd voor”. Voor Freya Masson van INEOS zijn duurzaamheidinitiatieven vooral van milieutechnische aard. Zo ligt ze mee aan de basis van een ingenieus CO2-captatiesysteem, die ervoor gezorgd heeft dat het bedrijf geen CO 2 meer uitstoot in de atmosfeer. Ook de bedrijfsleiding heeft een bepalende invloed op je takenpakket, aangezien zij je het nodige geld en tijd ter beschikking moet stellen. De Prins: “Als de bedrijfsleiding zegt dat je u moet beperkten tot conformiteit met de milieuwetgeving, dan is dat jouw takenpakket. In andere bedrijven zal de milieucoördinator ruimte krijgen om verder te gaan dan dat.”
3.2 Profiel en vorming van de milieucoördinator 3.2.1 Persoonlijkheidskenmerken en competenties Onderzoek heeft uitgewezen dat karaktereigenschappen en waarden van de bedrijfsleider een belangrijke factor zijn voor de mate waarin een bedrijf rapporteert over maatschappelijk verantwoord ondernemen49. Zijn, analoog daaraan, bepaalde persoonlijkheidskenmerken van de milieucoördinator bepalend voor zijn engagementen met betrekking tot duurzaamheid? Volgens de milieucoördinatoren zelf alvast wel. Ze benadrukken dat het belangrijk is dat je echt voor duurzaamheid wil gaan, dat je als het ware de ‘klik’ moet maken. Koen Van Coillie verwoordt het zo: “Iemand die niet erg bezorgd is om de milieuproblematiek kan misschien wel op papier een goede milieucoördinator zijn, maar hij zal wellicht iets minder denken op de langetermijn naar duurzaamheid toe.” Katrien Ponnet denkt dat je het zonder engagement naar milieu toe snel zou opgeven als milieucoördinator. Volgens Marijke De Prins moet je in zekere mate idealistisch zijn om aan duurzaamheid te kunnen en te willen werken. Om je idealen zoveel mogelijk in de praktijk om te zetten en continu aan verbetering op het gebied van milieu en duurzaamheid te werken moet je echt gedreven zijn. Ponnet voegt daar nog een hele resem karaktereigenschappen aan toe: “Je moet een dik vel hebben, je moet veel kunnen verdragen. Je moet goed naar mensen kunnen luisteren. Je moet open staan voor alles en iedereen. Je moet een ‘spons’ zijn, in die zin dat je veel informatie moet kunnen absorberen.” 18
Als milieucoördinator ben je een communicator, initiator en facilitator. Communicatievaardigheden zijn dan ook erg belangrijk. Die communicatie moet goed afgestemd zijn op de doelgroep: de bedrijfsleiding, mensen op de vloer, stakeholders, … Je moet uiteraard ook over een grondige kennis van de milieuwetgeving beschikken, maar het is niet de bedoeling dat je expert bent in alle mogelijke milieuthema’s. Je bent immers een generalist die voor technische details terecht kan bij specialisten. Het is niet aan de milieucoördinator om alles zelf uit te voeren, hij moet vooral kunnen coördineren. Daarnaast is het binnen de context van een bedrijf interessant om ook de nodige financiële en economische kennis te hebben. Marijke De Prins: “Maatregelen die je neemt als milieucoördinator hebben altijd een financiële impact. Ik denk dat financiële kennis belangrijk is om als milieucoördinator de bedrijfsleiding te overtuigen. Je moet zicht hebben op kosten en baten”.
3.2.2 Opleiding De programma-inhoud van cursussen van aanvullende vorming voor milieucoördinatoren staat gepreciseerd in bijlage 2 van VLAREL, het Vlaamse Reglement inzake Erkenningen Leefmilieu50. De programma-inhoud bestaat uit drie modules, die op hun beurt uit verschillende deelmodules bestaan. In de bijlage 2 van VLAREL staat de precieze inhoud van deze deelmodules in detail beschreven. Tabel 3.2 toont een algemeen overzicht van de modules. De vorming voor milieucoördinator van het eerste niveau omvat minstens 250 uur, terwijl voor het tweede niveau 150 uur volstaan. Kristof Jacobs en Paul Kiekens, die op de afdeling Milieuvergunningen van het LNE onder meer met de opleiding en de vorming van de milieucoördinatoren bezig zijn, benadrukken dat de 100 uur extra bij niveau A worden gebruikt om op wetenschappelijk niveau wat meer diepgang te creëren. VLAREL regelt ook de erkenning van opleidingscentra. Wat opvalt is dat de meeste opleidingen die specifiek gericht zijn op de vorming van milieucoördinator heel sterk de modulaire opbouw van bijlage 2 van VLAREL volgen, terwijl dat voor eerder academische opleidingen (bachelor-master) veel minder het geval is. Vanuit de overheid wordt er dan ook op toegezien dat de programma-inhoud zoals gepreciseerd door VLAREL is geïncorporeerd in het curriculum. De inhoud van de opleidingen wordt trouwens nu en dan geïnspecteerd. De aanvullende vorming tot milieucoördinator is een beroepsspecifiek georiënteerde opleiding. Voor het beroep zijn zowel een brede milieukennis als management-ondersteunende competenties vereist. In principe kan iedereen met een masterdiploma milieucoördinator A worden, terwijl iedereen met een bachelordiploma milieucoördinator B kan worden. Paul Kiekens: “Dat is bewust zo gekozen op aandringen van de universiteiten zelf. Zij vonden dat een inperking van de toelating tot technisch-wetenschappelijke diploma’s niet aangewezen is”.
19
Tabel 3.2: Algemeen overzicht van de programma-inhoud van de aanvullende vorming voor milieucoördinator.
PROGRAMMA-INHOUD
EERSTE NIVEAU (A) 50 uur
Module 1: Uitgangspunten, achtergronden en basisbegrippen 1.1 Grondslagen van milieuwetenschappen 1.2 Milieubeleidsvorming en instrumenten van het milieubeleid en de overheid 1.3 Milieurecht en de formulering van milieu-eisen Module 2: Milieubeheerssystemen in de bedrijven en functionele 60 uur taken van de milieucoördinator 2.1 De integratie van milieuzorg in het bedrijfsbeheer 2.2 Het opstarten van een milieuzorgsysteem in de onderneming 2.3 Controle en handhaving van milieuvoorwaarden, met inbegrip van administratieve en procedurele aspecten Module 3: Operationalisering en uitdieping van de taakstelling van 140 uur een milieucoördinator 3.1 Technologische facetten 3.2 Bedrijfseconomische en beheersfacetten 3.3 Sociale en communicatieve facetten 3.4 Methodologische aspecten
TWEEDE NIVEAU (B) 30 uur
35 uur
85 uur
Zowel Riet Van de Velde als Marijke De Prins vinden dat duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen te weinig aan bod komen in de programma-inhoud van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren. Jochen De Smet legt dan weer meer de nadruk op economische aspecten zoals investeringsanalyses, die van pas kunnen komen bij het geven van onderbouwd advies. Voor Hildegard Deweerdt zou er wat meer aandacht moeten zijn voor projectmanagement in de opleiding. Kristof Jacobs en Paul Kiekens benadrukken dat al deze aspecten reeds zijn opgenomen in de programma-inhoud. Dit neemt niet weg dat die programma-inhoud regelmatig aan een herevaluatie wordt onderworpen. Indien er bepaalde noden zijn voor aanpassing van het programma, wordt daar wel rekening mee gehouden, in overleg met de VMx en de opleidingscentra. Milieucoördinatoren zijn verplicht om zich elk jaar voor minstens 30 uur bij te scholen. Hier voor komen allerhande cursussen, seminaries en studiedagen in aanmerking die in de brede zin betrekking hebben op de leefmilieuproblematiek. Paul Kiekens: “Het is in de eerste instantie aan de milieucoördinator om te weten welke scholing voor hem van pas kan komen. Die bijscholing is in feite een recht voor de milieucoördinator, geen verplichting.” De overheid kan onmogelijk toezien op de inhoud van bijscholing van alle milieucoördinatoren. De milieucoördinator moet wel kunnen bewijzen dat hij die bijscholing heeft gevolgd.
20
3.3 Wetgeving en beleid 3.3.1 Bedrijfsinterne milieuzorg Jochen De Smet is van mening dat we in Vlaanderen over een goede wetgeving beschikken met betrekking tot bedrijfsinterne milieuzorg. In de wetgeving wordt een grote rol toegedicht aan de milieucoördinator. De Smet: “Je kan geen twee landen noemen elders in de wereld die zo een uitgebouwd systeem hebben om bedrijfsinterne milieuzorg te gaan regelen. Niet dat er geen verbeteringen zouden kunnen gebeuren, maar we zijn zeker voorlopers in Vlaanderen.” Luc Lavrysen, professor milieurecht aan de Universiteit Gent, beaamt dit: “De functie van de milieucoördinator wordt positief gewaardeerd. Het heeft er alleszins toe bijgedragen dat milieuzorg ernstiger wordt genomen en dat bedrijven zich veel bewuster zijn geworden van hun milieuaspecten en de regels waaraan ze moeten voldoen.” Dankzij de figuur van de milieucoördinator ligt de milieuzorg echt in het kamp van de bedrijven. Professor Lavrysen ligt zelf aan de basis van de wetgeving omtrent de bedrijfsinterne milieuzorg. Hij geeft aan dat de figuur van de milieucoördinator geïnspireerd is op de Duitse wetgeving, met dat verschil dat men in Duitsland uitgaat van een sectorale benadering. In Duitsland is er als het ware een afvalcoördinator, een watercoördinator, een SEVESO-coördinator, enz.., terwijl men in Vlaanderen werkt met de geïntegreerde functie van de milieucoördinator. Volgens Lavrysen staan we met ons systeem echt aan de top. Het verbaast hem enigszins dat het geen navolging kent in andere landen. De functie van de milieucoördinator zou kunnen evolueren naar die van ‘duurzaamheidscoördinator’ en aanspreekpunt ‘duurzaam ondernemen’. Dringt zich een actualisatie op van de decretale taken van de milieucoördinator? Lavrysen toont zich geen voorstander: “Ik zou voorzichtig zijn met het aanpassen of verbreden van de taken van de milieucoördinator, om te vermijden dat de basistaak in verdrukking komt. De wetgeving is zo opgesteld dat ze enkel de minimumtaken van de milieucoördinator preciseert. Niets belet de milieucoördinator om verder te gaan dan wat decretaal van hem verwacht wordt.” Voor Paul Kiekens van LNE is het belangrijk dat de klemtoon blijft liggen op het voorkomen en beheersen van de milieuhinder. In het kader van de geplande omgevingsvergunning zal wel een aanpassing gebeuren van de decretale taken. De betrokkenheid van de milieucoördinator in de periodieke evaluaties van de omgevingsvergunning zou met name decretaal verankerd worden. De bestaande milieuwetgeving is niet voldoende om een volledige omschakeling naar duurzame productie en consumptie te realiseren. Dat is dan ook een heel ambitieuze doelstelling, waarvan de realisatie helemaal nog niet in zicht is, aldus Lavrysen. Extern milieucoördinator Koen Van Coillie is echter van mening dat er op dit moment al te veel regels en wetgeving van kracht zijn, en vindt net dat er zich een vereenvoudiging moet voordoen op het gebied van wetgeving en administratie. Koen Van Coillie: “In het ideale geval verwoordt de milieuwetgeving enkele doelstellingen die aangeven waar we naartoe 21
willen als samenleving. De wijze waarop de doelstellingen worden bereikt moeten bedrijven kunnen kiezen, zonder dat ze daarbij moeten vervallen in zeer formele taken. Het moet echt vrijwillig groeien vanuit de bedrijven.” Voor professor Deweerdt is meer wetgeving niet noodzakelijk beter: “Er is geen rechtstreeks verband tussen het aantal milieuwetten en de vermindering van de milieudruk. Het is vooral belangrijk om wetten te hebben die duidelijk zijn.” De verordening van de Europese commissie uit 2009, inzake de vrijwillige deelneming van Europese organisaties aan het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem EMAS38 (verordening (EG) Nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de raad) is niet echt een succes in België. EMAS gaat als MZS verder dan ISO14001 wat betreft ondermeer verbetering, openheid naar stakeholders en externe controle. Volgens professor Luc Lavrysen is dit te wijten aan het feit dat er geen publicitair surplus is verbonden aan EMAS, ten opzichte van ISO14001. Volgens hem komen de verschillen tussen ISO14001 en EMAS onvoldoende uit de verf. Duitsland is de enige Europese lidstaat waar meer organisaties EMAS- dan ISO-gecertificeerd zijn, omdat men daar effectief een politiek heeft rond gevoerd. Eenzelfde aandacht en ondersteuning vanuit de overheid zou ook bij ons tot mooie resultaten kunnen leiden.
3.3.2 De omgevingsvergunning Op 19 april 2013 werd het voorontwerp betreffende de omgevingsvergunning principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering45. De omgevingsvergunning integreert en vervangt de milieuvergunning en de stedenbouwkundige vergunning. De nieuwe omgevingsvergunning beoogt onder andere een snellere vergunningsprocedure, een integrale beoordeling van milieutechnische en stedenbouwkundige aspecten, administratieve vereenvoudiging en het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen. Professor Lavrysen vindt de geïntegreerde vergunning in het licht van de doelstelling van administratieve vereenvoudiging een goede zaak. Katrien Ponnet toont haar twijfels: “Ik vrees dat de ambitie om de vergunningsaanvraag te versnellen een utopie zal blijken en dat er van administratieve vereenvoudiging weinig in huis zal komen”. Ook Koen Van Coillie toont zich sceptisch: “Het is niet omdat je van twee dossiers één maakt dat het plots veel eenvoudiger zal worden.” Over het permanente karakter van de omgevingsvergunning is Lavrysen minder enthousiast: “Bij een vergunning van beperkte duur heeft de overheid een sterkere positie om voorwaarden te stellen”. Er komen wel periodieke evaluaties, waarbij de milieucoördinator zal betrokken worden. De bedoeling is om bedrijven periodiek te gaan toetsen op hun milieuperformantie. Met de komst van de omgevingsvergunning wordt ook een grootschalige declassering doorgevoerd, waarbij heel wat huidige klasse 1 bedrijven klasse 2 bedrijven zullen worden. De milieuvergunningsaanvraag voor klasse 2 inrichtingen wordt behandeld door de lokale overheid. Katrien Ponnet vreest dat vele gemeenten daar niet op voorbereid zijn. Op dit ogenblik zijn enkel klasse 1 inrichtingen, behoudens vrijstelling, 22
verplicht tot aanstelling van een milieucoördinator. Moeten een aantal milieucoördinatoren vrezen voor hun job? Neen, aldus Jochen De Smet van de beroepsvereniging VMx: “De eerste fase van de declassering is al achter de rug. Men heeft toen besloten dat waar nu een coördinator is aangesteld, dat zo zal blijven in de toekomst. Meer dan waarschijnlijk zal de verplichting verdwijnen voor een aantal onbemande installaties, maar daar kunnen onze mensen niet veel gaan doen natuurlijk”.
3.3.3 Duurzame ontwikkeling als beleidsdoelstelling Duurzame ontwikkeling is als beleidsdoelstelling verankerd in de Belgische grondwet 26. In principe wil dat zeggen dat de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten de doelstellingen van duurzame ontwikkeling (sociaal, economisch en ecologisch) zouden moeten nastreven. Het grondwetartikel is echter niet echt afdwingbaar. Lavrysen: “Die bepaling is een doelstelling die uitdrukkelijk buiten de rechtstreekse controle van de gerechtelijke macht is gehouden. We zijn nog heel ver van de toestand waarbij alle belangrijke beleidsdoelstellingen worden afgetoetst aan het principe van duurzame ontwikkeling.” Koen Vanbrabant, Sustainability Coach bij Sustenuto, een MVO-advies en studiebureau, vindt dat het beleid veel te weinig werk maakt van duurzame ontwikkeling. Zeker op federaal niveau constateert hij een stagnatie. Op Vlaamse niveau is men vanuit de administraties wel actief op het gebied van duurzaamheid en MVO, vooral dan op het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) en het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Vanbrabant: “Vanuit de administratie kan heel wat bewegen, maar het is uiteindelijk de politiek die beslist wat er wel of niet gebeurt.” In de politiek wordt het langetermijndenken vaak naar de achtergrond verwezen omwille van electorale overwegingen. Jochen De Smet: “Het zou niet mogen dat, als er na verkiezingen een nieuwe partij aan de macht komt, men helemaal van nul moet herbeginnen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Men begint dat zo stilaan te beseffen. Wat we nu gelukkig meer en meer zien is dat de bevoegde administraties meer en meer met het bedrijfsleven beginnen te samenwerken, om er voor te zorgen dat de doelstellingen wat meer consistent blijven.” Bedrijven hebben een erg belangrijke rol in de omslag naar een duurzame economie. De vraag is natuurlijk in hoeverre de bedrijfswereld ertoe kan aangezet worden om de handschoen op te nemen en haar potentiële trekkersrol waar te maken. Volgens Jochen De Smet is het technologische aspect, naast het economische aspect, erg belangrijk. Voorts onderstreept hij de essentiële functie van de milieucoördinator, die van binnenuit de milieuperformantie van de onderneming verhoogt en bedrijven stelselmatig vergroent. Voorts ziet hij heil in fiscale stimuli voor bedrijven die actief kiezen voor de groene economie. Volgens professor Deweerdt volstaat dat echter niet: “Fiscale stimuli op zich zullen de omslag naar een groene economie niet bewerkstelligen. Heel belangrijk is de kennis van wetenschap en technologie in bedrijven.” Centraal staat kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen, zoals VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek), en innoverende bedrijven. In de praktijk stelt men echter vast dat er in Vlaanderen nogal weinig ondernemingszin is, of heel wat koudwatervrees. Om de ondernemers over de streep te 23
trekken is durfkapitaal nodig, bijvoorbeeld afkomstig van het IWT (het agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie). De Smet hekelt vooral het versnipperde subsidiebeleid, waarbij een manifest gebrek aan structurele financiering ervoor zorgt dat de groene economie in de marge blijft zitten. Volgens hem zou een klustering van de middelen toelaten de groene economie meer centraal te ondersteunen. Reiken de ambities van de Vlaamse overheid op het gebied van de groene economie, geformuleerd in Pact202027, wel ver genoeg, en zijn ze wel concreet genoeg? Volgens Jochen De Smet gaat het vooral om mooie woorden: “Als je de vraag stelt of de groene economie een focus is van de huidige Vlaamse regering, moet ik daar helaas neen op antwoorden. Er is een goed milieubeleid, maar een centrale visie rond groene economie ontbreekt”. Volgens Koen Vanbrabant legt het Pact2020 te veel de nadruk op de logistieke functie van Vlaanderen. Daarnaast vindt hij wat er in het pact staat over duurzaamheid absoluut onvoldoende. Hij benadrukt dat duurzaamheid in elk beleidsdomein zou moeten zitten. Hildegard Deweerdt is positiever over het Vlaamse beleid: “Het MINA-plan28 (Milieu en Natuurbeleidsplan 2011-2015) is best wel knap en ambitieus. De doelstellingen worden weliswaar niet allemaal gehaald, maar alles wordt wel uitgebreid gemonitord en gerapporteerd in zeer publieke rapporten. Het feit dat men heel open en ambitieus in het beleid, ook al lukt het niet om alle vooropgestelde doelen te halen, is waardevol op zich.”. De Smet is minder enthousiast over het MINA-plan als het over het stimuleren van de groene economie aankomt: “In het plan staat nergens geuit dat de omslag naar een groene economie prioritair is”. Toch ziet hij de toekomst rooskleurig tegemoet: “We hebben alle troeven in huis om er te geraken: we hebben kennis- en onderzoeksinstellingen, we hebben opleidingsinstellingen en we hebben de professionelen die het kunnen waar maken”.
3.4 Duurzame bedrijfsvoering 3.4.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen Een bedrijf doet aan maatschappelijk verantwoord ondernemen vanuit een vrijwillig engagement. MVO vindt meer en meer ingang in het bedrijfsleven, al gaat de evolutie eerder traag. Koen Vanbrabant van Sustenuto onderscheidt verschillende motieven die bedrijven er toe aanzetten om MVO aan de slag te gaan. Het aantal bedrijven dat voor MVO kiest vanuit een persoonlijke overtuiging of waardeoordeel is vooralsnog beperkt. Heel wat bedrijven zijn met MVO en duurzaamheid bezig in het oogpunt van risicobeheersing en reputatiemanagement. Gekende voorbeelden in dat verband zijn McDonalds, Nike en CocaCola, bedrijven die heel erg in de spotlights staan. Vanbrabant: “Multinationals krijgen veel kritiek. Die bedrijven werken rond duurzaamheid om tegemoet te komen aan opmerkingen die vanuit de samenleving komen. Het gaat hierbij meer om pragmatisme dan idealisme.” Een categorie wordt gevormd door bedrijven die het strategisch nut van MVO inziet. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om bedrijven die, in het vooruitzicht van grondstoffenschaarste, inzetten op gesloten materialenkringlopen of Cradle 2 Cradle producten. 24
Erg belangrijk zijn externe drivers die MVO van buitenaf stimuleren. Er is een toenemende maatschappelijke druk van onderuit, in de eerste plaats van consumenten. Een recente enquête afgenomen door consumentenorganisatie Test-Aankoop geeft aan dat het ethisch bewustzijn van de consument er sterk op is vooruitgegaan de voorbije tien jaar 51. Een andere belangrijke driver is de overheid. Vanbrabant: “De Vlaamse overheid wil tegen 2020 voor de volle 100% duurzaam inkopen. Het gaat hierbij om zowel producten die daadwerkelijk worden aangeschaft, als om bedrijven waarvan diensten worden aangekocht. Dit is een belangrijke driver voor bedrijven om met duurzaamheid aan de slag te gaan”. Niet enkel de overheid kan andere bedrijven meetrekken in het MVO-verhaal. Heel wat bedrijven komen met MVO in aanraking via andere bedrijven, bijvoorbeeld omdat bedrijven die reeds met duurzaamheid bezig zijn eisen stellen aan toevoerbedrijven. Koen Vanbrabant: “Het ketenperspectief, waarbij het bedrijf niet enkel naar zichzelf kijkt, maar naar de hele keten, wordt steeds belangrijker. Als er bij toeleveranciers van grote bedrijven misbruiken zijn op het gebied van milieu of arbeidsomstandigheden worden die grote bedrijven daarvoor verantwoordelijk gesteld”. De komst van ISO26000, een internationale standaard die richtlijnen bevat hoe een bedrijf MVO moet aanpakken, betekende een grote doorbraak in de MVO-wereld, omdat het in 2010 voor het eerst een kader schiep dat duidelijk omschreef wat duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen inhoudt. “ISO26000 creëert een soort van managementsysteem”, aldus Vanbrabant. “het geeft een methodiek aan om belangrijke MVO-thema’s te identificeren en geeft richtlijnen over de aanpak om die thema’s te integreren in de bedrijfsvoering. Voor de rapportering kan je vervolgens beroep doen op GRI”. Het Global Reporting Initiative (GRI)52 schept een kader om aan duurzaamheidrapportering te doen. De rapportering behandelt informatie over de organisatie zelf (managementaanpak, omgang met stakeholders, bestuur), en alle indicatoren die verband houden met ‘people, planet en profit’.
3.4.2 Transitie In Pact2020 staat te lezen dat Vlaanderen moet inzetten op een competitieve en tegelijkertijd duurzame economie27. De vraag is natuurlijk of deze twee aspecten überhaupt wel met elkaar kunnen verzoend worden. Koen Vanbrabant geeft aan dat er op dit ogenblik nog geen prijs staat op onduurzame praktijken, er zijn te veel externaliteiten. Hij gaat er wel vanuit dat, omwille van de nakende grondstoffenschaarste, maatschappelijk en duurzaam ondernemen steeds aan gewicht zal toenemen. Daarnaast stelt hij zich de vraag of duurzame groei wel mogelijk is. Riet Van de Velde, de milieucoördinator van de Universiteit Gent, stelt het zo: “We kunnen niet verder blijven groeien want we overschrijden de draagkracht van de Aarde nu al tweemaal. Ik vrees dat de realiteit is dat je groei en milieudruk niet absoluut kan loskoppelen.” Van de Velde gelooft sterk in de rol van transitie-initiatieven. Zelf is ze één van de drijvende krachten achter Transitie Ugent, een denktank van personeelsleden, studenten, experten en 25
beleidsmensen die een langetermijn visie ontwikkelen rond duurzaamheid op de universiteit. Ze werken rond thema’s als mobiliteit, energie, aankoop- en afvalbeheer, voeding, onderzoek en onderwijs53. Ook de Stad Gent gaat met transitiemanagement aan de slag, onder meer in haar ambitie om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. De Ugent en Stad Gent zijn natuurlijk organisaties die het zich kunnen permitteren om een echt proactieve rol te spelen op het vlak van duurzaamheid. Kan het kader van transitiemanagement werken in de bedrijfswereld? Volgens de milieucoördinator van Stad Gent, Marijke De Prins, ligt dat wat moeilijk: “Het uitgangspunt van transitiemanagement is het betrekken van verschillende doelgroepen. Dat is beperkter als je binnen de context van een bedrijf werkt. Een ander uitgangspunt zijn de langetermijndoelstellingen, wat ook al moeilijker ligt binnen de bedrijfscontext. In het transitieverhaal ligt de weg naar de uiteindelijke doelstelling niet vast, maar wordt die ‘en cours de route’ bepaald via transitie-experimenten. Sommige bedrijven kunnen misschien wat experimenteren met transitie, maar het zal toch om een kleine minderheid gaan. Dat neemt niet weg dat bedrijven echt wel een rol hebben te spelen in de omslag naar een duurzame economie, bijvoorbeeld door innovatie.” Elisabeth Kuijken, ook actief binnen de milieudienst van Gent, ziet wel mogelijkheden: “Binnen een milieuzorgsysteem is de laatste stap samenwerking met verschillende partners de blik verruimen naar de hele keten en alles wat zich daar rond bevindt. Dat valt uiteindelijk te rijmen met het kader van transitiemanagement. Belangrijk is dat bedrijven moeten bereid zijn om buiten de grenzen van hun eigen bedrijf te gaan kijken.” Koen Vanbrabant merkt op dat MVO voor bedrijven meestal gaat om het matigen van de negatieve impact van hun producten en processen. Bedrijven zijn vaak te vastgeroest aan hun kernactiviteit om de bedrijfsvoering fundamenteel over een andere boeg te gooien.
3.4.3 De duurzaamheidscoördinator De verplichting tot aanstelling van een milieucoördinator hangt vast aan de klasse van de exploitatie, zoals gepreciseerd in de indelingslijst van bijlage 1 van het VLAREM 41. Klasse 1 inrichtingen zijn (hoofdzakelijk) industriële productiebedrijven. De dienstensector wint al jaren terrein ten opzichte van de industrie in Vlaanderen. Zou de verplichting tot aanstelling van een ‘duurzaamheidscoördinator’ in niet-industriële grote bedrijven en organisaties een goed idee kunnen zijn? Kristof Jacobs en Paul Kiekens van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) van de Vlaamse overheid zijn daar alvast niet van overtuigd. Jacobs: “Er zijn andere manieren om bedrijven te stimuleren om aan duurzaam ondernemen te doen, bijvoorbeeld via charters en subsidies.” Feit is dat veel bedrijven die geen verplichting hebben tot aanstellen van een milieucoördinator er wel één in dienst hebben. Hildegard Deweerdt: “Vele bedrijven hebben er hoe dan ook belang bij een aanspreekpunt voor milieu en duurzaamheid te hebben.” Riet Van de Velde is wel voor het idee gewonnen, net als Marijke De Prins. Het systeem van de preventieadviseur, dat van toepassing is sinds de invoegetreding van de federale Welzijnswet in 1996, kan volgens De Prins tot voorbeeld strekken. Zelfs in kleinere bedrijven moet er een preventieadviseur aanwezig zijn. De Prins: “Ik denk dat een gelijkaardig systeem voor milieucoördinatoren zeker op zijn plaats zou zijn.” Elisabeth Kuijken, die bij de milieudienst van de Stad Gent verantwoordelijk is voor 26
ondermeer duurzaam aankoopbeleid en energie, sluit zich daar bij aan: “Er zal altijd wel iemand in het bedrijf moeten zijn die de milieuthema’s op zich neemt en die als aanspreekpunt fungeert. Ik denk dat een centrale figuur als een milieucoördinator daarvoor het meest geschikt is.” Marijke De Prins is akkoord dat de milieucoördinator een aanspreekpunt kan zijn voor maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen, maar is er niet van overtuigd dat het perse de milieucoördinator moet zijn die deze taak op zich neemt. Koen Vanbrabant vindt dat duurzaamheid door heel het bedrijf moet gedragen worden, niet alleen door één iemand die zich daar binnen het bedrijf mee bezighoudt: “Duurzaamheid of MVO is geen add-on in een bedrijf die vanuit een specifieke expertise of kennisdomein wordt aangepakt door iemand die zich daar exclusief mee bezighoudt. Ons streven is duurzaamheid te integreren in elk proces van de bedrijfsvoering. Duurzaamheid moet dus in elk departement van een bedrijf geïntegreerd worden. Elke persoon binnen een bedrijf zou moeten kunnen reflecteren hoe een bepaalde activiteit beter en duurzamer kan worden georganiseerd. Het is logisch dat het blikveld van de milieucoördinator breder gaat dan milieuthema’s alleen. Duurzaamheid in een bedrijf gaat verder dan milieu, het gaat over hoe het bedrijf omgaat met haar mensen en met haar omgeving, en ook over de transparantie die een bedrijf aan de dag moet leggen. De milieucoördinator mag uiteraard een rol spelen in MVO en DO, ik kan mij wel voorstellen dat er milieucoördinatoren met een ruim blikveld evolueren naar de functie van MVO-coördinator.”
27
4. Discussie 4.1 Een bijzonder beroep vereist bijzondere competenties De milieucoördinator heeft een unieke positie binnen de inrichting, die daarenboven sterk afhankelijk is van bedrijf tot bedrijf. In het ene bedrijf zal de milieucoördinator een meer operationele functie hebben, terwijl andere milieucoördinatoren eerder een kaderfunctie hebben. Het feit dat het precieze takenpakket van de coördinator zo variabel is en sterk afhankelijk van onder andere de bedrijfsleiding, de sector en de schaalgrootte van het bedrijf, maakt dat het moeilijk is om de taken van de coördinator in alle mogelijke sectoren op dezelfde leest te schoeien. De decretale taken van de milieucoördinator vormen een basis waarop men kan terugvallen. De precieze invulling van die taken is grotendeels afhankelijk van bedrijf tot bedrijf. Een formeel milieuzorgsysteem kan als kader dienen om continue verbetering binnen het bedrijf te gaan realiseren. Vooral de principes van zo’n MZS zijn belangrijk. Een groot voordeel van een milieuzorgsysteem is dat de bedrijfsleiding actief bij de milieuzorg wordt betrokken. Een milieucoördinator heeft in zekere zin ook de opdracht om zijn of haar bedrijfsleiding mee te trekken in het duurzaamheidsverhaal, en een milieuzorgsysteem kan daar zeker bij helpen. De milieucoördinator ondersteunt en draagt de milieuengagementen van een bedrijf, en is daarbij tegelijkertijd initiator, facilitator en communicator. Niet iedereen is in de wieg gelegd voor deze toch wel gewichtige functie. Het is in ieder geval aangewezen om een grondige intrinsieke interesse te hebben in de milieuproblematiek en actief overtuigd te zijn van het belang van duurzame ontwikkeling. Om je idealen in de praktijk te kunnen omzetten moet je bovendien gedreven zijn. Het spreekt voor zich dat communicatievaardigheden van primordiaal belang zijn. Daarnaast is specifieke kennis over milieu vanzelfsprekend vereist. Om op gedegen wijze adviezen te kunnen geven over investeringen die vanuit milieuoogpunt relevant zijn, één van de decretaal vastgelegde taken, moet de milieucoördinator de taal van het management verstaan en begrijpen. Hij moet met andere woorden in staat zijn om een financiële analyse te maken van investeringen. De opleiding van milieucoördinatoren is beroepsspecifiek georiënteerd en heeft als objectief bovengenoemde vaardigheden en kennis toe te leveren, aan te scherpen en uit te diepen. Toch komen economische aspecten op dit ogenblik nog te weinig aan bod in het opleidingsprogramma. Ook voor de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen is op dit moment te weinig aandacht. Aanpassingen en verbeteringen van de programma-inhoud van de beroepspecifieke opleiding van de milieucoördinator moeten er op gericht zijn de toekomstige coördinator beter voor te bereiden op de bedrijfseconomische context waarin hij zal terecht komen. Voor milieucoördinatoren die nu al in het werkveld staan kan deze kennis worden aangeleverd via bijscholing. 28
4.2 Onze wetgeving strekt tot voorbeeld In het streven naar een duurzame ontwikkeling zijn zowel overheden, burgers, het maatschappelijk middenveld en bedrijven betrokken. De milieucoördinator is binnen bedrijven verantwoordelijk voor alles wat met milieu te maken heeft. Op die manier worden bedrijven van binnenuit verplicht om hun verantwoordelijkheid op te nemen wat betreft het ecologische luik van duurzame ontwikkeling. Als spilfiguur van bedrijfsinterne milieuzorg heeft de milieucoördinator een belangrijke verantwoordelijkheid te dragen. De overheid legt allerlei zaken op aan bedrijven via de milieuvergunning. In de eerste instantie is het de taak van de milieucoördinator om er voor te zorgen dat aan alle verplichtingen, die in de vergunning staan vastgelegd, is voldaan. Daarnaast moet de milieucoördinator streven naar continue milieuzorg binnen de inrichting. Dit continu verbeterproces kan eigenlijk pas starten wanneer conformiteit verzekerd is. Een uitbreiding van de milieuwetgeving op het gebied van bedrijfinterne milieuzorg is voor de milieucoördinator niet aanbevelenswaardig, omdat de slinger dan volledig naar conformiteit zou overhellen, wat geen ruimte meer laat om in alle vrijheid duurzaamheidinitiatieven te nemen. Als de wetgeving en de decretale taken gefocust blijven op het beheersen en verhinderen van milieuhinder, dan kunnen bedrijven vanuit een vrijwillig engagement streven naar continue verbetering op het gebied van milieu of andere duurzaamheidaspecten. De wetgeving met betrekking tot bedrijfsinterne milieuzorg op zich, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de milieucoördinator, wordt over het algemeen als heel positief ervaren. De bedoeling is dat het initiatief bij de bedrijven zelf ligt, en dat lukt met ons systeem aardig. Het is dan ook enigszins verwonderlijk dat ons systeem geen navolging kent in het buitenland. In Duitsland werkt men met diverse interne milieuspecialisten, terwijl we in Vlaanderen via de milieucoördinator een echte ‘milieugeneralist’ hebben. Afgezien van Duitsland is er geen enkel land dat een vergelijkbaar systeem hanteert. Aangezien onze wetgeving aardig lijkt te slagen in haar opzet, kan ze eventueel als voorbeeld strekken voor initiatieven vanwege het Europese niveau. Een Europees wetgevend initiatief dat bedrijven in heel de EU ertoe aanzet om een milieuspecialist in huis te hebben, naar het voorbeeld van de milieucoördinator zoals we die in Vlaanderen kennen, zou een merkbare boost kunnen betekenen voor de bedrijfsinterne milieuzorg in heel Europa.
4.3 Een interne stimulans tot duurzaam ondernemen Maatschappelijk verantwoord ondernemen is aan een gestage opmars bezig in de bedrijfswereld. De internationale norm ISO26000 wijst bedrijven de weg naar MVO, terwijl de Global Reporting Initiative (GRI) richtlijnen geeft omtrent duurzaamheidverslaggeving. Toch gaat de opmars van MVO te traag. Bedrijven worden blootgesteld aan een toenemende druk om hun verantwoordelijkheid op te nemen op sociaal en ecologisch vlak, zowel van onderuit via de consument als van bovenuit via de overheid. Ook andere bedrijven kunnen een aanzet geven om met MVO te starten. In het ideale geval is er ook van 29
binnenuit een sterke motivatie aanwezig om met duurzaamheid bezig te zijn. In de eerste plaats moet het engagement van de bedrijfsleiding komen. Duurzame ontwikkeling is op dit moment nauwelijks geïntegreerd in opleidingen in het hoger onderwijs53,54. Duurzame ontwikkeling zou in brede zin moeten geïntegreerd zijn in alle mogelijke opleidingen. In het bijzonder zouden economische opleidingen en ingenieursopleidingen de noodzakelijke aandacht moeten besteden aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo zijn jonge mensen die het later zullen ‘maken’ in de bedrijfswereld zich bewust van de sociale en ecologische dimensies van de economie in het geheel en ondernemen in het bijzonder. Via het project Ecocampus van LNE wordt gelukkig tegenwoordig meer en meer aandacht besteed aan de mogelijke rol die het hoger onderwijs kan spelen als katalysator van duurzame ontwikkeling55. Het kan nuttig zijn om iemand intern in dienst te hebben die zich met duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen bezighoudt. De milieucoördinator heeft, met zijn brede kijk en zijn brede competenties, een ideaal profiel om die taak op zich te nemen. Toch is het niet realistisch te veronderstellen dat de milieucoördinator zich daar in elk geval mee moet bezighouden. Sommige milieucoördinatoren hebben het al druk genoeg met beheersen van de milieuhinder en nakomen van de milieuwetgeving, terwijl anderen naast milieu ook nog de functie van preventieadviseur op zich nemen. Het systeem van de preventieadviseur, die in alle bedrijven verplicht belast is met de opgave om het welzijn en de veiligheid van de werknemers te verzekeren, kan trouwens als voorbeeld dienen voor de ‘duurzaamheidscoördinator’. Deze duurzaamheidscoördinator zou alle engagementen van een bedrijf op het gebied van MVO kunnen coördineren. Bijkomend onderzoek en rondetafelgesprekken met verschillende actoren zijn nodig om de wenselijkheid van zo’n ‘duurzaamheidscoördinator’ na te gaan. Voor kleine bedrijven lijkt het systeem niet realistisch, maar voor middelgrote tot grote ondernemingen zou het een stap vooruit kunnen betekenen. In feite zou duurzaamheid moeten ingebakken zijn in de basiswaarden van een bedrijf, naast bijvoorbeeld kwaliteit, welzijn van werknemers en diversiteit. In afwachting van de eventuele komst van een duurzaamheidscoördinator kan een geëngageerde milieucoördinator als aanspreekpunt duurzaam ondernemen fungeren.
30
5. Conclusie Deze masterproef had als bedoeling via kwalitatief onderzoek het beroep van de milieucoördinator vanuit verschillende invalshoeken te belichten. Hierbij werd aandacht besteed aan de eigenheden van de functie op zich, de opleiding en de vereiste competenties. Daarnaast werd onderzocht welke rol de overheid en de bedrijven kunnen spelen in duurzame ontwikkeling, en waar precies binnen die context de milieucoördinator zijn plaats heeft. Deze masterproef heeft bewust een brede scope, en heeft de intentie een verkennend onderzoek te zijn dat een aanzet kan betekenen voor verder wetenschappelijk onderzoek enerzijds en een maatschappelijk debat anderzijds. Uit het onderzoek blijkt dat de milieucoördinator een heel gewaardeerde en gewichtige rol heeft in bedrijfsinterne milieuzorg. Gezien het wijde bereik van sectoren waarin milieucoördinatoren tewerkgesteld zijn, is het takenpakket niet over één leest te schoeien en sterk afhankelijk van bedrijf tot bedrijf. De decretale taken vormen een wettelijke basis waarop men kan terugvallen. Er is op dit moment weinig draagvlak om deze decretale taken uit te breiden naar duurzaamheid toe. Om de taak van adviesverlener beter te kunnen behartigen, zou de opleiding tot milieucoördinator meer aandacht moeten besteden aan bedrijfseconomische aspecten zoals investeringsanalyses. Daarenboven moet duurzame ontwikkeling een persoonlijk, intrinsiek streefdoel zijn van de milieucoördinator. Bedrijfsinterne milieuzorg wordt via de milieucoördinator op een uitstekende manier geregeld, terwijl het welzijn, de gezondheid en de veiligheid van werknemers op een goede manier wordt verzorgd via het systeem van de preventieadviseur. Deze twee kunnen als voorbeeld dienen voor de nieuwe functie van duurzaamheidscoördinator, die engagementen van een bedrijf omtrent duurzaamheid en MVO zou kunnen coördineren. Bijkomend wetenschappelijk en maatschappelijk onderzoek is nodig om na te gaan of de invoering van zo’n duurzaamheidscoördinator wenselijk en praktisch haalbaar is. Los daarvan kan de milieucoördinator als hij over de nodige tijd en middelen beschikt zeker als aanspreekpunt duurzaam ondernemen fungeren binnen het bedrijf. Met zijn brede kijk en competenties beschikt hij over het ideale profiel.
31
6. Suggesties voor verder onderzoek Aangezien het aantal respondenten die werden bevraagd voor dit onderzoek beperkt is, is het voorbarig om sluitende wetenschappelijke conclusies te trekken. Dit masterproefonderzoek heeft vooral de intentie een aanzet te zijn voor bijkomend wetenschappelijk en maatschappelijk onderzoek. Om een meer volledig beeld te hebben op de taken en de competenties van de milieucoördinator kan worden gebruik gemaakt van een online vragenlijst, waarbij een zo groot mogelijk aantal milieucoördinatoren wordt bevraagd. Voorts kan het nuttig zijn om, voortgaand op de bevindingen die uit dit onderzoek zijn voortgevloeid, een aantal mensen samen te brengen voor rondetafelgesprekken. Zo zouden vertegenwoordigers van ondermeer de beroepsvereniging voor milieuprofessionals (VMx), de overheid (LNE), ondernemers en academici kunnen discussiëren over de huidige en toekomstig rol van de milieucoördinator in de bedrijfsinterne milieuzorg en in duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
32
7. Referenties 1. Jones, P.T., Jacobs, R., Terra Incognita: Globalisering, ecologie en rechtvaardige duurzaamheid, Academia Press, 2006 2. Carson, R., Silent Spring, Houghton Miffin, 1962 3. Meadows, D. H., Meadows, D. L., Randers, J., Behrens III, W. W., Universe Books, 1972 4. World Commission on Environment and Development (WCED), Oxford University Press, 1987 5. Wackernagel, M., Rees, W.E., ‘Perceptual and structural barriers to investing in natural capital: Economics from an ecological footprint perspective’, Ecological Economics, 20, 1997, 3-24 6. Hails, C., Living Planet Report 2008, WWF/Zoological Society of London/Global Footprint Network, 2008 7. UNEP, ‘Global Environment Outlook’, 2000 8. Daly, H., Toward a Steady State Economy, Herman E. Daly, 1973 9. Daly, H., Beyond Growth, Beacon Press, 1996 10. Daly, H., Cobb, J., For the Common Good: Redirecting the Economy Towards Community, the Environment and a Sustainable Future, Beacon Press, 1989 11. Vlaamse Milieumaatschappij, ‘MIRA Indicatorenrapport 2012’, Milieurapport Vlaanderen, 2013 12. Gardner, G., Prugh, T., ‘Seeding the sustainable economy’, State of the world: Innovations for a Sustainable Economy’, WorldWatch Institute, 2008, 3-17 13. Jackson, T., Prosperity Without Growth: Economics for a Finite Planet, Earthscan, 2009 14. Lomborg, B., The Skeptical Environmentalist, Cambridge University Press, 2001 15. WBCSD, ‘Sustainability Through the Market: seven keys to success’, World Business Council for Sustainable Development, 2000 16. Elkington, J., Cannibals With Forks: The Triple Bottom Line of 21st Century Business, New Society Publishers, 1998 17. SDC, ‘I will if you will, towards a sustainable consumption’, 2006 18. Department for Environment, Food and Rural Affairs, ‘A framework for proenvironmental behaviours’, DEFRA, 2008 19. Jones, P.T., De Meyere, V., Terra Reversa: De transitie naar rechtvaardige duurzaamheid 20. Loorbach, D., Transition Management, new mode of governance for sustainable development, International Books, 2007 21. Rotmans, J., Loorbach, D., Van der Brugge, R., ‘Transitiemanagement en duurzame ontwikkeling: co-evolutionaire sturing in het licht van complexiteit’, Beleidswetenschap, 19 (2), 2005, 3-23
33
22. Paredis, E., ‘Transition Management in Flanders. Policy context, first results and surfacing tensions’, Onderzoekspaper voor het Steunpunt Duurzame Ontwikkeling, CDO/Ugent, 2009 23. www.plan-c.eu 24. Van Acker et al, ‘A transition towards sustainable materials management in Flanders’, Proc. Of the 15th AISDRC: Taking up the global challenge, 2009 25. www.duwobo.be 26. De Belgische Grondwet, Titel Ibis, Algemene Beleidsdoelstellingen van het federale België, de gemeenschappen en de gewesten, Art. 7bis 27. Pact2020. Een nieuw toekomstpact voor Vlaanderen-20 doelstellingen, 2009 28. Milieubeleidsplan 2011-2015, LNE, 2011 29. Peeters, K., Woord vooraf bij ‘Natuur, milieu & industrie: wijzer bij het Milieubeleidsplan’, 2006 30. Agentschap Ondernemen, infobrochure ‘Bedrijf & Milieu’, 2012 31. Infobundel ‘Milieucharter Oost-Vlaanderen’, Voka in samenwerking met provincie Oost-Vlaanderen, 2012 32. Stad Gent, Bestuursakkoord 2013-2018, 2012 33. Deweerdt, H., Matheussen M., ‘Duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen’, MilieuDirect (5), 2012, 22-24 34. www.mvovlaanderen.be 35. Europese Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’; Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s; 2011 36. Deweerdt, H., Milieuzorg op de werkvloer, Praktische gids voor de uitbouw van een ambitieus milieuzorgsysteem, Kluwer, 2010 37. EMAS Verordening (EC) Nr 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EC) Nr 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EC en 2006/193/EC van de commissie. 38. http://ec.europa.eu/environment/emas/about/enviro_en.htm 39. Decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM), Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, Titel III. Bedrijfsinterne milieuzorg 40. De Pue, E., Lavrysen, L., Stryckers, P., Milieuzakboekje 2012, Leidraad voor de milieuwetgeving in Vlaanderen, Kluwer, 2012 41. VLAREM I, Besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het vlaams reglement betreffende de milieuvergunning 42. VLAREM II, Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne 34
43. LNE, ‘Hoe de Vlaamse milieusector in kaart brengen, een verkennende analyse’, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, 2011 44. Eersels, S., Heirman, B., De Smet, J., ‘De milieu(zorg)coördinator als katalysator voor bedrijfsinterne milieuzorg en duurzaam ondernemen’, VMc, 2009 45. Vlaamse Regering, ‘Voorontwerp van decreet betreffende de omgevingsvergunning’, 2013 46. INR, brutotoegevoegde waarde naar hoofdbedrijfstak in het Vlaamse gewest van 2005 tot 2010, Instituut voor Nationale Rekeningen, 2012 47. http://www.belspo.be/belspo/pubobs/meth_use_quality_nl.stm 48. Mortelmans, D., Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden, Acco, 2007 49. Baele, A., The CEO’s perception on CSR: a determinant of CSR reporting, masterproef Ugent, 2012 50. VLAREL, Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu 51. ‘Ethisch bewustzijn. Belg slikt claims niet blindelings’, Test Aankoop 575, mei 2013, 10-14 52. www.globalreporting.org 53. Transitie Ugent, ‘Samen voor een duurzame universiteit’, Universiteit Gent, 2013 54. Ceulemans, K., De Prins, M., Cappuyns, V., De Coninck, W., ‘Integration of sustainable development in higher education’s curricula of applied economics: Large-scale assessments, integration strategies and barriers’, Journal of Management & Organization, 17, 2011, 621-640 55. LNE, ‘Ontwerpen voor het onbekende, Referentiekader Duurzaam Hoger Onderwijs’, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, 2013
35
36