JAARVERSLAG
2012
Inhoudsopgave Factsheet 2012
2
Voorwoord en verantwoording Raad van Bestuur
3
De resultaten over 2012 1. Meer kinderen geholpen 2. Actief in de beschermingsketen 3. Voorbereid op de transitie 4. De organisatie verbeterd
4 4 9 12 15
Verantwoording Raad van Toezicht
19
Samenstelling Raad van Bestuur, Cliëntenraad, Ondernemingsraad en commissies op 31 december 2012
21
JAARVERSLAG 2012
1
Factsheet 2012 1. Meer kinderen geholpen
2. Actief in de bescherming van kinderen
• Ernst problemen neemt toe, 17% meer crisisinterventies
• Gemiddeld aantal kinderen bij jeugdbescherming gelijk aan 2011
• Vaker intensieve hulp nodig, 25% meer casemanagement
• Dalende trend in onder toezichtstellingen (OTS)
• Aantal onderzoeken AMK gestegen met 21%
• Duur OTS ruim onder landelijk niveau
• Werk gemaakt van aanbevelingen Samson • 45% meer telefonische gesprekken gevoerd door vrijwilligers Kindertelefoon dan in 2011
• Aantal jongeren bij jeugdreclassering licht gedaald • Gebruik Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) voorbereid • Gestart met pilot adolescentenstrafrecht • Project gestart voor betere overgang gesloten jeugdzorg naar open jeugdzorg
3. Voorbereid op de transitie
4. De organisatie
• Organisatiestructuur gewijzigd
• Geïnvesteerd in leiderschap
• Invoering Signs of Safety gestart
• Professionaliseringstraject gestart
• Meegedaan met pilots in de gemeenten
• Tevredenheid medewerkers krijgt cijfer 6,5
• Bijgedragen aan provinciale Routekaart Transitie
• Ziekteverzuim 5,65% • CEDEO-erkenning behaald • A3-systematiek gebruikt voor planning & control cyclus • Gestart een omslag te maken van “verweren en verantwoorden” naar “leren en oplossen” in het geval van klachten en incidenten.
JAARVERSLAG 2012
2
Voorwoord en verantwoording Raad van Bestuur Voor u ligt het jaarverslag van Bureau Jeugdzorg Groningen (BJZ). Hiermee willen we maatschappelijke verantwoording afleggen over het door ons gevoerde beleid en onze prestaties over het jaar 2012. Als nieuwe bestuurder heb ik bij mijn aantreden begin 2012 een analyse gemaakt van de huidige situatie. Ik heb een rondgang door de organisatie gemaakt om me te verdiepen in de materie en kennis te maken met het personeel. Daarnaast heb ik zoveel mogelijk externe stakeholders gesproken. Ik heb geconcludeerd dat na een periode van financieel herstel (onder toezichtstelling door de Provincie), een periode is aangebroken om de focus te verleggen naar de inhoud en resultaat. De keuze om de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg over te dragen van de provincie naar de gemeenten, biedt een kans om een aantal zaken fundamenteel anders te organiseren. In het belang van de kinderen en dichtbij hun eigen omgeving. Bij BJZ Groningen werken professionals die van hoog tot laag betrokken zijn bij de inhoud van het werk en de cliënten, waarbij een zekere onbalans zit tussen de financiële verantwoording en de maatschappelijke opdracht. Veel medewerkers hebben moeite met het imago dat gebaseerd is op incidenten terwijl zij op zoek zijn naar de vormgeving van een zelfverzekerde professionele houding. De discussie rondom de bureaucratische indicatiestelling en de vele partijen die actief zijn in de jeugdzorg, wordt in de buitenwacht vooral afgewenteld op Bureau Jeugdzorg. Terwijl medewerkers van Bureau Jeugdzorg in staat zijn om snel en adequaat te beoordelen wat er aan de hand is als kinderen in de knel zitten en welke hulp het best kan worden ingezet. Er is in onze organisatie de behoefte om de kennis, expertise en vakmanschap over het voetlicht te brengen en gemeenten te ondersteunen in hun rol om te sturen op een goed afgestemd zorgaanbod. Een aanbod dat van goede kwaliteit en effectief is, weinig kost en uitgaat van eigen kracht. We willen anticiperen op de vraag van gemeenten om ons werk in de lokale omgeving uit te voeren. We geloven dat er nog veel te winnen is, wat betreft efficiency, maar boven alles voor kinderen in de knel. Ik nodig u uit om op de volgende pagina’s kennis te nemen van onze resultaten over 2012.
Drs. M.S.R. Sitalsing Voorzitter Raad van Bestuur
JAARVERSLAG 2012
3
De resultaten over 2012 1. Meer kinderen geholpen Vrijwillige hulp in de Toegang Bureau jeugdzorg is er voor kinderen, jongeren en ouders met ernstige opvoed- en opgroeiproblematiek in de provincie Groningen. In de Toegang geven wij advies, begeleiden we naar hulp en bij crises organiseren wij crisishulp. Als er een indicatiebesluit voor nodig is dan stellen wij dat op. We bieden ondersteuning in de vorm van casemanagement als dat nodig is. We zien er op toe dat de zorg die wij nodig achten daadwerkelijk wordt geboden en het gewenste resultaat oplevert; de veiligheid van de jeugdige(n) is gewaarborgd. Het intensieve casemanagement zoals dat momenteel door Bureau Jeugdzorg Groningen wordt uitgevoerd, is te zien als schakelpunt tussen alle betrokkenen: ouders, jeugdige en ketenpartners, als het gaat om veiligheid en zorg voor kinderen in opvoedsituaties die gekenmerkt worden door ernstige en complexe problematiek. De casemanager heeft de positie van neutrale partij zonder eigen belangen en heeft specifieke expertise op het gebied van (het bespreken van) veiligheid en veiligheidsrisico’s. Op een systematische manier brengt de casemanager alle factoren die invloed hebben op de veiligheid en ontwikkeling van het kind in kaart, analyseert en taxeert de veiligheid en geeft sturing aan de te ondernemen stappen om de veiligheid te herstellen of verbeteren. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de eigen kracht van het gezin en hun netwerk.
Als onderdeel van het Actieplan “Kinderen Veilig” investeert de overheid flink in een publiekscampagne die burgers oproept om actie te ondernemen en vermoedens van kindermishandeling te melden. Ook de afspraken met de politie en de invoering van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling dragen bij aan een groter aantal meldingen bij zowel de Toegang als het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Het gaat vaak om signalen waarbij men vermoedt dat een kind ernstig in de knel zit. Het doel van het landelijke actieplan is om kindermishandeling daadkrachtig een halt toe te roepen. De Toegang draagt hieraan bij door voor deze kinderen de noodzakelijke zorg en bescherming zoveel mogelijk op tijd en op maat te organiseren. In 2012 is een veel groter beroep op ons gedaan dan het budget toeliet. We merken dat de aard en ernst van de problemen toeneemt en dat er vaker intensieve ondersteuning nodig is. Dit leidde in de Toegang tot langere wachttijden voor cliënten dan wij aanvaardbaar vinden. De verwachting was dat de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin zou bijdragen aan een lagere instroom bij de Toegang. De praktijk wees
JAARVERSLAG 2012
4
echter anders uit: het aantal zorgmeldingen is de laatste jaren toegenomen, er zijn vaker crisisinterventies nodig en meer cliënten ontvangen een intensieve vorm van casemanagement. Het totaal aantal jeugdigen waarvoor casemanagement wordt ingezet is gestegen met 25%, het aantal crisisinterventies steeg met 17%. Om de toename van cliënten het hoofd te bieden en de te lange wachttijden tegen te gaan, hebben we de werkprocessen in de Toegang verder geoptimaliseerd en tijdelijk extra personeel ingezet. Ook maken we sinds het vierde kwartaal van 2012 gebruik van de experimenteerruimte in de Wet op de Jeugdzorg. Hierdoor kunnen we een deel van de cliënten professioneel verwijzen naar ambulante hulp bij een zorgaanbieder zonder een uitgebreid indicatietraject. Met professioneel verwijzen maken we in 5 werkdagen een verwijzing naar zorg, nadat we de veiligheidsrisico’s zo veel mogelijk hebben uitgesloten. Aan deze cliënten wordt geen langdurig casemanagement meer geboden, ze gaan meteen door naar de hulpverlening. Voor verwijzing naar zwaardere vormen van zorg bieden we indicatietrajecten op maat, eenvoudig als het kan, uitgebreid als het nodig is. Het doelmatig inzetten van onze capaciteit kan echter niet geheel de stijging van de vraag compenseren. In 2013 zullen we onze aandacht nog verder moeten toespitsen op de groep cliënten met meervoudige complexe problematiek en op situaties waar de veiligheid van het kind in het geding is. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Soms maken mensen in de omgeving zich zorgen over een kind. Zij kunnen hun zorgen dan melden aan de Toegang van Bureau Jeugdzorg of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het AMK gaat op huisbezoek bij ouders/verzorgers als er ernstige zorgen gemeld zijn over kindermishandeling in de opvoedingssituatie. Doel is om helderheid te krijgen in de situatie: is er inderdaad reden tot zorg? Het AMK praat met ouder(s) en kinderen (vanaf 6 jaar) en anderen (bijvoorbeeld school). Vaak blijkt dat met de nodige hulp verbetering voor kinderen mogelijk is zodat zij een veilige en betere toekomst krijgen. In de meeste gevallen accepteren de ouders vrijwillig onze hulp. Als er gegronde vermoedens zijn dat het kind niet goed en veilig opgroeit en ouders willen niet meewerken aan een oplossing dan kan Bureau Jeugdzorg de situatie aan de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechter voorleggen. Dan kan het zijn dat er gedwongen hulp komt.
JAARVERSLAG 2012
5
Het AMK heeft in 2012 evenveel meldingen van vermoedens van kindermishandeling ontvangen als in 2011. In 2011 konden echter meer meldingen met een advies of consult worden afgehandeld. De aard en ernst van de meldingen namen dusdanig toe dat veel vaker een onderzoek (groei 21%) door het AMK nodig was. In dat geval neemt het AMK de verantwoordelijkheid over voor het onderzoeken en stoppen van kindermishandeling en schakelt zo nodig hulpverlening in. Een analyse van de toename laat een duidelijk verband zien met de publiekscampagne in de strijd tegen kindermishandeling en de invoering van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook binnen de Spoedeisende Eerste Hulp van ziekenhuizen is er meer aandacht gekomen voor signaleren en melden van kindermishandeling. Het onderzoek van het AMK is er in eerste instantie altijd op gericht om kindermishandeling vast te stellen en vervolgens te stoppen door hulp op gang te brengen in een vrijwillig kader. Daarbij streeft het AMK er naar om kinderen in de eigen gezinssituatie te houden en het gezin op vrijwillige basis hulp te bieden, tenzij dit niet mogelijk is. Bij alle meldingen in 2012 kon het onderzoek snel starten. In twee derde van het totale aantal kon het onderzoek binnen de gestelde termijn van 77 dagen afgerond worden. In complexe situaties of in bewerkelijke multi-probleemgezinnen lukte dat niet altijd. We merken hierbij op dat we een langere doorlooptijd gerechtvaardigd vinden als we samen met ouders en hulverleners een goed resultaat voor het kind kunnen bereiken: namelijk veilig opgroeien! Naar aanleiding van een landelijk onderzoek van de Inspectie Jeugdzorg naar de kwaliteit van het AMK kregen we eind 2012 van de Inspectie een voldoende. De kwaliteit stond vanaf 2010 onder druk door moeilijk in te vullen vacatures, hoge werkdruk en langdurige onderbezetting van de functie gedragswetenschapper. Dit zorgde voor een deel van de onderzoeken voor te lange doorlooptijden. Het lukte ons gedurende 2012 de situatie te verbeteren: er kwam onder meer een vaste gedragswetenschapper en er vond personeelsuitbreiding plaats om de werkdruk en doorlooptijden te verlagen. Ook werd het werkproces aangepast en was er een scholingsprogramma voor onze medewerkers intake en onderzoek. Aan het begin van 2012 werd onze koers gericht op een brede en integrale multidisciplinaire aanpak van kindermishandeling vanuit het AMK, het Steunpunt
JAARVERSLAG 2012
6
Huiselijk Geweld (SHG), Justitie en de gezondheidszorg. Deze hulpverlening zal in 2013 verder vorm krijgen. Met het oog op de overlap op het gebied van gezinsveiligheid en de naderende wet op de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld oriënteerden het AMK en het SHG zich in het najaar op een eventuele samenvoeging. De nieuwe Jeugdwet zal dit waarschijnlijk ook voorschrijven. Op maandag 8 oktober 2012 presenteerde de commissieSamson haar eindrapport “Omringd door zorg, toch niet veilig”. Het eindrapport is het resultaat van een tweejarig onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen of pleeggezinnen zijn geplaatst in de periode 1945 tot 2007. De conclusies en aanbevelingen uit het rapport zijn niet mis te verstaan. De commissie legt met haar rapport pijnlijk bloot dat seksueel misbruik in instellingen en pleeggezinnen aan onze aandacht is ontsnapt en we kinderen en jongeren niet die veiligheid en bescherming bieden die ook, en misschien wel juist, in de jeugdzorg nodig is. We hebben binnen heel BJZ werk gemaakt van de aanbevelingen, samen met onze ketenpartners. We hebben de samenwerkingsafspraken met de pleegzorg aangescherpt, intensievere bemoeienis van het AMK geregeld voor meldingen van seksueel misbruik in de jeugdzorg zelf, met bestuurders van de provinciale ketenpartners, waaronder politie en Openbaar Ministerie, afspraken gemaakt om de onderlinge samenwerking betreffende seksueel misbruik te verbeteren en we hebben actief bijgedragen aan de ontwikkeling van een landelijk kwaliteitskader voor onze sector, specifiek gericht op het voorkomen van seksueel misbruik. Ook hebben we besloten om in 2013 de training meldcode kindermishandeling, die we geven aan andere instellingen, ook integraal aan te bieden aan al onze eigen medewerkers. Ook voor onze eigen medewerkers, die dagelijks werken met kinderen in de knel, geldt dat we optimale scherpte willen op signalen van kindermishandeling. Het voorkomen en stoppen van seksueel misbruik in het algemeen en zeker in de jeugdzorg heeft hoge prioriteit.
JAARVERSLAG 2012
7
Kindertelefoon Kinderen die met iemand willen praten over problemen thuis, op school, met vrienden of andere zaken, kunnen bellen of chatten met de Kindertelefoon. Als kinderen een vraag hebben, of ergens mee zitten, het moeilijk vinden om iemand in vertrouwen te nemen, dan luisteren wij naar ze. Iedere dag kunnen kinderen gratis en anoniem in vertrouwen hun verhaal doen, hun vraag stellen en wordt er naar hen geluisterd. De Kindertelefoon is er voor iedereen tot 18 jaar die in vertrouwen wil praten. De Kindertelefoon neemt kinderen serieus en denkt met hen mee.
In 2012 zijn in totaal 32.948 telefonische gesprekken gevoerd, dat is een stijging van 45% ten opzichte van 2011. Een verklaring voor de enorme toename van bellers is nog niet gevonden. Het aantal chatgesprekken over 2012 was 12.310, dit aantal bleef vrijwel gelijk aan 2011. De Kindertelefoon Groningen doet mee in een landelijke Kindertelefooncarrousel. De cijfers duiden op de activiteiten van de Kindertelefoon Groningen voor regionale én landelijke bellers en chatters. Sinds 2011 kent de Kindertelefoon ook een internetforum. Het aantal contacten dat op het forum wordt gelegd is sterk gegroeid in 2012. De Kindertelefoon schoolt beroepskrachten en studenten in het leren praten met kinderen via workshops en trainingen.
JAARVERSLAG 2012
8
2. Actief in de bescherming van kinderen Jeugdbescherming Jeugdbescherming is er om kinderen en jongeren te beschermen als er ernstige zorgen zijn over de wijze waarop ze opgroeien. Als ouders niet kunnen of willen meewerken om situaties te verbeteren, kan jeugdbescherming worden ingezet. Dit gebeurt alleen na onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en op basis van een uitspraak van een kinderrechter. Onze taak is ervoor te zorgen dat het gezin of eventueel de familie stappen zet en hulp krijgt, om te zorgen dat de kinderen het beter krijgen, gewoon op de plek waar ze thuishoren, bij hun ouders. Als dat (tijdelijk) niet mogelijk is wordt een goede vervangende plek gezocht waar de kinderen veilig kunnen opgroeien. De kinderrechter kan een tijdelijke gezag-beperkende maatregel uitspreken, dit is de zogenaamde ondertoezichtstelling (OTS). Deze wordt meestal voor een jaar uitgesproken. De ouders houden het gezag over het kind, maar er wordt wel verwacht dat zij samenwerken met de gezinsvoogd en eventuele aanwijzingen van de gezinsvoogd opvolgen. Als een kind geen ouders meer heeft, of als ouders echt niet in staat zijn om voor hun kind te zorgen, dan moet iemand anders dat doen, tenminste totdat het kind achttien is. In dat geval kan Bureau Jeugdzorg gevraagd worden om als voogd op te treden. We spreken dan van een voogdijmaatregel.
In 2012 stonden gemiddeld 498 kinderen onder toezicht, dat is vrijwel gelijk aan het jaar daarvoor. Het gemiddeld aantal kinderen met een voogdijmaatregel was 253, ook dit bleef ongeveer gelijk aan 2011.
In het eerste halfjaar van 2012 was er sprake van een stijgend aantal ondertoezichtstellingen, in het tweede halfjaar daalde het aantal echter sterk. Aan het einde van 2012 hadden we 49 kinderen minder met een ondertoezichtstelling.
JAARVERSLAG 2012
9
De gemiddelde doorlooptijd van de ondertoezichtstellingen die in 2012 zijn beëindigd lag met 2,15 jaar ruim onder het landelijke gemiddelde. Omdat landelijk de doorlooptijden hoog lagen heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie zogenaamde “Vliegwielmiddelen” vrijgemaakt waarmee bureaus jeugdzorg hun doorlooptijden kunnen terugdringen. Ook wij hebben middelen toegekend gekregen. Ons plan is erop gericht de huidige Deltamethode te verrijken met de benaderingswijze Signs of Safety en de eigen kracht van het netwerk van de cliënt nog beter te benutten. Ook zijn voorbereidingen getroffen voor invoering van een nieuwe voogdijmethodiek in 2013. Deze nieuwe methodiek is erop gericht om, vaker dan nu, de pleegouders of een ander natuurlijk persoon uit het netwerk van het kind de voogdij over een kind te laten overnemen. De vechtscheiding lijkt een nieuwe maatschappelijke trend. Kinderen kunnen ernstig in de knel komen door een echtscheiding, zeker als ouders strijd tot hun leefwijze hebben gemaakt. Meer dan 60% van de nieuw samengestelde gezinnen belandt opnieuw in een scheiding. Soms weigert de verzorgende ouder mee te werken aan een omgangsregeling met de niet-verzorgende ouder en vraagt de rechter via een ondertoezichtstelling aan Bureau Jeugdzorg om de omgang tot stand te brengen. Binnen de Jeugdbescherming is een specifieke aanpak ontwikkeld voor gezinsvoogden om met complexe omgangszaken om te gaan. De aanpak geldt ook voor zaken waarin ouders zich blijven verzetten tegen gedwongen bemoeienis.
Jeugdreclassering Als een jongere een strafbaar feit heeft gepleegd en is opgepakt, maakt de politie een proces-verbaal op. Indien de kinderrechter of de officier van justitie een maatregel Jeugdreclassering oplegt, dan krijgt de jongere en zijn of haar gezin te maken met de afdeling Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg. De jeugdreclasseerder gaat, samen met de jongere en ouders, kijken hoe kan worden voorkomen dat de jongere nog een keer een strafbaar feit pleegt. Deze begeleiding is verplicht. Dat betekent dat de jongere zich moet houden aan de afspraken en aanwijzingen van de jeugdreclasseerder. Naast de ‘gewone’ jeugdreclasseringsmaatregel zijn er ook een paar specifieke programma’s. Zo kennen we Individuele Traject Begeleiding Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden (ITB CRIEM) dat zich specifiek richt op ‘first offenders’ uit minderheidsgroepen. Ook kennen we Individuele Traject Begeleiding Harde Kern dat zich richt op jongeren van 12 tot 14 jaar met een hoog recidive- en schaderisico. Het betreft hier jongeren die al meerdere delicten hebben gepleegd, weinig binding hebben met de maatschappij en waarbij de criminaliteit onderdeel is van hun levenspatroon. De aanpak is een combinatie van strakke controle en zorg. Het is de laatste kans voor deze jongeren, het alternatief is detentie. De laatste bijzondere maatregel is de Gedrags Beïnvloedende Maatregel (GBM). Een GBM is een strafrechtelijke maatregel die bedoeld is om jongeren te leren hun gedrag te veranderen en om daarmee herhaling van het strafbare gedrag te voorkomen. Een dergelijke maatregel kan bestaan uit een of meer trainingen of behandelingen.
10
JAARVERSLAG 2012
Het aantal opgelegde jeugdreclasseringsmaatregelen daalde licht in 2012. Het gemiddeld aantal jongeren dat begeleid werd met een ‘gewone’ jeugdreclasseringsmaatregel daalde met 2%. Het aantal begeleidingsmaanden van individuele trajectbegeleidingen daalde met 27% ten opzicht van het voorgaande jaar.
Eind 2012 startte de pilot adolescentenstrafrecht vooruitlopend op een wetsvoorstel dat moet leiden tot een stevige en consequente aanpak van risicojeugd. Dat wil zeggen dat er bij risicojongeren tussen 15 en 23 jaar gekeken wordt of behandeling in het minderjarigen- of meerderjarigenstrafrecht de voorkeur heeft. Maatwerk, aangepast aan de individuele ontwikkeling van de jongere, wordt mogelijk doordat in het wetsvoorstel meer flexibiliteit wordt gehanteerd rond de leeftijdgrens van 18 jaar. In 2012 is de Jeugdreclassering samen met een aantal ketenpartners in de drie noordelijke provincies gestart met de invoering van een Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrecht (LIJ). Het LIJ is een samenhangend pakket van instrumenten om te screenen, te signaleren en risico's te taxeren met als doel een bijdrage te leveren aan de verkleining van de kans op recidive en de bevordering van een gezonde psychosociale ontwikkeling van de jeugdige met delinquent gedrag. Het instrumentarium heeft de vorm van een computerapplicatie. BJZ nam in 2012 wekelijks deel aan de justitiële casus overleggen jeugd in het Veiligheidshuis Groningen. In dit overleg bespreken onder andere de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, de leerplichtambtenaar en Jeugdreclassering het delict gedrag van jeugdigen in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar met het oog op een geïntegreerde en kwalitatief zo goed mogelijke aanpak. BJZ is de samenwerking met Elker en Wilster (Poortje) aangegaan om tot een beter werkende keten te komen in de overgang van gesloten naar open jeugdzorg. Voor jongeren blijkt de overgang in de praktijk te groot. Vanuit het Ministerie van VWS wordt ondersteuning geboden in het kader van het programma "In voor Zorg!' Het programma helpt zorgorganisaties hun werkprocessen in te richten, bundelt bestaande kennis en biedt organisaties praktische ondersteuning in hun eigen veranderingstraject. De ondersteuning is gestart in september en loopt door tot mei 2014.
11
JAARVERSLAG 2012
3. Voorbereid op de transitie Er vindt een stelselwijzing plaats voor de jeugdzorg, de zogenaamde Transitie van de Jeugdzorg. De transitie houdt onder meer in dat de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor alle jeugdzorg met ingang van 1 januari 2015 geheel bij gemeenten is ondergebracht. Het nieuwe jeugdstelsel wordt wettelijk neergelegd in de nieuwe Jeugdwet waarvan het eerste concept in juli 2012 verscheen. De nieuwe Jeugdwet vervangt de huidige Wet op de Jeugdzorg, maar ook de onderdelen van de jeugdzorg in de Zorgverzekeringswet (jeugd-ggz) en de AWBZ (jeugd-lvb). Gemeenten worden verantwoordelijk voor de afstemming met andere domeinen, zoals het onderwijs. De transitie luidt ook een transformatie in: een inhoudelijke vernieuwing gericht op “ontspecialiseren” (ontzorgen) en “ontkokeren” (integraliteit). Er komt meer nadruk te liggen op het gebruik van eigen kracht en netwerken, preventie, vroeghulp en maatwerk.
De Bureaus Jeugdzorg onderschrijven de transitie volmondig en zijn dan ook volop bezig om maatregelen te treffen die een zorgvuldige overgang mogelijk moet maken in het belang van de kinderen die ernstig in hun veilige ontwikkeling worden bedreigd. De stelselwijziging biedt goede mogelijkheden om bestaande schotten te slechten en te komen tot samenhangende en effectieve hulp gericht op de hulpvraag van kinderen en gezinnen. De transitie brengt echter ook onzekerheden met zich mee. Zo heeft BJZ zorgen over de continuïteit van zorg voor onze cliënten en zorgen over het behoud van de opgebouwde expertise en deskundigheid van onze medewerkers na de transitie. BJZ bedient immers een groep cliënten die kwetsbaar is en waar continuïteit van zorg van essentieel belang is om veilig opgroeien te kunnen waarborgen. De transformatie van de jeugdzorg stelt andere eisen aan onze organisatie. Wij bereiden ons hier zo goed mogelijk op voor, in nauwe afstemming met onze huidige financier de Provincie Groningen en de toekomstige financiers, de 23 Groningse gemeenten. We anticiperen daarmee op de wijzigingen in het jeugdzorgstelsel en dragen bij aan continuïteit van zorg voor Groningse kinderen in de knel. Onze voorbereidingen richten zich zowel op de interne organisatie als op samenwerking met gemeenten en ketenpartners die actief zijn in de gemeenten. Wat betreft de interne organisatie hebben we in 2012 de volgende zaken aangepakt: De scheiding tussen frontoffice en backoffice werd opgeheven. Feitelijk kent Bureau Jeugdzorg een indeling naar werksoort. Om eenheid in de aansturing te bevorderen maakten we de keuze voor samenvoeging van het primaire proces onder één manager. In 2012 namen we het besluit om in 2013 regionaal te gaan werken en de organisatie in regioteams in te delen. • Met de drie noordelijke bureaus jeugdzorg werd verdergaande samenwerking verkend. • We besloten de benaderingswijze Signs of Safety in te voeren met nog meer aandacht voor het gebruik van eigen kracht. De voorbereidingen voor de invoering zijn gestart in 2012. •
12
JAARVERSLAG 2012
Signs of Safety is een oplossingsgerichte benadering die echter niet de problemen vergeet. Signs of Safety is in Australië ontwikkeld door Andrew Turnell en Steve Edwards en richt zich op gezinnen waarbij (vermoedelijk) sprake is van kindermishandeling. Signs of Safety is in de jaren ‘90 ontwikkeld met medewerking van ruim 150 hulpverleners uit de jeugdhulpverlening en de kinderbescherming. Men wilde komen tot een aanpak waarbij de jeugdhulpverleners meer vertrouwen zouden krijgen in hun eigen werkwijze, waarin zij tot een constructieve samenwerkingsrelatie met de cliënt konden komen waarin de veiligheid van de kinderen centraal staat. Inmiddels wordt de benaderingswijze in vele landen met succes toegepast. De kern van de benaderingswijze is om naast het benoemen van de aanwezige risicofactoren doelbewust samen met de gezinsleden te zoeken naar positieve krachten in het gezin. Zodat er een werkbaar overzicht ontstaat hoe in dát gezin een situatie gecreëerd kan worden waarin de kinderen veilig zijn.
In 2012 hebben we in 6 pilots met gemeenten in de provincie Groningen samengewerkt. Samen met gemeentelijke instellingen, onder andere met Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), experimenteren we met andere en snellere doorverwijzing naar hulp. We participeerden in de volgende pilots:
Stad Groningen
• • •
Doorbraak/Leerfabriek 2.0: experimenteren met nieuwe werkwijze in CJG Beijum, Vinkhuizen en Paddepoel/Selwerd/Tuinwijk Pilotproject Multiprobleemgezinnen “De Ploeg”: ervaren gezinscoaches ondersteund door gedragsdeskundigen en andere hulpverleners Aanzet van een proef met Sociale Teams in wijken vanuit één huishouden, één plan, één regie
HoogezandSappemeer
•
Pilot Kinderen Tellen Mee, lokale samenwerking BJZ Groningen en het lokale jeugdzorgnetwerk Hoogezand-Sappemeer
Delfzijl, Appingedam en Loppersum
•
Project Veerkracht: partners uit het sociale domein werken samen om de maatschappelijke participatie en eigen kracht van kinderen, jongeren en gezinnen te vergroten Aan de keukentafel, een verkenning van de overheveling van de AWBZ indicatiestelling naar het CJG
•
Oldambt
•
Project integratie onderwijszorg (OZC)-jeugdzorg vanuit één kind één gezin één plan
Naast deelname aan concrete pilots, samen met andere uitvoerende organisaties, is BJZ nauw betrokken bij de uitvoering van de provinciale Routekaart Transitie. In deze routekaart trekken alle 23 gemeenten gezamenlijk op in het nemen van stappen om tot de daadwerkelijke overdracht van taken en verantwoordelijkheden te komen.
13
JAARVERSLAG 2012
In 2012 hebben we voorbereidingen getroffen om in 2013 nog veel meer regionaal gericht te gaan werken. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn: • • • • • •
Kennen en gekend worden in de regio, fysiek aanwezig zijn in de lokale context; Leveren van een bijdrage aan de ‘civil society’; Inbrengen van onze specifieke expertise, in het bijzonder gericht op vergroten van veiligheid voor het kind en het volledig in kaart brengen van een probleemsituatie Sturen op eigen kracht; Veiligheid voorop stellen; Meer ‘face to face’ contact met de cliënt in de eigen leefomgeving.
We zijn ervan overtuigd dat dit ten goede komt aan de samenwerking in de (lokale) jeugdzorgketen. Door het adequaat benutten van elkaars deskundigheid bevorderen we de samenwerking en dragen we bij aan een gezamenlijke aanpak van de problemen van gezinnen.
14
JAARVERSLAG 2012
4. De organisatie verbeterd Organisatieontwikkeling en personeel Leiderschap Leiderschap was een belangrijk thema in 2012. Het thema werd op de agenda gezet door de nieuw aangetreden bestuurder. Om het leiderschap binnen Bureau Jeugdzorg Groningen te verstevigen werden vier uitgangspunten voor het leiderschap benoemd. Het gaat om sturen op de context, het gebruiken van verbeeldingskracht, uitvoeringsdiscipline en het fungeren als persoonlijke inspirator. Vanuit deze uitgangspunten is BJZ aan de slag gegaan met een ontwikkelprogramma voor onze leidinggevenden en werden inspiratiebijeenkomsten gehouden. Eén van de bijeenkomsten was een ‘blikopenersessie’ met als thema het context gedreven werken en organiseren, die ook door enkele ketenpartners en gemeenten werd bijgewoond. Ook hadden we sprekers te gast die ons onder andere meenamen op de thema’s Signs of Safety, diversiteit en professionele weerbaarheid. Medewerkers Ons personeelsbeleid kende in 2012 een aantal speerpunten. Communicatie was een belangrijk punt, we werkten aan snelle en adequate informatie over transitie-ontwikkelingen en de koers van de organisatie. In het kader van professionalisering werd een landelijk traject “Laat zien wat je waard bent” in gang gezet. Het doel is om jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers te stimuleren hun beroepsregistratie in gang te zetten. De beroepsregistratie wordt vanaf 2014 verplicht In september namen we een tevredenheidsmonitor af. De respons was hoog, het algemene tevredenheidscijfer van 6,5 stemt ons gezien de situatie niet ontevreden maar kan hoger. Wat opviel was dat medewerkers onzeker zijn over baanbehoud, dat er een sterke behoefte aan groei en ontwikkeling is en het vertrouwen in de leiding vanuit de directie aan het toenemen is. In het kader van veilig werken hebben we aansluiting gezocht bij het programma Veilige Publieke Taak. Dat programma streeft ernaar dat iedereen met een publieke taak deze veilig en respectvol kan uitvoeren. Wij krijgen geregeld te maken met agressie en geweld tijdens het werk en we zoeken naar wegen om ons hier beter tegen te beschermen Ziekteverzuim, instroom en uitstroom Het ziekteverzuim bedroeg over het jaar 5,65% (exclusief zwangerschap). Het verzuim is ten opzichte van 2011 licht gestegen. Toen bedroeg het verzuim 5,05%. In 2012 stroomden er 25 medewerkers in en 16 medewerkers uit. We hebben ons verzuimbeleid opnieuw tegen het licht gehouden en een verbeterde rolverdeling met de ARBOdienstverlener afgesproken. De regie op het verzuim ligt nu meer dan voorheen bij de leidinggevende. De doelstelling is het kortdurend verzuim in één jaar terug te dringen van 2% naar 1,5%.
15
JAARVERSLAG 2012
Cedeo- erkenning De maatwerktrainingen die via Bureau Jeugdzorg Groningen worden aangeboden dragen sinds 1 juli 2012 de Cedeo-erkenning. Cedeo is de keuringsinstantie die de kwaliteit van aanbieders van trainingen en opleidingen meet en waarborgt. De instantie bestaat sinds 1980 en wordt gesteund door het ministerie van Economische Zaken. Aanleiding voor de oprichting was het gebrek aan inzicht in de kwaliteit van het aanbod aan bedrijfsopleidingen. Pas bij een hoge mate van tevredenheid over de verschillende stappen in het voor-, uitvoeringsen natraject, én als de trainingen en opleidingen voldoen aan de basiscriteria rondom kwaliteit, continuïteit en bedrijfsgerichtheid, komt een organisatie in aanmerking voor Cedeoerkenning.
Bedrijfsvoering In 2012 implementeerden we in onze jaarplancyclus de zogenaamde A3 methodiek gebaseerd op de ‘Balanced Score Card’. Deze methodiek helpt goed ons te richten op wat we vanuit onze missie willen bereiken, met meer draagvlak, minder papier en door resultaatgerichte gesprekken tussen leidinggevenden. Het jaarplan wordt overzichtelijk op één A3 weergegeven.
16
JAARVERSLAG 2012
Op het gebied van ICT vervingen we begin 2012 alle oude werkstations en werd het thuiswerken voor al onze medewerkers mogelijk. Ook ontwikkelden we een handzaam en informatief portaal voor medewerkers en werkten we aan een betere informatievoorziening aan gemeenten. Daarnaast droegen we bij aan veel ICTontwikkelingen die effectieve samenwerking in de keten faciliteren. Grote stappen hebben we gezet in het digitaliseren van onze dossiers, waarmee de toegankelijkheid van de dossiers wordt vergroot. Landelijk hebben de Bureaus Jeugdzorg een gemeenschappelijk ICT routeplan in uitvoering genomen om te komen tot een nieuw en “transitieproof” gezinsgericht cliëntinformatiesysteem. De huidige systemen IJ en Kits zijn zwaar verouderd, duur in het onderhoud en bieden geen ondersteuning aan het gewenste gezinsgerichte werken (1gezin, 1plan, 1hulpverlener). Wij zijn ervan overtuigd dat we een nieuw ICTsysteem aan het realiseren zijn dat naadloos gaat passen bij de informatievoorziening voor het sociale domein waar de gemeenten (VNG/KING) nu aan werken. We zien zelfs mogelijkheden voor doorontwikkeling van ons digitaal gezinsdossier naar het digitale gezinsdossier voor het hele sociale domein. Als bureaus jeugdzorg nemen wij graag onze verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige transitie op het punt van ICT en dossieroverdracht. De Bureaus Jeugdzorg willen hun ICT-huis op orde overdragen aan de gemeenten, anders krijgen de gemeenten feitelijk een failliete ICT-boedel overgedragen. In april 2013 zal een definitieve beslissing moeten worden genomen over de bouw van dit nieuwe systeem. Leren van klachten en incidenten We willen als organisatie graag leren van onze klachten en incidenten. Dat betekent een omslag van “verweren en verantwoorden” naar “leren en oplossen”. Alle klachten en incidenten, waaronder de calamiteiten, worden in een elektronisch meldsysteem opgeslagen. Het geheel wordt halfjaarlijks geëvalueerd met teamleiders en gedragswetenschappers en eventueel met ketenpartners. Uit de analyse komen verbetervoorstellen voort. De Inspectie Jeugdzorg houdt alleen direct toezicht op de calamiteiten (zeer ernstige incidenten) en ontvangt van ons jaarlijks een overzicht en analyse over het totaal van incidenten. In 2012 hebben we twee casussen uitgelicht en op een intensievere manier in leersessies besproken. De werkwijze hierbij is geïnspireerd door de Groningse methode van de “Leerfabriek” en de uit Engeland afkomstige Serious Case Review. Ook externe partijen worden hierbij betrokken. We zijn één van de trekkers landelijk om een veelbelovende Engelse methode “Learning Together” in de Nederlandse jeugdzorg in te voeren. Klachten In 2012 is 57 keer een (schriftelijke) klacht in behandeling genomen. Minder dan de helft (27) van de klachten is in 2012 aan de Klachtencommissie of de bestuurder gericht. Vaker (30) richtten cliënten hun klacht direct aan de afdeling waar zij contact mee
17
JAARVERSLAG 2012
hebben. Zes klachten werden door de Klachtencommissie in een hoorzitting behandeld. In al deze gevallen nam de Voorzitter van de Raad van Bestuur het advies over. De meeste klachten zijn afkomstig van ouders of stiefouders. In de meeste gevallen klaagden zij over de werkwijze en visie van de jeugdbescherming op hun specifieke situatie. Relatief vaak klaagde men over onduidelijkheid in de voorlichting en over het niet nakomen van afspraken. Ieder jaar worden de klachten gerapporteerd in een jaarverslag. Bezwaren In 2012 zijn er 13 bezwaren binnengekomen, meest naar aanleiding van een aanvraag voor een Persoons Gebonden Budget. Ruim de helft van deze bezwaren kon door bemiddeling opgelost worden. Uiteindelijk werden twee bezwaren door de Bezwaarcommissie in een hoorzitting behandeld. Eén bezwaar werd ongegrond verklaard, de ander gedeeltelijk ongegrond. Incidenten en calamiteiten In 2012 werden 50 incidenten geregistreerd in het meldsysteem. Bij meer dan de helft (27) betrof het een vermissing waarbij een jongere thuis of uit een instelling wegliep. We hebben vier calamiteiten bij de Inspectie Jeugdzorg gemeld. Eén calamiteit heeft geleid tot aanscherping van de afspraken over risicotaxatie bij taakstraf tussen de Wilster (gesloten jeugdzorg), Raad voor de Kinderbescherming en BJZ. Bij een andere calamiteit heeft BJZ een leersessie georganiseerd aan de hand van de methode Serious Case Review.
18
JAARVERSLAG 2012
Verantwoording Raad van Toezicht Medio 2012 nam de Raad van Toezicht (RvT) afscheid van Peter Doting. Peter bleef een half jaar langer dan de termijn toeliet om te zorgen voor continuïteit, gedurende de wisseling van bestuurder en komst van nieuwe raadsleden. Gerard Veenstra trad begin 2012 toe tot de RvT en nam van Peter Doting de relatie met de Ondernemingsraad (OR) over. Samen met Lies Reitsema vormde Gerard Veenstra de kwaliteitscommissie. In deze commissie komen standaard de inspectierapporten ter sprake. In de auditcommissie zijn de mogelijk financiële- en daarmee verbonden bedrijfsrisico's een vast onderdeel van gesprek. Lies Reitsema onderhoudt namens de RvT de relatie met de Cliëntenraad. De nieuwe bestuurder, Martin Sitalsing, hield de RvT op de hoogte van belangrijk te nemen beleidsbeslissingen en maakte de RvT deelgenoot van de dilemma's die het werken met de altijd schaarse en "in hokjes opgedeelde" middelen oplevert. Met instemming namen we kennis van zijn sturing op integraliteit en ontschotting, versterking van het overleg met de teamleiders en van het zich gehoord voelen van de medewerkers. Sommige leden van de RvT maakten een ronde door de organisatie, terwijl anderen een informatieronde voor de medewerkers over de stand van zaken van de decentralisatie van jeugdzorg naar de gemeenten bijwoonden. De voorzitter nam deel aan een noordelijk overleg van de voorzitters RvT en bestuurders van jeugdzorg en instellingen voor jeugd en opvoedhulp om informatie uit te wisselen over de verschillende problemen en stijlen van aanpak van de transitie. Met de gedeputeerde, Wilma Mansveld, besprak de RvT de gezamenlijke inzet van BJZ en de Provincie in het kader van de transitie. De gedeputeerde verwachtte van ons een hechte samenwerking met Elker en het Leger des Heils, ook in het optreden naar de gemeenten. Ten slotte kwamen in de zelfevaluatie van de RvT onder meer de volgende punten naar voren: • De RvT vindt het belangrijk dat de bestuurder, als belangrijkste beleidsbepaler binnen BJZ, voldoende ondersteuning èn tegenwicht krijgt. Onze indruk is dat dit goed vorm krijgt. De aanwezige ervaring en expertise binnen de RvT wordt door de bestuurder goed benut. • In de rol van kritische gesprekspartner is het voor de RvT van belang inzicht te verwerven in de maatschappelijke prestaties van BJZ. De RvT baseert zich hierbij niet alleen op interne berichtgeving maar ook door voeding van buitenaf door bijvoorbeeld stakeholders en gemeenten. Dit zal een belangrijk aandachtspunt voor de RvT in 2013 zijn. De RvT heeft in 2012 vijf maal vergaderd. De vergaderingen werden gedeeltelijk ingeruimd voor thema's. In de februarivergadering heeft het sectorhoofd Frontoffice
19
JAARVERSLAG 2012
een presentatie gehouden over de stand van zaken omtrent de transitie van de jeugdzorg. In de maartvergadering is er aandacht geschonken aan de eerste indrukken van de nieuwe bestuurder en het Plan van Aanpak naar aanleiding van een analyse van de bedrijfsvoering. Vervolgens werd in de junivergadering het 100 dagen statement van de bestuurder besproken en tot slot hadden we in november het thema “vechtscheidingen” op de agenda met een presentatie door een gezinsvoogd van de Jeugdbescherming. De auditcommissie heeft eveneens vijf maal vergaderd en de kwaliteitscommissie tweemaal. Met de Ondernemingsraad heeft tweemaal overleg plaatsgevonden met een afvaardiging van de Raad van Toezicht. De voltallige Raad van Toezicht heeft eenmaal overleg gehad met de gedeputeerde. Een afvaardiging van de Raad heeft twee maal overleg gehad met de Cliëntenraad. De vergoedingen voor de leden van de Raad van Toezicht zijn in 2012 gelijk gebleven aan die van 2010 en 2011, te weten voor de voorzitter € 5.000,- bruto per jaar en voor de overige leden € 3.500,- bruto per jaar. Overzicht 2012 hoofd- en nevenfuncties leden Raad van Toezicht voor zover relevant voor de Jeugdzorg
Lid netwerk Patiënt Centraal (PvdA)
20
JAARVERSLAG 2012
Samenstelling Raad van Bestuur, Cliëntenraad, Ondernemingsraad en commissies op 31 december 2012 Raad van Bestuur - De heer drs. M.S.R. Sitalsing, Voorzitter Raad van Bestuur Cliëntenraad - De heer L.D. Wolthers, voorzitter - Mevrouw K.M. van Riemsdijk, secretariaat - Mevrouw E.J. Emanuels - Mevrouw A.G.M. Koppers - De heer F.J. de Jongh De Cliëntenraad wordt ondersteund door de heer D. Postema, kwaliteitsmedewerker Ondernemingsraad - De heer R.W. Slagter, voorzitter - Mevrouw K.M. de Jong, secretaris - Mevrouw E.M. Schutter, vice- voorzitter - Mevrouw K. Hulst - De heer E.B. Knol - De heer H.R. Orsel - Mevrouw J. Weinans - Mevrouw H. van Ellen - Mevrouw H.H. Sprenger De Ondernemingsraad wordt ondersteund door mevrouw G. Kuil, ambtelijk secretaris Klachtencommissie - De heer mr. dr. W.J.A.M. Dijkers, voorzitter - Mevrouw mr. S.Y. Dijkstra, vervangend voorzitter - Mevrouw mr. A.M. de Vries, vervangend voorzitter - Mevrouw H.W.A. de Blaauw - De heer B. Bloem (per 1 april 2012) - De heer H. Rothe (per 1 april 2012) - Mevrouw drs. E.C. Tabak - Mevrouw M.R. Winter (tot 22 november 2012)
21
JAARVERSLAG 2012
De commissie wordt ondersteund door mevrouw drs. J.M.G. Wijnen, secretaris Bezwaarcommissie - Mevrouw mr. E.R.M. Holtz- Russel, voorzitter - Mevrouw mr. K.B. Brouwer-Porte, vervangend voorzitter - Mevrouw mr. J.A.H. Nieman, lid - Mevrouw A. Bergsma, lid De commissie wordt ondersteund door de heer D. Postema, secretaris
22
JAARVERSLAG 2012
POSTADRES
BEZOEKADRES
POSTBUS 1203
WATERLOOLAAN 1
9701 BE GRONINGEN
POSTBUS 1203 9701 BE GRONINGEN
E-MAIL
[email protected] WEBSITE WWW.BJZGRONINGEN.NL T (050) 523 92 00 F (050) 523 93 71