Dit onderzoeksverslag beschrijft het onderzoek dat wij gedaan hebben naar gebruik van social media door zelfstandig ondernemers. Daarbij is een onderverdeling gemaakt tussen zelfstandig ondernemers uit de bouwsector en uit de kennissector. Tussen beide sectoren zoeken we verwachten we verschillen in het gebruik van social media op zakelijk niveau. Daarbij is de probleemstelling ‘Hoe gebruiken startende zelfstandig ondernemers uit de bouw- en kennissector social media om het zakelijk sociaal kapitaal te verkrijgen?’. Na de inventarisatie van de interviews, komen we tot potentiële mogelijkheden die social media bieden voor het opbouwen en onderhouden van een zakelijk netwerk. Dit zijn onder andere het grote bereik, gemakkelijk kennis kunnen delen en het (kosteloos) adverteren, promoten, profileren en informeren. Dit alles met als doel meer klanten en hogere inkomsten. Uit de data blijkt echter ook dat het gebruik van social media niet in overeenstemming is met de potentiële mogelijkheden. Er bestaat een discrepantie tussen de technische potentie en het gebruik van social media voor de opbouw en het onderhoud van zakelijk kapitaal. Social media worden niet door iedere zelfstandig ondernemer zonder meer ingezet, omdat de potentiële voordelen zeker niet altijd voor iedereen voordelig zijn. Het (bestaande) offline netwerk blijkt bijvoorbeeld leidend te blijven in de opbouw en het onderhouden van het zakelijk sociaal kapitaal. Een goede indruk kan iemand toch pas maken bij de eerste face-to-face ontmoeting en niet via online middelen. De ’oude’ communicatiemiddelen worden nog altijd gebruikt. Ondanks de potentie van social media voor de opbouw en het onderhoud van het zakelijk netwerk blijkt exclusief bouwen op de mogelijkheden van social media door ondernemers een uitzondering te zijn. Immers het nut van een techniek ligt niet in de potentie die de techneuten zien, maar in het nut dat de gebruikers zien op basis van hun praktische situatie.
Excerpt
Excerpt
Trefwoorden Social media, sociaal kapitaal, zelfstandig startend ondernemer, kenniswerker, bouwondernemer.
Wij danken Theo Veld voor de intensieve begeleiding tijdens dit leeronderzoek in het kader van de premaster sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ook zijn we onze respondenten dankbaar voor hun medewerking.
2
Social media zijn in korte tijd niet meer weg te denken uit de huidige samenleving. We staan aan de vooravond van algemeen gebruik van nieuwe media, door de laagdrempeligheid en vrije toegankelijkheid ervan. Dit is te merken aan de enorme vraag naar informatie over nieuwe media en specifiek social media. Daarom kiezen we ervoor om onderzoek te doen naar social media en het gebruik en de betekenis van nieuwe media zoals ondernemers die op dit moment zien. Specifiek de mogelijkheden van nieuwe media die zelfstandig ondernemers zien voor het opbouwen en onderhouden van hun zakelijk netwerk. Zij kunnen hier als geen andere doelgroep een beeld van schetsen. De verwachting bij het onderzoek is dat social media tegenwoordig prominent ingezet worden door zelfstandig ondernemers ook voor het verkrijgen of vergroten van sociaal kapitaal. We hebben het hier specifiek over het opbouwen van een zakelijk netwerk van bijvoorbeeld klanten, opdrachtgevers, leveranciers en onderaannemers. Social media worden voor verschillende doeleinden ingezet, zoals reclame maken en vindbaar zijn op internet. Het zal een populair middel zijn, omdat het een groot bereik heeft en in de meeste gevallen kosteloos gebruikt kan worden. Daarbij is onze verwachting dat het per sector zal verschillen in welke mate social media gebruikt worden. Daarom kiezen wij binnen de groep zelfstandig ondernemers voor een vergelijking tussen twee sectoren: de kennissector en de bouwsector. Voor deze specifieke sectoren is gekozen omdat ze beide tot een geheel ander marktsegment behoren. Het karakter van het zakelijk netwerk is verschillend, net als het product en de doelgroep. Op deze manier is vergelijking goed mogelijk. Overlap is echter ook aanwezig, want het kan zijn dat een kenniswerker te maken heeft met de bouwsector. Tevens wordt gekozen voor zelfstandig ondernemers die startend zijn. Dit om te voorkomen dat er retrospectieve antwoorden gegeven moeten worden door de respondenten over de opbouwfase van het zakelijk netwerk.
Inleiding
Inleiding
Probleem- en doelstelling Dit kwalitatief onderzoek heeft als doelstelling met een open blik te onderzoeken welke redenen twee verschillende groepen zelfstandig ondernemers geven om social media wel of niet in te zetten om hun zakelijk netwerk van onder andere klanten en/of opdrachtgevers op te bouwen en te onderhouden. In dit onderzoek wordt een inductieve werkwijze gehanteerd, met beperkte op theorie gebaseerde verwachtingen. De probleemstelling die we hebben geformuleerd is: ‘Hoe gebruiken startende zelfstandig ondernemers uit de bouw- en kennissector social media om het zakelijk sociaal kapitaal te verkrijgen?’ 3
Inleiding
Na het afnemen van de meeste interviews blijkt echter dat de eerder geformuleerde verwachting toch niet helemaal in overeenstemming was met de werkelijkheid. Er blijkt een discrepantie te zijn tussen de potentie die social media volgens onze respondenten zouden kunnen bieden en het daadwerkelijk gebruik ervan. Ze worden dus ergens door tegengehouden om social media daadwerkelijk in haar volledige capaciteit te gebruiken. In dit onderzoek ligt de hoofdzaak in het beschrijven van het gebruik van social media door zelfstandig ondernemers voor het verkrijgen van hun netwerk. Daarnaast zullen wij in onze analyse de bovengenoemde discrepantie uitdiepen. Er zijn veel klassieke denkers die (sociaal) kapitaal hebben onderzocht en beschreven. Bourdieu (1990) was hierin een pionier, hij beschreef de structuur van sociaal kapitaal uitvoerig. In dit onderzoeksverslag wordt context gegeven aan de theorie van Bourdieu met de aanvullende mogelijkheden van social media in de huidige tijd. Dit onderzoeksverslag begint met een paragraaf over de theorie die we hebben gebruikt bij aanvang van dit onderzoek. Door middel van deze theorie hebben we een kader kunnen bouwen waarbinnen we te werk zijn gegaan. De paragraaf methoden is het volgende gedeelte waarin we aangeven hoe we te werk zijn gegaan met de materiaalverzameling en -analyse. In het daaropvolgende hoofdstuk geven we de bevindingen weer waarna we onze conclusie trekken.
4
In dit gedeelte van het verslag komen de theorieën aan bod die sturing hebben gegeven bij de aanvang van het onderzoek. Daarbij horen ook informatie over de geschiedenis van social media en een aantal definities. Tot slot geven we aan waarom onze probleemstelling theoretisch relevant is. We gaan uit van de volgende probleemstelling: ‘Hoe gebruiken startende zelfstandig ondernemers uit de bouw- en kennissector social media om het zakelijk sociaal kapitaal te verkrijgen?’.
Theorie
Theorie
Sociaal kapitaal Menig socioloog heeft het begrip sociaal kapitaal inhoud gegeven. Grondlegger hiervoor was Pierre Bourdieu (1977), die sociaal kapitaal definieert als het middel dat resulteert uit sociale structuren. Hij ziet sociaal kapitaal als het product van een doelbewuste en nooit aflatende sociale investeringsstrategie in sociale relaties die nuttig zijn op korte of lange termijn, bewust of onbewust. Het doel is dan ook om toevallige relaties om te zetten in relaties die verplichtingen inhouden. Volgens Bourdieu is sociaal kapitaal één vorm van kapitaal, die te onderscheiden is van, maar ook in te wisselen is met andere vormen van kapitaal, zoals economisch en cultureel kapitaal. De sociale verplichtingen zijn onder bepaalde omstandigheden bijvoorbeeld gekoppeld aan economisch kapitaal. De theorie van Bourdieu beschrijft de situatie voor de komst van social media. Centraal in zijn theorie staat dan ook dat sociale netwerken gekoppeld zijn aan klasse en status. De sociale groepen waar mensen deel van uit maken vormen de basis voor het sociale kapitaal. Dit werd altijd sterk bepaald door de omgeving waarin mensen geboren en getogen werden. Door technologische ontwikkelingen zoals het grootschalige gebruik van internet en recentelijk de intrede van social media sites zijn er nieuwe mogelijkheden ontstaan. Wij denken dat social media de potentie hebben de spelregels omtrent het opbouwen en onderhouden van een zakelijk netwerk te veranderen door het toegankelijke en globale karakter. Met social media kan nu iedereen zichzelf vindbaar maken en zijn netwerk uitbreiden. Ondernemers maken steeds meer gebruik van websites als Twitter, Linkedin en Facebook om zichzelf in de kijker te spelen en nieuwe (interessante) mensen te ontmoeten. Het is ook theoretisch relevant om de invloed van deze nieuwe netwerkmogelijkheden op de theorie van Bourdieu te bekijken. Toen Bourdieu zijn theorie vormde over sociaal kapitaal waren deze nieuwe mogelijkheden er immers nog niet. Het onderzoek is geenszins een kritiek op Bourdieu maar kan een aanvulling op de theorie opleveren. Definiëring Tot de komst van het internet, in de jaren ’90 van de vorige eeuw, waren de media
5
Theorie
aan meer beperkingen onderhevig dan nu. Voor die tijd waren er de klassieke media: krant, radio, televisie en telefonie. De eerste drie zijn massamedia. Massamedia kunnen worden omschreven als mediavormen die gericht zijn op en ontworpen zijn om een zeer groot publiek te bereiken, waarbij we kunnen denken aan een lokaal, regionaal, landelijk dan wel een wereldwijd bereik. Massamedia kenmerken zich door het feit dat ze vaak min of meer identieke boodschappen verzenden (Bekkers, 2008). Telefonie is geen massamedium. De boodschap is gericht aan één ontvanger die daarop kan reageren. Dit is wat de Bijl (2011) ‘eenweg-communicatie’ noemt. De realisering van het internet bracht de mogelijkheid tot wat de Bijl (2011) meerwegscommunicatie noemt. Deze mogelijkheid wordt uitgebaat in sociale media, nieuwe media waarbij meerwegscommunicatie mogelijk is. Meerwegscommunicatie is communicatie tussen meerdere personen mogelijk in alle richtingen. Pas rond 2002 werd het internet geavanceerd genoeg om dit technologisch te kunnen ondersteunen, daar ligt dan ook de grens tussen nieuwe en oude of klassieke media. De komst van het zogenaamde Web 2.0 rond 2002 speelt daarom een belangrijke rol. “Web 2.0 is een metafoor voor een verzameling van toepassingen die ook wel worden aangeduid als het ‘sociale web’; sociaal omdat de inhoud van de communicatie tussen mensen een gemeenschappelijk product is als gevolg van hun interactie en het over en weer delen van informatie. De inhoud die kan worden ontsloten en worden gedeeld is veeleer het product van de collectieve intelligentie van vele gebruikers die zichzelf organiseren in termen van netwerken en groepen gebruikers. Internetgebruikers zijn niet langer meer de passieve consumenten die gewillig de inhoud die aan hen wordt aangeboden verteren: het vroegere eenrichtingsverkeer in het toegankelijk maken van specifieke informatie en kennis is vervangen door tweerichtingsverkeer. Gebruikers zijn niet alleen meer consument maar ook vooral co-producent” (Boulos & Wheelert, 2007 in Bekkers, 2008:54). Het is methodisch gezien belangrijk de respondenten te laten spreken over de vorming van hun sociaal kapitaal. Dit kan betekenen dat er verschillende definities en begrippen naar voren komen. Theoretisch kunnen we dit wellicht beter verstaan als we kijken naar verschillende definities en omschrijvingen van sociaal kapitaal en ondernemerschap. Portes (1998) definieert sociaal kapitaal als het vermogen van individuen om netwerkbronnen te mobiliseren. In zijn review van de term ‘sociaal kapitaal’ haalt hij het werk van Loury (econoom) aan. Loury geeft als één van de redenen voor de aanhoudende armoede onder de ‘zwarte’ bevolking het ontbreken van een netwerk bij ‘zwarte’ vaders waardoor ‘goede’ banen onbereikbaar blijven. W.E. Baker(1990) toont
6
Theorie
in zijn analyse van de interactie tussen grote organisaties en investeringsbanken aan dat relaties (sociaal kapitaal) van een financieel directeur een belangrijke rol spelen bij het contracteren van deals. Sociaal kapitaal, volgens Nan Lin (2001), vervult 4 functies: informatievoorziening, beïnvloeding, versterking van de reputatie en bevestiging van de eigen identiteit (door het milieu waarin met opereert). Investering in sociaal kapitaal kan dan door middel van deze functies leiden tot economisch of andere vormen van kapitaal. Putnam (1995) ziet op zijn beurt sociaal kapitaal op het niveau van gemeenschappen en regio’s. Het heeft een collectief karakter en is productief, omdat collectieve actie hierdoor makkelijker worden. Meer nog dan bij Coleman is het ‘public-goods’karakter van sociaal kapitaal bij Putnam dus actief aanwezig. Vertrouwen vormt bij Putnam een essentieel karakter van sociaal kapitaal. Vertrouwen tussen mensen die elkaar niet echt van nabij kennen, is noodzakelijk voor samenwerking. Putnam benoemt nog twee andere vormen van sociaal kapitaal: normen en netwerken. Volgens Putnam bestaat er een wisselwerking tussen deze twee vormen van sociaal kapitaal en vertrouwen in meer moderne samenlevingen. Normen maken samenwerking en collectieve acties makkelijker en ze hebben een wederkerigheidsnorm (voortdurende ruilrelatie). Horizontale netwerken zijn netwerken tussen mensen van ongeveer gelijke status en macht. Deze vergemakkelijken de samenwerking tussen mensen. Verticale netwerken koppelen ongelijke individuen aan elkaar in asymmetrische relaties van hiërarchie en afhankelijkheid, en hebben volgens Putnam geen positief effect op sociaal vertrouwen of samenwerking. Secundaire netwerken functioneren beter voor gemeenschappen, omdat ze bredere kenmerken van de samenleving omvatten. Deze theorie is in het bijzonder interessant omdat social media voor een toename van horizontale netwerken zorgt, door meerwegscommunicatie. Dat ondernemers social media gebruiken om sociaal kapitaal te vergaren blijkt uit de rapportages van verschillende onderzoekers. In de scriptie van Michiel Veefkind (2011) ’ To tweet or not to tweet… ‘ beschrijft de auteur zijn casestudy naar het gebruik van Twitter door ondernemers en ZZP’ers. Hij laat weten dat alleen al in het jaar 2010 het gebruik van Twitter met 70% is gegroeid en dat bedrijven dit medium steeds meer gebruiken. Hij heeft twaalf ondernemers geïnterviewd en ontdekte vijf grote patronen; nieuwe contacten, online zichtbaarheid, informatie filter, tijd en transparantie. Deze patronen zullen sterk verband houden met de redenen die in dit onderzoek gevonden zullen worden voor gebruik van social media.
7
Theorie
Financieel succes Verder is er onderzoek van Baron en Markman (2003) waarbij één van de vijf hiervoor genoemde patronen aan financieel succes werd gekoppeld, namelijk nieuwe contacten. Er wordt hier gesproken over sociaal kapitaal en sociale competenties. Het betreft een onderzoek naar succes voor ondernemers in de cosmetische industrie en de hightech industrie. Sociale competentie wordt voor beide industrieën positief gerelateerd aan financieel succes. Sociaal aanpassingsvermogen werd positief gerelateerd aan financieel succes voor ondernemers in de cosmetische industrie en welbespraaktheid werd positief gerelateerd aan succes voor de ondernemers in de hightech industrie. Daarnaast blijkt dat een hoog niveau aan sociaal kapitaal (zoals een goede reputatie en een uitgebreid sociaal netwerk) de ondernemers helpt toegang te verkrijgen tot personen die belangrijk zijn voor hun succes. Het verdere succes is dan altijd nog wel afhankelijk van de sociale competentie van de ondernemer. Hierin komen social media niet alleen naar voren als middel om sociaal kapitaal te verzamelen, maar worden ze zo ook gekoppeld aan financieel succes. Het werk van Jenssen & Koenig (2002) gaat specifiek om de assumptie dat sociale netwerken belangrijk zijn voor ondernemers. De resultaten laten statistisch significante verschillen zien in sociale netwerken wanneer ondernemers en niet-ondernemers worden vergeleken. Daarnaast verandert de structurele diversiteit van het sociale netwerk tijdens het ondernemersproces. Diversiteit is het meest van belang voor ondernemers in de ‘discovery-stage’, minder belangrijk voor ondernemers in de ‘young business stage’ en het minst belangrijk voor ondernemers in de opstartfase. Greve en Salaff (2003) hebben ook netwerkactiviteiten bestudeerd van ondernemers. Ook uit hun onderzoek blijkt dat het gebruik van het sociaal netwerk verschilt per fase van de onderneming. Zo praten de ondernemers met meer mensen tijdens de planning dan tijdens andere fases. Familieleden zijn tijdens alle fases aanwezig in het netwerk. Daarnaast blijkt dat ervaren ondernemers dezelfde netwerkpatronen vertonen als nieuwkomers. De categorisering van fases waarin een bedrijf zich kan bevinden is voor ons sturend, in ons onderzoek doen we vergelijkend onderzoek naar ondernemers in de opstartfase. Sterke en zwakke banden Jack (2005) geeft aan dat een terugkomend thema in studies over de structuur en werking van netwerken Granovetter’s ‘sterke en zwakke banden’ –hypothese (strong and weak tie hypothesis) is. Het is inmiddels een gevestigd onderscheid. Maar vragen en opmerkingen ontstaan toch over de toepassing ervan. Jack wil met zijn onderzoek de rol van deze banden beter begrijpen, hoe ze gebruikt worden en hoe ze geactiveerd worden ten behoeve van zakelijke activiteiten. De resultaten geven aan
8
Theorie
dat de sterke banden gebruikt worden voor zakelijke activiteiten en worden flink gebruikt om te zorgen voor kennis en informatie maar ook om de zakelijke en persoonlijke reputatie te onderhouden en uit te breiden. De sterke banden blijven latent aanwezig in het netwerk en ze zorgen ook voor het mechanisme om een beroep te doen op de zwakke banden, die vertegenwoordigd worden door knooppunten in een bredere sociale context. Het is waarschijnlijk dat het onderscheid tussen sterke en zwakke banden ook door ondernemers naar voren gebracht wordt. Deze theorie is daarom verder sturend als basis voor attenderende begrippen. Volgens Nan Lin (2001) hangt de preferentie van actoren voor bonding (sterke banden) of bridging (zwakke banden) af van het beoogde resultaat. Nieuwkomers op de markt zouden gebaat zijn bij de focus op bridging, omdat het hun kan voorzien van nieuwe informatie en kansen, terwijl de ‘elite’ er juist bij gebaat is als informatie niet zomaar hun ‘dichte’ netwerk verlaat. Deze monopolie op informatie helpt gevestigde ondernemers eventuele concurrentie voor te zijn. Deze notie zou dan kunnen leiden tot de conclusie dat startende ondernemers veelvuldig gebruik maken van social media om aanspraak te kunnen maken op ‘zwakke’ relaties. Structurele gaten Burt (2000) spreekt over ‘structural holes’ en de voordelen die daarmee gepaard gaan. Structural holes zijn “gaten” in de sociale structuur en kunnen worden opgevat als ‘lege ruimtes’ die bestaan tussen de verschillende groepen (sectoren, afdelingen). Burt is van mening dat personen die deel uitmaken van dezelfde groep elkaar voorzien van overvloedige informatie. Connecties met andere groepen leiden echter dikwijls juist tot nieuwe informatie. Vooral ondernemers kunnen als link tussen verschillende groepen profiteren van de rol als doorgeefluik. Zij bepalen immers zelf aan wie en onder welke voorwaarden zij deze ‘nieuwe’ informatie vrijgeven. Toekomst Er zijn schrijvers die verder nadenken over welke rol social media kan gaan spelen in de toekomst. Het populaire boek Society 3.0 (Van der Hoff, 2011) geeft aan dat de economie en de samenleving erg aan verandering onderhevig zijn. Sociale netwerken ziet de auteur als ‘toekomstige machtscentra’. Hij vindt dat de overheid, ondernemer en dienstverlener niet achter kan blijven in deze nieuwe wereld omdat deze sterk groeiende online netwerken de bron zijn voor ideeën, kennis en ‘geweldige mensen’. De economische realiteit wordt vormgegeven door zelfstandig professionelen; de freelancers die in projectgroepen en kennisgroepen werken, waar kennis en ervaring delen centraal staat. Hij voorspelt dat het aantal freelancers in de beroepsbevolking stijgt van bijna 10% naar 40%. Dit heeft onder andere te maken met social
9
Theorie
media en met de populariteit van het freelance bestaan. Maar ook omdat het voor de ZZP’ers om waarde netwerken gaat, in plaats van om waardeketens waar het de bedrijven om gaat. De ervaring, kennis en energie van ZZP’ers en consumenten passen beter in een netwerk dan in een logge organisatie. ‘In deze netwerkeconomie- en samenleving zijn nieuwe vormen van collectiviteit en solidariteit, die door de eindgebruikers zelf worden bepaald en niet door de overheid of grote bedrijven.’ Deze schrijver doet onder andere al de aanname die wij in ons onderzoek nader willen onderzoeken: dat social media tot nieuwe mogelijkheden (al is het alleen al de minder logge wijze van het verkrijgen van sociaal kapitaal) hebben geleid. De onderzoeksvraag ‘Hoe gebruiken startende ondernemers uit de bouw- en kennissector social media om het sociaal kapitaal te verkrijgen?’ heeft zo achtergrond gekregen. Centraal staat de theorie van Bourdieu betreffende sociaal kapitaal die wij in het licht van de komst van social media nader willen bekijken. We onderzoeken daarvoor bedrijven die sociaal kapitaal verzamelen om dit te verruilen voor economisch kapitaal, dat een maat is voor succes. De eerder besproken theorie wijst uit dat we kunnen aannemen dat er van dit proces in ieder geval sprake is. Onderzoek naar ondernemers die hiervoor gebruik hebben gemaakt van social media kan ons inzicht geven in de toepassing van nieuwe mogelijkheden in dit proces en de rol die social media daar in spelen. Eventuele veranderingen kunnen dan, met een kritische blik, in het licht van bestaande theorie over sociaal kapitaal, voornamelijk van Bourdieu, geplaatst worden. Zoals gezegd kan dit een aanvulling op de theorie zijn of toepassing van de theorie in de huidige tijd, een actualisering.
10
Dit hoofdstuk beschrijft de materiaalverzameling en de analyse van de verkregen data. Om het beoogde materiaal te verkrijgen zijn interviews met zelfstandig ondernemers afgenomen. In totaal zijn vijftien half-gestructureerde interviews gehouden, waarvan negen met kenniswerkers en zes met bouwondernemers. De selectiecriteria voor de respondenten die mee kunnen doen aan het onderzoek zijn dat het een zelfstandig ondernemer betreft en dat het bedrijf na de opkomst van de social media (2002) is opgestart. In de bijlage kunt u een overzicht vinden van de kenmerken van de respondenten.
Methoden
Methoden
Om de probleemstelling te verhelderen is onder andere met behulp van voorgaande theorie een begrippenkader opgesteld. • Zelfstandig ondernemer wordt in de theorie vaak als ZZP’er (zelfstandige zonder personeel) aangeduid. Omdat in dit onderzoek zelfstandig ondernemers worden geïnterviewd die weinig tot geen werknemers in dienst hebben, komen de termen ZZP’er en zelfstandig ondernemer zoals in de probleemstelling bedoeld wordt, exact overeen. • Social media staat voor nieuwe media, opgekomen na 2002, waarbij meerwegscommunicatie mogelijk is. • Sociaal kapitaal is het middel dat resulteert uit sociale structuren, het product van een bewuste en/of onbewuste sociale investeringsstrategie in sociale relaties die nuttig zijn op korte of lange termijn. In dit onderzoek gaat het enkel om het sociaal kapitaal met zakelijke doeleinden. • Kennissector is de bedrijfstak met kenniswerkers die kennis en informatie tot zich nemen en interpreteren, ontwikkelen en vervolgens gebruikt en distribueert. Hierbij worden persoonlijke vaardigheden gebruikt om problemen te signaleren en vervolgens oplossingen en alternatieven te zoeken. Houdt verband met de kenniseconomie die sinds het einde van de twintigste eeuw gegroeid is. • Bouwsector is de bedrijfstak die zich richt op de bouw. Na de interviews en de transcripties is een digitaal programma gebruikt om deze centraal in op te slaan en te ‘taggen’ op verschillende belangrijke topics. Dit programma is StreamlinerWeb, ontwikkeld door Pim Schaaf. De hoofdzaken zijn in een matrix gebundeld. Voor de analyse van de interviews is gebruik gemaakt van enkele datamatrices, memo’s en line-by-line coding. De datamatrix is in eerste instantie opgebouwd vanuit de attenderende begrippen. Voor verschillende kernbegrippen zijn sub begrippen gedefinieerd waarmee de respons beter kan worden getypeerd. 11
Methoden
Datamatrix op frequentie Centraal in de voorbereidingen voor de analyse van de interviews staat de datamatrix. In deze matrix zijn de attenderende begrippen op een rij gezet op frequentie, met de code die de respondent op dat begrip heeft verkregen. Voor elke respondent wordt in een kolom vastgelegd of dit begrip in het interview naar voren kwam. De nuances die daarbij naar voren komen worden genoteerd zodat op een inductieve wijze data naar boven komt uit de interviews. Gaandeweg het uitvoeren, verwerken en analyseren van volgende interviews is er sprake van een cyclus van opeenvolgend interviewen en coderen. Over de codering wordt onderling overlegd om kernbegrip van sub begrip te scheiden. Een voorbeeld hiervan is de codering van het interviewmateriaal, over gebruikte netwerkmethoden die hierna besproken wordt. Codering van netwerkmethoden Om de verschillende netwerkmethoden die de respondenten hanteren in beeld te brengen, wordt een tabel opgesteld waarin gecodeerd wordt welke methode in welke mate voor welk doel wordt gebruikt. De verschillende methoden zijn Twitter, Linkedin, Hyves, Facebook, de eigen website, mond-tot-mond, netwerkborrels en via bestaand netwerk. De mate is opgedeeld in “niet”, “een beetje”, en “actief” gebruik. Waarbij het onderscheid tussen een beetje en actief gebruik zich typeert in de centraliteit van de methode ten opzichte van andere netwerkinspanningen. Verschillende doeleinden zijn zakelijk of privé en klantenwerving of promotie. Actief gebruik wordt getypeerd door een centrale positie van de methode in de inspanningen om een netwerk op te bouwen of een product af te zetten. Voor elke respondent wordt dit gecodeerd. Respondenten worden gesorteerd in een categorie van kenniswerkers of een categorie van leden van de bouwsector. Een voorbeeld hiervan is hieronder te zien.
De bedoeling is dat deze codering snel een globaal overzicht geeft van de netwerkmethoden die de respondenten aangeven te hanteren en structuur bieden voor volgende interviews. Door middel van nader onderzoek naar de uitspraken van de respondent kan het gedrag beter worden begrepen. 12
Methoden
Line-by-line coding Bovendien worden alle interviews regel voor regel doorgenomen en doorzocht op relevante passages en citaten. Deze worden gemarkeerd naar aanleiding van de kern- en sub begrippen die naar voren komen uit de globale analyse met behulp van de datamatrix en memo(’s). Alle relevante passages worden met behulp van software gekoppeld aan één of meer tags waardoor we eenvoudig alle passages per begrip kunnen opvragen en analyseren. Datamatrices op inhoud Deze passages worden ingedeeld in drie verschillende datamatrices, te weten ‘wel gebruik social media’, ‘geen gebruik social media’ en ‘potentie social media’. Die datamatrices zorgen voor een duidelijk overzicht gedurende de analyse van de gegevens. Zoals hierboven besproken bij datamatrices op frequenties zijn de interviews geanalyseerd op de attenderende begrippen. Hierna zijn citaten uit de interviews aan de attenderende begrippen gehangen welke het meest sprekend voor de inhoud zijn. Uiteindelijk is dit een lange lijst geworden met typeringen. Typeringen die de potentie van social media beschrijven of om social media wel of niet te gebruiken. Deze lijst is middels discussie en overleg gereduceerd tot de overgebleven, in het volgende hoofdstuk beschreven, typeringen.
13
Door analyse van de codeerschema’s en de toegepaste reductie komt een aantal typerende begrippen naar voren, die in dit hoofdstuk besproken worden. Deze typerende begrippen zijn redenen die de respondenten hebben gegeven om social media juist wel of juist niet te gebruiken voor hun zakelijke netwerk, en de potentie die social media hebben. Het gaat om de volgende typerende begrippen, met een beschrijving zoals wij deze bedoelen:
Bevindingen
Bevindingen
• Groot bereik: het vermogen om een wijdverspreide doelgroep te bereiken. • Netwerk aanleggen: contactuele verbindingen aangaan met mensen en bedrijven. • Personal branding: zelfprofilering van bedrijf en/ of het persoon achter het bedrijf. • Vindbaarheid: mate waarin de ondernemer en/of het bedrijf gevonden wordt via online zoekmachines maar bijvoorbeeld ook via de Telefoongids. • Kennis delen en informatiebron: vragen beantwoorden en zo de eigen kennis verspreiden naar anderen, en zelf vragen stellen aan het eigen netwerk. • Interactie: (informele) uitwisseling van informatie. • Aanvullend middel: social media werkt in combinatie met andere communicatiemiddelen. • Wederkerigheid en gunfactor: door (persoonlijke) positieve ervaringen met de ondernemer worden toekomstige potentiële voordelen onderling doorgespeeld, daarna is er de verwachting dat de ondernemer dit ook weer terug doet. • Bijdrage aan opdrachten: de mogelijkheid dat zakelijke opdrachten enkel via of dankzij social media binnengehaald worden. Groot bereik Social media bieden potentieel de mogelijkheid om met wie dan ook, waar ook ter wereld, op een gemakkelijke en snelle manier te verbinden. Een zakelijk netwerk kan zo praktisch oneindig groot groeien onafhankelijk van geografische barrière. In de praktijk loopt het niet zo’n vaart. Social media worden meestal alleen ingezet om op landelijk niveau te opereren en niet alle ondernemers willen zo’n groot bereik hebben. Zo geeft respondent 18 (kenniswerker) aan: “Je hebt een groter bereik. Je kunt veel grotere gesprekken afluisteren, om het zo maar te zeggen. En daar kun je op inspelen. Als iemand een vraag stelt over hooikoorts, dan kan ik daar met mijn hooikoorts account op inspelen. Normaal zou ik die vraag nooit horen, want die meneer woont in Groningen of in West-Friesland. Ja die bereik je dan niet. En die kan je 14
Sommige (doel)groepen zijn niet vertegenwoordigd op social media, dan zijn ze ook niet bereiken via deze media. Respondent 26 (kenniswerker) geeft daar een goed voorbeeld van. “Je moet eerst kijken, hoe kan je de mensen bereiken. Dus je gaat naar je doelgroep kijken, wat zijn dat voor mensen, dat zijn in dit geval oudere mensen. Mensen die wel interesse hebben in IT, maar die nog niet goed weten wat dat is, hoe ze daar mee om moeten gaan. Nouja, waar kan je die vinden? Dat zijn vaak, die zitten misschien bij elkaar, bijvoorbeeld noem een bejaardentehuis, maar je kan ook een stapje terug gaan, mensen die nog wat jonger zijn, die wonen toch ook wel in bepaalde, soms in flats bij elkaar. Of nou zo ga je dat een beetje afkaderen, van waar zitten ze nou. En ja, je kunt ze niet op een andere manier bereiken dan echt ze te vertellen wat je doet. En dat kun je natuurlijk doen, ik ben heel simpel begonnen gewoon foldertjes overal door de bus gaan doen, en advertenties in de kranten van nouja, dit doe ik, ik help u op weg in de wereld van de moderne technieken om het even zo te zeggen. Dus toch ook gewoon ouderwets via de krant via de brievenbus en vooral mensen die het aan elkaar doorvertellen”. Dit hangt sterk samen met de mond-tot-mond reclame waar veel ondernemers uit de bouwsector profijt van hebben, dit komt verder in deze paragraaf nog terug.
Bevindingen
hiermee wel bereiken, en dan kan je hem helpen”. Sommige ondernemers zien juist door dit grote bereik af van het gebruik van social media, omdat ze niet landelijk willen gaan. Echter zegt één van de respondenten die lokaal actief is in de bouwsector het volgende: “Nee daar heb ik geen trek in, want ik wil liefst een beetje in Dordrecht. Ja, want dan moet je meer landelijk enzo dat wil ik niet”. In de bouwsector lijkt een beperkt bereik juist wenselijker.
Andere doelgroepen stellen het helemaal niet op prijs als er op social media over ze wordt verteld. Hierover zegt respondent 16 (kennissector): “kijk ik heb een aantal klanten die zitten bij Bijzonder Beheer, die hebben echt financiële problemen, die verhuizen naar een speciale afdeling waarbij eigenlijk de bank zegt van we gaan binnenkort de stekker eruit trekken. Dus als ik via Linkedin of Twitter of FourSquare meld dat ik nu weer incheck bij Bank Bijzonder Beheer, daar zijn mijn klanten niet blij mee. Het heeft absoluut met discretie te maken. Er zijn ook maar twee klanten geweest de afgelopen tijd, die actief melden dat ze met mij zaken gedaan hebben. Omdat het in die professionele vastgoedwereld eigenlijk not done is dat je een adviseur binnenhaalt voor financiering”. Het type branche speelt dus ook zeker een rol bij de inzet van social media. Netwerk aanleggen Met behulp van social media is het mogelijk om een voor zaken relevant netwerk
15
Bevindingen
aan te leggen. Je hoeft deze mensen nog nooit gezien te hebben, je kunt ze online leren kennen. Voor veel ondernemers gaat dit in de praktijk echter anders. Vaak hebben ze al een offline netwerk waar ze ook online contact mee maken, net als respondent 18 (kennissector): “Dan zit je weer op een netwerkborrel en dan opeens plop plop plop komen er weer allemaal nieuwe volgers” en “eentje die is trainer/ coach bij een aantal clubs, dus die heeft van daaruit echt heel veel face-to-face contact met de leden. Die maakt wel meer gebruik van social media”. Voor andere ondernemers worden social media daardoor eigenlijk geheel overbodig, er is geen toegevoegde waarde in het online contact, zoals respondent 15 (kennissector) aangeeft: “Als ik klanten wil werven denk ik dat ik heel actief bedrijf moet gaan bellen om opdrachten binnen te halen. Oude communicatiemiddelen werken nog steeds het beste. Mijn klanten willen mij ook zien, persoonlijk contact is het belangrijkst”, of omdat ze offline al met genoeg mensen of sterk genoeg verbonden zijn: “ik heb natuurlijk al netwerk van mijn vorige werk daar kon ik dus heel veel van meenemen dat is nog steeds wel de belangrijkste bron van inkomsten”. Genoeg opdrachten via andere wegen dan social media gaan vaak samen met een verminderde kennis van social media en investering in verbetering daarvan: “ik ben ook wel een beetje aan het Twitteren maar nog niet zo actief, ik heb het druk” aldus respondent 15 (kennissector). Social media alleen zijn niet zaligmakend, niet in het opbouwen noch in het onderhouden van zakelijke contacten. Daarom is het belangrijk om ook op andere manieren het zakelijk netwerk te onderhouden of op te bouwen. Respondent 19 (kennissector) zegt daarover het volgende: “Door te ontdekken dat social media op een gegeven moment hun grenzen hebben ben ik ook veel meer terug gegaan naar, heel klassiek, het sturen van mailings. Brochures verstuur ik nu vrij regelmatig, gewoon per post, naar potentiële klanten.[…]”. Branding Branding en profilering kunnen wel heel goed met behulp van social media. ”Linked-in is voor mij een medium om te laten zien wie ik ben en wat ik doe, dus ik geef informatie over wat ik doe, wat voor opdrachten ik uitvoer en wat voor ervaringen ik heb etc. ” aldus respondent 19 (kennissector). Maar er schuilen wel gevaren in, zoals respondent 18 (kennissector) vertelt: “Als je je online profileert moet je niet te veel versnippering hebben in je aandachtsgebieden. Dus je branding is heel erg belangrijk. Als je dus al over heel veel verschillende dingen gaat Twitteren of Facebooken of whatever, dan weten de mensen niet meer waar je mee bezig bent en dan raken ze de focus kwijt over jou als persoon. Dus ik heb online een hele andere identiteit dan wat ik in het echt doe. In het echt doe ik veel meer projecten maar dat ga ik niet allemaal
16
Bevindingen
met social media vertellen. Want mijn volgers die snappen dat dan niet meer”. Op de vraag of de respondent bij zijn verschillende concepten verschillende personen verzint, maakt, of creëert geeft ze aan “Ja. En dat is dan ook een deel van je werk om die te spelen of dat uit te voeren. En dat klopt ook wel. Allergiesupermarkt is begonnen omdat mijn jongste kind koemelkallergie had. En daar ben ik dus echt de moeder van een kindje met allergie. Dat is het verhaal. En dat is ook mijn persoonlijke account, maar dat is niet zo op de voorgrond. Daar ben ik meer ondernemer en bezig met conceptontwikkeling. Zoals je identiteit heel erg gelaagd is, zo zijn ook je accounts daar afspiegelingen van”. Belangrijk hierbij is het focussen: “Inspelen op de behoeften via social media is veel makkelijker omdat je veel gefocuster bent. Ik heb gewoon een social media branding strategie, en daar houd ik mij aan. En ik vertel dus niets over mijn andere shops, bijvoorbeeld”. Vindbaarheid Social media bieden de mogelijkheid om passief te zijn maar toch gevonden te worden. Een bedrijf kan zo onverwacht en moeiteloos opdrachten binnen halen. Dit is voor veel ondernemers de reden om aanwezig te zijn op social media. Zo heeft respondent 20 (kennissector) wel een profiel op Linkedin aangemaakt maar hij doet er verder weinig mee: “Ik wil wel gevonden worden en Linkedin wordt heel goed gevonden op Google. Je haalt daardoor wel opdrachten binnen, maar ik gebruik Linkedin niet als tool om te verkopen. Het is meer een digitaal kaartjesboek”. Respondent 21 (bouwsector) zorgt ook dat hij vindbaar is, maar dan op de ‘klassieke’ manier: “Belangrijkste zijn die advertenties geweest en later mond-tot-mond reclame, een duidelijke reclame op de bus helpt ook”. Kennis delen, informatie/promotiebron Social media kunnen kennis eenvoudig de wereld in helpen. Als je met een probleem zit, of juist de oplossing hebt kun je dit met je netwerk delen en zo het probleem oplossen. Respondent 20 (kennissector) vat het als volgt samen: “En zo is heel social media, kennis delen, en je netwerk delen. En delen is vermenigvuldigen”. Voor kenniswerkers geeft kennisdeling inzicht in de kwaliteit van het netwerk, het is als het ware de online valuta. Voor mensen in de bouwsector speelt dit een veel minder grote rol. Interactie Internet is onpersoonlijker en dit is een reden om het niet in te zetten voor opbouw en onderhoud van een zakelijk netwerk. Respondent 15 uit de bouwsector geeft aan “Ik heb gewoon heel veel persoonlijke contacten met mensen dus dat is mijn manier. Ik vind dat alle andere via internet onpersoonlijk. Ik ben meer iemand
17
Bevindingen
die iemand belt en een afspraakje maakt en dat is mijn manier van werken”. Internet geeft de mogelijkheid de interactie sterk te sturen en overzichtelijk en concreet uit te leggen wat hij of zij doet. Vooral Linkedin en een website worden aangedragen als middelen waar men dit doet. Dit zijn de eenweg-communicatiemiddelen. Interactie via social media vindt voornamelijk plaats op Twitter. Uiteindelijk menen de meeste respondenten uit ons onderzoek dat persoonlijke interactie belangrijker blijft. Zoals respondent 17 uit de bouwsector: “nouja goed dan vraag ik me ook af wat is het nut daarvan dat ze allemaal met elkaar in verbinding staan. Want ja als je een vraag hebt bel me gewoon ofzo”. En verder: “Offline is onwijs belangrijk hier omdat persoonlijk contact voor een bouwproject is toch een behoorlijke onderneming. Je gaat een relatie met elkaar aan voor een langere tijd, vanaf het idee totaal een oplevering, en wij vervullen in dat hele proces maar een klein deel, het leveren van die stenen, maar je bent toch lang met elkaar verbonden want aan het begin van het traject worden ze een keer uitgezocht en aan het einde gaan we een keer uitleveren. Dan is het toch belangrijk dat je elkaar goed kent en met elkaar overweg kunt”. Hieraan grenzend zijn de andere manieren om zakelijk contact te hebben, die onder de volgende kop terugkomen. Aanvullend middel Social media worden gezien als middelen die contact leggen gemakkelijker maken. Dat noemt respondent 20 (kennissector): “Het is een handvat, geen oplossing. Het is een tool. Ik heb een hekel aan koude acquisitie en bellen, en dit is gewoon een manier om warme acquisitie te hebben en op een warme manier binnen te komen. Uiteindelijk moet je het wel doen, je moet het afmaken en je moet die order scoren. Maar het is wel een hele mooie manier om binnen te komen”. Dat offline contact nog steeds uitermate van belang is, is te merken aan het aantal netwerkactiviteiten dat georganiseerd wordt. Respondent 15 (kennissector) doet daar ook aan mee: “Daarnaast ben ik lid geweest van de Juniorkamer. Ik ben ook naar Open Koffie in Dordrecht gegaan en naar de Bitterballen Lunch en al dat soort dingen”. Respondent 17 (bouwsector) wil ook graag iets terugdoen voor zijn netwerk en zegt daarover: “Met ons zoveel jarig bestaan hebben we 120 man binnen, en dan zorgen we gewoon dat er ook architecten, opdrachtgevers en aannemers rondlopen, misschien komt er voor hun iets nieuws uit of om te kijken of er nog iets te regelen valt”. Dit heeft ook veel te maken met de wederkerigheid die bestaat in het zakendoen. Wederkerigheid en gunfactor Dit draait om het idee dat je iets terug krijgt, als je je inzet voor een ander. Dat kan direct in een ‘voor-wat-hoort-wat’ sfeer: “En je helpt ook anderen, en dan krijg je I owe you something” aldus respondent 20 (kennissector). Het kan ook indirect.
18
Bevindingen
Wat je gegeven of gekregen wordt kan van alles zijn, zoals kennis, contacten of opdrachten. Respondent 15 (kennissector) helpt daar ook aan mee: “Als ik zie dat mensen iets aan elkaar zouden kunnen hebben of via Twitter of via Linkedin dan probeer ik ze aan elkaar te koppelen. Als ik mensen aan elkaar koppel dan doen zij dat natuurlijk ook bij mij. Zo leer ik nieuwe mensen kennen”. Wederkerigheid heeft voor een groot deel te maken met de gunfactor. Want als iemand vrijgevend is zullen mensen sneller geneigd zijn om diegene iets terug te geven. Mensen zijn ook bereid om je aan te bevelen en zo ontstaat mond-tot-mond reclame. Respondent 20 (kennissector) zegt daarover “Mensen weten wat ik kan en wat ik doe, over het hele netwerk verspreid, en als je het op de goede manier brandt gaan andere mensen voor jou reclame maken. Er vroeg pas bijvoorbeeld iemand ik ben op zoek naar een marketingstrateeg die me kan helpen en er waren acht mensen die zeiden neem eens contact op met hem. Nou dan kan ie niet meer om me heen. Dan zal ie wel goed zijn”. Een offline netwerk dat de ondernemer veel gunt kan ook aanleiding zijn om geen noodzaak voor gebruik van social media te zien: ”Mensen zien dat je goede kwaliteit hebt en gaan dat aan andere mensen doorvertellen en zo kom je weer aan een opdracht” aldus respondent 21 (bouwsector). Bijdrage aan opdrachten Actief zijn op social media blijkt voor onze respondenten niet direct nieuwe klanten op te leveren. Respondent 14 ( kennissector) geeft aan: “Twitter heb ik ook wel. Maar ik heb niet het idee dat Twitter zoveel toevoegt aan nieuw netwerk of nieuwe opdrachten” net als respondent 15 (kennissector) “Ik heb het idee dat het niet direct tot opdracht leidt”. Dat er uitzonderingen op de regel zijn bewijst respondent 20 (kennissector): “Mijn hypotheek wordt betaald door Twitter. En mijn vakantie door Linkedin. Om de verhouding aan te geven. 90% van mijn inkomsten komt uit het netwerk Twitter. Op welke manier dan ook hè, dus direct en indirect”.
19
Social media hebben veel potentie en dat zien veel zelfstandig ondernemers ook. Inzet van deze middelen biedt de zelfstandig ondernemer nieuwe kansen voor het opbouwen en het onderhouden van hun zakelijk netwerk. Dit lijkt nog meer te gelden voor ondernemers in de kennissector dan ondernemers in de bouwsector. De mate van potentie zegt echter weinig over het daadwerkelijk gebruik. Regelmatig kiest de zelfstandig ondernemer er bewust voor om de potentiële mogelijkheden niet daadwerkelijk uit te buiten. Kortom, potentie is een erg abstract iets. De probleemstelling van dit onderzoek is: ‘Hoe gebruiken startende zelfstandig ondernemers uit de bouw- en kennissector social media om het zakelijk sociaal kapitaal te verkrijgen?’. De analyse van de onderzoeksresultaten brengen ons tot de volgende conclusies. Social media blijken niet de belangrijkste bron te zijn voor het verkrijgen van sociaal kapitaal. Veel zelfstandig ondernemers hebben al een netwerk en zien het inzetten van social media als een aanvulling op hun bestaande netwerk. Social media worden meer als een toevoeging op het bestaand netwerk gezien dan een noodzaak. Wanneer het offline netwerk een ondernemer van voldoende werk voorziet blijft social-media-gebruik uit, ongeacht de sector. Persoonlijk contact blijft heel belangrijk voor zakelijke doeleinden en voor het opbouwen van sociaal kapitaal. Wanneer mensen elkaar iets gunnen zal dit positief uitpakken voor het uitbreiden van social kapitaal. Deelnemen aan face-to-face netwerkbijeenkomsten blijft ook een belangrijk middel voor het verkrijgen van sociaal kapitaal.
Conclusie en discussie
Conclusie en discussie
Social media worden vooral als een hulpmiddel gezien voor informatie verstrekking, branding, kennisdeling en profilering. Ook worden social media ingezet om mensen op lange afstanden te bereiken. Dit verschilt echter per branche. Ondernemers die liever regionaal werken (vooral in de bouwsector) maken hiervan geen gebruik. Social media worden daarnaast als nuttig gezien om ‘passief’ gevonden te worden. Via social media zijn mensen sneller en makkelijker vindbaar. Netwerk opbouwen via social media wordt vaak gezien als onpersoonlijk. Voor het opbouwen van netwerk is relaties aangaan belangrijk. Hiervoor is persoonlijk contact nodig wat social media niet bieden. Actief participeren via social media blijkt niet direct te leiden tot opdrachten of het vergroten van sociaal kapitaal. Tot slot is het type branche waarin de zelfstandig ondernemers werkzaam is een voorspellende factor voor het gebruik van social media. Een opvallend verschil is
20
Discussie De probleemstelling van dit onderzoek was: ‘Hoe gebruiken startende zelfstandig ondernemers social media om het zakelijk sociaal kapitaal te verkrijgen?’. We startten het onderzoek met de verwachting dat social media een centrale rol spelen bij de opbouw en het onderhouden van het zakelijk netwerk van een zelfstandig ondernemer. Ook verwachtten we dat deze rol bij zelfstandig ondernemers in de bouwsector beperkter zou zijn dan bij zelfstandig ondernemers in de kennissector. Deze verwachtingen zijn uiteindelijk zoals u hierboven heeft gelezen, niet helemaal uitgekomen. We zijn tot nieuwe inzichten gekomen. Veel ondernemers noemen de potentie van social media en wat het voor hun bedrijf zou kunnen doen. Daarbij noemen ze redenen om wel en geen gebruik te maken van social media. Juist het daadwerkelijk gebruik dat afweek van de potentie van gebruik van de middelen is opvallend. Dit nieuwe inzicht kregen we pas tijdens het analyseren van de interviews waardoor we de interviews zelf niet hebben kunnen richten op die situatie. Bij een volgend onderzoek zou de onderzoeker meer aandacht kunnen richten aan dit fenomeen, zodat nog beter onderzocht kan worden waarom de discrepantie bestaat. Dit onderzoek is daar een inleiding van. Daarnaast is het aan te bevelen om meerdere groepen zelfstandig ondernemers te kiezen om te hun inzet van social media te kunnen vergelijken. Wij hebben nu twee groepen gekozen waarvan we vinden dat het uitersten in een categorie zijn, maar daarin zijn meer nuances aan te brengen. Ook kunnen de categorieën iets strikter gescheiden worden. Nu hebben we ondernemers gehad die als kenniswerker in de bouwsector werkten, waardoor overlap zat tussen de sectoren. Hoewel die overlap interessante informatie opleverde, zou het ook waardevol kunnen zijn om de sectoren juist goed gescheiden te houden. Onze keuze van sectoren en de overlap daartussen hadden te maken met pragmatische overwegingen, zoals de beperkte tijd waarin ons onderzoek afgerond moest worden.
Conclusie en discussie
te zien tussen zelfstandig ondernemers in de kennissector en in de bouwsector. Kenniswerkers zetten social media veel meer in voor hun zakelijke doeleinden dan bouwondernemers. Toch is de branche waarin iemand werkzaam is niet datgene dat het gebruik van social media bepaalt. De belangrijkste voorspellende factor is het product dat de ondernemer aanbiedt. Het benodigde zakelijk netwerk en de doelgroep die iemand nodig heeft zijn daarvan afhankelijk en dat bepaalt de contactmogelijkheden.
21
Baker, W. E. (1990). Market Networks and Corporate Behavior. American Journal of Sociology, vol. 96, no. 3, pp. 580-625, 1990. Baron, R. and Markman, G., (2003). Beyond social capital: The role of entrepreneurs’ social competence in their financial success. Journal of Business Venturing. Vol. 18, Iss. 1, 1 januari 2003. Bekkers, V. e.a. (2008). De virtuele lont in het kruitvat: welke rol spelen oude en nieuwe media in
Literatuurlijst
Literatuurlijst
de micromobilisatie van burgers?. Rotterdam: Erasmus Universiteit Bijl, T. de (2011). Sociale media en branche- en beroepsverenigingen: de tussenstand. Rotterdam: Erasmus Universiteit. Bourdieu, P. (1977). Outline of a theory of practice (tr. Richard Nice). Cambridge: Cambridge University Press. Bourdieu, P. , Passeron, J. (1990) Reproduction in education, society and culture (tr. Richard Nice). London: Sage. Burt, R.S., (2001). The social capital of Structural Holes. New Directions in Economic Sociology. New York: Russell Sage Foundation, 201-247. Coleman, J. (1990). Foundations of social theory. Cambridge: The Belknap Press,p.993 Greve, A. and Salaff, J.W. (2003). Social Networks and Entrepreneurship. Entrepreneurship, Theory and Practice. 28(1): 1-22.) Hoff, van der R., (2011). Society 3.0. Lindonk & de Bres Jack, S., (2005). The Role, Use and Activation of Strong and Weak Network Ties: A Qualitative Analysis. Journal of Management Studies. 42: 6, September 2005. Jenssen, J.I., and Koenig, H.F., (2002). The effect of social networks on resource access and business start-ups. European Planning Studies. Vol. 10, No. 8, 2002. Lin, N., Cook, K. & Burt, R. S. (2001). Social Capital: Theory and Research. Aldine de Gruyter a division of Walter de Gruyter, Inc New York. Putnam, R.D. (1995), ‘Bowling alone: America’s declining social capital’, in Journal of democracy, 6. 65-78. Portes, A. (1998). Social Capital: Its Origins and Applications in Modern Sociology. Annual Review of Sociology, Vol. 24, 1998, pp. 1-24. Veefkind, M. (2011). To tweet or not to tweet… Rotterdam: Erasmus Universiteit.
22
Bijlage
Bijlage
Tabel 1: Kenmerken van de respondenten. (Respondentnummers zijn willekeurig toegewezen door StreamlinerWeb)
23