EVASP expertmeeting 10 december 2009
AGENDA
1. Introductie 2. Presentatie EVASP project a. Discussie aan de hand van presentatie 3. Presentatie Jelly van Essen van Centrum 45 a. Discussie aan de hand van presentatie 4. Discussie aan de hand van stelling a. AMV’s zouden niet over hun familiebanden gehoord moeten worden door de IND
5. Presentatie Margrite Kalverboer (Rijksuniversiteit Groningen) 6. Presentatie kwetsbaarheid–checklist 7. Afsluiting en borrel
Aanwezigenlijst: Naam Margrite Kalverboer Jelly van Essen Lex Boogerd Annemarie Groenewoud Gerard Oosterholt Henk van Ee Annemarie Busser Annemieke Keunen Karin Kloosterboer Marion Hofstee Rika Dekker Sameeh Said Huub Wanders Elsbeth Faber Bert Katerberg Erna Pastoor Germa Lourens Marco Vogels Rafael Joesipof Karina Franssen Marijke Strijbos Eli Akbas Loes van Willigen Carla van Os Martine Goeman Sabine de Jong Ellen Nissen
Organisatie Rijksuniversiteit Groningen Centrum ‘45 COA IND ULA Raad voor Rechtsbijstand Jeugd en Zeden Schiphol Amnesty International Stichting MAK Unicef NL OBS De Woldstroom OBS De Woldstoom LOWAN Nidos Nidos Nidos Nidos Nidos Nidos Nidos Vluchtelingenwerk Vluchtelingenwerk Den Bosch Vluchtelingenwerk AC Schiphol Expert minderjarige asielzoekers Defence for Children Defence for Children Defence for Children Defence for Children
1. Introductie De expertmeeting wordt geopend door Loes van Willigen, expert op het gebied van minderjarige asielzoekers en tevens dagvoorzitter van vandaag. Doel van deze dag is om de verschillende ideeën en ervaringen te inventariseren die er zijn op het gebied van kwetsbare minderjarige asielzoekers. We willen graag van de deelnemers horen hoe zij denken over kwetsbaarheid, hoe het herkend kan worden en hoe er op gereageerd zou moeten worden. In de middag zal er een checklist worden gepresenteerd die behulpzaam zou kunnen zijn bij de inventarisatie van kwetsbaarheden bij asielzoekers.
2. Presentatie EVASP rapport EVASP onderzoekt in Europees verband hoe kwetsbare asielzoekers het beste ontvangen, behandeld en opgevangen kunnen worden. In het Groenboek heeft de Europese Commissie aangegeven dat kwetsbare asielzoekers recht hebben op extra bescherming. De lidstaten is opgedragen te onderzoeken wie er onder de groep van kwetsbare asielzoekers valt en wat de specifieke behoeftes zijn van deze groep. Defence for Children International is projectpartner in EVASP en zoekt voor Nederland uit wat de specifieke behoeftes van kwetsbare minderjarige asielzoekers zijn. Behalve Nederland doen ook Engeland (Universiteit van Essex), Griekenland (Medical Rehabilitation Centre for Torture victims, MRCT) en Italië (IOM- psychosociale afdeling) mee. Het project is in januari 2009 van start gegaan en behelst naast een literatuuronderzoek ook interviews met asielzoekers en personeel dat met asielzoekers werkt. Op die manier wordt onderzocht waar behoeftes liggen, wat knelpunten zijn en hoe men denkt dat deze knelpunten het beste opgelost kunnen worden. In deze presentatie zal worden ingegaan op de uitkomsten van het literatuuronderzoek en de interviews. Voor de interviews zijn er diverse locaties bezocht, waaronder justitiële jeugdinrichting de Maasberg, een basisschool gespecialiseerd in onderwijs aan asielzoekers, de Immigratie en Naturalisatiedienst, Vluchtelingenwerk, Aanmeldcentrum Schiphol en Centrum 45. De volgende fase van het onderzoek behelst het geven van trainingen aan personeel werkzaam met kwetsbare asielzoekers. Aan de hand van de uitkomsten van de interviews en het literatuuronderzoek en onder leiding van de Universiteit van Essex, zal er een training worden ontwikkeld die ervoor moet zorgen dat er beter kan worden gereageerd op de specifieke noden van kwetsbare minderjarige asielzoekers. Voorlopige uitkomsten interviews en literatuuronderzoek: a. Definitie i. Een definitie van ‘kwetsbaarheid’ verschilt per persoon en plaats. Een overzicht werd gegeven van de verschillende opvattingen hierover, zowel vanuit het perspectief van de jongeren als van de personeelsleden. Een voorbeeld van een kwetsbaarheidsomschrijving is: ‘Als er op meerdere terreinen niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een optimale ontwikkeling.’ b. Onderwijs i. Belangrijk voor het zelfbeeld en zelfvertrouwen van kinderen ii. Samenwerking met Jeugdzorg moeilijk (sterk gevoel dat er geen bemoeienis gewenst is)
iii. Samenwerking met ouders is problematisch c. Detentie i. Zorg over nazorg bepaalde groepen (zorg stopt bij verlaten van de poort) ii. Kennis over juridische procedures te gering iii. Kennis over achtergrond van jongeren te gering iv. Kennis over asielprocedure van jongeren te gering v. Werken met een tolk was moeilijk, vaak werden jongeren ingezet om te vertolken voor andere jongeren. vi. Jongeren voelden zich gecriminaliseerd. Regime was te strikt. d. Opvang i. Afzondering van bewoonde wereld ii. Contact maken met buitenwereld moeilijk iii. Onderwijs gericht op terugkeer iv. Verveling, weinig activiteiten op centrum v. Te strikte regels AMA-team vi. Te weinig persoonlijke aandacht van persoon op centrum e. Gehoor i. Werken met tolk kan moeilijk zijn. Richtlijn waar tolk minimaal aan zou moeten voldoen (rechtstreeks tolken,etc.) ii. Krappe planning van gehoren iii. Meer begeleiding van de jongeren naar de gehoren iv. Reistijden naar gehoor zijn vaak te lang voor jongeren v. Bij elk gehoor zou een begeleider moeten zitten (VWN of voogd) vi. Verschil in verstandelijke capaciteiten van jongeren. Rekening mee houden 2a. Discussie aan de hand van presentatie Bijwonen Eerste en Nader Gehoor Er blijkt een knelpunt te liggen in het bijwonen van eerste en nader gehoren van minderjarigen. Nidos geeft aan dat 95% van de gehoren bijgewoond zou moeten worden maar dat dit percentage nu op 65-70% ligt vanwege capaciteitsgebrek. Sommige voogden geven aan liever tijd te besteden aan begeleiding op andere gebieden dan het bijwonen van een nader gehoor als ze moeten liezen, zeker als de jongere al vrij zelfstandig lijkt. Soms komt het ook voor dat opvanglocaties ineens een ama-afdeling krijgen waardoor een voogd dan in korte tijd tientallen nader gehoren moet bijwonen, dat is niet bol te werken. Nidos geeft aan dat uitnodigingen voor nader gehoren meer geclusterd moeten worden aangeboden zodat het voor de voogden minder tijd kost. De IND zegt dat dit moeilijk te plannen is. Vluchtelingenwerk Schiphol geeft aan dat zelfs dit percentage op Schiphol bij lange na niet gehaald wordt. Op Schiphol wordt zo’n 10-20% bijgewoond. We moeten kiezen bij wie we gaan zitten. Bij volwassenen zijn vaker indicaties dat ze het nodig hebben om iemand te hebben die het gehoor bijwoont. Margrite Kalverboer: Een van de verbeterpunten uit een recent onderzoek van Nidos was dat er altijd iemand mee moet naar het gehoor. De jongeren geven aan het naar te vinden alleen te gaan omdat ze niet weten wat ze te wachten staat. Algemene bevindingen: In beginsel hoort een voogd bij het nader gehoor aanwezig te zijn vanwege zijn of haar gezagstaken en omdat het een cruciaal moment is in de verblijfsprocedure.
Onderwijs Amnesty stelt de kwaliteit en bereikbaarheid van onderwijs aan de orde voor kinderen op asielzoekerscentra. Sommige jongeren kunnen niet op hun niveau onderwijs volgen omdat COA de kinderen naar de school op het centrum wil sturen, terwijl deze school dan niet het meest passende niveau biedt. Defence for Children bevestigt de zorgen, krijgt hier ook regelmatig vragen over op de helpdesk. Tijdens de EVASP interviews is het nauwelijks aan de orde geweest. Wel zijn veel jongeren tijdelijk niet naar school geweest. Nidos geeft aan dat bij plotselinge en massale overplaatsingen, zoals recentelijk in Baexum, het soms niet lukt om onderwijs op tijd te regelen. Nidos meldt ook veel problemen met strafuitplaatsingen van jongeren. Die worden dan overgeplaatst naar een ander centrum en dus ook een andere school. Zo’n onderbreking is lastig voor de school. COA geeft toe dat het vaak moeilijk is om kinderen te plaatsen. Bijvoorbeeld voor kinderen die in Vught wonen, is soms geen plaats in Den Bosch. Die moeten ze naar Oisterwijk, of naar een ROC in Eindhoven. Het hangt af van de medewerking en mogelijkheden van gemeentes, maar het gaat niet altijd even snel. Een ander voorbeeld vormen de Tijdelijke Noodvoorzieningen, het is de bedoeling dat kinderen daar niet langer blijven dan maand. Daarom werd er aanvankelijk geen structureel onderwijs geregeld. Zo’n vraag geeft dan een onevenredige druk, zowel logistiek als financieel op de gemeente. Defence for Children bepleit om kinderen alleen op te vangen op locaties waar het onderwijs goed is geregeld, bij voorkeur binnen de reguliere voorzieningen. Als een Tijdelijke Noodvoorziening geen of geen goed onderwijs kan bieden is de locatie niet geschikt voor kinderen. Algemene bevindingen Overplaatsingen van jongeren moeten ook met het oog op het onderwijs zo veel mogelijk beperkt worden. Strafuitplaatsingen moeten vermeden worden, en als ze onvermijdelijk zijn in de buurt plaatsvinden zodat niet ook de school veranderd moet worden. Voordat jongeren op een nieuwe opvangplek geplaatst worden, moet het onderwijs voor de jongere geregeld zijn.
Wonen In EVASP hebben we vooral gekeken naar alleenstaande minderjarige vreemdelingen op AZC’s en niet naar de beschermde opvang. Margrite Kalverboer heeft in het recent Europees onderzoek ook gekeken naar de opvangmodaliteiten. Daarbij is ook de besloten opvang meegenomen. Geconcludeerd kan worden dat kinderen die in gezinsverband leven, het gelukkigst zijn. Voor oudere pubers tegen volwassenheid aan zijn de kleine wooneenheden het meest geschikt. De resultaten op de campus noemt Kalverboer schokkend: er was veel overmatig alcoholgebruik, jongeren spijbelden veel en waren het meest ongelukkig. Bij de jongeren in detentie zag ze veel problemen rondom zelfbeeld en zelfwaardering, ze waren gekrenkt en vaak zo boos dat niet goed meer vooruit konden denken.
3. Presentatie Centrum ’45 (Jelly van Essen) Presentatie over de dilemma’s die naar voren kunnen komen bij het horen van kinderen. Kinderen zijn onderdeel van het gezinssysteem en van wijdere systemen. Dat levert problemen op als je snel wilt weten hoe het met kinderen gaat of wat ze te vertellen hebben zonder dat je rekening kunt houden met dat systeem. Het kost veel tijd om vertrouwen te winnen bij kinderen, en zolang je dat niet hebt is het vrijwel onmogelijk om betrouwbare informatie te krijgen. De terminologie van kwetsbaarheid is discutabel, vindt Jelly van Essen. Veerkracht en kwetsbaarheid hangen nauw samen omdat ze duiden op capaciteiten om om te gaan met risico’s en stress en tegenslagen in de buitenwereld. Het is moeilijk om het begrip kwetsbaarheid inhoud te geven. Van Essen onderscheidt: -Externe factoren voor kwetsbaarheid: alles wat iemand kan kwetsen. -Interne factoren voor kwetsbaarheid: waardoor iemand gekwetst kan worden (zie PowerPoint overzicht). Ze stelt veel vragen: Wat voor kind is het? Is het ziek, is er sprake van stoornissen? Etc. Zie je dat direct of is langer contact nodig? Welke ervaringen heeft het kind doorgemaakt? Is het sterker geworden of juist niet? Soms maakt een kind een sterke indruk maar dat kan ook juist een schild zijn. Wat zegt dat over de behoefte aan hulp? Is de ontwikkeling conform de leeftijd? De gezinsstructuur is belangrijk: zijn er ouders? Helpt het gezin of vormt het gezin juist een belemmering voor het kind? Hoe zit het met onderwijs, huisvesting etc. Er zijn, kortom, vele factoren die kwetsbaarheid bepalen. Vroege screening kan belangrijk zijn als je maar goed weet waarom en waartoe je screent. Alleen het belang van het kind, kan en mag leidend zijn in de screening. Waarom moet je onderzoeken hoe kwetsbaar een kind is? Om de noodzaak te bepalen voor het bieden van hulp, om te bepalen wat voor hulp nodig is en om voorzieningen te treffen om te voorkomen dat een kind in omstandigheden blijft die het kind schade berokkenen. Wat screen je? Signalen die bepalen of hulp nodig is. Kindfactoren, gezinsfactoren en contextfactoren. Valkuilen bij het vroeg screenen: - Kind is afhankelijk van ouders (ook als ouders afwezig zijn); - Een kind is loyaal en heeft veel tijd nodig om een vreemde te vertrouwen - Werkelijkheid wordt gekleurd door behoeftes, wensen etc.; - Vreemde situatie is angstig (ook al gedragen ze zich stoer), - Kinderen kunnen aspecifieke psychosociale problemen hebben (problemen niet snel duidelijk, laten zich anders zien); - Je ziet niet altijd PTSS symptomen maar dat wil niet zeggen dat kinderen niet getraumatiseerd zijn; - Welbevinden kind voor een groot deel bepaald door opvang door ouders en omgeving; - Kinderen binnen getraumatiseerde gezinnen zijn heel erg aangepast (nemen verantwoordelijkheden over, heel zelfstandig en dat is ook soms een zorg). Conclusie: informatie over kinderen moet altijd begrepen worden binnen afhankelijkheidsrelaties met de ouders of verzorgers en de loyaliteit die het kind naar hen heeft. Screening van ouders, zo mogelijk, is daarom net zo belangrijk. Er is veel tijd nodig om vertrouwen te krijgen. Bevindingen uit een screening kunnen pas goed worden begrepen als context meenomen wordt in de analyse.
3a. Discussie aan de hand van presentatie Centrum 45 Rusttijd VluchtelingenWerk Schiphol geeft aan dat de sommige jongere helemaal rusttijd krijgen voordat ze de procedure in gaan. In de vernieuwde Vreemdelingenwet komt een verplichte minimum ruststijd van zes dagen, voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen van drie weken. Maar op Schiphol kan dat weer niet. Bovendien heeft VluchtelingenWerk geen toegang tot mensen in detentie. De voors en tegens van rusttijd zijn talrijk en de aanwezigen verschillen erover van mening. Met name rond het identificeren van slachtoffers mensenhandel is timing nog eens extra belangrijk. Henk van Ee van het Jeugd en Zeden team Schiphol geeft aan met Centrum 45 graag door te willen denken over hoe hier het beste me om te gaan. Mapp Is het nodig om de checklist van Mapp aan te passen op kinderen? Misschien even kijken naar de manier waarop de medische check in de vernieuwde vreemdelingenwet geregeld gaat worden, zegt Gerard Oosterholt van de Raad voor de Rechtsbijstand. Hij is bang dat de medische check voor jongeren dan te vroeg wordt ingezet op een moment dat er nog geen vertrouwen is gewonnen. Hoe dan ook is het belangrijk dat er gespecialiseerde jeugdverpleegkundigen bij betrokken zijn, vindt voorzitter Loes van Willigen. Eli Akbas van VluchtelingenWerk Schiphol zegt nu al veel te hebben aan de checklist. Het horen van kinderen zo kort na aankomst is altijd moeilijk, het is zo ingewikkeld. Het lijkt hen een goed idee om de lijst door psychologen aan te laten passen aan de situatie van kinderen. In de praktijk blijkt er na een Mapp-signalering lang niet altijd een verwijzing naar een psychiater of psycholoog te komen, pas als de asielzoeker in de langdurige opvang verblijft, komen eventuele behandelaars in zicht. Henk van Ee benadrukt dat het horen van een hulpverlener juist wel of juist niet in het bijzijn van het kind hoort te gebeuren als het in het voordeel van het kind is. Margrite Kalverboer vindt dat de aanwezigheid van een hulpverlener wel altijd nodig is omdat de kinderen zelf onvoldoende in staat zijn om de gevolgen van wat ze zeggen te overzien. De IND meldt dat zij zelf doorgeven als zij vinden dat een amv’er een Mapp signalement moet hebben. Zij hebben hier speciaal getrainde medewerkers voor. Het valt hen om dat er vanuit Mapp zelf weinig amv’s worden aangemeld.
4. Stellingen 4a. Stelling 1 AMV’s zouden niet over hun familiebanden gehoord moeten worden door de IND Toelichting Defence for Children: kinderen komen met een plan naar Nederland en ze vertrouwen iemand niet snel, helemaal niet iemand van de overheid. Mentoren en voogden hebben de taak om vertrouwen op te bouwen en de taak om te kijken of er een familie is waar het kind naar terug kan. Willen we niet te veel als een kind iets moet vertellen aan de IND over familie? Hoe moeilijk wordt het om later aan je voogd de waarheid te vertellen? Draai het om. Eerst vertrouwen en focus op kind en later de IND in het verhaal te brengen.
Nidos bevestigt dat het inbouwen van voldoende rust cruciaal is voor de vertrouwensband. Voor sommige jongeren is juist wel fijn om meteen het verhaal te vertellen, dat moet ook altijd kunnen. Vluchtelingenwerk relativeert de stelling omdat de familiebanden wel belangrijk zijn voor het vluchtverhaal. Amnesty suggereert dat het samen op papier zetten van de het verhaal van de jongere kan helpen. Discussie over ervaringen van jongeren met het horen door de IND. Veel jongeren lijken daar tevreden over, vinden sommigen, anderen wijzen op het tegendeel. Jelly van Essen wijst er op dat veel jongeren tevreden zullen zijn zolang ze niet over de meest moeilijke dingen hebben hoeven te praten en ze beleefd zijn behandeld. Voor de rechtshulpverleners ligt dat anders.
5. Presentatie Margrite Kalverboer (Rijksuniversiteit Groningen) -
Kwetsbaarheid en de kwaliteit van opvoedingsomgeving Dilemma’s rondom het horen van kinderen (horen van alleenstaande minderjarigen over hun familiebanden in het land van herkomst. Loyaliteitsconflicten en instructies van reisagenten)
Introductie Margrite Kalverboer heeft het onderzoek ‘Belang van kind in het vreemdelingenbeleid’ uitgevoerd. Hiervoor heeft zij de nationale jeugdzorgprijs gekregen. Dat is belangrijk om de vreemdelingenkinderen onder de aandacht van Minister Rouvoet te krijgen. Zo zou er ook voor deze kinderen aandacht van de Raad van de Kinderbescherming moeten zijn, ter behoeve van hun juridische procedure. Bij een niet-Nederlands kind dat traumatische ervaringen in het gezin heeft bijvoorbeeld, komt de Raad van de Kinderbescherming in beeld. Deze heeft vervolgens 42 dagen om een rapportage te schrijven en laat zich hierbij door veel mensen en organisaties adviseren over de situatie van het kind. Voor vreemdelingenkinderen zou dit ook zo moeten zijn. De rechter die over de zaak van een kind beslist kan dan de rapportage van de Kinderbescherming gebruiken. BIQ questionnaire Margrite Kalverboer heeft een vragenlijst ontwikkeld waarmee een indicatie kan worden gegeven van de mogelijke ontwikkelingsschade die kinderen kunnen oplopen bij uitzetting. Bij deze vragenlijst wordt gekeken naar het belang van het kind om in Nederland te blijven en de consequenties voor de ontwikkeling bij uitzetting. Margrite: vreemdelingenrechtjuristen weten vaak weinig van ontwikkeling van kinderen en kunnen zich er niet in verdiepen vanwege tijdsnood. De BIQ vragenlijst is een lijst die juristen kunnen gebruiken. De lijst kijkt onder meer naar de relatie tussen omgeving en de kwetsbaarheid van een kind. De opvoedingsomgeving moet van een bepaalde kwaliteit zijn. Met deze lijst kun je dat soort factoren makkelijk vaststelen. Je kunt de lijst gebruiken tijdens de besluitvorming, tijdens de procedure maar bijvoorbeeld ook om asielzoekerscentra en de omgeving te beoordelen. We doen onderzoek, geen gehoren. We kijken naar hoe kinderen zich ontwikkelen: projectief materiaal, iemand anders heeft het geïnterpreteerd. We maken onder meer gebruik van de hous-tree-person test. Dan vragen we aan kinderen om een huis, een boom en een persoon te tekenen. De manier waarop kinderen dit doen en
hoe ze iets uitbeelden kan veel zeggen over eventuele problematiek. Dat kan soms schokkend zijn. Zo hadden we een introvert en aangepast kind dat vreselijke dingen tekenende. Ik wil er wel duidelijk bij vermelden dat je het altijd in context moet zien. Op zichzelf is zo’n tekening niet voldoende voor een conclusie. Wij zien kinderen altijd in een situatie waar ze zich veilig voelen, dat maakt het voor ons ook relatief gemakkelijk. We nemen zaken aan waarbij er juridisch geen poot meer is om op te staan maar waarvan de zaak toch zo schrijnend is dat wij vinden dat ze zouden moeten blijven. Voor de rapportage komen de kinderen en de ouders naar de universiteit. Het is allemaal best krap qua tijd maar toch krijgen we altijd redelijk veel info. De rapportage wordt vervolgens gebruikt in de procedure. We hebben ook al effecten gezien van onze rapportages in de juridische besluitvorming. Een voorbeeld is van een zeer zwak begaafd meisje. Die kon zich vrij goed redden in de samenleving en eigenlijk viel niet echt op dat ze zwak begaafd was. Ze is dan ook afgewezen op haar vluchtverhaal. Later bleek dat ze een IQ heeft van nog geen 50. Uiteindelijk heeft ze wel een verblijfsvergunning gekregen, maar zonder ons was dit gegeven niet naar voren gekomen. Je hebt dus tijd nodig om een beeld te krijgen van kinderen. Vragenlijst voorwaarden voor ontwikkeling We kijken onder meer naar de huidige leefsituatie, naar de gezinssituatie, adequate verzorging, veiligheid, affectief klimaat, etc.: hoe leeft het kind nu, hoe zal het zijn in land van herkomst, etc. Daarbij nemen we het Kinderrechtenverdrag en belang van het kind als uitgangspunt. Het totaalplaatje (leefsituatie, IVRK, belangen, etc.) moet je afwegen tegen het belang van de staat bij het voeren van een restrictief migratiebeleid. Continuïteit is in het leven van een kind heel belangrijk. Zonder continuïteit zijn kinderen kwetsbaar. Vaak verhuizen betekent verlies van school, vriendjes, vertrouwde omgeving, etc. Voor de samenleving waarin het kind zich bevindt is het van belang dat de kinderen zich gerespecteerd voelen. Ze moeten een sociaal netwerk hebben en omgang met andere kinderen. Met de BIQ vragenlijst kun je zien of de ontwikkeling van een kind in gevaar is. Als de ontwikkelingsvoorwaarden van de vragenlijst aanwezig zijn, is er een grote kans op een goede ontwikkeling, mits het kind niet heel bijzonder is. Als de voorwaarden niet aanwezig zijn, kom je uit bij de relatie tot kwetsbaarheid. De ontwikkelingsvoorwaarden moeten voor een langere periode aanwezig zijn, als dit niet zo is heeft dit ernstige gevolgen voor ontwikkeling. Bescherming is nodig als de voorwaarden onvoldoende aanwezig zijn. Factoren om aandacht aan te besteden: - Kwetsbaarheid vanwege aanleg of door ervaringen? - Is kind enige binnen gezin of systeem die de stress heeft meegemaakt? (Als je als enige mishandeld bent dan is dat erger dan wanneer jouw hele dorp dat bijvoorbeeld heeft meegemaakt. Vergelijking arm in een arme samenleving of arm in een rijke samenleving) -
Nieuwe kansen niet kunnen nemen: slecht onderwijs heeft moeite met vervolgstappen tot gevolg Vatbare periode voor ontwikkeling: vb hechting. Bepaalde periode ernstige dingen meemaakt: relaties, sociale contacten, baan houden. Coping strategie: Sommige kinderen kunnen overleven ondanks ingrijpende ervaringen.
Verwijzing naar M. Rutter, G.V. Caprara
5a. Discussie aan de hand van presentatie Defence for Children vertelt dat de vragenlijst van Kalverboer nu wordt gebruikt als laatste redmiddel; kinderen zijn dan al heel lang in Nederland en de procedure is bijna geëindigd. Hoe zou het zijn om het model toe te passen op het moment dat kinderen net Nederland binnen zijn gekomen? Magrite: Ik zou dit wel willen, maar je moet goed bedenken wat je beoogt met eerste gehoor en nader gehoor. Je kunt niet werkelijk een goed beeld krijgen in zo’n vroege fase. Als kinderen lang in Nederland zijn is continuïteit en stabiliteit vaak een moeilijke factor; voortdurend verlies, van ene naar andere regio verhuizen, nieuwe voogden. Ik denk niet dat je in een hele vroege fase een goed beeld kunt schetsen.
6. Presentatie kwetsbaarheid-checklist Defence for Children: zijn wij alert genoeg op mogelijke extra kwetsbaarheid van kinderen die op de vlucht zijn? Een kwetsbaarheidschecklist zou kunnen helpen om in een vroeg stadium kwetsbaarheid te herkennen zodat hier beter op gereageerd kan worden. Kan door bijvoorbeeld voogden of COA-medewerkers worden gebruikt. Uiteindelijke doel is dat kwetsbaarheid afneemt. Door deze lijst ben je wellicht eerder alert op mogelijke kwetsbaarheidsfactoren. De Universiteit van Essex en Margrite Kalverboer van de Rijksuniversiteit Groningen hebben beide een lijst ontwikkeld waarmee resp. kwetsbaarheid en ontwikkelingsschade in een vroegtijdig stadium kan worden ontdekt. Defence for Children heeft deze twee lijsten samengevoegd en gepoogd een checklist te maken voor kwetsbaarheid bij kinderen. Via deze discussie willen we de aanwezigen vragen om na te denken over de bruikbaarheid van deze lijst.
Vragenlijst kwetsbaarheid bij minderjarigen 1 1.1
KIND: Krachten en risico’s Heeft het kind lichamelijke problemen?
Ja / Nee
1.2
Heeft het kind geestelijke problemen?
Ja / Nee
1.3
Heeft het kind, door omstandigheden in het land van herkomst of tijdens de reis naar het ontvangende land, traumatische gebeurtenissen meegemaakt die schade hebben toegebracht aan de ontwikkeling?
Ja / Nee
1.4
Zat het kind in een belangrijke ontwikkelingsfase toen het de gebeurtenissen zoals bedoeld in 1.3 meemaakte?
Ja / Nee
1.5 1.6
Hoe reageerde het kind op eerdere moeilijkheden? Hoe is de huidige of snel te verwachten juridische positie van het kind?
Ja / Nee Neg/Pos.
2 2.1
FAMILIE: Krachten en risico’s Leeft het kind met zijn of haar ouders of verzorgers uit het land van herkomst?
Ja / Nee
2.2
Ervaart het kind stressfactoren alleen of samen met andere personen van de familie of groep waartoe het kind behoort?
Ja / Nee
2.3
Zijn de ouders of verzorgers fysiek en geestelijk voldoende in staat om het kind op te voeden?
Ja / Nee
2.4
Leeft het kind in een ondersteunende, flexibele opvoedingsstructuur die is aangepast aan het kind?
Ja / Nee
3 3.1
DIRECTE OMGEVING: basisrechten Zijn de huisomstandigheden adequaat voor het kind?
3.2
Heeft het kind voldoende inkomsten of voorzieningen om te voorzien in de basisbehoeftes?
Ja / Nee
3.3
Krijgt het kind passend onderwijs?
Ja / Nee
3.4
Heeft het kind toegang tot adequate (geestelijke) gezondheidszorg?
Ja / Nee
4 4.1
SAMENLEVING: exclusion of inclusion Maakt de samenleving in het algemeen het kind kwetsbaarder?
Ja / Nee
4.2
Ervaart het kind andere risico’s bij de opvoedings- of verzorgingsomstandigheden dan andere kinderen in diezelfde samenleving?
Ja / Nee
4.3
Ondervindt het kind moeilijkheden in het verkrijgen van aansluiting bij de samenleving?
Ja / Nee
4.4
Heeft de familie/het kind toegang tot adequate hulp en verzorging bij het omgaan met problemen in het opvoeden van het kind?
Ja / Nee
4.5
Vraagt de kloof tussen het vroegere, huidige en/of toekomstige leven veel aanpassingsvermogen van het kind?
Ja / Nee
5 5.1
VERMENIGVULDIGING: 1 + 1 > 2 Hangen huidige stressvolle ervaringen samen met eerdere stressvolle gebeurtenissen?
Ja / Nee
5.2
Is er sprake van een opeenstapeling van risicofactoren?
Ja / Nee
Ja / Nee
6a. Discussie aan de hand van presentatie kwetsbaarheidschecklist Jelly van Essen noemt een risico met ja/nee vraagstelling; als je alle asielzoekerskinderen zo gaat bekijken wordt nooit aan het ideaalplaatje voldaan. Ze zou liever een kwalitatieve schaal zien. De kwaliteit komt dan naar voren. Anders lijkt het me moeilijk om voldoende info te krijgen waar je wat mee kunt. Unicef bevestigt noodzaak voor meer nuancering. Vragen over de vaardigheden die vereist zijn voor een professional wil je een dergelijke lijst kunnen invullen. Is het niet te veel al echt diagnostiek? De Woldstroom (school) wijst erop dat sommige punten pas naar boven kunnen komen als het kind de taal machtig is. Sommige aspecten dienen zie je ook moeilijk, bijvoorbeeld lichamelijke problemen. Contact met school is ook heel belangrijk: als alle partijen dingen signaleren kun je samen weer verder. Je kunt ook een zogenaamd teacher report maken: leraar vult dan lijst in en het kind vult een lijst in. Zo kom je ook aan bundeling van info. Ook over kinderen die langer in Nederland zijn. Het gebeurt nu vaak op gevoel, als je het vertrouwen van een kind hebt kun je verder, maar dat vertrouwen is heel belangrijk.
Opvang: daarvoor moet je meer weten over speciale behoeften. Daar gaat het dus eigenlijk over. Het is evident dat ze kwetsbaar zijn. Huisvesting, onderwijs, of bij het horen. Dat wil je op een simpele manier identificeren. Unicef benadrukt dat er een multi-disciplinair team nodig is: wat heeft dit specifieke kind nodig? Wat ga je daar mee doen. Bij AMV’s heeft voogd daar de regie over: de voogd hoeft niet te weten wat het verschil is tussen problemen en klachten. Signalering is belangrijk, je moet weten wanneer je er iemand bij moet halen. Een lijst kan je wellicht helpen om wat minder te focussen op wat het kind mankeert, maar dat je dwingt naar de omgeving te kijken. Zo kun je de kwetsbaarheid verkleinen. Aan externe dingen kun je misschien wel wat doen. Jelly van Essen: Doel blijft heel belangrijk: gaat het om vast te stellen dat ze kwetsbaar zijn of heb je een ander doel? Bijvoorbeeld om de kwaliteit van de opvang vast te stellen? Dan kan een vragenlijst weer heel handig zijn. Voor zo snel mogelijk adequate zorg geven heb je weer een heel andere lijst nodig. Alle twee de lijsten zijn belangrijk maar zijn wel heel verschillend. Nidos zegt dat het vaak in individuele gevallen niet zo mogelijk is structurele problemen aan de pakken, bijvoorbeeld de slechte opvang. Zoals bijvoorbeeld de gesignaleerde problemen met de sociale hiërarchie in de appartementen op de ama-campus: er heerst strijd op de ama campus, er zijn te weinig mensen beschikbaar om hier op toe te zien. Er is onmacht bij Nidos en Coa en je moet oppassen dat je niet alleen naar elkaar blijft wijzen. Idee van speciale behoefte analyseren spreekt aan en minder de gespecialiseerde zorg. Voogd moet kunnen overzien op welke gebieden kan ik allemaal letten om het leven voor dit kind beter te maken. Het is een instrument om beter te inventariseren welke risico’s en kansen en krachten hebben om ze beter te kunnen begeleiden. Wanneer je interventies zou kunnen plegen. Wat zijn de krachten, zodat je in de vrije tijd activiteiten kunt ontwikkelen die hem krachtiger kunnen maken. Nidos vraagt of je ook mechanismen in werking kunt stellen waardoor kwetsbaarheid afneemt. Beschikbaarheid van voogd is belangrijk. Gelijkschakeling met Jeugdzorg is belangrijk. Die voogden gaan toe naar case load van 15 pupillen. Nidos wil ook van 25 naar 15, maar dat vindt geen gehoor. De problematiek gaat vaak de pedagogische vaardigheid van de mentoren te boven. Doel van de vragenlijst zou kunnen zijn: De mate waarin de kwetsbaarheid zich manifesteert, welke belemmerende factoren zijn er die de kwetsbaarheid vergroten of weinig bijdrage leveren voor het verminderen van kwetsbaarheid? Is een heel andere insteek, dat vereist een andere schaal, en ander onderzoek. Daardoor is het heel lastig kwalitatief goede feedback te geven. Vooralsnog lijkt de lijst weinig toegevoegde waarde boven het model van Kalverboer te hebben en lijkt het belangrijker er voor te zorgen dat het Kalverboer-model meer en beter wordt toegepast in de begeleiding van de jongeren.
Einde