Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 25 november 2009 Een drukbezochte expertmeeting (ruim 100 deelnemers) zorgde woensdag 25 november, voor een levendige sfeer in en om de zalen van het NIFV te Arnhem. De deelnemers namen actief deel aan de discussies tijdens de goed bezochte workshops. En ook na afloop werd nog lang nagepraat. Een bijzonder moment bij de opening van de bijeenkomst was de ondertekening van het eerste convenant Netcentrisch Werken. In zijn betoog benadrukte Henri Lenferink het belang én noodzaak dat alle 25 veiligheidregio’s Netcentrisch Werken invoeren. “Door het zetten van een handtekening maakt dat een regio er ook daadwerkelijk naar kan handelen”. Een goede opsteker voor het project. Geboeid luisterde de zaal naar Frans Schippers, regionaal commandant/directeur Veiligheidsregio Kennemerland en lid expertgroep C2000, die de voorlopige resultaten van de expertgroep C2000 bekend maakte. Zijn vraag om de projectgroep te blijven voorzien van praktijkvoorbeelden werd goed ontvangen. De zes workshops die volgden na het plenaire gedeelte werden druk bezocht en overal ontstonden levendige discussies tussen workshopleiders en deelnemers, en de deelnemers onderling. De expertmeetings blijken duidelijk te voorzien in een behoefte. De onderwerpen sluiten goed aan bij datgene wat leeft in de praktijk. Dat laat ook deze goed bezochte expertmeeting zien. Daarom zal het Veiligheidsberaad in 2010 weer expertmeetings organiseren. Voor meer informatie: zie de kwartaaluitgave De Veiligheidsregio en www.expertmeetingsveiligheidsregio.nl Verslag Op de volgende pagina’s treft u, per onderdeel van de bijeenkomst, een korte samenvatting aan plus een verwijzing naar de bijbehorende presentaties. Heeft u vragen naar aanleiding van dit verslag of wilt u meer informatie over een bepaald onderwerp, stuur dan een mail naar
[email protected]
1
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
Plenair 1. De vier prioriteiten van de bestuurscommissie Informatievoorziening Door: Henri Lenferink De Leidse burgemeester Henri Lenferink, lid Dagelijks Bestuur en portefeuillehouder Informatievoorziening Veiligheidsberaad schetste in grote lijnen de ontstaansgeschiedenis van de veiligheidsregio’s. In navolging van de ontwikkelingen bij de politie verzocht een kleine groep de VNG om tot de vorming van veiligheidsregio’s te komen. Inmiddels zijn we nu zo ver dat de wet Veiligheidsregio’s is aangeboden aan de Eerste Kamer. De tweede ontwikkeling die Lenferink beschreef was die van de informatievoorziening. Door de oprichting van de Raad Multidisciplinaire Informatievoorziening (Raad MIV) lukte het om aantal ICT-vraagstukken die landelijk speelden op de agenda’s te krijgen. Raad MIV, inmiddels opgeheven, droeg zijn taken over aan het Veiligheidsberaad; de bestuurscommissie Informatievoorziening. Vanuit deze commissie is prioritering aangebracht in het grote aantal onderwerpen. “We hebben gekeken naar de haalbaarheid in termen van realiteit, absorptievermogen, capaciteit, financiën en technische mogelijkheden van de regio’s. De belangrijkste uitdaging zit in het creëren van draagvlak en besluitvorming. De keuze van de onderwerpen heeft ook te maken met de urgentie vanwege de wettelijke verplichting, zoals de aansluiting van basisregistraties.” De bestuurscommissie Informatievoorziening heeft vier prioriteiten benoemd waar zij zich de komende jaren op gaat focussen: • De verdere invoering van Netcentrisch Werken; • Het huidige Gemeenschappelijk Meldkamer Systeem (GMS) is technisch verouderd. Er wordt bezien op welke wijze vervanging plaats gaat vinden; • In de periode 2007-2010 wordt het stelsel van basisregistraties ingevoerd. Alle overheidsinstanties worden verplicht daarvan gebruik te maken, dus ook die in de veiligheidsector. Het is voor de sector van belang na te gaan wat de consequenties zijn en welke voorzieningen getroffen dienen te worden; • Het landelijke, multidisciplinaire en digitale communicatie netwerk C2000 is in 2006 opgeleverd. Het netwerk moet onderhouden worden. Er moet rekening gehouden worden met gedeeltelijke vervanging en toevoeging van functionaliteiten. Unanimeit is van essentieel belang voor de realisatie van alle vier de prioriteiten, benadrukte Lenferink. Als voorbeeld ging hij dieper in op de ontwikkelingen rond Netcentrisch Werken. Alle managementraden hebben unaniem ‘ja’ gezegd, maar de praktijk blijkt weerbarstig. Om zorg te dragen dat alle regio’s ook daadwerkelijk netcentrisch gaan werken wordt nu met elke veiligheidsregio een convenant afgesloten. Het betekent niet alleen een verdere standaardisering, maar ook dat de lasten gezamenlijk worden gedragen. Als “goed voorbeeld’’ ondertekende Lenferink namens veiligheidsregio Hollands Midden als eerste regio het convenant Netcentrisch Werken. Naar aanleiding van een vraag uit de zaal over het te gebruiken systeem bij Netcentrisch Werken gaf Lenferink aan dat in aantal regio’s discussie hierover is. “Wij bieden alle 25 regio’s Netcentrisch Werken aan. Enkele regio’s die hebben aangegeven te beschikken over een beter systeem, zullen pas in de tweede releasefase aanhaken.” Strategische Agenda
2
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
De Bestuurscommissie Informatievoorziening heeft voor de komende jaren een strategische agenda bepaald. “De strategische agenda betreft zaken die een gemeenschappelijk karakter hebben en niet specifiek op één regio zijn gericht. Door gezamenlijk op te trekken, vergroten de veiligheidsregio’s hun slagkracht. Met elkaar de stip op de horizon schetsen, maar wel zodanig dat we er ook komen. Het gaat om veiligheid en dan dient de informatievoorziening op orde te zijn. Overal en altijd.” De Bestuurscommissie onderscheidt twee hoofdthema’s op dit gebied: • Het eerste is het meldkamerdomein en de daaraan gekoppelde systemen. De meldkamer is het ‘hart’, het informatieknooppunt van de toekomst. • Tweede thema is het standaardiseren van het begrippenkader. Welke kaders gaan we hanteren binnen de architectuur van de meldkamers. Lenferink onderstreept het belang van de inbreng van gebruikers op tactisch en operationeel niveau, omdat het essentieel is om het beheer van voorzieningen als C2000, GMS en projecten zoals Sherpa, maximaal aan te laten sluiten op de behoefte van de praktijk. Dit naar aanleiding van een vraag over de gebruikersinbreng op diverse actuele dossiers. Lenferink benadrukt dat het kanaliseren van de inbreng van de inhoudelijk deskundigen in ieder geval plaatsvindt via de managementraden van de brancheorganisaties. Als partijen opmerkingen of commentaar hebben over een bepaald project, zoals Sherpa – dat nog niet ter besluitvorming is voorgelegd aan het Veiligheidsberaad -, worden zij opgeroepen dit vooral via de managementraden te laten weten aan het Veiligheidsberaad. Als goed voorbeeld noemt Lenferink het project Aristoteles, dat een degelijk en goed doorlopen besluitvormingstraject kent. Het Veiligheidsberaad heeft het advies van deze projectgroep overgenomen.
3
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
2. De feiten over C2000: toelichting op de voorlopige resultaten expertgroep C2000. Door: Frans Schippers “Er is iets aan de hand, maar wat?” Met deze vraag startte Frans Schippers, regionaal commandant/directeur Veiligheidsregio Kennemerland en lid expertgroep C2000, zijn verhaal over de voorlopige resultaten en conclusies van de Expertgroep C2000. Hij vergeleek de aanschaf van C2000 met het kopen van een mooie auto, die bij nader inzien toch niet zo goed was als men dacht. Maar waar ligt het nu aan? De opdracht van de minister van BZK aan de expertgroep luidt: stel de oorzaak van de communicatieproblemen vast en geef advies. De groep richt zich op drie aandachtsgebieden: de klachten van de gebruikers, de capaciteitsproblematiek en de grote media-aandacht. Het gevoel bij de gebruikers is dat het management hen de schuld geeft van de problemen. Daarom heeft de expertgroep de vraag omgedraaid: niet het systeem heeft een probleem, maar de gebruikers en hoe kunnen we dat oplossen. Ook DMO (Direct Mode Operation) en P2000 zijn meegenomen door de expertgroep, evenals Special Coverage Locations (SCL). Ook onderzoekt de expertgroep hoe de situatie is in het buitenland (Engeland, Zweden) en worden alle rapporten die over dit onderwerp zijn verschenen opnieuw getoetst. Verder heeft de expertgroep ook een klankbordgroep in het leven geroepen die hen ondersteunt en adviseert. Schippers blikte in zijn toespraak terug op de ontstaansgeschiedenis van C2000, waar hij zelf “van het prille begin af” aan heeft meegewerkt. En legde daarna de belangrijkste beschouwingen en resultaten uit de tussenrapportage voor aan de zaal. Voor wat betreft de dekking, is er een aantal capaciteitsproblemen. Onder andere bij de grens. Tegelijk loopt er – dit ter voorbeeld – een bezwaarprocedure tegen een zendmast in een gemeente door omwonenden. De keuze voor bestuurders is dan een hele lastige. De techniek is niet veranderd, de eisen van de gebruikers wel. De vraag ‘hoe dit op te lossen’ is voorgelegd aan NVBR, TNO en BZK voor verder onderzoek. Dan is er nog het heikele punt van regie: 550 autonome beslissers (onder andere over randapparatuur), het systeem is centraal, maar gepolderd weggezet. We moeten, aldus Schippers, toe naar een landelijk efficiënt werkend systeem. Inmiddels is het vraagstuk C2000 van Raad MIV naar het Veiligheidsberaad gegaan, en heeft de bestuurscommissie Informatievoorziening een belangrijke adviesrol gekregen, maar zijn er nog geen noodbevoegdheden geregeld. Op basis van de eerste bevindingen komt de expertgroep op de volgende aanbevelingen: Verbeteren van opleiden en oefenen • Saneren van de fleetmap (de set van mono- en multidisciplinaire afspraken); • Instellen van een projectorganisatie met voldoende slagkracht; • Het verbeteren van dekking (onder andere versneld invoeren). Hoe verder? De minister heeft op 18 november jl. aan de Tweede Kamer helder aangegeven dat zij binnen twee jaar de dekkingsproblemen wil oplossen in plaats van de acht jaar die er nu voor staat. Het gebruikersonderzoek loopt nog, evenals het onderzoek naar andere technische oplossingen. De expertgroep wil in ieder geval voor de kerstdagen het eindrapport aan de minister overhandigen.
4
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
De workshops A. Basisregistraties: waarvoor bent u verantwoordelijk en wat heeft u er aan? Door: Gert Jan Bosland en Harro Spanninga, adviseurs Berenschot. Inhoud workshop De deelnemers van de workshop bogen zich over het volgende vraagstuk: Alle overheidsinstanties worden verplicht om gebruik te maken van de basisregistraties, dus ook de veiligheidssector. Maar wat vraagt dit van de processen en van de systemen van uw organisatie? Welke randvoorwaarden moeten worden gehanteerd om te voorkomen dat iedereen zijn eigen oplossingen bedenkt en de uitwisselbaarheid op termijn niet meer voldoende is? Wat levert het ons en tegen welke kosten? Verslag Een eerste peiling levert het volgende beeld op: volgens de meeste aanwezigen in de regio’s wordt wel nagedacht over de invoering van de basisregistraties maar tot uitvoering komt het (nog) niet. Enkele deelnemers geven aan dat wel GMS hiervoor is (of wordt) ingericht. De zaal reageert geschrokken op het geschetste complexe toekomstbeeld van de workshopleiders: een wirwar van systemen en de hoeveelheid registraties. Wel is er de verplichting van de wet BAG om per 1 januari 2010 van de Gemeentelijke basisadministratie gebruik te maken. Op de vraag hoe het in andere landen geregeld is, blijkt Denemarken koploper te zijn, gevolgd door groot aantal andere Europese landen, waarbij cultuur en de Europese richtlijnen meespelen. In de VS wordt dit concept niet toegepast. Voor wat betreft de relatie met het Nationaal Uitvoeringsprogramma (NUP, voorheen Nationaal Urgentieprogramma): dit programma heeft het stelsel van basisregistraties en de gemeenschappelijke voorzieningen als een bestuurlijke prioriteit vastgesteld. Verder blijkt dat slechts 17 gemeenten de Basisregistratie Gebouwen op orde hebben. De oorzaken van de problemen liggen vooral bij automatisering, capaciteit gemeenten en landelijke capaciteit VROM. Hoe ligt de relatie met de veiligheidsregio’s en het meldkamerdomein? Bijvoorbeeld de weerstand bij de verplichte terugmelding. Hoe is dat nu? Volgens de workshopleiders moet de meldkamer dit toch terugmelden. Het gaat hier om het verstrekken van medische gegevens en het terugmelden van twijfels, fouten over woonadressen en gebouwen. Er ontstaat een discussie over wat tot het primaire meldkamerproces behoort en of het terugmelden van fouten hiertoe gaat behoren. Omdat veel basisregistraties een directe relatie hebben met de meldkamer, zijn de diverse meldkamersystemen hieraan gerelateerd. De zeven aanbevelingen van de workshopleiders worden toegelicht. Onder andere het verbeteren van de kwaliteit van het Nationaal LocatieBestand (NLB) waarvan de meldkamers in het gemeenschappelijk meldkamersysteem gebruik maken. Deze vertoont veel gebreken en het opstarten van de locatieserver door de vtsPN wil nog niet lukken. Voor de aansluiting op de basisregistraties is verder een van de problemen dat gemeenten afwijkende bestanden aanleveren en de meldkamer ook eigen adresbestanden bijhoudt, omdat het NLB foutief of niet volledig is. Er is ook kritiek op de meldkamers zelf: men vindt dat de meldkamers wel wat laat gereageerd hebben op de bovengenoemde ontwikkelingen. Basisregistraties zijn er voor om administratieve processen te stroomlijnen en er wordt benadrukt dat de meldkamer niet overladen moet worden overladen met een te groot informatieaanbod. Het gaat om een verhoging van de kwaliteit. De waarde voor de veiligheidssector ligt in verbetering van gegevenskwaliteit, de uniformering van gegevens op landelijk niveau en een betere aansluiting op het vervolgproces.
5
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
B. Totstandkoming Meldkamer Noord-Nederland. Door: Tom van der Vlist, Meldkamer Noord-Nederland Inhoud workshop De afgelopen jaren is er een ontwikkeling te zien naar bovenregionaal georganiseerde meldkamers. Voorbeeld is de bouw van een gezamenlijke meldkamer voor alle 1-1-2meldingen voor de regio’s Groningen, Friesland en Drenthe. Tom van der Vlist, projectleider van de meldkamer Noord-Nederland geeft een toelichting op de totstandkoming en implicaties van deze samenwerking. Verslag Van der Vlist licht allereerst de beweegredenen toe om de drie meldkamers samen te voegen: • De meldkamers van Friesland en Drenthe waren aan het einde van hun levensduur; • Rampen in Enschede en Volendam maakten duidelijk dat de meldkamerfunctie anders georganiseerd moest worden; • Samenvoeging biedt schaalvoordelen en daarmee ook economische besparingen; • Er was behoefte aan het uniformeren van processen en procedures zodat interregionale samenwerking makkelijker wordt. Er waren veel partijen betrokken bij de besluitvorming: 68 gemeenten en negen hulpverleningsdiensten. Er is bewust gekozen om voor de besluitvorming van het project geen PID (Project initiatiedocument) te gebruiken, maar een ‘rooddruk’ (die uitgaat van de ‘hoe’ vraag in plaats van de ‘wat’ vraag (blauwdruk). Hierdoor kan het veranderingsproces veel beter in gang worden gezet en het geeft daarbij bestuurders meer ruimte om te manoeuvreren in het hele traject. Waar loop je tegen aan? Van der Vlist schetst levendig de verschillende hindernissen: • Veel betrokken partijen; • Niet alle hulpverleningsdiensten zijn met de regionalisering even ver; • Het nieuwe vergunningenstelsel voor de ambulancesector kan complicaties geven; • Betrokken partijen willen toch een deel van hun autonomie behouden. In aanloop naar de nieuwe meldkamer worden de bestaande procedures nu al geüniformeerd, zodat samenvoeging straks eenvoudiger gaat. Voor een uitwijkoplossing voor de nieuwe meldkamer is samenwerking gezocht met andere regio’s die ook bezig zijn met samenvoeging van hun meldkamers (Operationeel Centrum Stichtse Brug van de regio’s Flevoland en Gooi en Vechtstreek en Meldkamer OostNederland van de regio’s IJsselland en Noord- en Oost-Gelderland). Met in totaal zeven regio’s wordt nu een ‘multidomein’ ingericht waarmee de meldkamers met elkaar verbonden zijn en informatie-uitwisseling mogelijk is. Ook andere regio’s hebben inmiddels belangstelling getoond voor het gedeelde domein. Aan de hand van fotomateriaal (zo bouwden de verschillende diensten hun ideale meldkamer op) vertelt Van der Vlist over de laatste ontwikkelingen en sloot af met beelden van de bouw van het nieuwe centrum.
6
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
C. Netcentrisch werken: lessons learned in Noord-Holland Noord Door: Frits Gronsveld, projectdirecteur Netcentrisch Werken en Jos Stierhout, directeur Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Inhoud workshop De juiste informatie, bij de juiste mensen, op het juiste tijdstip. Dat is de kern van Netcentrisch Werken. Maar netcentrisch werken, hoe werkt dat in de praktijk? Noord-Holland Noord paste Netcentrisch Werken toe tijdens FloodEx, een grootschalige internationale oefening en tijdens de grote duinbranden in Schoorl. Wat zijn de lessons learned in deze regio? Verslag Voorafgaand aan zijn inleiding nodigde Frits Gronsveld, projectdirecteur Netcentrisch Werken, Jos Stierhout, directeur Veiligheidsregio Noord-Holland Noord om namens deze regio de handtekening te zetten onder de overeenkomst ‘Afronding implementatiefase en overgang naar de operationele fase Netcentrisch Werken in de Veiligheidsregio NoordHolland Noord’. In de afgelopen periode is door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en het project Netcentrisch Werken gezamenlijk gewerkt aan de implementatie van de Netcentrische Werkwijze voor de operationele informatievoorziening bij (grootschalige) incidenten. Gedurende de implementatiefase is door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord gebruik gemaakt van de oefenomgeving van het Landelijk Crisismanagementsysteem CEDRIC. Beide partijen hebben geconstateerd dat het implementatieproces zover is gevorderd, dat deze fase kan worden afgerond en de regio nu klaar is voor de operationele fase. Noord-Holland Noord is met het tekenen van deze overeenkomst een stap verder dan een groot aantal andere veiligheidsregio’s. Het is de bedoeling dat alle veiligheidsregio’s met het ondertekenen van een convenant het Netcentrisch Werken bekrachtigen. En, zo gaf Gronsveld in zijn inleiding duidelijk aan, de veiligheidsregio’s worden verplicht (via AMvB, zoals tijden, regelgeving en uitgangspunten) om hun informatievoorziening en besluitvorming zo soepel mogelijk te laten verlopen. Het is niet vrijblijvend. Aan de hand van praktijkvoorbeelden schetste Gronsveld een duidelijk beeld over de ontoereikendheid van de huidige informatievoorziening bij grootschalige incidenten. Waarbij hij aangaf dat een incident echt niet zal ophouden bij een regiogrens. Reden te meer om de informatievoorziening zo optimaal te organiseren en te standaardiseren. Netcentrisch Werken beoogt: A: Dezelfde informatie voor iedereen tegelijk beschikbaar; B: Alle regio’s in één netwerk / één applicatie; C: Techniek verbeteren ‘on the job’. Uitgaande van de huidige praktijk, van daaruit verder verbeteren. Bevestigend antwoordde Gronsveld op de vraag of ‘organisaties niet zelf een grote rol spelen bij de informatievertraging. “Absoluut. Maar het gaat bij netcentrisch werken om vier processen die evenveel aandacht vragen: mensen, techniek, processen en organisatie.” Daarnaast worden ook specifieke problemen onderzocht zoals bij de veiligheidsregio’s die te maken hebben met grensproblemen. Verder worden partners als waterschappen en Defensie uitgenodigd. Vanuit de zaal kwam de vraag over koppelingen van systemen. Gronsveld gaf aan dat bijvoorbeeld de koppeling met GEO ingewikkelde materie is. Momenteel loopt in GelderlandMidden onderzoek naar verschillende mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande systemen. Hij benadrukt daarbij dat het soms wel erg
7
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
veel over techniek gaat, terwijl steeds naar het totaalbeeld moet worden gekeken: mens, techniek, proces en organisatie. Ervaringen delen Jos Stierhout, directeur Veiligheidsregio Noord-Holland Noord gaf kort en bondig de noodzaak om zo spoedig mogelijk netcentrisch te gaan werken: “We wisten dat de internationale overstromingsoefening FloodEx er aan kwam. Omdat we wilden dat iedereen van meet af aan zou gaan samenwerken zijn we gestart met Netcentrisch Werken. Hoe eerder hoe beter, want FloodEx zal een behoorlijke uitdaging zijn”. Vandaar dat deze regio al in de zomermaanden een start maakte met netcentrisch werken. Stierhout schetste vier knelpunten: A. De structuur: veel plaatselijke verschillen van de gemeentelijke processen. Dit gold ook voor de referentiekaders; B. Crisiscommunicatie; meer dan voorheen vragen burgers om snelle en actuele informatie; C. Het informatiemanagement is onvoldoende op orde (dit wordt ervaren als het grootste knelpunt, want, aldus Stierhout “als dat ontbreekt of ontoereikend is, dan kun je ook je communicatie naar je burgers nooit goed doen”; D. Meldkamer: bij crisissituaties zo is de ervaring, “loopt deze zeer snel vol”. Daarom is het belangrijk dat er niet alleen een crisiscoördinator is, maar ook een informatiemanager die zorgt dat de informatiekanalen soepel blijven lopen. De meldkamer is je basis, je bron, zorg dat je dat goed op orde heb, maar heldere werkafspraken. Stierhout neemt daarna de deelnemers aan de hand van een grote hoeveelheid beeldmateriaal ‘mee naar de twee grootschalige incidenten’: de branden bij Schoorl en FloodEx. Heel wat leermomenten zijn er geweest. Zowel bij FloodEx als bij de brand. Onder andere het inschakelen van Defensie, maar ook van boswachters (“die kennen het gebied op hun duimpje”). Ook gaf hij aan dat er nog heel wat haken en ogen zitten aan Netcentrisch Werken, maar dat vergeleken bij het verleden, er enorme vooruitgang is geboekt. Stierhout eindigt zijn betoog met “Een laatste hartenkreet: het begint bij de meldkamer, dat is je basis, GEO, GMS, zorg ervoor dat alles geruisloos kan overgaan naar grootschalige incidenten.”
8
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
D. Standaardisatie: eerlijk zullen we alles delen… Door: Leonore Duiker en Piet de Knegt, Bureau Veiligheidsberaad Inhoud workshop De samenwerking tussen de hulpverleningsdiensten onderling en met hun partners vraagt in toenemende mate om standaardisatie. Om informatie te kunnen uitwisselen zijn standaarden noodzakelijk. Maar ook als het gaat om de inrichting van werkprocessen, kan standaardisatie bijdragen aan een effectievere hulpverlening aan de burger. Maar hoever kan en moet je daar in gaan? Waar moet je landelijk sturen en wat blijft de vrijheid van een regio? Een verkenning. Verslag Tijdens deze workshop werd de opvatting van de deelnemers gepeild over hoe ver ‘het veld’ zou moeten of kunnen gaan in het standaardiseren van de informatievoorziening. Door middel van prikkelende stellingen werd getracht conclusies te trekken over wat landelijk aangestuurd zou moeten worden en wat door de veiligheidsregio’s. Maar voordat deze discussie plaatsvond werd eerst met elkaar gesproken over de definitie ‘standaardisatie’. Hiervoor werden twee voorbeelden gebruikt: het standaardiseren van werkafspraken over meldingsclassificaties van brandweer, politie en ambulance. En, als tweede voorbeeld, de set van afspraken, gespreksgroepen en randapparatuur van C2000, de zogenaamde fleetmap. Geconcludeerd werd dat er een verschil is tussen het standaardiseren van samenwerking en het standaardiseren van werkprocessen, maar tot een echte definitie kwam de groep niet. Ondanks het gevarieerde gezelschap, van projectleiders en ict-beheerders tot informatiemanagers en beleidsadviseurs, was men het over veel van de stellingen grondig eens. Lokaal beheer in de veiligheidsregio’s moet je zeker houden, maar richt het dan wel uniform in. Want, om maar een voorbeeld te noemen, medewerkers van meldkamer X een dag probleemloos laten werken in de meldkamer van regio Y is nu nog een utopie. Het feit dat de veiligheidsregio’s nog in ontwikkeling zijn, wil niet zeggen dat de tijd nog niet rijp is voor landelijke afspraken. Regionaal mandaat is daarbij geen absolute voorwaarde voor een aantal deelnemers. “Het zou helpen als er zaken van bovenaf gefaciliteerd worden. Bij mij leeft de behoefte aan een dynamische standaard”, aldus een van de aanwezigen. De workshopleiders poneerden vervolgens de vraag of het initiatief hiervoor zou moeten liggen bij de monodisciplinaire koepels. Nee, was het gezamenlijke antwoord, te zien aan de rode stembriefjes in de zaal. De meldkamer en de veiligheidsregio zijn per definitie multidisciplinair, dus “vlieg standaardisatie dan ook op die manier aan. Inclusief een krachtige partij die, mét behoud van couleur locale in de regio’s, kan beslissen, beheren en sturen.” En werd daarbij benadrukt: “laten we niet schromen om ook eens het goede voorbeeld af te kijken bij andere sectoren”. Afsluitende conclusie die door iedereen gedeeld werd: “Als alles mono aangevlogen wordt, krijg je het dus niet multi.”
9
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
E. Wet versus praktijk: verbeterslagen informatiemanagement volgens Inspectie OOV Door: Peter van Dam, senior inspecteur, projectleider RADAR bij de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Inhoud workshop Informatiemanagement is de kern van effectieve rampenbestrijding. Recente, door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV), uitgevoerde onderzoeken tonen aan dat op het gebied van informatiemanagement nog veel valt te verbeteren. In deze workshop wordt de relatie gelegd tussen de onderzoeken van de Inspectie OOV en de eisen die worden gesteld aan informatiemanagement in de wet Veiligheidsregio’s en het Besluit Veiligheidsregio’s. Verslag Peter van Dam, werkzaam sinds 2003 als projectleider RADAR, en daarvoor ruim 20 jaar bij de politie, neemt de deelnemers mee terug naar de vuurwerkramp Enschede. De aanleiding om het gehele veiligheidsvraagstuk aan te pakken. En nu ligt er dus de opdracht van de minister om “door de bril van de nieuwe regeling” te kijken of de veiligheidsregio de zaken op orde hebben. Vandaar ook de RADAR oefening, onderdeel van het programma Rampenbestrijding op orde, waaronder ook (multidisciplinair) oefenen en opleiden vallen. RADAR heeft tot nu toe opgeleverd: • Toetsingskader; • Per regio rapportage (en verbeterpunten); • Overall rapportage voor de minister. Groot knelpunt in de praktijk is dat het de meldkamer niet lukt om binnen vijf minuten de juiste en actuele informatie te hebben. Van Dam vraagt aan de deelnemers, waarvan een groot deel werkzaam is bij de meldkamer, waarom dit niet lukt. Een aantal redenen wordt genoemd, waaronder de hoeveelheid informatie, maar ook de hoeveelheid aan handelingen die een centralist onder spanning moet verwerken. Hoe realistisch zijn de vijf minuten? Oplossingen worden gezocht in het opleiden en trainen. Ook de rol en functie van de centralist zou opnieuw moeten worden bekeken. “Meer zwaarte toekennen aan de inhoud hiervan” was een van de suggesties. Verder werd aangegeven dat de eis van multidisciplinair optreden in meldkamer nog onvoldoende wordt toegepast. Van Dam geeft aan dat ook bestuurders zouden moeten nadenken over de rol en het belang van meldkamer. De praktijk laat zien, dat bestuurders niet altijd de goede of juiste informatie hebben. Daarom is de rol van informatiemanager (Netcentrisch Werken) zo belangrijk. Deze functioneert als knooppunt. RADAR laat zien hoe noodzakelijk het is dat de meldkamers op orde zijn. En dat de informatievoorziening voldoet. Het is aan bestuurders om hierin keuzes te maken, maar de burger heeft wel recht op veiligheid, dat zou het uitgangspunt moeten zijn.
10
Verslag Expertmeeting Informatievoorziening 251109
F. Het belang van een informatiebeleidsplan Door: Guus Zijlstra, programmacoördinator informatiemanagement, NVBR en Arend de Jong, M&I Partners. Inhoud workshop Volgens de Wet Veiligheidsregio's is iedere regio verplicht een paragraaf over informatievoorziening op te nemen in het regionale crisisplan. Waarom is een informatiebeleidsplan van belang voor de veiligheidsregio? Wat moet er eigenlijk in staan, hoe kom je aan die informatie en vervolgens: hoeveel moet je er op sturen? En wat is daarin anders dan een informatiebeleidsplan voor de brandweer of de GHOR? Verslag De workshop startte met het geven van een algemeen beeld waar een informatiebeleidsplan over zou moeten gaan, namelijk het bieden van een strategisch kader voor informatiemanagement. Gelijk kwam naar boven dat het papier waarop beleidsplannen geschreven worden geduldig is, maar dat je je wel dient te bedenken waarvoor je zo’n plan schrijft, wat je er mee wilt bereiken en voor wie je het plan schrijft (met de sub-vraag wie is de eigenaar). Er ontstond een levendige discussie over de vraag over welke informatie voor welke doelgroep in het informatiebeleidsplan opgenomen zou moeten worden. Een greep uit de veelheid van meningen: • De operationele inzet dient ondersteund te worden vanuit de eigen discipline; • Operationele inzet van alle disciplines dient ondersteund te worden; • Niet alleen de operationele inzet, maar ook het management dient bediend te worden; • Naast het informatiebeleidsplan dient ook een communicatieplan gemaakt te worden, eventueel als onderdeel ervan; • Bestuurders dienen goed bediend te worden, zij moeten (multidiscipliniair) tijdig dusdanige informatie krijgen dat zij hierop beslissingen kunnen nemen; • De meldkamer dient informatieknooppunt te worden en zo snel mogelijk het bestuur te informeren; • Wat heeft een burgemeester aan een informatiebeleidsplan bij bijvoorbeeld rampen? Kan hij weten dat geld voor repressiedoeleinden (zoals een nieuwe brandweerauto) gemakkelijker te verdedigen is in de gemeenteraad dan geld voor andere onderdelen van de keten? Gelet op de beperkte tijd en de veelheid van meningen is het niet verwonderlijk dat er geen conclusies getrokken kunnen worden, anders dan dat de betekenis en inhoud van een informatiebeleidplan op zich al zeer divers ingevuld wordt. Ook in 2010 zal het Veiligheidsberaad expertmeetings organiseren, meer informatie hierover is begin volgend jaar te vinden op: www.expertmeetings-veiligheidsregio.nl.
11