Verslag Expertmeeting FPPO 28 september 2012 Aanwezig: M. Beukers, B. van Giessen, P. van Koppen, W. van Kordelaar, S. van Loenhout, H. Merckelbach, J. van Mulbregt, R. Rijnders, E. van Ruth (notulen), A. Schouten, M. Smithuis, J. van Velzen (dagvoorzitter), T. Verheugt en M. Westerborg Afwezig met kennisgeving: W. Canton, D. Cooke, C. van Esch, F. Lösel, H. van Marle en E. Mol Kennismaking en doel van de dag De aanwezigen stellen zich kort aan elkaar voor en de dagvoorzitter bedankt eenieder voor hun aanwezigheid en bereidheid mee te denken en het College gerechtelijk deskundigen (College) te voorzien van advies inzake de (her)registratie-eisen voor het deskundigheidsgebied Forensische Psychiatrie, Psychologie en Orthopedagogiek (FPPO) voor de periode 2014-2018. Het doel van de expertmeeting is te verkennen of de huidige omlijning, registratie-eisen en toetsingswijze van het deskundigheidsgebied per juni 2014 bijstelling verdiend. Hierbij moet in ogenschouw genomen worden dat het één eisenpakket, dat wil zeggen, één document zal zijn, waarbinnen onderscheid gemaakt kan worden tussen: 1. deskundigen die een aanvraag tot herregistratie doen, de herregistreerders, 2. deskundigen die nieuw in het veld komen, de pasopgeleide rapporteurs en 3. deskundigen die niet nieuw zijn in het veld en niet eerder geregistreerd zijn, bijvoorbeeld buitenlandse deskundigen. Voor deze drie groepen aanvragers kan, indien geëigend, onderscheid gemaakt worden in registratie-eisen en toetsingswijze. Uit de documenten moet helder blijken wat voor wie zal gelden. Van belang voor deze drie groepen is voorts: - Het College heeft eerder besloten dat pasopgeleiden in het FPPO veld, de pas (postacademisch) afgestudeerde forensische opleidelingen, in eerste instantie alleen voorwaardelijk geregistreerd kunnen worden indien zij in aanmerking komen voor registratie. Met de in het kader van de forensische opleiding onder supervisie opgemaakte rapporten kunnen zij namelijk nog niet volledig aantonen zelfstandig kwalitatief goede rapporten te schrijven. - Voor deskundigen die zich willen laten herregistreren geldt vooralsnog dat het Besluit register deskundigen in strafzaken (Brdis) bepaalt dat een voorwaardelijke registratie slechts eenmaal mogelijk is. Verhoging of uitbreiding van de registratie-eisen en een standaard voorwaardelijke registratie voor
1
-
nieuwkomers nopen wellicht tot aanpassing van het betreffende artikel van het Besluit. Het College heeft eerder besloten dat herregistreerders bij hun aanvraag tot herregistratie een tweetal relevante zaaksrapporten naar eigen keuze opgemaakt daaraan voorafgaande twee jaar dienen in te sturen.
Naast de omlijning en registratie-eisen wordt ook de toetsingswijze besproken. Op dit moment wordt vrij intensief getoetst met een administratieve, schriftelijke en waar relevant mondelinge toetsing waarbij de toetsingsadviescommissie bestaat uit tenminste drie personen, meestentijds een jurist, een psychiater en een psycholoog. Voor een herregistratie na een (on)voorwaardelijke registratie is een minder intensieve toetsing mogelijk, afhankelijk van de mate waarin de registratie-eisen verhoogd en/of uitgebreid worden. Het College heeft ook eerder besloten dat in geval van een herregistratie de aanvraag in de volgende fasen wordt getoetst: a. administratief door het Bureau NRGD; b. inhoudelijk door een TAC bestaande uit 1 jurist en 1 vakdeskundige uit hetzelfde deskundigheidsgebied als de aanvrager. De toetsers oordelen eerst individueel en bespreken hun bevindingen. Zijn zij het eens dat de deskundige voldoet, dan volgt een unaniem positief advies aan het College. In ieder ander geval volgt een nadere toetsing. c. aan de TAC wordt 1 vakdeskundige toegevoegd uit hetzelfde deskundigheidsgebied als de aanvrager. Het unanieme advies luidt registreren of niet registreren. Stel dat pasopgeleide rapporteurs in de toekomst een forensische opleiding met goed gevolg hebben afgerond: zou een minder intensieve toetsing door het NRGD kunnen worden gerealiseerd? Dit is bijvoorbeeld mogelijk door het zwaartepunt te verschuiven naar de, in voldoende mate ge-externaliseerde onafhankelijke, examinering van de opleiding waarbij de opleiding en examinering erkend zouden kunnen worden door het NRGD. Discussie over elementen De suggestie wordt gedaan als startpunt van het discours de vraag te stellen wat een ideale deskundige zou zijn om te voorkomen dat de registratie-eisen al te gedetailleerd en onhanteerbaar worden. Het NRGD legt enerzijds kwaliteitseisen neer voor vrij breed omschreven deskundigheidsgebieden en niet voor allerlei subspecialiteiten. Anderzijds is het NRGD niet het doel maar een hulpmiddel voor het stimuleren van de kwaliteit van de forensische rapportage – het moet dus gezien worden in een grotere context met andere kwaliteitsstimulerende en –waarborgende instrumenten. Omlijning In de huidige omlijning valt het onderzoek naar de traumatisering en belastbaarheid van slachtoffers en getuigen binnen het geregistreerde deskundigheidsgebied. Het komt echter in de praktijk niet zo vaak voor dat deze vragen door opdrachtgevers gesteld worden en het wordt tijdens de toetsing zelden getoetst. Het lijkt er gezien de formulering wel op dat geregistreerden hiertoe bekwaam zijn. De deskundige, het NIFP en de opdrachtgever dienen erop toe te zien dat een deskundige in een specifieke zaak de benodigde specialiteit in huis heeft om deze vragen te kunnen beantwoorden. Verder stelt de Gedragscode van het NRGD de eis dat een deskundige te allen tijde binnen de grenzen van zijn deskundigheid moet rapporteren.
2
Wel is het goed eens te onderzoeken of deze bekwaamheden mogelijk beter thuishoren bij de rechtspsychologie, net als de betrouwbaarheid van een getuigenis. Daarnaast zou onderzocht kunnen worden binnen welk deskundigheidsgebied vraagstukken als geheugenstoornissen en malingering/simuleren thuishoren. De deelnemers aan de expertmeeting adviseren het College de discussie over de afbakening van de deskundigheidsgebieden FPPO en Rechtspsychologie apart op de agenda te zetten voor een volgende bijeenkomst. In een dergelijke bijeenkomst kan ook meegenomen worden of voor TBSverlengingszaken, Long Stay en forensisch milieuonderzoek een apart deskundigheidsgebied genormeerd zou moeten worden. W. van Kordelaar en M. Beukers zullen deze discussie voorbereiden middels een discussiestuk voor het College. Begin 2013 zal een bijeenkomst gepland worden. Registratie-eisen en toetsingswijze Onder art.12(2) a. 1. van de registratie-eisen adviseren de deelnemers aan de expertmeeting het College een nadere formele explicitering te maken van de mogelijke registraties die in elk geval als voldoende worden beschouwd: “…in het BIG-register als GZ-psycholoog, in het NIP-register als registerpsycholoog Kinder en Jeugd of het NVO-register als Orthopedagoog Generalist.”
In de voetnoot bij art.12(2)a.2 staat dat het College aan deze specifieke eisen op termijn zal toevoegen dat een aanvrager op dit deskundigheidsgebied een forensische rapporteuropleiding met goed gevolg dient te hebben afgerond. Ontwikkelingen zijn gaande die deze eis geëigend maken voor het deskundigheidsgebied, het is echter nog onduidelijk op welke termijn dit gerealiseerd zal worden. De deelnemers aan de expertmeeting adviseren het College daarom deze eis voor de periode 2014-2018 vooralsnog als volgt in de registratie-eisen op te nemen: “Een aanvrager dient bij voorkeur een forensische rapporteuropleiding met goed gevolg te hebben afgerond, zoals aangetoond kan worden door een certificaat van een door het NRGD erkende opleiding”.
Op termijn zou de zinsnede bij voorkeur eruit gehaald kunnen worden afhankelijk van de ontwikkelingen in de rapportagepraktijk. Onder 12(2)a.1 adviseren de deelnemers aan de expertmeeting het College voor de helderheid “en” toe te voegen tussen onderdelen 1.b. en 1.c. nu onderdeel c. voor alle aanvragers geldt: b. met goed gevolg een geneeskundige Master/Doctoraal opleiding aan een universiteit te hebben afgerond en tevens psychiater te zijn. en c. de ontwikkelingen van de wetenschappelijke literatuur bij te houden.
Deskundigheidbevordering Sommige elementen in de registratie-eisen zijn lastig te toetsen op basis van schriftelijke bescheiden, bijvoorbeeld het bijhouden van wetenschappelijke literatuur (art.12(2) a onder 1.c.). Niet altijd zie je verwijzingen in de rapporten naar wetenschappelijke literatuur terug. Omdat een forensisch rapporteur wettelijk moet rapporteren over wat
3
zijn wetenschap hem leert, is het wel een belangrijk element. Anderzijds moet een rapporteur per zaak een inschatting maken in hoeverre wetenschappelijke inzichten een verklaring kunnen vormen voor het gedrag van de onderzochte. De deelnemers aan de expertmeeting adviseren het College in het document voor herregistreerders eisen op te nemen met betrekking tot het aantoonbaar maken van opgedane deskundigheidsbevordering: “Aanvragers dienen aantoonbaar in de afgelopen 4 jaar minimaal 48 uur in totaal aan forensische deskundigheidsbevordering te hebben gedaan (bijvoorbeeld congresbezoek, publicaties, training geven/volgen).” Voorts adviseren de deelnemers aan de expertmeeting het College te onderzoeken hoe eisen van deskundigheidsbevordering in het buitenland, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, gesteld zijn. Actie: NRGD Intervisie Het College heeft eerder voor het deskundigheidsgebied FPPO besloten als registratieeis het bijwonen van forensisch relevante intervisie (ter beoordeling van de TAC en het College). De deelnemers aan de expertmeeting adviseren het College de volgende eis op te nemen: “Aanvragers dienen in de afgelopen 4 jaren aantoonbaar minimaal 32 uur te hebben geparticipeerd in een vorm van gestructureerde forensische intervisie.” Ervaringseisen Voor de eisen onder 12(2)a. onderdeel 2. adviseren de deelnemers het College in de consultatiefase het veld het volgende voorstel voor te leggen. - Voor herregistreerders “als forensische basis: in de afgelopen 4 jaren een minimum van 12 rapporten te hebben opgemaakt” te eisen. - Voor pas opgeleide rapporteurs die na de voorwaardelijke periode een aanvraag tot onvoorwaardelijk registratie indienen: “in de afgelopen 2 jaren een minimum van 6 rapporten te hebben opgemaakt, inclusief rapporten waarin de standaardvraagstelling is beantwoord” te eisen. Review Onder 12(2) i. adviseren de deelnemers het College om expliciet de eis op te nemen dat review van gemaakte rapporten aantoonbaar moet zijn. In de praktijk kan dit worden aangetoond door aanvragers middels de Lijst van zaaksinformatie. Bewijsstukken van ontvangen feedback wordt dan in gewijzigde vorm verplaatst naar de verplicht in te sturen bewijsstukken. De deelnemers aan de expertmeeting adviseren het College de tekst in het addendum over het minimaal twee keer zien van de onderzochte te handhaven, met dien verstande dat in plaats van ‘richtlijnen’ wordt opgenomen “jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege” en de aanvulling dat “Toetsingsadviescommissies in de toetsing van aanvragen uitdrukkelijk de zorgvuldigheid van het onderzoek (verzamelen van onderzoeksgegevens en beroepsattitude) zullen meewegen. De ingezette instrumenten dienen in verhouding te zijn tot de onderzochte vraagstellingen.” Overige besproken punten
4
Wat is het effect van het NRGD op de rapportagepraktijk c.q. in welke zin veranderen rapportages? Het zou heel goed zijn om meer inzicht te verkrijgen in de veranderde kwaliteit van de rapporten en de mogelijk invloed die het NRGD hierop heeft. Een empirisch onderzoek zou hierbij behulpzaam kunnen zijn. De vraag is hoe en wanneer dit kan plaatsvinden. Ook is de financiering van een dergelijk onderzoek relevant. Het NRGD zou een dergelijk onderzoek van harte te ondersteunen. Tot slot is besproken of op het adviesbeoordelingsformulier ruimte moet worden geboden voor een optie ‘onbekend’ indien de toetsingsadviescommissie op basis van het beschikbare materiaal niet kan toetsen of bijvoorbeeld binnen de gestelde termijn is gerapporteerd (art.12(2) h.).
5