Jeuk!
Verslaglegging expertmeeting 2012
1
2
Jeuk! Verslaglegging expertmeeting 2012 Dit verslag werd op verzoek van het Forum Biotechnologie & Genetica gemaakt door wetenschapsjournalist Rob Buiter
4
Jeuk!
C OP CO OPY O PYR PY RIGH GH H T LLII NELL NEL ELLL E DE EL DEUNK U UN UNK
Wie bedenkt een effectief middel tegen jeuk bij brandwonden? In het rapport ‘Nieuw en Nodig’ presenteerde de Gezondheidsraad in 2011 een investeringsagenda voor onderzoek naar innovatieve en relevante medische producten. Een van die gewenste producten was, aldus de Gezondheidsraad, een middel tegen jeuk bij brandwonden. Om te ontdekken waarom zo’n middel er nog niet is, en vooral ook om te inventariseren wat er gedaan moet worden om wél tot zo’n middel te komen, is op 5 oktober 2012 een eerste expert meeting gehouden rond het thema jeuk bij brandwonden. Deze dag was een initiatief van de Vereniging van Mensen met Brandwonden, het Forum Biotechnologie en Genetica en GlaxoSmithKline en stond onder leiding van dagvoorzitter Rudolf van Olden van GlaxoSmithKline.
PERSOONLIJK De noodzaak van een bijeenkomst over jeuk werd onderstreept door het persoonlijke verhaal van Frans Bögels (64). In 1957 kreeg hij een ongeluk met een FRANS BÖGELS
5
liter brandende benzine, waar-
door maar liefst 72% van zijn lijf verbrandde. Nadat hij tien maanden slapend was gehouden, was een verschrikkelijke jeuk een van de eerste dingen die hij gewaar werd. “Ik heb het verband eraf gekrabd, zo erg jeukte het!” In 1960, drie jaar na het ongeluk, werd Bögels aan zijn heupen geopereerd om de stand van zijn lichaam te verbeteren. “Het werd een lange periode van weer een heel nieuw soort jeuk: jeuk onder gips! Het was gekmakend.” Uit gesprekken met lotgenoten leerde Bögels dat ‘jeuk’ en ‘jeuk’ nooit hetzelfde is. “De oorsprong van de brandwonden maakt bijvoorbeeld veel uit. Van een andere patiënt begreep ik dat hij een soort elektrische schokken voelde in de uithardende getransplanteerde huid. Hij vertelde me ook dat hij alleen nog met hulp van medicijnen kon slapen, met als gevolg dat hij daar weer verslaafd aan raakte.” Na meer dan een halve eeuw heeft Bögels tot op de dag van vandaag nog iedere dag jeuk. “Er is zeker een relatie met stress en vermoeidheid. Ik ben erg benieuwd wat zogenaamd primitieve volkeren voor ons zouden kunnen betekenen in het onderzoek naar jeuk. In de verschillende natuurgeneeswijzen blijken goede ideeën te bestaan over brandwonden en over jeuk. Maar één ding is zeker: het is een vreselijk probleem. Ze zeggen wel eens gekscherend ‘Alles went, zelfs hangen’. Dat ‘hangen’ went geloof ik graag. Maar jeuk, dat went nooit.”
6
Een overzicht van jeuk en –onderzoek in Nederland DR. MARIANNE NIEUWENHUIS
Bewegingswetenschapper Dr. Marianne Nieuwenhuis is hoofd Klinisch Onderzoek van de Vereniging Samenwerkende Brandwondencentra in Nederland (VSBN) en daarnaast als onderzoekscoördinator verbonden aan het Brandwondencentrum van het Martini Ziekenhuis in Groningen, waar zij onderzoek doet naar de behandeling van brandwondpatiënten.
EPIDEMIOLOGIE Brandwonden kennen vermoedelijk net zo’n lange geschiedenis als het gebruik van vuur door mensen. Tegenwoordig zijn er wereldwijd 11 miljoen ziekenhuisopnames als gevolg van brandwonden door vuur. Van de 300 duizend doden per jaar komt 90% uit landen met gemiddeld lage inkomens. Sinds 1971 kent Nederland de Brandwonden Stichting. Het onderzoek aan brandwonden wordt in Nederland sinds 1997 door de onderzoeksafdeling van die stichting gecoördineerd. In 2003 werd die groep zelfstandig, onder de naam Vereniging Samenwerkende Brandwondencentra (VSBN, Association of Dutch Burn Centres ADBC). De drie aangesloten brandwondencentra – het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam, het Martiniziekenhuis in Groningen en het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk – namen in 2011 ongeveer 750 patiënten op. In totaal vinden jaarlijks gemiddeld 1.700 opnames plaats als gevolg van brandwonden in Nederland.
7
Meer dan een kwart van de patiënten die worden opgenomen in brandwondencentra is jonger dan vier jaar. De tweede grote groep is tussen 18 en 30 jaar oud.
DE LEEFTIJDSVERDELING VAN PATIËNTEN IN NEDERLANDSE BRANDWONDENCENTRA, BRON: BRANDWONDEN STICHTING
De ernst van brandwonden wordt onder andere uitgedrukt in het percentage van het lichaam dat is aangedaan. In termen van brandwonden is 15-20% al een zeer hoog percentage. Mensen met dergelijke verbrandingen vertonen systemische reacties, dus ook in delen van het lichaam die niet zijn aangedaan. Daarnaast is de graad van verbranding van belang. Bij een tweede en derdegraads verbranding is de huid meer dan oppervlakkig aangetast. Wonden die (naar verwachting) niet binnen drie weken helen worden chirurgisch behandeld, waarbij dood weefsel wordt verwijderd en huidtransplantatie wordt toegepast.
8
OVER HET HOOFD GEZIEN Jeuk lijkt een bijkomend probleem bij brandwonden dat lang over het hoofd is gezien. Een arts/behandelaar is geneigd vooral naar fysieke eigenschappen van de wond en het litteken te kijken. Dat lijkt ook logisch, zo lang een patiënt niets uit eigen beweging over de problemen van jeuk vertelt. Voor die patiënt zelf blijkt jeuk evenwel een van de belangrijkste eigenschappen van een wond of een litteken, zo niet de belangrijkste. Sinds 1988 wordt jeuk als klinisch probleem genoemd in de wetenschappelijke literatuur. De variatie in vóórkomen was volgens de eerste publicaties nog aanzienlijk. Waar sommige artikelen spraken van slechts 16% van de patiënten, waren de meeste auteurs er uiteindelijk van overtuigd dat het voorkomen van chronische jeuk veel algemener was.
EIGENSCHAPPEN Er wordt doorgaans een waaier van eigenschappen genoemd als het over jeuk gaat; van de timing (’s nachts, bij wonden die langer dan drie weken open zijn) via de belangrijkste plaatsen op het lichaam (vooral op benen en armen) tot de impact (enorm!). De objectieve vaststelling van jeuk in kwaliteit en kwantiteit is een continu punt van aandacht. Op dit moment wordt in de internationale literatuur gebruik gemaakt van verschillende min of meer glijdende schalen (zoals Visual Analogue Scales) tot meer recent ontwikkelde vragenlijsten. In Nederland gaat het dan om de Leuven Itch Scale of de Burns Itch Questionnaire.
ONDERZOEK Ook al neemt het onderzoek naar jeuk bij brandwonden de laatste jaren enorm toe, op het totaal van het brandwondenonderzoek is het nog steeds maar een minimale fractie van het onderzoek. Op het gebied van behandelingen zijn diverse opties onderzocht in grotere en kleinere klinische studies. Een probleem daarbij is dat alle jeuk doorgaans op een hoop wordt gegooid. Het lijkt evenwel voor de hand te liggen
9
dat jeuk die enkele dagen of weken na het ontstaan van een brandwond optreedt andere kenmerken heeft dan jeuk die maanden aanhoudt. Mogelijk, of waarschijnlijk, hebben verschillende vormen van jeuk ook verschillende behandelingen nodig.
AARD EN VOORKOMEN Het Nederlandse onderzoek heeft zich in 2004 eerst op de basis van het probleem gericht: wat is de aard en het voorkomen van jeuk bij brandwondenpatiënten? Uit een grote prospectieve studie onder ruim 500 patiënten in zes brandwondencentra in Nederland en België bleek dat nagenoeg alle patiënten drie maanden na de verbranding last hadden van jeuk. Na twee jaar had twee derde nog milde tot ernstige last van jeuk. De mate van jeuk was direct gerelateerd aan het aantal chirurgische ingrepen, maar ook aan de psychologische impact van het ongeval: meer trauma betekende meer jeuk. Tot een jaar na verbranding was ook het geslacht een belangrijke voorspeller: vrouwen hadden in dat eerste jaar meer last van jeuk dan mannen.
10
GETRANSPLANTEERD OF NIET Een tweede onderzoek maakte gebruik van de ‘Brandwonden Jeuk vragenlijst’, zodat naast intensiteit ook andere belangrijke factoren met betrekking tot jeuk in kaart gebracht konden worden. De resultaten van dat onderzoek worden op dit moment uitgewerkt, maar enkele voorlopige resultaten laten al zien dat er opvallende verschillen zijn ten aanzien van getransplanteerde en niet-getransplanteerde wonden. Ook zijn er belangrijke verschillen in jeuk over de verschillende delen van het lichaam. Jeuk zal in de toekomst een belangrijke rol blijven spelen in het onderzoek naar brandwonden. Zo zal volgend jaar onder andere een gerandomiseerde klinische studie worden gestart met een topicale toepassing van het tricyclische antidepressivum doxepine.
DE ERNST VAN JEUK, 3 MAANDEN, 1 JAAR OF 2 JAAR NA DE VERBRANDING. BRON: VAN LOEY ET AL. BR J DERMATOL. 2008.
11
De biologie van jeuk PROFESSOR SONJA STÄNDER
Dermatologe en jeukonderzoekster Professor Sonja Ständer van het academisch ziekenhuis in Münster presenteerde een overzicht van het fundamentele onderzoek aan jeuk en pijn.
Jeuk en pijn hebben veel overeenkomsten. Beide komen chronisch voor bij ongeveer één op de vijf mensen. Beide hebben ook een enorme impact op het dagelijks leven. Jeuk en pijn leiden ook beide een eigen leven, los van de achterliggende kwaal, en vereisen een eigen therapie. Er zijn middelen, zoals het anti-epileptische medicijn gabapentine, die zowel pijn als jeuk lijken te bestrijden. Er zijn ook essentiële verschillen: krabben remt jeuk, maar remt geen pijn. Tegelijk remt morfine wel pijn, maar weer geen jeuk. Jeuk blijkt ook zijn eigen wegen in het lichaam te hebben. In het centraal zenuwstelsel komen receptoren voor (zoals de gastrin releasing peptide receptor) die alleen jeuksignalen doorgeven, maar geen pijnprikkels.
VERSCHILLENDE ZENUWVEZELS Er bestaan verschillende typen zenuwen in de huid. ‘Type C’ zenuwvezels hebben geen isolerende myelinelaag. Ze geven signalen relatief traag door en worden geassocieerd met warmte- en koudeprikkels, mechanische prikkels, en ook met jeuk en brandende pijn. De vezels van het type A daarentegen zijn snel, hebben een isolerende myelinelaag en geven juist scherpe pijnprikkels door. Lange tijd werd jeuk gezien is als een aparte vorm van pijn. Maar in 1997 ontdekte de Duitse onderzoeker Martin Schmelz dat er ook verschillende typen C- zenuwvezels
12
bestaan: vezels die vooral pijn doorgeven en andere die vooral jeuk doorgeven.
SUBSTANCE P Substance P is een stof die een belangrijke rol speelt in de overdracht van jeukprikkels. Het blijkt dat in littekenweefsel minder sensorische zenuwvezels voorkomen (type A), maar juist meer type C zenuwvezels en ook meer substance P. Dit geldt overigens alleen voor hypertrofische littekens; niet voor de zogenoemde keloïde littekens (met collageenweefsel dat zich buiten de oorspronkelijke wond begeeft). In littekenweefsel komen ook meer mestcellen voor. In samenhang met jeuk produceren die meer histamine en ook meer ontstekingsfactoren (cytokinen) en Nerve Growth Factor (NGF), waardoor er ook weer meer collageen wordt geproduceerd en meer zenuwvezels. Jeuk is dus een vicieuze cirkel die doorbroken zou moeten worden. Ook stress heeft een belangrijke invloed op mestcellen, wat verklaart waarom jeuk verergert onder invloed van stress. Helaas betekent dit alles overigens niet dat antihistaminica helpen om de vicieuze cirkel van jeuk al in aanvang te doorbreken. Dat wil zeggen: niet bij alle mensen die last hebben van chronische jeuk in brandwondenlittekens.
13
Een deel lijkt wel baat te hebben bij antihistaminica, al is het de vraag of dat een direct effect is van het remmen van de jeuk, of een toevallige bijkomstigheid omdat deze middelen ook slaperig maken.
NIEUWE BENADERING Er is een veelbelovend aanknopingspunt in de neurobiologie voor de mogelijke behandeling van jeuk. De zogenoemde mu- en kappa-agonisten lijken een logische sleutel in het probleem van jeuk bij littekens. Tussen een zenuw in het centraal zenuwstelsel die jeuk doorgeeft, en een die pijn doorgeeft bestaat een schakel. Die schakel zorgt ervoor dat een pijnprikkel, bijvoorbeeld als gevolg van krabben, de jeukprikkel kan blokkeren. Omgekeerd verklaart die schakel ook waarom morfine juist jeuk kan induceren. Morfine blokkeert immers de overdracht van pijnprikkels, waardoor ‘jeukvezels’ ongestoord kunnen vuren. De schakel tussen jeuk- en pijnvezels wordt ‘bediend’ door mu- en ook kappa-opioïd receptoren. Recent onderzoek heeft laten zien dat kappa-antagonisten, die de schakel blokkeren, bij proefdieren krabben (lees: jeuk) induceren en dat de agonisten, die de schakel juist stimuleren, het krabben (en waarschijnlijk dus de jeuk) remmen. De stof nalfurafine is zo’n kappa-opioïd agonist. In Japan is de stof onder de merknaam Remitch® geregistreerd als medicijn tegen jeuk. (In onder andere Amerika en Europa is het middel voor andere indicaties in ontwikkeling geweest, maar niet succesvol gebleken. De toepassing als medicijn bij jeuk is – nog – niet geregistreerd.) Dit systemische medicijn moet zijn werk doen in het centraal zenuwstelsel, waar het de remming van jeukprikkels stimuleert. In het perifeer zenuwstelsel lijkt het juist een omgekeerd effect te veroorzaken, waardoor het als bijvoorbeeld zalf of een andere zogenoemd topicale toepassing niet voor de hand ligt.
14
Wondgenezing en zenuwuitgroei DR. NELLEKE RICHTERS
Medisch biologe Nelleke Richters promoveerde aan de Vrije Universiteit op de immunologie van de huid. Sindsdien werkt zij voor de Stichting Euro Skin Bank aan onderzoek rond wondgenezing en huidtransplantaties.
Zenuwen spelen een essentiële rol in wondgenezing. Uit proefdieronderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de wondgenezing vertraagt wanneer de zenuwen worden beschadigd. Maar kun je die observatie ook omdraaien? Is het zo dat de pijn in littekens op genezende wonden wordt veroorzaakt door extra zenuwgroei? Of is het aantal zenuwen gelijk, maar is er een hogere activiteit van neuropeptiden die zenuwprikkels doorgeven?
ONTSTEKING ALS BASIS Aan de basis van een genezende wond staat een ontstekingsproces. In dat proces spelen verschillende stoffen een rol die ook worden geassocieerd met jeuk (onder andere histamine, serotonine, mestcellen, prostaglandines, en neuropeptides). Het is de vraag of meer ontstekingsfactoren ook meer zenuwuitgroei genereren, en daarmee wellicht meer jeuk. De groep van Richters onderzocht de fundamentele processen rond wondgenezing, zowel in een proefdiermodel, als via biopten van littekenweefsel van patiënten met brandwonden. In het proefdiermodel kregen varkens onder verdoving brandwonden door middel van heet water op drie, strikt afgebakende stukken van de huid. In de daarop volgende dagen
15
werden biopten genomen van het aangedane stuk huid en werd ook het jeukgedrag van de dieren met behulp van videoopnames geregistreerd. Er werden drie behandelingen vergeleken: allogene huidtransplantatie, antibacteriële crème (Zilver Sulfadiazine, SSD) of hydrofiel verband. Veertien dagen na verwonding bleken de wonden van de varkens die met SSD waren behandeld veel meer zenuwvezels te bevatten dan de andere behandelingen. Tegelijk waren dat ook de wonden waar de dieren het meeste ‘jeukgedrag’ vertoonden. De littekens van die dieren lieten ook meer ‘dik’ littekenweefsel zien. Er was geen verschil ten aanzien van het aantal ontstekingscellen of mestcellen.
MET EXPERIMENTELE BRANDWONDEN OP DE HUID VAN VARKENS IS HET EFFECT VAN VERSCHILLENDE BEHANDELINGEN ONDERZOCHT.
16
SCHAARSE MONSTERS Het onderzoek aan de biopten van patiënten wordt beperkt door de beschikbaarheid: mogelijk zitten patiënten er niet op te wachten om hun littekens te laten bemonsteren door de onderzoekers. Wanneer de biopten werden gekleurd met een algemene marker voor zenuwvezels vertoonden de littekens minder zenuwen dan normale huid. In keloiden (littekens die doorgroeien buiten de originele wond) zagen de onderzoekers meer zenuwvezels in gebieden waar actieve fibroblasten aanwezig waren. Het onderzoek zal de komende jaren nog worden voortgezet om te ontdekken wat de exacte invloed is van het type behandeling op de uitgroei van zenuwcellen en het optreden van jeuk. Ook de komende jaren zal worden geprobeerd om voldoende biopten en serummonsters te verzamelen van mensen met brandwonden en –littekens.
17
Discussie Tijdens de discussie onder de deelnemers van het symposium zijn verschillende vragen, problemen en ideeën ter tafel gekomen.
HOE JEUKT HET? Een belangrijk probleem bij onderzoek en beoordeling van jeuk is de variatie. Patiënten geven aan dat er veel verschillende vormen van jeuk bestaan. Maar hoe omschrijf je die? Bovendien blijken veel patiënten bij hun behandelaar niet uit zichzelf over de jeuk te beginnen. ‘Jeuk is iets van thuis’, zeggen patiënten. Bij de arts gaat het vooral over de littekens. In die zin ligt er ook een verantwoordelijkheid bij de patiënten om jeuk en het gewenste onderzoek beter over het voetlicht te krijgen.
INTERNATIONALE SAMENWERKING Internationaal begint het jeukonderzoek langzaam structuur te krijgen, bijvoorbeeld via het International forum for the Study of Itch (www.itchforum.net) (IFSI). De IFSI houdt eens in de twee jaar een internationaal symposium waar de belangrijkste spelers in het veld bijeen komen.
GEMEENSCHAPPELIJKE INSTRUMENTEN De ontluikende internationale samenwerking heeft nog niet geleid tot bijvoorbeeld één universele vragenlijst om aard en omvang van jeuk bij brandwonden vast te stellen.
OBJECTIEVE MATEN Het onderzoek naar jeuk staat nog zo zeer in de kinderschoenen dat er ook nog geen harde, objectieve maten bestaan om de ene vorm van jeuk objectief te
18
onderscheiden van de ander; laat staan dat er een eenvoudige maat is om pijn van jeuk te onderscheiden.
JEUK.NET De zorg begint zich langzaam maar zeker te bewegen in ‘cyberspace’. Een sprekend voorbeeld is ParkinsonNet, een virtuele gemeenschap op internet waar patiënten en behandelaars elkaar treffen rond de Ziekte van Parkinson. Een vergelijkbaar initiatief voor patiënten met brandwonden zou kunnen helpen om deze mensen beter met elkaar en met hun behandelaars in contact te brengen. Op die manier worden patiënten wellicht ook meer uitgedaagd om jeuk als ‘probleem van buiten de spreekkamer’ bespreekbaar te maken. Zoals patiënten met de ziekte van Crohn elkaar al via Twitter op de hoogte houden van bijvoorbeeld de plaatsen van toiletten op stations, zo zou een analyse van Twitterberichten tussen brandwondenpatiënten ook kunnen leren hoe verschillende groepen hun verschillende vormen van jeuk ervaren.
HET JEUKT! Alle deelnemers aan het symposium zijn het erover eens dat dit initiatief navolging verdient. De Vereniging van Mensen met Brandwonden geeft aan dat het probleem van jeuk voor hen de hoogste prioriteit heeft, en de diverse wetenschappers hebben onderzoeksvragen genoeg. Voor een deel liggen die vragen ook al bij de Brandwonden Stichting in aanvraag voor subsidie. In dat licht waarschuwt Veronica van Nederveen, topambtenaar bij het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, de workshopdeelnemers dat schaarste van financiële middelen niet per se de beperking hoeft te zijn. Uit onderzoek van de Rotterdam School of Management blijkt dat de organisatie van innovatie een grotere invloed heeft op vooruitgang dan sec het geld. Wetenschappers, zorgverleners, industrie en patiëntenverenigingen zouden elkaar moeten opzoeken via bijvoorbeeld een op te richten ‘werkgroep jeuk bij brandwonden’, om de gewenste vooruitgang te bereiken.
19
Nawoord Waarom is dit product nog niet beschikbaar? Dat was de centrale vraag in een Signalement dat een werkgroep van het Forum Biotechnologie & Genetica in 2012 aanbood aan (onder meer) de Minister van VWS (zie www.forumbg.nl/documenten/ signalementen/signalement-medische-producten-sneller-enbeter). De werkgroep was ‘met 5-P’s samengesteld’: een publiek, privaat, patiënten, en practitioners partnerschap. Het sloot aan bij de interessante conclusies en aanbevelingen van het advies ‘Medische producten: nieuw en nodig!’ van de Gezondheidsraad (2011). Het Forum Biotechnologie concludeerde dat oplossingsrichtingen steeds lijken af te hangen van het vroeg en breed betrekken van alle relevante partners: wetenschappelijk onderzoekers, industrie, patiënten, zorgverleners, zorgverzekeraars, overheid en andere regelgevers c.q. autoriteiten, subsidieverstrekkers.
20
Littekenjeuk na behandeling van brandwonden is een heel serieus, al lang bestaand en ook veel voorkomend probleem. Effectieve therapie is er nauwelijks, niet in het minst omdat het wetenschappelijk onderzoek ‘under funded and under powered’ is. Het heeft dan ook nog maar tamelijk weinig relevante kennis of producten opgeleverd. Brede samenwerking van de relevante partners blijkt opvallend beperkt te zijn. De conferentie Itch-free scars for burn survivors: a working meeting with experts, waarvan u zojuist het verslag heeft gelezen, kende deelnemers vanuit de Nederlandse en Duitse wetenschap, patiënten, industrie, subsidiërende instellingen en overheid. Als organisatoren menen wij dat de conferentie informatief en nuttig was en vooral dat de unieke interactie van alle betrokkenen op dit onderzoeksterrein een mooi vooruitzicht biedt op gebundelde actie, misschien in internationaal verband. Hendriët Wanders, Bestuurlid Vereniging van Mensen met Brandwonden Gerard Engel, Algemeen secretaris Forum Biotechnologie & Genetica Rudolf van Olden, Medisch Directeur GlaxoSmithKline Nederland Eltjo Glazenburg, Adviseur Dermatologie GlaxoSmithKline Nederland
21
Bijlagen
22
List of participants (in alphabetical order)
‘Itch-free scars for burn survivors: a working meeting with experts’, 5th October 2012 NAME
ORGANISATION
Mr. Frans Bögels
Vereniging van Mensen met Brandwonden Beverwijk
Mr. Rob Buiter Mr. Liron Duraku, MD, PhD
Verslaggeving Erasmus Medical Centre Rotterdam
Mr. dr. Gerard Engel
Forum Biotechnologie & Genetica
Ms. Dominique Georges
Vereniging van Mensen met Brandwonden Beverwijk
Mr. Eltjo Glazenburg Ms. Monique de Haan
GlaxoSmithKline Nederland Nederlandse Brandwonden Stichting Beverwijk
Ms. dr. Marcella Hallemeesch
ZonMw
Ms. drs. Brenda Kazemier
Vereniging van Mensen met Brandwonden
Ms. Hester Kuipers, MD
VSBN
Ms. dr. Antoinette Laarhoven
Radboud University Nijmegen
Beverwijk p/a BWC - Martini Ziekenhuis Groningen Medical Center Ms. dr. Nancy van Loey
VSBN
Mr. Koen Maertens
Oscare België - nazorg- en onderzoeks-
Ms. ir. Veronica van Nederveen
Ministerie van Volksgezondheid,
Beverwijk centrum voor brandwonden en littekens Welzijn en Sport
23
Ms. dr. Marianne Nieuwenhuis
VSBN p/a BWC - Martini Ziekenhuis Groningen
Ms. drs. Irma Oen
Brandwonden Centrum Rotterdam
Mr. Rudolf van Olden, MD, PhD
GlaxoSmithKline Nederland
Ms. Christel von Reeken
Vereniging van Mensen met Brandwonden Beverwijk
Ms. dr. Nelleke Richters
Euro Skin Bank (ESB) Beverwijk
Ms. dr. Carine van Schie
Nederlandse Brandwonden Stichting
Mr. Barthold Schüttenhelm
Erasmus Medical Centre
Beverwijk Rotterdam Ms. prof. dr. Sonja Ständer
University Hospital Münster Duitsland
Ms. Marieke Stegenga
Nederlandse Brandwonden Stichting Beverwijk
Ms. dr. Inge Valstar Ms. drs. Hendriët Wanders
ZonMw Vereniging van Mensen met Brandwonden Beverwijk
Mr. prof. dr. Paul van Zuylen, MD, PhD Rode Kruis Ziekenhuis & Vrije Universiteit Beverwijk & Amsterdam
24
Literatuurreferenties, behorend bij de conferentie ‘Itch-free scars for burn survivors: a working meeting with experts’, 5th October 2012 Raap U, Ständer S, Metz M. Pathophysiology of itch and new treatments. Curr Opin Allergy Clin Immunol 2011; 11: 420-427. Goutos I, Dziewulski P, Richardson PM. Pruritus in Burns: Review Article. J Burn Care Res 2009; 30: 221-228. Van Loey NEE, Bremer M, Faber AW, Middelkoop E, Nieuwenhuis MK and the Research Group. Itching following burns: epidemiology and predictors. Br J Dermatol 2008; 158: 95-100. Ständer S, Schmelz M. Chronic itch and pain – Similarities and differences. Eur J Pain 2006; 10: 473-478. Zachariah JR, Rao AL, Prabha R, Gupta AK, Paul MK, Lamba S. Post burn pruritus – A review of current treatment options. Burns 2012; 38: 621-629. Lynn Bell P, Gabriel V. Evidence Based Review for the Treatment of Post-burn Pruritus. J Burn Care Res 2009; 30: 55-61. Ständer S, Raap U, Weisshaar E, et al. Pathogenesis of pruritus. JDDG 2011; 9 (6): 456-463. Phan NQ, Lotts T, Antal A, Bernhard JD, Ständer S. Systemic Kappa Opioid Receptor Agonists in the Treatment of Chronic Pruritus: A Literature Review. Acta Derm Venereol 2012; 92: 555-560. Parnell LKS, Nedelec B, Rachelska G, LaSalle L. Assessment of Pruritus Characteristics and Impact on Burn Survivors. J Burn Care Res 2012; 33: 407-418.
25
Jeuk!
Colofon
Dit verslag werd op verzoek van het Forum Biotechnologie & Genetica
gemaakt door wetenschapsjournalist Rob Buiter (www.robbuiter.nl).
Het is toegezonden aan alle deelnemers van deze conferentie en is beschikbaar voor alle geïnteresseerde anderen.
Reacties zijn welkom:
[email protected] Forum Biotechnologie & Genetica www.forumbg.nl
Vereniging van Mensen met Brandwonden www.mensenmetbrandwonden.nl November 2012 Coverfoto copyright:
Vereniging van Mensen met Brandwonden Ontwerp en druk: Drukkerij Badoux, Houten
26
27
Jeuk!
28