Verslag Vissennetwerk 27 september 2012 Thema: Effect van maatregelen op de visfauna in stilstaande wateren Locatie: Makeblijde te Houten. (zie ook powerpointpresentaties) Dagvoorzitter is Toine Aarts van Sportvisserij Nederland. Toine opent de 35e bijeenkomst. Geeft aan dat binnenkort weer een poll wordt geopend om te stemmen voor de thema’s van 2013. Volgend jaar bestaat het VNW 10 jaar, we willen graag iets bijzonders doen. De leden worden opgeroepen iets te bedenken.
De eerste spreker is Roel Doef (RWS) met de presentatie: Achteroevers bieden kansen voor vis in het IJsselmeergebied. De Koopmanspolder als show case. Hij doet dit samen met Remco van Eck, maar deze is vandaag niet aanwezig. Roel begint met de spreuk: Als je weet waar je vandaan komt weet je beter waar je naar toe kunt gaan . Landschap en natuur zijn sterk veranderd in Nederland. Hij brengt in het kort de geschiedenis van het waterbeheer in Nederland in beeld. De wens bestaat nu meer natuurlijke overgangen van nat naar droog te maken voor o.a. het IJsselmeer en Markermeer. Hiervoor is Achteroever concept ontwikkeld: hierin worden meerdere functies gecombineerd! Relevantie voor vis is: paai en opgroeigebied met migratiemogelijkheden. Er wordt gebruik gemaakt van een innovatieve buisvijzel die meebeweegt met waterpeil. Inrichtingsproject met proeftuin peilbeheer. Kijken naar o.a. effecten op veiligheid, achterland, waterkwaliteit en kwantiteit, kwel en leefomgeving. Het lijkt op een soort amfitheater, in het midden het diepst, bij laag water alleen water in diepste deel, bij hoger water, loopt het helemaal vol. Het is een samenwerking met meerdere partijen. Het project heeft een prijs gewonnen. In de zomer 2012 is het werk in uitvoering gegaan. Het is nu in grote lijnen klaar. Kansen voor vis, sportvisserij en beroepsvisserij in de regio. Achteroevers bieden kansen voor vis en visserij in het IJsselmeer als we samen durven innoveren. Vragen: • Bijt het project niet met zoet-zout overgangen Afsluitdijk? Antwoord: Hoeft niet, ligt 30-40 km van Afsluitdijk. Chloride gehalte neemt niet toe. Zelfs als dat wel toeneemt is er nog geen probleem. Tot nu toe gooi je het zoete water in het IJsselmeer eigenlijk weg, er wordt nu nagedacht over beter gebruik. • Er is een proeftijd van drie jaar. Als je experimenteert met de extreme situaties, gaat dat wel goed, het heeft tijd nodig om aan te slaan. Antwoord: Is inderdaad de vraag. De gang van zaken heeft te maken met bezuinigingen en geduld. • Is over het onderhoud nagedacht? Gaat het niet verbossen? Antwoord: Ja, er is over nagedacht. Staatsbosbeer heeft er wel ervaring met dit soort gebieden. of evt. een andere organisatie. Het hoeft ook niet precies gelijk te blijven. Er komt wel maaibeheer in. Het is wel spannend. Tweede spreker is Marius van Wingerden (Ws. Scheldestromen). Zijn presentatie heeft de titel: Werking vispassage tussen de Westerschelde en polder en eerste resultaten. De vispassage is in 2011 opgeleverd. De ligging is in ’s Gravenpolder, Zuid-Beveland. Gemaal slaat uit op de
1
Westerschelde. Buiten gemaal is vaak glasaal aanbod te zien. Het gemaal watert af in kom van een slikkengebied. In de oude situatie vermaalt de gemaalpomp aal. Bij de aanleg van de vispassage werden de volgende eisen gesteld: hij moet naar 2 kanten passeerbaar zijn (voor – en najaar). Stroomsnelheid ca. 7 cm/sec. En een viswering bij het gemaal. Doelsoorten aal, driedoornige stekelbaars, bot, spiering en brakwatergrondel. De werking van de vispassage wordt uitgelegd, o.a. met een filmpje. Er gaat een buis door de dijk. Uitstroom in uitstroombak van het gemaal. Binnenzijde verzamelbak. En daarvandaan gaat een buis naar de polder. Twee instellingen voor voor- en najaar, in en uittrek. Dit jaar in gebruik genomen. Dit voorjaar is er gemonitord. Alle doelsoorten gevangen en nog een aantal extra. Dit najaar zal weer worden gemonitord. Er zijn nog een aantal verbeterpunten vastgesteld. Vragen: • Hoe staat de vispassage ten opzichte van het gemaal? Antwoord: Er is een viswering bestaande uit een stroboscoop plus riooleffluentwater, dit heeft ook een afschrikwekkend effect. • Is de stroboscoop getest? Antwoord Martin Kroes (Tauw voerde het project uit): Ja, effect was voor de meeste vissoorten duidelijk, maar niet voor aal. Is getest voordat de vispassage werkte, dus het kan zijn dat het effect hoger is als er een alternatief voor de vis is. • Als de vispassage goed werkt ga je dan ook nog monitoren wat door het gemaal gaat? Antwoord: Nee, eerst alleen vispassage. • Wat is de afstand van het spijlenrooster? Antwoord: 10 cm • Zijn er sterke verschillen tussen wel en niet bemalen? Antwoord: Het lijkt erop van niet. Wel effect als de rioolwatereffluentpomp uit stond. • Martin Kroes: het is een aandachtspunt dat glasaal, wanneer deze gepasseerd is, het risico loopt dat hij weer in het gemaal komt. • Is dit systeem al eerder getest? Antwoord: Nee. • Er zijn meer van dit soort type vispassages, maar dan staat de verzamelbak aan de andere kant van de dijk. Waarom hiervoor gekozen? Kostenaspect. • Wat waren de kosten? Ruim 5 ton Het volgende onderwerp is: Kunstmatige structuren als habitat verbetering voor vis. Twee sprekers van twee verschillende bureaus: Wouter Lengkeek (BuWa) en Martin Kroes (Tauw). Martin Kroes behandelt een tweetal deskstudies en een veldstudie. In onverstoorde systemen genereren natuurlijke processen zelf habitatstructuren. Maar er zijn vooral sterk veranderde en kunstmatige wateren in Nederland (KRW). Voor wat betreft maatregelen ligt de focus bij natuurvriendelijke oevers, gedifferentieerd beheer en beekherstel. Bij Tauw is een studie gedaan naar het type structuren , wat de ervaring ermee is en wat kansrijk is. Instream en Inlake structuren voor stromende en stilstaande wateren. Vandaag wordt ingezoomd op stilstaande wateren. Er wordt kort ingegaan op de verschillende typen structuren. Veldstudie: In enclosures in de Volgermeerpolder werd gekeken naar de effecten van kunstmatige waterplanten op het gedrag van 0+ en 1+ blankvoorn en baars. Studie loopt nog maar vissen hebben voorkeur voor structuren boven verblijf in het open water.
2
Ook werden drijvende veenmatten getest. Op deze matten gaan planten groeien. Na verloop van tijd worden de drijvers verwijderd. Deze methode kan een katalysator zijn voor vegetatieontwikkeling. Spreker geeft aan het doel is voorwaardescheppend te zijn, ecologisch herstel te katalyseren: Meer variatie in habitat. Heldere zones, luwte, vergroten habitat voor flora fauna. Vragen • Is het gedrag overdag of ’s nacht bepaald? Antwoord: Alleen overdag. • Maar ’s nachts vertonen vissen toch ander gedrag? Antwoord: naar verwachting hebben vissen overdag meer beschutting nodig dan ’s nachts. Daarna is het woord aan Wouter Lengkeek: Kunstrif in het Markermeer. Casestudie. Kunstmatige habitats zoals het Markermeer hebben vaak relatief weinig variatie. Kale strakke oevers, breukstenen met weinig schuilplaats voor vis. Andere voorkomende problemen zijn: slib, weinig verbinding met het achterland, weinig vegetatie. RWS wil deze problemen oplossen in het programma Natuurlijker Markermeer-IJmeer. Plan voor aanleggen kunstmatig rif, dit heeft een aantal uitdagingen: water kan nogal ruig zijn, veel slib, breuksteen (slibinvang), slecht doorzicht, visserij en ijsgang in de winter. Rifballen worden al toegepast in zoute wateren, met groot succes. In samenwerking met Fishflow Innovations worden rifballen nu getest in het zoete water. De holle ballen (beton) zijn ca. 1 m hoog, iets meer dan meter breed en ze wegen ca. 800 kilo. De openingen zijn zo gemaakt, dat een aalscholver er niet in kan. Er zijn er dit voorjaar 76 neergelegd bij de Houtribdijk, op ca. 4 m diepte. Er is nog niet gemonitord, wel 0-meting gedaan. Gaat wel gebeuren: vis, planten, driehoeksmosselen en abiotische parameters. Voor het monitoren van vissen wordt gebruik gemaakt van camera’s, duiken en schietfuiken. Vragen • Heb je overwogen om de Didson te gebruiken? Antwoord: Inderdaad, als het andere onderzoek niet lukt, als het te troebel is. • Waarom is gekozen voor deze locatie en diepte? Antwoord: in de huidige situatie is hier heel weinig structuur, het is zwaar geëxponeerd (wind, golven). En de bodem is hard, geschikt voor de rifballen. • Op welke soorten hoop je? Antwoord: blankvoorn, baars, pos. Vraag: Is er ook voedsel dan? Antwoord: Ballen zijn naast schuilplaats ook substraat voor voedselorganismen. Opmerking : dit geldt ook voor de kunstmatige waterplanten: deze raken ook begroeid met alg en daardoor komt er vanzelf macrofauna. • Hoe worden waterplanten gemonitord? Antwoord: Transect langs rifballen. Waterplanten in juli. Driehoeksmosselen en vis in het najaar. Vragen aan Martin Kroes • Bij afzinken van waterplantenmatten gaat vegetatie vaak dood. Is hier ervaring mee? Antwoord: Nee. Wel is bekend dat riet dynamiek nodig heeft. • Hoe zien jullie de toepassing in de rest van Nederland in steeds helderder water? In veel meren komen nu steeds meer waterplanten voor. Antwoord: het kan worden toegepast in wateren waar niets groeit, bijv. zandwinputten.
3
• •
Zijn kunstwaterplanten aantrekkelijk (per abuis als voedsel) voor vogels? Antwoord: waarschijnlijk niet. Waarom worden niet gewone waterplanten gebruikt in plaats van kunstmatige waterplanten? Antwoord: Kan wel, maar stijvere structuren werken beter. Evt. kiezen voor beter afbreekbare kunstmatige waterplanten.
Na de lunch is het de beurt aan Pieter Lemmens (KU Leuven) met de presentatie: Van Aalscholver tot Zanichellia: Ecologisch beheer van voormalige viskweekvijvers Het gaat om duurzaam en efficiënt vijverbeheer van verschillende organismengroepen. Pieter beschrijft een veldstudie met 39 vijvers, en whole lake experiment met 25 vijvers Locatie is het Vijvercomplex Midden Limburg, Vlaanderen. Er werden verschillende typen beheer gevoerd: type nulbeheer, type geen vis (jaarlijks leeg laten lopen), type extensief beheer, type opkweek juveniele vis en type semi-intensieve karperkweek. Resultaten: Een aantal parameters werd uitgezet in een PCA ordinatieplot. Hieruit bleek dat de eutrofieringsgevoelige parameters 45% van de variatie door verschillende beheer verklaren. Vijvers zonder vis hadden de hoogste toegevoegde waarden in termen van biodiversiteit. Vijvers voor de opkweek van visjuvenielen hadden ook een (onverwacht) hoge ecologische kwaliteit. Scenario “Geen beheer” is uitsluitend een korte termijn oplossing, omdat op den duur eutrofiëring en successie voor achteruitgang zorgen. Extensief vijverbeheer had minder goede resultaten dan verwacht. En karpervijvers hadden slechts een lage contributie tot lokale en regionale diversiteit. Met variation partitioning werd gekeken naar de verklaring van de verschillen door afzonderlijke factoren en factoren (vijverbeheer, omgeving en visgemeenschap) gezamenlijk. Vijverbeheer bleek een belangrijke factor – het heeft een sterke invloed op gemeenschapssamenstelling van meerdere aquatische organismengroepen. Vijverbeheer werkt vooral indirect via het manipuleren van visgemeenschappen en omgevingsvariabelen. Daarna vertelde hij iets over het whole lake experiment. Dit bestond uit het maken van artificiële refugia voor vis tegen aalscholvers. In 24 viskweekvijver werden verschillende visbestanden gehouden en 5% van het oppervlak werd ingenomen door refugia: kooien, en kerstbomen, schaduw. Het experiment duurde 2 jaar. Artificiële refugia bleken een positief effect te hebben. Niet voor alle combinaties van vissoorten gelijk. De kooien blijken nl. ook een interessant jaaggebied voor snoek! Vragen: • Snoek blijkt een goede predator van blauwband te zijn geldt dat ook voor zonnebaars? Antwoord: Niet bekend. • Indertijd heeft de OVB ook onderzoek gedaan op dit soort vijvers. Daaruit bleek dat de variatie tussen vijvers vaak groter was dan het effect van een behandeling? Antwoord: Dat klopt, het bleek dat de variatie heel groot was. Je moet daarom veel replica’s gebruiken. • De refugia leken weinig effect te hebben bij aanwezig van snoek. Waar zat die snoek? Antwoord: Niet bekeken, maar het is wel uit de literatuur bekend. Een tweede duopresentatie werd gehouden door Nicolaas van Everdingen (Watermaatwerk) en Tim Pelsma (Waternet) over her KRW innovatie project: Boeren als waterbeheerders, natuurvriendelijke maatregelen in sloten en effecten op o.a.
4
vis. Daarnaast kwam Joost Samsom als agrariër en deelnemer aan het project aan het woord. Nicolaas van Everdingen: boer als viskweker en beheerder Een van de opgaven van het waterbeheer is: hoe krijg je waterkwaliteit buitengebied omhoog en meer berging. Dit heeft ook de belangstelling van agrariërs: daarom zijn zij nadrukkelijk betrokken bij project als uitvoerders. Boer krijgt vergoeding voor inrichtingskosten plus een vergoeding inkomstenderving, maar verder houdt hij er niets aan over. Hij mag er van “Europa” niet aan verdienen. Wat is dan de drijfveer van de boer? Als tegenprestatie mag de boer soms dingen die anders niet mogen. Bijv. als er ergens een extra stuk water wordt gegraven, mag er op een andere plaats soms een stuk worden gedempt (normaal mag dat niet maar nu wel). Ook worden andere voorbeelden genoemd. Wat heeft de boer de visser te bieden? Steiger/structuur. Goede duikers voor vismigratie. Gefaseerd maaien nvo’s. Is tegenwoordig beter mogelijk met Keur. Meer ruimte voor minder intensief onderhoud. Je moet wel ook de loonwerker begeleiden, zodat deze de aanpak en doelen begrijpt. Daarvoor is communicatie nodig. De HSV was in eerste instantie niet positief over veel nvo’s, vanwege vermindering bereikbaarheid. Dit is opgelost met gefaseerd aanleggen. Conclusie: met creativiteit, het geven van ruimte en verantwoordelijkheden in het veld leggen is veel mogelijk. Vragen: • De boer wil dempen voor graven, bijvoorbeeld ruige overhoeken dempen, Is dat niet jammer voor bijv. weidevogels/natuurbeheer? Antwoord: Ja, is een afweging. Daar moet je kritisch naar kijken. Soms wordt demping ook geweigerd. Agrarische natuurvereniging kijkt er ook naar. Soms conflicteert het. Tim Pelsma geeft allereerst Joost Samsom het woord: Hij is de boer die de Waterinnovatieprijs voor ecosluis en ecoduiker heeft gewonnen. Joost geeft aan dat de ecosluis is geplaatst in een brede sloot. Deze stond vroeger was in open verbinding met de Vinkeveense Plassen. Sinds 1970 ruilverkaveling en onderbemaling, veel gecompartimenteerd. Je zag de slootkwaliteit achteruitgaan. Dat hoor je ook van sportvissers. Je kunt niet meer terug want bodemdaling al ingezet. Daarom gekozen voor een sluis specifiek voor schutten vissen, een aantal keren per etmaal. Gebied open maken voor vis. Kansen moet je pakken. Schutten gaat automatisch, ca. 6x per etmaal, varieert per seizoen. Vraag: wat zijn de kosten? Antwoord: Nog niet precies bekend. Tim Pelsma Resultaten vismonitoring. In het kader van het project werden een aantal plasbermen/flauwe oevers (nvo’s), bredere duikers, Viskuilen(overwintering) en drinkbakken (zodat het vee de oever niet vertrapt) aangelegd. Het ging om vrij smalle sloten. Opzet onderzoek Macrofauna, vegetatie en vis in 5 polders. Uitgevoerd door RAVON. Elektrovisserij.
5
Effect nvo’s op soortensamenstelling – Voor de vis bleek geen effect, wel voor andere organismengroepen. De breedte van de sloot is wel een bepalende factor voor plantminnende vis. Afstand tot de inlaat maakt ook verschil. Verder geen invloed nvo’s op visgemeenschap. Tiendoornige stekelbaars negatief gecorreleerd aan beschoeiingen, positief gecorreleerd aan afstand tot inlaat. Sloten vaak te klein gedimensioneerd voor vis behalve tiendoornige stekelbaars. Visgemeenschap in de sloot is relatief soortenarm en nvo verandert dat niet. De ecosluis gaat worden gemonitord met fishcounter door Visadvies. Er wordt met een lokstroom gewerkt omdat er een tegennatuurlijk niveauverschil is. Schutten gaat automatisch. Vragen: • Kun je concluderen dat nvo’s in sloten geen nut hebben voor vis? Antwoord: Kan zijn voor smalle sloten, voor bredere en beschoeide sloten kunnen nvo’s wel zin hebben. • Opmerking Fabrice Ottburg (Alterra wekte ook mee aan het project): connectiviteit speelt ook een belangrijke een rol. Als grotere vissen niet het systeem in kunnen komen dan is er geen paai en geen voortplanting. Die grote vis is maar een klein deel van het jaar aanwezig in het systeem (voor de paai), dus een grote kans dat je die over het hoofd ziet bij de monitoring. Volgende spreker is Alex Koelewijn van DUPAN. Hij licht het project ‘Alen over de Dijk’ toe. Spreker wil graag belang van duurzaamheid benadrukken. DUPAN is onderdeel van Sustainable Eel Group in Engeland. Men is bezig om herstel aal te versnellen door het geven van bescherming en duurzame benutting. Spreker laat in een aantal plaatjes zien dat er meerdere oorzaken zijn van de achteruitgang van de paling. Nederland had oorspronkelijk geen migratiebelemmeringen. Nu in de 21e eeuw is alles dichtgetimmerd. De aal kan nergens meer terecht. Reden is dat we droge voeten willen en veilig willen wonen. Er zijn rond de 15000 migratieknelpunten in Nederland. Dammen, sluizen, stuwen: allemaal problemen. Koelwater van energiecentrales vormt ook een probleem. Nog een aantal andere factoren worden genoemd: vervuiling (bijv. hormonen, medicijnen), gebrek aan voedsel, aalscholvers, WKC’s, ongecontroleerde visserij – spreker pleit voor quotering en controle. Moet de visserij worden gereduceerd? Er is sinds 2008 al een reductie van ca. 70% van de visserij. We moeten stroperij tegengaan. En er is nog veel onbekend, er is gedegen onderzoek nodig. Glasaal kan nauwelijks tegen stroom in zwemmen, heeft open verbindingen zoet-zout nodig. Ca. 95 % bereikt niet het zoete leefgebied. Glasaal kan niet naar binnen en schieraal kan er niet uit. We moeten de paling helpen. Soms zijn er simpele oplossingen voor een betere migratie (bijvoorbeeld gebruik. ‘aaltegel’ bij stuwen (Engels: eeltow). Natuurlijk sluisbeheer kan helpen.
6
Schieraal over de dijk helpen kan ook bijdragen. De paling wordt overgezet in vrij uittrekbaar gebied. Is dat financieel wel haalbaar? Twee miljoen per jaar beschikbaar uit het duurzaam palingfonds. Geld uit de beroepsvisserijsector en veel andere partijen. Samenwerking met waterbeheerders en sportvisserij is belangrijk. De beroepsvisser wordt per uur betaald (38 euro /uur), niet per kilo. Uiteindelijk nog 3 euro per kilo incentive. Spreker verdedigt de gesloten tijd. Het moet wel. Het kan niet meer anders. Alen over de dijk is een tijdelijke oplossing. Vrije migratiemogelijkheden zijn noodzakelijk. Toekomst: alleen door samenwerking komen we verder. Laatste spreker van de bijeenkomst is Jaap Quak (Sportvisserij Nederland) – De titel van zijn presentatie is Visuitzettingen (karper) als beheermaatregel. Onderwerp ‘Uitzetten van karper’ is een ‘spannend’ onderwerp voor sommigen. Karper is geliefd bij veel sportvissers, minder geliefd bij ecologen. Randvoorwaarden voor visuitzetting is dat het moet passen in toetsing op KRW. Karper is wat beladen onderwerp. Spreker geeft aan dat het belangrijk is feiten en fictie te scheiden. De wilde karper komt waarschijnlijk sinds ongeveer 1000-1100 in Nederland voor. Als reofiele/fytofiele soort, anders van gedrag dan huidige gedomesticeerde karper. De soort kwam in de Middeleeuwen algemeen voor op basis van schriftelijke bronnen, schilderijen. Vanaf 1870 is sterke aandacht voor viskweek. Eerst zalm, omdat de soort achteruit ging. Later ook andere soorten door de Heidemij, rond 1900. Doel: Stimuleren van productie. Kweken in Valkenswaard. Uitzetten had als doel productie van karper voor consumptie. Daarna ontstonden allerlei problemen: verslechtering waterkwaliteit, strenge winters, etc. Rond 1950-1960 was vissterfte schering en inslag. In 1952 werd de OVB opgericht, men hield zich bezig met het kweken van karper op basis van taakstelling in de Visserijwet. Vanaf 1980 kwam er meer aandacht voor ecologie en habitats als elementen in het visstand- en visserijbeheer, en werd er steeds minder gekweekt en uitgezet. Er kwam meer voorlichting over invloed karper op watersystemen en mogelijkheden sportvisserij. Leidde tot minder vraag. Karper kan afhankelijk van biomassa en individueel lengte/gewicht effect hebben op watersysteem (vegetatie, P, N, chlorofyl). Veel variatie in uitkomsten van allerlei onderzoeken. Problemen traden vaak op bij biomassa’s van meer dan 250 kg/ha. Veel onderzoeken in landen waar karper volop rekruteert en sprake is van invasieve uitbreiding. Dit is in West-Europa anders. Spreker geeft aan dat als je cijfers uit de literatuur op een rijtje zet, karper in een biomassa van 0-100 kg/ha geen effect blijkt te hebben. Daarboven kan het effect stapsgewijs toenemen. Belangrijk is te bedenken dat niet alleen de biomassa bepalend is, ook de aantallen. Als de sportvisserij karper wil uitzetten moet dat goed onderbouwd worden wat, hoeveel, waarom. Tegenwoordig gaat het vaak om meer variatie (bijv. spiegelkarper) dan om grote hoeveelheden spiegelkarper. Het is belangrijk om goede beheerscenario’s af te leiden. Er hoeft zeker niet altijd overal uitgezet te worden: wat zijn wensen sportvissers, wat zijn functies en doelstellingen watersysteem?. Vanuit Sportvisserij Nederland wordt gewerkt aan een Karpernota, bestaande uit een aantal deelnota’s. Ook zullen alle spiegelkarperprojecten worden geëvalueerd. Apart onderwerp is karper in brakke wateren: karper rekruteert daar goed omdat er geen snoek zit. Waar snoek aanwezig is, is de rekrutering van karper laag of afwezig. Spreker sluit af met de opmerking dat de vis een aardige vis, voor aardig wat sportvissers, en waar in goed (aardig) overleg (goed onderbouwd) beheerafspraken en – uitvoering voor te maken zijn. Voornemens voor karperuitzettingen worden in de te
7
toetsen visplannen opgenomen, zodat waterbeheerder en sportvisserij (in VBC’s) het karperbeheer goed kunnen regelen. Vragen: • De liefde voor karper beïnvloedt de biomassa karper die gewenst is. Uit onderzoek van de OVB van 20 jaar geleden bleek dat 100 kg /ha al effect heeft. Ik zou de grens bij 50 kg leggen. Antwoord: het ging in dat onderzoek vooral om brasem. Dat was het enige onderzoek in Nederland. Uit literatuuronderzoek blijkt dat 100kg/ha geen probleem is, wel rekening houden met aantallen en stuksgewichten. • Opmerking: Het hangt ook af van hoe het hele visbestand eruit ziet. Antwoord: in het genoemde OVB onderzoek ging het om jonge vis, hoog productief, met een relatief groter risico op impact. • Opmerking: Het eindbestand is ook van belang • Opmerking: Heel goed dat feiten en fictie worden gescheiden. Verzoek om naast KRW ook de effecten op Natura 2000 gebieden van vis(karper)uitzetting mee te nemen. Want karpers kunnen intrekken in deze gebieden en daar effecten hebben op beschermde soorten. Antwoord: Deze suggestie zal worden meegenomen. Gebiedskennis is ook van belang. Draagkracht voor vis in gebieden mogelijk bijstellen door afnemende nutriënten. • Op basis waarvan zeg je dat de drempel bij 100 kilo/ha ligt? Deze onderzoeken hebben plaatsgevonden in de VS. Er is geen garantie dat dat altijd zo is. Resultaat ligt dus bijv. ook aan de grootte van vissen. Met eindbestand kun je terugrekenen naar uitzethoeveelheden. Antwoord: Is ook zo gesteld. Het is geen pleidooi om in alle wateren vis uit te zetten. En rekrutering van karper is laag bij goede snoekstand, dus kwaliteit watersysteem is mede bepalend. • Neem je mee dat karper input van lokvoer genereert? Antwoord: er komt ook een deelnota over Sportvisserij en karper met aandacht voor dergelijke onderwerpen. • Opmerking: het is goed dat Sportvisserij Nederland hier mee komt. Ongelimiteerde uitzetting, zonder onderbouwing, dient te worden voorkomen. Toine Aarts bedankt alle sprekers met een flesje wijn. Hij kondig de volgende bijeenkomst aan : 29 november in Lelystad, thema: Waterkwaliteit en vis en merkt nogmaals op dat het Vissennetwerk in 2013 10 jaar bestaat. We willen graag iets bijzonder doen, mochten daarvoor ideeën zijn, dan zijn deze welkom in de mailbox van het Vissennetwerk (
[email protected]).
8