EUROPEAN UNIVERSITY OF APPLIED SCIENCE
RAPPORT OVER EEN INCIDENTEEL ONDERZOEK
Utrecht, 1 juni 2010
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
INHOUD
1.
AANLEIDING
5
1.1. 1.2. 1.3.
European University Eerste voornemen intrekking aanwijzing Tweede voornemen intrekking aanwijzing
5 5 5
2.
WETTELIJKE BASIS VOOR HET ONDERZOEK
7
2.1 2.2 2.3
Onderzoek door de inspectie Vereisten voor aangewezen instellingen Medewerking aan onderzoek
7 7 7
3.
VERLOOP VAN HET ONDERZOEK
8
3.1 3.2 3.3 3.4
Doel van het onderzoek Aangekondigd bezoek Onaangekondigde bezoeken Conclusie
8 8 8 8
4.
BEVINDINGEN
9
4.1 4.2 4.3 4.4
De opleiding, het onderwijs en de voorzieningen Bestuurlijk vermogen en kwaliteitszorg Financiële situatie en financieel beheer Medewerking aan onderzoeken en verstrekken van inlichtingen
9 13 17 18
5.
ADVIES
21
BIJLAGEN
23
I II III IV
23 30 32 38
Verwerking van de reactie van de instelling Brief van de instelling Verbeterplan Reactie op het conceptrapport
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Pagina 4 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
1
AANLEIDING
1.1
European University European University, University of Applied Science (EUPE)1 is een aangewezen instelling die op grond van artikel 6.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) door de Nederlandse overheid erkende graden mag verlenen. De instelling biedt de geaccrediteerde hbo-opleiding Bachelor of Business Administration (BBA) aan.
1.2
Eerste voornemen intrekking aanwijzing In 2006 en 2007 heeft de inspectie diverse ernstige tekortkomingen geconstateerd in de naleving van wet- en regelgeving door EUPE. De onderwijs- en examenregeling voldeed niet aan de wettelijke vereisten, het studieprogramma lag niet eenduidig vast, de samenstelling van de examencommissie was niet helder, examinatoren werden niet conform de wet aangewezen, de toelating van studenten vond niet volgens de regels plaats en het instellingsbestuur was niet op de hoogte van de regelgeving rond buitenlandse studenten. Op 20 juli 2006 adviseerde de inspectie de toenmalige staatssecretaris van OCW de aanwijzing in te trekken. Op 4 september 2006 liet de staatssecretaris EUPE daarop schriftelijk weten de aanwijzing in te trekken als niet binnen drie maanden verbetering zou zijn opgetreden. Uiteindelijk kreeg de instelling het voordeel van de twijfel op grond van het feit dat een aantal documenten, zoals de onderwijs- en examenregeling, waren verbeterd. Op 4 december 2007 heeft de minister EUPE laten weten dat de aanwijzing alsnog zou worden ingetrokken als de instelling per 31 december 2008 geen accreditatie voor de BBA zou hebben. In dezelfde brief deelde de minister mee dat hij, indien de BBAopleiding accreditatie zou verkrijgen, de inspectie de opdracht zou geven om een jaar na de toekenning van de accreditatie opnieuw onderzoek te doen naar de stand van zaken. Op 27 mei 2008 is de BBA-opleiding geaccrediteerd door de NVAO.
1.3
Tweede voornemen intrekking aanwijzing In vervolg op eerdergenoemde brief van 4 december 2007 van de minister aan EUPE heeft de inspectie een jaar nadat accreditatie was verkregen op 16 juni 2009 opnieuw onderzoek verricht. Vervolgens heeft de inspectie EUPE naar aanleiding van een onderzoek door het Openbaar Ministerie in oktober wederom bezocht om na te gaan of en in hoeverre het onderwijs doorgang vond. Op 11 december 2009 adviseerden wij op grond van de resultaten van deze onderzoeken de minister voor de tweede maal de aanwijzing van de instelling in te trekken. Naast inhoudelijke tekortkomingen constateerde de inspectie dat het bestuurlijk vermogen van de instelling zeer zwak is en de financiële situatie ontoereikend, en dat daarmee aan de voorwaarden voor aanwijzing niet langer werd voldaan. Bij brief van 12 januari 2010 (kenmerk HO&S/2009/171410) deelde de minister de instelling zijn voornemen mee de aanwijzing in te trekken. Op grond van artikel 6.10, vierde lid, van de WHW kreeg EUPE drie maanden de tijd om alsnog aan de voorwaarden voor aanwijzing te voldoen. 1 Volgens de statuten is de naam European University, University of Applied Science. In het briefpapier gebruikt de instelling de naam European University, University of Applied Education; in sommige documenten de eerstgenoemde naam. Pagina 5 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Pagina 6 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
2
WETTELIJKE BASIS VOOR HET ONDERZOEK
2.1
Onderzoek door de inspectie De wettelijke basis voor het inspectieonderzoek is artikel 19, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) dat bepaalt dat de inspectie incidenteel onderzoek kan verrichten naar de naleving door instellingen van de voorschriften in artikel 6.10, eerste lid, van de WHW. Verder kan de inspectie op grond van artikel 19, eerste lid, van de WOT onderzoek verrichten wanneer de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs in zijn geheel in het geding is. Het kan bij de uitoefening van deze taak in beginsel gaan om zowel de naleving van regelgeving, om de rechtmatigheid, als ook om de kwaliteit. De inspectie kan dergelijk onderzoek uitvoeren in situaties waarin wordt vermoed dat de bestaande «checks and balances» in en rondom de instelling tekort schieten en waarvoor geldt dat het falen van de «checks en balances» een zekere uitstraling kan hebben naar het stelselniveau. Dat is het geval als er sprake is van een zekere ernst en omvang (veel klachten, met een verschillende achtergrond) of als het gaat om een situatie waarin geen verbetering optreedt.
2.2
Vereisten voor aangewezen instellingen Op grond van artikel 6.9, lid 2, van de WHW wordt het besluit tot aanwijzing niet genomen dan nadat ten genoegen van Onze minister door het instellingsbestuur het bewijs is geleverd van voldoende kwaliteit van het initiële onderwijs alsmede het bewijs dat wordt voldaan aan de in artikel 1.12, tweede onderscheidenlijk derde lid, bedoelde voorwaarde. Artikel 1.12 van de WHW bepaalt onder meer dat aan de met goed gevolg afgelegde examens van initiële opleidingen, verzorgd door aangewezen instellingen, een graad als bedoeld in artikel 7.10a is verbonden. In het tweede lid van artikel 1.12 is vermeld dat voorwaarde voor het bepaalde in het eerste lid is dat de desbetreffende instelling in acht neemt hetgeen is bepaald in het vijfde lid, alsmede hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van de kwaliteitszorg, de registratie, het onderwijs, de examens of de vooropleidingseisen. De voorwaarden voor aanwijzing zijn neergelegd in de Beleidsregel aanwijzing instellingen voor hoger onderwijs van 8 juli 2004 (hierna: de Beleidsregel aanwijzing). Artikel 1, lid 2 van deze beleidsregel bepaalt dat de instelling documenten dient te overleggen waaruit blijkt dat het bestuur van de instelling de continuïteit van het onderwijs in voldoende mate kan garanderen. Het instellingsbestuur moet aannemelijk maken te kunnen voorzien in de materiële en personele randvoorwaarden die nodig zijn om de inhoudelijke kwaliteit van het onderwijs duurzaam te realiseren. Artikel 1.12 van de WHW bepaalt daarenboven dat aan de met goed gevolg afgelegde examens van initiële opleidingen, verzorgd door aangewezen instellingen, een graad is verbonden op voorwaarde dat het instellingsbestuur de minister daartoe de nodige inlichtingen omtrent de instelling verstrekt.
2.3
Medewerking aan onderzoek Aangezien de inspectie op grond van de WOT toezichthouder van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is, beschikt zij, naast de bevoegdheden van de WOT, ook over de bevoegdheden van titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) zoals het vorderen van inlichtingen (artikel 5.16). Pagina 7 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
3
VERLOOP VAN HET ONDERZOEK
3.1
Doel van het onderzoek Bij brief van 9 maart 2010 (kenmerk HO&S/BS/186928) verzoekt de minister de inspectie te onderzoeken of EUPE drie maanden na het voornemen tot intrekking van de aanwijzing alsnog voldoet aan de eisen die de wet stelt aan aangewezen onderwijsinstellingen (artikel 1.12 van de WHW) en de voorwaarden voor aanwijzing zoals neergelegd in de Beleidsregel aanwijzing. Op verzoek van de minister heeft de inspectie in het bijzonder aandacht besteed aan: 1. de eerder geconstateerde tekortkomingen, 2. de adviezen die in het kader van de accreditatie werden verstrekt, 3. het bestuurlijk vermogen van het bevoegd gezag, 4. de financiële continuïteit van de instelling.
3.2
Aangekondigd bezoek Op 13 april 2010 liep de periode van drie maanden af die de instelling had gekregen om verbetermaatregelen te treffen. Op 20 april heeft een aangekondigd bezoek plaatsgevonden. De instelling is op 3 maart schriftelijk op de hoogte gebracht van het programma voor dit bezoek en de documenten die wij ter plekke wilden inzien. Voorafgaand aan het bezoek zijn enkele documenten opgevraagd. Tijdens het bezoek is gesproken met het bevoegd gezag van de instelling en met docenten en leden van de examencommissie. Ook zijn studenten- en docentendossiers, studiemateriaal (programma, literatuur, tentamens, opdrachten) en financiële bescheiden onderzocht.
3.3
Onaangekondigde bezoeken Wij hebben uw instelling twee onaangekondigde bezoeken gebracht: op 22 maart 2010 en op 1 april 2010. Op beide data is gesproken met studenten en docenten van de instelling.
3.4
Conclusie Op grond van de bevindingen tijdens de onaangekondigde bezoeken, het aangekondigde bezoek op 20 april 2010 en de onderzoeken die vóór 2010 plaatsvonden komt de inspectie tot de conclusie dat het onderwijs dat EUPE verzorgt niet voldoet aan de eisen die de wetgever in de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek stelt en die in Nederland gangbaar en wenselijk zijn. De instelling voldoet niet langer aan de voorwaarden waaronder de aanwijzing destijds is verleend, in het bijzonder de voorwaarden zoals die zijn vastgelegd in artikel 1.12 van de WHW en in artikel 2 van de Beleidsregel aanwijzing.
Pagina 8 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
4
BEVINDINGEN
Onderstaand lichten wij voorgaande conclusie toe aan de hand van onze bevindingen. Deze zijn als volgt naar inhoud gegroepeerd: • • • • 4.1
De opleiding, het onderwijs en de voorzieningen Bestuurlijk vermogen en kwaliteitszorg Financiële continuïteit en financieel beheer Medewerking aan inspectieonderzoeken en verstrekken van inlichtingen
DE OPLEIDING, HET ONDERWIJS EN DE VOORZIENINGEN 1. Wettelijke basis Artikel 6.10 van de WHW bepaalt dat de minister kan besluiten aan een opleiding de rechten, genoemd in artikel 1.12, eerste lid, te ontnemen indien niet of niet meer wordt voldaan aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van de kwaliteitszorg, de registratie, het onderwijs, de examens of de vooropleidingseisen. 2.
Bevindingen
A.
Het onderwijs
1.
Tutorial classes. De modulebeschrijvingen maken onderscheid tussen tutorial en lecture classes. Het collegerooster maakt dit onderscheid niet. Studenten geven aan het onderscheid niet te kennen. De colleges die op zaterdag en zondag worden gegeven onder de titel General Topics en mogelijk deels deze functie zouden kunnen vervullen, worden vooral gebruikt om studenten videoopnamen van Amerikaanse docenten te laten bekijken.
2.
Project- en case study weeks. Het programma reserveert in elk van de drie semesters een week voor projecten en opdrachten. Er vinden dan geen colleges plaats. Tussen 1 september en 1 april zouden er twee van deze weken moeten zijn geweest. Deze hebben echter niet plaatsgevonden. Studenten kennen het fenomeen project- en casestudy week niet.
3.
Colleges. Tijdens een onaangekondigd bezoek op 22 maart waren vijf studenten aanwezig tijdens een college in een hoofdvak. Hoeveel studenten op dat moment aanwezig hadden moeten zijn kon de betreffende docent niet met zekerheid aangeven. In eerste instantie werd het aantal op 10 à 15 geschat; op 20 april werd dit gecorrigeerd tot 5 à 10. Tijdens een onaangekondigd bezoek op 1 april 2010 stonden twee colleges geprogrammeerd in het rooster die geen van beide doorgang vonden. Eerdere onaangekondigde bezoeken in oktober 2009 wezen uit dat in die maand nauwelijks onderwijs plaatsvond en er geen vervanger was voor de dean die toen afwezig was. Op 27 oktober 2009 was er een docent aanwezig die les gaf aan één student.
4.
Flexibele instroom. De studiedocumentatie geeft aan dat studenten op drie momenten in het jaar kunnen instromen (onderwijs- en examenregeling, annex Pagina 9 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
1 to appendix 1, artikel 3.3). Het is onwaarschijnlijk dat een opleiding met zo'n 65 studenten in totaal2 dit op betaalbare en passende wijze kan organiseren op een manier die niet ten koste gaat van de logische opbouw van het programma. 5.
Vreemde talen. Het programma biedt in zes van de acht semesters steeds twee ECTS onderwijs aan voor de vakken Nederlands, Frans, Spaans en Italiaans. Dat betekent dat elke student voor twee van deze vier talen onderwijs moet volgen. Het is onwaarschijnlijk dat studenten uit Pakistan, Nepal, India en China die in het Engels studeren naast deze voor hen vreemde taal nog twee vreemde talen kunnen leren beheersen op enig relevant niveau in zo weinig studietijd, zonder dat dit ten koste gaat van het onderwijs in de kernvakken van de (economische) opleiding.
6.
Programmaoverzicht. Voor een aantal hoofdvakken is gevraagd naar een overzicht met de opbouw van het programma, de wekelijks te bestuderen literatuur en de opdrachten. Dergelijke overzichten konden door het instellingsbestuur niet worden overlegd. Studenten kunnen hierdoor geen overzicht krijgen en hun activiteiten niet plannen.
7.
Opdrachten. De modulebeschrijvingen melden voor diverse kernvakken dat homework assignments 40% van het tentamenresultaat bepalen. Studenten geven aan niet te beschikken over een planning of een overzicht van de opdrachten. Kort te voren horen zij of er een opdracht is en wat deze behelst. Zowel in aantal als in omvang zijn de opdrachten beperkt.
8.
Eerstejaarsstudenten. Sinds 2005/06 studeren er alleen studenten in het eerste jaar van de opleiding. Het instellingsbestuur geeft aan dat negatieve publiciteit en negatieve adviezen van de IND aan studenten hiervan de belangrijkste oorzaak zijn. Dat betekent dat in de periode van 2005/6 tot 2008/9 geen van de in totaal 300 eerstejaarsstudenten naar het tweede studiejaar is doorgestroomd.
9.
Afgestudeerden. In juli 2006 zijn er voor het laatst studenten afgestudeerd. Dat neemt niet weg dat de instelling zowel op de website als in de onderwijs- en examenregeling lovende informatie verstrekt over de positie van afgestudeerden op de arbeidsmarkt. Desgevraagd kon het instellingsbestuur geen documentatie overhandigen die deze beweringen staaft. Als onderbouwing werd gemeld dat van de 19 (freelance) docenten er zeker vijf alumnus van de instelling zijn.
B
Toelating
10. Dossiers studenten. Overeenkomstig de onderwijs- en examenregeling moeten de studentendossiers onder andere de volgende informatie bevatten: taaltoetsresultaten, aanbevelingsbrieven, documentatie over de entrance examination (toelatingsessays), kopieën van gewaarmerkte diploma’s en cijferlijsten, inclusief vertalingen, en toelatingsbrieven. Gebleken is dat veel studentendossiers op deze onderdelen onvolledig zijn. De beslissingen over de toelating van individuele studenten worden niet op professionele en voor derden inzichtelijke wijze vastgelegd in de administratie. 2 Gemiddeld over de afgelopen vijf jaar. Pagina 10 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
11. Niveau Engels. Sommige dossiers roepen vragen op over de beheersing van de Engelse taal, de voertaal van het onderwijs. Er zijn voorbeelden van studenten waarvan de IND schriftelijk aangeeft dat de taalbeheersing zodanig beperkt is dat men ernstig twijfelt of het niveau toereikend is voor de opleiding. Het gesprek voerde de IND dan in de moedertaal van de student, met behulp van een tolk. In één geval bleek een student vervolgens binnen een half jaar niet alleen het Engels op het vereiste niveau te beheersen maar in dezelfde periode ook diverse economische vakken in het Engels te hebben behaald. Dit niveau werd vastgesteld met een methode die door de Landelijke Commissie Gedragscode Buitenlandse studenten als ontoereikend was beoordeeld. Na een uitspraak van de Landelijke Commissie op een klacht van een andere instelling voor hoger onderwijs heeft de instelling eind 2009 toegezegd een nieuwe, wel toegestane methode te gaan hanteren. Sindsdien zijn geen nieuwe studenten toegelaten zodat de uitvoering van dit voornemen niet kon worden geverifieerd. C
Communicatie en overleg met studenten
12. Collegerooster. Studenten vertelden de inspectie dat een deel van de studenten niet van de wijziging van de onderwijslocatie per 1 april op de hoogte was gesteld. Er was per 1 april geen nieuw rooster beschikbaar. Ook bleken de werkelijke collegetijden voor sommige vakken af te wijken van de tijden die vermeld werden op het rooster dat de inspectie had ontvangen. In de reactie op het concept-rapport stelt de instelling dat alle studenten telefonisch zijn geïnformeerd. Ook tijdens het bezoek op 20 april was overigens geen nieuw rooster beschikbaar. 13. Terugkoppeling studieresultaten. In de onderwijs- en examenregeling is vastgelegd dat studenten minstens twee keer gedurende het jaar en aan het eind van het studiejaar hun studieresultaten teruggekoppeld krijgen. Gebleken is dat dit niet met regelmaat en op adequate wijze gebeurt. De studievoortgang van een student wordt op dit moment vastgelegd in een database die de dean beheert. Studenten kunnen deze database via hem inzien maar kunnen niet zelf online nagaan hoe ze ervoor staan. De voorziening daarvoor is wel in ontwikkeling. 14. Inschrijving. Op twee plaatsen in de onderwijs- en examenregeling is bepaald dat studenten zich alleen voor een geheel studiejaar kunnen inschrijven (art. 4 en art. 3 van de appendix). Tijdens het bezoek op 20 april is echter gebleken dat een aanzienlijk aantal studenten programmaonderdelen op cursorische basis volgen en niet voor een geheel studiejaar zijn ingeschreven. De onderwijs- en examenregeling meldt deze mogelijkheid niet. 15. Studenteninspraak. In artikel 26 van de onderwijs- en examenregeling is sprake van twee niveaus van studenteninspraak. Er zou een Institute Student Council en een Student Council zijn. Gebleken is dat deze voorstelling van zaken onjuist is. In de praktijk blijkt geen van beide councils te bestaan. 16. Accreditatiestatus. In 2006 en 2007 heeft de inspectie de instelling er op gewezen dat de voorlichting door EUPE over de accreditatiestatus onjuist was. In 2007 merkt de VBI op dat de instelling gedurende een periode dat de opleiding Pagina 11 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
niet geaccrediteerd is op haar website de opleiding desondanks als geaccrediteerd aanprijst. Per april 2010 bevat zowel de website als de onderwijs- en examenregeling (artikel 4) en het studentenhandboek (artikel 2.1 en artikel 2.1.1) verwijzingen als ware er meerdere programma's door de NVAO geaccrediteerd die tot een graad kunnen leiden. Desgevraagd stelde het instellingsbestuur dat dit een onzorgvuldigheid was. D
Examinering en examencommissie
17. Afstudeervoorschriften. In de onderwijs- en examenregeling zijn geen richtlijnen opgenomen voor het afstuderen. De onderwijs- en examenregeling voldoet daarmee niet aan artikel 7.13 van de WHW. Wel is er separate documentatie. De toepassing daarvan kon niet worden nagegaan omdat sinds juli 2006 geen studenten meer zijn afgestudeerd. 18. Vergaderingen examencommissie. In totaal vonden tussen 1 januari 2009 en 1 april 2010 drie bijeenkomsten van de examencommissie plaats. Daarvan zijn summiere verslagen beschikbaar. Het merendeel van de bespreekpunten had geen betrekking op de examinering. Er werd onder meer gesproken over de huisvesting en er werd geconstateerd dat de inhoud van de zogenaamde foundation course moest worden herzien. 19. Taakomschrijving. De onderwijs- en examenregeling wijst aan de dean de taak toe om tentamens en examens te organiseren, te coördineren en af te nemen. Op grond van de WHW is dit nu juist nadrukkelijk geen taak van het management maar van de examencommissie. 20. Procedures toetsing. De instelling werkt al jaren met zogenaamde testbanks voor de tentamens. In het verslag van een bijeenkomst van de examencommissie in 2010 wordt de opmerking gemaakt dat procedures moeten worden opgesteld voor het gebruik van deze testbanks, zonder dat aan deze opmerking verdere invulling wordt gegeven. 21. Tentamendata. Medio januari 2010 is in een verslag van de examencommissie te lezen dat tentamens worden uitgesteld tot 'eind januari/februari'. Het besluit vermeldt geen concrete data of programmaonderdelen. Het is onwenselijk dat studenten zo laat bericht krijgen omtrent tentamens die enkele weken later zullen plaatsvinden. De instelling geeft in haar commentaar aan dat het verplaatsen van de examendata in overleg en op verzoek van de studenten is gedaan en dat de examencommissie, vanwege de bijzondere situatie eind 2009 het verzoek heeft willen honoreren. Dat neemt niet weg dat het verreweg de voorkeur verdient dergelijke besluiten in een eerder stadium te nemen. Ook was voor een aantal vakken de bestuderen literatuur reeds verminderd omdat in het najaar diverse colleges geen doorgang hadden kunnen vinden, zo bleek tijdens het bezoek op 20 april. E
Studievoorzieningen
22. Huisvesting. EUPE huurt twee panden in Den Haag. In 2009 mochten beide panden niet voor onderwijsdoeleinden gebruikt te worden. Eén pand werd door de gemeente Den Haag voor het onderwijs gesloten omdat het voor dat doel Pagina 12 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
niet bestemd was. Het andere pand werd op last van de brandweer gesloten omdat er onvoldoende veiligheidsvoorzieningen aanwezig waren. Begin 2010 werden de lessen verzorgd op een locatie die tijdelijk van een andere onderwijsinstelling werd gehuurd. Zonder de brandweer of de inspectie daarover te informeren werd per 1 april opnieuw het pand betrokken aan de Laan van Meerdervoort te Den Haag, waar toen een brandmeldinstallatie was aangebracht. Het pand aan de Laan van Meerdervoort wekt een schamele indruk en ziet er onverzorgd uit. Voor het pand aan de Loosduinseweg geldt dat ook. 23. Overige voorzieningen. De instelling beschikt niet over een eigen bibliotheek. Voor kernvakken als Marketing en Accounting beschikken studenten niet over adequaat studiemateriaal. De VBI constateerde in 2007 reeds dat de instelling niet beschikt over opleidingsspecifieke software voor bijvoorbeeld boekhouden en marketing. Die voorzieningen zijn er ook anno 2010 niet. De leer- en studiefaciliteiten zijn al met al onder de maat. 3. Conclusie De uitvoering van het onderwijsprogramma, het functioneren van de examencommissie, de colleges en het studiemateriaal, de registratie van studenten, de huisvesting en de informatie aan studenten vertonen ernstige en langdurige tekortkomingen. Er is weinig of geen vooruitgang geboekt in recente jaren en is geen vooruitzicht op spoedige verbetering. Daarmee voldoet de instelling niet aan artikel 1.12 van de WHW en de voorwaarden voor aanwijzing als bedoeld in artikel 1 van de Beleidsregel aanwijzing. De bevindingen ten aanzien van de kwaliteitszorg, het bestuurlijk vermogen en de financiën onderstrepen de ernst van deze bevindingen.
4.2
BESTUURLIJK VERMOGEN EN KWALITEITSZORG 1. Wettelijke bepalingen Artikel 6.10 van de WHW bepaalt dat de minister kan besluiten een opleiding de rechten, genoemd in artikel 1.12, eerste lid, te ontnemen indien niet of niet meer wordt voldaan aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van onder andere de kwaliteitszorg. De voorwaarden voor aanwijzing zijn neergelegd in de Beleidsregel aanwijzing. Artikel 1, lid 2, aanhef en onder c, van deze beleidsregel bepaalt dat de instelling documenten dient te overleggen waaruit blijkt dat het bestuur van de instelling de continuïteit van het onderwijs in voldoende mate kan garanderen. Om aangewezen te worden moet het bestuur van de instelling aannemelijk maken dat men kan voldoen aan de materiële en personele randvoorwaarden die nodig zijn om de inhoudelijke kwaliteit duurzaam te kunnen verbeteren. 2.
Bevindingen
A
Bestuurlijk vermogen
24. Verbeterbeleid na 12 januari 2010. Zowel de minister als de inspectie hebben de instelling schriftelijk geïnformeerd dat het verbeterbeleid doorslaggevend zou zijn voor handhaving van de aanwijzing. Op 3 maart 2010 Pagina 13 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
informeerde de inspectie de instelling schriftelijk over de aanleiding en de inhoud van het bezoek op 20 april en zijn de nodige documenten vooraf opgevraagd. Op 13 april ontvingen wij de documentatie, die onvolledig was. Het instellingsbestuur heeft niet de gelegenheid te baat genomen voorafgaand aan het bezoek op 20 april informatie te verstrekken over het verbeterbeleid. Tijdens het bezoek op 20 april is uitvoerig naar het beleid en de gerealiseerde verbeteringen gevraagd. Het instellingsbestuur, en de aanwezige docenten en leden van de examencommissie konden deze vraag niet adequaat beantwoorden. Men kon geen concrete maatregelen noemen waarvan de resultaten door de inspectie konden worden vastgesteld. De inspectie concludeert dat sinds 12 januari 2010 geen verbeteringen zijn gerealiseerd. 25. Deeltijdopleiding. Per april 2010 meldt de website van de instelling dat de opleiding ook in deeltijd kan worden gevolgd. Alleen de voltijdopleiding is echter geaccrediteerd. Dit feit wordt niet vermeld. Bij navraag bleek het instellingsbestuur niet op de hoogte van het onderscheid tussen deeltijd- en voltijdopleidingen en het feit dat opleidingsvarianten in het accreditatieproces separaat aandacht horen te krijgen. 26. Kennis van wet- en regelgeving en van eigen documenten. In 2005 is vastgesteld dat het instellingsbestuur en het personeel onvoldoende kennis hadden van de geldende regelgeving rond examens, vrijstellingen en de toelating van buitenlandse studenten. In juni 2009 bleek het management niet op de hoogte van de bepalingen in de eigen onderwijs- en examenregeling over de toelatingseisen die aan studenten worden gesteld, het (bindend) studieadvies en de aanwezigheid van studenten bij colleges. Hetzelfde gold voor de Examencommissie. Op 20 april werd dit opnieuw geconstateerd naar aanleiding van diverse onzorgvuldigheden en tegenstrijdigheden in de formele documenten met betrekking tot de rol van de examencommissie, voortijdige uitschrijving, het voorzitterschap van de Advisory Committee, het aanbieden van de opleiding in deeltijdvorm en het spreken over geaccrediteerde opleidingen in meervoud. 27. Lidmaatschap PAEPON. In 2007 werd de instelling door de koepelorganisatie PAEPON geroyeerd op een combinatie van inhoudelijke en procedurele gronden: het niet reageren op verzoeken om toelichting en informatie over de onvolkomenheden die inspectie had geconstateerd omtrent onder meer de werving en selectie van buitenlandse studenten. 28. Bestuurlijke structuur en inspraak. In de schriftelijke documentatie is sprake van diverse overleg- en adviesorganen: een Advisory Committee, Advisory Board, Finance Committee, Academic Committee, Audit Committee, Institute Student Council, Faculty Council en Student Council. Van geen van deze organen kon het instellingsbestuur documenten overleggen die het bestaan ervan en de werkzaamheid aantonen. Agenda's, besluiten noch verslagen van bijeenkomsten waren beschikbaar. De enige bijeenkomst waarvan een verslag beschikbaar was betrof een bijeenkomst van de Advisory Committee medio 2008, zonder vermelding van de aanwezigen. Daarbij leeft het instellingsbestuur de eigen regels niet na. Ook is het opvallend dat in de periode van zwaar weer in de tweede helft van 2009 en begin 2010 geen (gedocumenteerde) bijeenkomsten van en met de Advisory Committee hebben plaatsgevonden.
Pagina 14 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
B
Adviezen accreditatie
29. Inhoud adviezen. In juni 2007 adviseerde de NQA in haar hoedanigheid als validerende en beoordelende organisatie (VBI) in het kader van de accreditatie van de opleiding om aan diverse zaken nadere aandacht te schenken. Het betrof onder andere de volgende onderwerpen: a. De introductie van tussenniveaus tussen het eind van het eerste, tweede en derde studiejaar. b. Het uitwerken van de rol van de Advisory Committee. c. Het uitwerken van de casussen in het curriculum zodat ze de praktijk beter dekken. d. Het uitwerken van het didactisch concept omdat de competenties nu overwegend kennisgeoriënteerd zijn, en daarmee geen werkelijke competenties. e. Verbetering van de registratie van de studievoortgang. f. Verbetering van het kwaliteitszorgdocument omdat het Quality Focus Document te weinig richtinggevend is. g. Verbetering van de literatuur die binnen het curriculum wordt gebruikt. h. Duidelijke arrangementen en afspraken voor en met het freelance personeel. i. Ontwikkelen van het opleidingsbeleid voor de medewerkers en docenten. j. Het documenteren van functioneringsgesprekken en personeelsbijeenkomsten. k. Verbeteren van de ICT-voorzieningen en de bibliotheek. l. Verbeteren van het introductieprogramma voor nieuwe buitenlandse studenten. 30. 2009. In 2009 had de instelling nog op geen van deze onderwerpen vooruitgang geboekt. Als toelichting deelde het bevoegd gezag mee niet verplicht te zijn de adviezen van op te volgen. 31. 2010. In de aanloop naar het onderzoek op 20 april 2010 is de instelling door zowel de minister als door de inspectie schriftelijk op de hoogte gebracht dat de reactie van het instellingsbestuur op de adviezen van de VBI mede het besluit omtrent het intrekken van de aanwijzing zou bepalen. Op 20 april bleek dat enige uitbreiding van de computerfaciliteiten heeft plaatsgevonden en dat van enkele programmaonderdelen studentenevaluaties hebben plaatsgevonden. Voor geen van de overige onderwerpen kon worden aangegeven dat er maatregelen hadden plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten waren. C
Kwaliteitszorg
32. Rol advisory committee. Diverse documenten geven het belang en de functie van de adviesraad van de instelling aan. Desondanks ontbreekt een adequaat reglement waarin de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen het instellingsbestuur en de adviesraad is vastgelegd. Desgevraagd konden geen documenten worden overlegd waaruit bleek dat de adviesraad haar kerntaak adviseren over het kwaliteitszorgbeleid uitvoerde. 33. Afhankelijkheid van de dean. Het functioneren van EUPE is sterk afhankelijk van de dean, die tevens het instellingsbestuur vertegenwoordigt. In zijn Pagina 15 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
afwezigheid bleek in 2009 niemand in staat of bevoegd de inspectie te voorzien van basale informatie, zoals het collegerooster. Na vele jaren in Nederland beheerst de dean de Nederlandse taal nog steeds niet. Dit belemmert zijn kennis van en inzicht in Nederlandse wet- en regelgeving terwijl hij de spil is van de instelling. Ook op 20 april bleek dat het personeel in veel afhankelijk is van de dean, ook wat betreft de tentamineringsvoorschriften voor het eigen vak. 34. Aanstelling personeel. Docenten zijn niet aangesteld bij de instelling op basis van een arbeidsovereenkomst. Slechts in een enkel geval zijn afspraken op schrift gesteld. Soms worden docenten contant voor hun diensten betaald. Ook de enkele personeelsleden die in dienst zouden zijn bleken bij nader inzien ingehuurd, echter zonder dat hier schriftelijke afspraken aan ten grondslag liggen. 35. Personeelsbeleid. In 2007 constateerde de VBI reeds dat van functioneringsgesprekken of bijeenkomsten van het personeel geen documentatie beschikbaar is. Van enige vorm van personeelsbeleid is nog steeds geen sprake. Er zijn geen gedocumenteerde bijeenkomsten van het personeel, geen besluitenlijsten van gemaakte afspraken en geen verslagen van functioneringsgesprekken. 36. Scholingsbeleid. In 2007 drukt NQA zijn zorg reeds uit in verband met het ontbreken van een scholingsbeleid. Per april 2010 heeft de inspectie nog geen documenten hieromtrent aangetroffen. 37. Faculty council. Paragraaf 3.8 van het document Governance Structure beschrijft de Faculty Council, het inspraakorgaan van het personeel. In het vierde lid wordt bepaald dat er per 25 personeelsleden één vertegenwoordiger in dit overleg zitting neemt. Het inspraakorgaan zal dus ook bij forse toename van het aantal medewerkers uit maximaal één persoon bestaan. Overigens is gebleken dat het hier gaat om een dode letter in het document. Het instellingsbestuur kon geen documenten overleggen die het bestaan van het inspraakorgaan staaft. 38. Casus: IELTS niveau. Een student van de instelling heeft de IND schriftelijk bericht dat zijn IELTS-score voor de beheersing van de Nederlandse taal 5.0 was. EUPE heeft echter een certificaat voor een score van 6.0 afgegeven. Niveau 6.0 is het gebruikelijke minimumniveau voor een hbo-bacheloropleiding. Het certificaat is gedateerd in 2006. Toen heette EUPE ‘European University for Professional Education’. De laatste drie woorden werden pas twee jaar later vervangen door ‘of Applied Sciences’. Op het certificaat uit 2006 staat echter ‘European University of Applied Sciences’ vermeld. 3. Conclusie Het bestuurlijk vermogen van de instelling en de kwaliteitszorg zijn ontoereikend. Het instellingsbestuur heeft onvoldoende slagkracht om langdurige tekortkomingen te verhelpen op het gebied van naleving van de wet op het hoger onderwijs en heeft niet kunnen aantonen dat de instelling voldoet - of op korte termijn zal voldoen aan de materiële en personele randvoorwaarden die nodig zijn om de inhoudelijke kwaliteit duurzaam te realiseren. Afgelopen jaren hebben diverse feiten getuigd van onvoldoende kwaliteitsbewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoel van het Pagina 16 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
instellingsbestuur. Er is sinds de inspectieonderzoeken in 2006 en 2007 weinig tot geen verbetering geboekt. Sinds de waarschuwing van 12 januari 2010 is geen verbetering geboekt. De instelling voldoet daarmee niet aan artikel 1.12 van de WHW noch aan artikel 1, lid 2, aanhef en onder c, van de Beleidsregel aanwijzing.
4.3
FINANCIËLE SITUATIE EN FINANCIEEL BEHEER 1. Wettelijke basis De voorwaarden voor aanwijzing zijn neergelegd in de Beleidsregel aanwijzing instellingen voor hoger onderwijs van 8 juli 2004 (kenmerk HB/BS-2004/27816). Artikel 1, lid 2c van deze beleidsregel bepaalt dat de instelling documenten dient te overleggen waaruit blijkt dat het bestuur van de instelling de continuïteit van het onderwijs in voldoende mate kan garanderen. Om aangewezen te worden moet het bestuur van de instelling aannemelijk maken dat men kan voldoen aan de materiële en personele randvoorwaarden die nodig zijn om de inhoudelijke kwaliteit duurzaam te kunnen realiseren. 2.
Bevindingen
39. Financieel beheer. Als gevolg van een ontoereikende registratie kunnen de precieze studentenaantallen niet worden vastgesteld. In algemene zin geldt dat de administratieve processen niet op professionele wijze zijn ingericht en geen ordelijk geheel vormen. Dat geldt zowel voor de studentenadministratie als voor de financiële administratie. Vanaf het boekjaar 2008-2009 is geen financiële administratie beschikbaar. De jaarstukken over het boekjaar dat per 1 september 2009 afliep waren op 20 april 2010 nog niet beschikbaar. Er is veel contant geldverkeer binnen EUPE zonder een adequaat gevoerd beheer. Er wordt geen loonadministratie gevoerd. Alle medewerkers worden op freelance basis (en regelmatig contant) betaald. Er zijn geen opgaven van deze betalingen aan de fiscus aangetroffen. Op basis hiervan kan ook geen beeld worden gevormd van mogelijke private onttrekkingen door de eigenaar/aandeelhouder en tevens dean van de instelling. 40. Financiële situatie. In financieel opzicht is de instelling van zeer geringe omvang. In 2005, 2006, en 2008 bedroeg het balanstotaal respectievelijk € 80.500, € 330.500 en € 53.600. In elk van deze jaren was het eigen vermogen negatief: -/- € 40.800, -/- € 19.000 en -/- € 83.200. De solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit zijn over die jaren ontoereikend en voldoen niet aan de gangbare normen. Vanwege het ontbreken van een financiële administratie vanaf boekjaar 2008-2009 is er geen inzicht in de financiële positie van EUPE vanaf dat boekjaar en op dit moment. 41. Inkomstenbronnen. De instelling richt zich tot op heden nagenoeg uitsluitend op studenten uit andere werelddelen die op basis van een visum in Nederland worden toegelaten voor het volgen van een studie. Het aantal studenten is gering. De studenten vormen de enige inkomstenbron voor de instelling. 42. Schriftelijke overeenkomsten. De instelling is in recente jaren voor de toestroom van nieuwe studenten in sterke mate afhankelijk geweest van een bureau dat studenten aandraagt. Het instellingsbestuur kon geen documenten Pagina 17 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
overleggen waarin adequate afspraken met dit bureau zijn vastgelegd. In het bijzonder valt op dat geen afspraken zijn vastgelegd over de financiële kant van de samenwerking. Inmiddels is de samenwerking met het bureau geëindigd. De toestroom van nieuwe studenten vindt plaats via contacten met oud-studenten in de betreffende landen. 43. Deponeren jaarstukken. In 2006 constateerde de inspectie dat EUPE en haar rechtsvoorgangers nimmer hadden voldaan aan de plicht om de financiële jaarstukken te deponeren in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel. In 2009 constateerde de inspectie dat EUPE de jaarstukken over 2006/7 had gedeponeerd en dat de jaarstukken over 2006/7 en 2007/8 ontbraken. Inmiddels zijn de jaarrekeningen over 2004/5, 2005/6 en 2007/8 gedeponeerd; de jaarstukken over 2006/7 ontbreken per april 2010 nog. Het niet of niet tijdig deponeren van de jaarstukken is een economisch delict. 44. Eerder faillissement. In 2005 is EUPE failliet gegaan. Het instellingsbestuur heeft in 2006 tegenover de inspectie verklaard dat daarbij een bedrag van € 600.000 is verdwenen. De instelling kon in 2006 geen documenten overleggen over de periode tot aan het faillissement verwees daarvoor naar de curator. Deze liet weten niet over de gevraagde documenten te beschikken. 3. Conclusie Er zijn financiële jaarverslagen van EUPE beschikbaar over de periode 2005-2006, 2006-2007 en 2007-2008. Afgaande op de beschikbare jaarverslagen tot en met 2007-2008 is de financiële situatie van EUPE zeer zwak. De inkomstenbronnen zijn in die periode beperkt, het eigen vermogen is negatief en de solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit zijn ontoereikend. De instelling houdt zich niet aan de wettelijke plicht om de jaarstukken tijdig te deponeren in het handelsregister. Daarnaast is vanaf het studiejaar 2008-2009 geen financiële administratie meer gevoerd, zodat er over de periode van augustus 2008 tot heden geen inzicht is in de financiële positie van EUPE. Het financieel beheer is daarmee ontoereikend. Voorts is er sprake van een substantieel contant geldverkeer zonder adequaat beheer. Daarmee zijn er risico’s, niet enkel voor wat betreft de financiële continuïteit maar vooral ook in de naleving van fiscale wetgeving en mogelijkheden voor oneigenlijk gebruik van dit contante geldverkeer. De instelling kan niet aantonen te voldoen aan de materiële en personele randvoorwaarden die nodig zijn om de inhoudelijke kwaliteit duurzaam te realiseren. De continuïteit van het onderwijs en het voortbestaan van de instelling zijn onvoldoende gegarandeerd, zodat huidige en toekomstige studenten er onvoldoende zeker van kunnen zijn de opleiding aan de instelling te kunnen afronden.
4.4
MEDEWERKING AAN ONDERZOEKEN EN VERSTREKKEN VAN INLICHTINGEN 1. Wettelijke basis Aangezien de inspectie op grond van de WOT toezichthouder van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is, beschikt zij, naast de bevoegdheden van de WOT, ook over de bevoegdheden van titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) zoals het vorderen van inlichtingen (artikel 5.16).
Pagina 18 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
2.
Bevindingen
45. 2005: verzoek om informatie. In 2005 reageerde het instellingsbestuur niet op verzoeken van de inspectie om informatie te ontvangen over de werving en selectie van buitenlandse studenten door de instelling en werkte de instelling ondanks verzoeken daartoe niet mee aan het onderzoek van de inspectie. 46. 2006: geen bericht van verhuizing. In 2006 liet het instellingsbestuur na een verhuizing te melden. Daardoor bleek de registratie in het Centraal register van opleidingen in het hoger onderwijs onjuist en kwam de officiële waarschuwing van de minister om de aanwijzing in te trekken niet aan. 47. 2006: verzoek om informatie. Eveneens in 2006 deed de inspectie een schriftelijke aankondiging van een onderzoek met een verzoek om toezending van documenten. Op dit verzoek reageerde de instelling niet. Na diverse pogingen kwam telefonisch contact tot stand. De opgevraagde documenten werden niet ontvangen. Ook tijdens het bezoek in juni 2006 kon de directeur de gevraagde documenten (onderwijs- en examenregeling, onderwijsprogramma, etc.) niet overleggen. 48. 2009: verzoek om informatie. In 2009 verrichtte de inspectie onderzoek naar de instelling. De instelling weigerde twee van de vooraf opgevraagde documenten (de aanwezigheidsregistratie en een contract) aan de inspectie toe te zenden. Het tweede document werd later nagezonden maar voldeed niet aan de te stellen eisen (zie punt 42). De instelling leverde een studentenlijst aan waarop belangrijke gegevens (toetsuitslagen, Nederlandse instellingen waar de studenten ingeschreven hadden gestaan voordat ze bij EUPE gingen studeren) ontbraken waar de inspectie om had gevraagd. 49. 2009: verzoek om reactie. Een conceptrapportage van bevindingen is aan de instelling toegezonden met het verzoek feitelijke onjuistheden te corrigeren. Een reactie heeft de inspectie nooit ontvangen. 50. 2009: verzoek om toelichting. Een student van de instelling heeft de IND schriftelijk bericht dat zijn IELTS-score voor de beheersing van de Engelse taal 5.0 was. EUPE had echter een certificaat voor een score van 6.0 afgegeven. De instelling werd schriftelijk om toelichting gevraagd maar heeft deze nooit gegeven. 51. 2010: geen bericht van verhuizing. In zijn brief van 9 maart 2010 verzoekt de minister de inspectie één of meer onaangekondigde bezoeken aan de instelling te brengen. De instelling is hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht. Tot 1 april vonden alle onderwijsactiviteiten plaats aan de Zuidlarenstraat te Den Haag. Zonder de inspectie te informeren verhuisde de instelling de onderwijsactiviteiten per 1 april 2010 naar de Laan van Meerdervoort zodat de inspectie op die dag aan het verkeerde pand een bezoek bracht. 52. 2010: verzoek om informatie. Op 3 maart 2010 kondigde de inspectie het bezoek op 20 april aan en werd verzocht uiterlijk 13 april met name genoemde documenten aan te leveren. Op 13 april ontving de inspectie een deel van de gevraagde documenten. De volgende informatie ontbrak: een van de twee Pagina 19 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
gevraagde jaarrekeningen, een sluitend overzicht van alle studenten sinds 2005 en het reglement waarin de relatie tussen het instellingbestuur en de raad van advies is geregeld. Ook werd een onvolledige onderwijs- en examenregeling aangeleverd en ontoereikende informatie over de kwaliteitszorg van de instelling. 3.
Conclusie
Het instellingsbestuur heeft gedurende meerdere jaren bij herhaling nagelaten de inspectie de gevraagde inlichtingen te verstrekken en (ten volle) medewerking te verlenen aan onderzoeken. Daarmee voldoet het instellingsbestuur niet aan artikel 5.16 en 5.20 van de Awb en aan artikel 2 lid 4 van de Beleidsregel aanwijzing.
Pagina 20 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
5
Advies
Op grond van het voorgaande adviseert de inspectie de minister de aanwijzing van EUPE met onmiddellijke ingang in te trekken. Als de minister dit advies overneemt is aan de examens van de opleiding niet langer een graad als bedoeld in artikel 7.10a van de WHW verbonden en wordt de registratie in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13 van de WHW, beëindigd.
Pagina 21 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Pagina 22 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
BIJLAGE I VERWERKING VAN DE REACTIE VAN DE INSTELLING Bij brief van 25 mei 2010 heeft European University gereageerd op het conceptrapport van de inspectie van 3 mei 2010. De inspectie spreekt haar waardering uit voor het feit dat de instelling aangeeft in te zien ‘dat het bestuurlijk vermogen van de eigenaar op een aantal cruciale punten tekort is geschoten en dat de werkwijze van de instelling absoluut onwenselijk is geweest’. EUPE heeft een notitie “EUPE Den Haag uit het dal en met een verbeterplan voorwaarts” toegezonden. Omdat de instelling afgelopen jaren ruimschoots de gelegenheid heeft gehad maatregelen te nemen zoals in deze brief worden aangekondigd geeft deze informatie de inspectie geen aanleiding het oordeel over de instelling bij te stellen. Hier speelt ook een rol dat de voornemens niet onderbouwd worden met concrete plannen of harde toezeggingen. Tevens hebben wij een document ontvangen met de titel ‘Commentaar op het conceptrapport d.d. 3 mei 2010’. Onderstaand wordt op elk van de punten van het commentaar kort ingegaan. Vooraf wordt opgemerkt dat het commentaar geen aanleiding geeft de conclusies of het advies bij te stellen. Wel is de tekst van het rapport op enkele punten aangepast. Waar dat gebeurde is dat onderstaand aangegeven. De nummering volgt de nummering in de reactie van de instelling (zie bijlage IV). 1.
Tutorial classes De instelling onderschrijft in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en draagt geen nieuwe feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd.
2.
Project- en case study weeks De instelling onderschrijft in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en draagt geen nieuwe feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd.
3.
Colleges De reactie van de instelling beschrijft een situatie die negatiever is dan de situatie die de inspectie in het rapport heeft beschreven omdat naar nu blijkt een groter deel van de studenten niet of niet regelmatig college volgt dan eerder werd verondersteld. De oorspronkelijke tekst is desondanks gehandhaafd. Wat betreft de passage “het niet kunnen verstrekken van informatie en inlichtingen op zich heeft niets met de afwezigheid van de Dean te maken, omdat die ook zonder toegang tot zijn computerbestanden en zonder toegang tot de gegevens in de administratie en de dossiers, daartoe niet in staat zou zijn geweest” merken wij op dat ook het collegerooster niet aan de inspectie werd toegezonden, terwijl moeilijk in te zien is hoe dit met de toegang tot de computerbestanden te maken kan hebben. Voor het overige onderschrijft de instelling in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en worden geen nieuwe feiten aangedragen. De tekst is daarom niet gewijzigd.
4.
Flexibele instroom De instelling schrijft: “Het derde semester, het zogenaamde zomersemester is in principe een ‘inhaal’-semester waarin studenten of vakken kunnen inhalen, of Pagina 23 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
vakken kunnen inlopen om zodanig een voorsprong te creëren. Het is dus een extra optie voor de studenten.”. Deze informatie komt niet overeen met de informatie in de documenten die aan de inspectie zijn toegezonden. De instelling merkt op “Er wordt ook niet duidelijk vanuit welke kengetallen de inspectie aannemelijk denkt te maken waarom 65 studenten en drie intakes per jaar niet betaalbaar en logisch tot een goed draaiende school kan leiden. Het ontbreken van een financiële en rationele onderbouwing door de inspectie maakt dit een moeilijk te verdedigen stelling voor de instelling.”. Wij zijn van mening dat de passages over de financiële situatie in voldoende mate onderbouwing bieden voor de conclusie dat de financiële situatie van de instelling zeer zwak is. De instelling draagt overigens geen nieuwe feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd. 5.
Vreemde talen De instelling merkt op: “Het onderwijsmodel is dat studenten altijd Engels volgen, daarnaast mogen de studenten kiezen uit twee van de andere vier genoemde talen. Dit is in principe altijd Nederlands en een andere taal. Op dit ogenblik wordt er alleen Engels en Nederlands als vreemde taal gegeven, de derde vreemde taal is zoals ook in het accreditatierapport aangegeven nog een punt van discussie.”. Dat laatste is niet in overeenstemming met de beschrijving van het curriculum van de instelling, dat hier als basis dient. De instelling draagt voor het overige geen nieuwe feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd.
6.
Programmaoverzicht De instelling schrijft: “Voor alle vakken, inclusief de door de inspectie gevraagde hoofdvakken zijn er modulebeschrijvingen beschikbaar. Deze zijn voor het hele programma aan de inspectie beschikbaar gesteld. Voor de zekerheid voegen wij dit nog als bijlage 4 bij.”. Tijdens het bezoek op 20 april is meermalen om dergelijke informatie gevraagd. De in bijlage 4 opgenomen documenten bieden niet de informatie die de inspectie heeft gevraagd; het betreft hier slechts zeer globale beschrijvingen en geen programma’s van week tot week. Voor het overige onderschrijft de instelling in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en worden geen nieuwe feiten aangedragen. De tekst is daarom niet gewijzigd.
7.
Opdrachten De instelling schrijft “Het is niet waar dat er geen huiswerkopdrachten worden gegeven […]”. Deze zinsnede maakt echter geen deel uit van het rapport van de inspectie. De instelling onderschrijft voor het overige in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en draagt geen nieuwe feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd.
8.
Eerstejaarsstudenten Niet duidelijk is wat de instelling met dit commentaar beoogt. De tekst is daarom niet gewijzigd.
9.
Afgestudeerden De aanvullend toegezonden informatie wijzigt niet de constatering van de inspectie dat de instelling geen informatie beschikbaar heeft die de beweringen over de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden onderbouwt. Tijdens het bezoek op 20 april is gevraagd naar de onderliggende documentatie. Toen werd het antwoord gegeven zoals opgenomen in het rapport. De tekst is daarom niet gewijzigd.
10. Dossiers studenten De instelling bevestigt de constatering van de inspectie dat de studentenadministratie ontoereikend is en dat de praktijk niet in Pagina 24 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
overeenstemming is met de onderwijs- en examenregeling. De tekst is daarom niet gewijzigd. 11. Niveau Engels De instelling uit twijfel over de competentie van het personeel van de IND. De inspectie ziet daartoe echter geen aanleiding. De instelling schrijft “Dat van alle studenten waar een IND rapport is, het interview in de moedertaal is gevoerd is ook niet waar.”. Die bewering is in het rapport van de inspectie echter niet aan te treffen. De instelling schrijft: “De constatering dat de door ons gehanteerde taaltoets ontoereikend was voor de Landelijke Commissie Gedragscode is onjuist. Bijgevoegd als bijlage 8 is de uitspraak van de landelijke commissie Code of Conduct d.d. 18 maart 2010 waarin het woord ontoereikend niet wordt genoemd.” Het betreft de uitspraak van de commissie inzake een verzoekschrift van een andere hogeschool. Verzoeker klaagt over de schending van de in artikel 4.2 van de Gedragscode geformuleerde taaleis door de European University door internationale studenten toe te laten die niet beschikken over een IELTS-certificaat. De Commissie verklaart het verzoekschrift gegrond. De term ontoereikend komt in de uitspraak inderdaad niet voor, maar is gezien de uitspraak niet misplaatst. Voor het overige onderschrijft de instelling in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en worden geen nieuwe feiten aangedragen. De tekst is daarom niet gewijzigd. 12. Collegerooster De instelling schrijft: “Alle studenten van de instelling zijn gebeld door de administratie. Wij hebben inmiddels bij de KPN een overzicht opgevraagd van gebelde nummers in die periode en zullen bewijzen dat dit het geval is. Vanwege de privacy zullen wij dit overzicht niet als bijlage bijvoegen, maar deze wel in een eventuele vervolgzaak beschikbaar houden.” De opmerking is in het rapport toegevoegd. De instelling schrijft: ‘Er was per 1 april 2010 geen nieuw rooster, omdat het rooster op zich niet was gewijzigd”. De onderwijslocatie was echter wel gewijzigd. Voor het overige onderschrijft de instelling in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en worden geen nieuwe feiten aangedragen. De tekst is daarom verder niet gewijzigd. 13. Terugkoppeling studieresultaten De terugkoppelingen aan studenten die de inspectie heeft gezien waren niet adequaat. De instelling meldt: “Nergens in de WHW noch in onze eigen OER staat de verplichting om de student online inzicht te geven in zijn studieresultaten.”. In de eigen documenten die de inspectie van de instelling heeft ontvangen is deze handelwijze wel beschreven. De instelling draagt geen nieuwe feiten aan die aanleiding geven deze constatering te herzien. De tekst is daarom niet gewijzigd. 14. Uitschrijving Dit onderwerp is tijdens het bezoek op 20 april uitvoerig besproken. Toen is gebleken dat studenten ook delen van de opleiding kunnen volgen. De reactie van de instelling is in die zin niet adequaat en het gestelde in de Onderwijs- en examenregeling (article 4) onjuist. Voor het overige is de passage herzien.
Pagina 25 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
15. Studenteninspraak In haar reactie draagt de instelling geen materiaal aan (agenda’s, verslagen, etc.) waaruit het bestaan van de studenteninspraakvoorzieningen blijkt zoals beschreven in de documenten. De tekst is daarom niet gewijzigd. 16. Accreditatiestatus De instelling bevestigt de bevindingen van de inspectie. De tekst is daarom niet gewijzigd. 17. Afstudeervoorschriften De instelling draagt geen nieuwe feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd. 18. Vergaderingen examencommissie De instelling geeft aan dat er in de periode van 1 januari 2009 tot 1 april 2010 niet drie maar acht vergaderingen van de examencommissie zijn geweest. In april verzocht de inspectie schriftelijk om toezending van de verslagen van de examencommissie in kalenderjaar 2009 en 2010. Als antwoord daarop werden slechts drie verslagen van vergaderingen toegezonden. Voor het overige geeft de instelling aan zich te realiseren dat de verslagen te summier zijn om een derde een goed overzicht te geven in de werkzaamheden van de examencommissie. Daarmee wordt de bevinding van de inspectie onderschreven. 19. Taakomschrijving De instelling bevestigt de bevindingen van de inspectie. De tekst is daarom niet gewijzigd. 20. Procedures toetsing De instelling geeft een interpretatie aan een verslag van de examencommissie die uit de tekst van het verslag zelf kan worden afgeleid. Hoe dan ook is het niet wenselijk dat pas na enkele jaren afspraken worden gemaakt over de beoordeling van tentamens door de examencommissie en/of examinatoren, te meer daar alle docenten dezelfde methodiek van de test banks hanteren. Op het punt van de ‘kan-bepaling’ waar de instelling op wijst is de tekst aangepast. 21. Tentamendata De instelling geeft aan dat het verplaatsen van de examendata in overleg en op verzoek van de studenten is gedaan, en dat de examencommissie, vanwege de bijzondere situatie dit jaar, het verzoek heeft willen honoreren. Deze opmerking is toegevoegd, met dien verstande met ‘dit jaar’ in werkelijkheid vorig jaar (2009) bedoeld zal zijn. 22. Huisvesting De instelling meldt dat de hier genoemde datum een feitelijke onjuistheid is. Het rapport bevat echter geen datum maar beperkt zich tot de constatering dat begin 2010 de lessen werden verzorgd op een andere locatie. Dit is een juiste weergave van de feiten. Voor het overige onderschrijft de instelling in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en worden geen nieuwe feiten aangedragen. De tekst is daarom niet aangepast. 23. Overige voorzieningen De zinsnede in het conceptrapport van de inspectie ‘De verplichte literatuur bestaat uit boeken waar studenten zelden toegang op hebben’ geeft de bevindingen van studenten weer die de inspectie vertelden dat soms tijdens een college boeken ter inzage zijn die na afloop van het college dienen te worden ingeleverd. Inderdaad beschikt de instellingen over studiemateriaal dat ter inzage is. De passage is aangepast.
Pagina 26 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
28. Bestuurlijke structuur en inspraak
De instelling gaat voorbij aan het feit dat de bevindingen van de inspectie betrekking hebben op een periode die aanzienlijk langer is dan de bedoelde periode waarin de Dean in hechtenis zat. In de verbeterperiode van drie maanden die de minister in acht heeft genomen was deze moeilijke periode overigens al voorbij. 29. Inhoud adviezen VBI De instelling draagt geen nieuwe feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd. 32. Rol advisory committee De instelling draagt geen materiaal aan waaruit het feitelijk functioneren van de advisory committee wordt aangetoond. Er is daarom geen aanleiding de bevindingen te herformuleren. 38. Casus: IELTS niveau De instelling onderschrijft de bevinding van de inspectie en draagt geen nieuwe feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd. 42. Schriftelijke overeenkomsten De instelling merkt op: “In het vorige rapport, alsmede bij punt 48 op pagina 19 van dit rapport wordt duidelijk vermeld dat het contract met het bemiddelingsbureau is nagezonden. De inspectie beschikte dus over deze informatie.”. Inderdaad heeft de inspectie destijds een zeer globale schriftelijke afspraak ontvangen. Dit document voldoet echter volstrekt niet aan de verwachtingen ten aanzien van het contract. Afspraken over de financiële afwikkeling – die in dit verband cruciaal zijn - ontbreken bijvoorbeeld. Aanvullende documentatie kon de instelling ten tijde van het bezoek niet overhandigen. 43. Deponering jaarstukken De instelling merkt op dat alle jaarstukken tot op heden zijn gedeponeerd, ook de jaarstukken 2006/7. De inspectie beschikt echter over een overzicht van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat de jaarrekening 2006/7 per april 2010 niet gedeponeerd was. Telefonisch contact met de Kamer van Koophandel op 26 mei 2010 wees uit dat ook op die datum de betreffende jaarrekening niet als gedeponeerd geregistreerd stond. De tekst is daarom niet gewijzigd. 44. Eerder faillissement Destijds heeft de curator aangegeven niet over de betreffende stukken te beschikken. Materieel doet het niet ter zake of de school dan wel de holding waarvan de school financieel afhankelijk is failliet is gegaan. De tekst is daarom niet gewijzigd. 47. 2006: verzoek om informatie De instelling onderschrijft in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en draagt geen (nieuw) materiaal aan. De tekst is daarom niet gewijzigd. 49. 2009: verzoek om reactie Het antwoord van de instelling geeft aan dat de constatering van de inspectie juist is dat de instelling niet inhoudelijk reageerde op het eerdere rapport van de inspectie: “Op 3 december is door de Dean een brief gestuurd aan mevrouw Roeters, de Inspecteur-Generaal van het onderwijs, waarin duidelijk gereageerd wordt op het verzoek om commentaar en beargumenteerd wordt waarom het ondoenlijk was binnen de genoemde tijdspanne inhoudelijk te reageren op het rapport.”. De tekst is daarom niet gewijzigd.
Pagina 27 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
50. 2009: verzoek om toelichting De instelling schrijft: “Feitelijke onjuistheid is dat er geen IELTS-score voor Nederlands bestaat.“. Dat is terecht. Waar in het conceptrapport ‘Nederlandse taal’ werd geschreven had ‘Engelse taal’ moeten staan. Dit is gecorrigeerd. Voor het overige blijft het bezwaar van de inspectie gehandhaafd: dat de instelling niet reageerde op het verzoek van de inspectie blijkt uit de contradictie in het tweede gedeelte van de passage: “Dat de instelling niet heeft gereageerd op een verzoek om inlichtingen is op zich niet juist, maar te verklaren uit het feit dat het gebouw net weer was vrijgegeven en de Dean net weer beschikbaar was. Er lagen nogal wat dringende zaken op oplossing te wachten en deze brief van de inspectie is daardoor ondergesneeuwd.” 51. 2010: geen bericht van verhuizing De instelling onderschrijft in hoofdlijnen de bevindingen van de inspectie en draagt geen nieuw feiten aan. De tekst is daarom niet gewijzigd. 52. 2010: verzoek om informatie De inspectie vroeg twee jaarrekeningen maar ontving er één. De tekst is daarom niet gewijzigd.
Pagina 28 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Pagina 29 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
BIJLAGE II BRIEF VAN DE INSTELLING Aan de Inspecteur-Generaal van het Onderwijs de heer Drs. H.M. Martijnse Park Voorn 4 Utrecht Den Haag, 25 mei 2010 Betreft uw rapport d.d. 3 mei 2010 Geachte heer Martijnse, Bijgaand ontvangt u ons commentaar en visie op uw rapport d.d. 3 mei 2010, zoals afgesproken met uw inspecteur de heer Froling eerst per mail en de dag erna per post. Dit commentaar richt zich op twee invalshoeken. Ten eerste het onderwijsgedeelte waar wij het meeste verschil van inzicht ten opzichte van uw inspecteurs constateren. Ten tweede het organisatorische stuk waarvan wij inmiddels vast stellen dat dat, ook voor de toekomst de instelling parten zal blijven spelen. Voor het commentaar aangaande het onderwijsstuk verwijzen wij u gaarne naar het stuk met onze opmerkingen. Ten aanzien van het tweede stuk willen wij graag een paar opmerkingen plaatsen. Ten eerste de toekomst, als tweede een observatie over de context. Voor wat betreft de toekomst realiseert de instelling zich dat het een rigoreuze wending zal moeten maken om te overleven. Richtsnoer daarbij zal zijn hetgeen uw inspectie en de NVAO in haar rapporten over onze instelling hebben gerapporteerd. Die rigoreuze wending zal zich manifesteren in een totale organisatiewijziging waarbij de huidige eigenaar-directeur zich volledig zal terug trekken als directeur. Het een en ander overigens zonder zijn aanspraken op het reeds geinvesterde vermogen kwijt te raken. Om de komende wijzigingen plaats te doen vinden is er een stuurgroep in het leven geroepen die gedurende een interim periode van 6 maanden de instelling zal “besturen” als hoogste orgaan. De samenstelling van de stuurgroep is dusdanig gekozen dat alle stakeholders, van bedrijven tot politiek er in vertegenwoordigd zijn. Bijgaand ontvangt u een eerste opzet voor een Plan van Aanpak die wij deze week nog zullen aanbieden aan de Minister van Onderwijs. Met betrekking tot de context willen wij niet onvermeld laten dat de instelling sinds een herstart na het faillissement van de vorige eigenaar alleen maar perioden met zwaar weer heeft gekend. Na een eerste waarschuwing in 2006 en het problematisch verkrijgen van de accreditatie is in 2008 weer een herstart gemaakt, mede ingegeven door het feit dat de studenten uit 2006 (gedwongen) vertrokken waren. Sinds 2009 speelt zich een incident af waarbij diverse overheidsinstanties zich mengden in de zaken van de instelling, wat wij nog steeds als een “bedrijfsongeval” aanmerken. Wederom moeten nieuwe hobbels overwonnen Pagina 30 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
worden. Desondanks leeft de instelling en is het gelukt een nieuwe basis te leggen voor een doorstart. De instelling heeft de afgelopen jaren nooit echt de kans en de tijd gehad daadwerkelijke verbeteringen te etaleren. Wij rekenen erop dat een nieuwe start, met een nieuw management en nieuwe ‘bestuurs’-organen, nieuwe investeerders en betere (digitale) mogelijkheden het onderwijs en het toezicht daarop, de instelling alsnog een kans op overleven heeft. In het vertrouwen dat dit initiatief bij u vertrouwen in de toekomst mag wekken, tekenen wij,
Dr. S. Ramsahrai, Interim-directeur
Prof.dr. M. K. Gautam Voorzitter Stuurgroep
Voor gezien:
G.L.Torain Aandeelhouder EUPE
Pagina 31 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
BIJLAGE III VERBETERPLAN “EUPE Den Haag uit het dal met een verbeterplan voorwaarts” 1. Aanleiding De European University of Applied Science (EUPE) Den Haag heeft in de afgelopen jaren tegen wil en dank diverse stormen moeten doorstaan. Het onderwijs inspectie heeft de noodzaak gezien om zich te buigen over diverse knelpunten m.b.t. het functioneren van EUPE en de omgevingsfactoren die van invloed zijn op het functioneren van EUPE. De inspectie komt kort samengevat tot de volgende conclusies. Opleiding, het onderwijs en de voorzieningen De inspectie stelt vast dat er langdurige en ernstige tekortkomingen aan de orde zijn m.b.t. de uitvoering van het onderwijsprogramma, het functioneren van de examencommissie, de colleges en het studiemateriaal, de registratie van studenten, de huisvesting en de informatie aan de studenten. Volgens de inspectie voldoet de instelling niet aan artikel 1.12 van de WHW en de voorwaarden voor aanwijzing als bedoeld in artikel 1 van de Beleidsregel aanwijzing. De inspectie heeft ook negatieve bevindingen ten aanzien van de kwaliteitszorg, het bestuurlijk vermogen en de financiën en acht de situatie ernstig. De inspectie vindt dat er weinig of geen vooruitgang is geboekt in recente jaren en ziet geen vooruitzicht op spoedige verbetering. Bestuurlijk vermogen en kwaliteitszorg De inspectie acht het bestuurlijk vermogen van de instelling en de kwaliteitszorg ontoereikend. Het instellingsbestuur heeft onvoldoende slagkracht om de nodige maatregel te nemen de inhoudelijke kwaliteit duurzaam te kunnen realiseren. De inspectie vindt dat er in de afgelopen jaren diverse feiten getuigen van onvoldoende kwaliteitsbewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoel van het instellingsbestuur. De inspectie vindt dat er geen verbetering geboekt is. Daarom vindt de inspectie dat de instelling daarmee niet voldoet aan artikel 1.12 van de WHW noch aan artikel 1, lid 2, aanhef en onder c van de Beleidsregel aanwijzing. De financiële situatie en financieel beheer De inspectie vindt de financiële situatie van EUPE zeer zwak. Volgens de inspectie zijn de inkomstbronnen beperkt, het eigen vermogen is negatief en de solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit zijn ontoereikend. Het financiële beheer is ontoereikend. De EUPE voldoet niet aan de deponeerplicht. Daarnaast is volgens de inspectie sprake van substantieel contant geldverkeer zonder adequaat beheer. Daarmee zijn er risico’s voor de financiële continuïteit, naleving van fiscale wetgeving en oneigenlijk gebruik van contant geldverkeer. De instelling kan volgens de inspectie niet aantonen te kunnen voldoen aan de materiële en personele randvoorwaarden die nodig zijn om de inhoudelijke kwaliteit duurzaam te realiseren. Continuïteit van het onderwijs en het voortbestaan van de instelling zijn niet gegarandeerd.
Pagina 32 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Medewerking aan onderzoeken en verstrekken van inlichtingen De inspectie vindt dat het instellingsbestuur gedurende meerdere jaren bij herhaling nagelaten heeft de inspectie de gevraagde inlichtingen te verstrekken en ten volle medewerking te verlenen aan onderzoeken. 2. Conclusies en knelpunten worden serieus genomen EUPE is van mening dat de inhoud van het rapport van de inspectie van onderwijs d.d. 3 mei 2010 op diverse punten aanleiding geeft tot reactie en correcties. Zie hiervoor het aparte commentaar op het conceptrapport (d.d. 25 mei 2010) over een incidenteel onderzoek bij de European University of Applied Science. 3.Verbeteringsplan EUPE neemt de door de inspectie in het genoemde rapport gesignaleerde knelpunten zeer serieus en heeft besloten, na deskundig beraad, een verbeteringsplan te lanceren. Dit verbeteringsplan bestaat uit de volgende onderdelen: nieuwe structuur en effectmeting, stuurgroep verandertraject, nieuwe interim-directeur, financiële commissie, adviescommissie, informatisering en digitale leeromgeving, huisvesting en inkomsten. 3.1 Nieuwe structuur en effectmeting EUPE is van mening dat de eigen slagvaardigheid effectiever zal zijn wanneer er ook een slagvaardige organisatiestructuur gecreëerd wordt. Daarbij denkt EUPE aan: • het duidelijk formuleren van rollen, taken en verantwoordelijkheden van personeelsleden en commissies; • het inbouwen van extra controle mechanismen om de input van medewerkers en output van de organisatie te evalueren en bij te stellen; • het instellen van verschillende stuurgroepen en commissies. Het gaat hierbij om: stuurgroep verandertraject, commissie financiën, commissie kwaliteitszorg onderwijs, commissie ontwerp van de digitale leeromgeving, commissie huisvesting van de instelling, etc. moeten waarborgen • het inrichten van professionele organisatie- en studentenadministratiesystemen. 3.2 Stuurgroep verandertraject EUPE heeft besloten om een stuurgroep verandertraject samen te stellen die leiding/begeleiding zal geven aan het verbeteringsproces en de implementatie van de gewenste en noodzakelijke verbetermaatregelen. Doelstelling stuurgroep veranderingstraject: Bewerkstelligen dat EUPE in een zeer snel tempo alle noodzakelijke maatregelen onderneemt om ervoor te zorgen dat alle door de inspectie gesignaleerde knelpunten conform de vereisten weggewerkt en verbeterd worden. Taken stuurgroep: Het geven van sturing aan en begeleiding van de totale EUPE en in het bijzonder van/aan de interim-management/directie van EUPE die belast is met de dagelijkse leiding van de organisatie en wel gedurende de implementatie periode van de verbetermaatregelen. In iedere geval dienen er de volgende producten tot stand te komen: •
Een nieuw beleidsplan voor financieel beheer en een 5 jaren financiële prognose (zie bijlage; opdracht aan [naam organisatie]) Pagina 33 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
•
Een nieuw governance structure: scheiding van posities van aandeelhouder en directie. De governance structuur zal in de lijn van de opmerkingen van de inspectie conform geldende regels en wetten aangepast worden.
•
Een nieuw directiestatuut
•
Marketingplan om de studenten populatie uit te breiden naar meer gebieden, landen, waaronder Nederland en andere Europese landen. Hiertoe zal EUPE een opdracht verstrekken aan een marketingonderzoeksbureau. EUPE is hierover in gesprek met mogelijke opdracht aannemer.
•
Informatisering en digitale leeromgevingsplan. Zie tekst verder in dit stuk.
•
Een nieuw kwaliteitszorgplan. Er wordt een nieuwe commissie onderwijs en kwaliteit samengesteld onder leiding van [naam medewerker] (adviseur voor het opzetten en implementeren van kwaliteitszorgsystemen). EUPE heeft de intentie om bij de implementatie van het veranderingstraject aanwijzingen van de NQA in acht te nemen. In later stadium wil zij interne audits laten verrichten.
•
Een nieuw studentenadministratiesysteem
•
Een nieuw huisvestingsplan
•
En nieuw bibliotheekplan. Zie tekst verder in dit stuk.
•
Archief en documentatie. EUPE kiest ervoor om op lange duur een digitaal archief te ontwikkelen.
Daarnaast zal de stuurgroep er voor zorg dragen dat de gewenste veranderingen ingevoerd worden. De stuurgroep is van plan gedurende de interim-periode de interne kwaliteitscontrole te verrichten op basis van de verbeteringscyclus gebaseerd op de zogenaamde plan-do check-act methode. Bevoegdheden stuurgroep: De stuurgroep fungeert gedurende de hele interimperiode van zes maanden als het hoogste gezag. EUPE verbindt zich bij voorbaat al aan de adviezen en besluiten van de stuurgroep. Ondersteuning stuurgroep: EUPE stelt alle ondersteuning beschikbaar aan de stuurgroep. Samenstelling stuurgroep: [In verband met de privacy van genoemde personen zijn de namen verwijderd.] Gedurende de interim-periode wil de stuurgroep voortgangsgesprekken voeren met de inspectie / ministerie. Medezeggenschap medewerkers en studenten: Om de medezeggenschap van studenten en medewerkers bij de ontwikkelingen van de instelling te kunnen waarborgen, zullen de studenten en de medewerkers uitgenodigd en actief gestimuleerd worden om een afvaardiging namens de studenten en één afvaardiging van de medewerkers te leveren. De stuurgroep zal ervoor zorgen dat de organisatie democratie bij EUPE verder ontwikkeld wordt. Pagina 34 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
3.3 Interim-Directeur EUPE heeft per 22 mei 2010 een nieuwe directeur aangesteld als interim-directeur voor een periode van zes maanden. De huidige directeur neemt afstand van zijn operationele directeurschap. Deze behoudt thans zijn positie als aandeelhouder. In het kader van de wetswijziging met betrekking tot de B.V. structuur worden aanpassing aangebracht aan de governance structure. De heer dr. S. Ramsahai is de nieuwe directeur (organisatie- en bestuursmanagement) De heer Ramsahai is 20 jaar verbonden geweest aan de Haagse Hogeschool. Hij is zowel op het gebied van onderwijs als ook op het gebied van bestuur en management goed gekwalificeerd. De interim directeur zal zijn werkzaamheden uitvoeren onder toezicht van de stuurgroep en zal uitsluitend verantwoording afleggen aan de stuurgroep. De interim-directeur zal zorg dragen voor een spoedige aanpak/oplossing van alle door de onderwijsinspectie gesignaleerde knelpunten. De interim-directeur geeft uitvoering aan besluiten van de stuurgroep, geeft dagelijkse leiding aan EUPE, zorgt voor de continuïteit van het onderwijs en voor de tot standkoming van alle genoemde producten onder de taken van de stuurgroep. 3.4 Financiële-commissie EUPE heeft er besloten een nieuwe financiële commissie samen te stellen bestaande uit mensen uit het bedrijfsleven die bereid zijn een financiële injectie te geven aan EUPE. De financiële commissie is als volgt samengesteld. [In verband met de privacy van genoemde personen zijn de namen verwijderd.] De interim-directeur is tevens de secretaris van de financiële commissie. De leden van de financiële commissie zullen geen bemoeienis hebben met het onderwijs en het management van EUPE. De leden zullen enerzijds zelf waarnodig een financiële injectie geven en anderzijds zullen zij bewerkstelligen, dat andere sponsors uit het bedrijfsleven EUPE financieel ondersteunen. Voorwaarde is wel dat de erkenning van EUPE wordt behouden en de accreditatie eveneens behouden kan blijven. 3.5 Adviescommissie De adviescommissie is uitgebreid met de volgende leden: [In verband met de privacy van genoemde personen zijn de namen verwijderd.] De voorzitter van de adviescommissie maakt deel uit van de stuurgroep. Gedurende de interim periode zal de adviescommissie eenmaal per maand vergaderen. De interim directeur zal als secretaris van de adviescommissie functioneren. 3.6 Informatisering en digitale leeromgeving Om de kwaliteit van het onderwijssysteem aan EUPE te verbeteren is een digitale leeromgeving onontbeerlijk. Dit is een afgeschermde website met informatie over cursussen, lesmateriaal en hulpmiddelen voor docenten en studenten om het studeren (onderwijzen en leren) te ondersteunen en te optimaliseren. Dit zal een digitale omgeving zijn die vergelijkbaar is met de omgevingen die de meeste hbo scholen en universiteiten inmiddels hebben. Vaak betreft het de software van het Amerikaanse bedrijf Blackboard. Zowel studenten als docenten kunnen hiermee hun Pagina 35 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
onderwijszaken die gerelateerd zijn aan bepaalde cursussen online managen. Dit betekent dat studenten en docenten vanuit diverse locaties en op verschillende tijden onderwijs kunnen geven en genieten. Zo’n digitale leeromgeving biedt mogelijkheden om op verschillende vlakken de communicatie tussen de studenten en docent te verbeteren. Het zal dan mogelijk moeten zijn om aankondigingen te plaatsen door de docenten voor de studenten, te chatten tussen de studenten, discussies te voeren tussen de studenten en docenten of e-mail te versturen naar alle studenten tegelijk. Verder zal het ook mogelijk zijn om cursusmateriaal via zo’n omgeving aan te bieden. De docent kan hiermee artikelen, readers, opdrachten, video’s en dergelijke plaatsen. Daarnaast zal het mogelijk zijn voor de docenten om tests online aan te bieden voor studenten. De docenten kunnen dan de antwoorden online nakijken. Hetzelfde geldt ook voor het verstrekken van individuele of groepsopdrachten door de docenten. De studenten bieden vervolgens hun gemaakte werkstukken aan via de digitale omgeving weer aan de docent. Behalve de bovenstaande functionaliteiten worden de docenten en studenten in hun administratieve werkzaamheden verlicht. Zo worden roosters via deze omgeving bekendgemaakt en geraadpleegd. Tenslotte is het mogelijk om de scores in deze omgeving te plaatsen, zodat studenten altijd een overzicht hebben van hun laatste resultaten. Door deze digitale omgeving wordt er tevens bereikt dat veel onderwijsmateriaal goed bewaard kan worden. Een goede back-up procedure kan hierin al voorzien. Zo wordt de continuïteit van het onderwijs gewaarborgd. Door een goede beveiliging die standaard met zo’n digitale leeromgeving wordt geleverd wordt er ook voor gezorgd dat ongeautoriseerde personen niet in het systeem komen en dat de gegevens in het systeem betrouwbaar zijn. EUPE heeft besloten hiervoor een opdracht te geven aan een deskundig bureau.
Bibliotheek De bibliotheek is in wezen het kennisportaal van de instelling. Studenten en medewerkers dienen er zonder enig obstakel gebruik van te maken. Voor een professioneel bibliotheekmanagement dient er een bibliotheekcommissie ingesteld te worden bestaande uit de volgende actoren: docenten, studenten, leden van de quality control en iemand van de commissie financiën. Het materiaal van de bibliotheek kan in vijf categorieën ingedeeld worden: 1. Tenminste een exemplaar van alle studieboeken die vereist zijn voor de gehele opleiding; 2. Materiaal over specialistische onderwerpen; 3. Materiaal over Europese communicatiestijlen, culturen in het algemeen en Nederlandse cultuur, communicatiestijl, gebruiken en zakelijk omgang specifiek 4. Zoveel mogelijk materiaal over de ins- en outs van de herkomstlanden van de studenten; 5. Relevant naslagwerk Verder bestaat de mogelijkheid in de bibliotheek om gebruik te maken van computerfaciliteiten, waardoor men online onderzoek kan doen. Daarnaast zou men ook specifieke sites kunnen raadplegen om aan relevante artikelen te komen. Gewenst is om in de toekomst taken op het gebied van ICT en het bibliotheekmanagement door een en dezelfde te laten uitvoeren. De Interim directeur zal hiervoor zorgen. 3.7 Huisvesting EUPE en inkomsten
Pagina 36 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Huisvesting EUPE heeft besloten om te zoeken naar een huisvesting dat valt binnen het gebied van de internationale organisaties in Den Haag. De gemeente Den Haag heeft één gebied aangewezen voor de internationale organisaties. Den Haag heeft de ambitie van, een stad te zijn van recht en vrede. EUPE wil met haar onderwijskwaliteit en uitstraling recht doen aan deze ambitie van de stad Den Haag. De huidige huisvesting wordt in snel tempo verbeterd en er wordt voor gezorgd dat aan alle huisvestingseisen wordt voldaan. De huisvesting van de universiteit dient er altijd zeer representatief te zijn. Inkomsten De inkomsten van EUPE bestaan uit jaarlijkse bijdrage van de studenten die de opleidingen zullen volgen. Daarnaast zal EUPE inkomsten genereren door masterclasses te verzorgen in samenwerking met erkende consultancy bureaus in en buiten Nederland. Daarbij wordt gedacht aan de volgende masterclassess: • cross cultural communication; • cross cultural assessment for business purposes; • diversity management; • European cultures, communication styles and negotiation; • Dutch Business Culture. Voorts wil EUPE haar inkomsten genereren door verschillende cursussen te verzorgen op het gebied van professional business Engels en English translators. De cursus English translators is bedoeld voor meertaligen die bij diverse instituten op het gebied van “law and justice” werkzaam willen zijn in Nederland en België. Tenslotte verkrijgt EUPE haar inkomsten door donaties van het bedrijfsleven.
Pagina 37 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
BIJLAGE IV REACTIE OP HET CONCEPTRAPPORT NB: Namen van instellingen zijn door de inspectie vervangen door de aanduiding [naam onderwijsinstelling]. Commentaar op het conceptrapport d.d. 3 mei 2010 over een incidenteel onderzoek bij de European University of Applied Science Hoofdstuk 4.1 De opleiding, het onderwijs en de voorzieningen Paragraaf 2. Bevindingen Part A. Het Onderwijs 1. Tutorial classes Het klopt dat het rooster het onderscheid niet maakt. Dat wil echter niet zeggen dat er geen tutorial classes zijn, deze worden inhoudelijk bepaald door de docent aan de hand van de opgegeven opdrachten en/of de cases uit het boek. Dat studenten niet met het fenomeen bekend zijn wil ook niet zeggen dat er geen tutorials zijn, de didactiek bepaalt wanneer er een tutorial is. Dat de studenten dat als ‘les’ ervaren moge evident zijn, maar dat op zich is geen bewijs dat er geen tutorials zijn. Wij realiseren ons echter, dat dit voor derden onduidelijkheid schept en daarom zullen we de roosters hierop aanpassen en ervoor zorgen dat de docenten de tutorials alleen nog tijdens de daarvoor geplande uren zullen geven en die ook als zodanig schriftelijk zullen rapporteren. De General Topics waarnaar gerefereerd wordt is een extra curriculaire activiteit die meer het algemeen didactisch model ondersteunt op zowel het taalniveau-lesgeven als het verhogen van de ‘awareness’ op cultureel en economisch gebied van de studenten. Dit zijn GEEN tutorials in de strikte zin van het woord. 2. Project- en case study weeks De project- en casestudie weken zijn bedoeld als afsluiting van de onderwerpen die het afgelopen semester aan de orde zijn geweest. Het is en synergie tussen de onderwerpen en dient ook om de verschillende klassen bekend te laten raken met elkaars kennis en vaardigheden opgedaan in dat semester. Vanwege het feit dat er slechts 1 (één) eerstejaarsgroep is, hebben de docenten besloten de casestudies tijdens de lesweken uit te voeren en tijdens de projectweken gewoon les te geven. Het moet de inspectie bekend zijn dat er geen ‘niet-collegeweken’ waren in het vorige schooljaar. Wij realiseren ons dat voor derden het jaarrooster vragen kan oproepen en daarvoor zal de instelling het rooster dusdanig aanpassen dat derden er meteen in kunnen herkennen wanneer de projecten en/of case studies zijn. 3. Colleges De docent die is bezocht op 22 maart heeft het volgende verklaard hierover. Tegenover de inspectie heeft zij verklaard dat er een kern van tussen de 10 - 15 studenten is die altijd op komt dagen en de lessen volgt. Dit op een totaal van 30 studenten die ingeschreven staan voor dit vak. Op 20 april heeft deze docent tegenover de inspectie verklaar dat het groepje “trouwe” studenten ‘slechts’ 5 – 10 Pagina 38 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
bedraagt. Dit zijn de studenten die altijd komen hetgeen ook blijkt uit de aanwezigheidsregistratie die elke les wordt bijgehouden. Het niet doorgaan van de colleges op 1 april vindt zijn oorsprong in het feit dat op die dag de ‘verhuizing’ van het pand aan de Zuidlarenstraat, terug naar de Laan van Meerdervoort in volle gang was. Alle studenten waren daarvan op de hoogte, inclusie het feit dat de lesuitval gecompenseerd zou worden door een “inhaal-les”. Bij de punten 22 en 51 wordt de EUPE verweten dat de inspectie niet op de hoogte was gesteld dat deze verhuizing plaatsvond. Dat is een omissie die wij betreuren. We hopen dat de achtergrond hiervan enige helderheid verschaft: aangezien we het primaire proces – dus het lesgeven – zonder onverantwoord oponthoud wilden laten plaatsvinden, hebben we een snelle verhuizing gepland en wel op 1 april. We waren van plan om de betrokken instanties hiervan op de hoogte te stellen, echter door de drukte van de verhuizing en alles wat ermee te maken heeft, is dat niet gebeurd. Erg jammer vinden we nogmaals. Vanwege het feit dat de inspectie op 1 april in persoon heeft geconstateerd dat wij verhuisd waren naar de Laan van Meerdervoort hebben wij vervolgens nagelaten daar een officiële melding van te doen, immers de inspecteurs hebben het zelf geconstateerd! Het niet informeren is geen actieve slecht bedoelde actie van onze zijde geweest om de inspecties te frustreren, maar lag meer in het feit dat wij ervan overtuigd waren dat de inspectie door de “eigen” constatering nu eenmaal op de hoogte was. Het moge duidelijk zijn dat het de ultieme wens is van de instelling zo snel mogelijk naar een normale situatie terug te keren. Daarbij wordt helaas wel eens vergeten derden tijdig te informeren, waarvoor bij deze onze oprechte verontschuldiging. Inzake de eerdere onaangekondigde bezoeken in oktober 2009 is door ons uitvoerig commentaar geleverd in een eerdere reactie.. Volledigheidshalve vermelden we dat (Engelstalige) commentaar hieronder. How can one imagine that an institute where the director is arrested, the buildings got closed and all files and important computers are seized can function as normal a few days after. Instead of complementing the remaining staff for their efforts to put everything at work to get alternative accommodation, the teachers for continuing teaching, the people in the area around the institute in their efforts to mitigate the impact of both the arrest and the seizure of files and computers, the inspectors only kicks them in the back. Aanvullend willen wij nog wel verklaren dat ondanks de moeilijke situatie in oktober 2009, er alles aan is gedaan door de docenten om het onderwijs normaal doorgang te laten vinden. Nauwelijks onderwijs is derhalve niet toerekenbaar aan de instelling, doch aan de omstandigheden. De instelling heeft er alles aangedaan om daarna de vervallen lessen zo snel mogelijk in te halen, dit is uitvoerig besproken met zowel de studenten als het onderwijsgevend personeel. Niet alleen de afwezigheid van de Dean, maar ook de inbeslagname van alle computers, inclusief de computers waarop alle administratieve gegevens stonden en de volledige administratie, inclusief de studentendossiers, hebben ervoor gezorgd dat het wel aanwezige personeel niet direct en adequaat inlichtingen konden verstrekken. Het niet kunnen verstrekken van informatie en inlichtingen op zich heeft niets met de afwezigheid van de Dean te maken, omdat die ook zonder toegang tot zijn
Pagina 39 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
computerbestanden en zonder toegang tot de gegevens in de administratie en de dossiers, daartoe niet in staat zou zijn geweest. Op 27 oktober 2009 was volgens het rapport één docent en één student aanwezig. De docent stond ingeroosterd op die dag, dat er maar een student aanwezig was kan de instelling niet aangerekend worden. Dit bezien vanuit de onzekere situatie die de studenten aangingen. 4. Flexibele instroom Het punt van de flexibele intake, drie intakes per jaar, is ook besproken tijdens het accreditatietraject. Gaarne verwijzen wij naar het rapport van de VBI, die wij zekerheidshalve als bijlage 1 bijvoegen. De logische opbouw van de programma’s ligt in het feit dat de onderscheiden vakken per semester zelfstandig kunnen draaien. Dit wil zeggen dat het niet uitmaakt of de student start in het eerste semester of het tweede semester, hij volgt beide semesters achtereenvolgend. Daardoor wordt de bedoelde leerstof behandeld. Het derde semester, het zogenaamde zomer semester is in principe een ‘inhaal’semester waarin studenten of vakken kunnen inhalen of vakken kunnen inlopen om zodanig een voorsprong te creëren. Het is dus een extra optie voor de studenten. Vanuit deze logische opbouw en het feit dat het zomersemester een logische plaats heeft in ons onderwijsmodel is hier uiteraard ook rekening mee gehouden in de begroting. Vanwege het feit dat de gebouwen optimaal (100%) worden benut, wij werken met freelance docenten (alleen betalen bij daadwerkelijk lesgeven) kunnen wij deze school draaien met een minimum van 80 studenten (zie bijgaand rekenmodel), dit is het break-even point. Dit valt ruim binnen de aantallen studenten voor het schooljaar (2009-2010), 150 studenten aan het begin van het schooljaar, 80 studenten die alleen het eerste semester hebben betaald en 70 betalende studenten in het tweede semester, gemiddeld dus 110 betalende studenten in dit schooljaar. Er wordt ook niet duidelijk vanuit welke kengetallen de inspectie aannemelijk denkt te maken waarom 65 studenten en drie intakes per jaar niet betaalbaar en logisch tot een goed draaiende school kan leiden. Het ontbreken van een financiële onderbouwing door de inspectie maakt dit een moeilijk te verdedigen stelling voor de instelling. Dat de inspectie het aantal studenten waar de school financieel op draait stelt op 65 is in principe niet juist. De school heeft een herstart gemaakt in 2008 en sindsdien zijn er 150 studenten ingeschreven die allemaal bijdragen aan het betalen van de kosten. Het break-even point was 80 studenten. Elke student meer draagt bij aan het betalen van de in de afgelopen periode gemaakte extra onkosten (advocaten, etc.). Het is niet een slecht beleid of een irreguliere instroom die de financiële situatie beïnvloeden, maar het feit dat voor de tweede keer in vier jaar tijd de instelling voor langere tijd geen nieuwe studenten kon werven en de bestaande studenten geconfronteerd werden met de dreiging van het intrekken van hun verblijfsvergunning, heeft tot gevolg dat studenten de instelling verlaten. De in beslag genomen rekening bedraagt 450,000 euro. Dat is het volledige jaarbedrag aan kosten (break-even) plus wat extra. Derhalve kan de school bij het vrijkomen van dat geld tenminste nog een jaar vooruit. Daarnaast betalen de zittende studenten uiteraard hun collegegeld voor de volgende periode. 5. Vreemde talen Het onderwijsmodel is dat studenten altijd Engels volgen, daarnaast mogen de studenten kiezen uit twee van de andere vier genoemde talen. Dit is in principe Pagina 40 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
altijd Nederlands en een andere taal. Op dit ogenblik wordt er alleen Engels en Nederlands als vreemde taal gegeven, de derde vreemde taal, zoals aangegeven in het accreditatierapport is nog een punt van discussie. Theoretisch zou een keuze voor een andere taal alleen zijn voor studenten met als moedertaal Engels, Nederlands. Waarom het onwaarschijnlijk is dat mensen uit Azië niet in staat zijn om een tweede en derde vreemde taal te leren wordt niet onderbouwd. Het is een tendentieuze opmerking waar wij geen verantwoordelijkheid voor wensen te dragen. Het is ons bekend dat er opleidingen zijn op de Haagse Hogeschool, bijvoorbeeld European Studies waar studenten, ook die uit Azië, in het curriculum verplicht zijn om naast Engels ook twee moderne vreemde talen te volgen. Bovendien is het onderwijs in de genoemde moderne vreemde talen (Frans, Spaans en Italiaans) gericht op basiskennis, kennis vanaf nul. Het is de bedoeling de studenten aan het eind van de opleiding kennis en vaardigheden in die taal op A1 (CEF) niveau te hebben eigengemaakt. Zie hiervoor de omschrijving van de eindsituatie in de modulebeschrijving die overeenkomen met het hiervoor genoemde CEF-niveau (bijlage 3). 6. Programmaoverzicht Voor alle vakken, inclusief de door de inspectie gevraagde hoofdvakken zijn er module-beschrijvingen beschikbaar. Deze zijn voor het hele programma aan de inspectie beschikbaar gesteld. Voor de zekerheid voegen wij dit nog als bijlage 4 bij. De EUPE gebruikt Amerikaanse boeken waarbij per hoofdstuk opdrachten en casussen behandeld worden. De modulebeschrijvingen geven een gedetailleerd beeld aan van de te leren stof, de te behandelen hoofdstukken etc. Het huiswerk is telkens gericht op het maken van de opdrachten en casussen per hoofdstuk. Hierdoor is het mogelijk voor studenten dat zij hun studie kunnen plannen zonder dat wij in detail daarvoor een beschrijving hoeven te geven. De studenten kennen dit systeem en kunnen daardoor ook plannen! De EUPE kan niet verweten worden als de studenten de gevraagde boeken niet aanschaffen, want dat is immers de verantwoordelijkheid van de studenten zelf. Verder zijn de boeken integraal aanwezig op de instelling en kunnen de studenten hoofdstukken ervan kopiëren (tegen betaling van de kopieerkosten). In het Amerikaanse systeem mogen studenten maximaal 20% van de boeken koperen, ruim voldoende voor de eerste weken, zodat een eventuele bestelprocedure en de daarmee samenhangende wachttijd niet tot problemen leidden bij het lesgeven. We hebben voor 1 vak een hoofdstuk bijgevoegd als bijlage 5. 7. Opdrachten De inspectie heeft diverse studenten gesproken en is tot de conclusie gekomen dat zij niet weten hoe het systeem werkt. Het is moeilijk voor ons op deze constatering in te gaan, aangezien we niet weten hoeveel studenten en welke type studenten bevraagd zijn en welke vragen daarbij gesteld zijn. Het enige wat we kunnen aangeven is dat de assignments in de boeken worden opgegeven als te maken huiswerk of als opdracht tijdens de les (tutorials). Soms wordt daar aan het eind van de les tijd voor gegeven, soms moeten de studenten de opdracht het thuis maken. Dat niet alle studenten trouw hun huiswerk maken is evident en niet alleen beperkt tot studenten van EUPE. Het is niet juist dat er geen huiswerkopdrachten worden gegeven, en dat dat niet in de klas besproken wordt en dat de docent dan toch een deel van het studiepunt bepaalt.
Pagina 41 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Gaarne verwijzen wij naar het gestelde onder punt 6 en het daarbij gevoegde hoofdstuk uit een van de boeken. Wij realiseren ons dat voor derden dit systeem wat ondoorgrondelijk is en zullen erop toezien dat de docenten voortaan duidelijker de huiswerkopgaven structureren en vastleggen in een document zodat er later altijd een bewijs is van het opgegeven werk. 8. Eerstejaarsstudenten Zoals in eerder documenten aangegeven is het studentenverloop als volgt: In 2005-2006 (het jaar van het bankroet) waren er 15 MBA-studenten. Deze zijn allemaal in 2005 2006 afgestudeerd. Dat was de belangrijkste reden om in 2005 de school over te nemen, zodat deze studenten konden afstuderen. Pas in het volgende schooljaar (2006 – 2007) konden weer studenten worden gerekruteerd. In 2006 – 2007 stonden er in totaal 93 studenten ingeschreven. Op 1 september 2006 kreeg de instelling een waarschuwing van de minister, waardoor de IND besloot niet langer visa te verstrekken, met het gevolg dat nieuwe studenten niet toegelaten konden worden. In 2007 schreef de IND aan alle ingeschreven studenten een brief met de mededeling dat hun verblijfsvergunning op basis van hun inschrijving aan EUPE ingetrokken zou worden. Geadviseerd werd om een andere instelling te zoeken. Alle studenten hebben daaraan gehoor gegeven zodat er in het volgende schooljaar (2007 – 2008) geen nieuwe en geen oude studenten officieel aanwezig waren. In 2007 – 2008 waren er 42 officiële inschrijvingen, maar deze hebben geen van alle betaald en voldeden derhalve niet aan de toelatingscriteria en kunnen derhalve niet als geregistreerde student gerekend worden. Bovendien kregen deze studenten ook geen verblijfsvergunning op basis van het studeren aan EUPE. In 2008 – 2009 konden er weer studenten worden ingeschreven, 146 in totaal (89 foundation, 57 1ste jaar BBA), nieuwe en ‘wijziging van beperking’ studenten. Van deze lijst zijn er 16 in het eerste semester aangekomen, de rest later voor het tweede semester of zelfs voor het zomersemester 2009. De 16 studenten uit het eerste semester 2008-2009 hebben niet voldaan aan hun IELTS 6 voorwaarde om door te stromen naar het eerste jaar van de BBA. Het klopt dus dat er op dit ogenblik nog geen doorstromers naar het tweede jaar zijn, de eerste daarvoor komen pas daarvoor in beeld in het volgende semester. 9. Afgestudeerden Bijgaand ontvangt u een lijst met recent afgestudeerde studenten en de werkkring die zij inmiddels hebben (bijlage 6). Deze lijst was beschikbaar, maar wij hebben vergeten die tijdens uw bezoek te overhandigen. Hoofdstuk 4.1 De opleiding, het onderwijs en de voorzieningen Paragraaf 2. Bevindingen Deel B. Toelating 10. Dossiers studenten Op dit punt is in de vorige rapporten geen opmerking geplaatst. Dit komt ten dele doordat de informatie waarnaar het rapport verwijst op verschillende plekken wordt bewaard. Onder andere de Nuffic rapporten die van ALLE studenten wordt gemaakt zitten in een aparte map. Ditzelfde geldt voor een deel van de essays omdat die de taalvaardigheid ondersteunen en de aanbevelingsbrieven. Aangezien de aanbevelingsbrieven uiteindelijk allemaal op elkaar begonnen te lijken wordt door de
Pagina 42 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
instelling overwogen dit deel in het volgend schooljaar achterwege te laten omdat het niets inhoudelijk toevoegt aan de toelating. 11. Niveau Engels Ten aanzien van de rapportage van de IND is er intensieve correspondentie geweest inzake het niveau van de mensen die het Engelse taalniveau van de studenten bij de ambassade controleert. Uit deze correspondentie blijkt dat zelfs studenten met een door de Code of Conduct voorgeschreven IELTS certificaat met een afdoende toelaatbaar niveau (IELTS 5 of 5.5 of 6) als onvoldoende werden beoordeeld. Hierdoor rezen vragen over de competentie van het beoordelende personeel. Soortgelijke vragen zijn ook gesteld door onder andere [naam onderwijsinstelling] maar dan voor een andere ambassade. Hieruit blijkt dat er toch vragen zijn over de rapportage van de IND en dit verklaart ook waarom toch de school studenten waar negatieve rapporten van waren door de school geaccepteerd zijn. Dat van alle studenten waar een IND rapport is, het interview in de moedertaal is gevoerd is ook niet juist. Ter illustratie voegen we hier in bijlage 7 een aantal van die rapporten toe. Slechts op die vragen waar de student geen antwoord op kon geven, is de vraag nogmaals gesteld in de moedertaal. Ook is duidelijk dat er niet gecontroleerd is of de vraag niet begrepen is vanwege de taal, of simpelweg vanwege het accent, de uitspraak, de snelheid, of andere communicatieverstorende factoren. Uit vragen die wij hierover aan studenten hebben gesteld is gebleken dat direct na het stellen van de vraag, bij een blik van onbegrip, de interviewer overschakelde op de moedertaal en dus niet de vraag nogmaals in het Engels stelde. Dit is op zich onbehoorlijk, maar uiteindelijk ook niet een echte controle op de taalvaardigheid. Dit alles is regelmatig uitvoerig aan de IND en aan de diverse ambassades gerapporteerd. Feit is dat na een klacht van onze zijde de ambassade in India een tijdje zonder ons daarover in te lichten alle voor ons bestemde studenten door een Nederlandse ambassademedewerker heeft laten beoordelen. In die tijd werden geen negatieve rapporten over de voor ons bestemde studenten en hun taalniveau aan de IND gestuurd. De studenten zelf voeren overigens ook nog aan dat zij (het merendeel Sikhs) zich op de ambassade danig niet op hun gemak voelde bij de af en toe onbeschofte wijze waarop het Hindoe personeel hen bejegende. Dit wegens etnische spanningen. Voor ons is het onmogelijk op geanonimiseerde voorbeelden uit het rapport te reageren. Feit is wel dat als een student binnen een half jaar diverse Engelstalige tentamens kan halen, de ambassade het wellicht niet bij het rechte eind had. Bovendien is het zo als deze student diverse economische vakken heeft gehaald moet het een student uit de BBA zijn, omdat de foundation studenten slechts Engels krijgen en twee ondersteunende vakken (economie en wiskunde). BBA studenten moeten in ieder geval op het niveau vergelijkbaar met IELTS 6 zitten. De constatering dat de door ons gehanteerde taaltoets ontoereikend was voor de Landelijke Commissie Gedragscode is onjuist. Bijgevoegd als bijlage 8 is de uitspraak van de landelijke commissie Code of Conduct d.d. 18 maart 2010 waarin het woord ontoereikend niet wordt genoemd. Daarnaast stelt de Code of Conduct dat instellingen andere toetsen mogen gebruiken dan TOEFLof IELTS, mits deze zijn vergezeld van een verklaring van de RCEC dat de test hetzelfde resultaat oplevert als de IELTS-test. Vanwege het feit dat EUPE een toets gebruikt van de Pearson Longman group in het Verenigd Koninkrijk, de Longman English Assessment (LEA) en de kosten voor het verkrijgen van een dergelijke verklaring over die test en te duur en te langdurig (1,000 vergelijkbare toetsen!!) zou zijn hebben wij ingestemd met het alleen nog maar accepteren van IELTS of TOEFL certificaten. Pagina 43 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Dat er sindsdien geen andere studenten zijn toegelaten tot de instelling ligt in het feit dat de IND op dit ogenblik geen visa verzoeken honoreert. De zinsnede in het inspectierapport suggereert dat het uitblijven van nieuwe inschrijvingen voortkomt uit de hiervoor genoemde beleidswijziging van het alleen nog maar accepteren van IELTS certificaten, maar dat is dus niet juist. Hoofdstuk 4.1 De opleiding, het onderwijs en de voorzieningen Paragraaf 2. Bevindingen Deel C. Communicatie en overleg met studenten 12. Collegerooster Alle studenten van de instelling zijn gebeld door de administratie. Wij hebben inmiddels bij de KPN een overzicht opgevraagd van gebelde nummers in die periode en zullen bewijzen dat dit het geval is. Vanwege de privacy zullen wij dit overzicht niet als bijlage bijvoegen, maar deze wel in een eventuele vervolgzaak beschikbaar houden. Dat niet alle studenten bereikbaar waren moge evident zijn, dat een enkele student derhalve claimt niet op de hoogte te zijn is ook evident. Echter het doet niet af aan het feit dat de instelling er alles aan gedaan heeft om ALLE studenten tijdig te waarschuwen. Er was per 1 april geen nieuw rooster, omdat het rooster op zich niet was gewijzigd. Dat collegetijden niet overeenkomen kan voortkomen uit het feit dat soms docenten andere afspraken maken met de studenten in de klas. Echter het door de instelling gemaakte rooster is ten alle tijde richting geven.
13. Terugkoppeling studieresultaten De opleiding heeft een herstart gemaakt in Oktober 2008 met een groep nieuwe studenten. Dat wil zeggen dat er in het schooljaar 2008 – 2009 drie terugkoppelingen hebben moeten plaatsvinden. De studievoortgangsrapportage geschiedt volgens het bepaalde in de OER door middel van het printen van de resultaten en deze beschikbaar te stellen aan de student. Indien er geen resultaten zijn krijgt de student ook geen overzicht. Nergens in de WHW nog in onze eigen OER staat de verplichting om de student online inzicht te geven in zijn studieresultaten. Wel kan hij dagelijks inzage krijgen ter plekke in het system, met name als hij cijfers/resultaten mist op het overzicht. De regelmaat wordt bepaald door het gestelde in de OER en de uitgevoerde tentamens. Wat adequaat is, wordt in het rapport verder niet aangevoerd. Het is moeilijk op een dergelijk begrip beleid af te stemmen. Onze studenten zijn op de hoogte van hun resultaten, kunnen bij twijfel inzage krijgen in het systeem, kunnen overleg voeren met docenten, management en student counselor. De resultaatprintjes zitten niet in de studentendossiers, omdat dat niks toevoegt aan een goede administratie. De resultaten zitten in het systeem, voor de studenten worden deze geprint en voor controle is het systeem dagelijks beschikbaar. Toch vinden we het naderhand ook noodzakelijk voortaan online alle resultaten van de studenten mogelijk en beschikbaar te maken. 14. Uitschrijving In de OER zelf Articlel 4. Registration staat dat studenten zich kunnen registreren voor een heel academisch jaar. Article 11. Termination of registration regelt de uitschrijving op basis van een besluit van het management in 4 verschillende
Pagina 44 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
oorzaken. Er staat tevens dat het (partieel) terugbetalen van collegegeld ook is voorbehouden aan de “discretion of management” Beide artikelen zijn conform de WHW, Artikelen 7.32 lid 4, respectievelijk WHW Artikel 7.42 leden b, c, d en e. In Appendix 1. artikel 3, sub 3 eerste volzin staat: “Students must sign up for the entire year.” Daar staat letterlijk dat een student zich alleen kan inschrijven voor een heel jaar, niet voor een deel van het jaar. In artikel 4 van Appendix 1 staat geen verwijzing naar de lengte van de inschrijving. De bepaling in deze artikelen is conform het gesteld in de WHW Artikel 7.32 lid 4. Nergens in artikel 3 of 4 staat dat een inschrijving voor een jaar niet mag worden beëindigd voor het eind van dat jaar. Er is dus geen strijdigheid tussen deze artikelen en de artikelen 18 en 19. Artikel 18 regelt uitschrijving in het eerste jaar (na zich voor het hele jaar te hebben ingeschreven). Artikel 19 regelt uitschrijving in de volgende jaren (na zich voor het hele jaar te hebben (her) ingeschreven). Voor de goede orde zij nog vermeld dat de hier geciteerde artikelen uit de WHW in principe geen betrekking hebben op aangewezen instellingen. De instelling heeft er wel voor gekozen de WHW in deze te volgen. 15. Studenteninspraak Waaruit bleek dat er geen Student Council is is onduidelijk. Tijdens het gesprek op het Ministerie van Onderwijs d.d. 3 februari waren twee leden van de Student Council aanwezig, die namens de studenten hun mening hebben gegeven. Het enkele feit dat de twee Student Council leden aanwezig waren samen met enkele leden van de Advisory Committee en de Exam Committee, houdt in dat er overleg is tussen deze drie en er dus per definitie een Institute’s Council is geweest. Vanwege de rare gang van zaken aan het begin van dit schooljaar (5 oktober start jaar, 6 oktober arrestatie Dean) heeft er voor gezorgd dat er nog geen verkiezing voor de nieuwe Student Council gehouden kon worden. 16. Accreditatiestatus Feit is dat in de meeste promotionele uitingen staat dat er maar 1 geaccrediteerde opleiding is. Voorts is de Student Charter in principe niet bestemd voor promotionele doeleinden. Het redigeren van de omvangrijke hoeveelheid stukken is de laatste paar jaar wel wat veel geweest voor een kleine organisatie in zwaar weer, dat erkennen wij. Bovendien moet gerealiseerd worden dat de instelling in feite in een opbouwfase verkeerde sinds het faillissement in 2005 en daar door de aanhoudende problemen ook niet uit lijkt te kunnen komen omdat in principe elke keer weer opnieuw begonnen moet worden. Wij zullen er echter alles aan doen al onze voor publicatie bestemde documenten te scannen op onoorbare verwijzingen. 17. Afstudeervoorschriften Op welke specifieke richtlijnen hier wordt gedoeld is ons onduidelijk. Het Student Chapter 2 (Student Handboek) als onderdeel van de OER geeft in Appendix 1.2.4. Graduation Requirements bachelor degree een opsomming van de eisen waaraan een student moet voldoen om af te studeren. Dit is conform Artikel 7.13, lid 2 sub c van de WHW
Pagina 45 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Overigens hebben wij in de WHW Artikel 7.13 in geen van de leden 1 tot en met 4, nog in lid 2, sub-leden a tot en met v een verwijzing gevonden naar afstudeerrichtlijnen, of het moet de hier bovengenoemde sub c zijn. In het verleden is door ons de OER en een apart document over de examinering en het afstuderen aan de inspectie aangeboden. Daar is op geen enkele wijze in de vorige rapporten over gerapporteerd als dat die fout zouden zijn. 18. Vergaderingen examencommissie Een feitelijke onjuistheid is de datum van 1 januari 2009. Dit omdat er in 2009 wel 8 examencommissie geweest zijn. De verslagen van de vergaderingen van de examencommissie van voor oktober 2009 zijn in verband met eerdere inspectiebezoeken reeds opgestuurd naar de inspectie. Tussen de periode 1 januari 2010 en 1 april 2010 zijn er inderdaad 3 bijeenkomsten geweest. Het klopt dat de vergaderverslagen van de examencommissie slechts het besprokene buiten de bespreking van de examenresultaten behelst. Met ingang van het studiejaar 2009-2010 worden overzichten van resultaten van examens geaccordeerd door de examencommissie en van een handtekening van de voorzitter voorzien en bewaard in een aparte map. Dit is zulk routine werk dat er geen opmerking in de verslagen van wordt gemaakt. Slechts “bespreek-gevallen” worden gedocumenteerd besproken. Wij realiseren ons echter dat de verslagen te summier zijn om aan een derde een goed overzicht te geven in de werkzaamheden van de examencommissie. De commissie heeft zich derhalve op het punt gesteld dit te zullen verbeteren. 19. Taakomschrijving De Student Charter part 1 paragraaf 5 op pagina 7 stelt dat deze charter “prevails” voor alle studenten ingeschreven aan de instelling. In Chapter 1, article 1 staat een definitie van de Examination Committee die in overeenstemming is met het gestelde in de WHW. In Article 22 Examination Committee staat welke taken en bevoegdheden de examencommissie heeft (pagina’s 19 en 20). Het gestelde in de Student Charter part 2 is inderdaad een omissie die er echter al in gestaan heeft sinds september 2006. Voorgaande inspectiebezoeken hebben hier nooit een punt van gemaakt anders had de instelling dit wel gewijzigd. Wij realiseren ons deze omissie en zullen deze Student Charter part 2 aanpassen. 20. Procedures toetsing De opmerking uit het verslag van de examencommissie slaat op het verschil tussen easy, moderate and challanging vragen in de testbank. Derhalve slaat dit op de beoordeling van de tentamens en werd gevraagd daar in de modulebeschrijving een algemene regel voor op te nemen. Artikel 7.12, vierde lid WHW stelt in de eerste twee volzinnen dat de examencommissie regels dient op te stellen voor de goede gang van zaken tijdens de examens. Hieraan is gevolg gegeven door het gestelde in de Student Charter part 1 Hoofdstuk IV en in Student Charter part 2, Hoofdstuk 5, paragraaf 5.1.1. Artikel 7.12, vierde lid WHW derde volzin stelt dat de examencommissie aan examinatoren richtlijnen met betrekking tot de beoordeling KAN geven. Het woord KAN vooronderstelt hier een mogelijkheid, GEEN verplichting. Pagina 46 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Derhalve is de opmerking in de examencommissie en het ontbreken van de gevraagde algemene regel niet in strijd met dit WHW artikel. 21. Tentamendata Het verplaatsen van de examendata is in overleg en op verzoek van de studenten gedaan. Derhalve, indien er een verzoek vanuit de studenten ligt, zijn de studenten per definitie op de hoogte. Het een en ander was ingegeven door het feit dat [naam onderwijsinstelling] de vervangende ruimte in de kerstperiode twee weken heeft gesloten. Studenten wilden een langere voorbereidingsperiode en ook gewoon de lessen die gepland waren in de kerstvakantie volgens het reguliere rooster kunnen volgen. Vanwege de bijzonder situatie dit jaar, heeft de examencommissie dit verzoek willen honoreren. Het is dus niet zo dat de studenten te laat zijn geïnformeerd, de wijziging geschiedde op verzoek van en in overleg met de studenten. Hoofdstuk 4.1 De opleiding, het onderwijs en de voorzieningen Paragraaf 2. Bevindingen Deel E. Studievoorziening 22. Huisvesting Een feitelijke onjuistheid is de datum genoemd hier. De lessen werden verzorgd aan de Zuidlarenstraat vanaf november 2009. Van 6 oktober tot en met 23 oktober was het gebouw aan de Loosduinseweg gesloten door het gemeentebestuur vanwege het feit dat het gebouw geen vergunning bezat voor het geven van onderwijs. Het gebouw aan de Loosduinseweg is al meer dan 20 jaar een schoolgebouw. De instelling huurt dit gebouw van [naam onderwijsinstelling]. Het adres van dit gebouw staat zelfs nog vermeld op de website van [naam onderwijsinstelling] en wordt nog vermeld op de web site van de IB-groep (nu DUO). De bewijzen daarvoor voegen wij toe als bijlage 9. Als legale huurder van [naam onderwijsinstelling] en het feit dat de instelling het gebouw zou huren als onderwijslocatie, had de instelling ervan uit mogen gaan dat alle vergunningen op het pand aanwezig waren. Naar nu blijkt is [naam onderwijsinstelling] in het najaar van 2008 door de gemeente reeds aangezegd dat het pand vergunningbehoeftig was, doch heeft dit verzuimd te communiceren naar de instelling, zoals een goed verhuurder betaamt. Hierdoor ligt deze fout volledig bij [naam onderwijsinstelling]. Sterker zelfs, het huurcontract met [naam onderwijsinstelling] stelt nadrukkelijk in artikel 4.3 dat het gebouw slechts mag worden gebruikt voor educatieve doeleinden. Gesteld wordt dat de inspectie en de brandweer niet op de hoogte waren gesteld dat deze verhuizing plaatsvond. Dat de inspectie niet op de hoogte is gesteld is een omissie die wij betreuren, echter op 1 april was de verhuizing, de planning was de betrokken instanties dezelfde dag nog te informeren. De snelle verhuizing was ingegeven door het feit dat wij zo snel mogelijk weer les wilden geven in onze “eigen” locaties, niemand kan ons dat natuurlijk tegenwerpen. Vanwege het feit dat de inspectie op 1 april in persoon heeft geconstateerd dat wij verhuisd waren terug naar de Laan van Meerdervoort hebben wij spijtig genoeg vervolgens nagelaten daar een officiële melding van te doen, immers de inspecteurs hebben het zelf geconstateerd! Pagina 47 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Het niet informeren is geen actieve slecht bedoelde actie van onze zijde geweest om de inspectie te frustreren, maar lag meer in het feit dat wij ervan overtuigd waren dat de inspectie door de “eigen” constatering nu eenmaal op de hoogte was. Het moge duidelijk zijn dat het de ultieme wens is van de instelling zo snel mogelijk naar een normale situatie terug te keren. Daarbij wordt helaas wel eens vergeten derden tijdig te informeren, waarvoor bij deze onze oprechte verontschuldiging. Op 17 maart heeft de installateur van de door de brandweer gewenste verbeteringen, de brandweer een afmelding gestuurd dat de installatie uitgevoerd was. Wij realiseren ons dat de beide panden nog niet de uitstraling hebben die verwacht wordt van een business school pand. Echter, het pand aan de Loosduinseweg is tot voor de verhuur aan onze instelling als schoolgebouw in gebruik geweest bij [naam onderwijsinstelling]. Zodra de rekeningen worden gedeblokkeerd komen voldoende fondsen beschikbaar de panden een normaal gewenste uitstraling te geven. 23. Overige voorzieningen Dat de instelling niet beschikt over een bibliotheek is ook al bekend sinds 2006. De plannen zijn er om een minimale voorziening te creëren zodra de panden dat toelaten en de gelden weer beschikbaar zijn. Verder is er in het pand aan de Loosduinseweg een begin gemaakt met het inrichten van een bibliotheek, er zijn een aantal periodicals beschikbaar voor de research van de studenten. Verder lag het in de bedoeling in oktober een begin te maken met het inrichten van de bibliotheek. Vanwege het feit dat de instelling vanwege het ontbreken van de vergunning van dat deel van het gebouw geen gebruik mag maken ligt dit nu stil. De materialen zijn er echter, het is slechts een kwestie van gebouw beschikbaar en inrichtten. Het in de modulebeschrijving genoemde studiemateriaal is het laatst op de markt beschikbare materiaal. Dit wordt gebruikt tijdens de lessen en deze opmerking kunnen wij derhalve niet plaatsen. De verplichte literatuur bestaat uit boeken die de studenten zelf moeten aanschaffen. Bestellingen kunnen onder andere gedaan worden bij de American Bookstore aan de Lange Poten 23 te Den Haag. Dat studenten niet de gevraagde boeken kopen kan niet de instelling verweten worden, immers dat is de verantwoordelijkheid van de student. Verder zijn de boeken integraal aanwezig op de instelling en kunnen de studenten kopieën van hoofdstukken opvragen (tegen betaling van de kopieerkosten). In het Amerikaanse systeem mogen studenten maximaal 20% van de boeken kopiëren, ruim voldoende voor de eerste weken, zodat een eventuele bestelprocedure en de daarmee samenhangende wachttijd niet tot problemen leidden bij het lesgeven. Op dinsdag 18 mei 2010 werd op het hotel adres van de directeur een tweetal tassen afgegeven door de Politie Haaglanden. Dit bleek onder meer te gaan om materiaal door de politie in beslag genomen tijdens de huiszoeking op 6 oktober 2009. In die tassen zat onder meer de software die beschikbaar is voor studenten voor accounting. Het klopt dat er nog geen materiaal aanwezig is voor marketing, in het gebruikte programma past dat ook minder. Uit het laatste blijkt overigens ook dat er nog steeds materiaal onder de politie berust. Door het feit dat er een omvangrijke hoeveelheid materiaal is meegenomen
Pagina 48 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
en het ondoenlijk is precies te inventariseren wat er weg is, kunnen wij ook niet reclameren bij de politie. 28. Bestuurlijke structuur en inspraak Het moge duidelijk zijn dat in een crisis, waarbij de Dean in de gevangenis zit, de gebouwen gesloten zijn en de gehele administratie en computercapaciteit in beslag is genomen alsmede beslag is gelegd op de financiën en de bankrekeningen, het laatste waar de verantwoordelijke commissie zich mee bezig houdt is het vastleggen van wat ze aan het doen zijn. Wat er gedaan is is evident: a. er is een alternatief gevonden voor de leslokalen; b. de docenten zijn verder gegaan met lesgeven; c. studenten werden regelmatig geupdate; d. nieuwe studenten kregen juridisch advies; c. er was overleg met de advocaat van de Dean; d. er was overleg met het ministerie van onderwijs en de inspectie; e. etc. etc. Hoofdstuk 4.1 De opleiding, het onderwijs en de voorzieningen Paragraaf 3. Conclusie Zoals hierboven aangevoerd zijn verschillende verbeteringen in gang gezet. De meest in het oog springende is het pand aan de Loosduinseweg, de uitbreiding van de computerfaciliteiten, de inrichting van een bibliotheek, etc. Geconstateerde gebreken ten aanzien van de WHW zijn hiervoor weerlegd. Verder volgt de instelling de procedure van de IND en de acceptatie procedure van studenten door hun vooropleiding te laten controleren door de Nuffic. Artikel 1 van de Beleidsregel aanwijzing handelt over een aanvraag tot aanwijzing. Daar is hiervan geen sprake. Het artikel rept alleen over bij de aanvraag in te dienen bescheiden, daar is hiervan geen sprake. Aan de voorwaarden voor aanwijzing zijn voldaan bij de eerste aanwijzing. Hoofdstuk 4.2 Bestuurlijk vermogen en kwaliteitszorg Paragraaf 2. Bevindingen B. Adviezen accreditatie 29. Inhoud adviezen Ten aanzien van de adviezen is in het Engelstalige commentaar al op deze adviezen ingegaan. Afgezien van het feit dat alle adviezen van het accreditatiepanel als niet anders dan adviezen gezien kan worden is het zo dat deze adviezen geen beletsel hebben gevormd voor het accrediteren van de opleiding. Het een en ander wil zeggen dat de instelling de adviezen serieus neemt, zie hieronder, maar bovenal dat de adviezen nergens een zodanige ‘haast’ hadden dat de instelling die op korte termijn had hoeven opvolgen. c. Het uitwerken van de casussen in het curriculum zodat ze de praktijk beter dekken. Sinds november 2007 is er een overeenkomst met een bedrijf in het Verenigd Koninkrijk, [naam organisatie] (een kopie van hun bevestiging is bijgevoegd als bijlage 10).
[naam organisatie] biedt een van de grootste en up-to-date collecties van management case studie materiaal in de wereld. Ook wordt een print en copy faciliteit geboden voor een groeiend aantal internationale management tijdschriften. Pagina 49 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
[naam organisatie] bevordert het schrijven en het lesgeven in cases vanuit hun kantoor in Cranfield University in het Verenigd Koninkrijk en in Babson College in de US. [naam organisatie] produceert publicaties en cases en stelt deze beschikbaar aan de abonnees. Dit wil zeggen dat gevolg is gegeven dit deel van het curriculum te professionaliseren. d. het uitwerken van het didactisch concept omdat de competenties nu overwegend kennisgeoriënteerd zijn, en daarmee geen werkelijke competenties. De instelling heeft gekozen voor een kennisgeoriënteerde opleidingsaanbod, waarin op een aantal plekken aan competenties wordt gewerkt. 32. Rol advisory committee De rollen en functie van de Advisory committee worden beschreven in het stuk met als naam “Governance Structure”. Het is de instelling niet duidelijk wat er meer verwacht wordt om dit vorm te geven, er worden in de WHW ook geen vormvereisten genoemd op basis waarvan een organisatiestructuur beschreven moet worden. De verhouding tot het management staat helder beschreven in het genoemde stuk. De instelling realiseert zich echter dat het met name de organisatiestructuur en de spreiding van verantwoordelijkheden is die als grondslag dienen voor de kritische noot in het rapport. Vandaar dat er gewerkt wordt aan een nieuwe organisatiestructuur waarin de huidige eigenaar minder te zeggen krijgt en zelfs terugtreedt als directeur. 38. Casus: IELTS niveau Zonder de privacy van de student te beschadigen kan gesteld worden dat de datum op het door de instelling verstrekte certificaat fout is, in plaats van 2006 had daar 2008 moeten staan. Deze administratieve fout die eenvoudig door ons te controleren was geweest is uitermate slordig. Echter dit kan eenvoudig gecontroleerd worden door naar de instroomdatum van de student te kijken. De student heeft een inschrijfbewijs van de instelling gedateerd 22 juli 2009 en op 23 juli 2009 is een aanvraag wijziging beperking door de instelling naar de IND gestuurd. Verder was er geen enkel belang dit document te antidateren omdat de student legaal ingeschreven stond bij de Hogeschool Amsterdam. Hoofdstuk 4.3 Financiële situatie en financieel beheer Paragraaf 2. Bevindingen 42. Schriftelijke overeenkomsten In het vorige rapport, alsmede bij punt 48 op pagina 19 van dit rapport wordt duidelijk vermeld dat het contract met het bemiddelingsbureau is nagezonden. De inspectie beschikte dus over deze informatie 43. Deponering jaarstukken Alle jaarstukken tot op heden zijn gedeponeerd. Ook de jaarstukken 2006/7 zijn gedeponeerd. Als bewijs (bijlage 11) treft u bijgaand het ontvangstbewijs van de Kamer van Koophandel Haaglanden aan. De datum van deponering ligt ver voor het inspectiebezoek. Deze constatering is derhalve een feitelijke onjuistheid.
Pagina 50 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
44. Eerder faillissement Zoals al eerder is uitgelegd is in 2005 niet de school maar de eigenaar van de school, de holding failliet gegaan. De stukken zijn gewoon opvraagbaar bij de curator. Voor zover van belang zijn de stukken door ons opgevraagd en worden integraal als bijlage aan dit rapport toegevoegd. In 2006 is tegenover de inspectie verklaard dat de eigenaar een vordering van de belastingdienst had ten bedrage van rond de 600,000 euro. Zie hiervoor de stukken van de curator. Hoofdstuk 4.4 Medewerking aan onderzoeken en verstrekken van inlichtingen Paragraaf 2. Bevindingen 47. 2006: verzoek om informatie Onderstaand de reactie van het personeel van de instelling gedaan bij brief d.d. 7 november 2006 aan de toenmalig staatssecretaris de heer Bruins inzake dit punt: Op 24 mei 2006 heeft de inspectie een brief gestuurd aan het oude adres van de instelling. Deze brief is als bijlage 6 bij deze reactie gevoegd. (In de brief werden ter voorbereiding van het gesprek verschillende documenten (jaarverslag, brochures, studiegidsen, examenreglement) opgevraagd) De brief van 24 mei 2006 (zie bijlage) noemt geen documenten die moeten worden opgestuurd zoals het verslag suggereert. Er wordt een agenda met gespreksonderwerpen genoemd. Daarna is er telefonisch contact geweest met de huidige eigenaar. Ondanks het feit dat de huidige eigenaar een Amerikaans staatsburger is, de instelling een Engelstalige opleiding is met voornamelijk buitenlandse studenten, werden de telefoongesprekken toch in het Nederlands per e-mail bevestigd. Eerst nadat er op 12 juni 2006 een Nederlandstalige bevestiging per e-mail van de afspraak voor het gesprek van 29 juni 2006 is verstuurd werd er op 20 juni 2006 in een Nederlandstalige e-mail om het opsturen van documenten verzocht. De e-mails van mevrouw Drs. S. Klaver van de Inspectie Hoger Onderwijs zijn als bijlage 7 toegevoegd. Daarin wordt overigens niet om een jaarverslag gevraagd. De huidige eigenaar heeft vervolgens op 22 juni 2006 telefonisch contact gehad met de verstuurder van de e-mail, mevrouw drs. S. Klaver. Hij heeft haar uitvoerig in het Engels uit de doeken gedaan dat de gevraagde documenten hetzij in opslag, hetzij in herdruk, hetzij in bewerking waren, dat de gevraagde gegevens inzake de verwachte aantallen studenten niet kon worden gegeven vanwege de moeilijkheden met de IND en er volkomen onduidelijkheid heerste over wat er wel en niet zou worden doorgelaten, etc. Vervolgens sprak hij af tijdens het bezoek te laten zien wat de rechtsvoorganger aan materiaal had, voorzover niet bij de curator of in opslag en het materiaal dat er alsdan beschikbaar zou zijn. Tijdens het, slechts een half uur durende gesprek, heeft de Inspectie geweigerd om documenten in te zien of aan te nemen. Wat opvalt in de e-mail correspondentie van mevrouw Klaver is dat er in de e-mail van 12 juni 2006 nog wordt gesproken over het verzoek om te spreken met buitenlandse studenten, doch in de e-mail van 20 juni 2006 er alleen nog maar een verzoek ligt om te spreken met het management. Dit bevestigt het feit dat het telefoongesprek van de huidige directeur/dean dat er maar 12 studenten aanwezig waren effect gehad heeft. Waarom vervolgens in het verslag van 20 juli 2006 geen mededeling wordt gedaan over het telefoongesprek na de e-mail van 20 juni 2006 is vreemd. Deze opmerking in het huidige rapport moet dus enigszins genuanceerd worden gelezen. De in het hiervoor geciteerde stuk genoemde bewijzen zijn uiteraard alsnog beschikbaar. Pagina 51 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
49. 2009: verzoek om reactie De constatering in het rapport is feitelijk onjuist. Op 3 december is door de Dean een brief gestuurd aan mevrouw Roeters, de Inspecteur-Generaal van het onderwijs, waarin duidelijk gereageerd wordt op het verzoek om commentaar en beargumenteerd wordt waarom het ondoenlijk was binnen de genoemde tijdspanne inhoudelijk te reageren op het rapport. Deze brief hebben wij als bijlage 12 bijgevoegd. 50. 2009: verzoek om toelichting Feitelijke onjuistheid is dat er geen IELTS-score voor Nederlands bestaat. Uitleg hierover is gegeven bij punt 39. Dat de instelling niet heeft gereageerd op een verzoek om inlichtingen is op zich niet juist, maar te verklaren uit het feit dat het gebouw net weer was vrijgegeven en de Dean net weer beschikbaar was. Er lagen nogal wat dringende zaken op oplossing te wachten en deze brief van de inspectie is daardoor ondergesneeuwd. 51. 2010: geen bericht van verhuizing Dat de inspectie niet op de hoogte is gesteld is een omissie die wij betreuren, echter op 1 april was de verhuizing, de planning was de betrokken instanties dezelfde dag nog te informeren. De snelle verhuizing was ingegeven door het feit dat wij zo snel mogelijk weer les wilden geven in onze “eigen” locaties, niemand kan ons dat natuurlijk tegenwerpen. Vanwege het feit dat de inspectie op 1 april in persoon heeft geconstateerd dat wij verhuisd waren terug naar de Laan van Meerdervoort hebben wij vervolgens nagelaten daar een officiële melding van te doen, immers de inspecteurs hebben het zelf geconstateerd! Het niet informeren is geen actieve slecht bedoelde actie van onze zijde geweest om de inspectie te frustreren, maar lag meer in het feit dat wij ervan overtuigd waren dat de inspectie door de “eigen” constatering nu eenmaal op de hoogte was. Het moge duidelijk zijn dat het de ultieme wens is van de instelling zo snel mogelijk naar een normale situatie terug te keren. Daarbij wordt helaas wel eens vergeten derden tijdig te informeren, waarvoor bij deze onze oprechte verontschuldiging. 52. 2010: verzoek om informatie De brief waarin de inspectie om stukken verzoekt zegt over de financiële documenten het volgende bij punt 7 van bijlage 1: 7. Jaarrekening 2007 en 2008 (of, indien beschikbaar: 2008 en 2009) inclusief goedkeurende accountantsverklaring. De jaarrekeningen 2007-2008 zijn beschikbaar gesteld. Hiermee is voldaan aan het gevraagde uit de brief van de inspectie. Zoals het nu in het rapport staat is het alsof de instelling de inspectie willens en wetens het gevraagde niet geleverd heeft, terwijl de levering ‘slechts’ hoefde te gebeuren “indien aanwezig”. Dit is derhalve een feitelijke onjuistheid. Dit stuk rept verder over en onvolledige aanlevering van de OER en kwaliteitszorg. Echter dezelfde informatie is ook al geleverd voor het onderzoek in 2009 er zijn door de instelling geen stukken uitgehaald, wat er derhalve onvolledig is komt niet uit de verf. In 2009 zijn er geen opmerkingen over de volledigheid van de OER en de kwaliteitsdocumentatie gemaakt.
Pagina 52 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Afsluiting Commentaar EUPE Op alle overige in de hoofdstukken 4.2, 4.3 en 4.4 genoemde punten hebben wij geen weerwoord. Wel willen wij een aantal kanttekeningen plaatsen bij de context. Zoals al in de begeleidende brief aangegeven is het bestuurlijk vermogen van de eigenaar op een aantal cruciale punten tekort geschoten, de belangrijkste eigenschap van een manager die hij miste was het goed beoordelen van de kwaliteiten en de loyaliteit van de adviseurs waar hij zich mee omringde, de goede niet te na gesproken. Een ding moge duidelijk zijn in alle fouten dat niet met kwade opzet in het achterhoofd moedwillig de communicatie is verstoord. Sommige feiten zijn terug te voeren op het niet begrijpen van het Nederlands en miscommunicatie. Dit terwijl de instelling meestal in het Engels de communicatie gezocht heeft. Het was vanaf het begin bekend dat de directeur-eigenaar een Amerikaan was die het Nederlands niet machtig was, dat heeft hem in veel gevallen parten gespeeld. Deze werkwijze van de instelling is absoluut onwenselijk geweest en wij hopen nu dat door het terugtreden van de directeur-eigenaar als beslisser en het instellen van een stuurgroep die een nieuwe organisatievorm zal opzetten en alle procedures en onderwijsdocumenten zal herzien, zijn vruchten zal afwerpen.
Pagina 53 van 54
rapport incidenteel onderzoek EUPE, 1 juni 2010
Bijlage 1 Rapport VBI, inclusief aanvullende rapportage Bijlage 2 Rekenmodel kosten EUPE Bijlage 3 Modulebeschrijving Nederlands volgens CEF niveau Bijlage 4 Alle modulebeschrijvingen Bijlage 5 Hoofdstuk uit het Marketingboek, waarin opgenomen huiswerkopgaven en tutorial opgaven Bijlage 6 Lijst met recent afgestudeerden en hun werkkring Bijlage 7 Rapporten IND en het antwoord van EUPE Bijlage 8 Uitspraak Landelijke Commissie Code of Conduct inzake een klacht van [een andere hogeschool] Bijlage 9 Vermelding adres Loosduinseweg op web site DUO [andere onderwijsinstelling] Bijlage 10 Bevestigingsemail van [naam organisatie] dat EUPE klant is Bijlage 11 Bevestiging KvK Haaglanden over deponering jaarstukken 2006/7 Bijlage 12 Brief van EUPE d.d. 3 december 2009 aan de InspecteurGeneraal van het Onderwijs inzake het ontwerprapport van 20 november 2009
Pagina 54 van 54