RAPPORT VAN EEN INCIDENTEEL ONDERZOEK NAAR BESTUURLIJKE PRAKTIJKEN
Bevoegd gezag: Stichting Islamitische Onderwijsgroep Nederland School: De Dialoog Plaats: Rotterdam BRIN-nummer: 27ET Nummer: AD/RS/47074 Datum vaststelling rapport: 26 september 2008
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Vaststelling
Dit rapport bevat de resultaten van een incidenteel onderzoek naar bestuurlijke praktijken dat heeft plaatsgevonden bij de Stichting Islamitische Onderwijsgroep Nederland. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) en de Auditdienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: auditdienst) hebben dit onderzoek uitgevoerd in de maanden januari 2008 tot en met juni 2008. In verband met de bundeling van toezichttaken verricht de Inspectie van het Onderwijs ook het financiële toezicht op de onderwijsvelden. Met ingang van 1 september 2008 is de afdeling Rekenschap van de Auditdienst OCW daarom ingebed als Directie Rekenschap in de Inspectie van het Onderwijs. Het rapport is vastgesteld door dr. L.S.J.M. Henkens, hoofdinspecteur en drs. R. Loep RA, Auditmanager Rekenschap, te Utrecht/Den Haag op 26 september 2008.
INCIDENTEEL ONDERZOEK Naast de uitvoering van onder andere kwaliteitsonderzoeken, zal de inspectie in staat moeten zijn te reageren op incidenten. Op grond van artikel 15 van de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) kan de inspectie daartoe uit eigen beweging dan wel op aanwijzing van de minister incidenteel onderzoek verrichten. De aanleiding kan bijvoorbeeld zijn berichtgeving in de media, Kamervragen of ernstige klachten van onderwijsdeelnemers of hun ouders. De auditdienst is op grond van artikel 175 van de Wet op het primair onderwijs en op grond van artikel 97 van de Wet op het voortgezet onderwijs bevoegd een onderzoek vanwege de minister in te stellen. Voor een incidenteel onderzoek worden onderzoeksvragen geformuleerd afhankelijk van de aard van het te onderzoeken incident. Ook de onderzoeksopzet en –uitvoering volgen geen vast stramien, maar worden per geval bepaald. In beginsel worden de bevindingen naar aanleiding van een incidenteel onderzoek vastgelegd in een openbaar rapport, tenzij de aard van het onderzoek of de omvang daarvan zich daartegen verzet.
1 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inhoudsopgave
1
Managementsamenvatting
3
2
Opdracht en werkwijze 2.1 Aanleiding 2.2 Onderzoeksvragen en werkwijze 2.3 Afbakening van het onderzoek
5 5 5 6
3
Aanstelling bestuurders en medewerkers 3.1 Onderzoeksvraag 3.2 Bevindingen
7 7 7
4
Besteding onderwijsbekostiging 4.1 Onderzoeksvraag 4.2 Bevindingen
13 13 13
5
Medezeggenschap 5.1 Onderzoeksvraag 5.2 Bevindingen
15 15 15
2 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
Managementsamenvatting
Op verzoek van de Staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) hebben de inspectie en auditdienst, als onderdeel van een themaonderzoek naar bestuurlijke praktijken binnen het islamitisch onderwijs, een onderzoek verricht bij Stichting Islamitische Onderwijsgroep Nederland (hierna: Stichting ION) en haar school. De stichting fungeert als bevoegd gezag voor de school De Dialoog. De aanleiding voor dit onderzoek zijn onregelmatigheden die de inspectie en auditdienst in 2006 en 2007 hebben geconstateerd in het kader van diverse incidentele onderzoeken bij islamitische schoolbesturen. Eén van deze onderzoeken heeft plaatsgevonden bij Stichting ION. Dit onderzoek is daarom beperkt tot de perioden en onderzoeksgebieden die in het vorige onderzoek niet aan de orde zijn gekomen. Ook de rapportage strekt zich niet verder uit dan over de bevindingen die in dit (aanvullende) onderzoek zijn opgedaan. Voor een volledig beeld van de bevindingen bij beide onderzoeken wordt daarom tevens verwezen naar het rapport met datum 5 november 2007. Overigens heeft Stichting ION haar jaarrekening 2006 nog niet ingediend bij het ministerie. Dit betekent dat de bevindingen bij het jaar 2006 een voorlopig karakter hebben. Immers: de stichting kan nog besluiten bepaalde uitgaven die vooralsnog als kosten zijn verantwoord en aldus ten laste van de rijksbijdrage zijn gebracht, op een andere wijze te verantwoorden. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen of de eerder genoemde onregelmatigheden breder spelen binnen het islamitisch onderwijs. Wij hebben bij uw bestuur (en school) een onderzoek verricht aan de hand van een drietal onderzoeksvragen. Hieronder geven wij de onderzoeksvragen aan met de belangrijkste bevindingen. 1) Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is er sprake van onrechtmatigheid bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers? Tien personen hebben met terugwerkende kracht een tijdelijke uitbreiding gekregen van de werktijdfactor in verband met voorziening in een vacature. Het bestuur kon hierbij niet met documenten aantonen dat de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor deze uitbreidingen pas na afloop van de aanstellingsperiode is betaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006,
3 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreidingen sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de betreffende personeelsleden. Een personeelslid staat in de schoolgids als administratrice vermeld. In het formatieoverzicht staat zij echter als lerarenondersteuner (WTF 1,00) schaal 7 opgenomen. Er zijn geen documenten die aantonen waarom zij op deze manier is aangesteld. Het bestuur heeft de inschaling van de betreffende persoon niet aannemelijk kunnen maken. Bij het onderzoek is nogmaals vastgesteld dat een aanzienlijk aantal personeelsdossiers niet compleet is. Akten zijn niet getekend of ontbreken. Tevens zijn niet altijd kopieën van relevante diploma’s aanwezig. Aangezien dit op korte termijn opgelost dient te worden heeft het bestuur aangegeven dat in het plan van aanpak van de interim-directie naar aanleiding van het bijzonder onderzoek 2007 van de AD en het kwaliteitsonderzoek van de Inspectie dit onderwerp is benoemd en zal worden uitgevoerd. De inspectie en auditdienst zullen de voortgang monitoren als onderdeel van het reeds lopende verbetertraject.
2) Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de school? Leerlingenvervoer In 2006 is een bedrag groot € 1.141 ten laste van de rijksbijdrage gebracht. In 2007 is een bedrag groot € 3.506 betaald. Dit betreft kosten voor verzekeringen, parkeren en motorrijtuigenbelasting. Het Ministerie van OCW heeft ten aanzien van leerlingenvervoer van de woning van de leerling naar school en vice versa in het verleden aangegeven dat uit de artikelen 4 WPO en 148 WPO volgt dat dit leerlingenvervoer als een exclusieve gemeentelijke taak moet worden gezien, die niet kan worden bekostigd uit de rijksbijdrage.
3) Wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? Het bevoegd gezag van Stichting ION leeft de regelgeving rond medezeggenschap niet op alle onderdelen na, in die zin dat de MR niet (tijdig) alle beleidsstukken krijgt toegestuurd en de eventuele instemming van de MR met het beleid en vaststelling van documenten niet wordt vastgelegd. Slechts bij een volledige vernieuwing van de MR worden verkiezingen gehouden. Hoor en wederhoor De conceptversie van dit rapport is voorgelegd aan het bestuur van de school. Het bestuur heeft op 23 september 2008 telefonisch aangegeven dat het bestuur akkoord is met de inhoud van het concept en geen aanleiding ziet om bij het conceptrapport opmerkingen te plaatsen. Het bestuur merkt ten aanzien van de geconstateerde bevindingen nog op dat de in dit rapport geconstateerde feiten worden meegenomen in het geïntensiveerd toezichttraject.
4 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2
Opdracht en werkwijze
2.1
Aanleiding
In 2006 en 2007 hebben de inspectie en auditdienst incidentele onderzoeken uitgevoerd bij een aantal islamitische schoolbesturen waarbij meerdere onregelmatigheden zijn geconstateerd. De staatssecretarissen van OCW hebben de inspectie en auditdienst daarom gevraagd een breder themaonderzoek uit te voeren naar bestuurlijke praktijken in het islamitisch onderwijs. Met brief PO/BB/07/35017 van 25 september 2007 hebben de staatssecretarissen de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen of de geconstateerde onregelmatigheden breder spelen in het islamitisch onderwijs.
2.2
Onderzoeksvragen en werkwijze
De onderzoeksvragen zijn: 1. Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is sprake van onrechtmatigheid bij aanstellingen van bestuurders en medewerkers? 2. Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de school? 3. Wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? De vragen 1 en 2 behoren tot het onderzoeksdomein van de auditdienst en vraag 3 tot dat van de inspectie. In 2007 hebben inspectie en auditdienst al een incidenteel onderzoek uitgevoerd bij Stichting ION. Hierbij zijn bovenstaande vragen gedeeltelijk al aan de orde gekomen voor de schooljaren 2001/2002 tot en met 2004/2005. Dit onderzoek is daarom beperkt tot de perioden en onderzoeksgebieden die in het vorige onderzoek niet aan de orde zijn gekomen. Ook de rapportage strekt zich niet verder uit dan over de bevindingen die in dit (aanvullende) onderzoek zijn opgedaan. Voor een volledig beeld van de bevindingen bij beide onderzoeken wordt daarom tevens verwezen naar het rapport met datum 5 november 2007. Voor de uitvoering van het onderzoek hebben de inspectie en de auditdienst gebruik gemaakt van de volgende werkwijzen en instrumenten: • (Administratief) onderzoek van de formatieoverzichten 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007.
5 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
•
•
Administratief onderzoek naar de geldstromen van de stichting en de scholen, die zichtbaar zijn in de financiële administratie van de stichting en toegespitst op de jaren 2006 en 2007 (het laatste jaar voor zover mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor). Documentenonderzoek en bevraging van bestuurders en/of directies en/of andere geledingen binnen de school, gericht op het vaststellen van naleving van regelgeving op het gebied van de medezeggenschap door het bevoegd gezag. Uitgangspunt voor de verzameling van gegevens en beoordeling van de bevindingen is de Wet medezeggenschap op scholen (WMS). Het onderzoek richt zich op de actuele situatie (schooljaar 2007/2008), in voorkomende gevallen uit te breiden tot het voorlaatste schooljaar (2006/2007).
In januari/februari 2008 heeft de inspectie bureauonderzoek uitgevoerd en de auditdienst het administratiekantoor bezocht waar de Stichting ION haar administratie heeft ondergebracht. Op 24 april 2008 hebben inspectie en auditdienst een gesprek gevoerd met het bestuur van de stichting. Daarnaast heeft de auditdienst het bestuur nog vragen voorgelegd met het verzoek deze schriftelijk te beantwoorden. Bij haar onderzoek heeft de inspectie de volgende bronnen van informatie geraadpleegd: de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens, het jaarverslag, het managementstatuut, het medezeggenschapsstatuut, het medezeggenschapsreglement, het schoolplan en het formatieplan. Het onderzoek van de auditdienst beperkte zich voor onderzoeksvraag 2 tot (de bankrekeningen opgenomen in) de (financiële) administratie van de stichting. Bij haar onderzoek heeft de auditdienst de volgende bronnen geraadpleegd: de financiële administratie (grootboek, bankrekeningen en facturen) over 2006 en over 2007, (het laatste jaar voor zover mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor), de formatieoverzichten 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007 en de relevante personeelsdossiers aanwezig op het administratiekantoor.
2.3
Afbakening van het onderzoek
Het onderzoek richt zich op de beantwoording van de bovengenoemde vragen. De auditdienst heeft voor de onderzoeksvragen 1 en 2 geen accountantscontrole uitgevoerd. Voor deze vragen is het onderzoek te kwalificeren als een onderzoek bedoeld in NV COS 4400. Op grond van deze voorschriften dient de accountant zijn rapportage te beperken tot feitelijke bevindingen en zich te onthouden van conclusies. Het is bij dit onderzoek de verantwoordelijkheid van auditdienst te rapporteren over de vastgestelde feiten in het kader van de onderzoeksvragen 1 en 2. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de bewindslieden van OCW om aan de bevindingen van de onderzoeksvragen 1 en 2 al dan niet consequenties te verbinden. Voor onderzoeksvraag 3, die door de inspectie is onderzocht, is de gebruikelijke werkwijze van de inspectie rond toezicht en handhaving van toepassing.
6 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
3
Aanstelling bestuurders en medewerkers
3.1
Onderzoeksvraag
Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is sprake van onrechtmatigheid bij aanstellingen van bestuurders en medewerkers?
3.2
Bevindingen
3.2.1.
Omvang dienstverbanden in relatie tot verrichte werkzaamheden
3.2.1.1. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-82006 een lerarenondersteuner schaal 7 voor 0,5 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,4 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de lerarenondersteuner uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Niet bekend is welke tijdelijke vacature dit betrof. • Deze medewerker verzorgde het netwerkbeheer voor De Dialoog. Er zijn geen documenten beschikbaar waaruit blijkt wat de reden was van deze uitbreiding. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,4 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de lerarenondersteuner. 3.2.1.2. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-8-
7 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2006 een onderwijsassistent schaal 4 voor 0,2 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-3-2006 tot 1-7-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,45 fte gekregen. De reden voor deze tijdelijke uitbreiding is onbekend. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Wat is de reden voor deze tijdelijke uitbreiding? • Wat voor werkzaamheden heeft de onderwijsassistent uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Er zijn geen documenten die aantonen wat de tijdelijke uitbreiding inhield en waarom de medewerker deze uitbreiding heeft gekregen. • Deze medewerker was in die tijd een Leraar in Opleiding, zo is verteld door de medewerker. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,45 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de onderwijsassistent. 3.2.1.3. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-82006 een leraar schaal LA voor 1,0 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,1718 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de leraar uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • In het dossier is niet terug te vinden waarom betreffende collega een tijdelijke uitbreiding heeft gekregen. • Uit de informatie van medewerkers blijkt dat deze medewerker in die tijd de BAPO en ADV heeft vervangen, zij is groepsleerkracht. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,1718 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de leraar.
8 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
3.2.1.4. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-82006 een leraar schaal LA voor 1,0 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,1213 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de leraar uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Hiervoor zijn geen documenten terug te vinden, ook de reden hiervan is onbekend. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,1213 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de leraar. 3.2.1.5. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-82006 een directeur schaal DA voor 1,0 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,1466 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de directeur uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Hiervoor zijn geen documenten terug te vinden, ook de reden hiervan is onbekend. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,1466 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de directeur. 3.2.1.6. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-82006 een leraar schaal LA voor 1,0 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met
9 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
0,0505 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de leraar uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Hiervoor zijn geen documenten terug te vinden, ook de reden hiervan is onbekend. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,0505 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de leraar. 3.2.1.7. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-82006 een onderwijsassistent schaal 4 voor 0,1 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,2022 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de onderwijsassistent uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Hiervoor zijn geen documenten terug te vinden, ook de reden hiervan is onbekend. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,2022 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de onderwijsassistent. 3.2.1.8. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-82006 een bovenschools manager schaal 12 voor 1,0 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,1415 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006.
10 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de bovenschools manager uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Hiervoor zijn geen documenten terug te vinden, ook de reden hiervan is onbekend. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,1415 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de bovenschools manager. 3.2.1.9. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 1-82006 een leraar schaal LA voor 1,0 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,0505 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de leraar uitgevoerd? • Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode? Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Hiervoor zijn geen documenten terug te vinden, ook de reden hiervan is onbekend. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,0505 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de leraar. 3.2.1.10. Op de loonlijst van De Dialoog heeft in de periode van 1-1-2006 tot 18-2006 een onderwijsassistent schaal 4 voor 1,0 fte gestaan. Deze persoon heeft voor de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 tevens een uitbreiding van de werktijdfactor met 0,1011 fte gekregen in verband met een tijdelijke vacature. De brief met betrekking tot deze uitbreiding dateert van 17-10-2006. Wij hebben het bestuur onder andere de volgende schriftelijke vragen gesteld: • Welke tijdelijke vacature betreft het hier? • Wat voor werkzaamheden heeft de onderwijsassistent uitgevoerd?
11 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
•
Kunt u aangeven waarom de brief dateert van na de aanstellingsperiode?
Het bestuur heeft hierop als volgt geantwoord: • Hiervoor zijn geen documenten terug te vinden, ook de reden hiervan is onbekend. • Ook is niet te achterhalen wat de reden is van de datering na aanstellingsperiode. Uit navraag bij het administratiekantoor is gebleken dat het salaris voor de uitbreiding in de periode 1-1-2006 tot 1-8-2006 in oktober 2006 is uitbetaald. Volgens het administratiekantoor heeft de Stichting ION voor het benutten van de rest fre’s in het schooljaar 2005/2006, de werktijdfactor van een aantal personeelsleden van De Dialoog met terugwerkende kracht uitgebreid. Het bestuur heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding met 0,1011 fte sprake is van het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden door de onderwijsassistent. 3.2.2
Overige bevindingen
Een personeelslid staat in de schoolgids als administratrice vermeld. In het formatieoverzicht staat zij echter als lerarenondersteuner (WTF 1,00) schaal 7 opgenomen. Deze inschaling is hoger dan gebruikelijk voor administratief personeel. Er zijn geen documenten die aantonen waarom zij op deze manier is aangesteld. Het bestuur heeft de inschaling van de betreffende persoon niet aannemelijk kunnen maken. Bij het onderzoek is nogmaals vastgesteld dat een aanzienlijk aantal personeelsdossiers niet compleet is. Akten zijn niet getekend of ontbreken. Tevens zijn niet altijd kopieën van relevante diploma’s aanwezig. Aangezien dit op korte termijn opgelost dient te worden heeft het bestuur op grond van eerdere bevindingen en afspraken gemaakt met de Inspectie en Auditdienst, aangegeven dat in het plan van aanpak van de interim-directie naar aanleiding van het bijzonder onderzoek 2007 van de AD en het kwaliteitsonderzoek van de Inspectie dit onderwerp is benoemd en zal worden uitgevoerd. De inspectie en auditdienst zullen de voortgang monitoren als onderdeel van het reeds lopende verbetertraject.
12 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
Besteding onderwijsbekostiging
4.1
Onderzoeksvraag
Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de school? 4.2
Bevindingen
4.2.1
Uitgaven aan leerlingenvervoer
Het Ministerie van OCW heeft ten aanzien van leerlingenvervoer van de woning van de leerling naar school en vice versa in het verleden aangegeven dat uit de artikelen 4 WPO en 148 WPO volgt dat dit leerlingenvervoer als een exclusieve gemeentelijke taak moet worden gezien. Daarom zijn de uitgaven aan leerlingenvervoer in kaart gebracht die de Stichting Islamitische Onderwijsgroep Nederland in 2006 ten laste van de rijksbijdrage heeft gebracht en die in 2007 in het grootboek zijn geboekt. Hieronder volgt een uitsplitsing van de uitgaven. In 2006 is een bedrag groot € 2.500 ontvangen voor de verkoop van een VW bus. Tevens is er meerdere keren wegenbelasting en autoverzekering betaald voor een auto/bus voor een bedrag groot € 1.141. Dit bedrag is in 2006 ten laste van de rijksbijdrage gebracht, verband houdende met uitgaven voor leerlingenvervoer. In 2007 is een bedrag groot € 3.506 betaald. Dit betreft kosten voor parkeren, verzekeringen en motorrijtuigenbelasting. Dit duidt erop dat de stichting voertuigen in haar bezit heeft. Niet duidelijk is waarvoor deze worden ingezet. Het bestuur heeft aangegeven dat er in de dossiers geen gegevens zijn gevonden, die een toelichting kunnen geven op deze posten. 4.2.2.
Overige bevindingen
Van een aantal facturen was onduidelijk waarvoor deze zijn geboekt. Ook kon van een aantal facturen de rechtmatigheid niet worden vastgesteld. We hebben hierover vragen gesteld aan het bestuur. Het bestuur heeft hierop aangegeven dat er geen dossiers aanwezig zijn, op basis waarvan een nadere toelichting kan worden gegeven op deze facturen. Zoals in het incidentele onderzoek 2007 van de AD al was vastgesteld, is de administratie niet op orde. Aangezien dit op korte termijn opgelost dient te worden heeft het bestuur op grond van eerdere bevindingen en afspraken gemaakt met de Inspectie en Auditdienst, aangegeven dat in het plan van aanpak van de interim-directie naar aanleiding
13 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
van het bijzonder onderzoek 2007 van de AD en het kwaliteitsonderzoek van de Inspectie dit onderwerp is benoemd en zal worden uitgevoerd. De inspectie en auditdienst zullen de voortgang monitoren als onderdeel van het al lopende verbetertraject.
14 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
Medezeggenschap
5.1
Onderzoeksvraag
De centrale vraag – wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? – is uitgewerkt in twee deelvragen: 1) Heeft de school een medezeggenschapsraad, die voldoet aan daarvoor geldende wettelijke randvoorwaarden, zoals blijkt uit de samenstelling van de medezeggenschapsraad en de tweejaarlijkse vaststelling van een medezeggenschapsstatuut? En: 2) Heeft de school een medezeggenschapsraad, die functioneert volgens de geldende wettelijke voorschriften, zoals blijkt uit de toezending van belangrijke documenten zoals begroting, formatieplan en schoolplan, en de uitoefening van het advies- en/of instemmingsrecht naar aanleiding daarvan? Meer bepaald gaat het bij deze vragen om de volgende elementen: a) Uit hoeveel leden bestaat de MR? Uit welke geledingen zijn deze afkomstig? b) Zijn MR-leden verkozen via een geheime, schriftelijke stemming? c) Heeft de MR gedurende schooljaar 2007/2008 en 2006/2007 (waar van toepassing) van het bevoegd gezag ontvangen: - de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens; - (voor 1 juli 2007) het jaarverslag; - (aan het begin schooljaar) het managementstatuut. d) Heeft het bevoegd gezag in de afgelopen twee jaar tenminste één maal het medezeggenschapsstatuut vastgesteld? Heeft het bevoegd gezag een medezeggenschapsreglement vastgesteld? e) Heeft de MR instemming gegeven aan het thans geldende schoolplan? f) Heeft de personeelsgeleding van de MR instemming gegeven aan het thans geldende formatieplan? 5.2
Bevindingen
5.2.1
Samenstelling MR
De MR bestaat uit 9 leden. Daarvan zijn 5 afkomstig uit de geleding van het personeel en 4 uit de oudergeleding. Er is sprake van een oververtegenwoordiging van de personeelsgeleding (Kogelvangerstraat en Overijsselse straat) in de MR. Bovendien is er geen vertegenwoordiger van de ouders van de locatie Hildegardisstraat in de MR. Niet alle MR-leden zijn verkozen via een geheime, schriftelijke stemming. Bij tussentijds vertrek van MR-leden worden, met name personeelsleden, aangewezen om de medezeggenschapsraad aan te vullen. De school voldoet hiermee niet aan de betreffende voorschriften. 5.2.2
Beschikbaarstelling stukken
De MR heeft gedurende schooljaar 2007/2008 de begroting en bijbehorende 15 van 16
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
beleidsvoornemens tijdig ontvangen van het bevoegd gezag. Het jaarverslag over 2006 en 2007 en het managementstatuut zijn niet ontvangen van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft in de afgelopen twee jaar niet tenminste eenmaal het medezeggenschapsstatuut vastgesteld. Het bevoegd gezag heeft geen medezeggenschapsreglement vastgesteld. De school voldoet hiermee niet aan de betreffende voorschriften. De directie geeft aan dat de documenten er wel zijn en dat de medezeggenschapsraad met deze documenten heeft ingestemd, maar dat deze niet formeel zijn vastgesteld. 5.2.3
Instemmingsrecht
De MR heeft geen instemming gegeven aan het thans geldende schoolplan. De personeelsgeleding van de MR heeft geen instemming gegeven aan het thans geldende formatieplan. De school voldoet hiermee niet aan de betreffende voorschriften.
16 van 16