RAPPORT VAN EEN INCIDENTEEL ONDERZOEK NAAR BESTUURLIJKE PRAKTIJKEN
Bevoegd gezag: Stichting Islamitische Basisscholen Eindhoven School: Tarieq Ibnoe Ziyad Plaats: Eindhoven BRIN-nummer: 22NM nummer AD/RS/42744 Datum vaststelling rapport: 26 september 2008
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Vaststelling
Dit rapport bevat de resultaten van een incidenteel onderzoek naar bestuurlijke praktijken dat heeft plaatsgevonden bij de Stichting Islamitische Basisscholen Eindhoven. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) en de Auditdienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: auditdienst) hebben dit onderzoek uitgevoerd in maanden januari 2008 tot en met juni 2008. In verband met de bundeling van toezichttaken verricht de Inspectie van het Onderwijs ook het financiële toezicht op de onderwijsvelden. Met ingang van 1 september 2008 is de afdeling Rekenschap van de Auditdienst OCW daarom ingebed als Directie Rekenschap in de Inspectie van het Onderwijs. Het rapport is vastgesteld door dr. L.S.J.M. Henkens, hoofdinspecteur PO en drs. R. Loep RA, Auditmanager Rekenschap, te Utrecht/Den Haag op 26 september 2008.
INCIDENTEEL ONDERZOEK Naast de uitvoering van onder andere kwaliteitsonderzoeken, zal de inspectie in staat moeten zijn te reageren op incidenten. Op grond van artikel 15 van de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) kan de inspectie daartoe uit eigen beweging dan wel op aanwijzing van de minister incidenteel onderzoek verrichten. De aanleiding kan bijvoorbeeld zijn berichtgeving in de media, Kamervragen of ernstige klachten van onderwijsdeelnemers of hun ouders. De auditdienst is op grond van artikel 175 van de Wet op het primair onderwijs en op grond van artikel 97 van de Wet op het voortgezet onderwijs bevoegd een onderzoek vanwege de minister in te stellen. Voor een incidenteel onderzoek worden onderzoeksvragen geformuleerd afhankelijk van de aard van het te onderzoeken incident. Ook de onderzoeksopzet en –uitvoering volgen geen vast stramien, maar worden per geval bepaald. In beginsel worden de bevindingen naar aanleiding van een incidenteel onderzoek vastgelegd in een openbaar rapport, tenzij de aard van het onderzoek of de omvang daarvan zich daartegen verzet.
1 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inhoudsopgave
1
Managementsamenvatting
3
2
Opdracht en werkwijze 2.1 Aanleiding 2.2 Onderzoeksvragen en werkwijze 2.3 Afbakening van het onderzoek
5 5 5 6
3
Aanstelling bestuurders en medewerkers 3.1 Onderzoeksvraag 3.2 Bevindingen
7 7 7
4
Besteding onderwijsbekostiging 4.1 Onderzoeksvraag 4.2 Bevindingen
8 8 8
5
Medezeggenschap 5.1 Onderzoeksvraag 5.2 Bevindingen
9 9 9
2 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
Managementsamenvatting
Op verzoek van de Staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) hebben de inspectie en auditdienst, als onderdeel van een themaonderzoek naar bestuurlijke praktijken binnen het islamitisch onderwijs, een onderzoek verricht bij Stichting Islamitische Basisscholen Eindhoven en haar school. De stichting fungeert als bevoegd gezag voor de school Tarieq Ibnoe Ziyad. De aanleiding voor dit onderzoek zijn onregelmatigheden die de inspectie en auditdienst in 2006 en 2007 hebben geconstateerd in het kader van diverse incidentele onderzoeken bij islamitische schoolbesturen. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen of deze onregelmatigheden breder spelen binnen het islamitisch onderwijs. Wij hebben bij uw bestuur (en school) een onderzoek verricht aan de hand van een drietal onderzoeksvragen. Hieronder geven wij de onderzoeksvragen aan met de belangrijkste bevindingen. 1) Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is er sprake van onrechtmatigheid bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers? Het uitgevoerde onderzoek heeft niet geleid tot bevindingen ten aanzien van deze onderzoeksvraag. 2) Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de school? Het uitgevoerde onderzoek heeft niet geleid tot bevindingen ten aanzien van deze onderzoeksvraag. 3) Wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? De school voldoet op meerdere punten niet aan de regelgeving voor medezeggenschap. Met de herstart van de MR in 2007 is veel aandacht besteed aan de invulling en reglementering van de MR. Met uitzondering van het nieuwe schoolplan is aan de huidige MR tot februari 2008 geen instemming of advies gevraagd, zodat de MR invulling kon geven aan haar uitvoerende taken. Een verklaring hiervoor ligt mede in het feit dat er sprake is van een
3 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
nieuw bestuur en een interim-manager in 2007 en in het aantreden van een nieuwe MR. Hoor en wederhoor De conceptversie van dit rapport is voorgelegd aan het bestuur van de school. Het bestuur heeft op het conceptrapport gereageerd met een email met datum 4 september 2008. Het bestuur is akkoord met de inhoud van het conceptrapport en ziet geen aanleiding om bij het conceptrapport opmerkingen te plaatsen.
4 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2
Opdracht en werkwijze
2.1
Aanleiding
In 2006 en 2007 hebben de inspectie en auditdienst incidentele onderzoeken uitgevoerd bij een aantal islamitische schoolbesturen waarbij meerdere onregelmatigheden zijn geconstateerd. De staatssecretarissen van OCW hebben de inspectie en auditdienst daarom gevraagd een breder themaonderzoek uit te voeren naar bestuurlijke praktijken in het islamitisch onderwijs. Met brief PO/BB/07/35017 van 25 september 2007 hebben de staatssecretarissen de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen of de geconstateerde onregelmatigheden breder spelen in het islamitisch onderwijs. 2.2
Onderzoeksvragen en werkwijze
De onderzoeksvragen zijn: 1. Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is sprake van onrechtmatigheid bij aanstellingen van bestuurders en medewerkers? 2. Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de school? 3. Wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? De vragen 1 en 2 behoren tot het onderzoeksdomein van de auditdienst en vraag 3 tot dat van de inspectie. Voor de uitvoering van het onderzoek hebben de inspectie en de auditdienst gebruik gemaakt van de volgende werkwijzen en instrumenten: • (Administratief) onderzoek van de formatieoverzichten 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007. • Administratief onderzoek naar de geldstromen van de stichting en de school, die zichtbaar zijn in de financiële administratie van de stichting en toegespitst op de jaren 2006 en 2007 (het laatste jaar voor zover mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor). • Documentenonderzoek en bevraging van bestuurders en/of directies en/of andere geledingen binnen de school, gericht op het vaststellen van naleving van regelgeving op het gebied van de medezeggenschap door het bevoegd gezag. Uitgangspunt voor de verzameling van gegevens en beoordeling van de bevindingen is de Wet medezeggenschap op scholen (WMS). Het onderzoek richt zich op de actuele situatie (schooljaar
5 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2007/2008), in voorkomende gevallen uit te breiden tot het voorlaatste schooljaar (2006/2007). In januari 2008 heeft de inspectie bureauonderzoek uitgevoerd en de auditdienst het administratiekantoor bezocht waar de Stichting Islamitische Basisscholen Eindhoven haar administratie heeft ondergebracht. Op 24 januari 2008 heeft inspectie een gesprek gevoerd met het bestuur van de stichting en de voorzitter van de MR. Daarnaast heeft de auditdienst het bestuur nog vragen voorgelegd met het verzoek deze schriftelijk te beantwoorden. Bij haar onderzoek heeft de inspectie de volgende bronnen van informatie geraadpleegd: het managementstatuut, het medezeggenschapsstatuut, het medezeggenschapsreglement en het schoolplan. Het onderzoek van de auditdienst beperkte zich voor onderzoeksvraag 2 tot (de bankrekeningen opgenomen in) de (financiële) administratie van de stichting. Bij haar onderzoek heeft de auditdienst de volgende bronnen geraadpleegd: de financiële administratie (grootboek, bankrekeningen en facturen) over 2006 en over 2007, (het laatste jaar voor zover mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor), de formatieoverzichten 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007 en de relevante personeelsdossiers aanwezig op het administratiekantoor.
2.3
Afbakening van het onderzoek
Het onderzoek richt zich op de beantwoording van de bovengenoemde vragen. De auditdienst heeft voor de onderzoeksvragen 1 en 2 geen accountantscontrole uitgevoerd. Voor deze vragen is het onderzoek te kwalificeren als een onderzoek bedoeld in NV COS 4400. Op grond van deze voorschriften dient de accountant zijn rapportage te beperken tot feitelijke bevindingen en zich te onthouden van conclusies. Het is bij dit onderzoek de verantwoordelijkheid van auditdienst te rapporteren over de vastgestelde feiten in het kader van de onderzoeksvragen 1 en 2. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de bewindslieden van OCW om aan de bevindingen van de onderzoeksvragen 1 en 2 al dan niet consequenties te verbinden. Voor onderzoeksvraag 3, die door de inspectie is onderzocht, is de gebruikelijke werkwijze van de inspectie rond toezicht en handhaving van toepassing.
6 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
3
Aanstelling bestuurders en medewerkers
3.1
Onderzoeksvraag
Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is sprake van onrechtmatigheid bij aanstellingen van bestuurders en medewerkers?
3.2
Bevindingen
Het uitgevoerde onderzoek heeft niet geleid tot bevindingen ten aanzien van deze onderzoeksvraag.
7 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
Besteding onderwijsbekostiging
4.1
Onderzoeksvraag
Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de school? 4.2
Bevindingen
Het uitgevoerde onderzoek heeft niet geleid tot bevindingen ten aanzien van deze onderzoeksvraag.
8 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
Medezeggenschap
5.1
Onderzoeksvraag
De centrale vraag – wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? – is uitgewerkt in twee deelvragen: 1) Heeft de school een medezeggenschapsraad, die voldoet aan daarvoor geldende wettelijke randvoorwaarden, zoals blijkt uit de samenstelling van de medezeggenschapsraad en de tweejaarlijkse vaststelling van een medezeggenschapsstatuut? En: 2) Heeft de school een medezeggenschapsraad, die functioneert volgens de geldende wettelijke voorschriften, zoals blijkt uit de toezending van belangrijke documenten zoals begroting, formatieplan en schoolplan, en de uitoefening van het advies- en/of instemmingsrecht naar aanleiding daarvan? Meer bepaald gaat het bij deze vragen om de volgende elementen: a) Uit hoeveel leden bestaat de MR? Uit welke geledingen zijn deze afkomstig? b) Zijn MR-leden verkozen via een geheime, schriftelijke stemming? c) Heeft de MR gedurende schooljaar 2007/2008 en 2006/2007 (waar van toepassing) van het bevoegd gezag ontvangen: - de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens; - (voor 1 juli 2007) het jaarverslag; - (aan het begin schooljaar) het managementstatuut. d) Heeft het bevoegd gezag in de afgelopen twee jaar tenminste één maal het medezeggenschapsstatuut vastgesteld? Heeft het bevoegd gezag een medezeggenschapsreglement vastgesteld? e) Heeft de MR instemming gegeven aan het thans geldende schoolplan? f) Heeft de personeelsgeleding van de MR instemming gegeven aan het thans geldende formatieplan? 5.2
Bevindingen
5.2.1 Samenstelling MR De MR bestaat sinds het najaar van 2007 uit 6 leden. Daarvan zijn 3 afkomstig uit de geleding van het personeel en 3 uit de oudergeleding. De MR-leden zijn niet verkozen via een geheime, schriftelijke stemming, maar bij acclamatie. Dit omdat met moeite genoeg ouders en personeelsleden gevonden konden worden om in de MR zitting te nemen. De school voldoet hiermee aan de betreffende voorschriften. In de periode vóór het najaar van 2007 was er volgens de voorzitter van de MR nauwelijks sprake van een functionerende MR, waarin bovendien nog maar 2 leden zitting hadden. 5.2.2 Beschikbaarstelling stukken De MR heeft gedurende schooljaar 2007/2008 en 2006/2007 van het bevoegd 9 van 10
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
gezag niet ontvangen de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens, het jaarverslag over 2007 en het managementstatuut. Het bevoegd gezag verklaart het achterwege blijven van deze documenten door de situatie waarin de school en het bestuur zich bevinden. Zowel het vernieuwde bestuur als de interimdirecteur zijn volop bezig met het oplossen van inhoudelijke en organisatorische problemen in en rond de school en hebben daardoor onvoldoende tijd gehad om de betreffende documenten op te stellen en aan de MR aan te bieden. Daarbij komt het feit dat de MR vóór 2007 feitelijk niet meer functioneerde en daardoor ook niet zelf om de documenten vroeg. Met de start van een nieuwe MR in november 2007 is gelijktijdig een begin gemaakt met een professionaliseringstraject van de MR door een extern deskundige. Het bevoegd gezag heeft met ondersteuning van de interimdirecteur tegelijkertijd werk gemaakt van het vaststellen van het medezeggenschapsreglement en –statuut. De school voldoet op basis van bovenstaande feiten slechts ten dele aan de voorschriften betreffende de beschikbaarheidsstelling van de stukken. 5.2.3 Instemmingsrecht De MR heeft in februari 2008 instemming gegeven aan het schoolplan 20082012. Het vorige noodschoolplan 2005-2007 was ongeldig vanwege de beëindiging van de looptijd en het ontbreken van een verlengingsdocument door het bevoegd gezag. De personeelsgeleding van de MR heeft geen instemming gegeven aan het thans geldende formatieplan. De school voldoet hiermee sinds recente datum en slechts ten dele aan de betreffende voorschriften inzake instemming.
10 van 10