Donderdag 28 mei 2015 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Super SHE forum: prioriteiten voor de komende maanden & afsluitend woord
Geachte aanwezigen, Dames en heren,
Bedankt dat u vandaag dit milieuforum organiseert. Hoe meer we samen nadenken over duurzame jobs en economie hoe beter. Dat is goed voor ons leefmilieu en goed voor de economie.
Er werd mij gevraagd om mijn beleidsprioriteiten op een rijtje te zetten. Dat zijn er heel wat en volledig zijn is onmogelijk, ik zal dan ook proberen om een overzicht te geven van de belangrijkste thema’s die voor jullie relevant zijn. 1
Een milieubeleid moet voor mij haalbaar, betaalbaar en aanvaardbaar zijn.
Ik verklaar me nader.
Haalbaar staat voor technisch uitvoerbaar, de wetenschap en technologie moeten in staat zijn om effectief de doelstellingen te realiseren.
De betaalbaarheid spreekt ook voor zich, onrealistische investeringen kunnen de economie schade toebrengen, zeker als de lat niet overal even hoog ligt.
Aanvaardbaar tenslotte slaat op het maatschappelijk draagvlak; Een beleid dat niet op begrip en instemming kan rekenen mislukt meestal.
Dit is dan ook de rode draad doorheen het milieubeleid. Daarbij komt dat ik resoluut wil inzetten op vereenvoudiging en een gelijk speelveld. 2
Wat betekent dit nu concreet?
Laat me beginnen bij het klimaatbeleid. Inzake klimaatverandering moet Parijs een nieuw protocol voortbrengen met ambitieuze en wettelijk bindende verbintenissen voor alle partijen. Op die manier kunnen we samen de opwarming door de klimaatverandering beperken tot maximum twee graden Celsius. Wij vinden het belangrijk dat iedereen bijdraagt volgens zijn verantwoordelijkheden en capaciteiten. Een gelijk speelveld tussen de Europese lidstaten onderling en tussen de EU en de grote handelspartners is cruciaal en kan een boost betekenen voor een wereldwijde omslag naar een koolstofarme economie.
Voorts heeft de Europese Commissie aangekondigd dat ze in het tweede kwartaal van dit jaar een voorstel zal formuleren om het ETSsysteem te hervormen. Deze herziening zal de werking van emissiehandel bepalen vanaf 2021, de start van de volgende handelsperiode. Vlaanderen zal de besprekingen rond deze herziening uiteraard actief opvolgen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat ook voor de periode vanaf 2021 voldoende maatregelen worden voorzien om te garanderen dat het ETS-systeem onze installaties, die op het vlak van broeikasgasuitstoot tot de beste van 3
Europa behoren, niet opzadelt met een mogelijk competitiviteitsverlies ten opzichte van niet EU-landen.
Ten slotte is het belangrijk dat er duidelijkheid komt over de interne Belgische inspanningsverdeling van het klimaat- en energiepakket. In het Vlaams regeerakkoord wordt benadrukt dat de Vlaamse Regering een billijk akkoord wil sluiten, waarbij iedere overheid voldoende ambitie aan de dag legt. Het Vlaamse Gewest zal, binnen het kader van de Nationale Klimaatcommissie, constructief bijdragen aan een politiek akkoord en streven naar een snelle inspanningsverdeling.
Het voorlopig uitblijven van een akkoord verhindert ons uiteraard niet om ondertussen een doordacht beleid te voeren: momenteel wordt het Vlaams Klimaatbeleidsplan uitgevoerd.
Voor wat betreft onze luchtkwaliteit presenteerde de Europese Commissie eind 2013 haar nieuwe strategie rond luchtverontreiniging. Deze was vergezeld van twee wetgevende voorstellen: een voorstel voor een nieuwe richtlijn met emissienormen voor middelgrote stookinstallaties en een herziening van de richtlijn met nationale emissieplafonds.
In Vlaanderen zijn emissienormen van kracht voor middelgrote stookinstallaties, maar dat is lang niet in alle Europese lidstaten het 4
geval. Om die ongelijkheid weg te werken, is het voor ons belangrijk dat er ook Europese normen worden vastgesteld. De besprekingen van deze richtlijn zijn ver gevorderd: vorig jaar werd er een akkoord bereikt tussen de lidstaten en intussen heeft het Europees parlement ook zijn advies uitgebracht. Het ziet ernaar uit dat deze besprekingen nog dit jaar kunnen worden afgerond. Ik zal er ook de komende weken over waken dat het compromis uitgaat van het gelijke speelveld. Het is voor Vlaanderen immers onaanvaardbaar dat Europa slechts een voorzichtige poging zou ondernemen om de normen voor al haar lidstaten aan te scherpen zonder daarin voldoende ver te gaan. Het is bovendien onaanvaardbaar dat Europa aan de lidstaten die kampen met problemen om de luchtkwaliteitsnormen te halen, zou vragen om toch verder te gaan dan de normen waarin Europa zelf voorziet. Luchtkwaliteit is dé grensoverschrijdende problematiek bij uitstek en ik vraag aan Europa een doordacht en ambitieus beleid met communautaire maatregelen die de lat voor álle lidstaten even hoog legt. Of met andere woorden: dat Europa het gelijke speelveld als uitgangspunt hanteert.
De besprekingen over de richtlijn rond de nationale emissieplafonds zijn nog niet zo ver gevorderd. Deze richtlijn is al een aantal keren besproken op werkgroepen van de raad, maar de kern van de richtlijn, de reductiedoelstellingen, is amper aan bod gekomen. Om de impact van buitenlandse emissies op onze luchtkwaliteit te 5
verminderen, is het voor Vlaanderen belangrijk dat plafonds worden afgesproken, maar deze moeten ook realistisch zijn (haalbaar, betaalbaar en aanvaardbaar) en rekening houden met de maatregelen die wij in het verleden al hebben genomen.
Dames en heren, Over het drinkwaterbeleid zijn er de voorbije maanden heel wat artikels en opiniestukken verschenen. Dat is ook niet verwonderlijk, want de afschaffing van de gratis 15 kubieke meter drinkwater per gedomicilieerde en de overgedragen bevoegdheid over tariefregulering voor drinkwaterprijzen hebben vooral impact op de huishoudelijke klanten, op de burger. Zo wordt de vaste vergoeding uniform gemaakt, maar dat heeft weinig of geen impact voor de bedrijven, omdat het relatieve aandeel van de vaste vergoeding klein is. Toch kan ook verwacht worden dat de ‘normale’ variabele drinkwaterprijs voor de bedrijven eerder zal dalen, omdat de berekeningsbasis voor het aanrekenen van de variabele prijs met 80 miljoen kubieke meter per jaar toeneemt.
Voor de grootverbruikers komt er geen vaste vergoeding voor sanering. Anders zou de berekening van de restheffing nog moeilijker worden.
6
En in het kader van de vereenvoudiging is er ook een eengemaakte waterfactuur voor de grootverbruikers voorzien.
We hebben hierbij ook oog voor de transparantie van de factuur. De bedrijven signaleren ons dat ze dat minstens zo belangrijk vinden. We overleggen hierover verder met de drinkwatersector.
Een andere keuze kan wel gevolgen hebben voor individuele bedrijven: de aanrekeningsmethode voor de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding wordt uniform gemaakt op basis van geloosde debieten en met een gemeentelijk tarief dat maximaal 1,4 het heffingentarief bedraagt, zodat de transparantie en gelijke behandeling wordt verhoogd.
Tot slot –geachte aanwezigen- wil ik het met u hebben over omgevingsbeleid. Het is een unieke opportuniteit dat Ruimtelijke ordening en Milieu in een bevoegdheidspakket zitten. De Vlaamse regering gaat voor onze ondernemers resoluut voor een vraaggericht en marktgedreven overheidsbeleid, een beleid dat vertrouwen wekt én vertrouwen geeft. Het omgevingsbeleid moet de huidige versnippering en complexe sectorale regelgeving aanpakken.
7
Ik grijp daarom de opportuniteit als minister van Omgeving om te evolueren naar één globaal Omgevingsbeleid door de regelgeving op het vlak van planning, vergunningverlening en handhaving op elkaar af te stemmen en zelfs maximaal te integreren. Dat verhoogt de transparantie en de rechtszekerheid en moet ook leiden tot kwalitatief betere plannen en projecten. Door de versmelting tot één Omgevingsbeleid versterk ik de doorwerking van milieudoelstellingen in de ruimtelijke ontwikkeling.
Ik illustreer dit aan de hand van een drietal sprekende en duidelijke voorbeelden:
Een eerste voorbeeld is de VIP-aanpak. VIP staat voor Vlaamse Investeringsprojecten. Het gaat om strategische en complexe investeringsprojecten, zowel publieke als private. Het doel van de VIP-aanpak bestaat erin dergelijke investeringsprojecten te faciliteren, de Vlaamse adviesinstanties met één stem te doen spreken en de rechtszekerheid te verhogen.
Concreet houdt de VIP-aanpak in dat er vanaf de conceptfase al grondig vooroverleg wordt georganiseerd tussen de betrokken overheden en de projecthouder. Projecten worden niet alleen formeel maar ook maatschappelijk tegen het licht gehouden (denk aan de aanvaardbaarheid waar ik het 8
daarnet over had). In het VIP-traject wordt namelijk ook onderzocht of en onder welke voorwaarden er een maatschappelijk draagvlak kan ontstaan voor het project.
Die afstemming leidt tot betere én maatschappelijk gedragen projecten, waardoor er in de latere formele fase heel wat vertraging kan worden vermeden.
Een tweede voorbeeld is de omgevingsvergunning, die daarnet tijdens de presentaties uitgebreid aan bod kwam.
Met de invoering van deze omgevingsvergunning staat voor de ondernemers een grondige hervorming van het vergunningenlandschap op til. De omgevingsvergunning vervangt de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning. Ondernemers die industriële of ambachtelijke activiteiten willen starten of uitbreiden moeten hierdoor maar één procedure meer doorlopen.
In tegenstelling tot de huidige milieuvergunning geldt de omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd. Een hervergunningsaanvraag is dan niet meer nodig. Er worden wel evaluaties opgelegd voor de uitbating van een IPPC-installatie: 20 jaar
9
nadat de vergunning werd verleend, zal ook het publiek inspraak krijgen.
Het is de bedoeling de procedure zodanig uit te schrijven dat kleinere foutjes in de procedure of kleine aanpassingen aan het project in de loop van de aanvraag nog kunnen worden rechtgezet of aangepast. Op die manier wordt onnodige vertraging vermeden.
Ik ben ervan overtuigd dat er veel positieve punten in dit systeem zitten. Ik denk dan meer bepaald aan de integratie, de administratieve lus en de mogelijkheid tot bijsturing van de aanvraag na indiening, de vergunning van onbepaalde duur, de dwingende beslissingstermijnen,… Die elementen moeten ertoe leiden dat de aanvrager sneller rechtszekerheid heeft over het ingediende project.
Momenteel zijn we bezig met het uitwerken van het uitvoeringsbesluit, dat binnenkort aan Vlaamse Regering wordt voorgelegd.
Dames en heren,
Het is ook belangrijk te vermelden dat we de kaart trekken van “radicaal digitaal”. De aanvraag voor een omgevingsvergunning zal 10
digitaal kunnen worden ingediend. Ook de behandeling en advisering zal volledig digitaal verlopen. Dat draagt op zich nog eens bij tot vereenvoudiging en versnelling, en stelt de behandelende diensten in staat te besparen op inzet en papier.
Vandaag is de digitale stedenbouwkundige vergunningsaanvraag reeds beschikbaar voor 1,2 miljoen Vlamingen en dit aantal zal de komende maanden gestaag toenemen.
Daarnaast voorziet het regeerakkoord de integratie van de socioeconomische vergunning.
Een derde voorbeeld van mijn ambitie om snellere en eenvoudige procedures te ontwikkelen, is het decreet Complexe Projecten, dat op 1 maart 2015 in werking is getreden. Dat moet het mogelijk maken om bouwprojecten van groot maatschappelijk en ruimtelijkstrategisch belang die om een geïntegreerd vergunningen- en ruimtelijk planproces vragen, sneller te realiseren. Het gaat om projecten op Vlaams, provinciaal of gemeentelijk niveau. Het kan gaan zowel om publieke als om private projecten. Initiatiefnemers van complexe projecten kunnen hun projecten aanmelden via de website www.complexeprojecten.be. Daar vinden ze ook een Routeplanner die het hele proces visueel voorstelt. De Routeplanner is geen vast traject, maar bestaat uit verschillende 11
bouwstenen die doelgericht kunnen worden gebruikt, zodat we een traject op maat bekomen.
Dames en heren, U merkt dat we op heel wat vlakken voor grote uitdagingen staan. U merkt eveneens dat we grote ambities koesteren. Ik ben ervan overtuigd dat we voldoende expertise en daadkracht in huis hebben om deze uitdagingen om te zetten in concrete realisaties die voor iedere Vlaming van belang zijn. Ik dank u voor uw aanwezigheid en uw bijdragen tijdens deze studiedag en hoop ook in de toekomst op u te kunnen blijven rekenen om een haalbaar, betaalbaar en aanvaardbaar milieubeleid te kunnen voeren.
12