Dames en heren,
De NVRD vroeg mij om in 20 minuten het totaalbeeld neer te zetten van wat er allemaal op gemeenten afkomt.
Dat doet mij denken aan de bestseller ‘A Short History of Nearly Everything’ van Bill Bryson. De paperback die ik thuis heb, beslaat 687 pagina’s, en het boek beschrijft de 13,7 miljard jaar van het ontstaan van het heelal tot nu.
Als je het vergelijkt is de vraag van de NVRD dus eigenlijk vrij overzichtelijk.
Wat er preciés op de gemeenten afkomt is natuurlijk voor niemand kristalhelder.
Vandaag is het 11 september; dat is nog steeds een beladen datum. Exact twaalf jaar geleden omstreeks deze tijd kon niemand bevroeden wat er aan aantal uren later zou gebeuren. Ook de politieke aardverschuiving van een jaar later, en de economische ontwikkelingen werden door weinigen voorspeld. Het bleken allemaal essentiële factoren in de afgelopen jaren.
Ik kan echter wel een toekomstbeeld neerzetten op grond van wat we nu weten.
We zien een aantal autonome, maatschappelijke trends, en een aantal politieke beleidsvoornemens. Die zijn samen een behoorlijke indicator van wat ons, en u, te wachten zal staan.
En er staat u heel veel te wachten. En dan gaat het om veel méér dan op uw eigen terrein van afval en ruimte. En op dat méér ga ik specifiek in.
Laat ik beginnen met de maatschappelijke uitdagingen en ontwikkelingen.
Een belangrijke trend is wat men noemt die van verticaal naar horizontaal.
We gaan van pijlers naar netwerken, van gezag naar samenwerking, van moeten naar mogelijk maken, van overheid naar de mensen zelf.
De economie verandert. Overal komen zelforganisaties op. Van broodfondsen van ZZP’ers, tot plaatselijke coöperaties in energie en zorg. Waar banken geen krediet verstrekken, zorgt crowdfunding onder relaties voor geld om toch te investeren. Er wordt weer geruild.
Dat is die horizontalisering.
U zult dat ook als manager beamen: de directe sturing maakt plaats voor het geven van ruimte én verantwoordelijkheden. Een opdracht geven is er steeds minder bij; het gaat om overtuigingskracht. Met als gevolg dat onze steengoede medewerkers thuis hun best doen en wij hier rustig in de Reehorst kunnen zitten.
De politiek en daarmee de overheid neemt die gedachte over.
Van links tot rechts klinkt nu het pleidooi om meer uit te gaan van ‘de kracht van de burger’. Of men nu spreekt over eigen verantwoordelijkheid of solidariteit, de centrale gedachte is om weer uit te gaan van wat mensen zelf kunnen, in en met hun eigen omgeving.
De ‘doe-democratie’ doet haar intrede.
Wij hebben in de wijk bij mij achter wat hangjongeren, en wat erger is, mijn gemeente kent een inbraakgolf. Nu is er een buurtwacht opgericht van bewoners die rondjes lopen. En de hondenbezitters kijken ook mee tijdens het uitlaten. Allemaal belangeloos, nee, vanuit het eigen lokale belang.
De betrokkenheid bij anderen blijft, alleen steeds minder via de grote organisaties van de verzorgingsstaat, en steeds meer via kleinere eigen netwerken.
De ontwikkeling gaat van grootschalig en geïnstitutionaliseerd naar klein, betrokken, in de buurt. En ondersteund door internet-sites als facebook en twitter.
Die maatschappelijke tendens van horizontalisering zien we terug in een belangrijke, zo niet de belangrijkste trend in de overheid: van centraal naar decentraal. Dat terugleggen van de verantwoordelijkheid van de overheid naar de mensen zelf, kan namelijk het beste in de buurt van diezelfde mensen. Door de gemeente dus.
Die gemeente wordt in deze gedachte een plaatselijke aanjager, een regisseur met en tussen de mensen en hun maatschappelijke organisaties. Een overheid die een vangnet biedt waar nodig, maar vooral ‘mensen in hun kracht zet’.
Er zijn talloze voorbeelden dat het werkt. Sterker nog, dat het samen oppakken van taken de sociale cohesie vervolgens nog meer versterkt, zodat er nog meer samen wordt gedaan.
Een voorbeeld daarvan in de gemeente Haarlemmermeer is het dorp Abbenes: een dorp met weinig inwoners, weinig sociale voorzieningen, maar een actief verenigingsleven. Op eigen initiatief sloeg men de handen ineen en bouwde men met z’n allen een multifunctioneel evenemententerrein. De totstandkoming, het gebruik en het beheer van het terrein heeft zichtbaar de sociale betrokkenheid in het dorp vergroot. Deze voorbeelden zijn overigens geen garantie voor succes. Er zijn ook gebieden met weinig sociale cohesie en met veel burgers die hun leven vooral buiten de gemeentegrenzen doorbrengen. Voor de praktische uitwerking van de ‘doe-democratie’ is dat belangrijk, want de verschillen in interesse en mogelijkheden om te participeren zijn groot. Zo zijn er in datzelfde Haarlemmermeer wijken waar alleen al vormen van inspraak zeer matig aanslaan, laat staan dat men de handen uit de mouwen steekt.
Hoe dan ook, de dominante visie is dat de Nederlandse samenleving vitaler is dan wel wordt gesuggereerd in negatieve economische cijfers en een afnemende moraal. Nederlanders zijn somber over het land als geheel, maar nog altijd optimistisch over de eigen situatie en mogelijkheden.
De landelijke overheid speelt daar op in. Met een pleidooi om meer uit te gaan van ‘de kracht van de burger’ verschuiven taken en verantwoordelijkheden naar de samenleving.
De decentralisaties van overheidstaken naar de gemeenten sluiten daar naadloos op aan. Gemeenten opereren immers dichter bij die burger. Ik citeer het regeerakkoord: Het overbrengen van een groot aantal taken van het Rijk naar gemeenten maakt meer maatwerk mogelijk, en vergroot de betrokkenheid van burgers.
Er zo staat er een miljardenoperatie op stapel. De omvang van het gemeentefonds verdubbelt bijna: van 17 miljard in 2013 tot rond de 30 miljard in 2017. Daarvoor komt de complete jeugdzorg naar de gemeenten, forse delen van de langdurige zorg en nog een aantal groepen aan de zogeheten ‘onderkant van de arbeidsmarkt’.
Dat alles onder het motto dat gemeenten de uitvoering van de taken beter op kunnen elkaar afstemmen en zo meer doen voor minder geld.
Een terechte analyse. Successen in het verleden tonen dat aan: kijk naar de Wet Werk en Bijstand, en de uitvoering van de WMO.
Er hangt wel één groot ‘maar’ in de lucht. De gemeenten doen hieraan mee omdat ze gewoon meer voor hun inwoners willen betekenen.
Maar de Rijksoverheid lijkt het met name te doen om de bezuiniging. Het voordeel van efficiency en maatwerk is dat hiermee een fors bedrag aan taakstellingen kan worden ingeboekt. En dat deed kabinet dus ook aan het begin van deze rit.
Helaas dreigt nu aan alle kanten te worden getornd aan de ruimte voor gemeenten, onder de motto’s van verworven en overal in het land gelijke rechten. Terwijl de geraamde kostenbesparing nog steeds staat als een huis. Welke taken in 2015 over gaan en waar de gemeenten dan precies voor aan de lat staan, is minder duidelijk dan de bedragen waarmee het goedkoper moet. En dat terwijl juist in dat sociale domein sprake is van een gigantische groei: Terwijl het aantal jongeren niet toenam, kende het gebruik van jeugdzorgvoorzieningen jarenlang een stijging van gemiddeld acht procent per jaar. Het aantal ontvangers van een Wajong-uitkering voor jonggehandicapten nam in vier jaar tijd met vijftig procent toe. De kosten van langdurige zorg zijn in de 1
afgelopen twintig jaar verdubbeld. Het zijn maar een paar voorbeelden van de gigantische groei van de rol van de overheid in het ‘sociale domein’.
Helaas is een recessie geen ideaal moment om een grote verandering door te voeren. De voedingsbodem waar de nieuwe taken landen, is schraal.
De gemeenten kampen zoals u weet met afnemende budgetten, moeten grondposities afboeken, zien woningbouwprojecten stilvallen, en bedrijventerreinen en winkelcentra leeglopen.
Financieel hebben we een stap terug moeten doen; veel gemeenten voerden een kerntakendiscussie om te bepalen waar men als gemeente nog wel, en waar niet meer van was. De huidige paradox is dus dat de gemeenten nog meer taken erbij krijgen, terwijl zij zich tegelijkertijd op de kern willen concentreren.
Bij die kerntakendiscussies binnen vele gemeenten is veel vet weggesneden; de vraag doet zich steeds vaker voor hoe ver men kan gaan in het snijden van vlees.
Politici zien zich geconfronteerd met toenemende druk op de overheid om te presteren, terwijl daarvoor steeds minder middelen beschikbaar zijn.
Dit zal dan ook een belangrijk thema worden bij de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart 2014. Na die gemeenteraadsverkiezingen treden nieuwe gemeentebesturen aan.
Met naar het zich laat aanzien trouwens veel nieuwe, veel onervaren mensen. 1
Bronnen: SCP 2013, CBS 2013, NRC 26-4-2013
De decentralisaties terugdraaien kunnen zij niet. Zij zullen moeten blijven werken aan de voorbereidingen, ook samen met buurgemeenten voor wat betreft de taken die zij niet alleen kunnen oppakken.
De gemeenteraadsleden die straks worden verkozen, krijgen de zeggenschap over een heel andere gemeente dan daarvoor. Een gemeente met een fors gestegen budget, en de verantwoordelijkheid voor het overgrote deel van overheidstaken op het gebied van zorg, werk en welzijn.
Dit brede ‘sociale domein’ waarin de gemeente gaat werken, biedt alle kansen voor de noodzakelijke beweging terug naar de mensen zelf. Die kans daadwerkelijk te benutten, is de grootste uitdaging van de komende gemeenteraadsperiode.
Daar is wel maatwerk voor nodig. Uit onderzoek onder burgers blijkt dat mensen denken dat gemeenten dit inderdaad beter kunnen dan het Rijk. Een onvermijdelijk gevolg van maatwerk is echter dat er regionale verschillen zullen ontstaan in de dienstverlening. Dergelijke verschillen worden door burgers massaal afgewezen. Als decentralisatie leidt tot verschillen in sociale dienstverlening dan kiezen de meeste burgers ervoor om die taken bij het Rijk te laten. Dit maakt het voor gemeenten moeilijk om de ingeboekte bezuinigingen op het sociale domein daadwerkelijk te realiseren. En dát betekent dat de al bestaande druk op de uitgaven aan “traditionele” gemeentelijke taken nog groter wordt.
Dat wordt naar mijn mening dé hamvraag in de komende jaren: hoe gaan de zorgtaken en de andere gemeentetaken zich tot elkaar verhouden. In Engeland, vergelijkbaar met Nederland wat dit betreft, is daarnaar onderzoek gedaan.
2
De uitgaven op het gebied van ‘Social care’, vergelijkbaar met het Nederlandse sociale domein, nemen steeds grotere vormen aan. Algemene diensten op het gebied van infrastructuur, de vuilnisdienst en het openbaar groen komen in het gedrang.
Nog interessanter is een ander gegeven uit het Engelse onderzoek: het onderdeel waarin wordt weergegeven hoeveel mensen eigenlijk gebruik maken van deze diensten. Hier lijkt haast sprake van een omgekeerd beeld: hoe meer geld aan een dienst wordt uitgegeven, hoe minder mensen er gebruik van maken.
2
LGA: Funding outlook for councils from 2010/11 to 2019/20, juni 2012
De meeste mensen lopen iedere dag over straat, maar veel minder mensen melden zich bij een loket voor zorg. Iedereen zet wekelijks z’n vuil buiten, maar veel minder mensen kloppen aan bij de schuldhulpverlening of maken gebruik van opvoedingsondersteuning.
Raymond, de man van een van mijn collega’s, is stratenmaker bij de gemeente Den Haag. In de winter werkt hij ook aan het sneeuwvegen en strooien. Zijn werk springt veel meer mensen in het oog dan dat van de jeugdopbouwwerker. Ik wil niets afdoen aan de inspanningen van beide, overigens, maar toch. Wanneer de kosten van het sociale domein zich ontwikkelen als in de afgelopen jaren, kan dit grote discussies opleveren over de samenstelling van de gemeentelijke begrotingen en de verhoudingen daarbinnen.
De groenvoorziening kan wel een tandje minder, de straat kan wel wat minder vaak geveegd, die ringweg kan wel een paar jaar wachten. Een volksvertegenwoordiger moet sterk in zijn schoenen staan om de druk te weerstaan om keuzes te maken ten gunste van het sociale domein. “De riolering zit niet op de publieke tribune”, zei mijn collega Hoofd gemeentefinanciën; vertegenwoordigers van belangengroepen zitten daar wel.
Maar er ligt wel voor miljarden aan infrastructuur waar de gemeente verantwoordelijk voor is. Ons degelijke goede afvalwatersysteem heeft meer bijgedragen aan de verbetering van de volksgezondheid dan de medische industrie.
Dames en heren,
De druk zal zeer groot worden om nóg meer kostenbesparingen te realiseren dan u nu al doet. Meer hergebruik van het huishoudelijk afval en beperking van de kosten voor de afvalinzameling horen daar zéker bij. Goed voor het klimaat, en goedkoper. En zo zijn er hopelijk nog meer mogelijkheden waar u aan werkt. Dames en heren,
Wij zijn er trots op dat er zo veel ontwikkelingen zijn richting ‘onze’ gemeenten. Onze bestuurslaag groeit, en het fenomeen groei is niet wijdverbreid dezer dagen.
Maar laten we wel zijn: we hebben te kampen met grote uitdagingen. Financieel zitten ook de gemeenten er verre van warmpjes bij, en de opgaven, bij oude en nieuwe taken, zijn enorm.
Misschien zijn gemeenten efficiënter, maar je kunt je wel afvragen waar de gemeenten nog toe in staat zijn met minder middelen. Die vraag is ook richting Prinsjesdag en daarna relevant.
De uitdagingen en ambities van onszelf en van de landelijke politiek moeten bij ons worden waargemaakt, en dat is een enorme opgave. Het zal meer en meer gaan over de gemeenten en hun uitvoering van taken.
Het sociaal domein loopt binnen de gemeentelijke kernactiviteiten meer en meer in het oog. Het aandeel fysiek loopt relatief terug.
Maar: meer mensen maken gebruik van uw diensten! U zorgt voor het draagvlak van alle burgers voor de gemeenten.
Het onderwerp ‘kerntaken’ voor dit congres is wat dat betreft dus raak gekozen.
Ik ben benieuwd wat daar uit zal komen en wens u een vruchtbare dag.
Ik dank u voor uw aandacht.