Inhoudsopgave
Wat is er allemaal te vinden in dit profielwerkstuk? Verantwoording...........................................................................................pagina 3 Inleiding: De Pepsi Challenge.......................................................................pagina 3 Hoofdstuk 1: Het concept en vraagstuk van het schone.........................pagina 5 - Paragraaf 1.1: Het idealistische en klassieke concept..................................pagina 5 - Paragraaf 1.2: De effecten van de ervaring van schoonheid........................pagina 8 - Paragraaf 1.3: De oorzaken van het aanschouwen van schoonheid.............pagina 10 - Paragraaf 1.4: De definitie van schoonheid.................................................pagina 14 Hoofdstuk 2: De toepassing van lijnen en verhoudingen........................pagina 15 - Paragraaf 2.1: De ware definitie van een lijn...............................................pagina 15 - Paragraaf 2.2: De gulden snede..................................................................pagina 18 Hoofdstuk 3: De toepassing van het element kleur................................pagina 20 - Paragraaf 3.1: Kleur als mentale waarneming.............................................pagina 20 - Paragraaf 3.2: De effecten van kleuren.......................................................pagina 21 - Paragraaf 3.3.: Kleuren als manipulatieve tool............................................pagina 22 Hoofdstuk 4: Dergelijke elementen in de beeldende kunst.....................pagina 24 - Paragraaf 4.1: Manipulatieve kleur in kunstwerken....................................pagina 24 - Paragraaf 4.2: Lijnen en verhoudingen als manipulatief gereedschap........pagina 25 Conclusie.....................................................................................................pagina 27 Referenties (noten)......................................................................................pagina 28 Literatuuropgave.........................................................................................pagina 30 Colofon........................................................................................................pagina 30
2
Verantwoording
Waarom schreven wij ons profielwerkstuk over het door ons gekozen onderwerp? Dit profielwerkstuk is geschreven door Gianni Antonia en Ophelia Hagen – examenleerlingen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs – en gaat over de invloed die vormgeving gerelateerde elementen kunnen hebben op de menselijke perceptie. Onze interesse in toegepaste psychologie en passie voor de kunst vormden de aanleiding voor het kiezen van dit onderwerp. Alhoewel dit onderwerp van alle tijden is, is er in de afgelopen decennia veel belangstelling voor ontstaan. De nieuwe onderzoeken die uit deze belangstelling resulteerden, maken ons profielwerkstuk zeer actueel. Tijdens onze kunstopleiding aan de Theaterhavo/ vwo hebben wij ons voornamelijk verdiept in het maken en analyseren van kunst. Zo deden wij kennis op over de werking van elementen zoals kleur, lijn en vorm, waar we uit kunnen concluderen dat elk van deze elementen een grote invloed heeft op een kunstwerk. Hierdoor zijn we zeer benieuwd naar de werking van zulke elementen op de toeschouwer. Naar Sophie Langbroek, Jort van der Jagt en Deborah Asuni, die ons leerden wat aan vormgeving gerelateerde elementen voor invloed hebben op een kunstwerk, maar de invloed op de toeschouwer buiten context hielden.
Inleiding: De Pepsi Challenge
Heeft vormgeving überhaupt invloed op onze waarneming? Coca-Cola en Pepsi zijn vandaag de dag twee van de meest populaire frisdranken ter wereld, alhoewel de Coca-Cola Company altijd een groter marktaandeel heeft gehad. Tegenwoordig is het marktaandeel van deze twee bedrijven respectievelijk 17,4% en 8,9%, wat echter niet altijd zo geweest is.1* Vanaf 1930 tot en met de jaren ‘80 werd het verschil aanzienlijk kleiner, wat resulteerde in een verschil van slechts één procent. Dit maakte de bedrijfsleiders van de Coca-Cola Company enorm nerveus, vooral omdat zij meer geld investeerden in marketing en Coke op veel meer locaties verkrijgbaar was, ten opzichte van PepsiCo.
Bron 1 - Coca-cola & Pepsi Welke cola drinkt u liever?
In de afbeelding in bron 1 zijn de betreffende frisdranken te zien. Het is niet ongewoon om aan te nemen dat bijna een ieder een voorkeur heeft als het gaat om deze twee dranken. Als we zouden vragen naar uw favoriet, zou u dan ook weten waarom? De meeste coladrinkers zouden het verschil niet kunnen uitleggen, wat geen vreemde zaak is. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de formule van Coca-Cola en Pepsi bijna exact is. Pepsi bevat net iets meer suiker, calorieën en cafeïne; Coke net iets meer natrium, maar proeven we dit verschil ook echt?
* Speciale varianten van cola zoals light, vanille etc. niet meegerekend 1 Beverage Digest Company, Beverage results for 2013, Bedford Hills (VS) op 31 maart 2014
3
In de jaren tachtig, op het moment van de waarheid, startte Pepsi de zogenoemde Pepsi-Challenge. Op verschillende plaatsen werd aan willekeurige burgers gevraagd uit twee glaasjes een slokje cola te nemen, die waren gemarkeerd met de letters M en Q. Het ene glaasje bevatte Coca-Cola en het andere Pepsi. Uit deze test werd geconcludeerd dat men Pepsi lekkerder vond dan Coke, met een verschil van 14%. Deze uitkomst was echter niet per se representatief voor wat de beste cola was, stelt Malcolm Gladwell in Blink: the power of thinking without thinking. Pepsi zou namelijk gewonnen hebben door zijn zoetheid, die voordelig uitpakt bij het nemen van één slok, maar niet hetzelfde effect heeft bij het drinken van een heel blikje.2 De reactie van de Coca-Cola Company bevestigde dit ook. Zij brachten namelijk een nieuwe cola op de markt: New Coke, dat iets zoeter was dan de huidige variant. Deze bleek echter alleen maar voor ophef te zorgen, aangezien het grootste gedeelte van de colaliefhebbers de New Coke vreselijk vond. Hierom was de Pepsi-Challenge niet de juiste manier om te vragen naar de wil van de consument. Het gaat niet alleen maar om de smaak van de cola. Met een subliem ontworpen verpakking, maar een slecht smakend product komt een bedrijf natuurlijk niet weg. Aan de andere kant is het een dwaas besluit om slechts oog te geven aan één dimensie van het product, zoals de kwaliteit. Dit maakt de zogeheten blind taste belachelijk, want in de echte wereld drinkt er niemand Coca-Cola met gesloten ogen.3 In 2005 besloten wetenschappers van Caltech (California Institute of Technology) het belang te onderzoeken van de verpakking van een blikje cola. Met behulp van een fMRI werden de hersenenactiviteiten van circa zeventig mensen gemeten. Toen de blikjes niet gelabeld waren, hadden de vrijwilligers geen voorkeur voor Coca-cola of Pepsi. Er bleek echter wel een verschil te ontstaan toen de blikjes wél verpakt waren. Coke was op dat moment duidelijk de favoriet, alhoewel de verpakking per blikje aselect was uitgekozen – ofwel, het ging helemaal niet om welke cola er daadwerkelijk gedronken werd. Het ging natuurlijk om de andere dimensie van het product, namelijk de vormgeving en de bijhorende marketing. Toen de wetenschappers van Caltech de hersenscans bekeken, viel iets opmerkelijks op. Bij het bekijken van de verpakking van Coca-Cola werd er een gedeelte in de hersenen geactiveerd: de Hippocampus, die bekend staat om het inschatten van de mate waarin iets een beloning vormt.4 Bij Pepsi gebeurde dit echter niet. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat vormgeving een zekere invloed heeft op ons waarnemen en gedrag en de kloof kan zijn in het marktaandeel tussen twee bijna dezelfde producten. Om deze reden besloten we de omslag van dit profielwerkstuk zo wit en onschuldig mogelijk te laten, wat uiteraard in uw voordeel is. In dit profielwerkstuk gaan wij in op de mate waarin aan vormgeving gerelateerde elementen, zoals vorm, kleur en lijn een invloed uitoefenen op de manier waarop de mens waarneemt en presteert. Zo komt u er onder andere tijdens het lezen van dit werkstuk achter in hoeverre kleuren uw houding kunnen bepalen, wat de meest verheven kunst- en bouwwerken met elkaar gemeen hebben én wat de betekenis van schoonheid is. In de afgelopen decennia is de interesse in de combinatie vormgeving en emotie sterk toegenomen, waardoor er veel recente ontdekkingen zijn gedaan omtrent het thema van dit profielwerkstuk. Hiernaast gaan wij in ons onderzoek echter ook in op gedateerde theorieën, omdat de psychologie omtrent vormgeving geen ‘bewezen’ of exacte theorie kent. 2 Malcolm Gladwell, Blink: the power of thinking without thinking, Londen in Engeland in 2006 | Blz. 159 3 Malcolm Gladwell, Blink: the power of thinking without thinking, Londen in Engeland in 2006 | Blz. 167 4 Robert Lee Hotz, Searching for the why of buy, Los Angeles Times in 2005, http://www.latimes.com/news/ la-sci-brain27feb27-story.html
4
H1. Het concept en vraagstuk van het schone Wat is de definitie van schoonheid en welke invloed heeft zij op ons?
Ter introductie - De betekenis van schoonheid, en daarbij ook haar functie in onze waarneming, is een van de meest controversiële en langdurige thema’s in de westerse filosofie. Alhoewel ook rond 400 v.Chr. nagedacht werd over dit vraagstuk, heeft het eigentijdse onderzoek zijn genese voornamelijk te danken aan de gedachtegang van filosofen die leefden in de 18e en 19e eeuw. Het ervaren van iets moois heeft veel betrekking op ons gevoel. Een belangrijke vraag voor dit onderzoek, die hierom beschouwd kan worden als de sleutel tot de betekenis van schoonheid, werd gesteld door Augustinus in De Veritate Religione. Deze vraag, die ook dezer dagen in het hoofd van vele wetenschappers aanwezig is, luidt: Are things beautiful because they give delight, or do they give delight because they are beautiful? (vertaald: Zijn bepaalde objecten mooi, omdat zij ons vreugde doen ervaren of ervaren wij vreugde, omdat die objecten mooi zijn?)5 Om antwoord te kunnen geven op deze vraag, focussen we ons allereerst op de manier waarop de mens schoonheid waarneemt. De aanschouwing speelt namelijk een grote rol in het vaststellen van de definitie van het schone. De meeste verdeeldheid hierbij komt voor bij de plaatsing van schoonheid onder de subjectieve of de objectieve waarneming. Deze wordt ook wel het onderscheid tussen het idealistische en het klassieke concept genoemd. Vervolgens zullen we ons verdiepen in de effecten en de oorzaken van schoonheid en ten slotte koppelen we een definitie aan het schone. Paragraaf 1.1 - Het idealistische en klassieke concept >> Introductie: de Air Chair Bekijk de afbeeldingen in bron 1.1 – Hierin zijn twee aanzichten van een stoel afgebeeld. De zogeheten Air Chair, die geïnspireerd is op een vliegtuig, is ontworpen door Federico Mauro Costa. Bij het beoordelen van deze stoel op zijn schoonheid, kunnen we onszelf afvragen wat de meest relevante factor is voor het komen tot een conclusie. Aan de ene kant zouden we kunnen veronderstellen dat de stoel mooi/lelijk is door het gevoel dat wij krijgen bij de aanschouwing. Aan de andere kant zouden we kunnen aannemen dat de mate waarin de Air Chair mooi/lelijk is, wordt bepaald door objectieve aspecten, zoals verhoudingen. Welke stelling is het aannemelijkst?
Bron 1.1 - Air Chair Ontworpen door Spaanse Architect F. M. Costa (2014). Afgedrukt met schriftelijke toestemming van de ontwerper.
5 J.H. Burleigh, Earlier Writings, New York in 1953 | Blz. 247
5
>> Het idealistische concept Tegenwoordig is het gebruikelijk om in te stemmen met de veronderstelling dat de schoonheid van een persoon of object enkel toegekend wordt door de toeschouwer, oftewel het idealistische concept van schoonheid. Het mooi vinden is dan ook slechts een subjectieve kwestie, waarbij een bepaald voorwerp door de toeschouwer erkend wordt de kwaliteit schoonheid te dragen. Deze hypothese ontstond drie eeuwen v.Chr., maar werd pas beschouwd als aannemelijke theorie aan het eind van de 18e eeuw. De plotselinge toename in de geloofwaardigheid van deze theorie was een gevolg van het nieuwe onderzoek naar de esthetica (of: schoonheidsleer). Met name hebben denkers als Shaftesbury, Hutcheson, Hume en Kant hier een groot aandeel in gehad. In 1757 verschijnt het essay Of the Standard of Taste, waarin David Hume (1711-1776) zich afvraagt of het mogelijk is een objectieve maatstaf voor smaak vast te stellen. In hoeverre kunnen we schoonheid plaatsen onder de objectieve waarneming? Het essay opent met de veronderstelling dat de aanwezigheid van verschil in smaak en mening zo overduidelijk is, dat een ieder zich ervan bewust is. Hierbij voegt Hume toe dat zelfs zij, met de meest beperkte kennis, dit verschil ook herkennen: “The great variety of Taste, as well as of opinion, which prevails in the world, is too obvious not to have fallen under every one’s observation. Men of the most confined knowledge are able to remark a difference of taste in the narrow circle of their acquaintance.”6 Hiernaast deelt Hume de observatie dat mensen met dezelfde culturele achtergrond – ofwel dezelfde taal spreken, een soortgelijke opvoeding gehad hebben en op dezelfde manier naar de wereld kijken – vaak toch overtuigd zijn van een andere smaakopvatting.7 De twee genoemde punten uit het essay duiden klaarblijkelijk op een subjectieve insteek. Elke waarnemer aanschouwt een ander soort schoonheid, waardoor deze schoonheid geen eigenschap kan zijn van het object. Het schone ontstaat volgens hem in ons denken. Waar de een namelijk mismaaktheid proeft, zou volgens Hume de ander kunnen spreken van schoonheid: “Beauty is no quality in things themselves: It exists merely in the mind which contemplates them; and each mind perceives a different beauty. One person may even perceive deformity, where another is sensible of beauty (…).”8 Naast Hume was ook Immanuel Kant (1724-1804) een welbespraakte subjectivist. Volgens hem is het oordeel van schoonheid geen kwestie van kennis of logica. We spreken namelijk van schoonheid als wij het gevoel vreugde bij de aanschouwing ervaren, waardoor onze zienswijze nicht anders als subjectiv sein kann.9 Met deze toevoeging lijkt de vraag van Augustinus beantwoord: de gevoelens die wij ervaren bij een object – die voor een ieder anders zijn – resulteren tot de conclusie ‘schoonheid’ of ‘mismaaktheid’, waardoor de waarneming geheel subjectief is. >> Het klassieke concept De bewering van Kant dat schoonheid geheel subjectief is, doet ons twijfelen. Dit is ook het 6 David Hume, Of the Standard of Taste (1757), e-book via http:// www.davidhume.org/texts/fd.html 7 Eric B. Benders, Jaarboek voor esthetica, Tilburg in Nederland in 2001 | Blz 233 8 David Hume, Of the Standard of Taste (1757), e-book via http:// www.davidhume.org/texts/fd.html 9 Immanuel Kant, Kritik der Urteilskraft (1790), e-book via http://www.archive.org/details/kritikderurteils00kantuoft
6
geval bij de Latijnse uitspraak “de gustibus non est disputandum” (vertaald: over smaak valt niet te twisten). Als deze bewering namelijk juist is en het schone voor een ieder geheel anders is, zou dat betekenen dat het woord ‘schoonheid’ geen betekenis kent en wij helemaal niets overbrengen wanneer wij iets mooi noemen.10 Ook zou het dan een onbegonnen zaak zijn voor kunstenaars om schoonheid na te jagen. Voor de 18e eeuw en opkomst van het subjectivisme in de esthetica ging men ervan uit dat schoonheid zich bevindt in het object en beschouwde haar als een kwaliteit ervan. Deze kwaliteit zou een fijne ervaring – ofwel vreugde – creëren bij elke geschikte toeschouwer. Dit concept kwam voort uit de filosofie van Plato en Aristoteles, volgens wie mensen uitgerust zijn van een soorteigen mechanisme dat reageert op bepaalde eigenschappen van het uiterlijk.11 Het klassieke concept houdt dus in dat schoonheid een concreet concept is en dat we aan de hand van natuurkundige wetten kunnen vaststellen of iets schoon of afschuwelijk is. Op het moment dat dit concept in twijfel werd getrokken door filosofen zoals Hume, besloot ook Edmund Burke (1729-1797) zich te mengen in de ‘discussie’ omtrent het vraagstuk van het schone met zijn boek A Philosophical Enquiry into the Origin of our Ideas of the Sublime and Beautiful. Volgens hem heeft schoonheid een veel te grote invloed op ons mensen, waardoor schoonheid voor iedereen niet geheel anders zou kunnen zijn. Hierin komt hij tot de conclusie dat schoonheid, in het algemeen gesproken, een eigenschap van bepaalde objecten is die mechanisch op onze geest inwerkt door middel van de zintuigen: “Beauty is a thing much too affecting not to depend upon some positive qualities. And since it is no creature of our reason, (...), we must conclude that beauty is, for the greater part, some quality in bodies acting mechanically upon the human mind by the intervention of the senses.”12 Een objectivist zou dus, met betrekking op de vraag van Augustinus, aannemen dat vreugde niet de oorzaak, maar het gevolg is van schoonheid. Alhoewel dit concept door velen beschouwt wordt als pervers of ondenkbaar, hebben wetenschappers – met name neurologen – in het afgelopen decennium geprobeerd de objectieve maatstaf te vinden, waar Hume naar op zoek was. De onderzoeken omtrent deze zoektocht leverden positieve resultaten op, wat wij niet beschouwen als verbazingwekkend. >> Conclusie: Augustinus’ vraag We kwamen al eerder tot de conclusie dat een geheel subjectieve waarneming van schoonheid onvoorstelbaar is. Dit betekent echter niet dat we dan uit zouden moeten gaan van het klassieke concept, waarbij de aanschouwing compleet objectief is. Het zou namelijk redeloos zijn om aan te nemen dat subjectiviteit geen rol speelt in het aanschouwen van iets moois, wat simpelweg te onderbouwen is met het aanwezige smaakverschil tussen mensen. Hierbij komt ook dat wetenschappelijke instrumenten in geval van complete objectiviteit zouden kunnen beoordelen of iets mooi of lelijk is, wat veronderstelt dat schoonheid geen persoonlijke waarde heeft. 10 Crispin Sartwell, Beauty - The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Spring 2014 Edition), Edward N. Zalta (ed.), http://plato.stanford.edu/archives/spr2014/entries/beauty/. 11 Cinzia Di Dio en Emiliano Macaluso en Giacomo Rizzolatti, The Golden Beauty, Plosone in 2007, http://www. plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0001201#authcontrib 12 Edmund Burke, A Philosophical Enquiry into the Origin of our Ideas of the Sublime and Beautiful, New York in 2008 | Blz. 102
7
Op basis van deze kennis gaan we uit van een combinatie van beide. We komen dan terecht op een nieuw vraagstuk, namelijk of de waarneming van het schone fundamenteel subjectief of juist objectief is. Hierdoor kunnen we de eeuwenoude vraag van Augustinus nog niet beantwoorden. Om het antwoord hierop te vinden en hiermee dichter bij de definitie van schoonheid te komen, lopen we in de volgende paragraaf een aantal actuele onderzoeken door – naar het effect van het schone. Paragraaf 1.2 - De effecten van de ervaring van schoonheid >> De uitspraak van Auden De uitspraak van dichter W.H. Auden “For poetry makes nothing happen” zou volgens psycholoog Jonah Lehrer herschreven kunnen worden als “Beauty makes nothing happen”. Schoonheid heeft namelijk geen effect op onze overlevingskansen noch op onze voortplanting en zorgt er alleen maar voor dat wij onze ogen uitkijken door eindeloos te staren naar mooie dingen.13 Verschillende neurologische onderzoeken tonen echter iets anders aan, waaruit blijkt dat de hiervoor genoemde uitspraak geen toegevoegde waarde heeft voor het definiëren van schoonheid. >> Onze reactie op het schone Volgens subjectivisten is het begrip ‘schoonheid’ niet of moeilijk te definiëren en pakt het bij iedereen anders uit. Toch roept de belevenis ervan bij iedereen dezelfde fysische reactie op. Zo wijst een onderzoek uit 2011 van wetenschappers Tomohiro Ishizu en Semir Zeki bijvoorbeeld uit dat de Orbitofrontale Cortex (of: mOFC) in de hersenen een actieve rol speelt bij de beleving van schoonheid. Het onderzoek met behulp van een MRI-scan liet zien dat de mOFC actiever is bij het aanschouwen van iets moois, dan bij de aanschouwing van iets lelijks of neutraals.14 Zie bron 1.2 – in de afbeeldingen is de mOFC te zien en daarbij het gedeelte dat het meest actief is, namelijk het door hen benoemde ‘Field A1’. Niet alleen bij het waarnemen van mooie kunstwerken door middel van de ogen werd Field A1 actief. Ook bij het horen van mooie muziek werd dit gedeelte van de mOFC gekoppeld aan schoonheid. Dit komt overeen met de uitspraak van Burke, die stelde dat schoonheid door elke zintuig waargenomen kan worden. Deze ondervinding vertelt ons dat het waarnemen van iets moois dus eenzelfde werking heeft op ons. De mOFC heeft veel verbindingen met de amygdala, die het ervaren, verwerken en aansturen van verschillende emoties regelt. Ook wordt in dit deel van de hersenen, bij onder andere de aanschouwing van schoonheid, dopamine aangemaakt. Dopamine is een neurotransmitter dat ook wel het ‘genotshormoon’ wordt genoemd. Dit komt door zijn functie, namelijk het laten ervaren van genot en blijdschap. Hiernaast zorgt deze stof ook voor seksuele driften, verstandige beslissingen, motivatie en een goed leervermogen. Kortom, dopamine is onmisbaar. Hieruit kunnen we concluderen dat schoonheid een zekere invloed heeft op onze overlevingskansen en voortplanting. Ofwel “Beauty does make something happen”. Ook vertelt dit onderzoek ons, met betrekking op de vraag van Augustinus, dat het gevoel vreugde – ofwel 13 Jonah Lehrer, Why does beauty exist?, Wired in 2011, http://www.wired.com/2011/07/why-does-beauty-exist/ 14 Tomohiro Ishizu en Semir Zeki, Toward A Brain-Based Theory of Beauty, Plosone in 2011, http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0021852
8
de stof dopamine – niet de oorzaak, maar het gevolg is van de waarneming van schone objecten. Dit betekent dus dat de aanschouwing van schoonheid in eerste instantie afhangt van bepaalde kwaliteiten in objecten, zoals Burke al eerder aangaf.
Bron 1.2 - Field A1 Hiernaast zijn de MRIscans zichtbaar die gemaakt zijn ter onderzoek van de mOFC. Ter verduidelijking hebben wij de mOFC links met roze aangegeven. Field A1 is telkens wit omcirkeld. © Plos One 2011
Deze aanname, die tegenwoordig niet zonder enig weerwoord te verkondigen is, kunnen we verder onderbouwen aan de hand van een onderzoek van neuroloog John Terdergy. Uit dit onderzoek blijkt dat kleuters op dezelfde manier reageren op schoonheid, zonder in grote mate beïnvloed te zijn door cultuur, onderwijs en andere blootstellingen.15 Het ging hierbij om de schoonheid in gezichten van vrouwen. De kleuters reageerden klaarblijkelijk op objectieve aspecten van deze gezichten, aangezien ze allen een voorkeur deelden voor dezelfde gezichten, maar onmogelijk op deze jonge leeftijd beïnvloed konden zijn door subjectieve aspecten. In paragraaf 1.3 zullen we ons verdiepen in deze objectieve aspecten, die Terdergy dacht gevonden te hebben. Naast de mOFC wordt ook een ander gedeelte van de Bron 1.3 - Motor hersenen geactiveerd bij het Cerebellum waarnemen van iets moois, Hiernaast zijn de namelijk de Motor Cerebelhersenen van de lum – zie de afbeelding in mens weergegeven. bron 1.3. Dit blijkt uit onTer verduidelijking derzoek van Steve Quartz hebben we de Motor en Anette Asp16, waarbij een Cerebellum met roze vrijwilliger verschillende omlijnd. beelden te zien kreeg, terwijl zijn hersenactiviteiten gemeten werden. Specifiek het gedeelte in de Motor Cerebellum dat de coördinatie van de handen regelt, werd actief bij aanschouwing van schoonheid. Hieruit concludeerde architect Lance Hosey dat schoonheid ons in beweging zet, letterlijk.17 Wanneer wij iets mooi vinden, ontstaat er dus een bepaalde 15 John Terdergy, Why we find things beautiful (interview), The Economist in 2013, http://www.economist.com/ blogs/prospero/2013/12/why-we-find-things-beautiful 16 Robert Lee Hotz, Searching for the why of buy, Los Angeles Times in 2005, http://www.latimes.com/news/ la-sci-brain27feb27-story.html 17 Lance Hosey, Why we love beautiful things, New York Times in 2013, http://www.nytimes.com/2013/02/17/
9
wil om met hetgeen in fysiek contact te komen. Dit sluit weer aan bij ons consumentengedrag – zoals bij Coca-Cola, wat wij al eerder constateerden. >> Conclusie Schoonheid heeft dus een aanzienlijk groot effect op ons, wat haar meer maakt dan slechts een subjectief begrip dat geen concrete betekenis zou kunnen hebben. Integendeel, speelt schoonheid een belangrijke rol in haar bestaan en heeft ze een grote invloed op de mens. We weten nu wat schoonheid doet en wat de effecten zijn van het waarnemen ervan. Dit brengt ons dichter bij het beantwoorden van de eeuwenoude vraag: wat is de definitie van schoonheid? Om het antwoord hierop te vinden, bekijken we in de volgende paragraaf de oorzaken van het aanschouwen van iets moois en koppelen we vervolgens op basis van het volgende en reeds gedane onderzoek een betekenis aan het schone. Paragraaf 1.3 - De oorzaken van het aanschouwen van schoonheid >> Objectieve kwaliteiten van schoonheid In de loop van de geschiedenis is er een aantal maatstaven gevonden die de aanleiding zou moeten zijn van schoonheid. Dit zijn kwaliteiten die natuurkundig meetbaar zijn en door elke geschikte toeschouwer – zoals Plato het zou formuleren – als mooi zouden moeten worden ervaren. In de vorige paragraaf kwam in het onderzoek van John Terdergy naar voren dat er weldegelijk dergelijke kwaliteiten zijn, maar wat zijn deze kwaliteiten; en in hoeverre kunnen we hierbij spreken van absolute schoonheid? Aan de hand van reeds gedane onderzoeken en bevindingen uit onze eigen steekproef, zullen we hier een uitspraak over doen. Uit het onderzoek van John Terdergy, waarin hij de schoonheid van gezichten beproefde, kwamen twee objectieve kenmerken boven water. De meest opvallende hierbij was symmetrie. Hiervan spreken wij van op het moment dat de twee helften van een object in bepaalde zin elkaars exacte spiegelbeeld zijn. Dit spiegelen gebeurt ten opzichte van een punt, lijn (as) of vlak. In bron 1.4 is het begrip symmetrie in een figuur verduidelijkt. In het onderzoek van Terdergy ging het echter niet om absolute symmetrie, omdat het hierbij ging om gezichten – ofwel natuurlijke verschijnselen. Net niet exacte symmetrie veroorzaakt in dit geval schoonheid, omdat het gezicht anders zeer kunstmatig over zou kunnen komen bij de toeschouwer.18 Bron 1.4 - Symmetrie Hiernaast zijn twee varianten van symmetrie te zien. de letter A wordt gespiegeld t.o.v. de verticale as en de D t.o.v. de horizontale as.
opinion/sunday/why-we-love-beautiful-things.html?_r=0 18 John Terdergy, Why we find things beautiful (interview), The Economist in 2013, http://www.economist.com/ blogs/prospero/2013/12/why-we-find-things-beautiful
10
De andere kwaliteit die werd opgemerkt, is niet per definitie een kwaliteit van de vormgeving. Toen de kleuters moesten kiezen tussen meer dan twee gezichten, werd meestal gekozen voor het gemiddelde gezicht. Hiermee bedoelen we de meest neutrale vormgeving, waarbij de gezichten met extreme kenmerken buiten de boot vallen. Dit heeft niet zo zeer te maken met wat wij daadwerkelijk mooi vinden, maar voornamelijk met de manier waarop wij keuzes maken. Op het moment dat wij uit een reeks getallen een willekeurig getal zouden moeten kiezen, zijn wij eerder geneigd te gaan voor een getal rondom de mediaan. Ontwikkelingspsycholoog Alan Slater deed een soortgelijk onderzoek, waarbij hij kinderen van zeven jaar oud tot één dag jong beelden liet zien van verschillende gezichten. Deze gezichten waren al eerder gecategoriseerd door volwassenen onder de kopjes ‘mooi’ en ‘lelijk’. Wat opviel is dat de uitslagen van de volwassenen en kinderen voor het grootste deel overeenkwamen.19 Verder toont dit onderzoek aan dat kinderen langer kijken naar beelden die symmetrisch in elkaar zitten. Dit is opvallend, omdat deze jonge kinderen niet tot weinig beïnvloed zijn door subjectieve factoren en dus een enorm puur gevoel hebben voor exacte schoonheid. Ook volwassenen prefereren symmetrie boven asymmetrie, waaruit we kunnen concluderen dat deze kwaliteit gelinkt kan worden aan het waarnemen van schoonheid. Naast symmetrie is er ook een andere belangrijke kwaliteit die men zou kunnen overtuigen van schoonheid, namelijk de gulden snede. De gulden snede is een verhouding, die wordt erkend de ideale ratio te hebben (ratio = 1:1.618). Alhoewel deze verhouding al eeuwen wordt gebruikt in de beeldende en toegepaste kunst, heeft men nog geen verklaring voor het effect dat de gulden snede levert. In hoofdstuk 2 zullen we dieper ingaan op de definitie van deze ratio. Een onderzoek van Cinzia Di Dio, Emiliano Macaluso en Giacomo Rizzolatti20, waarin aan vrijwilligers verschillende beelden worden voorgelegd met de opdracht deze te beschouwen als mooi of lelijk, toont aan dat beelden met de juiste proportie veelal als mooi gezien worden in tegenstelling tot beelden met gemanipuleerde proporties. Bekijk bron 1.5 – hierin zijn drie varianten te zien van het standbeeld Doryphoros, gemaakt door Polykleitos in 440 v.Chr.. Het middelste sculptuur bevat de ideale verhoudingen (gulden snede = 1:1.618). Aan linkerzijde is een gemanipuleerd beeld te zien. Dit beeld is zo aangepast dat het sculptuur een lange romp en korte benen kreeg (ratio=1:0.74). Het beeld aan de rechterzijde is ook gemanipuleerd, hier is echter de omgekeerde ratio te zien (ratio=1:0.36). Deze drie afbeeldingen werden aan de vrijwilligers voorgelegd. Wat direct opviel was dat het middelste sculptuur – met de ideale verhouding – door letterlijk elke toeschouwer werd beschouwd als mooi. De rechter afbeelding kwam neutraal uit de test en de linker werd door 64% van de beschouwers gezien als lelijk. 100% mooi is natuurlijk een opmerkelijke uitslag, hierom besloten wij de gulden snede zelf op de proef te stellen. Voor onze steekproef hebben wij 98 vrijwilligers op anonieme wijze ondervraagd door middel van een enquête. Bekijk de vierhoeken in bron 1.6 – de opdracht hierbij was het aangeven van de mooiste vierhoek. Naast de gulden snede hebben wij ook de meest symmetrische vierhoek – de vierkant – erbij betrokken. 19 Tim Radford, How beauty fascinates from birth, The Guardian in 2004, http://www.theguardian.com/science/2004/sep/06/science.research2 20 Cinzia Di Dio and Emiliano Macaluso and Giacomo Rizzolatti, The Golden Beauty, Plosone in 2007, http:// www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0001201#authcontrib
11
Bron 1.5 Doryphoros Hiernaast zijn de drie variaties van het standbeeld te zien, die de basis vormen van het onderzoek van Cinzia Di Dio, Emiliano Macaluso en Giacomo Rizzolatti. © Plos One 2007
Bron 1.6 - Steekproef: de mooiste vierhoek De vierhoek met de gulden snede is hierbij in het roze aangegeven; de vierkant in het turquoise.
Deze twee kwaliteiten, die ons zouden moeten kunnen overtuigen van schoonheid hebben beide bovengemiddeld gescoord, namelijk 41,8% en 29,6%. Om te bepalen of we kunnen spreken van toeval hebben wij een hypothesetoets gedaan. Hierbij is het significantieniveau: α = 0,05. • Uitwerking symmetrie: H0: p(symmetrie) = 0,25 // H1: p(symmetrie) > 0,25 // steekproef 98; verwachting 24,5 1 - P(X ≤ 40) ofwel: 1 - Binomcdf (98, 0.25, 40) = 0,00019 0,05 > 0,00019 dus H0 verwerpen. Conclusie: we kunnen met vrijwel 100% zekerheid zeggen dat het géén toeval is dat men symmetrie beschouwd als schoonheid. • Uitwerking gulden snede: H0: p(gulden snede) = 0,25 // H1: p(gulden snede) > 0,25 // steekproef 98; verwachting 24,5 1 - P(X ≤ 28) ofwel: 1 - Binomcdf (98, 0.25, 28) = 0,175 0,05 < 0,175 dus H0 niet verwerpen. Conclusie: volgens ons onderzoek zouden we kunnen spreken van toeval. De kans dat de gulden snede beschouwd kan worden als een kwaliteit van een object dat gelinkt kan worden aan schoonheid is 82,5%. Dit is wellicht veroorzaakt door de concurrerende symmetrie. Hier kunnen we echter geen uitspraak over doen met het door ons gedane onderzoek omtrent de gulden snede. 12
>> Het onderzoek van Clive Bell In het begin van de 20e eeuw startte historicus Clive Bell een cruciaal onderzoek omtrent de zoektocht naar objectieve maatstaven, die ons vreugde ofwel schoonheid zouden doen ervaren. In zijn boek getiteld Art stelt hij dat objectieve kwaliteiten alleen de oorzaak kunnen zijn van schoonheid, als zij in alle mooie objecten terugkomen. Anders dan Hume hoopt hij deze kwaliteiten ook daadwerkelijk te vinden: “If we can discover some quality common and peculiar to all the objects that provoke it [beauty], we shall have solved what I take to be the central problem of aesthetics”.21 Na honderden kunstwerken onderzocht te hebben kwam Bell echter tot de conclusie dat er geen overeenkomst was die alle werken met elkaar deelden. Deze conclusie hadden wij natuurlijk zelf ook kunnen trekken, aangezien wij zojuist ondervonden hebben dat er meerdere objectieve maatstaven zijn die men kan overtuigen van schoonheid. Ondanks zijn conclusie, die ons niet dichter bij de betekenis van het schone brengt, stelde Clive Bell een belangrijke vraag omtrent de maatstaf die hij niet kon vinden. Hij vroeg zich af wat al deze kunstwerken, die wij beschouwen als mooi, qua vormgeving met elkaar gemeen hebben: “What quality is common to Sta Sophia and the windows at Chartres, Mexican sculpture, a Persian bowl, Chinese carpets, Giotto’s frescoes at Padua and the masterpieces of Poussin, Piero della Francesca, and Cézanne?”22 >> Subjectieve kwaliteiten van schoonheid Nu we de objectieve kwaliteiten van schoonheid bekeken hebben – namelijk proportie en symmetrie – zullen we ons nu focussen op de subjectieve kwaliteiten. Wellicht kunnen we in deze reeks kwaliteiten die volgt wél de overkoepelende maatstaf vinden, waar Bell naar op zoek was. De subjectieve oorzaken van schoonheid die we in dit onderdeel zullen bespreken, gaan niet over specifieke kenmerken die een object kan hebben. We zullen het echter hebben over de werking die willekeurige elementen zouden kunnen hebben op ons – omdat deze subjectieve kwaliteiten natuurlijk een andere werking op elk individu hebben. In een interview met The Economist zegt John Terdergy dat er naast de objectieve kwaliteiten die hij vond ook subjectieve aspecten een rol spelen. Zo zijn mensen ‘de dupe’ van culturele en educatieve invloeden, die hun mening in verloop van tijd kan wijzigen.23 Hij kwam namelijk tot de ondervinding dat het mooi vinden van bepaalde kunststromingen – zoals abstracte kunst en het expressionisme – voor een groot deel en in veel gevallen aangeleerd is. Als voorbeeld gaf hij de opkomst van het expressionisme. Toen de stroming nog in zijn kinderschoenen stond, werd zij beschouwd als een afdankertje van de kunst. Heden ten dagen is het expressionisme juist één van de meest geaccepteerde stromingen ooit. Educatieve en culturele invloeden zouden ons dus kunnen overtuigen van schoonheid. In de jaren negentig bedacht George Loewenstein een theorie omtrent nieuwsgierigheid, namelijk de Information gap theory of curiosity. Volgens deze theorie is onze nieuwsgierigheid naar bepaalde dingen te tekenen in de vorm van een bergparabool. We zijn het meest geïnteresseerd wanneer we een bepaalde hoeveelheid kennis hebben van een onderwerp, maar 21 Clive Bell, Art, Londen in Engeland in 1921 | Blz. 292 22 Clive Bell, Art, idem dito 23 John Terdergy, Why we find things beautiful (interview), The Economist in 2013, http://www.economist.com/ blogs/prospero/2013/12/why-we-find-things-beautiful
13
niet te weinig of te veel weten erover. “It comes when we feel a gap between what we know, and what we want to know.”24 Deze nieuwsgierigheid zou een mentale jeuk veroorzaken, waardoor wij onszelf dwingen achter de informatie aan te gaan. In een recent onderzoek uit 2008 vult neuroloog Min Jeong Kang deze theorie aan. Nieuwsgierigheid zorgt volgens zijn hersenonderzoek voor het aanmaken van dopamine – zoals dit ook gebeurt bij het aanschouwen van schoonheid. Aan de hand van deze theorie plus de aanvulling van Jeong Kang stelt psycholoog Jonah Lehrer dat we nieuwsgierigheid en schoonheid aan elkaar zouden kunnen koppelen.25 Volgens hem vinden we namelijk iets mooi wanneer we iets zien, maar zonder te weten waarom, we meer willen zien; wanneer wij een kloof voelen tussen wat wij weten van de vormgeving en wat wij willen weten hiervan. Hieruit kunnen we opmaken dat we overtuigd zijn van schoonheid wanneer wij niet het perfecte of complete waarnemen, maar juist het imperfecte en incomplete. Een wijze uitspraak van schrijver Leonard Cohen, die zeer goed bij deze theorie aansluit, luidt: “There’s a crack in everything – that’s how the light gets in.” (Vertaald: alles kent een barst (gebrek), dat is hoe het licht naar binnen valt.) In een mooi kunstwerk is er dus nog iets te ontdekken, wat zorgt voor een emotionele reactie. We weten alleen niet wat en zeker niet waarom, wat ons overtuigt van schoonheid. De theorie van George Loewenstein zou de overkoepelende maatstaf kunnen zijn van schoonheid. Het is namelijk zo dat we een nieuwsgierigheid voelen, wanneer we iets écht mooi vinden. Dit zou betekenen dat alhoewel schoonheid in eerste instantie afhangt van objectieve kenmerken – zoals we eerder in paragraaf 2 ondervonden – subjectieve kwaliteiten zoals nieuwsgierigheid en verkregen invloeden de bepalende factor spelen uiteindelijk bij het erkennen van schoonheid. Dit verklaard dan ook de vele meningsverschillen, waar een ieder zich van bewust zou moeten zijn volgens Hume. Subjectieve kenmerken spelen dus niet de enige rol in de aanschouwing van het schone, maar wel de grootste. Paragraaf 1.4 - De definitie van schoonheid Na een lange reis door verschillende theorieën van filosofen, neurologen, wiskundigen en andere wetenschappers kunnen we eindelijk een definitie koppelen aan het begrip schoonheid. Volgens de Van Dale zou de betekenis als volgt zijn: het oog strelend, aangenaam gewaarwordingen teweegbrengend. Een definitie als deze is echter zeer beknopt. Alhoewel dit wel de meest ruime uitspraak is waar een ieder zich in zou kunnen vinden. Aan de hand van de onderzoeken die wij doorlopen hebben en de steekproeven die wij zelf gedaan hebben, komen wij tot de conclusie dat we kunnen spreken van schoonheid wanneer de elementen van een object of natuurlijk verschijnsel zodanig in harmonie zijn dat zij een emotioneel effect veroorzaken bij de toeschouwer. Met dit emotioneel effect bedoelen wij natuurlijk het ervaren van vreugde. Hiernaast bedoelen wij met ‘harmonie’ de plaatsing van verschillende elementen op een juist georganiseerde manier. Alhoewel er in de beeldende en toegepaste kunst bepaalde richtlijnen zijn voor het spreken van harmonie, laten wij dit begrip in zijn subjectieve waarde. Er zijn hierbij vele manieren om te komen tot harmonie; van nieuwsgierigheid tot aan exacte wiskunde. Zolang het maar een combinatie is van zowel objectieve als subjectieve factoren.
24 Jonah Lehrer, Why does beauty exist?, Wired in 2011, http://wired.com/2011/07/why-does-beauty-exist/ 25 Jonah Lehrer, Why does beauty exist?, idem dito
14
H2. De toepassing van lijnen en verhoudingen Wat is de invloed van lijnen en verhoudingen op onze perceptie?
Ter introductie - In het vorige hoofdstuk onderzochten we voornamelijk wat zowel subjectieve én objectieve kwaliteiten van een object voor invloed uitoefenen op de schoonheid die wij ervaren. De objectieve elementen die benoemd werden hierbij zullen in dit hoofdstuk verder onderzocht worden. Het gaat hier echter in eerste instantie niet alleen om de schoonheid die deze elementen opwekken, maar de reeks andere effecten die lijnen en verhoudingen hebben op onze waarneming. We benaderen deze aan vormgeving gerelateerde elementen op wiskundige wijze, omdat het objectieve – ofwel exacte – kwaliteiten zijn. Allereerst zullen we ingaan op de ware betekenis en de toepassing van het element lijn. Vervolgens bekijken we een eeuwenoud mysterie, namelijk de golden ratio. Paragraaf 2.1 - De ware definitie van een lijn Lijnen zijn belangrijke elementen in zowel de beeldende als toegepaste kunst en vormen een grote invloed voor onze mening of kijkwijze naar elke vorm van kunst – waarmee we niet slechts de beeldende kunst bedoelen, maar alles wat waarneembaar is of een vorm aanneemt. De betekenis van het element lijn wordt tegenwoordig vaak verward met de definitie van een streep. Tussen een lijn en een streep zit echter een cruciaal verschil. Om dit onderzoek te begrijpen is het dan ook van belang om de ware betekenis van dit element te kennen. Een lijn heeft slechts één dimensie – namelijk lengte – en is niet direct waarneembaar. In de wiskunde zou men dit begrip omschrijven als de afstand tussen twee punten. Door de verwarring omtrent de definitie van ‘lijn’ maken we in de vormgeving een onderscheid tussen visuele en geïmpliceerde lijnen, respectievelijk zichtbare en onzichtbare lijnen. In bron 2.1 zijn deze twee lijnsoorten verduidelijkt aan de hand van een figuur. Bron 2.1 - Visuele en geïmpliceerde lijnen In het figuur aan de linkerkant zijn de twee lijnsoorten afgebeeld, die rechts extra uitgelicht zijn: In het roze de geïmpliceerde lijnen en in het turquoise de visuele. Een van de meest belangrijke kenmerken van geïmpliceerde lijnen is de lijnrichting. Dit is het bewegingsgevoel dat gecreëerd wordt door de structuur en plaatsing van bepaalde elementen in een compositie.26 De mate van beweging, gecreëerd door deze lijnen, is overwegend objectief en wordt bepaald door onze ervaringen met de zwaartekracht. De lijnrichtingen kunnen we onderverdelen in drie categorieën: verticaal, horizontaal en diagonaal. Deze drie zorgen elk voor een andere wending aan het kunstwerk. Deze lijnen, die de relatie vormen tussen verschillende elementen, hebben een grote invloed op de vorm en ordening van een compositie. 26 Alan Hashimoto en Mike Clayton, Visual Design Fundamentals 3th edition, Boston in de VS in 2009 | Blz. 6
15
Een verticale lijnrichting wekt voornamelijk een stabiel en constructief gevoel in ons op. Een goed voorbeeld hierbij is de manier waarop wij kijken naar wolkenkrabbers. Door de overmacht aan verticale lijnen in de architectuur zien dergelijke gebouwen er zeer krachtig en gebalanceerd uit. Zo voelen wij ons ook het meest stabiel wanneer wij rechtop staan. Horizontale lijnen zorgen voor kalmte in een compositie. Denk hierbij aan het effect van een zichtbare horizon in bijvoorbeeld landschappen. Deze twee lijnrichtingen hebben een tektonische werking op een kunstwerk en laten beweging dus links liggen. Een diagonale lijnrichting suggereert echter wél beweging. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de manier waarop wij rennen; onze ledematen bewegen zich vooruit op een diagonale manier. Het zelfde geldt voor de waarneming van objecten die op het punt staan om te vallen. In een stilleven van een object in beweging zullen meer diagonale lijnrichtingen te zien zijn. De betreffende lijnrichtingen zijn te zien in de afbeeldingen in bron 2.2 t/m 2.4.
Bron 2.2 - Verticale lijnrichting Hiernaast is een afbeelding te zien, die een overmacht aan verticale lijnen bevat. In de afbeelding aan de rechterkant zijn deze lijnen aangegeven. © Asparagus with Goat by Alan Hashimoto (2006)
Bron 2.3 - Horizontale lijnrichting Hiernaast is een afbeelding te zien met een overmacht aan horizontale lijnen. © Glen Edwards (2008)
Bron 2.4 - Diagonale lijnrichting Hiernaast is een afbeelding te zien met een overmacht aan diagonale lijnen. © Glen Edwards (2008)
In de meeste gevallen van een kunstwerk komen deze lijnrichtingen niet in enkelvoudige vorm voor. Het is meestal een combinatie van twee of drie richtingen. Het bijhorende gevoel wordt dan bepaald door de meest dominante lijnrichting, waarbij de andere twee geen te16
genspraak bieden, maar juist een ondersteunende factor zijn. Bekijk de afbeeldingen in bron 2.5 – Hierin is duidelijk te zien in hoeverre het bewegingsgevoel gewijzigd wordt, wanneer een andere lijnrichting dominant wordt. Bron 2.5 - Dominante lijnrichting Met behulp van deze afbeeldingen verduidelijken we hoe het bewegingsgevoel verandert, wanneer een andere lijnrichting de dominante rol aanneemt. De linkerafbeelding bevat een verticale lijnrichting; de rechterafbeelding een horizontale lijnrichting. © Squash by Christopher Terry (2006)
Onder meer in de grafische vormgeving is het gebruik van geïmpliceerde lijnen van groot belang. De structuur van bijvoorbeeld een lay-out van een tekst heeft erg veel invloed op de manier waarop de tekst beleefd wordt. Door middel van harmonie, die gecreëerd wordt door de plaatsing van bepaalde elementen – waarmee we de positieve relatie bedoelen die zorgt voor eenheid – kan een kunstwerk aanschouwd worden als chaotisch of ‘in balans’. In bron 2.6 is een voorbeeld te zien van hoe een goede combinatie van lijnrichtingen zorgt voor een overzichtelijke structuur. Uit onderzoek blijkt dat een dergelijke structuur ervoor zorgt dat onze hersenen en ogen minder moeite hoeven te doen om de informatie tot ons te nemen.27 Kortom, een goede structuur maakt analyseren makkelijker – wat verre van onlogisch klinkt. Bron 2.6 - Lijnrichting in lay-outs Hiernaast is tweemaal een overzichtelijke combinatie van lijnrichtingen te zien in de vorm van een lay-out. D.m.v. ritme en harmonie ontstaat een dergelijke compositie. © Visual Design Fundamentals (2009)
Aan de hand van de reeds getoonde en uitgelegde invloeden van lijn kunnen we concluderen dat dit element zeer belangrijk is voor de waarneming van een object of ander verschijnsel. Lijnen kunnen in bepaalde mate ons gevoel beïnvloeden en vormen hierdoor een relevanter element dan men voorheen altijd gedacht heeft. Ook verhoudingen hebben een grote invloed op de manier waarop wij naar de uiterlijke kenmerken van objecten kijken. Een verhouding is namelijk opgebouwd uit lijnen. In de volgende paragraaf zullen we ingaan op de gulden snede – een verdeling van een lijnstuk met een vaste ratio. 27 Alan Hashimoto en Mike Clayton, Visual Design Fundamentals 3th edition, Boston in de VS in 2009 | Blz. 41
17
Paragraaf 2.2 - De gulden snede >> Geschiedenis en definitie van de gulden snede In het vorige hoofdstuk hebben we het al kort gehad over de gulden snede of golden ratio. Deze ratio staat erom bekend schoonheid te veroorzaken en draagt daarom ook de naam ‘gulden’. In de simpelste vorm is de gulden snede de verdeling van een lijnstuk, waarbij de twee delen van dit lijnstuk een vaste verhouding hebben. In bron 2.7 is dit lijnstuk afgebeeld in een figuur. Aan de hand van de volgende vergelijking kunnen we de zijdes van dit lijnstuk berekenen: A/B = (A+B)/A.28 Hierin is A de lange zijde en B de korte. Indien we voor B = 1 invullen, kunnen we de ratio van de gulden snede gemakkelijk berekenen: A/1 = (A+1)/A } dit zouden we kunnen herschrijven als: A2 = A + 1 Aan de hand van de abc-formule berekenen we A als volgt: -(-1) + √(-12 – 4(1)-1) / 2(1) = 1,6180 = A = de gulden snede.
Bron 2.7 - De gulden snede (lijnstuk) Hiernaast is de verdeling van een lijnstuk in het geval van de gulden snede afgebeeld. A en B zijn hierin variabelen, maar staan wel in verhouding tot elkaar.
Alhoewel wij slechts vier decimalen geven van dit getal, zijn er oneindig veel zoals bij Pi (π). In de wiskunde wordt de gulden snede aangeduid met de Griekse letter Phi (φ). Dit komt door het prachtstuk van Griekse architect Phidias, dat in de vijfde eeuw v.Chr. werd gebouwd met veelvoudig gebruik van deze ratio, namelijk het Parthenon. Dit was echter niet de eerste keer dat de gulden snede toegepast werd. Waar daadwerkelijk als eerst deze ratio gebruikt werd, is niet zeker. Het oudste bouwwerk dat ooit gevonden is, waarin we de gulden snede kunnen herkennen, is de piramide in Giza – een van de wereldwonderen uit de Oudheid (ca. 2570 v.Chr). Bij het Parthenon is slechts gebruik gemaakt van deze ratio in lineaire lijnstukken. In de piramide van Giza vinden we ook de gulden driehoek terug - zie bron 2.8. We kunnen de gulden driehoek als volgt verklaren – we gebruiken hierbij geen meters als maat, maar de oorspronkelijke waarde waar dergelijke piramides mee gebouwd werden, namelijk el (ongeveer 52,25 cm): Zijde AB/BC = 256/220 ≈ 1,61818 } Dit getal zouden we gelijk kunnen trekken aan de gulden snede. Wanneer we de zijde AC in verhouding met BC zetten valt er ook iets op. AB/BC = 280/220 ≈ 1,27272 wat bijna gelijk is aan de wortel van Phi – die is namelijk 1,27202. Het is echter niet bekend of de Egyptenaren deze ratio bewust gebruikte bij het najagen van schoonheid, of dat deze ratio toevallig gebruikt werd. Haar effect, namelijk het bijdragen aan de schoonheid, heeft de piramide van Giza én het Parthenon zonder twijfel twee van de beroemdste werken ooit gemaakt. Tegenwoordig wordt de gulden snede ook nog gebruikt. In de vorm van onder meer boeken, televisieschermen en betaalpasjes. Een bekend voorbeeld is wellicht de iPod Classic die in 2001 op de markt verscheen en verkocht werd tot aan de zo28 Alfred S. Posamentier en Ingmar Lehmann, The Glorious Golden Ratio, New York in de VS in 2012 | Blz. 14
18
mer van 2014. De zijdes van dit product staan namelijk in verhouding tot elkaar volgens de gulden snede. De gulden snede komt ook veelvoudig voor in kunstwerken van onder andere Leonardo Da Vinci, Mondriaan en Dali. Het is echter niet bekend waarom deze verhouding zo geliefd is. Wél weten we dat deze verhouding afwijkt van andere ratio’s. De gulden snede is namelijk het enige getal die ingevuld zou kunnen worden voor X in deze vergelijking: X - (1/X) = 1. Wat hiernaast ook opmerkelijk is, is de terugkomst van de gulden rechthoek op het moment dat er een vierkant uit deze vorm gehaald wordt – zie de afbeelding in bron 2.9. Bron 2.8 - de gulden driehoek Hiernaast is de piramide van Giza afgebeeld in een figuur. Hierbij staan de maten van de hoogte, de helft van de breedte en de schuine zijde in cubits (vertaald: ellen)
Bron 2.9 - mysterieuze vorm Op het moment dat er een vierkant uit de gulden rechthoek gehaald wordt, blijft er wederom een gulden rechthoek over.
>> De effecten van de gulden snede Ondanks het mysterieuze vraagstuk omtrent de gulden snede is algemeen geaccepteerd dat deze ratio een aparte werking heeft op ons, wanneer wij haar waarnemen. Het kan namelijk geen toeval zijn dat erg veel bekende kunstwerken deze ratio bevatten. In het vorige hoofdstuk beschouwden we de gulden snede als mogelijk element van de formule die zou resulteren tot schoonheid. Uit een recent onderzoek kwam ook een ander effect boven water. Uit hersenonderzoek van Duke University uit 2009 blijkt dat de gulden snede het meest praktisch is voor de ogen, zoals een goed gebruik van lijnrichting dat ook is.29 Uit het onderzoek kwam namelijk naar voren dat we vormen, gebaseerd op de gulden snede, sneller en gemakkelijker in ons opnemen. Ditzelfde geldt voor symmetrie – alhoewel dat zeer logisch klinkt, doordat de toeschouwer dan slechts één helft hoeft waar te nemen.
29 Lance Hosey, Why we love beautiful things, New York Times in 2013, http://www.nytimes.com/2013/02/17/ opinion/sunday/why-we-love-beautiful-things.html?_r=0
19
H3. De toepassing van het element kleur Wat is de invloed van het element kleur op onze waarneming?
Ter introductie - Kleur is een onbewust, consequent aanwezig deel van ons leven. Overal is kleur: in mensen, objecten en verschillende situaties. Zelfs onze dromen zijn gevuld met kleur. Wonderbaarlijk is het gebrek aan onderzoek naar dit onderwerp terwijl zo een groot deel van onze beleefwereld ongetwijfeld gepaard gaat met psychologische reacties. Wat deze reacties inhouden en hoe we deze kunnen controleren, zijn wij van plan te onderzoeken in de volgende deelvraag. Om dit te bereiken zullen we eerst de algemene visie op kleur ontkrachten en opnieuw formuleren, vervolgens verschillende reacties op verschillende kleuren beschrijven en deze uiteindelijk toepassen in de maatschappij. Paragraaf 3.1 - Kleur als mentale waarneming “The implicit acceptance of mythical concepts is a habit that never completely relaxes its hold. Today it is even more heavily overlaid than in ancient Greece with the terminology of rational disciplines. This makes it more difficult to detect and therefore more dangerous.” – W.K.C. Guthrie30 (Vertaald: De impliciete aanvaarding van mythische concepten is een gewoonte die nooit helemaal zijn greep verliest. Vandaag wordt het nog zwaarder benadrukt dan in het oude Griekenland met de terminologie van rationele disciplines. Dit maakt het des te moeilijker te signaleren en dus des te gevaarlijker.) Het mythische concept waarin deze uitspraak zich kan vinden is ‘kleur’, of eerder de klakkeloze acceptatie van het idee dat kleur een eigenschap van een object is. Dit is niet waar, kleur bestaat niet zoals vaak gedacht wordt. Een grote, rode bal is groot, maar niet rood. Dit is moeilijk te begrijpen, maar daardoor niet minder waar. We zullen dit demonstreren met een voorbeeld: in dit geval hebben we een gever en een ontvanger. Wanneer persoon A (de gever) persoon B (ontvanger) over zijn arm strijkt, voelt de ontvanger dit. Vaak wordt er gedacht dat de sensatie die de aanraking oproept eigendom is van de gever. Het tegendeel is echter waar. Wanneer de gever de ontvanger op exact dezelfde manier aanraakt met het enkele verschil dat de ontvanger nu verbrand is door de zon, zou de gehele ervaring van de aanraking voor de ontvanger veranderen. Hoogstwaarschijnlijk zou de ontvanger nu pijn ervaren waar eerst enkel een lichte streling te voelen was. De veranderde situatie van de ontvanger brengt verandering in de sensatie van de aanraking. Ergo, de sensatie van de aanraking is de eigenschap van de ontvanger en niet van de gever. Zo zit het ook met kleur. Neem de grote rode bal. In daglicht zal de bal rood zijn, wanneer echter de schemer intreedt, zal de bal een paarse kleur aannemen en als de avond is gevallen zal de bal zwart zijn. We kunnen dit demonstreren aan de hand van de afbeelding in bron 3.1. Duidelijk is dat de groene en roze vlakjes rechts en links van elkaar verschillen. Aan de linkerzijde zijn de roze vlakken donkerder dan rechts, ze neigen zelfs richting de kleur paars. De groene vlakken zijn links dan weer lichter dan rechts. Dit is desalniettemin niet het geval. We worden misleidt door omliggende factoren. Als we de vlakjes namelijk van hun omgeving scheiden en in dezelfde situatie plaatsen wordt duidelijk dat de vlakjes de gehele tijd eender waren - zie bron 3.2. 30 W.K.C. Guthrie, A synopsis of Greek mythology, Cambridge in Engeland in 1962 | Blz. 4
20
Bron 3.1 - vb. kleur deel 1
Bron 3.2 - vb. kleur deel 2
De kleur van een object is enkel licht dat ons oog bereikt en houdt verband met de perceptie van een kijker. Deze perceptie kan dus ook gevormd worden door invloeden buiten onze macht, buiten ons bewustzijn zelfs. Er kan bepaald worden hoe kleur beleefd wordt. Of dit positief of negatief is heeft alles te maken met de effecten die kleuren bij ons kunnen oproepen. “If one says ‘Red’ and there are fifty people listening, it can be expected that there will be fifty reds in their minds. And one can be sure that all these reds will be very different.” – Josef Albers31 (Vertaald: Wanneer iemand ‘rood’ zegt en er luisteren vijftig mensen, kan er verwacht worden dat er vijftig soorten rood gevisualiseerd worden. En men kan er zeker van zijn dat al deze soorten rood ten zeerste van elkaar verschillen.) Paragraaf 3.2 - De effecten van kleuren Ook al is kleur een virtueel concept, eenzelfde kleursensatie wekt veelal hetzelfde neurologische dan wel somatische effect op. Kleuren in het algemeen brengen veel teweeg, ook al gaat dit vaak langs onze bewuste beleving heen. Naar het schijnt genezen patiënten in ziekenhuizen sneller, werken arbeiders productiever en behalen leerlingen betere resultaten binnen een kleurrijke omgeving.32 Maar ook kleuren apart kunnen specifieke reacties oproepen.
31 The visual nature of color – Patricia Sloane, pagina 1 32 Sneller genezen met juiste kleur – Technisch bouwbeheer
21
Onderzoek van Stephanie Lichtenfeld, Andrew J. Elliot, Markus A. Maier en Reinhard Pekrun33 , onderzoekers aan de universiteit van München en Rochester, geeft een goed voorbeeld hiervan. Verschillende vrijwilligers werd gevraagd een digitale creativiteitstest te maken waarin ze voor simpele voorwerpen zoveel mogelijk gebruiksmanieren moesten verzinnen. Het enkele verschil was dat het inlogscherm bij een deel van de groep groen was en bij het andere deel ofwel wit, blauw, rood of grijs. Wat hieruit kwam is dat de test door de deelnemers met het groene scherm, met 20% beter werd gemaakt. Het is geen onbekend feit dat de kleur groen creativiteit stimuleert en het onderzoek hierboven bevestigd dat enkel. Er wordt gesuggereerd dat dit komt omdat groen ons doet denken aan vegetatie en ons oerbrein koppelt dat aan voedsel. Een ander interessant voorbeeld om dit te illustreren is een onderzoek van Andrew J. Elliot, Markus A. Maier, Arlen C. Moller, Ron Friedman en Jörg Meinhardt34, onderzoekers aan de universiteit van München en Rochester, die aantoont dat rood ongeveer het tegenovergestelde effect heeft van het onderzoek naar de kleur groen hierboven. 71 vrijwilligers deden mee aan een experiment waarin ze vijftien anagrammen moesten oplossen. Het pakketje van deze anagrammen bestond uit een voorblad en vijf bladen met elk drie anagrammen. Boven in de hoek van elk blad was het participatienummer van de deelnemer genoteerd. De groep splitste zich in het drievoudige verschil dat het participatienummer ofwel zwart, groen of rood oogde. Er werd aan de vrijwilligers gevraagd of zij allereerst wilden controleren of hun nummer correct op elk blad aanwezig was. Na dit gedaan te hebben hadden zij vijf minuten de tijd de test te volbrengen waarna de test werd meegenomen en nagekeken. Wat hier uit resulteerde is dat de vrijwilligers met het in rood genoteerde nummer merkwaardig minder scoorde dan de driekwart hogere, vrijwel gelijke, score van groen en zwart. Deze mindere prestatie kan komen door de associatie met negativiteit die rood vaak oproept. Rood staat erom bekend het menselijke metabolisme te versnellen, de ademhalingssnelheid te doen toenemen en de bloeddruk te verhogen. Zo worden alarmen en waarschuwingsborden om deze reden vaak met rood aangegeven, rood betekent eveneens ‘stop’ in het verkeer en ook worden fouten op toetsen veelal aangegeven met een rode pen. The findings (…) illustrate how color can act as a subtle environmental cue that has important influences on behavior.35 (Vertaald: De bevindingen (...) illustreren hoe kleur als onopmerkelijk signaal kan fungeren dat belangrijke invloeden heeft op gedrag.) Wat opvalt, is dat in bovenstaande gevallen de reactie wordt opgeroepen door een aaneenschakeling met een herinnering, dit gebeurt echter wel compleet onbewust. Dit is interessante informatie. Wanneer kleursensaties bepaalde lichamelijke reacties opwekken en deze onbewust aan herinneringen geschakeld worden kan er met kleur gauw een misleidende factor aan een object worden toegevoegd. Paragraaf 3.3 - Kleuren als manipulatieve tool Nu duidelijk is dat kleuren mentale reacties uitlokken is het niet meer dan aannemelijk dat dit fenomeen gebruikt wordt in marketingstrategieën om commerciële hoog bloei te bereiken. 33 Artikel: Fertile Green: Green Facilitates Creative Performance- S. Lichtenfeld, A.J. Elliot, M.A. Maier & R. Pekrun 34 Color and Psychological Functioning: The Effect of Red on Performance Attainment- A.J. Elliot, M.A. Maier, A.C. Moller, R. Friedman & J. Meinhardt 35 Idem dito
22
Kijk maar naar succesvolle voedselketens zoals: Mcdonalds, Burgerking en Kentucky Fried Chicken. Al deze ketens bevatten rood in logo en gehele aankleding. Zoals vermeld in paragraaf 3.2 versnelt rood het metabolisme en stimuleert dit dus trek in eten. Wijzelf hebben hier een klein onderzoek36 naar gedaan. Bekijk bron 3.3 - we vroegen 98 mensen te kiezen in welk van deze restaurants zij liever zouden dineren.
Bron 3.3 - Steekproef: restaurants In welk van de drie restaurants zou u liever dineren?
Wij kozen de afbeeldingen uit de bron om de volgende redenen: • Geel maakt bij aanschouwing door de mens serotonine aan wat de maagmotiliteit regelt een daardoor dus ook vaak in logo’s van voedselketens wordt gebruikt. Daarnaast is geel voor de hersenen en het zenuwstelsel ook een aandachtstrekker, weer een reden voor het gebruik van geel in de marketing van verschillende ketens. • Rood versnelt, zoals eerder gezegd, het menselijk metabolisme en versterkt dus de trek. • Blauw geeft kalmerende hormonen vrij in de hersenen. Veel chiquere restaurants gebruiken de kleur blauw omdat dit een rustig gevoel geeft en gasten daardoor langer blijven zitten, wat meer omzet betekent. Uit ons onderzoek kwamen weinig verrassende resultaten - zie bron 3.4. De grote meerderheid van de mensen koos voor het rode restaurant. Dit bevestigd bovenstaand onderzoek en de invloed die kleur kan hebben. Manipuleren met kleur is dus totaal niet ingewikkeld en daarom oh zo gevaarlijk. Men moet enkel weet hebben van geïndoctrineerde herinneringen (lees gevoelens) die kleuren oproepen.
Bron 3.4 - Resultaten Steekproef
36 Enquete over vormgeving – Gianni Antonia & Ophelia Hagen
23
H4. Dergelijke elementen in de beeldende kunst
In hoeverre kunnen voorgaande bevindingen toegepast worden in de kunst? Ter introductie - Duidelijk is dat verschillende aspecten van vormgeving invloed uitoefenen op ons waarnemingsvermogen. Tot in hoeverre deze invloeden zijn doorgevoerd in de kunsten bespreken we in de volgende deelvraag. Paragraaf 4.1 - Manipulatieve kleur in kunstwerken “What makes art beautiful is a complicated concept, since beauty is subjective and can change based on context. But, there is a basic human instinct, an internal appreciation, for harmony, balance, and rhythm - this can be defined as beauty.”37 (Vertaald: Wat kunst mooi maakt is een gecompliceerd concept, aangezien schoonheid subjectief is en afhangt van context. Maar, er is een menselijk instinct, een oer-appreciatie, voor harmonie, balans en ritme - dit kan gedefinieerd worden als schoonheid.) Voorkeur voor kleur is globaal een subjectieve kwestie, toch hebben we in hoofdstuk 3 duidelijk kunnen maken dat eenzelfde kleursensatie zekere gevoelens teweeg kan brengen. Zoekend naar een compleet willekeurige greep van bekende kunstwerken kwamen de volgende vijf werken naar voren - zie bron 4.138: • De schreeuw – Edvard Munch (1893, Expressionisme) • Een Sterrennacht – Vincent van Gogh (1889, Post-Impressionisme) • Meisje met de Parel – Johannes Vermeer (1665, Gouden eeuw) • Mona Lisa (geretoucheerde versie) – Leonardo Davinci (1503, Renaissance) • De Volharding der Herinnering - Salvador Dali (1931, Surrealisme)
Bron 4.1 - Vijf wereldberoemde kunstwerken
37 What makes art beautiful? - Boundless 38 Eerst vijf resultaten: ‘famous art’ op Google afbeeldingen.
24
Hoewel deze stukken door schilders vanuit verschillende stromingen in verschillende periodes gecreëerd zijn, valt er een duidelijk kleurverband te ontwaren in deze vijf wereldberoemde schilderijen. Allen delen een warm-koud contrast, een contrast waarin een koude kleur (blauw, groen) tegenover een warme kleur (rood, oranje, geel) gezet wordt. Het lijkt ons geen toeval dat deze veelal als mooi gecatogoriseerde schilderijen dezelfde kleurspectrums delen. Dit toeval beperkt zich bovendien niet enkel tot de schilderkunst, ook de wereldberoemde stoel van Rietveld bezit dit kleurcontrast, al dan wel in een primaire kleurvorm - zie bron 4.2.
Bron 4.2 - De rietveld stoel Warm-koud-contrast in een toegepast kunstwerk
Onderzoek toont aan dat kleuren zoals oranje, geel en rood een prikkelende werking hebben op het menselijk neurosysteem. Deze kleuren fungeren als het ware als aandachtstrekker. Het gebruik van deze kleuren in de kunst is goed te verklaren als zelfde functiedrager. Bewust of onbewust, deze kleuren zorgen ervoor dat de kijker geprikkeld wordt en de neiging voelt te kijken. Wanneer de kijker deze aandachtstrekker gevonden heeft moet er een aandachthouder in het kunstwerk aanwezig zijn om de kijker te blijven intrigeren. Een ander onderzoek39/40 toont aan dat blauw de bloeddruk verlaagt en een algeheel kalmerend effect heeft. Waardoor de aanschouwing van blauw een fijne, ontspannen ervaring oproept. Zouden de intrigerende en ontspannende effecten van deze kleuren de reden kunnen zijn dat bovenstaande werken zo gewaardeerd worden? Misschien, maar ook een ander aspect in de kunst kan veel invloed hebben op onze waarneming.
Paragraaf 4.2 - Lijnen en verhoudingen als manipulatief gereedschap In hoofdstuk 2 zagen we al dat de gulden snede en het gebruik van lijnrichting een grote invloed kan uitoefenen op zowel het kunstwerk als de waarneming van de toeschouwer. Hierbij merkten wij op dat de gulden snede, die als effect schoonheid kan hebben, veel gebruikt wordt in de architectuur (het Parthenon, de Notre Dame, de piramide van Giza, et cetera). Deze ratio hebben wij echter nog niet besproken als onderdeel van de beeldende kunst – daar is deze paragraaf voor. Aan de hand van de theorie die wij behandeld hebben omtrent de ratio Phi, zullen we een schilderij analyseren. >> De composities van Mondriaan Volgens een reeks aan artikelen en boeken die wij lazen omtrent de aanwezigheid van de gulden snede in de beeldende kunst, wordt Piet Mondriaan (1872-1944) ervan verdacht de gulden snede veelvoudig gebruikt te hebben in zijn werken. We hebben echter geen bronnen kunnen vinden waarin aangetoond is dat hij werkelijk gebruik heeft gemaakt van de betreffende ratio. Volgens wiskundige David Bergamini was Mondriaan altijd erg introvert en vaag over de ontwerpen van zijn schilderijen, alhoewel hij toegaf in het schilderij Place de la 39 Using color as a Therapeutic tool - Margaret P. Calkins, Ph.D. 40 Effects of four psychological primary colours on anxiety state – Keith. W. Jacobs & James. F. Suess
25
Concorde ooit de gulden snede toegepast te hebben.41 Mondriaan werd vaak ervan beschuldigd, voornamelijk door Franse schilders – onder andere Charles Bouleau – te veel gebruik te maken van geometrische trucjes. Deze controverse omtrent Mondriaan kreeg ook onze aandacht. Zouden zijn schilderijen echt gebaseerd zijn op verhouden zoals de gulden snede? Yves-Alain, schrijver van het boek Mondrian en wellicht wel de grootste Mondriaan-kenner, stelt dat dergelijke geruchten – zoals het gebruik van de gulden snede – overwegend onjuist zijn: “As far as I know, Mondrian never used a system of proportion.”42 (Vertaald: zover ik weet, heeft Mondriaan nog nooit een systeem gebruikt, dat gebaseerd is op proporties). Ondanks deze uitspraak besloten we toch een totaal willekeurig werk van Mondriaan onder de loep te nemen. We kozen hierbij een van zijn latere abstracte werken, gemaakt in 1918. Zie bron 4.3 – Het betreffende werk is hierin afgebeeld. Doordat de compositie enkel uit vlakken en lijnen bestaat, zijn wij ook slechts op zoek gegaan naar de gulden rechthoek en de lijnverdeling gebaseerd op de gulden snede. Tijdens ons onderzoek naar dit kunstwerk vonden wij drie gulden rechthoeken en twee golden ratio’s in lijnvorm. De kans lijkt ons zeer klein dat we hierbij kunnen spreken van toeval. Een exacte ratio van 1,6180 komt namelijk in een aselect kunstwerk niet vijf keer voor.
Bron 4.3 - Schilderij van Mondriaan Hiernaast is een werk van Mondriaan te zien - Compositie met kleurvlakken (1918). Rechts is het gebruik van de gulden snede te zien: lijnstukken in het roze; rechthoeken in het roze én turquoise. We verdenken Mondriaan aan de hand van ons onderzoek niet op bewuste wijze veelvoudig gebruik te hebben gemaakt van de gulden snede. Aan de hand van één schilderij kunnen we die conclusie namelijk niet trekken. Wellicht had hij namelijk een scherp oog voor exacte schoonheid, die hij op de juiste manier in wist te zetten in zijn constructies. We verdenken echter wel de toeschouwer te zijn gevallen voor de schoonheid, die deze ratio heeft kunnen veroorzaken in het door ons geanalyseerde kunstwerk.
41 Mario Livio, The Golden Ratio: the story of phi (...), New York in de VS in 2002 | Blz. 68 42 Mario Livio, The Golden Ratio: the story of phi (...), idem dito
26
Conclusie
Wat is de invloed van lijn, vorm en kleur in de beeldende en toegepaste kunst op het menselijk waarnemen? Tijdens ons onderzoek naar de betekenis van schoonheid en ons onderzoek naar de aan vormgeving gerelateerde elementen lijn, vorm en kleur hebben wij vernomen dat zij allen een relatief grote invloed uitoefenen op onze waarneming en prestatie. Vormgeving is namelijk niet slechts stof om onze ogen naar uit te kijken. Vormgeving is een gereedschap dat voor vele doeleinden gebruikt kan worden. Zo kwamen wij tot de ondervinding dat schoonheid ons vreugde doet ervaren en daarmee indirect steun vervaardigd in het maken van keuzes, onze overlevingskans vergroot en bijdraagt aan onze voortplanting – door middel van de stof dopamine. Ook al ervaren wij schoonheid exact op dezelfde manier, ervaart een ieder schoonheid anders door haar subjectieve waarde. Het is echter fascinerend hoe wij allen bepaalde objectieve elementen – zoals symmetrie en de gulden snede – bewust of onbewust toewijzen aan schoonheid, alhoewel de ‘waarom’ vaak onbeantwoord blijft. Niet alleen aan ons gevoel hebben we de elementen lijn, vorm en kleur kunnen koppelen, maar ook aan onze prestatie en ons handelen. Zo slaan de uiterlijke kenmerken vaak de beslissende slag bij het kiezen tussen twee of meer producten, alhoewel die producten exact hetzelfde kunnen zijn. Hiernaast is het subliem dat een groen velletje papier je motivatie een enorme boost geven en een goed gebruik van lijnrichting en verhoudingen je ogen enorm veel werk kan besparen. Vormgeving brengt ons overzicht, context en waar mogelijk vordering aan de hand van ons onderbewuste. Tijdens het onderzoeken van de betreffende elementen ondervonden wij bepaalde eigenschappen van vormgeving die ons zeer aan het denken zetten en zeer onverwacht uit de bocht kwamen. Wij kwamen alsmaar tot de conclusie dat lijn, vorm en kleur een alsmaar grotere invloed hebben op de toeschouwer dan wij voorheen dachten. Hierom vonden wij de quote van Jonah Lehrer “For beauty makes nothing happen” zeer misleidend. Vormgeving heeft een veel grotere invloed dan men ooit gedacht heeft, denkt en waarschijnlijk ooit zal denken. Manipulatie aan de hand van de betreffende elementen zal ook altijd aanwezig zijn. Veel commerciële bedrijven en ook kunstenaars maken gebruik van hen, wat niet per definitie een slechte zaak is. Het is echter wel belangrijk dat men zich hiervan bewust wordt. Kijk bewust door ‘de ogen van de toeschouwer’ en ondervindt wat vormgeving werkelijk doet. Concluderend - Aan de hand van het door ons gedane onderzoek en de informatie die wij hebben verkregen door middel van onderzoeken van wetenschappers komen wij tot de conclusie dat de elementen lijn, vorm en kleur de toeschouwer in grote mate kan manipuleren en beïnvloeden, wat zowel voordelig als nadelig kan zijn voor de toeschouwer.
27
Referenties (noten)
Hieronder zijn de bronnen van verkregen informatie en afbeeldingen opgesomd. Profielwerkstuk: De kunst van het Manipuleren Tekst door Gianni Antonia & Ophelia Hagen (2014) Omslag en lay-out door Gianni Antonia © Poisoned Sheep (2014-2015) Inleiding: De Pepsi Challenge 1. Beverage Digest Company, Beverage results for 2013, Bedford Hills (VS) op 31 maart 2014 2. Malcolm Gladwell, Blink: the power of thinking without thinking, Londen in Engeland in 2006 | Blz. 159 3. Malcolm Gladwell, Blink: the power of thinking without thinking, Londen in Engeland in 2006 | Blz. 167 4. Robert Lee Hotz, Searching for the why of buy, Los Angeles Times in 2005, http://www.latimes.com/news/ la-sci-brain27feb27-story.html Bron 1: illustratie door Gianni Antonia © Poisoned Sheep (2014) H1: Het concept en vraagstuk van het schone 5. J.H. Burleigh, Earlier Writings, New York in 1953 | Blz. 247 6. David Hume, Of the Standard of Taste (1757), e-book via http:// www.davidhume.org/texts/fd.html 7. Eric B. Benders, Jaarboek voor esthetica, Tilburg in Nederland in 2001 | Blz 233 8. David Hume, Of the Standard of Taste (1757), e-book via http:// www.davidhume.org/texts/fd.html 9. l. Kant, Kritik der Urteilskraft (1790), e-book via http://www.archive.org/details/kritikderurteils00kantuoft 10. Crispin Sartwell, Beauty - The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Spring 2014 Edition), Edward N. Zalta (ed.), http://plato.stanford.edu/archives/spr2014/entries/beauty/. 11. Cinzia Di Dio en Emiliano Macaluso en Giacomo Rizzolatti, The Golden Beauty, Plosone in 2007, http:// www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0001201#authcontrib 12. Edmund Burke, A Philosophical Enquiry (...), New York in 2008 | Blz. 102 13. Jonah Lehrer, Why does beauty exist?, Wired in 2011, http://wired.com/2011/07/why-does-beauty-exist/ 14. Tomohiro Ishizu en Semir Zeki, Toward A Brain-Based Theory of Beauty, Plosone in 2011, http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0021852 15. John Terdergy, Why we find things beautiful (interview), The Economist in 2013, http://www.economist.com/ blogs/prospero/2013/12/why-we-find-things-beautiful 16. Robert Lee Hotz, Searching for the why of buy, Los Angeles Times in 2005, http://www.latimes.com/news/ la-sci-brain27feb27-story.html 17. Lance Hosey, Why we love beautiful things, New York Times in 2013, http://www.nytimes.com/2013/02/17/ opinion/sunday/why-we-love-beautiful-things.html?_r=0 18. John Terdergy, Why we find things beautiful (interview), The Economist in 2013, http://www.economist. com/blogs/prospero/2013/12/why-we-find-things-beautiful 19. Tim Radford, How beauty fascinates from birth, The Guardian in 2004, http://www.theguardian.com/science/2004/sep/06/science.research2 20. Cinzia Di Dio and Emiliano Macaluso and Giacomo Rizzolatti, The Golden Beauty, Plosone in 2007, http:// www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0001201#authcontrib 21. Clive Bell, Art, Londen in Engeland in 1921 | Blz. 292 22. Clive Bell, Art, idem dito 23. John Terdergy, Why we find things beautiful (interview), The Economist in 2013, http://www.economist.com/ blogs/prospero/2013/12/why-we-find-things-beautiful 24. Jonah Lehrer, Why does beauty exist?, Wired in 2011, http://wired.com/2011/07/why-does-beauty-exist/ 25. Jonah Lehrer, Why does beauty exist?, idem dito Bron 1.1: Air Chair door © Federico Mauro Costa (2014)
28
Bron 1.2: Origineel door © Plos One (2011), bewerkt door Gianni Antonia Bron 1.3: Illustratie door (onbekend), bewerkt door Gianni Antonia Bron 1.4: Illustratie door Gianni Antonia © Poisoned Sheep (2014) Bron 1.5: Afbeelding door © Plos One (2007) Bron 1.6: illustratie door Gianni Antonia © Poisoned Sheep (2014) H2: De toepassing van lijnen en verhoudingen 26. Alan Hashimoto en Mike Clayton, Visual Design Fundamentals 3th edition, Boston in de VS in 2009 | Blz. 6 27. Alan Hashimoto en Mike Clayton, Visual Design Fundamentals 3th edition, Boston in de VS in 2009 | Blz. 41 28. Alfred S. Posamentier en Ingmar Lehmann, The Glorious Golden Ratio, New York in de VS in 2012 | Blz. 14 29. Lance Hosey, Why we love beautiful things, New York Times in 2013, http://www.nytimes.com/2013/02/17/ opinion/sunday/why-we-love-beautiful-things.html?_r=0 Bron 2.1: illustratie door Gianni Antonia © Poisoned Sheep (2014) Bron 2.2: kunstwerk door Alan Hashimoto (2006), afbeelding door © Visual Design Fundamentals (2009) Bron 2.3: kunstwerk door Glen Edwards (2008), afbeelding door © Visual Design Fundamentals (2009) Bron 2.4: kunstwerk door Glen Edwards (2008), afbeelding door © Visual Design Fundamentals (2009) Bron 2.5: kunstwerk door Christopher Terry (2006) Bron 2.6: afbeelding door © Visual Design Fundamentals (2009) Bron 2.7: illustratie door (onbekend) Bron 2.8: illustratie door Alfred S. Posamentier © Prometheus Books Bron 2.9: illustratie door (onbekend) H3: De toepassing van het element kleur 30. W.K.C. Guthrie, A synopsis of Greek mythology, Cambridge in Engeland in 1962 | Blz. 4 31. The visual nature of color – Patricia Sloane, pagina 1 32. Sneller genezen met juiste kleur – Technisch bouwbeheer 33. Fertile Green: Green Facilitates Creative Performance- S. Lichtenfeld, A.J. Elliot, M.A. Maier & R. Pekrun 34. Color and Psychological Functioning: The Effect of Red on Performance Attainment- A.J. Elliot, M.A. Maier, A.C. Moller, R. Friedman & J. Meinhardt 35. Idem dito 36. Enquete over vormgeving – Gianni Antonia & Ophelia Hagen Bron 3.1: illustratie door Ophelia Hagen Bron 3.2: illustratie door Ophelia Hagen Bron 3.3: afbeeldingen door (onbekend) Bron 3.4: diagram door © Survio (2014) H4: Dergelijke elementen in de beeldende kunst 37. What makes art beautiful? - Boundless 38. Eerst vijf resultaten: ‘famous art’ op Google afbeeldingen. 39. Using color as a Therapeutic tool - Margaret P. Calkins, Ph.D. 40. Effects of four psychological primary colours on anxiety state – Keith. W. Jacobs & James. F. Suess 41. Mario Livio, The Golden Ratio: the story of phi (...), New York in de VS in 2002 | Blz. 68 42. Mario Livio, The Golden Ratio: the story of phi (...), idem dito Bron 4.1: kunstwerken door Edvard Munch (1893), Vincent van Gogh (1889), Johannes Vermeer (1665), Leonardo Da Vinci (1503) & Salvador Dali (1931) Bron 4.2: stoel door Rietveld (1918) Bron 4.3: kunstwerk door Piet Mondriaan (1918), afbeelding door Gianni Antonia
29
Literatuuropgave
Uit welke boeken hebben wij onze informatie verkregen? 1. M. Gladwell, Blink: the power of thinking without thinking, (Londen, Engeland 2006) 2. J.H. Burleigh, Earlier Writings, (New York, VS 1953) 3. Edmund Burke, A Philosophical Enquiry into the Origin of our Ideas of the Sublime and Beautiful, (New York, VS 2008) 4. Clive Bell, Art, (Londen, Engeland 1921) 5. A. Hashimoto en M. Clayton, Visual Design Fundamentals 3th edition, (Boston, VS 2009) 6. Alfred S. Posamentier en I. Lehmann, The Glorious Golden Ratio, (New York, VS 2012) 7. W.K.C. Guthrie, A synopsis of Greek mythology, (Cambridge, Engeland 1962) 8. Patricia Sloane, The visual nature of color, (New York, VS 1989) 9. Mario Livio, The Golden Ratio: the story of phi, the world’s most astonishing number, (New York, VS 2002)
Colofon
Door wie is dit profielwerkstuk in elkaar gezet? Alle teksten en afbeeldingen in dit profielwerkstuk, tenzij anders aangegeven, zijn geschreven en ontworpen/gemaakt door Gianni Antonia en Ophelia Hagen en mogen niet zonder schriftelijke toezegging of vermelding van de auteurs gekopieerd of gepubliceerd worden. Gemaakt als examenonderdeel van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) in opdracht van de Theaterhavo/vwo in Rotterdam. Voor contact:
[email protected] © Gianni Antonia en Ophelia hagen (2014-2015) © Poisoned Sheep (2014-2015) | Alle rechten voorbehouden.
30