© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Elobase Detailhandel Rekenwerkboek Antwoorden rekenopgaven aanvullend op het theorieboek voor het theorie-examen
kerntaak 2 Ondernemer en Manager handel Dit antwoordboek is van de docent: ____________________________ Telefoonnummer:
_______________________________ 1
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Rekenwerkboek, aanvullend op het theorieboek. Kerntaak 2 Beheer en verzorging van de goederenstroom en voorraad Rekenen, voorraadbeheer, bestellen __________________________________________________ Kerntaak 2 Antwoorden opgaven:
Rekenen rond de kassa (Om)rekenen bij de kassa Opgave 1
a Het beginwisselgeld hoort niet bij de omzet.
b De werkelijke omzet is: € 2315,90 - € 100 = € 2215,90
Betaalmiddelen aannemen Opgave 2
a ja
b nee
Opgave 3 Zie ingevuld schema.
2
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 4
a € 0,50 maakt € 65, € 5 maakt € 70, € 10 maakt € 80, en € 20 maakt € 100.
b € 0,40 maakt € 4, € 1 maakt € 5, € 5 maakt € 10, en twee keer € 20 maakt € 50.
Opgave 5 a. € 2,65 maakt € 15, € 5 maakt € 20, € 10 maakt € 30, en € 20 maakt € 50. b. € 0,60 maakt € 47, en € 3 maakt € 50. c.
€ 1,10 maakt € 75, € 5 maakt € 80, en € 10 maakt € 90.
d. € 0,55 maakt € 62, € 3 maakt € 65, € 5 maakt € 70, € 10 maakt € 80, en € 20 maakt € 100. e. € 0,50 maakt € 26, € 4 maakt € 30, en € 10 maakt € 40. f.
€ 0,65 maakt € 50, en € 10 maakt € 60.
3
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
g. € 0,55 maakt € 33, € 2 maakt € 35, € 5 maakt € 40, € 10 maakt € 50, en € 50 maakt € 100.
Opgave 6 a. € 0,50 maakt € 88, € 2 maakt € 90, € 10 maakt € 100. b. € 0,10 maakt € 57, € 1 maakt € 58, € 2 maakt € 60. € 40 maakt € 100. c.
€ 0,15 maakt € 80, € 20 maakt € 100.
Opgave 7 Zie uitgewerkt schema.
Opgave 8 Zie ingevulde tabel.
4
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 9 € 24,95, € 0,05 maakt € 25, € 5 maakt € 30, € 20 maakt € 50, en € 50 maakt € 100.
Opgave 10 Je moet kleingeld bijvragen omdat:
je dan minder muntgeld uitgeeft, waardoor je meer wisselgeld in de lade hebt liggen; je meer kleingeld ontvangt dat je kunt gebruiken als wisselgeld; de winkelier moet betalen bij de bank, wanneer hij kleingeld wil hebben.
Vertrouwd met de Btw Opgave 11 Stap 1: Verkoopprijs x Btw-tarief = Btw-bedrag a. 1% van de verkoopprijs = € 42,50 / 100 = € 0,425 b. het btw-tarief is 21%. Het btw-bedrag = 21 x € 0,425 = € 8,93 Stap 2: Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw-bedrag. Consumentenprijs = € 42,50 + € 8,93 = € 51,43
Opgave 12 a. 1% van de verkoopprijs = € 350 / 100 = € 3,50 Het btw-tarief is 6% Het btw-bedrag = 6 x € 3,50 = € 21,00 b. 1% van de verkoopprijs = € 525 / 100 = € 5,25 Het btw-tarief is 21% Het btw-bedrag = 21 x € 5,25 = € 110,25 c. 1% van de verkoopprijs = € 7,95 / 100 = € 0,0795 Het btw-tarief is 6% Het btw-bedrag = 6 x € 0,0795 = € 0,48 d. € 0 e. 1% van de verkoopprijs = € 1,90 / 100 = € 0,019 Het btw-tarief is 6% Het btw-bedrag = 6 x € 0,019 = € 0,11 f. 1% van de verkoopprijs = € 2.945 / 100 = € 29,45 Het btw-tarief is 21% Het btw-bedrag = 21 x € 29,45 = € 618,45
Opgave 13 Btw-tarief
Verkoopprijs
Btw-bedrag
Consumentenprijs
21%
€ 230,45
€ 48,39
€ 278,84
21%
€ 30,43
€ 6,39
€ 36,82
21%
€ 168,51
€ 35,39
€ 203,90
6%
€ 4,50
€ 0,27
€ 4,77
6%
€ 23,00
€ 1,38
€ 24,38
6%
€ 6,59
€ 0,40
€ 6,99
5
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 14 a. Bijzonder tarief: 6 % 1% van de verkoopprijs = € 9,50 / 100 = € 0,095. Het btw-tarief is 6 %. Het btw-bedrag = 6 × € 0,095 = € 0,57 b. Normaal tarief: 21% 1% van de verkoopprijs = € 110 / 100 = € 1,10. Het btw-tarief is 21%. Het btw-bedrag = 21 × € 1,10 = € 23,10 c. Bijzonder tarief: 6% 1% van de verkoopprijs = € 25 / 100 = € 0,25. Het btw-tarief is 6%. Het btw-bedrag = 6 × € 0,25 = € 1,50 d. Normaal tarief: 21% 1% van de verkoopprijs = € 200 / 100 = € 2. het btw-tarief is 21%. Het btw-bedrag = 21 × € 2 = € 42 e. Bijzonder tarief: 6% 1% van de verkoopprijs = € 8 / 100 = € 0,08. Het btw-tarief is 6%. Het btw-bedrag = 6 × € 0,08 = € 0,48
Opgave 15 a. Bijzonder tarief: 6% 1% van de verkoopprijs = € 1,50 / 100 = € 0,015. Het btw-tarief is 6%. Het btw-bedrag = 6 × € 0,015 = 0,09. De consumentenprijs is 1,50 + € 0,09 = € 1,59 b. Normaal tarief: 21% 1% van de verkoopprijs is € 80 / 100 = € 0,80. Het btw-tarief is 21%. Het btw-bedrag = 21 × € 0,80 = € 16,80. De consumentenprijs is € 80 + 16,80 = € 96,80 c. Bijzonder tarief: 6% 1% van de verkoopprijs is € 14 / 100 = € 0,14. Het btw-tarief is 6%. Het btw-bedrag = 6 × € 0,14 = 0,84. De consumentenprijs is € 14 + € 0,84 = € 14,84 d. Normaal tarief: 21% 1% van de verkoopprijs is € 45 / 100 = € 0,45. Het btw-tarief is 21%. Het btw-bedrag = 21 × € 0,45 = € 9,45. De consumentenprijs is € 45 + € 9,45 = € 54,45 e. Bijzonder tarief: 6% 1% van de verkoopprijs = € 9 / 100 = € 0,09. Het btw-tarief is 6%. Het btw bedrag = 6 × € 0,09 = € 0,54. De consumentenprijs is € 9 + € 0,54 = € 9,54
Opgave 16 (VP/100 × Btw-tarief) + VP = CP of (100/Btw-tarief × VP) + VP = CP Waarbij geldt: VP = Verkoopprijs, CP = Consumentenprijs
Opgave 17 200 bakken violen
a € 2,00
€ 400,-
20 bloemvazen
a € 5,00
€ 100,€ 500,-
Goederen zonder btw btw 6% btw over € 400,-
( : 100 X 6 = )
€ 24,-
21% btw over € 100,-
( : 100 X 21 = )
€ 21,-
Totaal aan btw
€ 45,-
Te betalen
€ 545,-
6
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 18 a. Bijzonder tarief: 6% Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. € 2,65 is dus 106%. 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106, dus: 1% = € 2,65 / 106 = € 0,025. Het btw-tarief is 6%, dus het btw-bedrag is 6 × € 0,025. Het btw-bedrag is dus: € 0,15 b. Normaal tarief: 21% € 44,03 = 121%. 1% = € 44,03 / 121 = € 0,36. Het btw-bedrag is: 21 × € 0,36 = € 7,64 c. Normaal tarief: 21% € 2,38 = 121%. 1% = € 2,38 / 121 = € 0,02. Het btw-bedrag is: 21 × € 0,02 = € 0,41 d. Bijzonder tarief: 6% € 6,36 = 106%. 1% = 6,36 / 106 = € 0,06. Het btw-bedrag is: 6 × € 0,06 = € 0,36 e. Normaal tarief: 21% € 1071 = 121%. 1% = € 1071 / 121 = € 8,85. Het btw-bedrag is: 21 × € 8,85 = € 185,88.
Opgave 19 a. 6% € 3,71 / 106 x 100 = € 3,50 Btw € 0,21 b. 21% € 128,52 / 121 x 100 = € 106,21. Het btw-bedrag is: € 22,31. c. 21% € 4,76 / 121 = € 3,93. Het btw-bedrag is: € 0,83. d. 6% € 7,95 / 106 x 100 = € 7,50 Het btw-bedrag is € 0,45. e. 21% € 130,90 / 121 x 100 = € 108,18 Het btw-bedrag is: € 22,72.
Opgave 20 Btw-tarief
Consumentenprijs
Btw-bedrag
Verkoopprijs
21%
€ 971,04
€ 168,53
€ 802,51
21%
€ 42,84
€ 7,44
€ 35,40
21%
€ 154,70
€ 26,85
€ 127,85
6%
€ 6,98
€ 0,40
€ 6,58
6%
€ 23,85
€ 1,35
€ 22,50
0%
€ 6,59
0
€ 6,59
Opgave 21 Waarbij geldt: CP = Consumentenprijs
7
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 22 a. Bijzonder tarief: 6%. Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. € 0,99 is dus 106%. 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106, dus 1% = € 0,99 = € 0,009339622641 (niet afronden!!) × 6. Het btw-bedrag is dus: € 0,05603773584, afgerond € 0,06. b. Normaal tarief 21%. € 99,99 = 121%. 1% = € 99,99 / 121, uitkomst × 21 = € 17,353 (en nog een heleboel cijfers die er niet meer toe doen), afgerond € 17,35. c. Normaal tarief 21%. € 2,50 = 121%. btw-bedrag = € 2,50 / 121 × 21 = € 0,4333 (en nog een heleboel cijfers die er niet meer toe doen), afgerond € 0,43. d. Bijzonder tarief: 6%. € 7,50 = 106%. 1% - € 128,52 / 106. Uitkomst × 6 = € 0,424, afgerond € 0,42. e. Normaal tarief 21%. € 125 = 121%. btw-bedrag = € 125 / 121 × 21 = € 21,694, afgerond, € 21,69.
Opgave 23 a. In totaal is betaald voor: Water
€ 212,-
Gas en licht
€ 714,-
In totaal
€ 926,-
b. Voor water geld het bijzonder tarief van 6%. 1% van de verkoopprijs = € 200 / 100 = € 2. Het btw-tarief is 6%. het btw-bedrag = 6 × € 2 = € 12. Voor gas en licht geldt het normale tarief van 21%. € 714 = 121%. 1% = € 714 / 121 = € 6. Het btw-bedrag is: 19 × € 6 = € 114. In totaal is aan btw betaald: Btw over water
€ 12
Btw over gas en licht
€ 114,-
In totaal
€ 126,-
Opgave 24 a. Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. € 50 is dus 106%. 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106, dus: 1% = € 50 / 106 = € 0,472 Het btw-tarief is 6%, dus het btw-bedrag is 6 x € 0,472 Het btw-bedrag is dus: € 2,83 Verkoopprijs = Consumentenprijs – Btw-bedrag Verkoopprijs = € 50 – € 2,83 = € 47,17 b. € 750 = 121% 1% = € 750 / 121 = € 6,198 Het btw-bedrag is: 21 x € 6,198 = € 130,17. De verkoopprijs = € 750 – € 130,17 = € 619,83 c. € 9,95 = 121% 1% = € 9,95 / 121 = € 0,0822 Het btw-bedrag is: 21 x € 0,0822 = € 1,73. De verkoopprijs = € 9,95 – € 1,73 = € 8,22 d. € 0,90 = 106% 1% = € 0,90 / 106 = € 0,0085 Het btw-bedrag is: 6 x € 0,0085 = € 0,05 De verkoopprijs = € 0,90 – € 0,05 = € 0,85 e. € 1762,50 = 121% 1% = € 1762,50 / 121 = € 14,566 Het btw-bedrag is: 21 x € 14,566 = € 305,89 De verkoopprijs = € 1762,50 – € 305,89 = € 1456,61
8
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 25 a. Niet waar b. Waar
Opgave 26 Het btw-bedrag is: 21% x € 309,95 = € 65,09. De consumentenprijs is € 309,95 + € 65,09 = € 375,04.
Opgave 27 Het btw-bedrag is: (€ 17,45 / 106) x 6 = € 0,99. De verkoopprijs is € 17,45 – € 0,99 = € 16,46.
Opgave 28 Btw-tarief
Consumentenprijs
Btw-bedrag
Verkoopprijs
21%
€ 97,60
€ 16,94
€ 80,66
6%
€ 119,95
€ 6,79
€ 113,16
21%
€ 120,25
€ 19,20
€ 101,05
6%
€ 118,72
€ 6,72
€ 112,00
6%
€ 2,12
€ 0,12
€2
0%
€ 65,00
€0
€ 65
6%
€ 318
€ 18,00
€ 300,00
21%
€ 3,63
€ 0,57
€ 3,00
21%
€ 117,95
€ 20,47
€ 97,48
6%
€ 121,90
€ 6,90
€ 115,00
21%
€ 140,42
€ 29,49
€ 169,91
6%
€ 115,49
€ 6,54
€ 108,95
6%
€ 3,34
€ 0,19
€ 3,15
21%
€ 78,42
€ 13,61
€ 64,81
21%
€ 1,21
€ 0,21
€1
21%
€ 7,66
€ 1,33
€ 6,33
6%
€ 9,17
€ 0,52
€ 8,65
21%
€ 10,47
€ 1,64
€ 8,65
0%
€ 7,95
€0
€ 7,95
6%
€ 100,70
€ 5,70
€ 95,00
€ 45,16
€ 7,21
€ 37,95
€ 58,25
€ 9,30
€ 48,95
21%
9
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Btw-tarief
Consumentenprijs
Btw-bedrag
Verkoopprijs
6%
€ 100,00
€ 5,66
€ 105,66
21%
€ 168,31
€ 29,21
€ 139,10
21%
€ 77,35
€ 13,42
€ 63,93
0%
€ 13,99
€0
€ 13,99
21%
€ 79,67
€ 13,83
€ 65,84
6%
€ 904,18
€ 51,18
€ 853,00
21%
€ 1.470,84
€ 255,27
€ 1.215,57
6%
€ 2184,48
€ 123,65
€ 2.060,83
Opgave 29 a. 100 dollar is 100 x 0,80 = € 80. b. Het fotorolletje kost 6,99 x 0,80 = € 5,52.
Opgave 30 a. Het echtpaar betaalt € 15 : 0,80 = 18,75 dollar. b. De toeristen betalen € 5,95 : 0,01 = 595 yen. c. De familie betaalt € 134,50 : 0,01 = 13.450 yen.
Opgave 31 a. De klanten moeten 45,60 : 0,01 = 4.560 yen betalen. Ze betalen met 10.000 yen en moeten 10.000 - 4.560 = 5.440 yen terugkrijgen. Je moet 5.440 x 0,01 = € 54,40 wisselgeld geven. b. De klanten moeten 31,25 : 0,01 = 3.125 yen betalen. Ze betalen met 5.000 yen, ze krijgen 5.000 - 3.125 = 1.875 yen terug. Ze krijgen 1.875 x 0,01 = € 18,75 wisselgeld terug. c. De klanten moeten 19,56 : 0,80 = 24,45 dollar betalen. Ze betalen met 40 dollar, ze krijgen 40 24,45 = 15,55 dollar terug. Ze krijgen 15,55 x 0,80 = € 12,44 wisselgeld terug. d. De klanten moeten 43,20 : 0,80 = 54 dollar betalen. Ze betalen met 100 dollar, ze krijgen 100 54 = 46 dollar terug. Ze krijgen 46 x 0,80 = € 36,80 wisselgeld terug.
Omrekenen valuta Opgave 32 a. bedrag in vreemde valuta x koers = bedrag in euro's b.
Opgave 33 = 125,32 US$
10
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 34 = 3,78 US$
= 6,32 US$
= 5,05 US$
= 5,05 US$
= 7,59 US$
= 11,38 US$
Opgave 35 € 40 x 1,27 US$ (koers) = 50,80 US$
Opgave 36 a. € 23,90 × 1,27 US$ = 30,35 US$ b. 40 - 30,35 = 9,65 US$ 9,65 US$ : 1.27 (koers) = € 7,60
Opgave 37 De koers is 112 yen. 2.500 Japanse yen : 112 yen (koers) = € 22,32
Opgave 38 a. berekening van vreemd geld naar de euro b. berekening van de euro naar vreemd geld
Opgave 39 a. Als de koers van een vreemde valuta daalt ten opzichte van de euro, dan is er sprake van devaluatie van de vreemde valuta. b. Als de koers van een vreemde valuta in waarde stijgt ten opzichte van de euro, spreken we van revaluatie van de vreemde valuta.
11
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 40 a. Nadelig. Als Jan een dollar omwisselt, krijgt hij voor elke dollar slechts € 0,72 in plaats van € 0,79.
b. c.
= 5,54 US$. De prijs in dollars zal dus aangepast moeten worden. Jan heeft de prijzen omgerekend tegen 0,79 US$. Jan dacht te ontvangen:
US$ 4.230 × € 0,79 =
€ 3.341,70
Jan ontvangt bij inwisseling:
US$ 4.230 × € 0,72 =
€ 3.045,60 € 296,10
Jan ontvangt minder:
Opgave 41 a. 300 rietjes × 0,60 US$ = 180 US$ totaal 180 × € 0,74 = € 133,20 b. De koers is $ 1,40. Elke euro is US$ 1,40 waard, omgedraaid (en wiskundig): US$ 1,40 × ? = € 1. We gebruiken het ezelsbruggetje: 2 × 3 = 6. Vervang 3 door een vraagteken: 2× ? = 6. Je kan ? nu bereken door 6 door 2 te delen. Wiskundig wordt dit als volgt geschreven: ( = 3). Dit doen we nu met: US$ 1,40 × ? = € 1 = € 0,71
Opgave 42 De koers is 112 yen. Voor elke 112 yen krijgt de winkelier een euro. De winkelier heeft 12.000 yens. Als 12.000 gedeeld wordt door 112 weten we hoeveel keer de winkelier één euro krijgt, dus: 107,14
=€
Opgave 43 a. Ja, er ontstaat kasverschil, de kassa geeft aan dat er € 10 te weinig in de kassa zit. b. Als de caissière het zegelboekje alsnog scant, klopt de kassa weer.
Derving berekenen Opgave 44 a. 1% van de voorraad = Voorraad 31/12 Opprijzingen Voorraad 1/1
= € 380. 10% waarde stijging = 10 × € 380 = € 3.800 € 38.000 € 3.800 + € 41.800
12
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
c.
Voorraad 1/1 Inkoop Subtotaal
€ 41.800 € 12.000 + € 53.800
Verkoop Subtotaal Afschrijvingen Berekende voorraad 31/3
€ 16.000 € 37.800 € 600 € 37.200
e. € 37.200 € 36.400 € 800
Berekende voorraad 31/3 Werkelijke voorraad Derving
Opgave 45 a. 1% van de inkoopprijs = 80 × € 5 = € 400.
= € 5. De brutowinst bedraagt 80%. Het bedrag aan brutowinst =
b. Inkoop € 500 + verwachte brutowinst € 400 = € 900 verwachte omzet.
c.
× 100 = 44,44% verwachte brutowinst in procenten van de verwachte omzet.
d. Echte omzet € 800 - inkoop € 500 = gerealiseerde brutowinst € 300.
e.
× 100 = 33,33% gerealiseerde brutowinst in procenten van de verwachte omzet.
f.
Verwachte brutowinst van de omzet 44,44% - gerealiseerde brutowinst van de omzet 33,33% = 11,11% derving.
Opgave 46 a. 1% van de inkoopprijs = = 6. De brutowinst bedraagt 50%. Het bedrag aan brutowinst = 50 × € 6 = € 300. Inkoop € 600 + verwachte brutowinst € 300 = € 900 verwachte omzet.
× 100 = 33,33% verwachte brutowinst van de omzet. b. Echte omzet € 860 - inkoop € 600 = gerealiseerde brutowinst € 260. × 100 = 28,89% gerealiseerde brutowinst in procenten van de verwachte omzet.
13
© Noordhoff Uitgevers
c.
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Verwachte brutowinst van de omzet 33,33% - gerealiseerde brutowinst van de omzet 28,89% = 4,44% derving.
Opgave 47 Voorraad Inkoop Subtotaal
€ 42.000 € 53.000 + € 95.000
Verkocht Subtotaal
€ 71.000 € 24.000
Afschrijvingen Subtotaal
€ 1.700 € 22.300
Opprijzingen Berekende eindvoorraad
€ 400 + € 22.700
Werkelijke voorraad Derving
€ 21.500 € 1.200
Opgave 48
Echte omzet € 400 - Inkoop € 300 = gerealiseerde brutowinst € 100.
Verwachte brutowinst van de omzet 33,33% - gerealiseerde brutowinst van de omzet 22,22% = 11,11% derving.
Opgave 49 Het dervingspercentage voor bloemen bedraagt 1,9% van de omzet. 1% derving bedraagt voor Jan: . € 2.304,80 × 1,9 = € 4.379,12.
Rendement van artikelpresentaties berekenen Opgave 50 Schapruimte-elasticiteit is een kengetal dat aangeeft in welke mate de omzet verandert als gevolg van de hoeveelheid schapruimte.
Opgave 51 Een schapruimte-elasticiteit van 0,75 betekent dat als je de schapruimte met 100% vergroot, de omzet met 75% omhoog gaat.
14
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 52 a. Verandering schapruimte is 100%. Verandering omzet is 2.625 – 1.500 = € 1.125 1.125 x 100/1.500 = 75% (of: € 1.125/€ 1.500 x 100% = 0,75 x 100% = 75%). Schapruimte elasticiteit is 75/100 = 0,75. b. Verandering van schapruimte in procenten: 50 cm - 40 cm = 10 cm; 10/40 x 100% = 0,25 x 100% = 25%. De schapruimte-elasticiteit is dus: 75%/25% = 3.
Opgave 53 a. Verandering van schapruimte is 2,775 m - 1,45 m = 1,325 m; 1,325 x 100 / 1,45 = 91,38% Verandering van omzet: €1.632 - €1.200 = € 432; 432 x 100/1.200 = 36% Schapruimte-elasticiteit is 36%/91% = 0,4 b. Een schapruimte-elasticiteit van 0,4 betekent dat als je de schapruimte 100% vergroot, de omzet met 40% toeneemt. Bij een vergroting van de schapruimte met 10% neemt de omzet met slechts 4% toe.
Opgave 54 a. Verandering schapruimte is 1,5 – 1,75 = -0,25 meter
Verandering omzet is 1.400 – 1.500 = - € 100,-
b. De daling van de omzet is in verhouding tot de daling van de schapruimte kleiner.
Opgave 55 De OBM-formule: de Omzet maal Brutowinst in procenten van de omzet gedeeld door het aantal Meters schapruimte.
Opgave 56 Het schaprendement van de likeuren is: € 11.000 x 20% = € 2.200; € 2.200 / 4 = € 550/meter
15
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 57 a. € 33.750/45 m = € 750/meter. b. Het schaprendement van de likeuren ligt € 200 lager dan het totale schaprendement van de slijterij (€ 750 - € 550 = € 200).
Opgave 58 Uit de gegevens wordt duidelijk welke artikelen het meeste bijdragen aan de omzet van het bedrijf. Deze artikelen kunnen dan op een geschikte plek gezet worden.
Voorraadbeheer en bestellen Omzetsnelheid/ omzetduur Opgave 59
Opgave 60
Opgave 61
Opgave 62
a. b.
Opgave 63
Opgave 64
16
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 65 a. b. b) De gemiddelde voorraad wordt 8 keer verkocht en er wordt 8 keer nieuwe voorraad besteld.
Opgave 66
Opgave 67 a. De gemiddelde voorraad is:
b. De omzetsnelheid is:
c.
De omzetduur is:
Opgave 68 a. Het totale aantal verkochte bolletjes schepijs.
b. Omzetsnelheid =
c.
De omzetsnelheid bedraagt:
Opgave 69 a. b. De omzetsnelheid bedraagt:
17
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 70 a. De omzetduur in weken wordt berekend door:
b. De omzetduur in maanden wordt berekend door:
c.
De omzetduur in dagen wordt berekend door:
d. De omzetsnelheid wordt, bij gegeven verkoopprijzen, berekend door:
Dit kan als volgt geschreven worden: We gebruiken het volgende ezelsbruggetje: Vervang 3 door een vraagteken: Je kan nu ? berekenen door 6 door 2 te delen. Wiskundig wordt dit als volgt geschreven: Dit doen de gegevens van Aisha:
Opgave 71 a. De omzetduur in dagen wordt berekend door: b. 15 × 29.500 = € 442.500
Opgave 72 a. De omzetduur in dagen wordt berekend door: b. De omzetsnelheid wordt, bij de gegeven verkoopprijzen, berekend door:
Dit kan wiskundig als volgt geschreven worden:
We gebruiken het volgende ezelsbruggetje:
Vervang 3 door een vraagteken:
18
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Je kan nu ? berekenen door 6 te delen door 3. Wiskundig wordt dit als volgt geschreven:
Dit doen de gegevens van Jan: Voorraad tegen Inkoop + brutowinst over voorraad = voorraad tegen verkoopprijs. 100% + 80% = 180% De voorraad tegen verkoopprijs bedraagt € 3.870 = 180%. 1% =
We gebruiken het volgende ezelsbruggetje: Vervang 6 door een vraagteken: Je kan nu ? berekenen door 3 te vermenigvuldigen met 2. Wiskundig wordt dit als volgt geschreven: 3 × 2. Dit doen dus de gegevens van Jan: 2 × € 2.150 = € 4.300. het getal tussen haakjes moet € 4.300 worden, dus € 4.300 - € 1.950 = € 2.150.
Voorraadadministratie Opgave 73 22 + 2 = 22 oordopjes
Opgave 74 Artikelcode 156383 258901 287034 468032 683458
Aantal AV 125 75 1.090 989 375
Aantal TV 125 70 1.075 989 370
Verschil 0 5 derving 15 derving 0 5 derving
Opgave 75 a. Aantal potten 32 16 14 8 8 4
Doorsnee 10 Ø 15 Ø 20 Ø 25 Ø 30 Ø 50 Ø
Inkoopwaarde € 0,35 € 0,45 € 0,55 € 0,70 € 0,90 € 1,20 Totaal
€ 11,20 € 7,20 € 7,70 € 5,60 € 7,20 € 4,80 € 43,70
c.
19
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Aantal potten 32 16 14 8 8 4
Doorsnee 10 Ø 15 Ø 20 Ø 25 Ø 30 Ø 50 Ø
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Inkoopwaarde € 0,35 € 0,45 € 0,55 € 0,70 € 0,90 € 1,20 Totaal
€ 11,20 € 7,20 € 7,70 € 5,60 € 7,20 € 4,80 € 43,70
d. Maatregelen om derving te voorkomen, zijn: beveiliging; beter opletten bij afrekenen; goed inschatten van de inkoop van bederfelijke waren; voorzichtiger omgaan met de potten (niet criminele derving).
Opgave 76 212.236 – 965 = € 211.271
Opgave 77
Artikel
Administratie Totaalbedrag
Inventarisatie Aantal Prijs
Zandbakset Zandauto Zandbak Klimrek
€ 67,50 € 375,50 € 134,40 € 179,80
7 4 3 4
€ 7,50 € 75,10 € 44,80 € 44,95
Bedrag
Verschil
€ 52,50 € 300,40 € 134,40 € 179,80
€ 15,00 € 75,10 €0 €0
Opgave 78 a. Aantal potten 32 16 14 8 8 4
Doorsnee 10 Ø 15 Ø 20 Ø 25 Ø 30 Ø 50 Ø
Inkoopwaarde € 0,35 € 0,45 € 0,55 € 0,70 € 0,90 € 1,20
b. 32 × € 0,35 = € 11,20; 16 × € 0,45 = € 7,20; 14 × € 0,55 = € 7,70; 8 × € 0,70 = € 5,60; 8 × € 0,90 = € 7,20; 4 × € 1,20 = € 4,80; Dit is in totaal € 43,70.
20
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 79 a. Model Nauw Wijd White nauw White wijd Bandplooi Totale inkoopwaarde
Aantal 326 117 115 85 103
Inkoopprijs € 10 € 12 € 14 € 16 € 15
Geldwaarde TV € 3.260 € 1.404 € 1.610 € 1.360 € 1.545 € 9.179
c. € 6.035 € 9.179 € 3.144
Administratieve voorraad Technische voorraad Verschil
d. Nee, er is meer voorraad dan er zou kunnen zijn. e. Er kunnen goederen zijn binnengekomen, er kan een rekening nog niet verwerkt zijn in de boekhouding. Of er is een telfout bij het inventariseren gemaakt.
Opgave 80 Model Nauw Wijd White nauw White wijd Bandplooi Totale inkoopwaarde Model Nauw Wijd White nauw White wijd Bandplooi Totale verschil
Aantal 239 72 141 55 63
Inkoopprijs € 10 € 12 € 14 € 16 € 15
Geldwaarde TV € 2.390 € 864 € 1.974 € 880 € 945 € 7.053
Technische waarde € 2.390 € 864 € 1.974 € 880 € 945
Administratieve waarde € 2.430 € 876 € 2.016 € 896 € 975
Verschil € 40 € 12 € 42 € 16 € 30 € 140
Opgave 81 Model Nauw Wijd White nauw White wijd Bandplooi Totale inkoopwaarde Model Nauw Wijd White nauw White wijd Bandplooi Totale verschil
Aantal 246 138 52 89 27
Technische waarde € 2.460 € 1.656 € 728 € 1.424 € 405
Inkoopprijs € 10 € 12 € 14 € 16 € 15
Administratieve waarde € 2.490 € 1.668 € 728 € 1.504 € 435
Geldwaarde TV € 2.460 € 1.656 € 728 € 1.424 € 405 € 6.673 Verschil € 30 € 12 €0 € 80 € 30 € 152
Aantal broeken 3 1 0 5 2 11
21
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Rekenen bij het bestellen Opgave 82 65 – 13 = 52 stuks
Opgave 83 a. 40 – 10 = 30 balen. b. 40 – 12 = 28. De balen worden per tien stuks geleverd. Nirvana zal dus 20 balen moeten bestellen.
Opgave 84 a. Stap 1: vermenigvuldigen V (= verbruik per jaar in eenheden) met B (de bestelkosten per bestelling). Stap 2: de uitkomst van stap 1 wordt vermenigvuldigd met 2. Stap 3: de uitkomst van stap 2 wordt gedeeld door C (de voorraadkosten per eenheid). Stap 4: de wortel uit uitkomst van stap 3. b. Stap 1: V = 22, B = 5, dus 22 × 5 = 110 Stap 2: 110 × 2 = 220 Stap 3: 220 : 1,80 (C) = 122,22 Stap 4: de wortel uit 122,22 = 11,05 afgerond 11.
Opgave 85 a. 12 maanden × 2 messen = 24 messen per jaar. b. Stap 1: V = 24, B = 2,50, dus 24 × 2,50 = 60. Stap 2: 60 × 2 = 120. Stap 3: 120 : 1 (C) = 120. Stap 4: de wortel uit 120 = 10,95 afgerond 11.
Opgave 86 Rood en lichtrood moeten besteld worden. Rood: 14 – 2 = 12 Lichtrood: 13 – 4 = 9
Opgave 87 a. Wastafel 2 x (5 x 12) x 11,50 = 1380 1380 / 1,20 = 1150 Wortel uit 1150 = 33,9 (34 wastafels) Dakramen 2 x 16 x 4 = 128 128 / 2 = 64 Wortel uit 64 = 8 dakramen
22
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
b. Wastafel b) 60 / 34 = 1,76 (2 bestellingen) Dakramen 16 / 8 = 2 bestellingen
Opgave 88 De werkelijke voorraad van het bedrijf ligt op 13 stuks. Dit ligt onder het bestelniveau van 15. Tijd om te gaan bestellen dus! De bestelvoorraad wordt als volgt berekend: bestelvoorraad = maximumvoorraad - werkelijke voorraad = 65 - 13 = 52 stuks
Omvang van de soorten voorraad Opgave 89 220 / 250 * 100% = 88%
Opgave 90 219.550 / 225.000 x 100% = 97,6%
Opgave 91 79.000 - 1.500 = € 77.500
Opgave 92 a. 125.000 – 6.000 = 119.000 b. 119.000 - 7.000 + 30.000 =142.000
Opgave 93 a. 88 - 10 + 9 = 87 stuks b. 87 + 2 =89 stuks
Opgave 94 a. minimumvoorraad = afzet × levertijd b. minimumvoorraad = 40 × 4 = 160
Opgave 95 a. Als de inkoopwaarde € 45.000 was en de brutowinst € 12.000, dan is de omzet € 45.000 + € 12.000 = € 57.000. De omzet min de inkoopwaarde is immers de brutowinst. b. Omzet is zonder 21% BTW
23
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
€ 57.000 = 100% 21% x € 57.000 = € 570 x 21 = € 11.970 Consumentenomzet = € 57.000 + € 11.970 = € 68.970.
Opgave 96 € 12.000 is de consumentenomzet, inclusief 21% BTW. € 12.000 = 121% De omzet is € 12.000 x 100/121 = € 9.917,36
Of zo: 1% = € 12.000 : 121 = € 99,17 21% BTW = € 99,17 x 21 = € 2.082,64 Omzet = € 12.000 - € 2.082,64 = € 9.917,36 Brutowinst = omzet - inkoopwaarde = € 9.917,36 - € 5.100 = € 4.817,36
Opgave 97 a. De brutowinst is de omzet met aftrek van de inkoopwaarde. b. De nettowinst is de winst die overblijft na aftrek van alle kosten, ook de exploitatiekosten. Van de brutowinst zijn alleen de BTW en inkoopwaarde van de consumentenomzet afgetrokken.
Opgave 98 € 43.000 is 106% € 43.000 : 106 = € 405,66 (1%) BTW
= € 405,66 x 6 = € 2.433,96
Omzet
= € 43.000 - € 2.433,96 = € 40.566,04
Brutowinst = € 40.566,04 - € 24.750 = € 15.816,04. Nettowinst = € 15.816,04 - € 2.800 = € 13.016,04.
24
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 99 € 135.000 = 100%; € 1.350 = 1% BTW 6% = € 1.350 x 6 = € 8.100 Consumentenomzet = € 135.000 + € 8.100 = € 143.100 Ofwel: € 135.000 : 100 x 106 = € 143.100
Opgave 100 € 200.000 = 121% 1% = € 200.000 : 121 = € 1.652.,89 21% = € 1.652.,89 x 21 = € 34.710,74 Omzet = € 200.000 - € 34.710,74 = € 165.289,26
Opgave 101 a. Verkoopprijs is € 25 + € 15 = € 40 b. Brutowinstpercentage over de verkoopprijs = (brutowinst : verkoopprijs) x 100% = (€ 15 : € 40) x 100% = € 0,375 x 100% = 37,50% c.
Brutowinstpercentage over de inkoopprijs = (brutowinst : inkoopprijs) x 100% = € 15 : € 25 x 100% = € 0,6 x 100% = 60%
Opgave 102 Totale inkoopprijs: 15.000 x € 25 = € 375.000 Af:
diefstal 35 x € 25 = € 875 eigen gebruik 15 x € 25 = € 375
Inkoopwaarde van de omzet = € 375.000 - (€ 875 + € 375) = € 375.000 - € 1.250 = € 373.750
25
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 103 Aanschaf
Prijs per eenheid
Verkoopprijs
BTW
Consumentenprijs
250 gram 45 dm 210 cm 2,3 m 1,45 kg 2 ons
€ 3,20 per 100 g € 5 per m € 3,10 per halve m € 2, 50 per 50 dm € 24,50 per kg € 3,50 per kg
€ 8,00 € 2,25 € 13,02 € 1,15 € 35,53 € 0,70
€ 1,68 € 0,47 € 2,73 € 0,24 € 7,46 € 0,15
€ 9,68 € 2,72 € 15,75 € 1,39 € 42,99 € 0,85
Casus Bestellen Bestelpunt kleine gebaksdozen Hoe je de berekening maakt, vind je terug in de theorie. a. Hoeveel kleine gebaksdozen heeft Bakker Bas nodig om de levertijd van zes weken te overbruggen? Berekening: Per week heb je 295 dozen nodig. Over zes weken wordt er pas geleverd, dus 6 x 295 = 1770 stuks, zonder rekening te houden met de veiligheidmarge. b. Jij gaat uit van een voorraad inclusief een veiligheidsmarge van totaal 600 dozen. Waarom zou je voor een veiligheidsmarge van 600 kiezen? Motivatie: Alleen bij speciale 'dagen' komt het wel eens voor dat er in een week meer dan 600 dozen nodig zijn. Een veiligheidsvoorraad van 600 lijkt daarom wel acceptabel. Misschien moet je op het moment van bestellen wel even kijken of er toevallig een speciale dag in de volgende periode zit. Uiteindelijk kom je op 620, omdat dit het hoogste aantal dozen is dat verkocht wordt. c.
Welke veiligheidsmarge moet je minimaal hanteren? Motiveer je antwoord. Berekening: In zijn algemeenheid ben je uitgegaan van 295 dozen per week. Het maximale aantal per week is 620 stuks. Dat is dus 325 stuks meer dan gebruikelijk. Je zou dan theoretisch met een veiligheidsvoonraad van 325 stuks kunnen werken. 295 x 6 + 620 = 2390 stuks Motivatie: Door een veiligheidsvoorraad kom je ook met kerstmis, pasen, moederdag, Suikerfeest, Barmitswa, communiefeesten en examenfeesten geen dozen te kort.
d. Bereken het bestelpunt voor de kleine gebaksdozen. Berekening: Bestelpunt = veiligheidsvoorraad + (levertijd in weken x afzet per week). Dus 600 + (6 x 295) Antwoord: 2.370 stuks.
Bestelpunt schuivertjes e Bij deze opdracht heb je enige ruimte afhankelijk van je antwoord. De berekening zou als volgt kunnen zijn: In principe moet de veiligheidsvoorraad minimaal 960 - 445 = 515 stuks bedragen. Een acceptabel antwoord ligt dus tussen 515 en 960 stuks. In deze uitwerking is gekozen voor een veiligheidsvoorraad van 900 stuks. Dus 900 + (2 x 445) = 1.890. Het antwoord kan, afhankelijk van je motivatie iets afwijken. Motivatie: uiteraard hangt je antwoord af van de hoogte van de veiligheidsvoorraad. Een acceptabel antwoord ligt tussen 515 en 960 stuks. In deze uitwerking is gekozen voor een veiligheidsvoorraad van 900 stuks.
26
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Bestelpunt grote gebaksdozen h Berekening: 300 + (6 x 170) = 1.320 stuks.
Bestelfrequentie i Berekening: 52 weken x 295 = 15.340 dozen
j Berekening: 15.340 : 5.000 = 3 keer per jaar (afgerond!)
Omzetberekeningen nog eens oefenen Opgave 104 Berekening van de omzet = afzet x prijs per stuk De totale omzet: alle bedragen bij elkaar optellen. De totale omzet is € 51.339,02.
Artikelgroep
Aantal stuks
Prijs
Omzet
Fotorolletjes Fotoalbums Fotolijstjes Digitale fotocamera’s Compact camera’s Totale omzet
349 213 135 63 78
€ 6,95 € 12,99 € 11,76 € 399 € 249
€ 2.425,55 € 2.766,87 € 1.587,60 € 25.137 € 19.422 € 51.339,02
Opgave 105 Deze berekeningen doe je aan de hand van de volgende formule:
Televisie model Luce
Auto type Ranger
Telefoontoestel Bali
Bestelbus Kloppy
27
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 106 Deze berekeningen doe je aan de hand van de volgende formule:
Artikelgroep A
Artikelgroep B
Artikelgroep C
Artikelgroep D
Opgave 107 a. De omzet = 100%. De inkoopwaarde is gegeven: € 135.000 = 60%.
b. € 225.000 - € 135.000 = € 90.000
Opgave 108 a. b. 135.000 + 40.500 = € 175.000,-
Of:
Opgave 109 Omzet € 45.750 - inkoopwaarde € 28.000 = brutowinst € 17.750 Brutowinst € 17.750 - exploitatiekosten € 9.000 = positief bedrijfsresultaat (nettowinst) € 8.750 Exclusive heeft een positief bedrijfsresultaat (nettowinst).
Opgave 110
28
© Noordhoff Uitgevers
Mobiele telefoon Kilo bananen Pinkpop festival MP3-speler
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Btw-tarief 21% 6% 6% 21%
Consumentenprijs € 399,00 € 1,95 € 85,00 € 59,95
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Btw € 69,25 € 0,11 € 4,81 € 10,40
Verkoopprijs € 329,75 € 1,84 € 80,19 € 49,55
Opgave 111 Dvd-speler Bioscoopkaartje Computer Peren 500 gram
Btw-tarief 21% 6% 21% 6%
Verkoopprijs € 425,00 € 10,00 € 1.000,00 € 1,65
Consumentenprijs € 514,25 € 10,60 € 1.210,00 € 1,75
Btw € 89,25 € 0,60 € 210,00 € 0,10
Opgave 112 a. € 425 Dvd-speler (100%) + 89,25 btw (21%) = consumentenprijs € 514,25 (121%) b. € 10 Bioscoopkaartje (100%) + € 0,60 btw (6%) = consumentenprijs € 10,60 (106%) c.
€ 1.000 Computer (100%) + € 210 (21%) = consumentenprijs € 1.210 (121%)
d. € 1,65 500 gram peren (100%) + € 0,10 btw (6%) = consumentenprijs € 1,75 (106%)
Opgave 113 Inkoopprijs € 35 + Winstopslag € 8,75 = Nettoverkoopprijs € 43,75 Nettoverkoopprijs € 43,75 + 21% btw € 8,31 = Brutoverkoopprijs € 52,06
Opgave 114 € 67,50/106 x 100 = € 63,68
Opgave 115 Brutowinst
Inkoopprijs
Nettowinst
827,59 - 300 = 527,59
Consumentenprijs
Btw 21%
Of:
1200 / 100 x 121 = € 1452,00
Btw 21%
1200 / 100 x 21 € 252,00
Opgave 116
29
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Brutowinst Inkoopprijs
1.200 + 300 = € 1.500
Verkoopprijs Consumentenprijs
1.500 + 6.000 = € 7.500
Btw
7.950 – 7.500 = € 450
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Opgave 117 a. 45.000 + 12.000 = € 57.000
b.
Opgave 118 verkoopprijs
9.
– 5.100 = € 4.817,36
Opgave 119
40.566,04 – 24.750 = € 15.816,04 brutowinst
15.816,04 – 2.800 = € 13.016,04 nettowinst
Opgave 120
30
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Casus: Zomaar een winkeltje - Afzet en omzet a De inkoopwaarde is het aantal stuks × inkoopprijs per stuk. We berekenen eerst de inkoopwaarde per soort, dan tellen we die bedragen bij elkaar op. Kinderen Soort 40 p babysok 90 p kindersok 50 p sneakers 100p kniesok 80 p legging 50 p sportsok
subtotaal
Dames Soort 40 × 2 = 80 90 × 1,50 = 135 50 × 2 = 100 100 × 2,50 = 250 80 × 3 = 240 50 × 2,50 = 125
930
50 p teensok 50 p footie 60 p enkelsok 80 p sneaker 40 p kniesok 100 p panty 50 p netkousen 20 p naadpanty 40 p capripanty subtotaal
50 × 2 = 100 50 × 3 = 150 60 × 2 = 120 80 × 3 = 240 40 × 3 = 120 100 × 4 = 400 50 × 4,50 = 225 20 × 4,50 = 90 40 × 4,50 = 180 1625
Heren Soort
prijs per p in €
60 p enkelsok 40 p korte sok 40 p lange sok 100 p sneaker 80 p sportsok
60 × 3 = 180 40 × 4 = 160 40 × 4,50 = 180 100 × 3 = 300 80 × 4 = 320
subtotaal
1140
Inkoopwaarde totaal 930 + 1625 + 1140 = € 3.695
b Door de afzet te vermenigvuldigen met de verkoopprijs, krijg je de omzet. Kinderen Soort(afzet)
(omzet in €)
20 30 20 60 40 30
20 30 20 60 40 30
p babysok p kindersok p sneakers p kniesok p legging p sportsok
subtotaal
×6 ×3 ×4 ×5 ×6 ×5
980
= 120 = 90 = 80 = 300 = 240 = 150
Dames Soort(afzet)
(omzet in €)
40 p teensok 40 p footie 50 p enkelsok 40 p sneaker 30 p kniesok 70 p panty 25 p netkousen 10 p naadpanty 30 p capripanty subtotaal
40 × 4 = 160 40 × 6 = 240 50 × 4 = 200 40 × 6 = 240 30 × 6,50 = 195 70 × 8 = 560 25 × 9 = 225 10 × 9 = 90 30 × 9 = 270 2180
Heren Soort(afzet)
(omzet in €)
30 30 20 60 20
30 30 20 60 20
p enkelsok p korte sok p lange sok p sneaker p sportsok
subtotaal
× 6 = 180 × 7 = 210 × 8 = 160 × 6 = 360 × 7,50 = 150
1060
Omzet totaal 980 + 2180 + 1060 = € 4.220
c Afzet in procenten: ingekocht
verkocht
procenten verkocht
40 p babysok 90 p kindersok 50 p sneakers 100p kniesok 80 p legging 50 p sportsok 50 p teensok 50 p footie 60 p enkelsok 80 p sneaker 40 p kniesok 100 p panty 50 p net-kousen 20 p naad-panty 40 p capri-panty 60 p enkelsok 40 p korte sok 40 p lange sok 100 p sneaker 80 p sportsok
20 30 20 60 40 30 40 40 50 40 30 70 25 10 30 30 30 20 60 20
(20:40)×100% = 50% (30:90)×100% = 33% (20:50)×100% = 40% (60:100)×100% = 60% (40:80)×100% = 50% (30:50) ×100% = 60% (40:50) ×100% = 80% (40:50) ×100% = 80% (50:60) ×100% = 83% (40:80) ×100% = 50% (30:40) ×100% = 75% (70:100) ×100% = 70% (25:50) ×100% = 50% (10:20) ×100% = 50% (30:40) ×100% = 75% (30:60) ×100% = 50% (30:40) ×100% = 75% (20:40) ×100% = 50% (60:100) ×100% = 60% (20:80) ×100% = 25%
31
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
Oefenkatern Examen Kerntaak 2 Ondernemer, Manager handel Examen Kerntaak 2, onderdeel: Voorraadbeheer en bestellen Onderwerpen: Voorraadbeheer en bestellen / rekenvaardigheid (oefenexamenvraag 1 – 19) Hulpmiddelen: rekenmachine
Onderwerp: Voorraadbeheer en bestellen 1) a. technische voorraad € 5.000,- + € 24.000,- = € 29.000,b. economische voorraad € 29.000,- + € 1.500 - € 3.300 = € 27.200,2) a. € 96.000 + € 2.100 - € 4.500 = € 96.000 – € 2.400 = € 93.600 (technische voorraad = economische voorraad + voorverkoop - voorinkoop) b. De winkelier loopt een prijsrisico over de economische voorraad, dus € 96.000,3) 1600 kg (2.000 kg – 1.000 kg + 600 kg) 4) a. De gemiddelde voorraad is € 51.708,-. (IWO (55% van € 658.100) / omzetsnelheid = € 361.955/ 7) b. De omzetduur is 52 dagen (360/ 7 = 51,4) c. € 741.000,- (300 x € 2.470,-) d. - De keukenspeciaalzaak ligt op een minder druk bezochte locatie. - De keukenspeciaalzaak heeft meer concurrentie. - Het branchecijfer is een gemiddelde, opgebouwd uit cijfers die hoger en lager zijn.
5) a. Technische voorraad alle merken damesjeans maat 38 op 30 juni:
aantal 33 50 61 74
inkoopprijs € 54,00 € 78,50 € 109,00 € 22,50
Benzin Liva Turba Twinny Totaal b. Economische voorraad Twinny’s op 30 juni: € 1.507,- (68 + 6 + 24 – 31) x € 22,50)
Technische voorraad in euro’s € 1.782,00 € 3.925,00 € 6.649,00 € 1.665,00 € 14.021,00
32
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
c. Inkopen Benzin dames maat 38: € 2.050,40 verkocht – 35 beginvoorraad + 33 eindvoorraad = 38 ingekocht. 38 x € 54,- = € 2.050,d. Berekening gemiddelde omzetduur: IWO = 40 (beginvoorraad 35 + inkopen 38 – eindvoorraad 33) De gemiddelde voorraad: (35 + 33)/2 = 34 40/ 34 = 1,2 omzetsnelheid (afronding van 1,176) 360/ 2 = 180 dagen 180/ 1,2 = 150 dagen.(153 dagen wanneer de omzetsnelheid niet is afgerond). 6) a. De omzetduur wordt 30 dagen korter. (360/ 2,4) – (360/ 3). b. IWO = 3 x € 29.370 = € 88.110. 7) 2,4 (360/ 150), afronden op 1 cijfer achter de komma) 8) 44 dagen (360/ 8,2) 9) a. € 233.500,- (€ 467.000,- x 0,50) b. De gemiddelde voorraad: € 14.687,50. (€ 13.680,- + (2 x € 17.220,-)+ € 10.630,-/ 4). c. De inkopen bedragen € 230.450,- (€ 233.500 - € 3.050,-). (De eindvoorraad is € 3.050,- minder dan de beginvoorraad). 10) € 782.700,-. 11) 97,31 = 97% (€ 145.000,-/ (€ 149.000,-/ 100)) 12) 138 flessen ((134/ 95) x 98) 13) € 473.000,- - € 198.000,- = € 275.000,14) a.
33
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
€ 21.500,- + € 78.000,- - € 23.000,- = € 76.500,b. (€ 21.500,- + € 23.000,-) / 2 = € 22.250,c. 3,4 (€ 76.500,-/ € 22.250,-) 15) a. Bestelgrootte = 3.200 / 8 = 400. Gemiddelde voorraad is 0,8 x 400 = 320. 320 * € 0,14 = € 44,80 voorraadkosten bij acht keer bestellen. b. Stuks Totaalafname per jaar 3.200 Bestelfrequentie 8x Bestelgrootte 400 Gemiddelde voorraad 80% van de bestelgrootte 320 Kosten Bestelkosten € 6,20 per keer € 49,60 Voorraadkosten € 0,14 per stuk over de € 44,80 gemiddelde voorraad Totaal € 94,40 Verschil € 8,28
5x 640 512 € 31,00 € 71,68 € 102,68
16) a. 440 / (5 * 8) = 11 Het aantal besteleenheden per keer is 11. b. 440 / (5 * 10) = 9 (Afronden op hele besteleenheden). Het aantal besteleenheden per keer is 9. 17) Het bestelpunt is 172 (2 x 72 + 28). 18) a. De veiligheidsvoorraad is 46 (110 – (4 x 16)). b. De wekelijkse afzet: 20 80 – 20 = 60 60 / 3 = 20 19) De winkel verkoopt in 3 weken 12 setjes Post-it’s. Bij 20 stuks worden er nieuwe sets besteld. De veiligheidsvoorraad is dus 20 – 12 = 8.
34
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 2
Antwoorden Theorie- en rekenboek
35