De hel dichtbij
Eerste druk, maart 2007 © 2007 Arno Weijgertse Coverfoto: Job Kemp Foto achterzijde: Jordy Weijgertse Reeds verschenen bij Free Musketeers: De dood of de gladiolen Rozen voor papa De witte tulp van Paraguay ISBN: 978-90-8539-699-4 Uitgever: Free Musketeers, Woerden www.freemusketeers.nl
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgenomen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Arno Weijgertse
De hel dichtbij Terreuraanslagen in Nederland
Alleen maar oorlog en geweld Dat vind ik niet fijn Alleen maar macht die telt Dat doet me pijn Ik wil vrede op aarde Liefde en respect moet er zijn Dat is voor mij een grote waarde Dat vind ik wel fijn
Melissa Weijgertse – september 2006
Proloog Vrolijk fluitend reed Sjaak Verlint op zijn fiets richting huis. Terwijl hij rustig de trappers van zijn stalen ros ronddraaide, keek hij om zich heen. Wat is het hier toch mooi en heerlijk rustig, ik kan de stilte bijna horen, dacht hij met een grijns. Hij fietste op een geasfalteerd landweggetje dat zich tussen de weilanden doorkronkelde. Links en rechts van de weg stonden prachtige, diepgroene loofbomen die, samen met smalle polderslootjes, een natuurlijke scheidslijn tussen het asfalt en de graslanden vormden. Verlint keek tussen de boomstammen door en zag tientallen stuks vee grazen. Koeien, schapen en paarden. Het leek erop dat elk stukje grasland zijn eigen voorkeur voor een bepaald soort vee had. Een stukje verder stonden de botergele maïsvelden in volle bloei en af en toe passeerde Verlint oude en nieuwe boerderijen die een eindje van de weg af lagen. De hemel was strakblauw en de zon wierp haar goudgele stralen op de aarde, waar de natuur in al haar pracht ontplooide. Wat is het leven toch een feest, dacht Verlint met een nog bredere grijns op zijn lippen. En dan ben ik ook nog eens drie dagen vrij, joepie. Sjaak Verlint was wapenmeester op een kazerne in de Achterhoek. Zijn dagelijks werk bestond uit het toezicht houden op de inkomende en uitgaande wapen- en munitievoorraden, plus natuurlijk de registratie van alle niet-wapentuigen, zoals uniformen, legerlaarzen, veldflessen, enzovoort. Maar daar hoefde hij dus nu even een paar dagen niet aan te denken. De kazerne was grotendeels verlaten, omdat er een grote oefening in Duitsland op het programma stond. De afgelopen week had Verlint zich een slag in de rondte gewerkt. Alle voorraden waren bij de juiste legereenheden terechtgekomen.
Ja, Verlint was een kei in zijn werk, maar dat mocht ook wel na ruim twintig jaar actieve dienst. Op zijn achttiende was hij opgeroepen voor de dienstplicht die eind jaren tachtig nog gold. In een opwelling had hij toentertijd voor vier jaar getekend als beroepsmilitair en dat was hij nu nog steeds. Eerst had hij gediend bij de militaire inlichtingendienst, maar na de val van de muur in Berlijn in 1989, en dus het einde van de Koude Oorlog, was daar de echte spanning langzaam weggevloeid. Even had het erop geleken dat Verlint gedwongen terug moest keren naar de burgermaatschappij, maar het toeval had hem in het leger gehouden. Door grove nalatigheid van de toenmalige wapenmeester (hij had een Uzi leeggeschoten op zijn eigen onderbenen) had Verlint, wederom in een opwelling, gesolliciteerd naar de vrijgekomen baan en tot zijn verrassing was hij aangenomen. Hij fietste langs de boerderij van boer Hakmans en stak automatisch zijn rechterhand als groet omhoog. Bij deze boer, en vriend, haalde hij altijd twee liter verse karnemelk, een stuk jonge kaas en een pondje echte boter, maar dat was vandaag niet nodig, want hij was eergisteren nog langs geweest. Omdat hij niet getrouwd was en alleen woonde, ging hij één keer in de week langs om zijn voorraadje zuivel bij Hakmans af te halen. Vrijgezel. Het had zo zijn voordelen, al voelde Verlint best wel eens de behoefte aan de warmte en de genegenheid van een echt gezinnetje, zoals de meeste van zijn dienstmaten hadden. Hij luisterde altijd met genoegen naar de sterke verhalen over lekkere echtgenotes en leuke kinderen, al had alles zijn keerzijde. Pas geleden was een kind van één van zijn maten erg ziek geworden en was zelfs een ziekenhuisopname nodig geweest, en als hij dan naar het pijnlijke en bezorgde gezicht van zijn maat keek, prees hij zichzelf gelukkig dat hij deze zorgen niet kende en hoefde mee te maken. Maar zo heel soms voelde hij zich ook erg eenzaam en alleen. Af en
toe kwam bij hem de gedachte op dat hij maar eens een dame van lichte zeden moest gaan bezoeken, maar al snel gooide hij die gedachte weer van zich af, want op het gebied van seksueel genot was hij nog steeds een groentje. Ach, wat zeur ik nou, dacht Verlint. Het zonnetje schijnt, de natuur bloeit en ik ben lekker een paar dagen vrij. Hij pakte de zwarte handvatten van het stuur stevig beet, duwde zijn billen van het zadel omhoog en gaf een paar stevige trappen op de pedalen. Zijn fiets snelde harder over het donkergrijze asfalt en Verlint voelde een zachte bries door zijn bruine stekelharen waaien. Hij had tegenwind, maar dat had hij altijd. Het maakte niet uit welke kant hij op fietste, het leek er altijd op dat de wind een spelletje met hem speelde. Maar vandaag zou hem dat niet deren. Hij zou tegen de wind opboksen en als hij thuis was gekomen, een koel biertje uit de koelkast pakken en met smaak opdrinken. Ja, dat zou hij doen. Verlint was zo met zijn eigen gedachten bezig, en met het vooruitzicht van het nuttigen van een koude, alcoholische versnapering, dat hij het geluid van een achteropkomende auto niet hoorde. Hij kromde nogmaals zijn rug en duwde de trappers om de beurt met kracht naar beneden. De bestuurder van de auto kneep zijn ogen heel even tot spleetjes, knikte toen in zichzelf en liet het gaspedaal een stukje opkomen, om direct daarna het pedaal helemaal tot de bodem in te trappen. De auto schoot naar voren en haalde Verlint snel in. De bestuurder liet zijn rechterhand van het stuur glijden en voelde op de zitting naast zich. Nogmaals een knikje met zijn hoofd. Met beide handen nu weer strak om het stuur gevouwen en zijn rug kaarsrecht tegen de autostoel gedrukt, reed de bestuurder richting de eenzame fietser in het stille, verlaten landschap. Heel even ving Verlint het geluid van een optrekkende automotor op, maar het was te laat. Voordat hij zijn hoofd naar achteren had
kunnen draaien, voelde hij een schok tegen zijn achterwiel. Geschrokken kneep hij nog harder in de handvatten toen zijn fiets vervaarlijk begon te slingeren. Hij liet zijn linkervoet van de trapper glijden om zijn evenwicht te kunnen bewaren, maar zijn poging was volstrekt nutteloos. Een tweede klap tegen zijn achterwiel. Geheel tegen zijn wil in zwenkte het voorwiel van zijn fiets richting de aflopende berm. Het voorwiel verliet het asfalt, drukte het hoge, stugge gras plat en raakte een boomwortel die in de loop der jaren boven de grond verder was gegroeid. Abrupt werd de snelheid van de fiets onderbroken. Verlint vloog met een sierlijke boog over zijn stuur en klapte met zijn hoofd en linkerschouder tegen de ruwe boomschors aan. Versuft lag hij in de berm. Vaag voelde hij het stalen frame van zijn fiets op zijn onderbenen drukken. Dat deed geen pijn, nee, de pijn nestelde zich in zijn hoofd en schouder. Een branderig gevoel dat zich als een olievlek over zijn bovenlichaam uitspreidde. Hij wilde net overeind krabbelen toen hij een korte klap hoorde. Een autoportier dat dichtgeslagen werd. Gelukkig, er was iemand om hem hulp te bieden. Hij draaide zijn hoofd een stukje naar links. Ruw werd hij bij zijn haren gepakt en een onzichtbare hand trok zijn hoofd met een ferme ruk naar achteren. Hij opende zijn mond om te protesteren, maar er kwam geen geluid over zijn lippen. Zijn ogen sperden zich echter wagenwijd open toen hij tegen het glimmende staal van een groot mes aankeek. De greep in zijn haardos werd steviger en het vijandige mes kwam glinsterend dichterbij. De bestuurder van de auto grinnikte geluidloos, terwijl hij naar voren boog en genoot van het moment toen hij zag dat Verlint hem herkende. Met een krachtige haal sneed hij de keel van Verlint van oor tot oor open. Hij hield het hoofd in een krachtige greep en met genoegen keek hij hoe het groene gras donkerrood kleurde. Verlint had de vlijmscherpe pijn gevoeld. Wat begon als een spelden-
10
prikje aan de rechterkant van zijn hals groeide uit tot een vlammende, alles verterende pijn net onder zijn gladgeschoren kin. Zijn hart begon als een waanzinnige te kloppen om de bloedsomloop gaande te houden, maar het resultaat was dat zijn bloed met kracht uit zijn opengesneden keel spoot. Adrenaline en zuurstof in zijn hersenen hielden hem nog even in leven, maar na een paar seconden begonnen de eerste hartcellen door het gebrek aan nieuwe zuurstof af te sterven en kondigde de dood zich in sneltreinvaart aan. Het laatste dat Verlint nog bewust meemaakte, was het feit dat een boekje vlak voor hem in het besmeurde gras werd gegooid. De Koran, dacht hij verbaasd en een seconde later blies hij zijn laatste adem uit.
11