VOOR EEN DUURZAME WERELD
Een wereld in verandering Van nieuwe donoren tot Givedirectly
DE MISSIE VAN JANE GOODALL EERLIJK BELLEN MET DE FAIRPHONE VISSEN IN HET MUSEUM
Nr 3 / 2014 • DRIEMAANDELIJKS JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
8/10 >
16/17 >
24 >
Turkije,
Eerlijk bellen met
Jane Goodall:
veelbelovende actor
de Fairphone
Mens, dier en milieu één en dezelfde zaak
> DOSSIER WERELD IN VERANDERING
Zuid-Zuidsamenwerking, privésector, remittances, stichtingen ... 4 Een Globaal Partnerschap voor Doeltreffende Ontwikkelingssamenwerking 5 Financieringsinstrumenten voor ontwikkelingslanden 6 -7 Het Zuiden doet het anders 11 Een aangepaste strategie voor opkomende economieën
22-23 Schenken of lenen: maak er een uniek verhaal van 25 Vrouwen en macht: een Algerijns verhaal 26 Achter de schermen van all-inclusive hotels 27 Leven van beeldhouwen en schilderen in Kaapverdië 28-29 Vissen in het museum
12-13 Van zakat tot internationale NGO 14-15 Een sleutelrol voor de private sector 18-19 Remittances: welke plaats in financiering voor ontwikkeling? 20-21 De liefdadigheid van stichtingen
30-31 Duurzaam ondernemen in het Zuiden: Durabilis wijst de weg 32-33 Move with Africa: verlengd wegens succes! 34-35 Rondom de Glo.be 36 Europees Jaar voor Ontwikkeling 2015
Gratis abonnement op : www.glo-be.be of per mail aan :
[email protected]
Wil je de laatste nieuwsjes over de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ontvangen? Volg ons op facebook (Diplomatie.Belgium) of op www.dg-d.be
VOOR EEN DUURZAME WERELD
Ontwikkelingssamenwerking in verandering
© Dieter Telemans
Driemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) Redactie:
DGD Karmelietenstraat, 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be Redactiesecretariaat: Elise Pirsoul, Chris Simoens en Mélissa Peeters
D
Wat het meest opvalt is dat de wereldkaart hertekend wordt. We kunnen niet langer spreken over ‘ontwikkelingslanden’, maar moeten nuanceren. Er zijn hogeen lage-middeninkomenslanden, laaginkomenslanden en zo meer. Bovendien blijkt ontwikkelingshulp maar één van de mogelijkheden die de landen uit het Zuiden hebben om hun ontwikkeling te financieren. Zo bedraagt de officiële ontwikkelingshulp (ODA) in middeninkomenslanden slechts 1% van de financiële stromen. Meer en meer landen uit het Zuiden nemen trouwens zelf een rol op als ‘donorland’, al vullen ze dat op een eigen manier in. Ook de private sector draagt een flink steentje bij tot ontwikkeling. Dan is er nog het grote potentieel van remittances en stichtingen. En dankzij internet en de nieuwe media kan je vandaag je schenking of lening rechtstreeks toewijzen aan een persoon of familie in het Zuiden. Naast het hoofdthema valt er in dit nummer weer veel te ontdekken, zoals de missie van een onvermoeibare Jane Goodall voor een betere wereld. En wat heeft het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika met vissen te maken? Hoe succesvol is het Belgisch bedrijf Durabilis dat duurzaam ondernemen hoog in het vaandel draagt? Veel leesplezier! DE REDACTIE
Layout en productie: www.mwp.be De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Glo.be verschijnt 4 maal per jaar om de 3 maanden. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier. Abonnement: Gratis in België. In het buitenland enkel de elektronische versie.
BINNENKORT BESCHIKBAAR IN TABLETVERSIE
VERNIEUW UW ABONNEMENT Glo.be actualiseert zijn aboneebestand. Als u zich vóór 2012 geabonneerd hebt, dient u uw abonnement te hernieuwen. U heeft 3 mogelijkheden. (1) ga naar www.glo-be.be; (2) stuur een mail naar
[email protected]; (3) verzend zonder kosten de herabonneerkaart uit nummer 1/2014 (met thema landbouw) Twijfelt u over de aanvangsdatum, dan kunt u zich toch opnieuw abonneren. Vanaf het volgende nummer (4/2014) worden de geactualiseerde abonneebestanden in gebruik genomen. Alle abonnees van vóór 2012 die niet reageren, zullen Glo.be niet meer ontvangen. De elektronische abonnementen in binnen- en buitenland blijven doorlopen.
editoriaal
Met de steun van China wordt in Bibala (Angola) een spoorweg aangelegd.
e naamswijziging van Dimensie 3 naar Glo.be kwam er niet zomaar. We kunnen er immers niet omheen: de wereld verandert. In dit nummer verdiepen we ons in wat die veranderende wereld precies betekent voor de ontwikkelingssamenwerking.
WERELD IN VERANDERING
Een Globaal Partnerschap VOOR DOELTREFFENDE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
ALAIN BAETENS
et afgelopen decennium is de mondiale context waarin ontwikkelingssamenwerking plaats vindt drastisch veranderd. De groei in de opkomende landen domineert de wereldwijde groei, en genereert nieuwe handel en buitenlandse kapitaalstromen naar de arme landen. De nieuwe middeninkomenslanden engageren zich steeds meer in Zuid-Zuidsamenwerking met de lage-inkomenslanden (p. 6). Terwijl het onderscheid tussen ‘steun’ en ‘samenwerking op basis van wederzijds belang’ bij Zuid-Zuidsamenwerking vervaagt, zien tezelfdertijd de klassieke donoren hun hulpmiddelen krimpen.
H
Hulp volstaat niet In dezelfde periode ontstonden nieuwe wereldwijde coalities rond mondiale uitdagingen zoals de klimaatwijziging, voedselzekerheid en de invloed van fragiele staten op de regionale vrede en het functioneren van mondiale markten. Tegelijk groeide de erkenning dat hulp niet volstaat om de wereldwijde ontwikkelingsuitdagingen aan te pakken. Uiteindelijk zijn de ontwikkelingsresultaten doorslaggevend, niet de intentie of het volume van de internationale solidariteit. Men spreekt in dat kader niet langer over ‘financiering van de hulp’ maar over ‘financiering van ontwikkeling’. Dat omvat onder meer de overheidsmiddelen van de ontwikkelingslanden
4 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
zelf, remittances (p. 18) en private investeringen (p. 14). Daarnaast zijn nieuwe filantropische instellingen actief die ‘zonder bemiddeling’ van overheden of donoren armen in het Zuiden bereiken (p. 20). De financiering om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen treedt dan weer in concurrentie met de middelen voor armoedebestrijding.
Heel grote tafel Al deze nieuwe tendensen vormden de reden waarom in 2011 in Busan (Zuid Korea) het Global Partnership for Effective Cooperation tot stand kwam. Dat globale partnerschap biedt een forum waarbinnen klassieke hulpverstrekkende ontwikkelde landen, ontvangende ontwikkelingslanden en nieuwe groeilanden van gedachten kunnen wisselen. Naast staten is iedereen er welkom die een bijdrage kan en wil leveren aan ontwikkeling en armoedebestrijding. Vandaar dat aan deze heel grote tafel ook ngo’s uit Noord én Zuid, de private sector, lokale besturen, private stichtingen, filantropische en internationale instellingen allemaal een zitje krijgen. Letterlijk duizenden mensen die elk op hun eigen manier en met verschillende instrumenten en middelen samen ijveren voor armoedebestrijding en ontwikkelingssamenwerking. De beslissing in Busan loodst ons in een wereld waarin de doeltreffendheid van officiële ontwikkelingshulp niet langer het centrale vraagstuk is. In de toekomst moeten we alle geldstromen indachtig zijn en rekening
Via het Partnerschap kunnen uiteenlopende actoren elkaar ontmoeten en ontwikkelingsuitdagingen door zeer verschillende brillen bekijken.”
houden met een volledig nieuw globaal politiek landschap met zich wijzigende machtsverhoudingen en nieuwe uitdagingen. Vele van de oude Noord-Zuidtegenstellingen zijn ondertussen grotendeels irrelevant geworden. In zekere zin zijn we allemaal terug ontwikkelingslanden geworden. We worstelen immers allemaal met deze nieuwe realiteiten die meestal een gezamenlijk globaal antwoord behoeven. Met het Global Partnership komen alle betrokkenen samen om de antwoorden te formuleren voor de wereld van morgen, met inbegrip van de minst ontwikkelde landen en fragiele staten. Het vormt een echokamer en ontmoetingsplaats voor actoren die elkaar een paar decennia geleden nooit als gelijken hadden ontmoet. Het schept de mogelijkheid om ontwikkelingsuitdagingen door zeer verschillende brillen te bekijken, de neuzen in dezelfde richting te zetten en nieuwe samenwerkingsverbanden te smeden. Het Global Partnership wil bij dit alles waarden als transparantie en doeltreffendheid verdedigen en uitdragen. In april van dit jaar kwamen alle leden in Mexico samen om na te gaan welke vooruitgang ze de laatste twee jaar samen geboekt hebben. Ook de Millenniumdoelen na 2015 stonden op het programma.
ONLINE www.effectivecooperation.org
WERELD IN VERANDERING
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN voor ontwikkelingslanden
Vandaag hebben ontwikkelingslanden een vrij ruime keuze uit een waaier aan instrumenten om hun ontwikkeling te financieren. Bij middeninkomenslanden (MICs) is het aandeel van ontwikkelingshulp zeer beperkt. Lage-inkomenslanden (LICs) blijven gedeeltelijk afhankelijk van hulp.
WELKE INSTRUMENTEN EN HOEVEEL?
CHRIS SIMOENS
Bedragen in US dollar gelden voor 2010 voor alle ontwikkelingslanden samen (middeninkomenslanden + lage-inkomenslanden).
$
PUBLIEKE BINNENLANDSE FINANCIERING
$
PRIVATE INVESTERINGEN
INKOMSTEN UIT BELASTINGEN: ..................... 4,3 biljoen
BINNENLANDSE PRIVATE INVESTERINGEN: .......3,5 biljoen
OPENBARE SCHULD (BIJ BUITENLANDSE BANKEN): ....................... 85 miljard
INTERNATIONALE INVESTERINGEN: ................. 824 miljard PRIVATE BUITENLANDSE SCHULD: ..................... 92 miljard REMITTANCES: .................................................. 370 miljard (vanuit EU: 111 miljard)
PUBLIEKE INTERNATIONALE FINANCIERING
$
OFFICIËLE ONTWIKKELINGSHULP (ODA): ..... 129 miljard (EU: 67 miljard) GOEDKOPE LENINGEN: ...................................... 31 miljard (EU: 8 miljard)
PRIVATE LIEFDADIGHEID: ................................... 56 miljard (EU: 10 miljard) INTERNATIONALE HANDEL UITVOER VAN GOEDEREN EN DIENSTEN: ....... 5,8 biljoen De impact van handel op groei en armoedebestrijding hangt af van de context en de genomen maatregelen.
LAGE-INKOMENSLANDEN
MIDDENINKOMENSLANDEN
Aandeel financieringskanalen
Aandeel financieringskanalen
Publieke binnenlandse financiering
27%
Binnenlandse private investering
21%
Buitenlandse private investering
27% 48%
Publieke binnenlandse financiering
47%
Publieke internationale financiering (waaronder ODA)
BRON: Wereldbank en OESO
ODA vormt 60% van de financiële stromen uit het buitenland en 13% van het bbp. Belastingsinkomsten vormen eveneens 13% van het bbp. Binnenlandse private financiering is groter en stabieler dan buitenlandse private financiering.
52% Private financiering
Private financiering
25%
38 %
1% Publieke internationale financiering (waaronder ODA)
14%
Binnenlandse private investering Buitenlandse private investering
ODA vormt 4% van de financiële stromen uit het buitenland en 0,3% van het bbp. Belastingsinkomsten vormen 22% van het bbp. Binnenlandse private financiering is groter en stabieler dan buitenlandse private financiering.
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
5
WERELD IN VERANDERING
HET ZUIDEN DOET HET ANDERS De win-win van Zuid-Zuidsamenwerking
© Axel Lauer/ shutterstock
Opkomende landen werken steeds vaker samen met andere landen uit het Zuiden. Welke rol speelt deze Zuid-Zuidsamenwerking bij de ontwikkeling van het Zuiden? We gingen te rade bij Dr. San Bilal van het European Centre for Development Policy and Management. CHRIS SIMOENS
De scheiding tussen Noord en Zuid wordt minder scherp. Het Noorden moet dan ook zijn relatie met het Zuiden herzien, want deze is nog te veel gebaseerd op afhankelijkheid.”
Geen hulp ZZS heeft de laatste 10 jaar een boom gekend dankzij de opkomst van landen zoals China, Brazilië en India. ‘Het Westen beschouwt hen als donoren’, zegt Dr. Bilal. ‘Maar bij ZZS ontbreekt de notie van ‘hulp’ volledig. De opkomende landen denken bij hun samenwerking veeleer aan hun eigen economische belangen, zodanig dat die bijdraagt aan de ontwikkeling van de partnerlanden.‘Wat goed is voor mijn economie is ook goed voor de jouwe’. In vergelijking met de Noord-Zuidsamenwerking (NZS) heerst er bij ZZS meer een relatie van gelijken die een wederzijds voordeel zoeken. Via uitwisseling van kennis en technologie, investeringen, leningen en ook wel giften, maar in beperkte mate. Het betreft meestal bilaterale deals, van land tot land dus.’
6 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
© mato48-wordpress
Z
uid-Zuidsamenwerking – ZZS verder in het artikel - is geen recent fenomeen. In feite zijn er al diverse voorbeelden sinds WOII. Belangrijk was de ‘non-aligned movement’ die in 1961 werd opgericht door onder andere Nehru (India) en Nasser (Egypte). Deze niet-gebonden landen wilden de eigen stem van het Zuiden laten horen tijdens de Koude Oorlog, los van het toenmalige Westen en Oostblok. Ook de Verenigde Naties hebben ZZS via diverse structuren aangemoedigd, onder meer met de VN-Conferentie voor Handel en Ontwikkeling UNCTAD.
China, Brazilië, India…
Kritiek in Afrika
Vooral de deals van China in Afrika zijn gekend. In ruil voor grondstoffen investeert China er in infrastructuur (wegen…), landbouw, gezondheidszorg en onderwijs (universiteiten). De Afrikaanse landen zijn over het algemeen best opgezet met deze vorm van samenwerking. Want in tegenstelling tot de Westerse ontwikkelingssamenwerking verloopt alles heel snel. Er zijn immers veel minder regels en bureaucratie, en er worden minder eisen gesteld rond mensenrechten. ‘Positief is in elk geval dat de armere landen nu een keuze hebben en dat er competitie optreedt,’ vindt Bilal. De ZZS van India en Brazilië wordt sterk gedreven door de private sector. India investeert in spoorwegen, mijnen, diensten en ook wel wat in industrie (auto’s). Brazilië is vooral actief in de landbouw en in mijnen. De ZZS van Turkije groeit snel en is zeer sterk gericht op business-opportuniteiten. De Golfstaten leggen zich toe op de Hoorn van Afrika, met investeringen, het vlotter maken van handel, islamitische banken en zo meer. Ten slotte doen ook Maleisië, Indonesië, Mexico, Zuid-Korea en andere landen aan ZZS.
Al bij al zijn de opkomende landen welkome nieuwe spelers die de ontwikkeling van armere landen kunnen stimuleren. Maar niet alles is peis en vree. Zo zijn de Afrikaanse landen niet altijd tevreden. De wegen die de Chinezen aanleggen blijken dikwijls van bedenkelijke kwaliteit. Bovendien komt China vaak met zijn eigen werkers en producten, zodat er nauwelijks capaciteitsopbouw is en ook de lokale economie er weinig aan heeft. Als er al lokale arbeiders zijn, worden ze vaak weinig betaald. Van het mooie win-win-discours van ZZS komt dus niet altijd veel terecht.
OESO-DAC Westerse donoren – verenigd in het Ontwikkelingscomité (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) - zijn vooral bezorgd dat de opkomende landen dezelfde fouten zullen begaan als zijzelf vroeger: wegen aanleggen zonder aan het onderhoud te denken, fabrieken bouwen zonder dat er ter plaatse echt iemand voor verantwoordelijk is. En zullen de leningen de schulden niet weer doen aanzwellen?
© Axel Lauer/ shutterstock
De nieuwe ‘donoren’ uit het Zuiden zoals China en Indië investeren vaak in infrastructuur.
OESO-DAC doet er dan ook alles aan om de zogenaamde nieuwe donoren aan hun kant te krijgen, zeker nu het debat rond de post-2015-Millenniumdoelen volop woedt. De OESODAC-landen hebben immers met vallen en opstaan geleerd. Daaruit zijn good aid practices gegroeid die onder meer geformuleerd werden in de Verklaring van Parijs in 2005. Sindsdien wordt gestreefd naar eigenaarschap, afstemming op het beleid van het partnerland en zo meer.
Terughoudend Maar de opkomende landen staan niet te springen om zich bij de club van donoren aan te sluiten. Ze vinden het discours te ideologisch beladen. Daarom heeft OESO-DAC het Global Partnership for Effective Cooperation opgericht, dat onlangs in Mexico – lid van OESO-DAC - vele spelers bijeenbracht (p. 4). Ook Zuid-Korea doet inspanningen om als brug te fungeren, maar de terughoudendheid blijft (Dimensie 3, 3-2013). Bilal: ‘VN-ambtenaren beweren wel dat de opkomende landen bijna aan boord zijn, maar in de praktijk merk ik daar nauwelijks iets van.’ China wijzigde alvast enigszins zijn beleid. Zo experimenteert het met giften. En onlangs besliste het land om samen met de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 2 miljard dollar te investeren in het ‘Africa Growing Together Fund’, een meer ‘multilaterale’ aanpak dus. Er is nu ook een BRICS-bank. Toch bestaat het gros
van de Chinese ZZS nog steeds uit deals van land tot land.
Hulp geen vertrekpunt ‘Het Westen wil al te zeer alle vormen van samenwerking in het keurslijf van ‘ontwikkelingshulp’ wringen. Maar de realiteit is veranderd! Hulp zou niet meer het vertrekpunt mogen zijn, het is slechts één van de instrumenten binnen een brede waaier (met onder meer handel, investeringen, remittances…). Toch blijven de Westerse donoren uitgaan van de vraag: hoe kunnen mijn giften een katalysator zijn voor ontwikkeling? Oké, dat gaat nog op voor de fragiele en de minst ontwikkelde landen. Maar voor de meeste andere landen zou de vraagstelling moeten zijn: hoe kunnen we economieën creëren die meer rijkdom voortbrengen voor iedereen? Of gezien vanuit het standpunt van een land in het Zuiden: hoe kan ik mijn economie transformeren en welke partners zijn daarvoor interessant? En die partners mogen van gelijk waar komen, Noord of Zuid, West of Oost. Het kan gerust een ‘triangulaire’ NZZ-samenwerking zijn, of beter nog een ‘vierkante’ NNZZ’. Volgens OESO-DAC zou het aandeel van ZZS in de officiële ontwikkelingshulp (‘ODA’) 10 à 15% bedragen. Maar omdat er bij ZZS wederzijds belang meespeelt en het niet strikt draait rond hulp, is het niet evident om het als ODA uit te drukken. Ook de juiste impact op armoedebestrijding blijft moeilijk te meten.
Enlightened self-interest Toch komen er scheurtjes in het traditionele ontwikkelingsdiscours van het Noorden. Zo stelt Nederland expliciet dat enlightened self-interest mogelijk is: ‘We geven hulp aan de armere landen, maar met de beter ontwikkelde landen kunnen we handel drijven en onze eigen zakenbelangen laten spelen.’ Ook de Britten en de Denen spreken al in die zin. ‘En hoe scherp is het onderscheid tussen Noord en Zuid nog? Landen als Zuid-Korea en Mexico doen het vrij goed, ook al hebben ze intern nog veel armoede. Anderzijds bevinden zich in het ‘Noorden’ landen als Griekenland en Portugal. Portugezen migreren naar Angola en Angola investeert in Portugal.’ Kortom, de scheiding tussen Noord en Zuid wordt wat minder scherp. Deze evoluties tonen aan dat het Noorden zijn relatie met het Zuiden moet herzien. Want deze is nog te veel gebaseerd op afhankelijkheid, vindt Bilal. Zo blijft Europa sterk gefocust op de problemen in Afrika en op hoe het met ontwikkelingsgeld kan helpen, terwijl er een boeiende dynamiek aan de gang is. ‘Een land als Turkije ziet de business-opportuniteiten wel. Als de Noord-Zuidsamenwerking echt wil bloeien, moet ze stoelen op een open relatie met respect voor ieders belangen en prioriteiten, waarbinnen men samen naar (innovatieve) oplossingen zoekt.’
MEER WETEN? What is the rise of South-South relations about? Development, not aid (San Bilal) – MO*-paper op www.mo.be
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
7
TURKIJE, ★
Van de Zuidelijke landen toont Turkije zich een bijzonder actieve speler in de ontwikkelingssamenwerking en biedt het zijn hulp aan in meer dan 100 landen. De belangrijkste doelstellingen van deze Zuid-Zuidsamenwerking zijn ‘een gordel van vrede’, maar ook de sociale en economische ontwikkeling van de ontvangende landen, via de opbouw en de uitwisseling van expertise. Ontmoeting met de ambassadeur van Turkije in België Mehmet Hakan Olcay.
Turkije steunt onder meer het ziekenhuis van Aswa in Ethiopië.
Wat is de visie van Turkije op ontwikkelingssamenwerking en hoe wil het zijn doel bereiken? Onze ontwikkelingshulp voor bevriende landen wordt vooral geleid door de doelstelling om een ‘gordel van vrede’ te vormen rond ons land. Turkije zet met name in op projecten met betrekking tot onderwijs, gezondheid, communicatie, transportinfrastructuur, goed bestuur, ontwikkeling van de privésector, drinkwatervoorziening en afvalwaterzuivering, maar ook op culturele projecten. TIKA wil de armoede bestrijden en de sociale en economische ontwikkeling van de doellanden verbeteren. We willen hun menselijke potentieel verder ontwikkelen en
de capaciteit van hun instellingen verbeteren door experts en consultants uit te wisselen. Deze kunnen zowel naar Turkije komen als naar de doellanden gaan. We hebben ook materiaal geschonken, infrastructuurpojecten gefinancierd en humanitaire hulp aangeboden. In plaats van geld voorzien we goederen en diensten voor de begunstigde landen. We hechten een bijzonder belang aan projecten voor professionele opleiding, als katalysatoren van de ontwikkeling. In Centraal-Azië werden in dat kader meerdere projecten opgestart om de publieke en private sectoren van die landen te helpen de globale normen te halen. Onze projecten hebben ook als doel om sterkere sociale en culturele banden te smeden met die landen. TIKA coördineert die inspanningen samen met universiteiten, het middenveld en de private en de openbare sector, en gaat op zoek naar gemeenschappelijke interesses tussen al die actoren. Wat zijn de voordelen van de Zuid-Zuidsamenwerking? Hoewel de Zuid-Zuidsamenwerking nog niet in detail is afgelijnd, is ze geënt enerzijds op de verwachte ontwikkeling van de ontvangende landen en anderzijds op een flexibele hulp die gebaseerd is op materiële schenkingen. We besteden in het bijzonder aandacht aan de uitwisseling van expertise omdat de donorlanden getroffen worden door dezelfde problemen als de ontvangende landen, zij het in verschillende mate.
8 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
© TIKA
Sinds wanneer neemt Turkije deel aan ontwikkelingsactiviteiten, en waarom? De geschiedenis van de ontwikkelingshulp van Turkije gaat terug tot de eerste jaren van de Republiek, in 1920, met hulp voor Afghanistan. Op 5 juni 1985 startten we met een eerste plan voor ontwikkelingshulp aan Afrika. En aan het einde van de Koude Oorlog erkende Turkije de nieuwe onafhankelijke Turkssprekende landen van de voormalige Sovjetunie. In 1992 werd het Agentschap voor Ontwikkelingssamenwerking (TIKA) ingehuldigd als deel van het Bureau van de Eerste Minister. De toenmalige prioriteit voor ons land was de erkenning van die republieken door de internationale gemeenschap. Daarna volgden er een reeks economische en
culturele projecten voor de landen van Centraal-Azië, en kreeg TIKA de opdracht om de buitenlandse politiek gestalte te geven.
© TIKA
OPGETEKEND DOOR MÉLISSA PEETERS
VEELBELOVENDE SPELER IN DE ONTWIKKELING VAN MORGEN OOK BELGO-TURKEN GEVEN HULP Niet alleen Turkije, maar ook de Belgo-Turken zetten zich in voor volkeren in nood. Dat is onder meer het geval voor de vzw IHH Belgium in Schaarbeek en hun talrijke vrijwilligers. Jarenlang al verlenen ze humanitaire hulp daar waar nodig. De vzw IHH Belgium is sinds 1999 werkzaam in de internationale humanitaire hulpverlening in landen in crisis. Drijvende kracht achter de vereniging is Ali Koç die zich verzekerd weet van de steun van de Turkse gemeenschap in Schaarbeek. ‘Tijdens de oorlog in Bosnië hebben we heel wat vrijwilligerswerk gelever,’ aldus Ali Koç. ‘Het is vanuit deze inzet dat het idee voor de oprichting van de vzw IHH Belgium is gegroeid. We kunnen rekenen op 200 vrijwilligers en twee medewerkers voor het secretariaat’. Sinds het uitbreken van de crisis in Syrië zijn al zeven vrachtwagens met geneesmiddelen, voedsel, kleding en ander nuttig materiaal en ook nog 56 ziekenwagens ter plaatse gebracht. ‘Afhankelijk van de nood slaan we de handen i n elkaar met de humanitaire hulpverlening van de Verenigde Naties. Dat w as met name het geval in Pakistan w aar we hebben samengewerkt met UNICEF . Turkse ngo’s zijn de laatste tijd sterk aanwezig op het terrein. Zo werken we nauw samen met de Turkse Halve Maan. Sinds 10 jaar is de hulpverlening van Turkije zichtbaar toegenomen. Turkije is niet langer vragende partij voor hulp. Het land is klaar om landen in nood te helpen’.
LOKALE EN GRENZELOZE SOLIDARITEIT De werkingsmiddelen van de vzw IHH Belgium bestaan vooral uit giften en uit inbreng van handelaars, apothekers en andere beroepen. De vereniging is werkzaam in tal van landen in crisis maar ook in landen die zijn getroffen door een natuurramp zoals Haïti en de Filippijnen. Ali Koç krijgt vanop het terrein geregeld ‘lijsten van benodigde goederen’ toegestuurd. Dan gaat hij aan de slag om de nodige middelen en goederen bijeen te brengen. Hij wil echter meer doen dan alleen humanitaire nood lenigen. Ali Koç wil ook een vredesboodschap brengen: ‘Heel wat jongeren willen zich mengen in de strijd maar k ennen vaak amper het hoe en w aarom van het confl ict. Ik probeer hen dan op andere gedachten te brengen. Voor de vzw staat vrede centraal. Uit een conflict komt niets goeds voort, dat is wel zeker’. MP Alweer een vrachtwagen met hulpgoederen klaar voor vertrek. © DGD/M. Peeters
,
WERELD IN VERANDERING
Voor de vzw staat vrede centraal. Uit een conflict komt niets goeds voort, dat is wel zeker.”
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
9
TURKIJE, ★
VEELBELOVENDE SPELER
AANTAL COÖRDINATIEBUREAUS VOOR ONTWIKKELINGSHULP
1,8 MILJARD EURO TOTAAL BUDGET ONTWIKKELINGSHULP
4e TURKIJE IS DE 4DE GROOTSTE DONOR
In de jaren 2000 heeft TIKA zijn actieterrein gediversifieerd. Het totale aantal coördinatiebureaus voor ontwikkelingshulp (die TIKA vertegenwoordigen in de betrokken landen) is gestegen van 12 in 2012 naar 32 in 2014 1 en voor de komende jaren zijn er 7 nieuwe bureaus gepland. Het totale budget voor ontwikkelingshulp is van 85 miljoen dollar (62 miljoen euro) in 2002 gestegen tot 2,432 miljard dollar (1,8 miljard euro) in 2014. Turkije is één van de grootste donoren onder de Turkssprekende landen. Volgens het rapport van Global Humanitarian Assistance uit 2013 heeft Turkije 1,6 miljard aan ontwikkelingshulp besteed, met inbegrip van de hulp aan Syrische vluchtelingen). Zo is het wereldwijd de vierde grootste donor, na de VS, de EU en het Verenigd Koninkrijk. TIKA is werkzaam in ongeveer 100 landen en heeft coördinatiebureaus in een derde van die landen. 1
Afghanistan, Albanië, Azerbeidzjan, BosniëHerzegovina, Ethiopië, Palestina, Georgië, Montenegro, Kazachstan, Kenia, Kirghizistan, Kosovo, Libië, Libanon, Macedonië, Egypte, Mongolië, Moldavië, Myanmar, Oezbekistan, Pakistan, Senegal, Somalië, Soedan, Tadzjikistan, Tunesië, Turkmenistan, Oekraïne en Yemen.
over de minst ontwikkelde landen’ (LDC-IV), heeft Turkije 200 miljoen dollar hulp voor de LDC beloofd, en eind 2013 hadden we al 281,69 miljoen uitgegeven. Wat zijn de uitdagingen en hinderpalen voor een land dat zich opwerpt als ontwikkelingsactor? Het feit dat ontwikkelingshulp duurzaam is en niet zomaar een druppel op een hete plaat, maar ook de toe-eigening van de projecten door de ontvangende landen, een doeltreffende coördinatie met de plaatselijke besturen en rekening houden met de politieke situatie van de ontvangende landen, dat zijn de reële uitdagingen voor ontwikkelingsactoren.
ONLINE www.tika.gov.tr
© DGD/A. Konen
32
In die context vond de eerste bijeenkomst va n d e Z u i d - Z u i d “Core Group” plaats in Turkije. De tweede zal plaatshebben in Berlijn en de derde in Mexico. Enkele van de voordelen die daaruit voortvloeien zijn dat we ons kunnen baseren op de vraag en het Kinderen van een ondersteunde school in Kosovo principe van weder- onthalen hun Turkse bezoekers. zijds begrip, dat we praktische, concrete en duurzame Wat zijn de ontwikkelingsprohulp kunnen aanbieden, en dat we jecten en -doelstellingen van minder beheerskosten genereren. Turkije voor de toekomst? En omdat de Zuidelijke landen We willen werken in het kader van gemeenschappelijke interesses de nieuwe Millenniumdoelen na hebben, worden conflicten tussen 2015 en meer doeltreffende hulp donorlanden en ontvangende lanaanbieden. In 2011, tijdens de ‘Vierde den vermeden. Conferentie van de Verenigde Naties
© Naufal MQ/shutterstock
ENKELE CIJFERS
© TIKA
IN DE ONTWIKKELING VAN MORGEN
DE VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN HALEN 1,25% De persmededeling van het Ontwikkelingscomité van de OESO over de ODA-cijfers voor 2013 bevatte een opmerkelijke passage: de hoogste score in het percentage van ontwikkelingshulp in relatie tot de nationale welvaart (ODA/BNI) kwam toe aan de Verenigde Arabische Emiraten dat met 1,25% de traditionele DAC-donoren ver achter zich liet. In totaal bedroeg de ODA van de Emiraten ongeveer 5 miljard dollar of meer dan het dubbele van wat bijvoorbeeld België in 2013 aan hulp ter beschikking stelde. Toegegeven, de hoge score is voorlopig eenmalig en kwam er na uitzonderlijk veel hulp aan Egypte. Maar de voorbije jaren steeg de hulp van de Verenigde Arabische Emiraten gestaag. Het bevestigt het groeiend belang van Arabische donoren en de plaats die de Verenigde Arabische Emiraten daarbij innemen. Niet alleen qua hulpvolume is de rol van de VAE binnen de Arabische donorgemeenschap belangrijk. De Emiraten waren bij de eerste Arabische landen die samenwerking aanknoopten met het Ontwikkelingscomité (DAC) van de OESO. Sinds 1970 rapporteert het zijn hulpstatistieken aan het DAC, sinds kort neemt het ook deel aan vergaderingen van het evaluatienetwerk, de werkgroep statistiek en de vergaderingen op senior niveau van het Ontwikkelingscomité. In april jl. diende het een aanvraag in om als volwaardig ‘participant’ deel te nemen aan alle vergaderingen van het DAC en zijn netwerken en werkgroepen. Het is daarmee het eerste land binnen de Arabische wereld dat een dergelijk nauwe samenwerking met de traditionele donorgemeenschap beoogt.
10 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
LIEVEN DE LA MARCHE
WERELD IN VERANDERING
EEN AANGEPASTE STRATEGIE Fragiele landen, opkomende landen, landen met een laag inkomen, middeninkomenslanden, … Dat zijn een voor een benamingen die de internationale gemeenschap sinds enkele jaren hanteert om een onderscheid te maken tussen de begunstigde landen en aldus de geboden hulp beter af te stemmen. Zo bijvoorbeeld in Algerije, een middeninkomensland waarvoor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een nieuwe strategie toepast. AURÉLIE KONEN AMBASSADE VAN BELGIË IN ALGERIJE
© DGD/A. Konen
D
e Belgische Ontwikkelingssamenwerking wil meer rekening houden met het ontwikkelingsprofiel van de partnerlanden. Daarom ontwikkelde ze een bijzondere strategie voor middeninkomenslanden, die als leidraad dient bij de samenwerking met landen zoals Algerije, Peru, Zuid-Afrika of Vietnam. Met die nieuwe aanpak wil België maximaal inspelen op de specifieke context van het partnerland - institutioneel, financieel, humaan - om zo een duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. Middeninkomenslanden hebben enkele gemeenschappelijke kenmerken: een sterke economische groei, een systeem van sociale zekerheid, een efficiënter bestuur, de invloed op het wereldtoneel en op de collectieve goederen ...
Daarnaast hebben ze een ruimere keuze aan financieringsbronnen om hun overheidsbegroting te voeden en zijn ze minder afhankelijk van de officiële ontwikkelingshulp (zie p. 5). In de toekomst staan deze landen evenwel voor belangrijke uitdagingen: de sociale ongelijkheid, de milieukosten die het gevolg zijn van de snelle groei en het democratische deficit. Uiteraard verschillen de uitdagingen van land tot land, en daar wil België dan ook rekening mee houden. Zo zal de Belgische Ontwikkelingssamenwerking op basis van een contextanalyse een keuze maken uit de volgende domeinen: herverdeling van de welvaart (sociale bescherming en belastingen), politieke en maatschappelijke emancipatie van achtergestelde burgers, inclusieve, stabiele en duurzame groei of klimaat en milieu. De uitwisseling van kennis en knowhow, de steun aan de civiele samenleving, regionale samenwerking, de ontwikkeling van partnerschappen tussen overheidsinstellingen, de versterking van de privésector (met de steun van BIO,
© DGD/A. Konen
VOOR OPKOMENDE ECONOMIEËN
Strand met plasticafval in Alger: in het nieuwe samenwerkingsprogramma met Algerije zet België vooral in op afvalbeheer en promotie van natuurbehoud.
de Belgische investeringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden), de uitwisseling van deskundigen of universitaire samenwerking zijn geschikte instrumenten om te voldoen aan de specifieke ontwikkelingsbehoeften. De nieuwe strategie biedt de partnerlanden van België interessante vooruitzichten. Zo zullen nieuwe instrumenten worden ontwikkeld om zich aan te passen aan de specifieke behoeften van de partnerlanden. Op basis van de ervaringen die België in Algerije opdoet zal het zijn samenwerkinginstrumenten verfijnen.
ONLI ON ONLINE LINE LI NE Meer informatie over het nieuwe samenwerkingssprogramma tussen Algerije en België 2014-2017 is te vinden in Dimensie 3, 1/2014.
RANGSCHIKKING VAN DE LANDEN VOLGENS ONTWIKKELINGSNIVEAU De Wereldbank rangschikt de economie van deze landen aan de hand van het criterium van het bruto nationaal inkomen per inwoner. Ze maakt een onderscheid tussen landen met een laag inkomen (34 landen waarvan 9 partnerlanden van België), landen met een lager middeninkomen (Bolivia, Palestina, Marokko, Senegal, Vietnam, …) en landen met een hoger middeninkomen (ZuidAfrika, Algerije, Peru, …). De EU-landen worden over het algemeen beschouwd als landen met een hoog inkomen: de enige uitzonderingen zijn Bulgarije en Hongarije (gegevens 2014) die bij de landen met een hoger middeninkomen zijn gerangschikt. De rangschikking wordt elk jaar op 1 juli herzien.
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
11
WERELD IN VERANDERING
VAN ZAKAT TOT
INTERNATIONALE NGO
A. Bouziane, directeur IR België, Banda Aceh, 2005
Onder de nieuwe ontwikkelingsactoren zijn ook enkele islamitische ngo’s die weinig bekendheid genieten bij het publiek. Wie zijn ze? Wat beogen ze? Om een antwoord op deze vragen te krijgen, hadden we een ontmoeting met de directeur van ‘Islamic Relief België’, Ahmed Bouziane. ELISE PIRSOUL
Wat houdt moslim-solidariteit in en hoe wordt ze in de praktijk gebracht? Net als voor de meeste al dan niet religieuze gemeenschappen is solidariteit voor de moslim een nobele taak. Ze vormt bovendien de derde pijler van de Islam, ook “zakat” genoemd. Zakat is voor elke moslim een verplichte belasting van 2,5% op een spaartegoed van minimaal 2500 euro dat een maanjaar lang onaangeroerd is gebleven. Naast de verplichte aalmoes is er ook de zogenaamde “sadaqa”. Het gaat om vrijwillige liefdadigheid waarbij iedereen vrij is te geven wanneer en hoeveel hij wil. Een derde vorm zijn aalmoezen als teken van berouw om een gebrek aan devotie of fouten goed te maken. In alle drie de gevallen is het geven van een aalmoes steeds bedoeld als een al dan
12 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
niet verplichte religieuze daad ter ondersteuning van wie behoeftig is. Een gift heeft in de Islam altijd te maken met delen en solidariteit want de rijke moet beseffen dat hij een plicht heeft ten aanzien van de arme en de arme moet weten dat hij in alle waardigheid van de rijke ontvangt waar hij recht op heeft. Daardoor is er een grotere verbondenheid onder de mensen en is er meer onderlinge solidariteit en verantwoordelijkheid. Hoe wordt dit concreet in praktijk gebracht in de humanitaire acties van een islamitische ngo? Onder zakat verstaat men elke actie waarmee een behoeftige persoon kan worden geholpen om zijn leven in handen te nemen en dus niet meer behoeftig te zijn. Laat dat nu net de definitie van duurzame ontwikkeling zijn! Islamic Relief wil dit beginsel in de praktijk brengen.
De ngo herinnert de leden van de gemeenschap aan hun plicht liefdadig te zijn om welke van de vermelde redenen ook. Ze wijst erop dat het belangrijk is zich in te leven in wat armoede betekent en zich verantwoordelijk te voelen. Over het algemeen heeft de geloofsgemeenschap oor naar deze herhaalde boodschap en wordt er gul gegeven. Zijn de solidariteitsacties uitsluitend op moslims gericht? Uiteraard niet! Iedereen die in nood is heeft recht op onze hulp zonder onderscheid. “En zij geven voedsel uit liefde voor Hem, aan de armen, de wees en de gevangenen (zeggende): ‘Wij voeden u slechts ter wille van Allah. Wij verlangen geen beloning noch dank van u’”[Koran, Soera De Mens, verzen 8 en 9]. Dit vers geeft net als vele andere duidelijk aan dat het onze plicht is
Onder zakat verstaat men elke actie waarmee een behoeftige persoon kan worden geholpen om zijn leven in handen te nemen en zo niet meer behoeftig te zijn. Laat dat nu net de definitie van duurzame ontwikkeling zijn! Islamic Relief wil dit beginsel in de praktijk brengen.
In 1984, ten tijde van de voedselcrisis in Zuid-Soedan, beslissen twee Engelse artsen met Egyptische roots om te reageren en middelen in te zamelen van deur tot deur, van moskee tot moskee. Islamic Relief was geboren. Vandaag bestaat Islamic Relief Worldwide (IRW) al 30 jaar, de organisatie heeft partners over heel de wereld en beheert een globaal budget van 300 miljoen dollar. Islamic Relief België, de partnerorganisatie in het Noorden van IRW, ontstond in 1992 als eerste islamitische ngo in België met een jaarbudget van 3 miljoen euro, uitsluitend uit particuliere bronnen. IRW heeft een netwerk opgezet met 25 partners in het Zuiden die projecten uitvoeren in Afghanistan, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Tsjaad, Egypte, Ethiopië, Indonesië, Irak, Jordanië, Kosovo, Libanon, Libië, Malawi, Mali, Niger, Palestina, Somalië, Soedan, Tunesië, Jemen, Bangladesh, Pakistan, Kenia en Haïti. Islamic Relief België spitst zijn acties vooral toe op de volgende landen: Bangladesh, Ethiopië, Mali, Somalië, Afghanistan, Kenia, Marokko, Niger, DR Congo en Palestina.
Partnerlanden van Islamic Relief Worldwide Partnerlanden van Islamic Relief België
de armen en wezen te helpen, los van het feit of ze moslim zijn of niet. En op basis hiervan maakt Islamic Relief geen enkel onderscheid. Wat telt is dat de begunstigden kwetsbaar zijn en hulp nodig hebben. Islamic Relief Worldwide bood na de verschrikkelijke aardbeving in Haïti hulp voor een bedrag van 65 miljoen euro, terwijl er haast geen moslims onder de slachtoffers waren. Welke criteria houden jullie aan bij de keuze van wie jullie hulp bieden? We stellen vast dat het vooral om islamitische landen gaat… 90% van de landen waar we hulp bieden, zijn inderdaad islamitische landen. Om maar enkele te noemen: Palestina, Afghanistan, Syrië, Irak, Jemen, Indonesië… Maar we waren of zijn nog steeds actief in China, Albanië, Ethiopië, El Salvador, Congo, Haïti, Kenia en Malawi. Welk soort hulp leveren jullie op het terrein? We bieden eerst en vooral noodhulp. Wanneer we bij natuurrampen of conflicten optreden, is onze directe respons gericht op het lenigen van de grootste noden: medische zorg, water, voedsel, kleding, onderdak, hygiënekits… Na de noodhulp trachten we in de mate van het mogelijke ook meer ‘duurzame’ hulp op langere termijn te bieden via verschillende
projecten: microkredieten voor weesgezinnen, opleiding voor jongeren, de bouw van scholen en dispensaria, waterputten… Jullie maken duidelijk kenbaar wat jullie godsdienstige overtuiging is: heeft dit een invloed op de werkzaamheden op het terrein? Wat ons als islamitische ngo kenmerkt, is vooral onze naam. Voor de rest is ons humanitair werk volledig vergelijkbaar met dat van andere ngo’s, waardoor we ook zonder problemen kunnen samenwerken met de meest bekende internationale humanitaire agentschappen. De naam van onze organisatie zal zeker bepaalde deuren openen, maar andere dan weer sluiten. Aangezien we meestal in islamitische landen werken, leggen we, omdat we zelf moslims zijn, makkelijker contact met de veelal zwaar beproefde bevolkingsgroepen en winnen we ook sneller hun vertrouwen. In Pakistan bijvoorbeeld slaagde UNICEF er niet in een project voor microfinanciering op te zetten en uiteindelijk werd op ons beroep gedaan. En omgekeerd zijn wij een partnerschap aangegaan met een christelijke ngo om onze werkzaamheden in DR Congo optimaal vorm te geven. En aan wie biedt u hulp in Syrië? Ik herhaal, we maken enkel een onderscheid op basis van de
behoeften van de bevolking. In Syrië werken we in drie grensgebieden, namelijk aan de grens met Turkije, met Jordanië en met Libanon. Islamic Relief België financierde in de Bekavallei in Libanon de bouw van vaste shelters in drie vluchtelingenkampen. De nood is zeer groot, onze belangrijkste partner ter plaatse is het VN-Vluchtelingencommissariaat UNHCR. Hoe ziet Islamic Relief de toekomst? We willen nog groeien en een inbreng hebben in de internationale en universele visie op ontwikkeling en humanitaire hulp. Zo hebben wij een eigen filosofie ontwikkeld over armoede, ontwikkelingssamenwerking en de plaats van de vrouw. Verder zullen we deelnemen aan het VN-debat over de Millenniumdoelen na 2015. Samen met de VN organiseerde Islamic Relief ook een colloquium over aids waar drie godsdiensten vertegenwoordigd waren. Wat de doeltreffendheid betreft, zijn we partners van het Wereldvoedselprogramma WFP, Plan International, UNICEF, UNHCR, ECHO en het Rode Kruis. We zijn lid van de grote koepelorganisaties van ngo’s. Op enkele decennia tijd zijn we van een kleine wijkorganisatie uitgegroeid tot een internationale instelling.
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
13
© Micky Wiswedel/Shutterstock.com
EEN SLEUTELROL
voor de private sector Wereldwijd wordt de private sector meer en meer erkend als een belangrijke speler in ontwikkeling, complementair met hulp. De civiele samenleving volgt de trend met argusogen. ALAIN BAETENS
D
e laatste 20 jaar is het aantal mensen in de wereld dat in extreme armoede leeft met de helft gedaald. Dat komt neer op een beter leven voor meer dan 700 miljoen mensen. De drijvende kracht achter deze daling was de economische groei die verschillende ontwikkelingslanden hebben genoten. Daar waar de langetermijngroei per hoofd van de bevolking hoger is dan 3%, vermindert de armoede aanzienlijk. Zowel de gewone mens als de staat varen er immers wel bij. Economische groei zorgt voor werkgelegenheid, terwijl de overheden met de verhoogde inkomsten uit belastingen betere diensten kunnen aanbieden zoals gezondheidszorg en onderwijs. De private sector speelt een centrale rol bij het tot stand brengen van economische groei in zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden
14 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
en vormt aldus een essentiële ontwikkelingspartner. Deze rol werd in 2011 in Busan (Zuid-Korea) voor het eerst volledig erkend op het 4e Forum over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp. Sindsdien werd de private sector ook betrokken bij andere belangrijke internationale processen die verband houden met ontwikkelingssamenwerking zoals de Rio+20-top rond duurzame ontwikkeling. Ze wordt ook als een sleutelspeler beschouwd bij de realisering van de nieuwe Millenniumdoelen voor na 2015.
Onkiese praktijken De private sector en het bedrijfsleven wordt evenwel niet altijd en door iedereen gezien als een positieve kracht voor duurzame ontwikkeling. Bepaalde lokale en multinationale ondernemingen bezondigen zich immers nog steeds aan onkiese praktijken. Binnen de uiterst kwetsbare omgeving van een ontwikkelingsland hebben ze omkoping gebruikt, ondersteund of gedoogd. Of ze buitten lokale arbeiders uit, hadden geen respect voor mensenrechten en toonden onvoldoende aandacht voor lokale en internationale milieuvoorschriften en normen. Een aantal grote bedrijven die actief zijn in het Zuiden hebben ondertussen wel al pogingen gedaan om hun houding te verbeteren.
Nieuwe klemtonen Een groeiend aantal ondernemingen is er van overtuigd dat een snellere duurzame ontwikkeling en de opkomst van nieuwe markten de beste garantie vormen om hun afzetmarkten en winsten op de lange termijn te verhogen. Daarnaast is er ook de druk van hun klanten in het Noorden die gevoeliger worden voor de omstandigheden waarin hun spullen werden gemaakt (lonen, veiligheid ...) en een meer duurzaam consumptiemodel voorstaan. Deze bedrijven veranderen daarom hun ondernemingsmodel en ze leggen nieuwe klemtonen bij hun bedrijfsvoering in ontwikkelingslanden. Dat uit zich in hun contacten met overheden, arbeidsomstandigheden, ontwikkeling en beheer van de lokale waardeketen, opleiding van hun personeel in ontwikkelingslanden en de mate waarin ook andere dan economische factoren zoals leefmilieu en vervuiling in rekening worden gebracht. Verschillende ontwikkelde landen investeren ook rechtstreeks in de lokale private sector in ontwikkelingslanden. Sommige landen hebben specifieke programma’s om investeringen te stimuleren met een groot potentieel maar ook met een hoog risico en onzekerheid. In België is dat de ‘Belgische Investeringsmaatschappij voor de
De rol van de private sector in de ontwikkeling is voor het eerst volledig erkend in 2011 in Busan (Zuid-Korea).”
WERELD IN VERANDERING
De ngo-koepels zijn ervan overtuigd dat bedrijven een belangrijke rol kunnen en moeten spelen in ontwikkeling. Economische ontwikkeling is een cruciale poot van de duurzame ontwikkeling waar wij voor staan. 1. Via internationale verdragen hebben staten verplichtingen op vlak van mensenrechten, arbeids- en milieunormen. Die verplichtingen gelden niet voor bedrijven die over de grenzen heen actief zijn. Er is nood aan een kader dat ook bedrijven aan die verplichtingen bindt. De grootste bijdrage van de private sector valt immers te verwachten in de toepassing van eerlijke handels- en investeringspraktijken, duurzame productieprocessen en een correcte inning van belastingen via de strijd tegen belastingontwijking. 2. Economische groei alleen is zeker geen garantie voor ontwikkeling en vaak gaat groei gepaard met stijgende ongelijkheid. Er dient een beleid gevoerd te worden dat de baten van groei herverdeelt over alle bevolkingsgroepen zodat armoede en ongelijkheid daalt. 3. Private investeringen zijn niet zomaar inwisselbaar met publieke middelen. Deze laatste streven publieke goederen na en zijn veel minder afhankelijk van de conjunctuur op de internationale kapitaalmarkt. We merken ook dat hulp via publiek-private constructies niet per definitie resultaten oplevert in ontwikkelingslanden. Uit heel wat voorbeelden blijkt dat er onvoldoende garanties op vlak van transparantie en medezeggenschap zijn. Bovendien worden de risico’s vaak afgewenteld op de publieke sector terwijl de baten vooral de private partner ten goede komen. BOGDAN VANDEN BERGHE DIRECTEUR 11.11.11
Privaat-publiek Omdat de totale hoeveelheid hulp van de klassieke Westerse donoren aan het Zuiden daalt en een steeds beperkter aandeel in de totale investeringsstromen vormt, is één van de sleutelvragen hoe en waar de hulp het meest doeltreffend kan worden ingezet. Moet deze hulp dienen om
essentiële openbare diensten te ondersteunen en zo rechtstreeks het leven van mensen te verbeteren in landen die niet over de nodige fondsen beschikken om dit zelf te doen? Of moet deze hulp gebruikt worden om landen te helpen economisch te groeien en zich te transformeren op
© Aleksandar Todorovic/shutterstock
ontwikkelingslanden’ (BIO) (Glo.be, 2-2014). Precies omdat het commerciële risico zo hoog wordt ingeschat en de lokale marktomstandigheden in de minst ontwikkelde landen en fragiele staten zo onzeker zijn, zouden dergelijke investeringen zonder ontwikkelingshulp niet kunnen plaatsvinden. In deze landen bieden duurzame technologische innovaties en nieuwe bedrijfsmodellen cruciale nieuwe mogelijkheden om nieuwe kansen op de arbeidsmarkt te creëren. Betere werk- en leefomstandigheden kunnen dan samen gaan met een verhoogd inkomen. Een voorbeeld van een innovatie is de mobiele telefonie in Afrika. Het bezit van een smartphone is daar zo wijdverspreid dat tal van toepassingen mogelijk worden. Zo kunnen lokale boeren via hun smartphone de marktprijs van de dag opvragen en besluiten of het al dan niet gunstig is een gewas te verkopen. Ook bankverrichtingen zijn mogelijk.
© Anton Ivanov/shutterstock
© Micky Wiswedel/Shutterstock.com
KANTTEKENINGEN DOOR DE NGO’S
De smartphone is zo wijdverspreid in Afrika dat hij het ondernemerschap op veel manieren kan vergemakkelijken.
een manier die hen toelaat structureel de armoede en ongelijkheid te verminderen? In principe komt het de ontwikkelingslanden zelf toe om hierover te beslissen maar in de realiteit verandert of evolueert de aanpak in functie van de wederzijdse belangen en economische voordelen. Volgens sommigen is het geen ‘of’ maar een ‘en’-verhaal waarin er duidelijke ‘win-win’-situaties voor iedereen mogelijk worden. Hulp kan zowel gebruikt worden om de dienstverlening te waarborgen als
om de economische ontwikkeling te stimuleren. In dergelijke ontwikkelingslogica komen de vraagstukken van hulp en private investeringen dicht in elkaars buurt. Zo is er de laatste 10 jaar meer en meer sprake van publiek-private partnerschappen. Daarbij slaan overheden en de privésector de handen in elkaar om samen projecten te realiseren die zowel een puur economisch als een breder maatschappelijk nut hebben. Dergelijke publiek-private partnerschappen laten toe een gedeelde waarde te creëren, innovatieve financieringen voor ontwikkeling te bedenken, een politiek klimaat voor duurzame ontwikkeling te creëren die toelaten zakelijke en ontwikkelingsdoelstellingen op elkaar af te stemmen en de gemeenschappelijke ontwikkelingsimpact te maximaliseren. Een voorbeeld van innovatieve financiering is ‘advanced market committments’ (AMC). Zo kunnen donoren aan de farmaceutische industrie de garantie bieden dat zij vaccins tegen verwaarloosde tropische ziektes zullen afnemen. Op die manier wordt het voor de bedrijven rendabel vaccins te ontwikkelen voor ziektes die vooral in ontwikkelingslanden voorkomen. Dat was onder meer het geval met het pneumokokkenvaccin waar de GAVI-alliantie zich voor inzet.
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
15
WERELD IN VERANDERING
Eerlijk bellen met de
FAIRPHONE Met de Fairphone willen de initiatiefnemers aantonen dat de privésector zijn rol in ontwikkeling op een eerlijker manier kan vervullen.
ALAIN BAETENS
E
lke dag brengen we met ons geld een stem uit over hoe we willen dat de wereld er uitziet. Door te beslissen wat we kopen en wat niet, geven we immers elke dag mee vorm aan de ondernemingsstrategieën die in de bestuurskamers van de grote bedrijven worden uitgewerkt. En dat geldt zeker voor de elektronica-industrie die voor een steeds groter deel meedingt naar de inhoud van onze portemonnee. Van sommige van haar producten kunnen we ons nauwelijks nog voorstellen dat we zonder zouden kunnen. De GSM vormt daar mogelijk de beste illustratie van.
Kritiek
© Fairphone
Niet iedereen is onverdeeld gelukkig met het bedrijfsmodel dat deze industrie gebruikt. Er klinkt kritiek over lage lonen en lange werktijden in de assemblagefabrieken. En zijn de ertsen niet afkomstig uit illegale mijnen gecontroleerd door rebellen, zogenaamde 'conflictmineralen'? Evenzeer problematisch is de aanzienlijke voetafdruk van deze apparaten op het milieu en op de mensen die er wonen. Als we de toestellen na een half jaar al als oud beschouwen, zorgen we voor een wel heel beperkte levenscyclus. Gevolg: een toenemend afvalprobleem dat vaak geëxporteerd wordt naar ontwikkelingslanden. Een initiatief dat een oplossing wil bieden voor al deze uitdagingen is de Fairphone.
Crowdfunding Op de achtergrond: creuseurs van conflictvrije mineralen.
16 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
Fairphone is één van de meest succesvolle 'crowdfunding'-projecten die de markt voor eerlijke elektronica wenst te bevorderen. Met crowdfunding kan je op een alternatieve wijze een project financieren. Normaal vragen ondernemers krediet aan bij een bank om het nodige startkapitaal bijeen
De Fairphone is nog niet 100% eerlijk. Daarom ziet Fairphone haar inspanningen niet als een eindpunt maar als een startpunt voor verandering.”
te garen voor een nieuw project. Crowdfunding daarentegen verloopt zonder tussenkomst van een financiële instelling of grootinvesteerder: het zorgt voor een direct contact tussen zij die een product willen ontwikkelen en zij die bereid zijn er in te investeren. Door via deze weg een smartphone te ontwikkelen die ‘eerlijker’ is dan die van de grote producenten wil Fairphone nieuwe relaties tot stand brengen tussen mensen en hun producten, en het maatschappelijke debat stimuleren over wat echt eerlijk is. Fairphone begon als een campagne van ‘Waag Society’ (Nederland) om verbruikers bewuster te maken over conflictmineralen in mobiele telefoons. De campagne ging een eigen leven leiden en in 2013 werd Fairphone een onafhankelijke sociale onderneming met als ultieme doel een gevestigde telefoonfabrikant te worden. In mei 2013 lanceerde Fairphone via het internet met succes haar crowdfundingcampagne om de productie van de eerste Fairphones te financieren.
Startpunt Conflictvrije en traceerbare mineralen haalt Fairphone uit de Democratische Republiek Congo via het ‘Conflict-Free Tin Initiative’ en ‘Solutions for Hope’. Daarnaast zorgt een welzijnsfonds voor werknemers voor betere arbeidsomstandigheden
voor alle arbeiders in de Chinese fabriek waar de telefoons in elkaar gestoken worden. Dat alles maakt de Fairphone nog niet 100% eerlijk. In de Congolese mijnen is kinderarbeid niet altijd te vermijden en de gezondheids-en veiligheidsnormen zijn er verre van ideaal. Ook haalt de Chinese fabriek niet de loonnormen die we kennen in de Westerse geïndustrialiseerde landen. Fairphone ziet haar inspanningen dan ook niet als een eindpunt maar als een startpunt voor verandering. In april 2014 bevestigde Fairphone haar voornemen om nog eens 35.000 Fairphones te produceren. Een deel van de winst zal gebruikt worden om de productieketen duurzaam te veranderen, onder meer via een verhoogde transparantie. Stap voor stap toont Fairphone aan dat een eerlijker productieproces wel degelijk een duurzame mobiele telefoon mogelijk maakt zonder dat de kwaliteit en de operationaliteit erbij moeten inboeten. Op die manier hoopt ze een voorbeeld te stellen voor de massaproducenten en op termijn de aanpak van de gehele industrie te veranderen.
ONLINE www.fairphone.com © Fairphone
© Fairphone
Fairphone streeft naar goede arbeidsomstandigheden in de Chinese fabriek waar de Fairphone gemaakt wordt
brengt dus duidelijk een meerprijs prijs met zich mee. De telefoon is dan ook niet bedoeld voor wie de laatste snufjes wil of wie het goedkoopste van het goedkoopste zoekt. Mensen willen de meerprijs betalen omwille van de transparantie die geboden wordt wat betreft materiaalgebruik, de kostenstructuur, de directe leveranciers en een duurzamer gebruikersmodel. De telefoon is geschikt voor dual SIM-gebruik en is voorzien van een vervangbare batterij en een bewerkbaar (rootable) besturingssysteem. Fairphone kent ook een terugkoopoptie voor haar telefoons en biedt alle cruciale onderdelen bovendien los aan via haar verkoopkanaal. Om duurzaam te zijn over de hele levenscyclus van het product sluit Fairphone aan bij bestaande programma's voor de verwerking van elektronisch afval. Daarvoor werkt het samen met het Nederlandse initiatief ‘Closing the Loop’ dat e-waste uit Ghana terugwint, het naar België verscheept en daar veilig recycleert.
Meerprijs zonder snufjes Binnen de 6 maand vond de organisatie 25.000 investeerders bereid om 325 euro (inclusief btw) neer te tellen voor de telefoon. Gelet op de hardware, het uiterlijk, de features en het scherm is dat een pak meer dan voor een gelijkaardig model van een grote producent. De 'eerlijkheid'
Fairphone werkt samen met 'Closing the loop' dat e-waste uit Ghana terughaalt en recycleert.
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
17
REMITTANCES: WELKE PLAATS IN FIN Alles samen sturen migranten enorme sommen geld (remittances) naar hun thuisland. Maar draagt het ook bij aan ontwikkeling?
KAAT DE NIJS en PIETER VERMAERKE
R
emittances zijn de bedragen die migranten naar hun land van oorsprong sturen. Dit kan bestemd zijn voor familie, vrienden of sociale organisaties. Het gaat over private geldtransfers van migrantenwerkers die beschouwd worden als inwoners van hun gastland, naar hun thuisland. Volgens de Verenigde Naties leefden in 2013 meer dan 232 miljoen mensen buiten hun geboorteland; dat is 3% van de wereldbevolking. Nog eens meer dan 700 miljoen mensen migreren binnen hun eigen land, op zoek naar werk. In de komende decennia zal migratie onder druk van bevolkingsgroei, globalisering en klimaatsverandering verder toenemen
Groter dan ODA Wellicht zal de stroom in de toekomst blijven toenemen. In 2011 werd wereldwijd 372 miljard USD naar ontwikkelingslanden gestuurd, in 2012 401 miljard USD. Voor 2013 worden de remittances naar ontwikkelingslanden geschat op 414 miljard USD, een stijging met 6%. Remittances zijn tot 3 maal groter dan de officiële ontwikkelingshulp (ODA), die in 2013 135 miljard USD bedroeg. Van alle financieringsvormen is ‘foreign direct investment’ het grootst, namelijk 703 miljard USD in 2012, maar slechts 26 miljard daarvan gaat naar de minst ontwikkelde landen. Tijdens de recente financiële crisis bleven de remittances min of meer overeind. In 2009 was er slechts 5% terugval. Tegen 2010 was dit verlies al weer ruimschoots goedgemaakt. Van toenemend belang zijn de Zuid-Zuid-remittances. 30 tot 45% van alle remittances
18 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
in ontwikkelingslanden komen van andere ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld van Argentinië naar Bolivië of van Zuid-Afrika naar Zimbabwe. Verder kan er onderscheid worden gemaakt tussen de grote ontvangers zoals India (71 miljard USD) en China (60 miljard USD) en kleine landen waar remittances een groot aandeel uitmaken van het bbp zoals Tajikistan (47%) of Liberia (31%).
Mannen sturen vaker geld op naar hun echtgenote, terwijl vrouwen meestal geld opsturen naar de persoon die voor hun kinderen zorgt. Omdat een aantal landen de migratie van vrouwen beperkt, lenen vrouwen soms aanzienlijke sommen om mensensmokkelaars te betalen. Ze betalen eerst deze schulden af, zodat er minder geld overblijft om op te sturen.
Remittance-migrant
Bijdrage tot ontwikkeling
Over het algemeen is de persoon die remittances stuurt, niet geboren in het land waar hij/zij werkt. Meestal hebben deze migranten niet meer dan basisonderwijs gevolgd en zijn zij niet altijd de taal van hun gastland machtig. Hierdoor heeft de typische ‘remittance-migrant’ meestal geen bankrekening en verdient hij/zij meestal minder dan de gemiddelde burger in het gastland. Toch zijn de allerarmste families meestal niet in staat om een familielid naar het buitenland te sturen. Daardoor dragen remittances zelfs bij tot inkomensongelijkheid in regio’s als Afrika en Latijns-Amerika. Een ander negatief effect is de ‘brain drain’. Veel opgeleide emigranten verlaten hun land omdat de lonen in het buitenland hoger zijn. Ongeveer 1 op 3 hoogopgeleide mensen uit ontwikkelingslanden trekken naar industrielanden om er meer te verdienen en al dan niet remittances terug te sturen. Een studie van de Internationale Organisatie voor Migratie en UN Women stelt vast dat vrouwen ongeveer evenveel geld sturen als mannen. Maar aangezien de meeste vrouwelijke migranten minder verdienen is het deel van hun inkomen dat ze opsturen, groter. Ze sturen vaker en voor langere periodes geld op, waardoor ze meer spenderen aan de transferkosten.
De ontvangers gebruiken de remittances voornamelijk om in hun onmiddellijke noden te voorzien: eten, drinken, kleren, behuizing, huishoudelijke spullen… Een deel wordt soms gespaard of geïnvesteerd in kleine ondernemingen, landbouw en eventueel in de beurs. Remittances hebben zeker een positieve invloed op de strijd tegen de armoede, maar niet onmiddellijk. In Nepal zouden de toegenomen remittances voor een derde tot de helft bijdragen tot de vermindering van de armoede. Het geld draagt in elk geval bij tot de huishoudbudgetten, wat leidt tot meer kinderen op school, meer medische verzorging en betere voeding. Dat heeft op zijn beurt positieve effecten zoals: betere gezondheid en onderwijs, betere toegang tot informatie en ICT, verbeterde toegang tot financiële diensten, verhoogde investeringen in kleine ondernemingen, meer opgestarte ondernemingen en minder kinderarbeid. Dankzij remittances kunnen gezinnen ook buffers aanleggen tegen inkomensverlies of andere financiële tegenvallers. In Ethiopië helpt het gezinnen om de droogteperiode te overbruggen zodat ze hun vee niet moeten verkopen. Het geld wordt dus niet veel gebruikt voor publieke of private investeringen, hoewel er een groot potentieel is.
Remittances hebben een positieve invloed op de strijd tegen de armoede, maar niet onmiddellijk.”
WERELD IN VERANDERING
FINANCIERING VOOR ONTWIKKELING? Hoge transactiekost
belangrijker dan de transferkosten bij de keuze hoe ze remittances versturen. Nochtans bestaan er goedkopere alternatieven zoals prepaid bankkaarten en mobiele telefonie. Voornamelijk in Azië wint het belang van mobiele transfers. Nadeel is dan weer dat in sommige landen ‘niet-banken’ geen financiële diensten mogen aanbieden. Daarnaast zijn de regels verstrengd als gevolg van de strijd tegen financiering van terrorisme en de beteugeling van de financiële crisis.
REMITTANCES VANUIT BELGIË In 2011 werden vanuit België voor 511 miljoen euro remittances verstuurd. Daarvan ging 443 miljoen euro naar landen buiten de Europese Unie. De voornaamste ontvangende landen zijn DR Congo, Marokko en Turkije. Ter vergelijking: de Belgische ODA bedroeg in 2011 2 miljard euro.
© DGD/E. Pirsoul
Gemiddeld ligt de transactiekostprijs wereldwijd in 2013 tussen de 9 à 10%. In 2008 was dat nog 8%. In Sub-Sahara Afrika en de eilanden in de Stille Oceaan is de kost echter meer dan 12%, door het gebrek aan concurrentie en het vermeende hoger risico. Een daling van 5% van de transferkostprijs zou de ontvangers van remittances 16 miljard USD per jaar meer opleveren. Toch vinden migranten zekerheid, gemak en snelheid van de transfer
Western Union - hier in DR Congo - is een populair agentschap om remittances te versturen, tot in de meest afgelegen gebieden toe.
Remedies Via het Global Remittances Initiative volgt de Wereldbank de kostprijs op van de transfers van remittances. Tijdens de G8-top van 2007 werden een aantal Algemene Principes aangenomen om transferdiensten van remittances veilig en efficiënt te organiseren. Op de G20-top in 2011 kwam daar het ‘5x5’-initiatief bij. Dat is een engagement van de 20 grootste economieën om de kostprijs van remittances te doen dalen met een gemiddelde van 5% op 5 jaar, dus tegen 2014. Daarnaast moet de transparantie en de concurrentie verhoogd worden zodat de remittance-kosten vooral in Afrika zouden dalen. Voorlopig blijven grote resultaten uit. Binnen de EU werd een portaalwebsite opgericht die informatie verschaft over de kostprijs van transfers. Op een aantal andere websites, al dan niet gefinancierd door de Wereldbank en de EU, kunnen migranten de kostprijs van transfers vergelijken. Dergelijke transparantie-initiatieven slaagden er evenwel niet in de prijs te doen dalen. De Europese Commissie financiert een aantal projecten met betrekking tot remittances. Sinds 2006 gaat dit voornamelijk via het Aeneas Programme and Thematic Programme for Migration and Asylum (TPMA), met in totaal 24,86 miljoen euro. Het programma probeert de transfers van de EU-lidstaten naar het Zuiden te verbeteren, vooral naar Afrika. Een klein deel werd aangewend om de impact van remittances op ontwikkeling te vergroten. Er zou tot 20 miljard USD per jaar kunnen vrijkomen, als er een parallel non-profit transfersysteem voor remittances zou bestaan. Dat zou bijvoorbeeld een ‘ethische bank’ kunnen zijn, die niet alleen zorgt voor de geldtransfers, maar ook een deel van de opbrengsten investeert in projecten zoals het bevorderen van financiële geletterdheid, het aanbieden van spaar- en investeringsopties en het ondersteunen van capaciteit bij lokale overheden.
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
19
WERELD IN VERANDERING
De liefdadigheid van stichtingen De bekende Bill & Melinda Gates Foundation is slechts één van de honderden filantropische stichtingen die wereldwijd actief zijn. Wat is hun rol in de ontwikkelingssamenwerking? CHRIS SIMOENS
O
nder de vele stichtingen spreekt de Bill & Melinda Gates Foundation (BMGF) allicht het meest tot de verbeelding. Stichter Bill Gates was de grondlegger van Microsoft, maar is sinds 1997 voltijds filantroop. In 2012 schonk zijn stichting 3,4 miljard USD weg; sinds 1997 spendeerde BMGF in totaal al 28,3 miljard USD. Is dat geld goed besteed? ‘De meeste stichtingen worden vooral gedreven door liefdadigheid’, zegt Geert Laporte, adjunct-directeur van de denk- en doetank ECDPM (European Centre for Development Policy Management).‘Het zijn vaak mensen met veel geld die mogelijk uit gewetenswroeging goede doelen willen steunen. Dat houdt in dat ze vasthouden aan
20 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
concrete projecten die zeer tastbare houden van politiek wordt slechts zo’n resultaten moeten opleveren op 5% van de middelen geïnvesteerd het vlak van armoedebestrijding. in beleidsanalyse, advocacy en het BMGF focust vooral promoten van gloop voedselzekerbale beleidsveranheid, onderwijs en deringen. Er wordt gezondheidszorg, wel sterk gehamerd met onder meer vac- Samen spenderen op de doelstelling cinaties.’ Op zich is de stichtingen om 0,7% van het daar niets fout mee, een bedrag dat BNI aan ontwikkealleen wordt dan lingssamenwerking overeenkomt met minder geïnveste besteden. Nieuwe teerd in belangrijke ruim een derde trends krijgen echmaar minder zicht- van de officiële ter veel minder bare zaken zoals ontwikkelingshulp.” aandacht: beleidsstaatsopbouw. Een coherentie, de rol land moet immers in van de privésector, de eerste plaats voldoende sterke de remittances, de gemengde private instellingen hebben opdat het zelf en publieke fondsen en zo meer.’ voor zijn noden kan instaan. ‘Maar staatsopbouw is een langdurig Investeringen en complex proces dat bovendien Een ander voorbeeld is de Aga Khan uitermate politiek is’, vult Laporte Foundation, die in 2010 626 milaan. ‘Bij BMGF dat zich veraf wil joen USD besteedde. Aanvankelijk
juli 2012) zou dat niet altijd coherent verlopen. De stichting zou investeren in vervuilende petroleumbedrijven in Afrika die kinderen ziek maken, terwijl ze er met de winst de gezondheid probeert op te krikken.
Het wordt tijd dat de media mooie verhalen beginnen te vertellen over Afrika.
© BMGF
toegespitst op de ‘Shia Ismaeli’ geloofsgenoten, werkt de stichting vandaag onafhankelijk van ras, geloof en geslacht. Ook is er nog de Volkswagen Stiftung, weliswaar in 1962 opgericht vanuit het Volkswagenbedrijf, maar in de praktijk een onafhankelijke non-profit organisatie. Met een vermogen van 2,7 miljard euro kan ze jaarlijks tot 100 miljoen euro winst spenderen aan wetenschappelijk onderzoek. Ook BMGF haalt haar geld uit de opbrengst van investeringen. Volgens een reportage in Ter Zake (VRT,
MEER WETEN? www.efc.be (European Foundation Centre, koepelvereniging met 231 leden, gevestigd in België) www.oecd.org/site/netfwd: Global Netwerk of Foundations werd in 2012 opgericht in samenwerking met het Ontwikkelingscentrum van de OESO. Het netwerk vaardigde ‘Richtsnoeren voor een doeltreffende filantropische betrokkenheid’ uit (terug te vinden op deze site). De richtsnoeren zijn vrijwillig en niet bindend, maar zetten stichtingen aan om de principes van hulpdoeltreffendheid toe te passen.
© Wikimedia Commons
Bestuur De Mo Ibrahim Foundation houdt zich alvast enkel met bestuur bezig. Ze geeft geen geld maar probeert via allerlei initiatieven goed bestuur in Afrika aan te moedigen. Zo reikt ze jaarlijks een prijs uit aan een Afrikaanse leider die een rolmodel kan zijn. Ook de Open Society Foundations van financieel speculant George Soros (900 miljoen USD per jaar) heeft aandacht voor goed bestuur, naast mensenrechten en media. Al bij al is het gunstig dat de stichtingen als een extra speler optreden. Samen spenderen ze immers enorm veel geld, ruim een derde van de officiële ontwikkelingshulp. ‘Meer actoren betekent meer betrokkenheid en meer discussie. Maar ook meer kans op kakofonie. Ook moeten en we vermijden dat ze al te zeer in competitie treden.’ Het komt er dus op aan hun hulp zo efficiënt mogelijk in te zetten. Het is dan ook hoopgevend dat de BMGF zich heeft aangesloten bij het Global Partnership dat de ontwikkelingssamenwerking doeltreffender wil maken (p. 4). Een bijkomend voordeel is dat de stichtingen met voldoende gewicht zich onafhankelijk kunnen opstellen. Zo was Open Society Foundation betrokken bij de voorbereidende dialoog van de EU-Afrikatop in Brussel. ‘Zij lieten daar kritische geluiden horen die instellingen die geld krijgen van de EU zich niet gemakkelijk kunnen veroorloven’.
MO IBRAHIM bindt strijd aan tegen slecht bestuur
o Ibrahim, een Soedanees-Britse miljardair die zijn fortuin heeft verdiend in de telecommunicatiesector (mobiel telecommunicatienetwerk Celtel, 24 miljoen abonnees in 14 Afrikaanse landen) heeft beslist om zijn rijkdom aan goede doelen te besteden. Na de verkoop van Celtel in 2005 richtte hij de Mo Ibrahim Foundation op die beter bestuur in Afrika promoot. De stichting stelt jaarlijks een Index of African Governance op en beloont de leider die het best erin geslaagd is zijn bevolking veiligheid, gezondheid, onderwijs en economische ontwikkeling te bieden en de macht op democratische wijze over te dragen aan zijn opvolger. De beste staatsleider ontvangt een eerste bedrag van 5 miljoen dollar en daarna levenslang 200.000 dollar per jaar. Waarom zoveel persoonlijke middelen inzetten voor goed bestuur? We stelden hem de vraag. ‘Ik beschouw Afrika als rijk: het is het tweede grootste continent, het is rijk aan grondstoffen en niet zo dichtbevolkt als Azië. Als Afrika economisch arm blijft, dan is dat vooral te wijten aan een probleem van bestuur en leiderschap. En om goed te kunnen besturen, is geld nodig’. Of hij als zakenman te maken heeft gehad met corruptie op grote schaal in de landen waar hij werkte? ‘Weet u, Afrika heeft een slechte naam wat corruptie betreft, maar er is een verschil tussen perceptie en realiteit. Ik heb zaken gedaan in 15 landen, maar ik heb slechts in 3 landen problemen gehad die te maken hadden met corruptie. Corruptie is een misdaad waarbij twee partijen betrokken zijn: degene die voorstelt en degene die aanvaardt, Europa en Afrika. Maar ‘men’, en met name de media, hebben het slechts over één partij. De media zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor het slechte beeld dat van Afrika wordt opgehangen en dat schept geen gunstig klimaat voor economische ontwikkeling. Het wordt tijd dat ze mooie verhalen beginnen te vertellen’. En hij besluit op een optimistische toon. ‘Ik ben ervan overtuigd dat er een nieuwe generatie Afrikaanse leiders aankomt die ten dienste staan van de bevolking’. Enkele winnaars van de prijs Mo Ibrahim: Joaquim Chissano (Mozambique), Festus Mogae (Botswana), Pedro Pires (Kaapverdië) en Nelson Mandela. In 2009, 2010, 2012 en 2013 werd de prijs bij gebrek aan goede kandidaten niet toegekend. EP
M
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
21
WERELD IN VERANDERING
Schenken of lenen:
MAAK ER EEN UNIEK VERHAAL VAN Nieuwe methodes laten toe om uw geld rechtstreeks te lenen of te schenken aan een individu of gezin in het Zuiden. Een inkijk. ALAIN BAETENS
H
oeun (34) is een hardwerkende, getrouwde boer, zonder kinderen, uit de Prey Veng-provincie in Cambodja. Al bijna 10 jaar haalt hij het merendeel van zijn inkomsten uit de verkoop van de door hem geteelde rijst op de lokale markt. Op die manier verdient hij ongeveer 5 dollar per dag. Om zijn maandelijkse energiekosten te drukken wil hij in zijn huis een systeem installeren om zonne-energie af te tappen. Hoeun hoopt om zo voldoende elektriciteit te hebben voor zijn huishoudelijke apparaten, lampen, tv en radio. Maar omdat Hoeun voor deze investering zelf niet voldoende middelen heeft, heeft hij een lening van 425 dollar gevraagd aan de lokale microfinancieringsinstelling Hattha Kaksekar Limited, een partner van de Britse ngo Save the Children. Het is één van de vele kleine leningen uit een portfolio van ondertussen meer dan 32 miljoen dollar die sinds 2005 via de website Kiva.org in Cambodja werd gerealiseerd.
Kiva.org Kiva.org is een ‘online leenplatform’ dat individuen in ontwikkelde landen toelaat geld uit te lenen aan arme kleine ondernemers in ontwikkelingslanden. De organisatie werd in oktober 2005 opgericht door het koppel Matt Flannery en Jessica Jackley. De idee ontstond nadat ze twee jaar eerder een lezing bijwoonden van de Bengaalse Nobelprijslaureaat Muhammad Yunus, de grondlegger van de concepten mikrokrediet en mikrofinanciering. Dat zijn alternatieve zeer kleine leningen die de
22 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
mikrokrediet kunnen aflossen maar ook hun algemeen inkomen kunnen vergroten.
Hoeun wil geld lenen via Kiva om een systeem te installeren om zonne-energie af te tappen.
Mikro-uitleners
Grameenbank in 1983 als eerste heeft toegekend aan zeer arme ondernemers vanuit de overtuiging dat leningen beter dan liefdadigheid en giften in staat zijn een einde te maken aan armoede. De klanten van deze bank zijn doorgaans de meest gemarginaliseerde groepen in de samenleving: de armen uit achtergestelde plattelandsgebieden, vrouwen, ongeletterden en werklozen. De mikrofinancieringen laten deze mensen toe om nieuwe commerciële activiteiten te ontwikkelen waarmee ze niet enkel de schulden van hun
Gebruik makend van de nieuwe mogelijkheden inzake informatietechnologie en sociale media biedt Kiva een heel bijzondere variatie op het mikrofinancieringsverhaal. In het Kivamodel ontstaan er namelijk naast mikro-ontleners ook mikro-uitleners: internetgebruikers die via een zeer bescheiden bijdrage van 25 dollar zeer makkelijk en met een heel beperkt risico voor zichzelf het project van arme ondernemers in ontwikkelingslanden mee kunnen ondersteunen. Voortbouwend op het idee van de Grameenbank uit Bangladesh werkte Kiva een microfinancieringsoplossing uit bestaande uit een netwerk van 256 terreinpartners en 450 vrijwilligers. Samen ondersteunen zij microfinancieringsmechanismen en -instellingen in 75 landen. Sinds hun oprichting slaagden ze er in om meer dan 1 miljoen individuen uit ontwikkelde landen te koppelen aan meer dan 1 miljoen arme ondernemers in ontwikkelingslanden en zo een totale uitleensom 573,5 miljoen dollar samen te brengen in kleine leningen. Dat doet Kiva door voor elke kredietaanvrager een profiel op de website te plaatsen waarin staat wie het krediet aanvraagt en waarvoor het uitgeleende bedrag zal dienen. Je kunt op de website kiva.org aanvragen terugvinden van een spinazieboer uit Cambodia, een hotdogverkoper uit Nicaragua, een timmerman uit Gaza, een imker uit Ghana, een visverkoper uit Uganda ... De investeringen dienen voor
HOE WERKT KIVA ?
de verbouwing van een huis, de aankoop van een brommer voor vervoer, zaaigoed of een nieuwe tondeuse voor een kapperszaak, de verkoop van lampen op zonne-energie, de uitbreiding van de kruiden en specerijen in een restaurant om nieuwe recepten te kunnen ontwikkelen en zo meer. Internetgebruikers van over de gehele wereld kiezen vervolgens welke mikrofinancieringsprojecten ze mee willen ondersteunen. Daarbij stellen ze zich elk borg voor een klein gedeelte van de totale som en prefinancieren ze de terugbetaling. Vervolgens worden de fondsen door de lokale microfinancieringsinstelling aan de aanvrager van de lening uitgeleend en uitbetaald. De internetgebruikers krijgen ten slotte hun geld terug volgens een terugbetalingsschema dat overeengekomen werd tussen de aanvrager van de lening en de microfinancieringsinstelling.
Uniek verhaal De kracht van deze formule is dat er achter al deze ondernemers een uniek verhaal schuilt dat via Kiva zichtbaar wordt en waarin internetgebruikers als investeringspartners kunnen in meestappen. De eigen bijdrage kan vervolgens via sociale media gedeeld worden met vrienden op facebook en zo ook nieuwe gebruikers bewegen om mee te investeren. Kiva toont aan dat het mikrofinancieringsmodel van persoon-tot-persoon een groot potentieel heeft en toelaat om informatie over en afstemming tussen noden en middelen te verhogen. Het bouwt daarbij verder op het kindsponsormodel dat gebruikt wordt door ngo’s zoals Plan International. Daarbij krijgen de armen in ontwikkelingslanden voor wie geld wordt gestort een gezicht en ontstaat directe betrokkenheid met de gemeenschap die de middelen ontvangt. De schenker krijgt ook zicht op de manier waarop deze middelen worden ingezet om de dagelijkse leefomstandigheden te verbeteren. Het model laat toe om empathie en fondsenwerving rechtstreeks aan elkaar te koppelen. De meeste van dergelijke modellen hebben wel als nadeel dat de uitvoeringskosten hoog zijn alsook
de kosten die gepaard gaan met de verschillende tussenstappen en tussenpersonen die nodig zijn om op het terrein impact te realiseren.
1
De ontlener vraagt een lening aan een lokale partner.
GiveDirectly Nieuwe informatietechnologieën maken het ondertussen ook mogelijk om al deze tussenstappen en tussenpersonen volledig uit te schakelen. De organisatie GiveDirectly (www.givedirectly.org) werkt op basis van drie standaarden: (1) minstens 90% van elke gegeven dollar moet uiteindelijk in de hand van een arme terechtkomen (efficiëntie), (2) doe één gemakkelijk te begrijpen activiteit met elk van de gekregen dollars, doe het zelf zonder tussenpersonen en leg duidelijk uit wat het kost om het op die manier te doen (transparantie) en (3) laat de armen zelf bepalen wat ze met het geld zullen doen (respect). Het enige dat je hoeft te doen is op hun website een bedrag in te vullen dat je wil storten voor ofwel Kenya, Uganda of ‘daar waar het het meeste nodig is’. De organisatie heeft op basis van objectieve criteria arme gezinnen voorgeselecteerd in dorpen waar de meest acute armoede bestaat. De gemiddelde begunstigde van GiveDirectly leeft van 0.65 dollar per dag en slechts 15% van de geselecteerde huishoudens rapporteren dat ze over voldoende voedsel beschikken om de volgende dag te kunnen doorkomen. Uw gift wordt vervolgens rechtstreeks, via betalingsdiensten verbonden aan de mobiele telefoon, aan deze gezinnen uitgekeerd. Ze doet dat in de vorm van een eenmalige subsidie van 1000 dollar in doorgaans drie schijven van eerst 100 dollar en vervolgens twee maal 450 dollar over een periode van ongeveer een jaar. Het betreft een onvoorwaardelijke geldtransfer. De begunstigden kunnen deze fondsen volledig naar eigen inzicht gebruiken. Een onafhankelijke evaluatie heeft uitgewezen dat de middelen voor een veelheid van doelen worden ingezet die over het algemeen toelaten om nieuwe inkomsten te genereren. De begunstigde gezinnen investeren zowel in de aankoop van voedsel als in de woning, het vee en het voorzien van onderwijs voor de kinderen.
2
De lokale partner keert een
2lening uit aan een ontlener.
3
De lokale partner plaatst de kredietaanvraag op de Kiva-site.
4
Kiva-uitleners financieren de kredietaanvraag en Kiva stuurt het geld naar de lokale partner.
5
De ontlener doet terugbetalingen en de lokale partner stuurt de sommen naar Kiva. Kiva betaalt de uitleners.
6
De uitleners kunnen een andere lening uitvoeren, geld schenken aan Kiva of hun geld afhalen van hun Paypal-rekening. 70% van de uitleners staan een andere lening toe!
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
23
MILIEU
De vermaarde chimpanseekenner Jane Goodall blijft zich, ook op haar 80ste, onvermoeibaar inzetten voor een betere wereld waar natuur en ontwikkeling harmonisch samengaan. CHRIS SIMOENS
J
ane Goodall begon haar loopbaan als gepassioneerd onderzoeker van chimpansees. Maar in de jaren 80 werd ze tevens fervent pleitbezorger voor natuurbehoud. De fenomenale ontbossing in Afrika bedreigde immers haar geliefde chimpansees.
Te veel mensen ‘Begin ’90 vloog ik over het Gombe-reservaat waar ik mijn chimpansees bestudeerde. Ik stelde vast dat het een prachtige groene oase was omringd door kale heuvels. Er woonden gewoon te veel mensen die in hun levensonderhoud moesten voorzien!’, vertelt Goodall. Onder meer omdat de regio waar ze werkte – Kigoma in Tanzania – overspoeld werd door vluchtelingen uit DR Congo en Burundi. Ze begreep dat natuurbehoud geen kans maakt als de armoede van de mensen niet wordt aangepakt. Met steun van de EU en de lokale besturen begon ze haar eerste project. ‘We vielen niet als een troep blanken de dorpen binnen om voorgekauwde oplossingen aan te bieden. Neen, we
24 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
vroegen lokale Tanzanianen om in de dorpen te peilen naar de noden. Dat bleek te zijn: meer voedsel kweken, gezondheid en onderwijs.’ Toen Goodall via het project geleidelijk het vertrouwen won van de mensen, legde ze zich ook toe op een beter beheer van het waterbekken. Ook dat kwam de mensen ten goede, doordat steeds meer en zuiverder water ter beschikking kwam. ‘Vandaag zijn we actief in 62 dorpen in 6 landen. De mensen zijn nu echt onze partners geworden. Ze stellen zelfs zelf voor om een stuk land vrij te houden om er een bos te laten groeien waarin de chimpansees kunnen leven!’
Gemeenschap centraal Bij natuurbehoud zoals Goodall dat invult, staat de omwonende gemeenschap centraal. Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen moet een economisch voordeel bieden, en meteen wordt duidelijk dat natuurbehoud een waarde heeft voor het dagelijkse leven. ‘Mensen, dieren en milieu vormen één geheel. Het heeft geen zin om de natuur enkel te bewaren in scherp afgebakende reservaten waar men met man en
Het heeft geen zin om de natuur enkel te bewaren in scherp afgebakende gebieden waar men de mensen buitenhoudt.”
Roots&Shoots Maar allicht het voornaamste element van Jane Goodall’s holistische aanpak is jeugdwerking. Daarom lanceerde ze het Roots&Shoots-programma. Jongeren – van kleuters tot universitairen – werken er samen aan een betere wereld. Wat in 1991 begon met 12 studenten in Tanzania, groeide uit tot 150.000 leden in 136 landen. ‘Alle groepen komen er op vraag van de jongeren zelf’, benadrukt Jane Goodall. Zo zijn in Burundi ex-kindsoldaten actief, naast vrouwen die verkracht werden. Door anderen te helpen hun trauma te verwerken, lossen ze ook hun eigen trauma op. Het moge duidelijk zijn: Jane Goodall is geen voorstander van de Westerse vorm van ontwikkeling. Dat is onhoudbaar voor de planeet. ‘Afrika moet zijn eigen manier van ontwikkeling vinden. Ik geloof niet dat men in Afrika dezelfde ongebreidelde luxe wil als in het Westen. Dat kan misschien even zo zijn, maar men ontdekt algauw de kosten en de nadelen.’ Ook als 80-jarige blijft ze ruim 300 dagen per jaar de wereld rondreizen. ‘Natuurlijk ben ik soms moe. Maar zolang ik mijn bijdrage kan leveren, heb ik geen andere keuze dan door te gaan.’
ONLINE www.janegoodall.org www.janegoodall.be
Als kleine peuter al was Jane Goodall dol op dieren. Het chimpanseepopje Jubilee dat ze als eenjarige van haar vader kreeg, heeft ze tot vandaag bewaard. In 1960 vroeg de vermaarde antropoloog dr. Louis Leakey haar om chimpansees te observeren in Tanzania. Ze groeide uit tot kenner van chimpansees, maar ook tot fervent pleitbezorger voor natuurbehoud via onder meer het Jane Goodall Institute.
© DGD/A K
In mei 2014 plantte Jane Goodall een kriekelaar in de Foyer van Molenbeek, lid van de Roots&Shoots-familie. Wil je ook deelnemen aan het Roots&Shoots-programma? Ontdek hoe op www.janegoodall.be.
macht de mensen buiten houdt.’ De projecten zoeken steeds milieuvriendelijke oplossingen: organische mest en biopesticiden, agroforestry, efficiëntere fornuizen waardoor veel minder hout gekapt moet worden. Met microkredieten starten vooral de vrouwen een eigen zaak op. Onderwijs voor meisjes en vrouwenwerking zijn cruciaal. Onder meer omdat de bevolkingsaangroei enkel getemperd kan worden als gezinsplanning mogelijk is. Andere aandachtspunten zijn betere sanitaire hygiëne en medische zorg. Waar mogelijk wordt ecotoerisme uitgebouwd.
© Jane Goodall Institute
© JGI Belgium
Mens, dier en milieu: EEN EN DEZELFDE ZAAK
GENDER
Vrouwen en macht:
een Algerijns verhaal DE VERKLARING VAN ALGIERS OVER DE POLITIEKE PARTICIPATIE VAN ARABISCHE VROUWEN ‘Als wereldburgers vinden wij het essentieel om zo veel mogelijk vrouwen te betrekken bij het sociale en politieke leven van hun land.’
© DGD/A. Konen
© Jane Goodall Institute
Op 10 en 11 december 2013 werd in Algiers een internationale conferentie gehouden over de effectieve en duurzame participatie van vrouwen in verkozen organen. De conferentie werd georganiseerd door het Algerijnse ministerie voor Buitenlandse Zaken, in samenwerking met het parlement en met de steun van de VN-organisaties UNDP en UN WOMEN. Ze bracht vertegenwoordigers van de parlementen van verschillende Arabische en Europese landen, de Verenigde Naties en het diplomatieke korps samen om positieve ervaringen op het vlak van de deelname van vrouwen aan het politieke leven te delen en goede praktijken te bespreken. De aanbevelingen van deze conferentie zijn opgenomen in de Verklaring van Algiers.
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking heeft aan het VN-agentschap UN WOMEN een project toevertrouwd om de politieke participatie van vrouwen te verbeteren, het geweld waaronder ze lijden te bestrijden en meer gelijke waarden in de samenleving te bevorderen. Dat alles in het kader van het nieuwe samenwerkingsprogramma met Algerije. AURÉLIE KONEN - ATTACHÉ AMBASSADE VAN BELGIË IN ALGERIJE
Vandaag scoort Algerije van alle Arabische landen het best inzake vertegenwoordiging van vrouwen in de verkozen organen.”
H
et programma komt er nadat de Algerijnse regering belangrijke maatregelen heeft genomen in de context van zijn internationale engagementen, met name in verband met de ‘Conventie voor de Eliminatie van Alle Vormen van Discriminatie tegen Vrouwen’ (CEDAW). Die maatregelen omvatten onder meer de hervorming van de Familiecode in 2005, ook al blijven er nog discriminerende bepalingen in verband met het huwelijk, de huwelijksvoogd, scheidingen en de voogdij van de kinderen bij gescheiden vrouwen die hertrouwen. Daarnaast hervormde de regering de nationaliteitsregels waardoor een moeder nu haar nationaliteit kan verlenen aan haar kinderen, en keurde ze recent (2012) een wet goed over de vertegenwoordiging van vrouwen in verkozen organen. Vijftig jaar lang (1962-2011) verliep de evolutie van de vrouwelijke vertegenwoordiging in het Nationale Parlement zeer langzaam. In 1962 werden 10 vrouwen verkozen (5,2%); in 2007 waren er 30 vrouwelijke verkozenen op 389 parlementariërs (7,7%). De wet van 2012 leidde tot een drastische verhoging van de vrouwelijke vertegenwoordiging in de Nationale Volksvergadering (tot 31,6%) en in de lokale verkozen
© DGD/A. Konen
organen (18,8%). Vandaag scoort Algerije van alle Arabische landen het best inzake vertegenwoordiging van vrouwen in de verkozen organen, en staat het in de top 30 van de wereld. Voor het grootste deel van de Algerijnse vrouwen gaat het echter om een eerste ervaring als verkozene, waardoor hun kennis van de werking van de organen nog moet groeien. Bovendien wordt hun praktische bewegingsvrijheid vaak beperkt door de partij. De acties van UN WOMEN en andere partners van België moeten de capaciteiten van de verkozen vrouwen versterken.
VROUWELIJKE MAGHREBLEIDERS STEUNEN De FOD Buitenlandse Zaken steunt sinds 2013 een project om een netwerk aan te leggen van politica’s in Tunesië, Marokko, Algerije en België, dat wordt uitgevoerd door de vereniging Actions in the Mediterranean. Bedoeling is om de kennis en de capaciteiten van de politica’s te ontwikkelen, zodat ze op een doeltreffender manier hun uitdagingen kunnen aangaan en hun invloed kunnen versterken op hun regeringen, in de verkozen organen, in hun eigen partij en binnen hun samenleving.
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
25
TOERISME
ACHTER DE SCHERMEN VAN
© Nathalie Vandenbergh
ALL-INCLUSIVE HOTELS
Sinds enkele jaren is het toerisme sterk gegroeid in Kaapverdië, de eilandengroep ten Westen van Afrika. En bij toerisme horen all-inclusive hotels. Maar wat doet die toeristische sfeer met de no stress bevolking? NATHALIE VANDENBERGH
E
en van de tien Kaapverdische eilanden is Boa Vista of, uit het Portugees vertaald, mooi uitzicht. Vier grote all-inclusive hotels zijn er te boeken. Maar hoe wordt de lokale bevolking ingezet door deze hotels? Krijgen ze genoeg terug voor hun harde werk?
Zestig procent origineel Volgens de Kaapverdische overheid moet zestig procent van de werknemers in een hotel van Kaapverdische afkomst zijn. Vice-directeur Mohamed Elamghari van hotel Royal Decameron vertelt dat in zijn all-inclusive hotel dat zelfs negentig procent is. ‘De lokale werknemers staan meestal in voor basisberoepen als koks, tuinmannen en obers.’ Juan Pujol is directeur van Iberostar Club Boa Vista. In zijn hotel is tachtig procent van het personeel van Kaapverdische afkomst. ‘De afdelingshoofden zijn vaak Europeanen. Ikzelf kom van Ibiza.’ Paulo (schuilnaam) werkt als klusjesman in een van de grote hotels op het eiland. Maar hij woont nog bij zijn moeder omdat zijn inkomsten niet hoog genoeg zijn voor een eigen woning.‘Het werk vind ik fijn, maar ik
26 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
heb geen contact met de toeristen. We worden door het management behandeld als kinderen, wat geen goed beeld geeft naar de toeristen toe.’ Nlida Filomena Semedo is 32 jaar oud en werkt al negen jaar in all-inclusive hotels op het eiland. Momenteel is ze supervisor van de poetsvrouwen. Nlida woont in de plaatselijke sloppenwijken of baracca’s en voedt er haar vier kinderen op. Zelf is ze tamelijk tevreden met haar job. ‘Er bestaat altijd beter werk, maar hier wil ik wel blijven werken. Al zou ik een hogere positie nooit weigeren.’
Minimumloon en vakantie In Kaapverdië bedraagt het minimumloon 25.000 escudo’s of 250 euro per maand. Mohamed Elamghari legt uit: ‘Wij respecteren altijd de arbeidswetgeving van Kaapverdië en krijgen geregeld controle. Verder blijft het salaris afhankelijk van de kwalificatie van een personeelslid.’ In hotel Iberostar gaat het er hetzelfde aan toe. ‘De werknemers worden net als in Europa elke laatste dag van de maand betaald en krijgen dertien dagen vakantie per jaar’, zegt Juan Pujol. Toch is een loonsverhoging nodig volgens Nlida Filomena Semedo. ‘Ik ken mensen die overleven op
Volgens de Kaapverdische overheid moet zestig procent van de werknemers in een hotel van Kaapverdische afkomst zijn.”
een minimumloon van 200 euro. Ik werk acht uur per dag, zes dagen per week en verdien 500 euro. Met dat geld moet ik zowel mijn huis betalen als voor mijn vier kinderen zorgen.’ Ook Paulo is ervan overtuigd dat hij te weinig verdient. ‘Mijn loon is niet hoog omdat ik maar een gewone klusjesman en dus geen professional ben. Ik verdien 400 euro per maand, dat is te weinig om alleen te gaan wonen.’
Buitenlandse directie of locals met ervaring De hoge functies worden in de hotels nog steeds uitgeoefend door buitenlanders. Mohamed Elamghari is zelf van Marokkaanse afkomst en de directeur van hotel Royal Decameron is een Colombiaan. ‘Het is belangrijk om veel talen te spreken en de meeste Kaapverdianen spreken er maar twee of drie. Of de toekomstige directeur van Royal Decameron in Boa Vista een local zal zijn, hangt puur van diens ervaring en kwaliteiten af.’ Om op te kunnen klimmen heeft hotel Iberostar zijn personeel de kans gegeven een cursus Engels en Frans te volgen. Juan Pujol is er zeker van dat de lokale bevolking in Boa Vista in de toekomst het toerisme in handen zal hebben. ‘Op een dag is het de bedoeling dat alle chefs van verschillende departementen van het eiland of de eilandengroep afkomstig zijn. Wij kijken vooral uit naar de dag dat we zelf terug naar huis kunnen vertrekken.’
TOERISME
© Guyentie Bogaert
Leven van beeldhouwen en schilderen in Kaapverdië
GUYENTIE BOGAERT
A
© Guyentie Bogaert
ntonio maakt onder de boom tegenover zijn huisje kleine beeldjes uit kalksteen. Die wil hij in het toeristisch seizoen op het strand verkopen. Tot voor kort woonde hij in de hoofdstad Praia op het eiland Santiago. Hij besloot naar Sal Rei op Boa Vista te verhuizen omdat er hier wel toeristen zijn. Maar rondkomen is niet vanzelfsprekend. ‘Een kilo tomaten is hier veel duurder omdat er nauwelijks landbouw is op dit eiland. In Praia is het leven goedkoper maar daar is er geen werk.’ Hij hoopt met de opbrengst van de beeldjes andere souvenirs te kunnen inkopen. ‘Het zal moeilijk worden want ik houd niet veel over van de opbrengst van mijn beeldjes en de aankoop van souvenirs is duur.’ In tegenstelling tot strandverkoper Antonio baat de Senegalees Zanna een eigen winkeltje uit aan de esplanada, het marktplein in Sal Rei. Hij verkoopt er zelfgemaakte schilderijtjes. ‘De schilderijen beelden de geschiedenis van Kaapverdië uit,’ beweert Zanna, ‘Je ziet vrouwen die stenen dragen om wegen aan te leggen en fruit om hun familie te voeden.’
Daarnaast verkoopt hij aangekochte souvenirs zoals houten beeldjes en armbandjes. Ondanks zijn winkel heeft Zanna het niet onder de markt. Hij deelt een studio met een werkloze Senegalese vriend waar ze maandelijks 300 euro voor moeten ophoesten. Dat is best veel volgens de normen daar. Toch wonen ze niet in de barraca’s of sloppenwijken waar de meeste West-Afrikaanse immigranten terechtkomen.
Verleidingen en uitdagingen De aanwezigheid van toeristen betekent helaas niet alleen een bron van inkomsten. Het zorgt ervoor dat alcohol en drugs gemakkelijker beschikbaar zijn. Antonio is net als vele anderen aan de verleiding bezweken. Daarom belandde hij in een afkickcentrum in Praia waar hij gedurende twee jaar afkickte van alcohol en cocaïne. ‘Toen ik drie maanden in het centrum zat, stuurden ze mij voor twee weken naar Boa Vista. Zo wilden ze me niet alleen testen maar ook tonen aan de andere verslaafden dat het mogelijk is om af te kicken.’ Zijn geloof heeft hem sterk geholpen bij het afkicken maar het blijft een moeilijk proces. ‘De herinnering aan betere tijden hebben me de kracht gegeven om af te kicken. Andere verslaafden hebben soms geen betere tijden gekend en lopen meer risico om te hervallen.’ Voor immigrant Zanna vormt de aanpassing aan de Kaapverdische cultuur een uitdaging. ‘Toen Kaapverdiërs naar Senegal emigreerden, hebben we hen goed ontvangen. Ze kregen een verblijfsvergunning en mochten overal mee aanschuiven aan
© Guyentie Bogaert
Op het zonnige eiland Boa Vista in Kaapverdië vind je net als in andere toeristische oorden souvenirwinkeltjes in overvloed. Al zijn er voorlopig weinig toeristen. Veel reizigers kiezen ervoor om in hun all-in hotel te blijven. Bovendien lijkt het aanbod van de verkopers sterk op elkaar. Antonio en Zanna vertellen hoe ze met hun zelfgemaakte souvenirs proberen te overleven.
De herinnering aan betere tijden hebben me de kracht gegeven om af te kicken. Andere verslaafden hebben soms geen betere tijden gekend en lopen meer risico om te hervallen”
tafel. Hier ben ik nog nooit uitgenodigd door bijvoorbeeld de buren van mijn winkel. Kaapverdië is een koele samenleving, net zoals in Europa.’
Toekomst Zanna weet nog niet zeker of hij in Kaapverdië blijft. Maar voorlopig probeert hij er het beste van te maken. Antonio zal op vraag van de verantwoordelijke van het jeugdcentrum de kinderen van Sal Rei aanleren om beeldjes te maken. Met een dubbel doel: het houdt de kinderen van straat en biedt hen de mogelijkheid om later een centje bij te verdienen. Geld om hem te betalen is er niet maar hij krijgt een lokaaltje in het jongerencentrum waar hij zijn souvenirs aan de man kan brengen. Het is voor hem een extra motivatie om van de alcohol en drugs af te blijven: ‘Je kan anderen pas helpen, als je zelf gezond bent.’ Beide artikels werden gemaakt in het kader van het journalistieke trainingsprogramma ‘Beyond your world’ van Hogeschool Thomas More in Mechelen, onder meer gefinancierd door de Europese Commissie en het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
27
Vissen
in het museum
consortium tium – beheren beheren de databank. databank k. Het KMMA, van MMA, één va an n de stichtende leden van an n het con consortium, nsortium m, neemtt de Afrikaanse vissoorten i t voor zijn ij rekek ning en is daardoor hét internationale aanspreekpunt voor Afrikaanse vissen. ‘Maar FishBase is pas een succes als het ook gebruikt wordt’, benadrukt Musschoot. ‘We doen er dan ook alles aan om de databank bekend te maken. Zo is het profiel van onze stagiairs dusdanig dat ze de kennis achteraf doorgeven, als lesgever aan de universiteit bijvoorbeeld of als expert op een ministerie van Landbouw. En omdat internet in Afrika niet altijd even vlot toegankelijk is, geven we ook FishBase-DVD’s uit’.
CHRIS SIMOENS
H
et museumgedeelte van het KMMA in Tervuren mag dan al dicht zijn voor renovatie (nog tot midden 2017), het onderzoek gaat er onverdroten voort. Tussen tal van bokalen met vissen in ethanol zitten visbiologen uit Afrika gebogen over microscopen. Gedurende 3 maanden leren ze onder meer de Afrikaanse vissoorten identificeren en waar ze in Afrika voorkomen. Daarnaast gaan ze aan de slag met FishBase, een gratis toegankelijke, online databank. ‘Sinds 2005 krijgen we elk jaar 5 stagiairs uit Afrika over de vloer’, zegt projectmedewerker Tobias Musschoot. ‘We ontvangen daarvoor fondsen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking’.
© KMMA KMMA
Visvangst
FishBase
28 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
Volinteressantte bron interessante bron van eiwitten. eiwitten n. V schattingen worden gens ruwe e sschattin chattingen n wo word orden in A Afrika jaarlijks jaa aarlijks zo’n zo 2,5 miljoen m tton on zoetwatervissen bovengehaald. t t i b h ld Voor sommigen – zoals de sardienvissers op het Tanganyikameer – is de visserij hun enige bron van inkomen. Veel Afrikaanse boeren vissen alleen voor eigen gebruik of als bijverdienste. Voor het milieu, de voedselzekerheid en de economie is het cruciaal dat de visbestanden behouden blijven. Musschoot: ‘Jammer genoeg kiezen sommigen de gemakkelijke weg. Ze strooien goedkope pesticides in de rivieren of stoffen die zuurstof aan het water onttrekken zodat de dode vissen bovendrijven. Ze scheppen ze op en verkopen ze op de markt.’ Of als mensen merken dat ze minder vis ophalen, schakelen ze over op netten met fijnere mazen. Maar op die manier tasten ze de visbestanden natuurlijk nog meer aan.
Bedreigd
© KMMA
Leren werken met FishBase vormt een essentieel element van de opleiding. De databank bevat continu geactualiseerde gegevens over de meer dan 30.000 gekende vissoorten. Dat gaat van uitzicht, gedragskenmerken, verspreiding en voortplanting tot praktische toepassingen voor de visserij. Bedoeling is de informatie over vissen te bundelen en beschikbaar te stellen voor ontwikkelingslanden. Negen internationale onderzoeksinstellingen – samen het FishBase
Zoetwater vissen vormen een belangrijk onderdeel van de biodiversiteit. Tezelfdertijd zijn ze een
©K KMMA
Door overbevissing en vervuiling staan zoet- en se brakwatervissen in Afrika onder druk. Maar Afrikaanse visbiologen kennen die soorten onvoldoende om de visbestanden degelijk op te volgen. Gelukkig kunnen zee terecht in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika et ‘s (KMMA). Met ruim één miljoen specimens huisvest het issen. werelds grootste verzameling Afrikaanse zoetwatervissen.
‘Toch kunnen we weinig met zekerheid zeggen over de problemen van de visbestanden, precies omdat er nog zo weinig over gekend is’, zegt projectmedewerker Dimitri Geelhand. Dat illustreert het onderzoek dat het KMMA samen met de International Union for Conservation of Nature (IUCN) heeft uitgevoerd. Deze organisatie stelt de Rode Lijst op, ’s werelds meest
De stagiairs dienen uit te groeien tot plaatselijke deskundigen die zelf de situatie in Afrika kunnen opvolgen.”
Enkele (ex-)stagiairs aan het woord De visdiversiteit van het Kahu zi-Biega National Park Tchalondawa Kisekelwa – Institut Supérieur Pédagogiqu e (Bukavu, © KMMA
gezaghebbende naslagwerk over de status van de biodiversiteit. Tussen 2003 en 2010 werd de ‘conservatiestatus’ bepaald van ruim 2800 Afrikaanse vissoorten (op een totaal van zowat 3500 gekende soorten), in samenwerking met vele Afrikaanse en internationale experten. 21,8% van de onderzochte soorten waren bedreigd. Maar van 1 op 4 van de resterende ‘niet-bedreigde’ soorten waren er onvoldoende gegevens beschikbaar om iets zinnigs te kunnen zeggen over hun status. Het KMMA zet dan ook zijn samenwerking met IUCN voort. ‘Want alleen als er concrete gegevens bekend zijn over de graad van bedreiging, kan men de gepaste beschermingsmaatregelen nemen’, beklemtoont Geelhand. De mensen in Afrika zijn best wel bezorgd over het milieu, alleen komt de strijd om het levensonderhoud op de eerste plaats. En de overheid heeft vaak niet de middelen om een oogje in het zeil te houden op wat er wordt bovengehaald. Of het personeel dat toezicht moet uitoefenen, kan de vissoorten niet herkennen. Het KMMA probeert in elk geval iets te doen aan de lokale kennis over de vissen. De stagiairs dienen uit te groeien tot plaatselijke deskundigen die zelf de situatie kunnen opvolgen.
© KMMA
ONDERZOEK
DR Congo) – stagiair 201
2 ‘Met wat ik geleerd heb tijdens mijn stage in 2012, kan ik nu mijn doct oraa namelijk de huidige visfauna in t beginnen. Ik wil het Kahuzi-Biega National Park in kaart brengen, één van de 5 parken in Congo die als werelderf goed erkend zijn door UNESCO. Want alleen als we die kennen, kunnen we opvolgen hoe de visbe standen er evolueren. Mijn proje ct maakt deel uit van het grotere MbiSa Congo-project, gefi nancierd door de Belgische Ontw ikkelingssamenwerking. Dat bestudeert de vissen in 10 besc hermde natuurgebieden, waarvan 7 in DR Congo, 1 in Congo Brazzaville en 2 in Burundi. Daar moeten onder meer identificatie gidsen uit voortvloeien van alle vissoorten in de bestudeerde park en. Later wil ik graag een coöperati eve voor vissers opstarten om de visserij efficiënter te mak en.’
Viskweek
ONLINE fishbase.africamuseum.be www.fishbaseforafrica.org www.fishbase.org
De impact van stuwmeren
© KMMA
(Kameroen) - Universiteit Ngaoundéré Arnold Roger Bitja Nyom stagiair 2012
r de vissen in het bekken grote hulp geweest. Ik bestudee ‘De stage en FishBase zijn een t heb ik gedaan over één oraa doct Mijn n. eroe Kam in r van de Sanaga, de grootste rivie in het Sanagabekken! r er zijn minstens 50 visfamilies familie vissen, de Cichlidae. Maa Afrika. Op de Sanaga in n visse de op egen aal zicht gekr Dankzij de stage heb ik een glob en er nog bij. Ik wil kom er en voor hydro-elektriciteit, werden al 6 stuwmeren gebouwd ct van de stuwmeren op die impa de men t opda len, bepa de status van de visbestanden Daarom komt er een stuwmeer betekent juist meer vis! visbestanden kan inschatten. Een kunnen de vissen aarts mafw stroo r Maa d. it Mali en Tsjaa massa vissers op af, zelfs vanu het wel moeilijk krijgen.’
Visbestanden als indicator voor waterkwaliteit © KMMA
‘Ook de viskweek vaart wel bij een grondiger kennis van de vissoorten’, zegt Musschoot. ‘Elke vissoort heeft immers zijn eigen dieet en zijn ideale ‘habitat’ of omgeving waar hij het beste gedijt. Soms denkt men een bepaalde vissoort te kweken, terwijl het in werkelijkheid een hybride is of zelfs een totaal andere soort. De kweekmethode is niet aangepast en de viskweek faalt.’ ‘Onze jaarlijkse stagiairs vormen, samen met hun instellingen, een groeiend netwerk over heel Afrika waardoor de kennis over de Afrikaanse vissen stelselmatig zal verhogen’, besluit Musschoot. Uiteindelijk is het de bedoeling dat aan de basisbehoeften van de mensen kan voldaan worden zonder de biodiversiteit in het gedrang te brengen.
Benié Rose Danielle Aboua – Université Felix Houpho uet Boigny (Ivoorkust) – stagiair 2014 ‘Ik bepaal de kwaliteit van het wate r op basis van de aanwezige visbe standen in Ivoorkust. Want mijn land kent een probleem van vervuiling door artisanale mijnontginning. Ivoorkust kampt ook met overbevissing omdat er veel gespecialiseerde vissers uit Mali, Ghana en Sene gal actief zijn.’
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
29
DUURZAAM ONDERNEMEN IN HET ZUIDEN:
DURABILIS De Belg Sebastiaan Saverys brengt met zijn bedrijf Durabilis duurzaam ondernemen in de praktijk. ‘Ik doe dat niet uit naastenliefde, maar om de wereld erop te doen vooruitgaan.’
EWOUT STOEFS
W
enst u stevia bij uw koffie?’ Ik moet even nadenken bij de vraag van de receptioniste in het hoofdkantoor van Stevia One in Lima. Het merk Stevia One is het paradepaard van Sebastiaan Saverys, CEO van Durabilis en Stevia One. Stevia is een natuurlijke calorievrije zoetstof, geëxtraheerd uit een Latijns-Amerikaanse plant. Stevia One is eigenaar van 500 hectare plantages in Peru en begint dit jaar aan de bouw van een nieuwe raffinaderij.
Impact investing
De werelden van ondernemerschap en ontwikkelingssamenwerking zouden intenser met elkaar moeten samenwerken.”
Stichter en ceo Sebastiaan Saverys (°1979) straalt van tevredenheid tijdens ons interview: hij heeft net voor 4,5 miljoen euro vers investeringskapitaal opgehaald voor zijn onderneming. ‘Vrijdag zijn alle contracten ondertekend’, zegt hij glunderend. Dat bedrag komt bovenop
30 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
de 40 miljoen euro die de holding van zijn vader, scheepvaartmagnaat en hoofdinvesteerder in Durabilis en Stevia One Marc Saverys, al ter beschikking stelde. De komende twee uur is hij moeilijk te onderbreken: ‘inclusive value chains’, ‘impact investing’, ‘base of the pyramid market’. Het zijn woorden die je niet vaak hoort in de context van ontwikkelingssamenwerking, wat niet belet dat ze een positieve impact op het Zuiden kunnen hebben. Waar het allemaal begon? Saverys is geen vreemde eend in de wereld van ondernemers. Als tweede telg van een familie van ondernemers zit het in zijn bloed. ‘Ik wou als jonge idealist de efficiëntie van ‘business’ koppelen aan een hart voor ontwikkelingssamenwerking’. Hij trok eerst met Ingenieurs zonder Grenzen naar Ecuador en later Guatemala en ondersteunde landbouwers met het vermarkten van hun producten. Daaruit ontstond het idee voor Durabilis dat hij in 2003 oprichtte: een investeringsmaatschappij voor
agribusiness in het Zuiden. ‘Het idee van de eeuw is economische activiteit creëren terwijl men zeer grondig nadenkt over het winstoogmerk.’ En dat is wat hij met Durabilis beoogt. Ruim tien jaar verder telt Durabilis 1300 medewerkers in 8 ontwikkelingslanden en België en investeert ze, naast stevia, in groenten, fruit, rijst en drinkwater.
Drie kernfactoren Het succes van Durabilis rust op drie kernfactoren legt Saverys uit: (1) de missie om boeren in het Zuiden aan een hoger inkomen te helpen; (2) het doorzettingsvermogen en enthousiasme van het team; en (3) de geduldige steun van vader Saverys, de hoofdinvesteerder. Pas na acht jaar is de onderneming rendabel en dekken de inkomsten de kosten op jaarbasis. ‘Zonder hem hadden we de eerste jaren nooit de fouten kunnen maken die we moesten maken.’ Want je kan ondernemen in het Zuiden niet meteen vergelijken met ondernemen in België. ‘Er
DUURZAME ONTWIKKELING
Sebastiaan Saverys en Durabilis • Geboren 1979 als tweede zoon van scheepvaartmagnaat Marc Saverys
• 2005: oprichting Durabilis Private Foundation en uitbereiding naar Burkina Faso, Senegal en Kenya
• Woont in Lima, Peru
• 2009: start Stevia One
• Burgerlijk ingenieur mechanica (Gent)
• 2013: Stevia One, paradepaard van Durabilis, behaalt Rainforest Alliance certificatie
• 2003: gaat als vrijwilliger met Ingenieurs zonder Grenzen aan de slag in Ecuador en Guatemala
• 2014: Durabilis telt 1300 medewerkers in 9 landen: België, Colombia, Burkina Faso, Mali, Ecuador, Ethiopië, Guatemala, Peru en Senegal
© durabilis
• 2003: richt met financiële steun van zijn vader Durabilis op, een investeringsmaatschappij voor agribusiness in ontwikkelingslanden
zijn toch bijzondere uitdagingen: de voorbije jaren kregen we te maken met oorlog in Afrika, corruptie en oplichterij in Peru, etc..’ ‘Waarom zijn wij duurzame ondernemers? Wij werken enkel samen met kleinschalige landbouwers, betalen tot de helft meer dan onze concurrenten en gaan maximaal voor duurzame certificatie en traceerbaarheid.’ Intern hanteert het bedrijf, naast ecologische en sociale, twee economische parameters: hoeveel tewerkstelling de organisatie creëert en hoeveel meer medewerkers verdienen ten opzichte van het gemiddelde. ‘Duurzaam ondernemen zit in het DNA van Durabilis. We hebben ook een ‘carbon footprint auditeur’ die ons bijstaat in het verlagen van onze CO2-uitstoot.’
Kotteke ‘Ik heb veel respect voor het werk van ngo’s’, aldus Saverys, ‘maar om écht duurzaam bezig te zijn moet een organisatie ook economisch rendabel zijn.’ Het Brundtland-rapport definieerde in 1987 voor het
eerst duurzame ontwikkeling als een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van het heden, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen. ‘En dat heeft niets met caritatieve filantropie te maken. Ik doe niet aan duurzaam ondernemen uit naastenliefde, maar om de wereld erop te doen vooruitgaan.’ Hij breekt daarbij een lans om de werelden van ondernemerschap en ontwikkelingssamenwerking intenser met elkaar te doen samenwerken. ‘We zitten nog teveel elk in ons kotteke.’
Stevia-boom ‘Voorlopig is Stevia One onze voltreffer’ en het is begrijpelijk waar het enthousiasme vandaan komt. Met de globale opmars van overgewicht en de zoete tand waar wij niet snel van af raken, komt een calorievrije zoetstof als uit de hemel gevallen. Saverys maakt zich dus klaar voor een grote stevia-boom. ‘Onze steviaboeren verdienen vier
keer meer dan wat ze voor cocabladeren zouden krijgen. En bovendien gebeurt de verwerking vijftien keer efficiënter hier in Peru dan in China, waar we vroeger de steviabladeren droogden.’ Aan ambitie dus geen gebrek. ‘We hebben momenteel vier business units met Durabilis, maar de opportuniteiten zijn oneindig. Met voldoende middelen kan ik er zo veertig nieuwe oprichten.’ Het spreekt voor zich dat deze onderneming in volle expansie nieuwe krachten zoekt, van thesisstudenten en stagiairs tot vaste medewerkers in het Zuiden. De spontane sollicitaties die Saverys ontvangt zijn vaak van mensen die een ‘klassieke carrière’ bij een bank of multinational niet zien zitten. ‘Laat die cv’s maar komen’, besluit hij. Op zoveel optimisme drinken we graag een kopje koffie. En daar mag wel wat stevia bij.
ONLINE www.durabilis.eu
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
31
© Johanna de Tessieres
SENSIBILISERING
MOVE WITH AFRICA:
ELISE PIRSOUL
Move with Africa: dat is jong zijn, je koffer pakken en je laten onderdompelen in het Afrikaanse leven. Dat is van je reis thuiskomen als wereldburger. Met de steun van onder meer de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en Brussels Airlines gaf la Libre Belgique voor het tweede jaar op rij Waalse en Brusselse scholen de kans om met een ngo tien dagen lang Afrika te ontdekken. En of de leerlingen enthousiast waren!
© Celine Nicelli
VERLENGD WEGENS SUCCES!
THIERRY LARDINOIS, LERAAR AAN HET ATHENEUM VAN ELSENE:
Workshops of uitwisselingsprojecten zijn niet nieuw, maar Move with Africa spreekt alle scholen van de Franstalige gemeenschap aan.”
© DBA
‘In onze school die positieve discriminatie toepast, heeft het project heel wat teweeggebracht. Het project bracht eenheid en dynamiek in de klas en sterkte de zin voor verantwoordelijkheid van de leerlingen. De moeilijke omstandigheden tijdens de reis (één emmer water per dag, geen stroom, de hitte, enz. ) smeedden een hechte band tussen de deelnemers en hebben hen doen inzien dat studeren belangrijk is en dat het in België echt wel goed leven is. Uit deze reis is de vzw Enseignement et coopération gegroeid omdat we niet wilden dat het bij deze ene activiteit zou blijven.’
BRIEF VAN DE NGO’S AAN DE JONGE DEELNEMERS: ‘Als ngo’s die het voorrecht hadden om met jullie op stap te gaan, willen we nog iets zeggen over een thema dat tijdens de reis misschien niet echt aan bod is gekomen. (…) Jullie zijn allemaal consumenten. Maar door bewust keuzes te maken, kunnen jullie een steen in de rivier verleggen. Als werkende, als kiezer, als spaarder of gewoon als burger, een leven lang zal er heel wat op jullie weg komen. De keuzes die jullie maken zullen mee de wereld veranderen. En denk eraan: Move with Africa is nog niet afgelopen. De reis was nog maar een begin.’
32 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
© Johanna de Tessieres
DE LANDBOUWAMBASSADEURS VAN BTC Ze studeren aan de Ecole provinciale d’Agronomie et des Sciences in Ciney. Later worden ze landbouwer, veehouder, tuinbouwer. Vandaag zijn deze jonge gasten ‘de landbouwambassadeurs van de hoop’. Met zijn elven gingen ze naar Burundi om er hun kennis over landbouw- en veeteelttechnieken te delen met collega-studenten van het Centre d’enseignement des métiers. Gastheer ter plaatse was de Belgisch Technische Coöperatie (BTC) die er jongeren voorbereiden op hun beroepsleven om zo mee te bouwen aan de economie van hun land. Ze kwamen met onvergetelijke verhalen terug. Neem ook een kijkje op blog http://lesagriambassadeursdelespoir. blogs.lalibre.be
Jongeren, landen, projecten:
Hoe? De scholen die aan het project wilden deelnemen, stelden een groep samen van tien gedreven leerlingen uit het 5e jaar. Met die groep begonnen ze aan een pedagogisch project om jongeren bewust te maken van wat in Afrika leeft en om geld in te zamelen. En in de paasvakantie of de krokusvakantie gaat het richting Afrika waar een ngo de inleefreis en het uitwisselingsproject in goede banen leidt. Origineel? Workshops of uitwisselingsprojecten zijn niet nieuw, maar Move with Africa spreekt alle scholen van de Franstalige gemeenschap aan en zo krijgen meer jongeren uit alle geledingen van de maatschappij de kans om erin mee te gaan. Bovendien schenkt Brussels Airlines de tickets. Zo zijn er onder de deelnemende scholen een school voor doven, een positieve-discriminatieschool, scholen voor beroepsonderwijs, colleges uit heel België.
BURKINA BRUSSEL
BURKINA
SENEGAL
VIELSALM-MANHAY
BRUSSEL
4e en 5de algemeen secundair - Koninklijk Atheneum van Vielsalm-Manhay
5e en 6e beroeps Koninklijk Atheneum Elsene
4e, 5e en 6e doven en slechthorenden in het normale onderwijs - Centre Comprendre et Parler
ANDERLECHT
6e technische - Opvoeder Institut Emile Gryzon
ÎLES DE PAIX
ASMAE
RWANDA
SENSORIAL HANDICAP COOPERATION
ENTRAIDE & FRATERNITÉ
RWANDA DINANT
5de algemeen secundair Bellevue-college Dinant
DIERENARTSEN ZONDER GRENZEN
BENIN LEUZE-EN-HAINAUT
5e en 6e algemeen, technisch en beroeps - Educatief centrum Saint-Pierre
ÎLES DE PAIX
BURUNDI
BURUNDI
CINEY
AARLEN
BENIN THEUX
5e algemeen secundair College Saint Roch de Theux
DEFI BELGIQUE AFRIQUE
6e algemeen secundair Institut Notre Dame Arlon
BURUNDI
CARITAS INTERNATIONAL
HERSTAL
6e algemeen secundair Sociale wetenschappen Koninklijk Atheneum Herstel
5e technische - Landbouw Provinciale School voor Landbouw en Wetenschappen van Ciney
BELGISCH TECHNISCHE COÖPERATIE BTC © IPM
Hoeveel? Move with Africa, dat zijn ruim 200 jongeren en hun leerkrachten uit 10 Waalse en Brusselse scholen, 9 partner-ngo’s en 5 gastlanden.
CROIX-ROUGE DE BELGIQUE
EEN DOVE DEELNEEMSTER:
KANDIDATEN GEZOCHT… We hebben er vorig jaar al over geschreven en zullen dat blijven doen. Binnenkort worden opnieuw kandidaten gezocht! Meer informatie op www.lalibre.be/page/mwa.
‘Deze reis heeft me echt gemotiveerd om anderen te helpen. Ik zou best graag als opvoeder in Afrika werken en er mijn kennis delen.’ Julie is 17 jaar. Samen met 9 andere dove of slechthorende leeftijdgenoten trok ze naar Burkina Faso met het Centre comprendre et parler. Dankzij de ngo Sensorial handicap cooperation konden ze er jonge lotgenoten ontmoeten.’
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
33
Rondom de JAARVERSLAG
Precolumbiaanse beschaving
2013
komt boven water
is beschikbaar
Het jaarverslag komt tegemoet aan de wettelijke verplichtingen om jaarlijks op een coherente manier te rapporteren aan het federaal Parlement over de resultaten en activiteiten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in het voorbije jaar. Het jaarverslag wil daarnaast iedereen bereiken die begaan is met ontwikkelingssamenwerking. De klemtonen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in 2013 komen aan bod in deel I: actuele stand van zaken, coherent beleid in samenhang met ontwikkelingsdoelstellingen, thematische benaderingen, en activiteiten om de publieke opinie bewust te maken van het thema ontwikkeling. In deel II wordt uitgebreid ingegaan op de Belgische Ontwikkelingssamenwerking op het terrein. De Belgische officiële ontwikkelingshulp in de huidige budgettaire context, de geografische programma’s en de humanitaire hulp worden hier voorgesteld. Een actueel overzicht van de Millenniumdoelen en meer bepaald een overzicht van de Belgische bijdragen in ‘de strijd tegen armoede en honger’ (MDG 1) en het streefdoel ‘basisonderwijs voor iedereen’ (MDG 2) worden uiteengezet in deel III.
® ULB-crea Patrimoine
Het Jaarverslag 2013 van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking is vanaf begin mei online en in hardcopy beschikbaar. Nieuw is dat het verslag ook verkrijgbaar is als digitale applicatie (BE-COOPERATION) via Apple in de APP Store (iOS) en de Google Play store (Android).
I
n 2013 al visten archeoloog Christophe Delaere (ULB) en zijn ploeg indrukwekkende objecten op uit de precolumbiaanse tijd (Inca’s) in Bolivia. Ze deden dat in het Titicacameer, op de archeologische site ‘Khoa’, ten noorden van het Zonne-eiland. Dit jaar zijn op andere, minder bekende sites van het meer een havencomplex ontdekt, net als tekenen van navigatie- en handelsactiviteit, en menselijke beenderen vergezeld van verschillende begrafenisobjecten, hetgeen onder water zeer uitzonderlijk is. In het kader van haar samenwerking met Bolivia trekt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een miljoen euro uit om de ontdekkingen door de lokale inheemse bevolking te helpen beschermen en valoriseren (Glo.be, 2/2014). De volgende etappes van het project: pedagogisch videomateriaal produceren, verschillende musea bouwen, verantwoord toerisme in de gemeenschap ontwikkelen en de opgravingen naar andere plaatsen in het meer uitbreiden. MP * Bron : Krant Le Soir- LaCulture-30 juni 2014-P.14
BELGIË
PLAATST LEEFMILIEU OP HET VOORPLAN Met haar nieuwe strategienota Leefmilieu benadrukt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking dat zij veel aandacht wil besteden aan het leefmilieu in haar werking.
I Het Jaarverslag 2013 kan gedownload worden op www.dg-d.be. Samenvattingen kunnen gratis aangevraagd worden via
[email protected]
34 JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014 I
n tijden van klimaatverandering, bevolkingsexplosie en blijvende economische groei komt sterk naar voor dat we tegen onze planetaire grenzen aan botsen. Zorgzaam omspringen met ons leefmilieu is een must geworden. En de nood aan een écht duurzame ontwikkeling - die de planetaire grenzen respecteert en toch overal een menswaardige ontwikkeling toelaat - is bijzonder groot. Dat uit zich onder meer in het debat over het post-2015-ontwikkelingskader en de sustainable development goals die op stapel staan. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking engageert zich dan ook om de zorg voor het leefmilieu nog sterker in haar werking te
integreren. En dat beperkt zich niet tot de vier prioritaire sectoren onderwijs, basisinfrastructuur, gezondheid en landbouw. Bedoeling is ook om het milieubeleid in het Zuiden te versterken en zich toe te leggen op vier domeinen: water, duurzaam land- en bodemgebruik, bosbeheer en stedelijk afvalbeheer. Ook beleidscoherentie voor ontwikkeling tussen de verschillende Belgische beleidsdomeinen is daarbij essentieel. CS
Lees de volledige strategienota op www.dg-d.be.
Biodiversiteit Van 6 tot 10 juni 2014 organiseerden de Universiteit van Kisangani met zijn Centre de Surveillance de la Biodiversité, het KMMA, het KBIN en het Agentschap Plantentuin Meise, in Kisangani (DR Congo) de eerste internationale conferentie over biodiversiteit in het Congobekken.
D
e conferentie bood een forum aan Afrikaanse en internationale wetenschappers en andere belanghebbenden om elkaar te ontmoeten, informatie uit te wisselen, en samen gegevens te vergelijken en te analyseren. Doel: bijdragen aan het behoud van de biodiversiteit en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen in het Congobekken.
Uniek was de presentatie van de publicatie l’Etat des lieux de la Biodiversité en RD Congo 2014, samengesteld uit rapporten opgesteld door expertteams uit de elf provincies van DR Congo begin 2014. Meer informatie, evenals het abstractboek, vindt u op http://congobiodiversityconference2014. africamuseum.be/en/program. De conferentie was de eerste internationale activiteit van het nieuwe Centre de Surveillance de la Biodiversité, dat een gebouw betrokken heeft van 2300 m². Het beschikt over biologische collectiezalen, laboratoria en een bibliotheek, naast alle nodige materiaal voor terreinwerk. Het dierkundig museum is toegankelijk voor het publiek. De oprichting van het CSB werd mogelijk gemaakt door de steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, met bijdragen van het Federaal Wetenschapsbeleid BELSPO en de Nationale Loterij.
Virunga voortaan vrij
brengt beleidscoherentie in de praktijk Op 23 mei 2014 bevestigden de federale regering, de gemeenschaps- en de gewestregeringen hun verbintenis om coherentie na te streven in het Belgische ontwikkelingsbeleid. lle bestuursniveaus, ook het Europese, moeten hun beleid dus beter op elkaar afstemmen en nagaan welke impact beslissingen op het vlak van milieu, landbouw, economie, handel en financiën, migratie, veiligheid en energie hebben op de internationale ontwikkelingsdoelstellingen.
A
Het mechanisme dat beleidscoherentie moet mogelijk maken voorziet onder meer in een interdepartementale commissie, een adviesraad en een platform van niet-gouvernementele actoren als watch dog. Daarmee wordt België een van de pioniers in het bevorderen van beleidscoherentie in ontwikkelingssamenwerking.
Meer info: www.dg-d.be en www.glo-be.be : Dimensie 3, 2/2013.
© Kim Gjerstad
© Kim Gjerstad
® ULB-crea Patrimoine
aan zet in DR Congo
BELGIË
van olieboringen? In juni 2014 meldde WWF dat het Britse oliebedrijf SOCO afziet van haar olieboringen in het Virungapark. itstekend nieuws voor dit uitzonderlijk stukje natuur in het bergachtige oosten van DR Congo, erkend als UNESCO-Werelderfgoed. Het omvat naast bossen en meren ook moerassen, vulkanen en gletsjers. Qua biodiversiteit is het een topper, met talrijke soorten planten, reptielen, vogels, amfibieën en zoogdieren, waaronder de vermaarde berggorilla’s.
U
Jammer genoeg ligt het Virungapark in een gebied met een zeer hoge bevolkingsdruk: maar liefst 400 inwoners per km². Illegale houtkap en stroperij zijn er schering en inslag. Bovendien had het Britse oliebedrijf SOCO er een concessie om olie te ontginnen. Gelukkig zou de laatste bedreiging nu weggevallen zijn: volgens WWF zal SOCO er geen olieboringen meer uitvoeren, evenmin in andere Werelderfgoedsites. Ook Buitenlandse Zaken heeft haar steentje bijgedragen door de Britse autoriteiten in te lichten over de problematiek.
In april 2014 nog werd de Belgische prins Emmanuel de Merode, directeur van het Virungapark, slachtoffer van een aanslag. SOCO ontkende toen met klem elke betrokkenheid. De Merode is ondertussen opnieuw aan de slag. Doel: van het Virungapark een hefboom maken voor duurzame ontwikkeling voor de omwonende bevolking, onder meer via toerisme. België is bereid om dit soort activiteiten te steunen, zoals het in het verleden al deed met waterkrachtcentrales. CS
ONLINE www.wwf.be
I JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 2014
35
® European Union
EUROPEES JAAR VOOR ONTWIKKELING Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst Een volledig jaar om te sensibiliseren, te debatteren, resultaten te tonen, de band tussen Noord en Zuid te versterken en de betrokkenheid van de burgers voor de ontwikkelingssamenwerking te stimuleren. Dat biedt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking u aan in het kader van dit heel speciale Europese Jaar. Verwacht u aan talloze activiteiten, overal in België, gedurende het hele jaar 2015. #EYD2015
DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN HUMANITAIRE HULP Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be