Economische Berichten
• nr. 39 • 25 september 2015
BESCHAVING, EEN ZIEKTE De sociaaleconomische gevolgen van welvaartsziekten We mogen ons gelukkig prijzen met het langer leven dat de toegenomen welvaart ons heeft gebracht. Maar er is ook een keerzijde aan die welvaart: we kunnen er ziek door worden. Comfort en overvloed maken ons leven aangenaam, maar verleiden ons ook tot slechte leefgewoonten. Via de hart- en vaatziekten, kankers,… die ze veroorzaken, zijn overgewicht, overdadig alcoholgebruik, roken en te weinig lichaamsbeweging verantwoordelijk voor één op drie overlijdens wereldwijd. Ook België scoort op die vlakken niet goed. Het is overigens een misvatting dat fysische beschavingsziekten vooral in rijke landen voorkomen. De kans om erdoor vroeger te sterven ligt in lagere-inkomenslanden zelfs hoger, al komt dat deels door de geringere uitgaven voor gezondheidszorg. Rijke landen kampen wel relatief meer met psychische beschavingsziekten, zoals depressies of slaapproblemen. Als we ook neurologische aandoeningen zoals dementie in rekening brengen, lijdt één op drie volwassenen in Europa en in België aan een of andere psychische stoornis. Beschavingsziekten zorgen voor een verminderde levenskwaliteit voor wie erdoor wordt getroffen en betekenen daarnaast ook een grote maatschappelijke kost in de vorm van zorgopvang en gederfde economische productie. Die jaarlijkse kost van de vijf meest voorkomende ziekten - hart- en vaatziekten, kankers, luchtwegenaandoeningen, diabetes en mentale stoornissen - wordt wereldwijd geschat op bijna 10% van het bbp. Ruim een derde daarvan vloeit voort uit productieverlies (1).
Ziek van welvaart Door de toename van de economische welvaart zijn mensen de afgelopen eeuw wereldwijd veel langer gaan leven (grafiek 1). Bij het begin van de twintigste eeuw bedroeg de wereldgemiddelde levensverwachting bij de geboorte slechts een dertigtal jaar. In de meeste landen bereikte meer dan de helft van de kinderen toen niet eens de leeftijd van vijf jaar. Vandaag bedraagt de wereldgemiddelde levensverwachting circa 70 jaar. In België is dat 79 jaar voor mannen en 83 jaar voor vrouwen. Deze spectaculaire verbetering werd gerealiseerd dankzij betere voeding, hygiëne en gezondheidszorg enerzijds en gunstigere werkomstandigheden anderzijds.
kunnen er ziek door worden. Comfort en overvloed maken ons leven aangenaam, maar verleiden ons ook tot slechte leefgewoontes. Zo is voedsel tegenwoordig zo overvloedig voorhanden dat mensen teveel en ongezond eten. Tegelijk zorgen de afname van handenarbeid, het autogebruik en het leven in de stad ervoor dat we van nature uit nog maar weinig bewegen. Verder zijn onze gedragingen nefast voor de leefomgeving via allerhande vervuiling die ze veroorzaken. Ten slotte worden onze samenleving en economie alsmaar complexer. Veranderingen volgen elkaar in versneld tempo op, waardoor mensen zich steeds meer belast voelen en de combinatie werkgezin-vrije tijd nog maar moeilijk aankunnen. Belangrijk in die context is ook het losser worden van familiale en sociale banden, die alsmaar minder fungeren als stressbuffers.
Er is evenwel ook een keerzijde aan de welvaartstoename: we 1
Economische Berichten
Grafiek 1 - Welvaart en levensverwachting wereldwijd en in België 90
1650 1450
Volle lijn = wereld Stippellijn = België
1250
80 70
1050
60
850
50
650 40
450
30
250 50
1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 Reëel bbp per capita (wereld 1900 = 100, linkse schaal) Levensverwachting (in jaren, bij geboorte, rechtse schaal)
20
te brengen. Bepaalde ziekten kunnen overigens tegelijk ook door niet-beschavingsgerelateerde factoren, zoals genetische voorbestemdheid, mee worden veroorzaakt. Het is dan moeilijk om de rol van onze leefwijze of -omgeving precies af te lijnen. Die onduidelijkheid heeft ook de neiging doen ontstaan om ‘alles en nog wat’ als beschavingsziekte te bestempelen, hoewel het oorzakelijk verband met ons gedrag of onze omgeving niet altijd duidelijk is. Dat is onder meer het geval voor borstkanker, schizofrenie, dementie, postnatale depressie en ADHD. Ten slotte kan de registratie van meer beschavingsziekten ook een schijnbare toename betreffen, omdat artsen deze aandoeningen beter zijn gaan (h)erkennen, de drempel van medische hulp zoeken is verlaagd of omdat patiënten, onder meer via de media en het internet, beter zijn geïnformeerd.
Fysische beschavingsziekten
Bron: Madisson (1995), OESO (2014), IMF database
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) benadert de problematiek vanuit een ruim perspectief en spreekt van ‘niet-overZiekten die het gevolg zijn van onze leefstijl en -omgeving draagbare aandoeningen’ (non communicable diseases, NCD’s). is men beschavings- of welvaartsziekten gaan noemen. Zij Zij focust daarbij in hoofdzaak op vier frequent voorkomende zijn verbonden met de manier waarop we onze moderne fysische aandoeningen: hart- en vaatziekten, kankers, luchtwesamenleving en economie hebben ingericht en ons daarin genaandoeningen en diabetes. De jongste jaren besteedt de gedragen. Het gaat met andere woorden om ziekten die door WHO daarnaast ook meer aandacht aan psychische stoornisde mens zelf zijn veroorzaakt en dus grotendeels vermijdbaar sen (zie verder in dit artikel). Merk dat de band tussen NCD’s zijn (vandaar het Engelse man-made diseases). Zij vormen een en wat men traditioneel onder beschavingsziekten verstaat heterogene groep van vier categorieën - ziekten waar de mens aan de basis aandoeningen. Een eerste is voedingsvan ligt -, niet perfect is omdat geen Fysische beschavingsziekten waren in gerelateerd, waaronder hart- en vaatonderscheid wordt gemaakt naar de 2012 verantwoordelijk voor 68% van ziekten, kankers, diabetes en cariës. oorzaken van de ziekten. De hierna alle sterfgevallen wereldwijd, tegenEen tweede groep houdt verband met vermelde WHO-cijfers zijn, in de mate over 59% in 2000. onze zittende levensstijl, zoals reuma dat ook andere oorzaken spelen zoals en lage rugpijn. Een derde is te wijten erfelijke factoren, dus eerder een overaan milieuvervuiling, die onder meer luchtwegenaandoeningen schatting van het voorkomen van beschavingsziekten. (allergieën en astma) en bepaalde kankers veroorzaakt. Een laatste groep betreft psychische stoornissen, zoals een burnFysische NCD’s zijn veruit de belangrijkste doodsoorzaak in de out, depressie of slaapproblemen. wereld. In 2012 waren zij volgens de WHO verantwoordelijk voor 68% van alle sterfgevallen, tegenover 59% in 2000. Dat Beschavingsziekten laten zich niet altijd eenduidig in die hokNCD-ziekten en -sterfgevallen meer voorkomen, ligt deels jes onderbrengen. Veel ziektebeelden hebben verschillende voor de hand: naarmate mensen een hogere leeftijd bereiken, gedragsgerelateerde oorzaken of kunnen mekaar versterken. worden verouderingsgerelateerde aandoeningen frequenter. Zo vinden ziekten verbonden aan voeding vaak ook hun oorVandaar dat de WHO ook focust op de leeftijdsgroep benesprong in te weinig bewegen. Ook zijn er ziekten met een den 70 jaar. In die groep waren NCD’s in 2012 nog altijd goed gemengd fysisch en psychisch karakter, zoals anorexia, slaapvoor 52% van alle wereldwijde sterftes (2). Van alle NCDstoornissen of het chronisch vermoeidheidssyndroom. Mentale gerelateerde sterfgevallen betroffen vier op tien vroegtijdige problemen verminderen doorgaans de weerstand en fitheid sterftes vóór de leeftijd van 70 jaar, één op vier vóór de leeftijd van het lichaam en werken zo andere ziekten in de hand. van 60 jaar. Volgens de WHO zou een ruime meerderheid daarMensen met stress of depressies hebben bovendien veelal de van kunnen worden voorkomen. Hart- en vaatziekten (37%), neiging ongezonder te eten, meer te roken en drinken en minkankers (27%) luchtwegenaandoeningen (8%) en diabetes der te bewegen, wat het risico op kanker, nierziekten,… kan (4%) zijn samen verantwoordelijk voor ruim drie kwart van alle verhogen. Omgekeerd, lokken zware fysische ziekten vaak ook wereldwijde NCD-sterfgevallen vóór de leeftijd van 70 jaar. mentale problemen uit. Het is een misvatting dat beschavingsziekten vooral in hogeDoor hun meervoudige, complexe oorzaak is het in de praktijk inkomenslanden voorkomen. Voor NCD’s is eerder het omgemoeilijk om de omvang van beschavingsziekten precies in kaart keerde waar (grafiek 2). Om de ernst van welvaartsziekten
2
Grafiek 2 - Verband tussen nationaal inkomen en sterftekans door NCD’s
Grafiek 3 - Verband tussen uitgaven gezondheidszorg en sterftekans door NCD’s 45 Sterftekans door NCD’s vóór leeftijd van 70 jaar (2012)
Sterftekans door NCD’s vóór leeftijd van 70 jaar (2012)
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
40 35 30 25 20 15 10 5 0
0
10000 20000 30000 40000 50000 60000 70000 80000 Bruto Nationaal Inkomen per capita (in USD KKP, 2012)
0
2 4 6 8 10 12 14 16 18 Totale uitgaven voor gezondheidszorg (in % van bbp, 2012)
tussen landen te vergelijken, berekent de WHO de kans dat een 30-jarige vóór zijn of haar 70ste verjaardag zal overlijden aan één van de vier belangrijkste NCD’s (3). In de Europese Unie (14,6%), de VS (14,3%) en vooral Japan (9,3%) ligt die lager dan gemiddeld in de wereld (19%). In de groep van lage- en middeninkomenslanden ligt zij gemiddeld hoger. Zuidoost-Azië is met 25% de negatieve uitschieter. In een tiental lage- of middeninkomenslanden, waaronder Rusland, bedraagt de kans zelfs 30% of meer. Dat NCD-gerelateerde sterfgevallen in lagere-inkomenslanden meer voorkomen, komt doordat de uitgaven voor gezondheidszorg er veelal lager liggen (grafiek 3). Bovendien gedragen mensen zich er ongezonder, omdat ze minder middelen hebben om gezond te leven maar ook omdat informatie over (on)gezond leven hen moeilijker bereikt en ze die moeilijker kunnen verwerken. Dat verklaart waarom er bijvoorbeeld nog vaker wordt gerookt. Ook binnen de groep van hoge-inkomenslanden zijn er grote verschillen inzake sterftekans als gevolg van NCD’s vóór de leeftijd van 70 jaar (grafiek 4). Zwitserland en Japan scoren het best. Binnen de Europese Unie hebben de Centraal- en OostEuropese lidstaten een beduidend hoger percentage. Vooral de Baltische Staten, Bulgarije en Hongarije doen het slecht. België scoort beter dan het EU-gemiddelde. In 2012 waren acht op tien overlijdens in België te wijten aan NCD’s. Bijna een kwart betrof vroegtijdige sterftes vóór de leeftijd van 70 jaar. Mannen scoren slechter dan vrouwen: 29% van alle NCD-sterftes vond bij hen plaats beneden de leeftijd van 70, tegenover 17% bij vrouwen. Een andere misvatting is dat de kans om vroegtijdig aan NCD’s te sterven toeneemt. De wereldwijde sterftekans door NCD’s vóór de leeftijd van 70 jaar viel namelijk terug van 23% in 2000 tot 19% in 2012, in België van 16% tot 12%. Vooral het sterfterisico door hart- en vaatziekten verminderde fors, dankzij betere bloeddrukcontrole, effectieve cholesterol- en
Bron: WHO
bloeddrukverlagende geneesmiddelen en de betere behandeling van hartproblemen (bijv. overbruggingen). Grafiek 5 toont voor België de historische evolutie van het aandeel van de op dit ogenblik vijf belangrijkste doodsoorzaken in de totale sterfte, aangevuld met dat van infectieziekten om aan te tonen dat dit de voorbije anderhalve eeuw fel is afgenomen. In de jaren 90 piekte het aandeel van hart- en vaatziekten op 36% van alle sterftes, tegenover ‘nog maar’ 29% in 2012. Hart- en vaatziekten blijven niettemin de belangrijkste doodsoorzaak, op de voet gevolgd door kankers. Het aandeel van luchtwegenaandoeningen is sinds de jaren 70 wel hoger komen te liggen, voornamelijk te wijten aan longontstekingen. Ondanks het lagere risico om vroegtijdig aan fysische NCD’s te sterven, zal de wereldwijde vergrijzing van de bevolking ervoor zorgen dat het totaal aantal NCD-sterftes verder fors zal oplopen. NCD’s treffen mensen in de oudere leeftijdscategorieën Grafiek 4 - Sterftekans door NCD’s vóór de leeftijd van 70 jaar (in %, 2012)
25 20 15 10 5 0
Zwitserland Japan Cyprus Italië Zweden Noorwegen Spanje Ierland Finland Frankrijk Luxemburg Malta Oostenrijk VK België Nederland Duitsland Slovenië Griekenland Denemarken VS Tsjechië Estland Slowakije Polen Litouwen Bulgarije Hongarije Letland
Bron: WHO, Wereldbank
Bron: WHO
3
Economische Berichten
Grafiek 5 - Aandeel van doodsoorzaken in de totale sterfte in België
Grafiek 6 - Ongezonde leefstijl in België vs. de Europese Unie (2014, in % van de volwassen bevolking)
(in %)
100
50
90
45
80
40
70
35
60
30
Malta Oostenrijk
VK
25
50
Slovenië
20
40
Oostenrijk
15
30
Estland
10
20
5
10 0 1870
Griekenland
0 1890
1910
Infectieziekten Kankers Hart- en vaatziekten
1930
1950
1970
1995
Luchtwegenaandoeningen Ziekten zenuwstelsel Ziekten spijsverteringsstelsel
Roken
2012 Andere
Bron: De Vos (2006), FOD Economie
immers relatief meer. De WHO voorspelt dat het jaarlijks aantal doden als gevolg van NCD’s wereldwijd zal toenemen van 38 miljoen in 2012 tot 52 miljoen in 2030 (4). In 2030 zullen NCD’s verantwoordelijk zijn voor 74% van alle sterfgevallen, tegenover 68% in 2012.
Hoe ongezond we leven
Italië
Gemiddelde EU België
Zwaar episodisch dinken (*)
Obesitas (**)
Te weinig beweging (***)
Hoogste cijfer in EU Laagste cijfer in EU
(*) Minstens 60 gram pure alcohol tijdens minstens één gelegenheid de voorbije 30 dagen (**) BMI groter of gelijk aan 30 (***) Minder dan 150 minuten matige tot intense fysieke activiteit per week Bron: WHO
ligt de consumptie ervan per hoofd driemaal hoger en het problematisch gebruik bij drinkers tweemaal hoger dan in lagere-inkomenslanden. Uitgaande van de pure-alcoholconsumptie per hoofd van de bevolking scoort België met 11 liter gemiddeld in Europa. Het problematisch gebruik, in de vorm van zwaar ‘episodisch drinken’ (d.w.z. veel glazen bij dezelfde gelegenheid), ligt in ons land wel veel hoger. Ook het deel van de bevolking dat dagelijks drinkt (14%) ligt relatief hoog en neemt toe (was 8% eind de jaren 90).
Slechte voedingsgewoonten, overdadig alcoholgebruik, roken en te weinig lichaamsbeweging zijn belangrijke determinanten van fysische beschavingsziekten (grafiek 6, zie ook kader blz. 5) (5). Volgens de WHO waren zij in 2012 verantwoordelijk voor één op drie overlijdens wereldwijd. Met 11% Aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, kankers, diabetes, van de overlijdens is tabak de grootste boosdoener. Roken is de gewrichtsklachten, botontkalking,… worden vaak geassocibelangrijkste risicofactor voor de ontwikkeling van longkanker, eerd met voeding. Vooral overgewicht is zorgwekkend (7). luchtwegenaandoeningen en ischemische hartziekten (6). Het Gezondheidsrisico’s nemen sterk toe vanaf een Body Mass gaat niet enkel om zelf roken: één op tien die sterft door tabak Index van 25 (BMI, d.i. de verhouding tussen lichaamsgewicht doet dat als gevolg van onrechtstreeks en het kwadraat van de lichaamsinademen van rook. 22% van alle vollengte). Bij een BMI boven 30 treedt Slechte voedingsgewoonten, overdawassenen wereldwijd rookt, mannen obesitas op. Overgewicht veroorzaakt dig alcoholgebruik, roken en te weinig (37%) significant meer dan vrouwen ruim 6% van alle wereldwijde sterflichaamsbeweging waren in 2012 ver(7%). In hoge-inkomenslanden roken tes. Volgens de WHO neemt obesitas antwoordelijk voor één op drie overlijmannen minder, maar vrouwen meer alsmaar meer epidemische proporties dens wereldwijd. dan in lagere-inkomenslanden. Het aan: in nagenoeg alle landen is een aantal rokers nam er de voorbije dertig toename waarneembaar. In 2014 leed jaar af, vooral dankzij preventiecampagnes. Ook in België was 38% van de volwassen mannen en 40% van de vrouwen in de dat het geval: ons land telt nu 27% rokers onder de volwaswereld aan overgewicht. 11% respectievelijk 15% is obees, een senen (32% bij mannen, 21% bij vrouwen), tegenover 40% bij verdubbeling sinds 1980. Obesitas komt in hoge-inkomenslanhet begin van de jaren 80. den tweemaal zoveel voor als in lagere-inkomenslanden. Het probleem is het grootst op het Amerikaanse continent (27% Hoewel minder dan roken, is ook alcoholgebruik met 6% van van de bevolking), het kleinst in Zuidoost-Azië (5%). België alle overlijdens een belangrijke doodsoorzaak in de wereld. (20%) scoort beter dan het Europese gemiddelde (23%), maar Ruim de helft daarvan zijn gelinkt aan NCD’s, vooral hart-, ook bij ons gaat het aantal obese patiënten in stijgende lijn. vaat- en leverziektes en diabetes, de rest aan verkeersongevallen, geweld of acute intoxicatie. In tegenstelling tot tabak is er Slechte eetgewoontes gaan doorgaans samen met slecht bij alcohol een band met welvaart: in hoge-inkomenslanden bewegingsgedrag. Onvoldoende lichaamsbeweging verhoogt
4
Ongezond leven, waarom we het doen Waarom maken welvarende mensen keuzes die tot beschavingsziekten aanleiding geven? Het antwoord op die vraag is terug te brengen tot de begrensde rationaliteit en het systematisch irrationeel gedrag van burgers. Die houden in dat beslissingen en handelingen van individuen, naast rationale overwegingen, voortdurend worden gedreven door cognitieve beperkingen, prikkels, emoties en de heersende sociaal-culturele context. Zij kiezen daarom niet altijd rationeel voor het alternatief dat hen objectief gezien het meeste nut oplevert - in casu: een zo gezond en lang mogelijk leven -, maar voor het gedrag waartoe ze geprikkeld worden, dat ze gewend zijn of dat bevredigend is in de concreet voorliggende situatie. Los daarvan liggen specifiek voor voedingsgewoonten ook genetische en verslavingsfactoren aan de basis van ongezond leven. Bij keuzes van individuen weegt het heden doorgaans sterker door dan de toekomst. Wanneer mensen worden gevraagd wat ze het liefst hebben, 100 euro nu of 110 euro over een jaar, dan zullen velen dat geld liever nu willen. Mensen hebben ook de neiging om in de toekomst gelegen risico’s als minder bedreigend te ervaren en er dus minder rekening mee te houden. Zij onderschatten vaak de gevolgen van hun eigen handelen en menen dat ze vergeleken met anderen minder kans hebben op tegenslag, zoals een verkeersongeluk of een echtscheiding. Dergelijke houding vertaalt zich ook op het vlak van gezondheid. De ‘opbrengst’ van ongezond gedrag - de directe
het risico van hartziekten, bepaalde kankers, diabetes en rugklachten. Ze werkt bovendien negatief voor het algemeen welbevinden en verhoogt zodoende ook het risico van depressies (zie verder). Wereldwijd voldoen bijna een kwart van de volwassenen (20% van de mannen en 27% van de vrouwen) niet aan de WHO-aanbeveling van minstens 150 minuten matige tot intense fysieke activiteit per week (sporten, wandelen, dansen, tuinieren,,…). Niet toevallig is het probleem zoals bij obesitas het grootst op het Amerikaanse continent (32% voldoet niet aan de aanbeveling) en het kleinst in ZuidoostAzië (15%). België doet het, ook in Europees perspectief, niet goed: 32% van de mannen en 43% van de vrouwen beweegt volgens de WHO te weinig. In België peilt het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid sinds 1997 naar de leefstijl van de Belgen. De cijfers komen niet exact overeen met die van de WHO, maar geven toch een gelijkaardig beeld. Er wordt vandaag minder gerookt, maar meer gedronken dan eind de jaren 90. Er is een neiging tot meer bewegen, maar het aantal obese volwassen nam toe (grafiek 7). Vlamingen scoren inzake roken, alcoholgebruik, lichaamsbeweging en -gewicht telkens opvallend beter dan Walen. De enquêtecijfers geven de toestand weer vanuit het standpunt van de personen zelf en zijn dus enigszins subjectief. Uit het detail van de bevraging valt op dat Belgen het
behoeftebevrediging van bijvoorbeeld vetrijk eten of roken - is direct voelbaar, terwijl de ‘kosten’ (hart- en vaatziekten, longkanker,…) zich pas op lange termijn aandienen (8). Mensen denken verder al snel dat ze verstandiger eten of minder drinken dan anderen, en dus minder risico lopen op gezondheidsproblemen, al is dat vaak niet zo. Ons verzekeringsstelsel en brede aanbod van goede gezondheidszorg voeden ten slotte ons averechts gedrag, in de zin dat ze de gevolgen van ongezond leven zo goed mogelijk opvangen. Ook prikkels en emoties hebben een grote invloed op de keuzes die wij maken. De meeste mensen weten rationeel gezien wel dat roken, fastfood, weinig bewegen,… ongezond zijn, maar reclameprikkels, sociale druk of een gebrek aan wilskracht en tijd houden hen tegen om een gezonde leefstijl aan te nemen. Ook zitten mensen vaak in vastgeroeste patronen en kiezen ze voor datgene dat ze gewoon zijn of rondom zich zien gebeuren. Verder zijn kwetsbare groepen (kinderen, jongeren, laaggeschoolden en sociaalzwakkeren) meer gevoelig voor welvaartsziekten, omdat zij doorgaans (nog) niet het cognitieve vermogen bezitten om bij elke beslissing alle mogelijke alternatieven en argumenten tegen elkaar af te wegen. Dat alles verklaart waarom we, ondanks een stroom aan objectieve informatie en grote campagnes, er moeilijk in slagen om een gezonde voeding en levensstijl tot een maatschappelijke standaard te maken.
voorbije anderhalve decennium wel meer zijn gaan bewegen en gezonder zijn gaan eten (meer fruit, groenten, bruin brood, vis,…), maar toch meer aan overgewicht zijn gaan lijden. Een mogelijke verklaring voor deze paradox is dat een toenemend aantal mensen hun ‘gezond eten’ en ‘voldoende bewegen’ overschatten, omdat dit soort gedrag steeds meer als sociaal wenselijk wordt aanzien (9). Grafiek 7 - Gezondheidsgedrag en leefstijl in Vlaanderen en Wallonië (in % van de bevolking ouder dan 15)
45
Volle lijn = Vlaanderen Stippellijn = Wallonië
40 35 30 25 20 15 10 5 0 1997
2001
2004
2008
2013
Rokers Obesitas (in % bevolking > 18 jaar) Dagelijks alcoholgebruik Gezondheidsrisico door gebrek aan lichaamsbeweging in vrije tijd Bron: Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid
5
Economische Berichten
Mentale stoornissen
Grafiek 8 - “Voelde u zich de voorbije maand depressief?” (som van % antwoorden “steeds” en “meestal”)
14 12 10 8 6 4 2 0
Italië Litouwen Portugal Letland Polen Hongarije Cyprus België Malta Griekenland Bulgarije Spanje Frankrijk Estland Oostenrijk Tsjechië VK Luxemburg Duitsland Slowakije Finland Nederland Slovenië Denemarken Zweden Ierland
De WHO definieert mentale gezondheid als de situatie van welbevinden waarin een individu zijn capaciteiten ten volle kan benutten, kan omgaan met de normale stress van het leven en productief kan bijdragen aan de samenleving. Daarbij zijn vijf factoren sterk bepalend: onze kindertijd, de hoeveelheid zorgen en angst die we ervaren, de kwaliteit van onze familiale en sociale relaties, de bereikte status en de mate waarin we zelf controle hebben over ons leven en werken. In de praktijk hebben mentale problemen vaak te maken met een onevenwichtigheid tussen draagkracht en draaglast van een persoon, waarbij beide worden beïnvloed door factoren die men niet altijd zelf in de hand heeft (werk, gezin, verliessituaties, erfelijke aanleg, vermoeidheid,…). Veel van die factoren zijn gerelateerd aan de snel veranderende en veeleisende samenleving en economie. De onevenwichtigheid uit zich concreet in stemmings-, angst-, verslavings- en andere stoornissen, met als ziektebeelden: depressie, borderline, schizofrenie, alcoholverslaving… In ruime zin voegt de WHO doorgaans ook neurologische aandoeningen, zoals dementie, alzheimer en multiple sclerosis, aan de lijst van mentale stoornissen toe. Daarbij is niet altijd duidelijk of en, zo ja, in welke mate onze leefstijl en -omgeving een rol spelen.
2005
2010
Bron: Eurobarometer
lijk. Zij wijst zelfs op een opkomende epidemie van psychische problematiek. De toename zou wel voor een groot deel toe te schrijven zijn aan het stijgend aantal dementen, op zich een gevolg van de oplopende levensverwachting. De vergrijzing van de bevolking zou ervoor zorgen dat het aantal personen met dementie wereldwijd tegen 2030 verdubbelt. De OESO is voorzichtiger en wijt de waargenomen toename van mentale stoornissen nagenoeg volledig aan een betere (h)erkenning van problemen, een betere invulling van het geestelijkezorgaanbod en het sneller professioneel hulp zoeken door patiënten.
De grote verscheidenheid en vele oorzaken staan de precieze meting van mentale problemen in de weg. Volgens een ruwe WHO-schatting lijden wereldwijd een half miljard mensen (één op veertien) aan een of andere mentale stoornis. Uit nauwkeurigere ramingen voor Europa blijkt dat daar ruim één op drie volwassenen kampt met mentale problemen (inclusief neuroloVoor die factoren kunnen we deels corrigeren door niet op gische aandoeningen zoals dementie) (10). Mentale stoornissen zoek te gaan naar het aantal mentaal zieken, maar te peilen maken samen zo’n kwart van alle zieknaar het mentale ‘onwelzijn’ onder tes uit. Vooral depressies, angstaanvalde bevolking. De Europese Commissie Ruim één op drie volwassenen in len en slaapproblemen komen vaak bevroeg de bevolking van de lidstaEuropa kampt met mentale problevoor. Vergelijkingen tussen landen zijn ten in 2005 en 2010 naar de mate men. Mentale stoornissen maken zo’n evenmin eenvoudig, gezien verschilwaarin ze zich depressief voelt. Uit kwart van alle ziektes uit. len in leefcultuur en voorzieningen de enquêtes blijken grote verschillen inzake geestelijke gezondheidszorg. tussen landen qua percentage, maar Nationale studies sluiten neurologische aandoeningen veelal is geen eenduidige toename van de problematiek af te leiden uit, zodat zij op lagere cijfers uitkomen. Zij benaderen het (grafiek 8). Men zou verwachten dat de recente financieelprobleem bovendien vaak vanuit de optiek van lifetime-prevaeconomische crisis via een toename van de werkloosheid en lentie, d.w.z. hoeveel mensen ooit in hun leven een mentale armoede ook tot meer psychische problemen zou hebben stoornis doormaakten. Volgens de veel geciteerde European geleid, maar dat is niet eenduidig het geval. Study in Epidemiology of Mental Disorders uit 2004 zijn dat er in Europa, naargelang het land, tussen één op tien en één op Voor België brengt het Wetenschappelijk Instituut voor de vier, voor België 28% (11). Mentale stoornissen komen vaak Volksgezondheid het psychisch onwelzijn regelmatig in kaart samen voor: van degenen die ooit een mentale stoornis doorop basis van enquêtes (grafiek 9). Uit de jongste bevraging van maakten, had ruim één op drie meer dan één stoornis. 2013 bleek dat bijna één op drie personen ouder dan 15 jaar op dat ogenblik matige tot ernstige psychische problemen had. Het blijft onduidelijk of mentale stoornissen significant toeneDat is weliswaar een stijging tegenover de vorige enquêtes, men en, zo ja, in welke mate onze manier van leven en werken maar ongeveer evenveel als in 1997. Volgens het Instituut zou daarvoor verantwoordelijk zijn. Meestal ontbreken goede tijdin 2013 15% van de bevolking ouder dan 15 jaar depressieve reeksen om definitieve uitspraken te doen. Volgens de WHO is gevoelens kennen, 10% angststoornissen hebben en 30% de wereldwijde toename van mentale ziekten ontegensprekeproblemen met slapen. Telkens is dit een significante toename
6
Grafiek 9 - Evolutie psychische stoornissen in België (in % van de bevolking ouder dan 15)
35 30 25 20 15 10 5 0 1997
2001
Depressieve gevoelens (*) Angststoornissen (*)
2004
2008
2013
Slaapproblemen (*) Totaal psychische stoornissen
(*) Geen cijfers voor 1997 beschikbaar Bron: Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid
tegenover 2008. De stoornissen komen bij vrouwen vaker voor dan bij mannen. 16% van de ondervraagde personen in 2013 neemt psychotrope geneesmiddelen, veelal slaap- en kalmeermiddelen (13%) en antidepressiva (8%).
mentale stoornis zouden ook tweemaal meer kans maken om obees te zijn. Omgekeerd lokken zware ziektes vaak ook mentale problemen uit, niet zelden bij ouderen. Een andere belangrijke oorzaak van vroegtijdige sterfte bij patiënten met mentale ziektes is het relatief vaak voorkomen van zelfmoorden. Volgens de WHO plegen wereldwijd elk jaar zo’n 800.000 mensen zelfmoord (d.i. 1,5% van alle sterfgevallen). Voor elke dode door zelfmoord zouden er ook meer dan twintig zelfmoordpogingen zijn. De voorbije halve eeuw is zelfmoord onder de bevolking met ruim de helft toegenomen. Negen van de tien personen die tot zelfdoding overgingen, leden vooraf aan een psychische stoornis. In de hoge-inkomenslanden ligt het aantal zelfmoorden relatief hoog. In de Europese Unie, de VS en Japan bedroeg de zelfmoordgraad in 2012 respectievelijk 10,7, 12,1 en 18,5 per 100.000 burgers, tegenover een wereldgemiddelde van 9,7. Binnen Europa bestaan evenwel grote verschillen (grafiek 10). België scoort met 14,2 vrij slecht. Andere bronnen, waaronder Eurostat, geven licht andere cijfers, maar bevestigen de relatief hoge graad in België. Het aantal zelfmoorden vertoont wel algemeen een licht dalende trend (grafiek 11) (12).
Economische gevolgen
Net als bij de hoger vermelde fysische beschavingsziekten (NCD’s) zorgen ook psychische ziekten voor een hogere sterftekans dan die gemiddeld onder de bevolking. Niet zelden sterven mensen met mentale stoornissen tot twintig jaar vroeger dan gemiddeld. Een belangrijke oorzaak is dat mentale problemen doorgaans de weerstand en fitheid van het lichaam verminderen en zo andere ziekten in de hand werken. Mensen met depressies en stress hebben bovendien veelal de neiging ongezonder te eten, meer te roken en drinken en minder te bewegen, wat het risico op fysische NCD’s (hart- en vaatziekten, kankers, diabetes,…) verhoogt. Studies voor de Verenigde Staten wijzen uit dat drie kwart van de mensen met een mentale stoornis er ook verslaafd zijn aan tabak. Mensen met een
Welvaart bracht ons de afgelopen eeuw niet alleen een langer en beter leven. Omgekeerd droegen een langere levensverwachting en betere gezondheid bij tot de gerealiseerde welvaartsgroei (13). Een langlevende en gezonde bevolking beïnvloeden de arbeidsparticipatie en het human capital die een economie nodig heeft bij de productie van goederen en diensten. Beschavingsziekten kunnen dat doorkruisen. Vanwege het absenteïsme (werkverzuim en arbeidsongeschiktheid) of presenteïsme (het zich niet goed voelen op het werk) die ermee gepaard gaan, zijn zij vooral een bron van productiviteitsverlies. Naast gederfde productie en inkomen vergen beschavingsziekten ook veel financiële middelen inzake zorgopvang en hebben
Grafiek 10 - Aantal zelfmoorden in Europa, de VS en Japan
Grafiek 11 - Zelfmoordgraad in de Europese Unie (per 100.000 inwoners)
(per 100.000 inwoners, 2012)
50 40 30 20 10
Griekenland Cyprus Italië Spanje Malta Nederland VK Luxemburg Denemarken Noorwegen Zwitserland Duitsland Slowakije Bulgarije Ierland Zweden VS Oostenrijk Frankrijk Slovenië Tsjechië Estland België Finland Litouwen Letland Polen Japan Hongarije
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
0
Bron: WHO
1994
96
98
België Gemiddelde EU
2000
02
04
06
08
10
12
Hoogste cijfer EU Laagste cijfer EU
Bron: Eurostat
7
Economische Berichten
zij een belangrijke kost in termen van een verminderde levenskwaliteit voor degenen die erdoor worden getroffen. De ‘last’ van ziekten wordt veelal uitgedrukt in DALY’s (DisabilityAdjusted Life Years). Die geven het gezondheidsverlies weer in termen van verloren gezonde levensjaren, door vroegtijdig overlijden enerzijds en door het leven met ziekte anderzijds. Volgens de WHO was in 2012 wereldwijd 55% van alle verloren gezonde levensjaren te wijten aan niet-overdraagbare aandoeningen (fysische en psychische NCD’s), tegenover 45% in 2000 (grafiek 12). Daarbij vormen hart- en vaatziekten de groep met het hoogste aantal DALY’s, gevolgd door kankers, mentale stoornissen, luchtwegendoeningen en diabetes. Een groot deel van alle aan fysische NCD’s te wijten DALY’s is terug te brengen tot onze leefstijl- en omgeving: 8,5% is gerelateerd aan milieuvervuiling, eveneens 8,5% aan hoge bloeddruk, cholesterol en diabetes, 4,4% aan overgewicht en te weinig bewegen en 4,6% respectievelijk 3,7% aan alcohol en tabak.
Grafiek 12 - Gezondheidsverlies volgens oorzaak (aantal DALY’s per 1.000 burgers)
500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0
2000 2012 Hoge-inkomenslanden
2000
2012 Lage- en middeninkomenslanden Niet-overdraagbare ziekten (NCD’s, excl. mentale ziekten) Mentale ziekten Verwondingen Overdraagbare en (peri)natale ziekten
Bron: WHO
Gezien het minder voorkomen van overdraagbare ziekten in hoge-inkomenslanden, ligt het relatieve belang van NCD’s in zou dat bedrag verdubbelen tot 13.000 miljard dollar. het aantal verloren gezonde levensjaren er hoger dan in lageen midden-inkomenslanden. De kans om vervroegd aan NCD’s Door zijn veelzijdige maatschappelijke en economische impact te sterven ligt wel lager in hoge-inkomenslanden (zie boven), kreeg vooral obesitas de voorbije jaren in de literatuur veel maar doordat mensen er langer leven met NCD’s (onder meer aandacht. De meeste studies concentreren zich op de directe door de betere gezondheidszorg) en een langere levensverkosten inzake gezondheidszorg. Die houden verband met wachting hebben, ligt het absolute aantal aan NCD’s toe te de behandeling van door obesitas veroorzaakte aandoeninschrijven DALY’s er toch hoger dan gen, zoals hart- en vaatziekten, kanin lage- en middeninkomenslanden. De jaarlijkse kost van beschavingsker, diabetes en gewrichtsproblemen. Grafiek 13 toont dat er in de Europese ziekten wordt geschat op wereldwijd In de meeste hoge-inkomenslanden Unie tussen lidstaten vooral grote ver- bijna 10% van het bbp. Ruim een bedragen de kosten van overgewicht schillen bestaan inzake het aantal ver- derde daarvan vloeit voort uit producen obesitas 1,5 tot 3% van de totale loren gezonde levensjaren veroorzaakt tieverlies. zorgkosten (15). De VS en Japan vallen door fysische NCD’s. Vooral hart- en daarbuiten, met beduidend hogere vaatziekten zijn hiervoor verantwoor(circa 7%) respectievelijk lagere (mindelijk. De Centraal- en Oost-Europese landen scoren daarbij het der dan 0,5%) kosten. In België bedraagt het aandeel 3%, wat slechtst. België neemt een middenpositie in.
8
Grafiek 13 - Aantal DALY’s te wijten aan niet-overdraagbare ziekten (NCD’s) (per 1.000 burgers, 2004)
180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
Bulgarije Hongarije Letland Estland Roemenië Litouwen Slowakije Polen Tsjechië Denemarken Slovenië Portugal VK Duitsland België Finland Oostenrijk Frankrijk Luxemburg Griekenland Nederland Cyprus Zweden Ierland Italië Spanje Malta
Om de economische kost van beschavingsziekten te kwantificeren, zijn er verschillende methodes. De Value of Lost Output-benadering raamt de gederfde economische productie als gevolg van beschavingsziekten uitgaande van het aantal DALY’s. Volgens een gezamenlijke studie van de Harvarduniversiteit en het Wereld Economisch Forum veroorzaken de vijf meest voorkomende beschavingsziekten (hart- en vaatziekten, kankers, luchtwegenaandoeningen, diabetes en mentale stoornissen) een jaarlijks productieverlies van bijna 4% van het wereld-bbp (14). Hart- en vaatziekten en mentale stoornissen nemen daarvan samen 70% voor rekening. De zogenoemde Cost of Illness-benadering brengt naast het productieverlies ook de directe medische kosten in rekening. Volgens de vermelde studie bedroeg die totale directe en indirecte kost voor de vijf vermelde beschavingsziekten in 2010 wereldwijd bijna 10% van het wereld-bbp (grafiek 14). Dat komt overeen met circa 6.300 miljard dollar. Tegen 2030
Hart- en vaatziekten Overige fysische NCD’s Bron: WHO
Mentale stoornissen
Grafiek 14 - Wereldwijde kost van beschavingsziekten (in % van het wereld-bbp in 2010)
12 10 8 6 4 2 0
2010 2030 Fysische NCD’s
2010 2030 Psychische ziekten
Directe medische kosten Indirecte kosten (vnl. gederfde economische productie) Bron: Harvard en WEF (2011)
overeenkomt met een jaarlijkse kost aan de ziekteverzekering van bijna 1 miljard euro. In principe is het dus mogelijk om dat bedrag door preventie van overgewicht te besparen. Bij effectieve preventie zullen in de verre toekomst de zorgkosten evenwel opnieuw stijgen, omdat de levensverwachting toeneemt. Overgewicht hindert mensen in hun beweging en bezigheden. Naast de directe kost veroorzaakt obesitas daarom ook indirecte productiviteitsverliezen door ziekteverzuim, presenteïsme of de definitieve uittreding uit de arbeidsmarkt. Het ab- en presenteïsme zou bij obese werknemers bijna dubbel zo hoog liggen. In België is een werknemer met obesitas gemiddeld 4 à 5 dagen per jaar extra afwezig, bovenop de 7 dagen ziekteafwezigheid van een gemiddelde werknemer. Belgische bedrijven verliezen daardoor jaarlijks zo’n half miljard euro (d.i. 0,1% van het bbp) (16). In de VS bedraagt de jaarlijkse gederfde productiviteit door overgewicht 0,4% van het bbp (17). Sociaaleconomisch is de werkelijke indirecte kost van obesitas allicht hoger dan deze cijfers doen vermoeden. Obesitas is immers nadelig op andere vlakken dan werkverzuim alleen, zoals de positie van werknemers op de arbeidsmarkt (moeilijker werk vinden, gemiddeld lager inkomen, moeilijker doorstromen naar hogere functies,…), schoolprestaties (kinderen met overgewicht worden vaker geconfronteerd met lagere eigenwaarde, pesten, schoolverzuim,…) en de algemene levenskwaliteit (obese personen lopen meer risico op slaapapneu, hebben minder kans om te trouwen,…) (18).
sen in de totaal geregistreerde ‘last’ van alle ziekten tot ruim een derde. Dat komt doordat het sterfterisico van mentale stoornissen lager ligt dan die bij andere welvaartsziekten. Los van de directe medische kosten is ook de indirecte economische impact van mentale stoornissen erg groot. Dat heeft niet alleen te maken met verzuim. De huidige kenniseconomie stelt steeds hogere eisen aan het cognitief functioneren van werknemers, waardoor naast fysische gezondheid ook een goede mentale gezondheid bij de jobuitoefening zelf is vereist. Hier speelt overigens een wederzijdse beïnvloeding, in de zin dat het zich niet goed voelen en weinig vooruitgang boeken in de job het psychisch welzijn schaadt en daarom aanleiding geeft tot een vicieuze cirkel van achteruitgang. Volgens de OESO ligt de werkzaamheidsgraad (d.i. het aantal werkenden in de bevolking op actieve leeftijd) bij mensen met mentale problemen 10 à 15 procentpunten lager dan bij de gezonde bevolking. Hun kans om werkloos te zijn, ligt twee tot vier maal zo hoog. Verder komt afwezigheid op het werk bij werknemers met mentale problemen vaker voor en duurt die langer. Ruim een kwart van het langdurig (meer dan 15 dagen) ziekteverzuim op het werk zou een psychische oorzaak hebben. Drie kwart van de werknemers met mentale problemen signaleert regelmatig verminderde productiviteit op het werk, tegenover een kwart bij werknemers zonder problemen. De OESO schat de totale sociaaleconomische kost van mentale stoornissen voor een selecte groep van landen tussen 3% (Noorwegen) en 4,5% (het VK) van het bbp. In België zou de kost 3,4% van het bbp bedragen. Ruim de helft daarvan zijn indirecte kosten in de vorm van verloren werkuren en verminderde productiviteit, de rest medische kosten (19). Een recente Deense studie die alle EU-landen in oogschouw neemt, komt tot hogere cijfers tussen 3,8% (Bulgarije) en 7,8% (het VK) van het bbp (grafiek 15) (20). Voor België ligt het cijfer (5,6% van het bbp of 1.700 euro per inwoner) boven het EU-gemiddelde (5,3% van het bbp of 1.350 euro per persoon).
Grafiek 15 - Totale kost van mentale stoornissen (2010)
8 7 6 5 4 3 2 1 0
VK Spanje Griekenland Duitsland Portugal Frankrijk Oostenrijk Zweden Slovenië België Denemarken Finland Italië Letland Hongarije Nederland Ierland Polen Malta Tsjechië Estland Litouwen Roemenië Cyprus Luxemburg Slowakije Bulgarije
Naast die van obesitas kreeg ook de kost van mentale stoornissen in de literatuur ruime aandacht. Een vaak geuite kritiek op de boven aangehaalde DALY-benadering is dat zij de relatieve ‘last’ van mentale stoornissen onderschat. Wanneer we enkel de verloren jaren door het leven met ziekte of beperking, en dus niet het aantal jaren verloren door vroegtijdig overlijden, in rekening brengen, dan stijgt het belang van mentale stoornis-
In % van het bbp
Per inwoner (‘000 EUR)
Bron: Olesen e.a. (2012)
9
Economische Berichten
Wat eraan te doen Met onze ongezonde leefstijl gaan omvangrijke commerciële belangen gepaard, vooral in de voedings- en geneesmiddelenindustrie. Ook de overheid puurt er een deel van haar inkomsten uit via hoge taksen op tabak en alcohol. Het terugdringen van beschavingsziekten zal dus niet alleen de boven vermelde economische kosten verminderen, maar tegelijk zorgen voor inkomstenderving in bepaalde sectoren en bij de overheid. Daar staat dan weer tegenover dat andere sectoren (bijv. die van de fitness, de visserij,…) er baat bij kunnen hebben. Puur economisch bekeken, is de globale kosten-batenbalans van minder beschavingsziekten daarom niet duidelijk. Maatschappelijk gezien mag dat uiteraard geen excuus zijn om welvaartsziekten niet te bestrijden. Die strijd is overigens niet eenvoudig gezien de veelzijdigheid en complexe oorzaken van welvaartsziekten. Zij vergt maatregelen op meerdere domeinen en veelal op maat van specifieke ziekten. Preventie is een logische, maar ook lastige eerste stap. De waardering van materiële welvaart in onze samenleving is immers hoog. Velen zien liever de kansen voor behoeftebevrediging op korte termijn dan de gezondheidsrisico´s die pas decennia later optreden. Door onze toegankelijke gezondheidszorg primeert ‘genezen’ bovendien nog vaak op ‘voorkomen’. Ook voor zorgprofessionals en de overheid blijkt zorg vaak de aantrekkelijke optie. Zorgprofessionals worden beter betaald voor de genezing van ontstane ziekten dan voor het voorkomen van nieuwe. Voor de overheid is het lastig om prioriteit aan preventie te geven, omdat hiervoor meestal de medewerking nodig is van het bedrijfsleven, waarvan de belangen anders liggen. Ten slotte zijn door de tijdsspanne tussen oorzaak en gevolg van welvaartsziekten de baten van preventie pas met veel vertraging zichtbaar, wat ze vanuit politiek oogpunt minder interessant maakt. In essentie komt de bestrijding van welvaartsziekten neer op het bewerkstelligen van duurzame gedragsveranderingen. Dat kan door goede informatieverstrekking of door direct ingrijpen in de leefstijl of -omgeving van burgers. Informatieverstrekking is erg belangrijk op het vlak van voeding. Voor consumenten is het doorgaans moeilijk om uit de overvloed aan informatie die zaken te filteren die nodig zijn voor een evenwichtig voedingspatroon. Dat komt doordat berichten over (on)gezonde voeding elkaar veelal tegenspreken, begrijpbare etikettering van levensmiddelen niet zelden ontbreekt en ‘gezondheidsinformatie’ van reclamemakers vaak suggestief en misleidend is (21). Informatie heeft overigens meestal meer invloed als ze wordt aangeboden op het moment dat beslissingen moeten worden genomen. Zo blijkt dat de vermelding van de calorie-inhoud op de menu’s in restaurants een significant effect heeft op het bestelde gerecht. Een vraag is of beleidsmakers niet directer in de leefstijl van burgers moeten ingrijpen. Leefstijl-beïnvloeding door de overheid wordt vaak als betutteling gezien, omdat zij interfereert met het principe van individuele vrijheid. Doorgaans wordt directe beïnvloeding enkel als acceptabel ervaren, als het te beïnvloeden
gedrag derden schaadt. Zo accepteren de meeste mensen de schadelijke gevolgen van meeroken als geldige reden om roken in bepaalde situaties te verbieden. Roken volledig verbieden ligt veel moeilijker. Vaak moeten zinvolle verbodsbepalingen of verplichtingen (denk aan de verplichte autogordel) rijpen vooraleer zij maatschappelijk worden aanvaard. Het argument dat mensen de vrijheid moeten hebben over hun levensstijl gaat overigens maar op zolang de gemeenschap niet voor de gezondheidskosten moet opdraaien. Hoewel direct ingrijpen gewettigd kan zijn, is het soms toch beter gedragingen onrechtstreeks via de leefomgeving te beïnvloeden door aanbodmaatregelen die de keuzevrijheid intact houden (bijv. het voorzien van voldoende speelpleinen, fietspaden en laagdrempelige sportinfrastructuur, het beperken van het aanbod frisdranken in scholen, het voorzien van trappen i.p.v. liften als defaultoptie in gebouwen). Gedragingen kunnen ook worden beïnvloed via ingrepen in de prijszetting. Vaak is het nog zo dat de meest gezonde keuzes in de winkel ook de duurste zijn. De overheid kan daarin verandering brengen door een belasting op ongezonde voeding. Er zijn evenwel argumenten om voorzichtig te zijn met de invoering van een zogenoemde ‘vettaks’. Vet of suiker zijn op zich immers niet slecht, het is de hoeveelheid die men ervan eet die ertoe doet. Gezondheidspsychologen wijzen er bovendien op dat een vettaks enkel werkt wanneer je ongezond voedsel fors duurder maakt en de taks kadert binnen een breder preventief gezondheidsbeleid. Bovendien is het aangewezen om niet bepaalde producten (bijv. frisdrank) meer te belasten, maar een generieke belasting te concipiëren voor alle voedingsproducten, bijvoorbeeld op basis van calorie-inhoud. Ten slotte is een vettaks regressief, d.w.z. dat zij relatief zwaarder doorweegt in het budget van armere gezinnen. Daarom moeten de opbrengsten worden gebruikt om tegelijk gezonde voeding goedkoper te maken, zodat zij binnen het bereik van armere gezinnen valt. In België wil de federale regering in het kader van de taxshift een taks op suikerhoudende dranken invoeren. De modaliteiten zijn nog niet gekend, maar het ziet ernaar uit dat met de boven vermelde argumenten weinig rekening wordt gehouden. De maatregel dient om de lastenverlaging op arbeid mee te financieren eerder dan om Belgen een gezonder levensstijl aan te meten. Ervaring met een vettaks in Denemarken, waar zij intussen terug is afgevoerd, leert overigens dat burgers hun eetgewoonten nauwelijks veranderden. Veel Denen weken uit naar Duitsland om daar goedkoper vet voedsel in te slaan en jobs in de eigen voedingsindustrie gingen verloren. Dit illustreert dat simpele oplossingen voor welvaartsziekten niet bestaan en burgers uiteindelijk ook zelf grote verantwoordelijkheid dragen om gezond te blijven. Het is trouwens een illusie dat beschavingsziekten ooit tot het verleden kunnen behoren. Net zoals onze beschaving zich verder ontwikkelt, zullen ook nieuwe welvaartsaandoeningen de kop opsteken, wellicht in de sfeer van nieuwe technologische innovaties. Sommigen wijzen in dat opzicht al richting gezondheidseffecten van ‘e-smog’ (22) … Johan Van Gompel
[email protected]
10
(1) Op 25 september 2015 nodigden KBC, Cera en ARGUS professor Stefaan Dehenauw (Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidskunde, Universiteit Gent) uit in het kader van Horizon 2050, een lezingenreeks over maatschappelijk relevante thema’s. Zijn lezing handelde over de impact van voedsel en voeding op ons (voort)bestaan. Dit nummer van Economische Berichten vormt een inleiding tot de lezing en gaat meer algemeen in op de sociaaleconomische gevolgen van beschavingsziekten. Slides van de lezing en inleiding zijn beschikbaar op www.kbceconomics.be en www.horizon2050.be. (2) 14% was te wijten aan verwondingen en 34% aan andere oorzaken, waaronder infectieziekten, ondervoeding en (peri-)natale sterfte. (3) De indicator geeft het aandeel van alle 30-jarigen die voor hun 70ste levensjaar sterven aan een hart- of vaatziekte, kanker, een luchtwegenaandoening of diabetes, in de veronderstelling dat zij onderhevig zijn aan de actuele sterftecijfers per leeftijdsjaar en niet sterven door andere oorzaken, zoals een ongeval of overdraagbare ziekten (bijv. aids). (4) WHO (2014), “Global status report on noncommunicable diseases 2014”. (5) De cijfers in de grafiek zijn leeftijd-gestandaardiseerd, d.w.z. dat er rekening wordt gehouden met verschillen in leeftijdsopbouw van de bevolking tussen landen. (6) Ischemische hartziekten ontstaan door onvoldoende bloedtoevoer naar de hartspier, meestal door vernauwingen of verstoppingen van de kransslagaders. (7) Beschavingsgerelateerde voedingsziekten zijn evenwel veel ruimer. Overdreven aandacht voor de gewichtsproblematiek kan bijvoorbeeld op zijn beurt leiden tot andere eetstoornissen, zoals anorexia of vitaminetekorten, die bloedarmoede of osteoporose kunnen veroorzaken. Verder is er een maatschappelijk probleem van ondervoeding bij zeer armen en ouderen. (8) Eenzelfde houding doet zich ook voor inzake klimaatwijziging: we weten dat onze leefstijl op lange termijn nefast is voor de opwarming van de aarde, maar op korte termijn is de bereidheid om er iets aan te doen veeleer klein. (9) Decoster, A. e.a. (2010), “Socio-economische verschillen in overgewicht”, Visietekst werkgroep Metaforum Leuven. (10) Wittchen, H. e.a. (2011), “The size and burden of mental disorders and other disorders of the brain in Europe 2010”, European Neuropsychopharmacology 21, blz. 655-679. (11) Voor een detailbespreking van de Belgische resultaten, zie Bruffaerts e.a. (2004), “Prevalentie van mentale stoornissen in de Belgische bevolking”, Tijdschrift voor Geneeskunde 60, nr. 2. (12) De cijfers in grafieken 10 en 11 zijn leeftijd-gestandaardiseerd, d.w.z. dat er rekening wordt gehouden met verschillen in leeftijdsopbouw van de bevolking tussen landen. De getoonde zelfmoordcijfers zijn een onderrapportering van de realiteit, die niet in alle landen even sterk is. Daarom moet er omzichtig mee worden omgegaan (zie Reynders e.a. (2009), “Onderzoek naar verklarende factoren voor de verschillen in suïcidecijfers in Vlaanderen in vergelijking met Europese landen”, Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin). (13) Nobelprijswinnaar Robert Fogel bracht bijna een derde van de inkomenstoename in de westerse landen sinds eind de 18e eeuw in verband met betere voeding en gezondheid (zie Fogel R.W. (1994), “Economic growth, population theory, and physiology: the bearing of long term process on the making economic policy”, American Economic Review 84, blz. 369-395). (14) Harvard School of Public Health & World Economic Forum (2011), “The global economic burden of non-communicable diseases”, 46 blz. (15) J. Polder en R. Heijink (2007), “Economic consequences of obesity”, in Branca, e.a. (red.) The challenge of obesity in the WHO European Region and the strategies for response, WHO Kopenhagen, blz. 28-34. (16) OESO Health Devision (2014). (17) Zie Finklestein e.a. (2010), “The costs of obesity in the workplace”, Journal of Occupational and Environmental Medecine, 52(10), blz. 971-976. (18) Pagan en Davila (1997), Ball et al. (2002), Cawley (2004). (19) Zie OESO (2013), “Mental health and work: Belgium”. (20) Zie Olesen, J., G. Gustavsson, M. Svensson, H. Wittchen, B. Jönsson (2012), “The economic cost of brain disorders in Europe”, European Journal of Neurology 19, blz. 155-162. (21) In het VK is er bijvoorbeeld een duidelijk ‘stoplichtsysteem’, d.i. een goed zichtbare indicatie op de voorkant van verpakkingen met de kleuren groen (laag), oranje (middel) en rood (hoog) voor suiker, vet, zout en verzadigde vetzuren. (22) Onder e-smog (of elektrosmog) verstaat men alle bijwerkingen die ontstaan wanneer elektriciteit geproduceerd, getransporteerd of gebruikt wordt, wanneer er spanning is, een elektrische stroom vloeit of een zender elektromagnetische golven afgeeft.
Onze webstek www.kbceconomics.be houdt u op de hoogte van alle analyses en vooruitzichten van de KBC-economisten.
Voor vragen i.v.m. de inhoud van deze publicatie kunt u terecht bij: Johan Van Gompel (32) (0)2 429.59.54 E-mail:
[email protected] Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Gompel, Havenlaan 2, B-1080 Brussel Correspondentieadres & abonnementenbeheer: KBC Groep NV, SOMA, Havenlaan 2, 1080 Brussel, E-mail:
[email protected] Deze publicatie komt tot stand op de strategieafdeling van KBC Groep. Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De prognoses zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies conform de Wet van 6 april 1995 inzake secundaire markten, het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen, de bemiddelaars 11 en beleggingsadviseurs. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan. Alle historische koersen, statistieken en grafieken zijn actueel tot en met 18 september 2015, tenzij anders vermeld. De beschreven meningen en vooruitzichten zijn die zoals ze gelden op 21 september 2015.