Economische Berichten
• nr. 24 • 16 januari 2015
Kredietverlening en bedrijfsfinanciering in België
In 2014 zijn de uitstaande kredieten van niet-financiële bedrijven bij in België gevestigde banken gedurende het grootste deel van het jaar lichtjes gekrompen. Dat is merkwaardig, omdat de terugval optrad tijdens een – weliswaar haperend – conjunctuurherstel. De verslapping van het bankkrediet heeft vooral te maken met een zwakke kredietvraag. Die wordt getemperd doordat de bedrijven zelf relatief grote financiële buffers hebben. Bedrijven maken bovendien meer dan vroeger gebruik van obligatiefinanciering, een tendens die zich allicht zal doorzetten. Gezien de gunstige solvabiliteit van zowel bedrijven als banken lijkt het weinig waarschijnlijk dat balansrestricties een doorslaggevende rol spelen in de zwakke kredietontwikkeling. Evenmin is het waarschijnlijk dat ze een versnelling van de kredietgroei in de weg zouden staan, wanneer de vraag weer zou aantrekken. Crowdfunding creëert een bijkomende mogelijkheid om de financieringsmix van een bedrijf uit te breiden en kan aanvullende kredietverlening door een bank vergemakkelijken.
De zwakke ontwikkeling van het bedrijfskrediet is geen typisch Belgisch fenomeen, maar blijft sinds de financiële crisis van 2008-2009 algemeen een zorgenkind in de eurozone. Met wat vertraging deed de crisis de bij de binnenlandse banken uitstaande kredieten aan niet-financiële bedrijven zowel in België als in de hele eurozone in 2010 krimpen (grafiek 1). Na een kortstondige herleving zette de eurocrisis in 2011 een nieuwe krimp in gang. Die begon in de probleemlanden (Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en Italië), waar hij tot vandaag onafgebroken voortduurt. In België en de andere kernlanden van de eurozone was aanvankelijk enkel sprake van een groeivertraging, maar midden 2013 begonnen ook daar de uitstaande bedrijfskredieten opnieuw te dalen. Alleen in Frankrijk volgde een spoedig herstel. In België duurde het, net als in Duitsland, tot eind 2014 vooraleer aan de terugval min of meer een einde kwam. Deze krimp van de kredietverlening in België was merkwaardig, omdat die optrad tegen de achtergrond van een – weliswaar haperend – conjunctuurherstel, dat de bedrijfsinvesteringen deed opveren (grafiek 2).
Kredietgroei en conjunctuur: dubbelzinnig verband Op het eerste gezicht lijkt het waarschijnlijk dat een conjunctuurherstel en in het bijzonder aantrekkende investeringen de behoefte aan financiering en dus de kredietvraag doen toenemen. De conjunctuurindicator van de Nationale Bank en de wijziging van de vraag, zoals door de banken gerapporteerd in de ‘lending survey’ van de Nationale Bank, verlopen over het algemeen inderdaad vrij synchroon (grafiek 2). Een terugblik op de voorbij twintig jaar illustreert evenwel dat het verband tussen de werkelijke kredietgroei en de (nominale) groei van de bedrijfsinvesteringen niet eenduidig is (grafiek 3). Bij nader inzien is dat logisch omdat ook een vertraging van de conjunctuur de kredietvraag aanvankelijk kan aanwakkeren. Die tast immers snel de bedrijfsopbrengsten aan en verkleint zodoende de interne financieringscapaciteit, terwijl de bedrijfskosten doorgaans pas met enige vertraging kunnen worden verminderd. Zo ging aan het einde van de 1
Economische Berichten
Grafiek 1 - Bedrijfskredieten
(uitstaande kredieten van niet-financiële bedrijven bij ingezeten banken, gecorrigeerd voor effectiseringen, jaarwijziging in %) 20
8 6
15
4 2
10
0 5
-2 -4
0
-6 -5 2006
07
08
09
10
11
12
13
-8
14
2010
11
12
13
14
België Probleemlanden** Kernlanden* België Kernlanden* Probleemlanden** *Ongewogen gemiddelde van Duitsland, Frankrijk, Nederland & Oostenrijk
België Eurozone Bron: ECB & NBB
**Ongewogen gemiddelde van Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje & Italië
België
Eurozone
jaren 90 de vertraging van de investeringsgroei hand in hand met een versnelling van de kredietgroei. In 2008-2009 werd de forse inzinking van de investeringen pas na verloop van tijd gevolgd door een verzwakking van de kredietgroei, omdat de terugloop van de intern beschikbare middelen de externe financieringsnood opdreef (1). Ten slotte blijkt dat ook in een verder verleden een investeringsherstel zich niet altijd onmiddellijk in een grotere kredietvraag vertaalde. Zo bleef in 2002-2004 de kredietgroei negatief ondanks het krachtige investeringsherstel na de dotcomcrisis. De huidige situatie is dus niet zo uitzonderlijk. In het bijzonder in periodes na een financiële crisis verloopt een economisch herstel bovendien vaak ‘kredietloos’. Debiteuren moeten dan immers nog lange tijd schulden afbouwen, terwijl banken van hun kant bezig zijn met het herstel van hun balansen, waardoor ze minder geneigd zijn om nieuwe kredieten te verlenen. Geldt dat vandaag ook in België?
Bedrijfsschuld: geen belemmering voor kredietverlening De brutoschuld van de niet-financiële bedrijven in België lag de voorbije 15 jaar in procenten van het bbp beduidend hoger dan in de eurozone (grafiek 4). In 2001-2006 bleef deze ratio in België relatief stabiel, terwijl hij in de eurozone lichtjes steeg. In 2007-2009 trad in België evenwel een stijging op, die forser was dan in de eurozone en samenviel met de verslechtering van de interne financieringscapaciteit van de bedrijven. De kredietverlening door de banken groeide toen stevig, maar het waren vooral kredieten tussen de bedrijven onderling (niet-bancaire leningen) die het meest bijdroegen tot de stijging van de schuldratio (grafiek 5). Ondanks een lichte terugval nadien, behoorde de schuldratio van de nietfinanciële bedrijven in 2013 tot de hoogste in de eurozone (2).
Grafiek 2 - Kredietvraag en conjunctuur
Grafiek 3 - Bedrijfsinvesteringen en bankkrediet (jaarwijziging in %)
50
2
25
1
20 15 10
0
0
-25
-1
5 0 -5
-50
-2
-75 -3 2003 05 07 09 11 13 Wijziging kredietvraag België* Conjunctuurindicator NBB** *Beoordeling door banken: ‘> 0’ wijst op stijging vraag (linkse schaal) Wijziging kredietvraag België* Conjunctuurindicator NBB** ** Afwijking van het langetermijngemiddelde (rechtse schaal) Bron: Bank Lending Survey, NBB
2
-10 -15 1996
98
2000
02
04
06
08
Investeringen Kredieten Bron: NBB
Investeringen Kredieten
10
12
14
Grafiek 4 - Brutoschuld van de niet-financiële bedrijven
Grafiek 5 - Samenstelling brutoschuld van de niet-financiële bedrijven in België
(niet-geconsolideerd, in % bbp)
(niet-geconsolideerd, in % bbp)
150
100
75 125 50 100 25
75 1999
2001
03
05
07
09
11
13
2001
03
05
07
Bankleningen Niet-bancaire leningen
België Eurozone Bron: ECB
0 1999
Bron: NBB
09
11
13
Obligaties
Bankleningen Niet-bancaire leningen Obligaties
EurozoneBelgië
Het fenomeen van de kredieten tussen bedrijven onderling bemoeilijkt de beoordeling van deze hoge schuldgraad, in het bijzonder voor België, omdat veel van deze kredieten worden verleend tussen ondernemingen die tot eenzelfde groep behoren. Zo weerspiegelde de opstoot in 2008-2009 onder meer ook financiële stromen die in toepassing van de notionele interestaftrek een fiscale optimalisatie tussen onderling verbonden bedrijven beoogden, eerder dan een effectieve financieringsvraag (3). Kredieten tussen verbonden bedrijven verhogen de schuld weliswaar op niet-geconsolideerde basis, maar verdwijnen op geconsolideerde basis. Door het grote belang van intragroepsfinanciering is België een van de eurolanden met een erg groot verschil tussen niet-geconsolideerde en geconsolideerde ondernemingsschuld (grafiek 6). Omdat deze leningen stabieler zijn en minder snel tot solvabiliteitsproblemen aanleiding geven, is de geconsolideerde schuld de relevantere maatstaf om de hoogte van de schuld vanuit
risico-oogpunt te beoordelen. De niet-geconsolideerde schuld van de Belgische bedrijven wordt daarom, ondanks haar hoge niveau, niet als een indicator van overmatig kredietrisico van de bedrijven beschouwd (4).
Grafiek 6 - Brutoschuld niet-financiële bedrijven
Grafiek 7 - Solvabiliteit van de niet-financiële bedrijven
(2013, in % bbp)
Dat oordeel is ook gebaseerd op de vaststelling dat, ondanks de hoge schuld, de solvabiliteit van de bedrijven in België steviger is dan in de eurozone (grafiek 7). De solvabiliteit werd nog versterkt door de invoering van de notionele interestaftrek in 2006, die de fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen grotendeels gelijkschakelde (5). Door deze aftrek hebben zowel grote bedrijven als kmo’s in de periode 2006-2011 meer dan voordien een deel van hun financieringsbehoeftes met kapitaalverhogingen gedekt (6). Sindsdien droeg vooral schuldafbouw bij tot nog een lichte verbetering van de solvabiliteit. Tegen die achtergrond is het evenwel weinig waarschijnlijk dat een te hoog schuldniveau zoals in sommige andere landen van
(verhouding eigen vermogen/schuld)
200
180
175
170
150
160
125
150
100
140
75
130
50
120
25
110
0
d ië al jk d rijk anje and an Belg rtug erlan rank nri l Sp Fin oste F Po Ned O
l Ier
Niet-geconsolideerd Geconsolideerd Bron: Eurostat & ECB
d lië d Ita nlan an e itsl ir ek Du G
Eurozone, niet-geconsolideerd
100 90 1999
2001
03
05
07
09
11
13
België Eurozone Bron: ECB
EurozoneBelgië
3
Economische Berichten
de eurozone, nu ook in België een belemmering zou zijn voor nieuwe kredietverlening. Ligt het probleem dan bij de banken?
Strenge(re) banken? Uit de enquêtes van de nationale banken in de eurozone blijkt dat de kredietvoorwaarden van commerciële banken in 20082009 drastisch werden verstrengd, niet alleen in België, maar ook elders in de eurozone (grafiek 8). Dat hield toen verband met de diepe recessie van de wereldeconomie na de val van Lehman en met de problemen waarin de banken toen zelf verzeild waren geraakt. De verstrenging van de kredietvoorwaarden eindigde in België evenwel al vanaf het tweede kwartaal
van 2009, terwijl ze voor het geheel van de eurozone aanhield, zij het in mindere mate. Tijdens de escalatie van de eurocrisis in 2011 volgde een nieuwe verstrenging, die in België opnieuw kortstondiger was dan in de eurozone. Al in de loop van 2013 begonnen de Belgische banken immers hun voorwaarden voor bedrijfskredieten weer te versoepelen, ruim een jaar vroeger dan in de hele eurozone. Dat de banken in België de gevolgen van de financiële en eurocrisis hebben verteerd, bleek in oktober 2014 ook uit de ‘Asset Quality Review’ (AQR) en stresstest van de ECB, die de stevige kapitaalbasis van het Belgische banksysteem bevestigden (grafiek 9). Niettemin zou het niet onlogisch zijn
Crowdfunding: eerder aanvulling dan alternatief voor bankkrediet Via crowdfunding of ‘financiering door de menigte’ zoekt een initiatiefnemer via een internetplatform financiering bij het grote publiek. Als geldschieters de gevraagde som bijeenbrengen, wordt die aan de initiatiefnemer uitbetaald. Zoniet krijgen zij hun geld terug.
Crowdfunding is geen rechtstreekse concurrentie of alternatief voor bankkrediet. Wanneer ze dient voor de financiering van socio-culturele projecten speelt het community-aspect vaak een belangrijke rol. Als ze wordt ingezet voor innovatieve, vaak meer risicovolle projecten is ze eerder een alternatief voor andere vormen van risicofinanciering. Crowdfunding creëert Er zijn verschillende vormen van crowdfunding. Soms bestaat een bijkomende mogelijkheid om de financieringsmix van een ze uit een gift, zonder dat de geldschieter iets in de plaats bedrijf uit te breiden. De kleine geldinbreng van een relatief terugkrijgt. Soms krijgt die enkel een grote groep financiers kan bijvoorniet-geldelijke beloning, bijvoorbeeld Crowdfunding creëert een bijkomenbeeld een welkome aanvulling zijn een voorkeursbehandeling bij de lan- de mogelijkheid om de financieringsop de grotere individuele risicokapicering van het product. Crowdfunding mix van een bedrijf uit te breiden en taalinbreng van een beperkt aantal kan ook via een echte lening, waarbij kan aanvullende kredietverlening relatief kapitaalkrachtige investeerders. kapitaal met interest wordt terugbe- door een bank vergemakkelijken. Succesvolle crowdfunding in de vorm taald. In nog andere gevallen treedt de van schenkingen of aandelenfinanciefinancier op als aandeelhouder, die een ring kan aanvullende kredietverlening dividend ontvangt, medezeggenschap heeft en aan wie meerdoor een bank vergemakkelijken, omdat ze het eigen vermoof minwaardes toekomen. In de twee laatstgenoemde gevallen gen en dus de kredietwaardigheid van de kredietvrager kan spreken we van financiële crowdfunding. Ook de aard van de versterken. In hoofde van de financier impliceert financiële gefinancierde projecten verschilt sterk: van sociale, maatschapcrowdfunding dan wel een risicovolle belegging. pelijke of artistieke projecten tot innovatieve gevestigde kmo’s of ‘start-ups’, vaak in de digitale economie. Hoewel snel groeiend, blijft crowdfunding in België al bij al zeer beperkt, ook in vergelijking met sommige andere Europese lanTypisch mikt crowdfunding op de inzameling van (soms zeer) den. In 2014 werd de wetgeving aangepast, zodat kleine prokleine bedragen bij een grote groep van financiers. Daarbij jecten (<300.000 euro met een maximale inbreng van 1.000 wordt een band of althans een zekere betrokkenheid gesmeed euro per belegger) mogelijk zijn zonder grote formaliteiten. tussen de financier en het project. De initiatiefnemer moet Eind 2014 kondigde KBC ‘BoleroCrowdfunding.be’ aan. Via immers in de eerste plaats een groot publiek van potentiële dat platform zullen investeerders vanaf 25 euro rechtstreeks financiers warm maken voor zijn project. Via het internet en de kunnen investeren in innovatieve Belgische start-ups en kmo’s, inzet van sociale media leidt dit tot het ontstaan van een ‘comin ruil voor aandelen, obligaties of converteerbare obligaties. munity’ rond het project. Dat kan meteen als een soort van Ondernemers zullen er tot 300.000 euro kunnen ophalen voor marktonderzoek fungeren en biedt kansen om het project bij hun project. Ondernemingen met grotere financieringsbete sturen. Eens het project gelanceerd, zijn de financiers vaak hoeftes zullen bij Bolero Crowdfunding terecht kunnen om via de eerste klanten of ambassadeurs. In dat opzicht is crowdfunprivate plaatsingen tot 5 miljoen euro te verkrijgen. Samen met ding niet alleen een financieringskanaal, maar ook een markede verdere ‘penetratie’ van het internet in de economie zullen ting- en verkoopsinstrument. zulke initiatieven crowdfunding als aanvullend financieringskanaal verder doen groeien.
4
Grafiek 8 - Wijziging in de door de banken gehanteerde kredietvoorwaarden*
Grafiek 9 - Kernkapitaalratio’s volgens AQR en stress-test (in %)
30
16
20
14
10
12 10
0
8
-10
6
-20
4
-30
2
-40
0
-50 2005
07
09
11
Eurozone
België
13
België Eurozone * ‘>0’ wijst op versoepeling en ‘<0’ wijst op verkrapping
Eind 2013 AQR-aanpassing
Bron: NBB en ECB
4 grootbanken
Zonder Dexia en Axa Bank Stress-scenario
Bron: ECB
dat nieuwe kredieten vandaag met een grotere omzichtigheid dan vóór de crisis worden toegestaan, niet alleen als gevolg van de nog altijd onzekere economische omgeving, maar ook en vooral door de strengere balansvereisten voor banken. Een echte belemmering voor de kredietverlening is dat echter niet. Dat blijkt ook uit het oordeel van de bedrijven zelf: behalve bij kleine bedrijven lag het percentage bedrijven dat de kredietvoorwaarden belemmerend vindt, eind 2014 opnieuw op het lage niveau van vóór de crisis (grafiek 10). Bovendien gebeurde het balansherstel van het Belgische banksysteem uitsluitend door de afbouw van buitenlandse activa en was tijdens de crisisperiode de toegang tot krediet in België voortdurend minder belemmerd dan in de meeste andere eurolanden (grafiek 11). Het terugplooien van banken op hun thuismarkten was overigens een internationale tendens, die ertoe heeft geleid dat het gewicht van binnenlandse banken in de totale bancaire kredietverlening is toegenomen. Grafiek 10 - Perceptie van de kredietvoorwaarden door de bedrijven* (volgens bedrijfsgrootte)
60
eind 2013 AQR-aanpassing Zwakke kredietvraag
Stress scenario
Column1
De haperende kredietgroei is in België vooral een gevolg van de zwakke vraag, die minder vlot dan elders in de eurozone lijkt te hernemen (grafiek 12). Tegen de achtergrond van de grote liquiditeitsbuffers bij de bedrijven is dat niet geheel verrassend (grafiek 13). Hun kasgeld en deposito’s waren al vóór de crisis gestegen van gemiddeld 20% van het bbp in 2000-2005 tot bijna 25% in 2008. Bij het uitbreken van de crisis liepen deze buffers op tot gemiddeld ruim 26% van het bbp in 2009-2014. Hierdoor konden bedrijven schommelingen en beperkingen van de externe financiering opvangen. De toename van de financiële buffers kan anderzijds ook wijzen op een gebrek aan reële of financiële investeringsmogelijkheden. In de enquêtes bij de Belgische banken valt op dat vooral de vraag van grote bedrijven sinds de bankencrisis van 2008-2009
Grafiek 11 - Financiering als belangrijkste probleem voor kmo’s (score op een schaal van 1 tot 10)
7
50
6
40 5
30
4
20 10
3
0 2005 07 Klein Middelgroot
09
11 Zeer groot
* % van de bedrijven dat een belemmering rapporteert Bron: NBB
Klein
Middelgroot
13
ke rie
n nla
d
G 2012 2014
Ita
lië
Sp
an
je
d d ë d jk al and ijk lgi islan kri nr inlan ug lan rl Be u F Ier Fran Port ede s te o D N O
Bron: ECB, Survey of Access to Finance
Zeer groot
2012 2014
5
Economische Berichten
Grafiek 12 - Wijzigingen in de kredietvraag*
Grafiek 13 - Bedrijfsdeposito’s (in % bbp)
25
30
0 25 -25 20 -50
-75 2003
05
07
09
België
11
15 1999
13
Eurozone
2001
03
05
07
09
11
13
* Beoordeling door banken: ‘> 0’ wijst op stijging van de vraag Bron: Bank Lending Survey, NBB
Bron: NBB
is verzwakt (grafiek 14). Met uitzondering BelgiëEurozonevan een opflakkering eind 2010-begin 2011 rapporteerden banken tot midden 2014 een voortdurende afname van hun vraag. De kredietvraag van kmo’s steeg in 2010-2012 daarentegen meestal, en verflauwde pas opnieuw in 2013 (7). Dat vooral grote bedrijven hun vraag naar bankkrediet terugschroefden, heeft onder meer te maken met hun grotere internationale oriëntering, waardoor hun kredietbehoeftes meer schommelen in functie van de internationale conjunctuur. De voorbije jaren bleef de economische groei in België steviger dan in de eurozone. Kmo’s zijn meer gericht op de binnenlandse markt en hadden daar relatief meer baat bij. Uit een recente analyse van de Nationale Bank blijkt bijvoorbeeld dat de rendabiliteit van de grote bedrijven in 2013 terugviel tot het laagste peil in 10 jaar, terwijl de rendabiliteit van kmo’s beter stand hield (8). De betere economische omgeving en resultaten van kmo’s kunnen verklaren waarom ze hun kredietvraag minder terugschroefden.
De scherpere terugval van de kredietvraag van grote bedrijven heeft daarnaast echter vermoedelijk nog meer te maken met hun vlottere toegang tot alternatieve financiering. Als zij deel uitmaken van een internationale groep, hebben zij bijvoorbeeld toegang tot intragroepsfinanciering. Dankzij hun internationale oriëntering kunnen grote bedrijven ook gemakkelijker een beroep doen op krediet van in het buitenland gevestigde banken. De recentste cijfers hierover suggereren dat die kredietverlening vooral eind 2013 en in de eerste helft van 2014 opnieuw aan belang heeft gewonnen (9). De gelijktijdige verflauwing van de kredietgroei bij de in België gevestigde banken kan dus ook intensere concurrentie vanuit het buitenland weerspiegelen. Ook elders in de eurozone nam in 2014 het belang van grensoverschrijdende kredietverlening aan bedrijven – hoewel nog erg beperkt in omvang – opnieuw wat toe (grafiek 15). Een en ander bevestigt dat de Europese bankenmarkt na een langdurige periode van fragmentatie opnieuw aankoopt met de tendens tot integratie. Op zich is dat goed nieuws, want het wijst op een ‘herstellende’ eurozone.
Grafiek 14 - Wijziging in de kredietvraag*
Grafiek 15 - Grensoverschrijdende intra-EMU kredieten aan niet-financiële bedrijven (in % van het totale bedrijfskrediet)
30
8
20 10
7
0 -10
6
-20 -30 -40
5
-50 -60 -70 2005 Kmo’s
07
09
11 Grote bedrijven
* Beoordeling door banken: ‘> 0’ wijst op stijging van de vraag Bron: Bank Lending Survey, NBB
4 2003
13
05
07
09
Bron: ECB
Kmo's Grote bedrijven Kredieten aan ondernemingen
6
11
13
Grafiek 16 - Kost van schuldfinanciering
Grafiek 17 - Aandeel van obligaties in de schuld* van bedrijven
(in %)
(in %)
9
12
8 10
7 6
8
5 4
6
3 2
4
1 0 1999
2001
03
05
07
09
11
13
15
Rente nieuw bankkrediet* Rendement bedrijfsobligaties - BBB Rendement bedrijfsobligaties - AA * > 5 miljoenRente EUR, >nieuw 5 jaar bankkrediet* Bron: ECB en Thomson Reuters Rendement bedrijfsobligaties - AA
2 1999
2001
België
03
05
07
09
11
13
Eurozone
* Leningen en obligaties Bron: ECB
Rendement bedrijfsobligaties - BBB
Toenemende desintermediatie De zwakkere kredietvraag van grote bedrijven houdt ten slotte ook verband met hun gemakkelijkere toegang tot kapitaalmarktfinanciering. Sinds 2009 is het rechtstreekse beroep van bedrijven op de kapitaalmarkt fors toegenomen. Belgische niet-financiële vennootschappen gaven in 2009-2013 jaarlijks netto 4,2 miljard euro obligaties uit, tegenover slechts 1,3 miljard euro per jaar in 2000-2008. Ook elders in de eurozone (doch hoofdzakelijk in de kernlanden) namen de uitgiftes van obligaties fors toe. Vooral emissies van langlopende schuld zaten in de lift. Door de historisch lage rentevoeten kunnen bedrijven zich op de obligatiemarkt financieren tegen erg aantrekkelijke voorwaarden, sinds 2013 zelfs goedkoper dan bankkrediet (grafiek 16). Dalende inflatie en inflatieverwachtingen duwden de langetermijnrente naar historische dieptepunten, terwijl de zoektocht van beleggers naar rendement de risicopremies deed afnemen. Vooral grote bedrijven kunnen van deze relatief aantrekkelijke marktvoorwaarden genieten. Door hun grotere naamsbekendheid en transparantie kunnen vooral zij zich rechtstreeks tot de markt richten. Hun emissies bereiken sneller een voldoende omvang om de liquiditeit ervan te waarborgen, wat belangrijk is voor hun aantrekkelijkheid voor beleggers. Dankzij hun grotere schaal hebben deze emittenten bovendien voldoende opbrengsten om de emissiekosten te dragen. De zwakke kredietgroei weerspiegelt zo dus ook een tendens van toenemende desintermediatie. Ondanks de recente forse
toename blijft het belang van kapitaalmarktfinanciering nochtans beperkt. Het aandeel van obligaties in de totale schuldfinanciering van de bedrijven liep in België op van gemiddeld 3,9% in 2007-2008 tot 7,5% midden 2014. Dat blijft onder het gemiddelde van de eurozone dat nog iets sterker is gestegen (grafiek 17). Overigens is deze financieringsvorm in de eurozone veel minder ontwikkeld dan in de VS, waar bedrijven ruim een kwart van hun schuld via de obligatiemarkt ophalen tegenover slechts 11% in de eurozone. De verdere ontwikkeling van de Europese kapitaalmarkt wordt een van de beleidsprioriteiten in de Europese Unie. Ze moet de bedrijfsfinanciering minder afhankelijk van banken maken. In het bijzonder voor langetermijnfinanciering kan de kapitaalmarkt de leemte helpen invullen die dreigt te ontstaan doordat banken als gevolg van de nieuwe regelgeving minder gemakkelijk kredieten op lange termijn kunnen toestaan. Als verschaffer van risicokapitaal heeft de kapitaalmarkt een onmisbare rol. De verdere ontwikkeling ervan, zowel inzake schuldfinanciering als risicokapitaal, kan bijdragen tot een betere risicospreiding in de eurozone en zo de stabiliteit van de muntunie versterken. In dat opzicht is een Europese kapitaalmarktunie een noodzakelijk complement van de bankenunie. Al deze elementen wijzen erop dat de tendens van desintermedatie zich geleidelijk zal doorzetten. Gelet op het grote aandeel van kmo’s in de Europese economieën, zullen banken niettemin nog lange tijd het dominante Lieven Noppe
[email protected] financieringskanaal blijven.
(1) NBB, Economisch Tijdschrift, ‘Financiering van de ondernemingen in België: analyse op basis van de tabellen van middelen en bestedingen’, september 2013. (2) Enkel in Luxemburg, Cyprus en Ierland lag de schuldgraad hoger. (3) NBB, Economisch Tijdschrift, ‘Omvang en dynamiek van de schuldposities in België en het eurogebied’, juni 2013. (4) Zie bijvoorbeeld de opeenvolgende beoordelingen van België door de Europese Commissie in het kader van de monitoring van de macro-economische onevenwichtigheden. (5) Zie ook: Princen, S., ‘Taxes do Affect Corporate Financing Decisions: The Case of Belgian ACE’, CESIFO Working Paper No. 3713, januari 2012. (6) NBB, Economisch Tijdschrift, ‘Financiering van de ondernemingen in België: analyse op basis van de tabellen van middelen en bestedingen’, september 2013. (7) Dit is consistent met het feitelijke kredietverloop volgens de gegevens van de Centrale voor Kredieten aan Bedrijven. Die wijzen erop dat na de terugval van de kredieten aan grote bedrijven in 2008-2009 geen herstel is gevolgd, terwijl de kredieten aan kmo’s tot 2013 trendmatig zijn blijven toenemen en pas vervolgens stagneerden. (8) NBB, Economisch Tijdschrift, ‘Resultaten en financiële situatie van de ondernemingen in 2013’, december 2014. (9) Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen, ‘Verloop van de kredietverlening aan ondernemingen in het derde kwartaal van 2014’, 28 november 2014.
7
Economische Berichten
Onze webstek www.kbceconomics.be houdt u op de hoogte van alle analyses en vooruitzichten van de KBC-economisten.
Voor vragen i.v.m. de inhoud van deze publicatie kunt u terecht bij: Lieven Noppe (32) (0)2 429.50.19 E-mail:
[email protected] Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Gompel, Havenlaan 2, B-1080 Brussel Correspondentieadres & abonnementenbeheer: KBC Groep NV, Global Services, GCE, Havenlaan 2, 1080 Brussel, E-mail:
[email protected] Deze publicatie komt tot stand op de Chief Economist Department van KBC Groep. Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De prognoses zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies conform de Wet van 6 april 1995 inzake secundaire markten, het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan. Alle historische koersen, statistieken en grafieken zijn actueel tot en met 14 januari 2015, tenzij anders vermeld. De beschreven meningen en vooruitzichten zijn die zoals ze gelden op 14 januari 2015.