Economische Berichten
• nr. 10 • 24 september 2013
Amerikaanse schalierevolutie met wereldwijde gevolgen
De structurele stijging van de olieprijs van het voorbije decennium zorgde samen met nieuwe ontginningstechnologieën voor een investeringsexplosie in niet-conventionele energiebronnen. In de VS keerde de schalierevolutie de dalende trend in de olieproductie van de voorbije drie decennia. Samen met oliewinning uit de Canadese teerzanden, en op voorwaarde van aanzienlijke infrastructuurinvesteringen, stevent Noord-Amerika af op energieonafhankelijkheid tegen 2020. Niettegenstaande de wereldwijde beschikbaarheid van grote gas- en schalievoorraden zorgt een unieke combinatie van factoren in de VS en Canada ervoor dat we op korte termijn in andere landen geen vervolg moeten verwachten op de Amerikaanse schalierevolutie. De macro-economische gevolgen van deze revolutie voor de VS zijn een terugval van het tekort op de lopende rekening met 1,5 à 1,7 procentpunt tegen 2020, de creatie van 1,6 miljoen jobs en een appreciërende dollar. Van een echte herindustrialisering door de lagere gasprijzen is nog geen spoor zichtbaar, zelfs niet in de (petro)chemische nijverheid. Het toenemende wereldwijde olieaanbod tijdens de komende jaren kan de olieprijs richting 90 dollar per vat duwen. Voor de olie-importerende westerse en Aziatische landen is dat een goede zaak. Voor de OPEC-landen komt het bovenop het verdwijnen van de VS van hun klantenlijst. De begrotingstekorten dreigen er fors op te lopen. Het terugdringen van de sociale uitgaven bij een jonge bevolking met een hoge werkloosheid kan de start van een tweede Arabische Lente inluiden.
In tegenstelling tot de gangbare mening neemt de globale aanvoer van olie tijdens de komende jaren sterker toe dan de consumptiegroei. Volgens een Harvard-studie kan dit leiden tot scherp lagere olieprijzen (1). Aangepast voor risico’s verbonden aan de effectieve uitvoering van projecten in ontwikkeling in de verschillende landen evenals de uitputtingsgraad (2) van huidige olievelden, raamt de studie de netto bijkomende productiecapaciteit over de periode 2012-2020 op 17,6 miljoen vaten per dag (mbd). De wereldwijde olieproductiecapaciteit klimt zo van 93 mbd naar 110,6 mbd (3). Dit vertegenwoordigt de sterkste productiestijging in een decennium sinds de jaren 80. Een noodzakelijke voorwaarde voor deze nieuwe productie is een langetermijnolieprijs van minimaal 70 dollar per vat. De hoge olieprijs heeft sinds 2003 geleid tot een ongeziene investeringsgolf in de olie- en gasindustrie. De climax werd de voor-
bije jaren bereikt met een totale investering van naar schatting 1.500 miljard dollar in 2010-2012. Rekening houdend met een investeringscyclus voor de exploratie en ontwikkeling van olieen aardgasdepots die schommelt tussen 8 en 12 jaar, mogen we ervan uitgaan dat de stijging van de productiecapaciteit de komende jaren alsmaar zal versnellen. Drie kwart van de verwachte groei van de productiecapaciteit vindt plaats in vier landen, in orde van belangrijkheid: Irak (netto toename olieproductie in 2012-2020: +5,1 mbd), de VS (+3,5 mbd), Canada (+2,2 mbd) en Brazilië (+2,5 mbd). Het potentieel van Irak is gigantisch. Niettegenstaande de olieproductie er aanving rond het begin van de 20ste eeuw, zijn er tot nog toe amper 2.300 putten (voor exploratie én productie) geboord tegenover bijvoorbeeld één miljoen in Texas. Geavanceerde technieken om nieuwe putten te ontdek1
Economische Berichten
ken of ontginnen, zoals 3-D seismische exploratietechnieken of diepe en horizontale boringen en hydraulische fracturatie, zijn er nooit toegepast. Van de 80 ontdekte olievelden in Irak zijn er amper 21 deels ontwikkeld. De toekenning van nieuwe licenties aan grote internationale oliemaatschappijen tussen 2009 en 2011 kan de olieontginning in het land naar een nieuw tijdperk katapulteren. De beoogde productiedoelstelling van deze maatschappijen komen uit op 11,6 miljoen vaten per dag, een stijging van 9,6 miljoen vaten tegenover het huidige productieniveau. Rekening houdend met de politieke risicofactoren, het gebrek aan aangepaste (export)faciliteiten en infrastructuur, veiligheidsproblemen, enz. is een toename van de productiecapaciteit van de huidige 2,5 miljoen vaten per dag (inclusief Koerdische regio) tot 7,6 miljoen vaten tegen 2020 geen onrealistisch scenario.
de gassector (zie kader op blz. 3). Begin 2000 zag het ernaar uit dat de VS, bovenop zijn status van netto-importeur van olie, ook voor gas afhankelijk zou worden van het buitenland. De bruto gaswinning afkomstig van Amerikaanse conventionele gasvelden plafonneerde in de tweede helft van de jaren 90 rond 17.700 miljard kubieke voet (1 kubieke meter = 35,4 kubieke voet). Daartegenover stond een alsmaar toenemend gasverbruik. Over de periode van 1987 tot 2000 nam de gasimport toe van 938 tot 3.603 miljard kubieke voet, met Canada als quasi enige leverancier. Honderd miljard dollar werd geïnvesteerd in terminals. LNG-import moest ervoor zorgen dat aan de stijgende behoefte tegemoet zou gekomen worden.
Voor de VS raamt de Harvard-studie de stijging van de olieproductiecapaciteit op 3,5 miljoen vaten per dag tot 11,6 miljoen vaten tegen 2020. Daarmee zouden de VS de tweede grootste olieproducent ter wereld worden, na Saoedi-Arabië. De evolutie is opmerkelijk gegeven de continue daling van de Amerikaanse olieproductie tijdens de periode 1971-2009. De hoge olieprijs in combinatie met de doorbraak eind jaren 90 van een revolutionaire boortechniek luidde een nieuw energiehoofdstuk in.
Amerikaanse schalierevolutie
De revolutionaire techniek van horizontale hydraulische boringen maakte de investeringen waardeloos. De productie van schaliegas in de VS klom van 300 miljard kubieke voet in Dé verrassing inzake oplopende pro2000 tot 9.600 miljard kubieke voet ductiecapaciteit in de komende jaren Dé verrassing inzake oplopende in 2012. Schaliegas neemt daarmee komt van de westelijke hemisfeer, productiecapaciteit in de komende 40% van de totale Amerikaanse namelijk de VS, Canada en Brazilië. aardgasproductie voor rekening. jaren komt van de westelijke hemiEen nieuwigheid is dat de additionele Van massale import van gas is geen sfeer. oliestroom vanuit die landen afkomsprake meer. Als gevolg van een niet stig is van niet-conventionele oliewinoptimale pijplijn- en afwezige exportning. Volgens de definitie van het infrastructuur, zitten de VS vandaag Amerikaanse Energy Information Administration (EIA) refereert opgeschept met een gasoverschot, wat de prijs onderuit heeft de productie van conventionele ruwe olie en aardgas naar gas gehaald. en olie ”geproduceerd via een put geboord in een geologische formatie in dewelke de reservoir- en vloeistofkarakteristieken De lage gasprijzen in combinatie met de oplopende olieprijtoelaten dat de olie en het aardgas vlot vloeit naar het boorzen zorgden ervoor dat horizontale hydraulische fracturatie gat”. Niet-conventionele productie van koolwaterstoffen vertode voorbije jaren ook zijn intrede deed in de olie-industrie. nen deze criteria niet ofwel omdat de geologische formatie een Het breakeven niveau voor het ontginnen van schalieolie erg lage doorlaatbaarheid heeft, ofwel omdat de vloeistoffen schommelt tussen de 60 à 70 dollar per vat. De productie van een dichtheid hebben die in de buurt ligt of hoger is dan die schalieolie steeg van gemiddeld 0,2 miljoen vaten per dag in van water. Het gevolg is dat de koolwaterstoffen niet geprodu2.000 naar gemiddeld 1,9 miljoen vaten per dag in 2012 voor ceerd, getransporteerd of geraffineerd kunnen worden aan de de 10 belangrijke formaties (4). In 2012 lag de Amerikaanse hand van conventionele methodes. Niet-conventionele olie en ruwe-olieproductie 847.000 vaten per dag hoger dan in 2011, gas omvatten ultrazware olie en olie uit teerzanden (Canada), wat veruit de snelste productiegroei is wereldwijd. Zijn de VS olie uit schalie- (‘shale oil’, VS) en siltgesteente (‘tight oil’) evenop weg hun in de jaren 70 verloren energieonafhankelijkheid als schaliegesteente rijk aan kerosine (‘oil shale’). opnieuw te heroveren?
Horizontale hydraulische boringen
De mature olie-industrie beleeft een tweede jeugd als gevolg van de schalieolie- en gasrevolutie. Door dalende opbrengsten uit conventionele gas- en oliebronnen kromp de Amerikaanse olie- en gasproductie in de periode 1980-2005 van net geen 20 miljoen vaten olie-equivalent per dag naar een dieptepunt van 15 miljoen vaten. Die trend zette zich ook de voorbije jaren nog door. De daling wordt sinds 2005 evenwel meer dan gecompenseerd door de stijgende productie van niet-conventionele gas- en oliebronnen, in het bijzonder schaliegas en –olie.
De nieuwe techniek van horizontale hydraulische boringen laat toe olie uit het dichte schaliegesteente te ontginnen. Hydraulische fracturatie of kraken werd initieel toegepast in
Schaliegas heeft de VS omgetoverd in een ‘gaseiland’ waar gas overvloedig aanwezig is en de prijzen laag zijn. Het land is de grootste gasproducent ter wereld geworden, voor Rusland.
2
Geschiedenis van horizontale hydraulische fracturatie Al in het begin van de jaren 80 was George Mitchell uit Houston overtuigd van de mogelijkheid om gas te winnen uit compact schaliegesteente. Het duurde evenwel tot 1990 vooraleer een eerste succes werd geboekt. De technologie die Mitchell toepaste, hydraulische fracturatie, is niet nieuw. Ze werd voor het eerst gebruikt in 1947 in Grant County (Kansas). Volgens een rapport van het National Petroleum Council werd de techniek in 2011 gebruikt om 95% van de Amerikaanse putten te boren, goed voor 43% van de Amerikaanse olieproductie en 67% van de aardgasproductie.
om de 100 meter, en elk stadium impliceert het herhalen van het pompen van zand, water en chemicaliën in een specifiek stuk van de (horizontale) boorarm. Het werken in verschillende stadia leidt tot een sterke toename van de recuperatiegraad (percentage dat uit de afzetting gewonnen kan worden in verhouding tot de totale aanwezige hoeveelheid koolwaterstof). Ook horizontale boringen zijn niet nieuw, met een eerste boring in 1929 in Texon (Texas). Het is de integratie van het hydraulische fracturatieproces met horizontale boringen die geleid heeft tot een revolutionaiHet is de integratie van het hydrau- re techniek voor het ontginnen van lische fracturatieproces met hori- schaliegas.
Bij hydraulische fracturatie of kraken wordt onder hoge druk water, zand zontale boringen die geleid heeft tot en chemicaliën in de rotsen gepompt Recent wordt de techniek ook toeeen revolutionaire techniek voor het tot deze breken. De toevoeging van gepast voor schalieolie. Als gevolg ontginnen van schaliegas. zand of kleine keramische deeltjes van de hogere viscositeit van olie en een kleine hoeveelheid chemi– gas ontsnapt gemakkelijker via de sche producten dient om een beter breuken in de rotsformaties – ligt de stroomkanaal te creëren waarlangs het gas of de olie kan recuperatiegraad met 3 à 7% laag. Technologische verbeteontsnappen. Eens de breuken zijn gecreëerd, wordt de injectie ringen kunnen die recuperatiegraad in de toekomst verhogen. stopgezet en sijpelen de vloeistoffen samen met het gas en de De recuperatiegraad bij de ontginning van een conventionele olie naar de oppervlakte. oliebron schommelt tussen de 10 en 50% (maar het inzetten van hydraulische horizontale fracturatie kan die recuperatieVia horizontale boringen kan naar gas- en oliebronnen gezocht graad ook hier mogelijk nog naar boven halen). Voor schaliegas worden honderden meters zijwaarts van de initiële boorput. schommelt het percentage tussen 25 en 30%. Horizontale fracturatie gebeurt in verschillende stadia, soms
Aan het ritme waaraan het de gasimport tussen 2007 en 2012 naar omlaag haalde – van 3.785 miljard kubieke voet naar 1.519 miljard kubieke voet – evolueren de VS tegen 2016 van gasimporteur naar –exporteur (grafiek 1). De daling van de olie-import is zo mogelijk nog spectaculairder. De totale netto import van ruwe olie en petroleumproducten piekte in 2006 op 13,4 mbd en tuimelde daarna naar 6 à 7 mbd vandaag. Twee tegengestelde bewegingen liggen aan de basis. De olieconsumptie viel terug als gevolg van de demografische evolutie (een verouderende bevolking van babyboomers legt minder kilometers af dan een jonge bevolking), brandstofefficiëntie en een versnellende substitutie naar niet-oliegebaseerde brandstoffen zoals het goedkope gas. Daartegenover stond een toenemende olieproductie van 5 mbd in 2008 naar ruim 7 mbd begin 2013 (grafiek 2) (5).
sief NGL’s) van 8,1 mbd tot 11,6 mbd over de periode 20122020. Het Internationaal Energieagentschap (IEA) ziet de totale productie van olie en gas samen oplopen van ruwweg 17 miljoen vaten olie-equivalent per dag in 2010 naar iets meer dan 20 miljoen vaten olie-equivalent per dag in 2015. Een produc-
Grafiek 1 - VS: Aardgasproductie en netto import (in miljard kubieke voet)
25000
4000 3500
20000
3000 2500
15000
2000 1500
10000
De daling van de netto-import met 6 mbd over de voorbije 7 jaar is enorm. Om dit in perspectief te zetten: enkel Saoedi-Arabië, Rusland en de VS zelf kunnen een hogere productie voorleggen. Verwacht wordt dat de toename van de Amerikaanse olie- en gasproductie zich de komende jaren zal doorzetten. Voor olie haalden we eerder de studie van Harvard aan. Daarin wordt uitgegaan van een toename van de olieproductie (inclu-
1000 500
5000
0 0
1949 54 59 64 69 74 79 84 89 94 99 2004 09 14
-500
Aardgasproductie (linkse schaal) Netto import (rechtse schaal)
Bron: EIA
3
Economische Berichten
Grafiek 2 - VS: Olieproductie, netto import en consumptie (in mbd)
25
16 14
20
12
Grafiek 3 - VS richting energie-onafhankelijkheid? (netto olie- en gasafhankelijkheid van import in selectie landen)
Invoer 100 gas 80 EMU
60
10
15 40
8 10
6
China
20
4
5
0 2000
02
04
06
08
10
12
0
Netto import (linkse schaal) Consumptie van olie (*) (rechtse schaal) Olieproductie (totaal, linkse schaal)
(*) Consumptie door industriële, transport-, elektriciteits-, commerciële en residentiële sector Bron: EIA
tiepiek van 22,5 miljoen vaten wordt bereikt in 2025 en stabiliseert in het daaropvolgende decennium op een iets lager niveau.
India Verenigde Staten
0
2
Japan
Uitvoer 20 20 gas 2010 2035
40
60
80
100
Bron: EIA
De dagelijkse olieconsumptie door de verschillende sectoren (industrie, transport, elektriciteit, commercieel en residentieel) bedroeg in maart 2013 18,6 miljoen vaten per dag. De totale productie van olie en olieproducten liep in mei op tot 10,7 miljoen vaten (6). Het verschil van 8 miljoen vaten kan op drie manieren weggewerkt worden: via een stijging van de olieproductie, het terugdringen van de olieconsumptie via een toenemende energie-efficiëntie, en via de substitutie van olie naar andere energietypes (bijvoorbeeld aardgas waar nog voldoende ruimte is om de productie op te drijven).
Het ramen van de toename van de productiecapaciteit over een lange periode is onderhevig aan tal van factoren. Sterke prijsbewegingen, een betere kennis van het oliereservoir naargelang de boringen vorderen, politieke risico’s (al dan niet aanleggen van infrastructuur voor vervoer olie, toekennen licenties, enz.) en de technologische ontwikkeling zijn belangrijke elementen. Voor de lange termijn (20 jaar en meer) zijn ze echter moeilijk in te schatten. Gezien de lange investeringscyclus van 8 tot 12 jaar In hoeverre dicht een hogere olieproductie de kloof? Over de is uitgaan van de verwachte evolutie van de vraag, in de mate periode 2012-2020 gaat de Harvard-studie uit van een stijdat die al goed in te schatten is, evenmin een goed vertrekging met 3,5 mbd. Een toename met 900.000 vaten per dag punt. Om die moeilijkheden te omzeilen, gaat de eerder verwerd gerealiseerd in2035 2012. De resterende 2,6 mbd brengen de tie door industriële, transport -, electriciteits-, commerciële en residentiële sector melde Harvard-studie voor zijn raming uit van een bottom-up bestaande kloof tegen 2020 terug naar 5,4 mbd. Inzake ener2010 analyse: de lopende olieprojecten wereldwijd worden veld per gieconsumptie stellen we een daling vast van 20,6 mbd naar veld geanalyseerd en de productie tegen 2020 wordt geraamd. 18,2 mbd over de periode mei 2007 tot mei 2009. Die daling is toe te schrijven aan de recessie. De consumptie beweegt Zowel op basis van de ramingen van het IEA als deze van de sindsdien zijwaarts en kwam in maart 2013 uit op 18,6 mbd. Harvard-studie stevent de VS af op een quasi-energieonafhanEen verdere herleving van de Amerikaanse economie zal dat kelijkheid (grafiek 3). In haar World Energy Outlook van 2011 cijfer licht hoger duwen, maar daartegenover staat de invoestelt het IEA: ”Terwijl de afhankelijkheid van geïmporteerde ring van nieuwe efficiëntiestandaarden voor auto’s. Het lagere olie en gas toeneemt in vele landen, zwemt de VS tegen de benzineverbruik kan, afhankelijk van de bron, leiden tot een stroom in”. Tegen 2035 is de Verenigde Staten al geruime tijd vermindering van de olieconsumptie met 1 à 2 miljoen vaten een netto gasexporteur. Ook haar afhankelijkheid van olieper dag tegen 2020. Een dalende energieconsumptie zal 1 mbd import zal tot een minimum beperkt worden. bijkomend afknabbelen van de 5,4 mbd-kloof tegen 2020.
mports
Crude Oil Production, Total
Consumptie van olie* (RS)
Oliekloof consumptie-productie Volledig onafhankelijkheid is echter onwaarschijnlijk. In 2012 stond de Amerikaanse energieproductie in voor 83% van de consumptie, komende van een dieptepunt van 69% in 2005. Het EIA verwacht een eigen energieproductie van 92% tegen 2040.
4
Substitutiepotentieel is er eveneens, maar voor sommige toepassingen blijft het een ver toekomstperspectief. Investeringen in gaspijplijnen moet het verbruik van stookolie in sommige regio’s drastisch naar omlaag halen. Specialisten verwachten een vraagvermindering van zo’n 600.000 olievaten per dag in het noordoosten van de VS (New York City, New England) zodra aardgas kan aangevoerd worden vanuit de schaliegasrijke Marcellus-bronnen in Pennsylvania. Tegen 2015 kan de geleide-
lijke substitutie van diesel (voor zware trucks) door LNG leiden tot een bijkomende vraagvermindering van 600.000 vaten. Citigaat uit van een overschakeling van 30% van de vloot Amerikaanse zware trucks, goed voor een totaal verbruik van 2 mbd (7). Een conservatieve inschatting duwt die vraagvermindering snel naar 1 mbd. Het totale substitutiepotentieel loopt daarmee op tot 1,6 mbd, waardoor de consumptie-productie kloof krimpt tot 2,8 mbd. Daarmee zal de afhankelijkheid van de VS van olie-import tijdens de komende jaren verder dalen, maar echte olieonafhankelijkheid zit er niet in.
Noord-Amerikaanse olieonafhankelijkheid Voor Noord-Amerika als continent ziet de situatie er nog rooskleuriger uit. De hoge olieprijs zorgde voor een schalierevolutie in de VS. In Canada leidde de prijsschok tot de ontwikkeling van een andere niet-conventionele oliebron: de teerzanden. Teerzand of oliezand bestaat uit zand, klei en water doordrongen van een extreme dik vloeibare vorm van olie, genaamd bitumen (= een soort teer). Hoge olieprijzen en de ontwikkeling van een nieuwe technologie hebben ertoe geleid dat ook deze reserves nu winstgevend ontgind en verwerkt kunnen worden. Tijdens de komende 10, volgens sommigen zelfs 20 jaar, dragen deze teerzanden jaarlijks zo’n extra 200.000 vaten per dag bij. Citi raamt de oliebijdrage van deze onconventionele bron tegen 2020 op 3,7 miljoen vaten per dag. De gecombineerde productie van alle soorten olie en NGL’s (natural gas liquids, liquide bijproducten bij de winning van aardgas) in Canada bedraagt dan 6,5 miljoen vaten per dag.
project het probleem van CO2-vervuiling niet significant uitvergroot. Het netto-effect van de pijplijn op ons klimaat zal zeker een criterium zijn waaraan de goedkeuring van dit project zal worden getoetst” (8). Maar zelfs al wordt het Keystone-project goedgekeurd, dan nog volstaat het niet voor de ontwikkeling van voldoende importcapaciteit richting de VS. Het gros van de olieproductie afkomstig van westelijk Canada hangt af van dezelfde transportcorridor die dient voor het vervoer van de alsmaar toenemende productie van schalieolie vanuit onder meer de Bakken Shale schalieformatie in Noord-Dakota. Die pijplijnen volstaan nu al niet om de huidige olieproductie te transporteren richting de raffinaderijen in andere Amerikaanse staten (zie kader op blz. 6), en vooral dan richting de ultieme flessenhals: Cushing. Vandaar dat Canada alternatieve exportroutes overweegt voor zijn exploderende olieproductie. Dit is een opportuniteit die China en andere Aziatische landen niet zullen laten liggen. Het ondermijnt tevens de ‘droom’ van een energieonafhankelijke Noord-Amerikaanse regio, een perspectief dat president Obama zeker zal laten meespelen in de uiteindelijke beslissing. Tot het probleem van de exportcapaciteit is opgelost, blijft het moeilijk voor Canada om zijn olieproductiepotentieel volledig te ontwikkelen.
Wereldwijde energiereserves
De technologische revolutie onder impuls van de hoge olieprijs heeft de olie- en gasindustrie richting een nieuw tijdperk gekatapulteerd. Met de technische haalbaarheid van de schalieolie en –gasontginning gingen ook de recupereerbare reserves De Harvard-studie is iets conservatiever en gaat uit van een de voorbije jaren de hoogte in. Het Amerikaanse EIA raamde totale productiecapaciteit van 5,5 miljoen vaten. Het verschil die reserves voor de VS in 2001 op 144 miljard vaten olie en heeft vooral te maken met milieuproblemen die de extra pro1.281 biljoen kubieke voet aardgas. De meest recente raming ductiecapaciteit kan verhinderen of uitstellen. Daarnaast leidt van juni 2013 gaat uit van 222 miljard vaten olie, een stijging het gebrek aan exportcapaciteit er mogelijk toe dat bedrijven met 54% (9). 58 miljard vaten zijn afkomstig van schalieolie. verschillende van de huidige (140-tal) Toepassing van de nieuwste ontginprojecten uitstellen. Vooral de ont- De EIA-studie toont aan dat ook in ningstechnieken op de huidige conwikkeling van exportmogelijkheden andere landen schalieolie en –gas ventionele oliebronnen kan ook daar naar de VS zijn hierbij cruciaal. 97% in overvloed beschikbaar zijn. de technisch recupereerbare reserves van de Canadese olie-export gaat nog doen toenemen. De totale gasnaar de zuiderbuur. Canada staat in reserves worden geraamd op 2.431 voor 90% van de gasimport en 25% van de olie-import van biljoen kubieke voet, nagenoeg een verdubbeling tegenover de VS. 2001. Schaliegas neemt hiervan 665 biljoen kubieke voet voor rekening. Aan een jaarlijkse consumptie van 25,5 biljoen Cruciaal is de bouw van de Keystone XL-oliepijplijn die Canada kubieke voet gas per jaar – d.i. de consumptie in 2012 – hebmoet verbinden met de Texaanse Golfstreek. De milieulobby ben de VS voorraad genoeg om een eeuw te doorstaan. De verzet zich sterk tegen de bouw van een nieuwe pijplijn voor huidige olievoorraad dekt de oliebehoefte voor de volgende 32 het vervoer van de sterk corroderende en vervuilende Canadese jaar (aan een olieconsumptie van 18,6 miljoen vaten per dag). teerzandolie over Amerikaans grondgebied. In zijn klimaatstoespraak van juni 2013 aan de Georgetown Universiteit in Die toename van de technisch recupereerbare reserves blijft Washington stelde president Obama duidelijke voorwaarden niet beperkt tot de VS. De EIA-studie toont aan dat ook in voor de goedkeuring van het Keystone XL-project: ”Een toeandere landen schalieolie en –gas in overvloed beschikbaar zijn lating voor het bouwen van de Keystone-pijplijn is verbonden (tabel 1 en 2). Een raming van 137 schalieformaties in 41 landen aan de bevinding dat dit in het belang is van onze natie. En duwt de recupereerbare reserves ruwe olie buiten de VS 10% onze nationale belangen zullen maar gediend zijn indien dit hoger naar 3.134 miljard vaten olie. De geïdentificeerde scha-
5
Economische Berichten
Infrastructuur- en andere uitdagingen voor Amerikaans schalieolie De gebrekkige infrastructuur voor olietransport en -raffinage legt ook in de VS een hypotheek op de toekomstige productie. Verder dienen de bestaande regels voor het binnenlands olietransport dringend aangepast te worden. De VS zijn grote voorvechters van vrijhandel en vrije toegang tot olie voor alle landen. Binnen de VS kan olie evenwel niet vrij bewegen en ook uitvoer buiten de VS is onmogelijk. Verschillende redenen liggen aan de basis van die paradox.
klaren waarom WTI-olie de voorbije jaren aan een stevige discount noteerde tegenover Brent-olie. Voor Amerikaanse raffinaderijen in het overbevoorrade middencontinent en de golfstreek was de discount op de WTO-olieprijs tijdens de voorbije jaren een zegen. Niet alleen profiteerden ze van een lagere WTI-prijs, bovendien zorgt de ‘originele’ schalierevolutie in aardgas voor goedkope brandstof. De voorbije maanden is het prijsverschil teruggevallen door de oplevering van enkele pijplijnen.
Vooreerst bestaat de Amerikaanse oliemarkt in feite uit drie markten: de Oostkust, de Westkust en het Middencontinent, en de Golfzone (nabij de Golf van Mexico). Tussen deze drie markten zijn er amper pijplijnen. Het gevolg is dat de olieproductie afkomstig van het westen van Canada en Noord-Dakota via de noord-zuid pijplijn moet die loopt van Canada naar Amerikaanse golfstaten met Cushing in Oklahoma als kritiek punt. Dit is de belangrijkste doorslag- en olieopslagplaats van de VS. De route kan nu al de oplopende toevoer van Canadese onconventionele teerzand en -schalieolie vanuit Noord-Dakota niet aan. Maar ook Montana en andere Amerikaanse staten passeren via dezelfde route. Het gevolg is dat een deel van de productie afkomstig van het Bakken schaliebekken vervoerd wordt via trein en vrachtwagens, een erg inefficiënte en dure transportwijze.
In theorie zou de uitvoer van de lichte olie een oplossing kunnen bieden voor het transportprobleem en het overschot aan lichte olie. De Amerikaanse wet, die dateert van het Arabische olieembargo van de jaren 70, verbiedt evenwel de uitvoer van ruwe olie tenzij voor beperkte hoeveelheden. Bovendien bepaalt de wet ‘Jones’ dat ”elk scheepsvervoer langs Amerikaanse wateren moet gebeuren door schepen die varen onder de Amerikaanse vlag, gebouwd zijn in de VS en voornamelijk bemand door Amerikanen”. Deze uit 1920 daterende wet maakt olietransport via schepen van de ene naar de ander Amerikaanse haven erg duur. Een wijziging van de uitvoerregels is waarschijnlijk. Adam Sieminski, hoofd van het EIA, liet zich onlangs ontvallen dat olie-uitvoer voordelig kan zijn voor de VS. Het is voor de VS trouwens onhoudbaar om zich enerzijds voor te doen als de bewaarder van vrijhandel maar anderzijds olie-uitvoer niet toe te laten. De wijziging van de wetgeving evenals de constructie van de benodigde infrastructuur (pijplijnen, LNG-uitvoer terminals, enz.) doen vermoeden dat effectieve uitvoer pas over enkele jaren mag worden verwacht. Op korte termijn kan dit in de VS lopende projecten tijdelijk op ‘hold’ zetten
Minsten drie substantiële uitbreidingsprojecten (Seaway die loopt van Cushing naar Freeport, TransCanada Keystone XL en Flanagan South, parallel aan de huidige Spearhed South) zouden tegen 2015 voltooid moeten zijn. Gezamenlijk voegen ze een extra transportcapaciteit toe van 2 miljoen vaten per dag. Zelfs dat zal niet volstaan om de bijkomende olieproductie afkomstig van westelijk Canada en NoordDakota te verwerken. En zoals aangegeven Grafiek 4 - Bestaande en geplande pijplijnen voor laat de goedkeuring voor de Keystone olietransport in de VS en Canada XL-pijplijn nog altijd op zich wachten. Een tweede probleem is de aard van olie afkomstig van schalieproductie. Het gros betreft ‘light sweet crudes’, olie met een lichte dichtheid en laag zwavelgehalte. De Amerikaanse referentie-index voor dit type olie is de West Texas Intermediate (WTI). De meeste Amerikaanse raffinage-installaties hebben de voorbije jaren echter massaal geïnvesteerd om de ingevoerde ‘heavysour crude’ of zware olie met een hoog zwavelgehalte te kunnen verwerken. Voor deze bedrijven impliceert het overschakelen naar lichte olie een daling van de marges en technische problemen, tenzij de prijs van de lichte olie terugvalt richting die van zware olie. De flessenhals in de pijplijncapaciteit gekoppeld aan het raffinageprobleem ver-
6
Bron: Canadian Association of Oil Producers
Tabel 1 - Top-10 landen met technisch winbare schalie-olie Rangschikking 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Land
Schalie-olie (miljard vaten)
Rusland V.S. (1) China Argentinië Libië Australië Venezuela Mexico Pakistan Canada Totaal Wereld
75 58 32 27 26 18 13 13 9 9 345
(48)
(335)
(1) EIA schattingen voor rangorde. ARI schattingen tussen haakjes Bron: US Energy Information Administration
liegasbronnen duwen de voorraad aardgas 48% hoger naar 20.451 biljoen kubieke voet.
Tabel 2 - Top-10 landen met technisch winbaar schaliegas Rangschikking 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Land
Schalie gas (biljoen kubieke voet)
China Argentinië Algerije V.S. (1) Canada Mexico Australië Zuid-Afrika Rusland Brazilië Totaal Wereld
1.115 802 707 665 573 545 437 390 285 245 7.299
(1.161)
(7.795)
(1) EIA schattingen voor rangorde. ARI schattingen tussen haakjes Bron: US Energy Information Administration
Combinatie van gunstige factoren
De VS zijn gezegend met een gunstige geologie en overvloedige waterbronnen. Dat laatste is belangrijk omdat er tijdens de schaliegasproductie enorme hoeveelheden water worden verbruikt. Bij de extractie van schaliegas wordt ‘multi-stage’ fracturatie toegepast in tegenstelling tot de ‘single-stage’ fracturatie bij een conventionele gas- of olieontwikkeling (zie kader op blz. 3). Het verschil in de hoeveelheid gebruikt water bedraagt een factor 10 tot 20. De waterconsumptie bij de ontwikkeling van het schaliebekken Eagle Ford in Texas is illustratief. Per De ontginning van niet-conventionele oliebronnen duwt het afgewerkte boorput bedroeg de gemiddelde consumptie eind gangbare ‘Peak Oil’-doemscenario verder in de toekomst. Peak 2012 13,6 miljoen liter. Eagle Ford heeft de toelating om 2.800 Oil, of de Hubbertpiek, is het moment waarop een piek wordt putten aan te boren. Dat komt neer op een totale waterbebereikt in de olieproductie. Geofysicus King Hubber voorspelde hoefte van 38 miljard liter, goed voor 0,2% van de jaarlijkse op basis van zijn model dat de olieproductie in de VS eind jaren waterconsumptie van heel de staat Texas, of zo’n 12% van 60 - begin 70 op haar hoogtepunt zou zijn om daarna te dalen. de jaarlijkse waterconsumptie van Dallas. Het grote waterverHij kreeg gelijk. Op wereldwijde bruik is trouwens één van de grote schaal stellen tal van marktexperts Met uitzondering van Canada profi- bezorgdheden inzake milieu-effecten. dat er een piek zal plaatsvinden in teert geen enkel ander land van de We komen daar verder op terug. de periode 2020-2030. Een prounieke combinatie van factoren die ductieboom in andere landen dan Een tweede troef van de VS is een tot het Amerikaanse succes hebben extensieve kennis van de ondergrond. de VS en Canada kan deze theorie helemaal onderuit halen. Op korte geleid. Twee eeuwen van olie- en gaswinning termijn moeten we daar echter niet zorgden tevens voor een uitgebreiop rekenen. Tegen het einde van dit de infrastructuur. Het pijplijnsysteem decennium wordt slechts een beperkt productievolume in het minimaliseert het risico op gestrande voorraden. De extractie vooruitzicht gesteld in China, Argentinië en nog enkele andere van schaliegas en –olie deed ook de vraag naar boormateriaal kandidaten. Met uitzondering van Canada profiteert geen en fracturatiecapaciteit exploderen. De beschikbaarheid van de enkel ander land van de unieke combinatie van factoren die tot benodigde tools in de VS (evenals in Canada) is onovertroffen. het Amerikaanse succes hebben geleid: geologie, overvloed Zo bezitten de VS en Canada zo’n 65% van alle bestaande aan water, mineraalrechten, mature oliedienstenindustrie, snelbooruitrustingen wereldwijd. le groei van kleine onafhankelijke upstream operatoren, een unieke structuur van de kapitaalmarkten die gewend is exploUniek is ook de aanwezigheid van duizenden onafhankelijke ratierisico te financieren, en een (nog onvoldoende uitgebreid) oliebedrijven, gaande van erg kleine tot multimiljardenbedrijnetwerk van pijnlijnen of andere infrastructuur. ven. Zij spelen historisch een pioniersrol inzake nieuwe technieken, waarbij ze in tegenstelling tot de grote geïntegreerde multinationale bedrijven vooral zoeken naar opportuniteiten Ruim de helft van de schaliegasbronnen buiten de VS bevindt zich in vijf landen: China, Argentinië, Algerije, Canada en Mexico. Voor schalieolie verdelen volgende vier landen meer dan de helft: Rusland, China, Argentinië en Libië. De VS staat tweede gerangschikt na Rusland voor de aanwezige voorraad aan schalieolie en vierde, na Algerije, Argentinië en China voor schaliegasbronnen in de lijst van 41 onderzochte landen.
7
Economische Berichten
Grafiek 5 - Handelsbalans olie VS
met een hoog risico/return-profiel. De beschikbaarheid van hoogtechnisch-geschoold personeel stimuleert de oprichting van onafhankelijke upstream bedrijven. Die massale toestroom van ondernemers wordt dan weer verklaard door de relatief lage kostenstructuur van schaliegas (en –olie). De kost van de boorputten bedraagt slechts 1/100ste tot 1/10de van diepwaterboringen. Voor de financiering kunnen de ondernemers rekenen op liquide kapitaalmarkten met een lange historiek van financiering van exploratierisico. Cruciaal voor schalieactiviteiten is tot slot het bestaand regime van mineraal- en landrechten dat eigen is aan de VS. In de meeste landen zijn de mineraalrechten in handen van de overheid. In de VS en Canada bezit de landeigenaar ook het recht op de mineralen onder de grond. Dit is een enorme stimulans voor landeigenaars om hun eigendomsrechten te verpachten of verkopen aan de olie-industrie. Dit is waarschijnlijk de belangrijkste factor waarom in een land als het VK – met ondernemende onafhankelijke upstream operatoren en dienstenbedrijven, een liquide kapitaalmarkt en aanzienlijke schaliereserves – zich geen gelijkaardige revolutie heeft voorgedaan. Bovenop de rigide overheidswetgeving komt ook de bezorgdheid over de impact van hydraulische fracturatie op seismische activiteiten (met recent enkele aardbevingen in de omgeving van Blackpool) en problemen met watervervuiling.
Dalend handelstekort, stijgende dollar
0
0
-50
20
-100 -150
40
-200
60
-250 -300
80
-350
100
-400 -450
2000 01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
120
Handelsbalans olie (in miljard dollar, linkse schaal) Handelsbalans olie (in miljard dollar, reële prijzen 2005, linkse schaal) Olieprijs (WTI, USD per vat, rechtse schaal)
Bron: Thomson Reuters Financial
Een constante olieprijs van 60 dollar per vat zou het tekort op de oliehandsbalans – en daarmee ook de totale lopende rekening van de VS – 0,8 procentpunt lager hebben gehaald. Eerder rekenden we voor dat de huidige kloof tussen de productie en verbruik van olie en olieproducten tegen het einde van het lopende decennium met 5,2 mbd kan worden gedrukt. Aan een olieprijs van 100 dollar per vat (WTI) levert dit de VS een ‘besparing’ op van 190 miljard, goed voor 1,2% van het bbp. Dat duwt het tekort op de lopende rekening van -3% naar -1,8% van het bbp. Indien als gevolg van het gestegen olieaanbod op de markten de prijs terugzakt naar een evenwichtniveau van 90 dollar per vat (zie verder), dan vermindert dit de invoerfactuur voor de VS aanvullend met ruim 20 miljard dollar of een extra 0,1% van het bbp.
De impact van de schalierevolutie op de handelsbalans van de VS verloopt vooral via de handel in olie en olieproducten. De netto-invoer van olie(producten) neemt sinds 2000 een vijfde tot bijna de helft van het totale handelstekort in goederen voor zijn rekening. Niettegenstaande de forse terugval van de olieinvoer vinden we daar op het eerste gezicht weinig van terug (grafiek 5). De netto-invoerpiek van gemiddelde 12,4 mbd in 2006 viel samen met een oliedeficit van 271 miljard dollar. In olie Een daling van het tekort op de lopende rekening Handelsbalans (insterkere miljard dollar) 2012 was de netto-invoer teruggevallen naar 7,4 mbd maar is niet uitgesloten. Zoals eerder aangegeven kan de VS zich het tekort opgelopen naar 291 miljard dollar. De hoge olieprijs in de tweede helft van het lopende decennium ontpoppen Handelsbalans miljard dollar, reëlevan prijzen deed het positieve effect van de dalende invoer volledig teniet. olie tot(inexporteur in plaats importeur van aardgas. Het plan 2005) bestaat om de – amper gebruikte – invoerterminals om te In reële termen, dus gecorrigeerd voor de wijziging in deOil-WTI olie- Spot bouwen uitvoerterminals om zo te profiteren van het Crude Cushingtot U$/BBL - DS MID PRICE prijs, verbeterde de oliehandelsbalans met 108 miljard dollar. grote prijsverschil tussen de aardgasprijzen in de VS en elders. Tabel 3 - Kritische succesfactoren voor de winning van schalieolie en -gas Reële situatie in: Noord Amerika
Europa
Rusland
China
Privé-eigendom van minerale rechten Hoge aantallen ondernemers Booreilanden en fracking capaciteit Financiële markt Milieu < commerciële belangen Pijpleidingen en andere infrastructuur
?
Geologische omstandigheden geschikt voor schalieolie en -gas
?
?
?
Bron: DNB Markets
8
Milieu-impact De milieubelasting bij de ontginning van schalieolie en –gas is, abstractie makend van het waterverbruik, grosso modo gelijkaardig als die bij conventionele olie- en gasbronnen. Hydraulische fracturatieoperaties inclusief het gebruik van chemicaliën worden wereldwijd toegepast voor het verhogen van de recuperatiegraad, en dat zonder noemenswaardige problemen. In de VS alleen al is er een geschiedenis van meer dan één miljoen fracturatie-operaties zonder bewijs van vervuiling. De intensiteit en de grotere schaal waarop het winnen van de niet-conventionele energiebronnen gebeurt, zorgt niettemin ook in de VS voor groeiende tegenstand. Om tegemoet te komen aan de bekommernissen van het publiek, worden de bestaande wetgeving en praktijken verstrengd. Het IEA publiceerde recent een lijst van ‘Gouden Regels’ die de milieuimpact moeten beperken. De implementatie ervan doet de kosten met naar schatting 7% stijgen. De eruit voortvloeiende voordelen voor de verdere ontwikkeling van schaliegas zijn volgens de industrie echter belangrijker. Het is de enige manier om de ‘of-of’ mentaliteit om te buigen tot ‘en-en’: milieubehoud is niet enkel mogelijk door een drastische beperking van de ontwikkeling van schalieformaties. Beide zijn tegelijk haalbaar door de verdere ontwikkeling van nieuwe technologieën. De regels van het IEA hebben betrekking op zeven aspecten: 1. Meten en vrijgeven van belangrijke data (verbruik water, gebruikte chemische substanties, enz.); betrekken en vertrouwen winnen van lokale bevolking;
Verschillende projecten zijn lopende en wachten op goedkeuring van het ministerie van Energie (DOE). Zodra die goedkeuring er is, kan de verdere ontwikkeling van de faciliteiten snel gaan en is uitvoer van grote hoeveelheden LNG vanuit de VS over enkele jaren mogelijk. Ook een stijgende productie en uitvoer in energiegerelateerde industrieën ((petro)chemie, staal, enz.) kan het tekort verder drukken. Dat kan volgens onze berekeningen de verbetering van de lopende rekening snel doen oplopen van de voorheen vermeldde 1,3 procentpunt naar 1,5 à 1,7 procentpunt. Een structurele verbetering van de lopende rekening blijft niet zonder gevolgen voor de Amerikaanse munt. Sinds begin jaren 80 was de lopende rekening van de VS bijna aanhoudend negatief, vooral door een oplopend tekort op de goederenbalans. Vooral Aziatische landen financierden de consumptieboom en bouwden grote muntreserves in Amerikaans schuldpapier op. De handelsgewogen dollarindex halvereerde sinds de piek van 1985. Het structureel terugdringen van de lopende rekening tijdens de
2. Zorgvuldige keuze van de boorsites; 3. Isoleren van de boorputten en het voorkomen van lekken; 4. Een verantwoorde behandeling van het afvalwater; 5. Eliminatie van ontsnappende gassen (o.a. methaan), minimaliseren van verbranden van aardgas en andere emissies; 6. Implementatie van een constant hoog niveau van milieuprestatie; 7. Nastreven van schaalvoordelen. In Europa is de niet-conventionele olie- en gasindustrie nog relatief nieuw. Het wetgevend kader is er onderontwikkeld wat grote risico’s inhoudt voor ontwikkelaars. Bovendien belemmert de hogere bevolkingsdichtheid vaak de exploitatie van de aanwezige schaliereserves. Ook wegen milieubelangen in de meeste Europese landen zwaarder door dan commerciële belangen. In Nederland, Frankrijk, Luxemburg, Tsjechië, Bulgarije geldt er zelfs een verbod of moratorium op het winnen van schaliegas. Enkel Polen heeft niet af te rekenen met hevig verzet vanuit milieuhoek. Het land is erop gebrand zijn afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen. In vergelijking met de VS kampt Polen wel met een minder gunstige geologie, een tekort aan boorinstallaties, een gebrekkige infrastructuur en een minder gunstige belastingsomgeving. Tot nog toe hebben testboringen niet geleid tot de ontdekking van een ‘sweet spot’ (gebieden met een hoge opbrengst). Met respectievelijk 148 biljoen kubieke voet en 3300 miljoen vaten zit Polen volgens het EIA op de grootste reserves aan schaliegas en de tweede grootste reserves aan schalieolie in Europa.
komende jaren zou het omgekeerde effect hebben en de dollar hoger duwen. De koopkracht van de Amerikanen neemt toe. Beslist de Amerikaanse consument die gestegen koopkracht te spenderen in plaats van te sparen, dan neutraliseert de stijgende invoer een deel van de verbetering van de lopende rekening. Ook het relatief krimpende olietekort van de VS tegenover dat van Duitsland wijst in de richting van een aantrekkende dollarkoers (grafiek 6). Het verschil in olie-invoer tussen de twee landen piekte in 2008 bij een olieprijs van 150 dollar per vat. De dollar bereikte een top van 1,57 dollar per euro. Het invoerverschil is sindsdien teruggevallen, de laatste jaren vooral als gevolg van de oplopende olieproductie in de VS. De verwachte verdere krimp van de Amerikaanse olie-invoer zal dat verschil nog verder doen terugvallen. Eens de tijdelijke factoren met een verzwakkend effect op de dollar wegvallen – zoals de aankopen van obligaties door de Federal Reserve – kan de verbeterende oliepositie van de VS zich vertalen in een verder aantrekkende dollar.
9
Economische Berichten
Grafiek 6 - VS-Duitsland oliedeficit versus euro/dollar wisselkoers
Grafiek 7 - VS: Verschil werkgelegenheidsgroei in olie- en gassector versus totale economie (in procentpunten)
40000
1,8
35000
20% 15%
1,6
30000
10%
1,4
25000 20000
5%
1,2
15000
0% -5%
1
10000
-10%
0,8
5000
0 2000 02 04 06 08 VS-Duitsland oliedeficit (linkse schaal) Euro-dollar wisselkoers (rechtse schaal)
10
12
-20%
0,6
Bron: Thomson Reuters Financial
Positieve micro-effecten De macro-economische impact van de Amerikaanse schalieboom blijft niet beperkt tot de lopende rekening en de dollar. De positieve invloed op de Amerikaanse olie- en gasindustrie en de werkgelegenheid aldaar is evident. Sommigen kondigen zelfs een nakende herindustrialisering van de Amerikaanse economie aan als gevolg van de lage gasprijzen. We gaan op beide dieper in. In augustus 2011 rapporteerde het Amerikaanse Bureau of Economic Analysis de evolutie van de persoonlijke inkomsten voor de 366 hoofdstedelijke gebieden in de VS. Van de 20 agglomeraties met de snelste inkomensgroei droeg de mijnindustrie (inclusief olie- en gaswinning) meer bij dan eender welke industrie in Midland (Texas), Odessa (Texas) en Williamsport (Pennsylvania, in de Marcellus regio). Bovenop de VS-Duitsland inkomensgroei nam ook de werkgelegenheid forsoliedeficit toe in staten met belangrijke schalieactiviteiten. In Noord-Dakota steeg het aantal werknemers in de mijnindustrie over de periode oktober 2009 tot april 2013 met 311,6%. In Pennsylvania, Texas, New Mexico en Oklahoma liep die stijging op tot 59,4%, 48,5%, 39,9% en 39,2%. De gemiddelde stijging in de Amerikaanse mijnindustrie bedroeg over die periode 30,9%. De totale werkgelegenheidsgroei in de VS (exclusief de landbouw) strandde op 4,8%. De positieve bijdrage van de gas- en oliewinning aan de totale Amerikaanse werkgelegenheid ving begin 2000 aan. Sindsdien creëerde de sector cumulatief 317.700 banen, een cumulatieve stijging van 112%. De totale Amerikaanse werkgelegenheid nam over dezelfde periode toe met 5,196 miljoen banen of 4%. De onderinvestering in de sector in de jaren 90 had een krimp van de werkgelegenheid met 87.800 banen tot gevolg. De trendkering tijdens de eeuwwisseling komt duidelijk tot uiting in grafiek 7. Voor 2000 overtrof de algemene werkgelegen-
10
-15%
1991
93
95
97
99
2001 03
05
07
09
11
13
Bron: Thomson Reuters Financial
heidsgroei (jaar-op-jaar) die in de olie- en gassector, na 2000 ligt die in laatstgenoemde sector veel hoger. Sinds 2009 is met de explosie van de schalie-olieactiviteiten dat groeiverschil nog opgelopen. De voorbije vier jaar steeg de werkgelegenheid in de olie- en gassector met 190.000 banen. Gas- en oliewinning staan in voor 0,44% van de totale Amerikaanse werkgelegenheid. Voor de totale mijnindustrie klimt dat cijfer naar 0,60%. Het Amerikaanse consultingbedrijf IHS raamt echter de tewerkstellingsmultiplicator voor de olieen gasindustrie op meer dan 3: voor elke bijkomende job in deze industrieën worden er 3 extra gecreëerd in gerelateerde sectoren. Voor schalieolie komt die multiplicator zelfs uit op 4. Zet de schalieboom zich door, dan ramen we het extra aantal gecreëerde banen in de sector op 400.000 tegen 2020. Rekening houdende met een conservatieve multiplicatorfactor van 3 komen daar nog eens 1,2 miljoen banen bovenop in aanverwante sectoren. Die extra 1,6 miljoen banen houdt geen rekening met een industriële renaissance en de daarbij horende banengroei die sommigen voorspellen voor de VS (zie verder). Het positieve effect van de schalieboom blijft niet beperkt tot de gestegen werkgelegenheid. Het arbeidsinkomen in de mijnindustrie ligt met gemiddeld 27 dollar per uur ruim 10% boven het nationaal gemiddelde en 35% boven het gemiddeld uurinkomen in de privésector. In de olie- en gasextractie- activiteiten bedraagt het inkomen zelfs 29 dollar per uur. Lokale economieën in de omgeving van olie- en gasontwikkeling profiteren hiervan. De schalieboom heeft op microschaal ongetwijfeld een gunstig effect gehad op de Amerikaanse economie. Mogen we spreken van een algemene industrieel réveil in de VS volgend op de desindustrialisatie van de voorbije decennia en de versnelde offshoring van de voorbije tien jaar? De marktomgeving is zeker gewijzigd. Twaalf jaar geleden, in 2001, trad China toe tot de Wereldhandelsorganisatie. De prijs voor ruwe olie bedroeg
20 dollar en was stabiel sinds de start van de jaren 90. Lage transportkosten en goedkope Chinese arbeidskrachten leidden tot het verplaatsen van arbeidsintensieve activiteiten naar lagelonenlanden. De Amerikaanse bedrijfswinsten afkomstig van de rest van de wereld totaliseerden 1,7% van het bbp in 2001. In het vierde kwartaal van 2012 was dat 4,3%. De voorbije 10 jaar gingen de loonkosten in de groeilanden fors de hoogte in. De transportkosten zijn vervijfvoudigd. De VS daarentegen beschikken vandaag over goedkope energie (gas) en een overschot aan arbeidskrachten. Vraag is of dat volstaat voor de omgekeerde beweging.
Grafiek 8 - Evolutie gasprijzen VS versus Europa & Japan 20 18 16 14 12 10 8 6 4
Geen herindustrialisatie
2
De goedkope gasprijzen zijn ontegensprekelijk. De overvloed aan gas heeft de Amerikaanse prijzen teruggebracht naar een derde van het Europese tot zelfs een kwart van het Japanse niveau (grafiek 8). Er zijn verschillende kanalen via dewelke de industrie daarvan kan profiteren: via directe kostenbesparingen afkomstig van de huidige gasconsumptie, via potentiële besparingen door over te schakelen van olie naar gas, en via andere besparingen als gevolg van lagere elektriciteitsprijzen die onrechtstreeks voortvloeien uit de lagere gasprijzen. Voor industriële gebruikers was er over de periode 2008-2012 een daling van de kostprijs van 9,65 dollar per duizend kubieke voet naar 3,83 dollar. Dat verlaagde de jaarlijkse energiefactuur van de Amerikaanse industriële sector met 33 miljard dollar. Een aanzienlijk bedrag, maar het vertegenwoordigt amper 0,6% van de sectoromzet. De belangrijkste gasverbruikers zijn de raffinage- en chemiesector met 46% van de industriële gasconsumptie. In de chemiesector vertegenwoordigt de gasrekening 14,3% van de personeelskosten. In de raffinagesector loopt dat op tot 54,1%. Als de lagere gasprijzen ergens een positief effect hebben gehad op de Amerikaanse industrie, dan zou het vooral in deze sectoren zichtbaar moeten zijn.
US GAS
Grafiek 9 - Energie-intensieve productie versus totale industriële productie (2007 = 100)
0 03/2005 03/06 03/07 Gas VS Gas Europa Bron: KBC
03/08
03/09
03/10 03/11 03/12 Prijs gasimport Japan
03/13
Dat is niet het geval. Grafiek 9 toont geen duidelijk positief productie-effect in de meest energie-intensieve sectoren zoals aluminium, plastiek, staal, basischemie, meststoffen en andere landbouwproducten. De sectoren die veruit het meest gasintensief zijn, de basischemie en raffinage, blijven zelfs wat achter. Definitieve conclusies mogen hier niet uit worden getrokken. Er gaat immers een aanzienlijke tijd over de beslissing tot de capaciteitsuitbreiding en het effectief opstarten van een fabriek. Maar het resultaat tot nog toe oogt pover. Wat met de potentiële besparingen die doorgevoerd zouden kunnen worden door de overschakeling van een duurderde energievorm naar gas? Merk op dat gas als brandstof altijd voordeliger is geweest dan een oliederivaat. In de periode 2000-2005 was gas 1 à 2 maal zo voordelig als olie. Het vooruitzicht van de VS als netto-gasimporteur zette sommige bedrijven toch aan voor olie te kiezen waardoor het gasaandeel in de industriële energieconsumptie terugviel van 35,9% naar 31,8% (grafiek 10). Het aandeel van olie klom met 2
EURO GAS
Japan import price
Grafiek 10 - Aandeel aardgas, olie en elektriciteit in industriële energieconsumptie
110
40%
105
35%
100
30%
95
25%
90
20%
85
15%
80
10%
75
5%
36,5%
35,9% 31,5%
70 2000 02 04 06 08 10 12 Totale industriële productie Basischemie en raffinage Energie-intensieve productie Bron: Thomson Reuters Financial
0% 2000 01 02 03 04 05 06 07 08 09 Aardgas Elektriciteit Olie
10
11
12
Bron: EIA
11
Economische Berichten
Grafiek 11 - Evolutie elektriciteitsprijs versus gasprijs
procentpunten. Het voordeel van gas liep sinds 2007 echter snel op tot een factor 2 à 3 en sinds 2010 zitten we op 5 maal het kostenvoordeel. Het leverde gas de voorbije 7 jaar een bijkomend aandeel op van een schamele 5 procentpunten tot 36,5%. Het behaalde kostenvoordeel van de omschakeling voor de Amerikaanse industrie blijft beperkt. Een onveranderd aandeel van 31,8% had een extra kost van amper 4 miljard dollar opgeleverd in 2012, een peulschil in verhouding tot de totale industriële omzet van 5.500 miljard dollar. De laatste voorspelling van het EIA voor het komende decennium gaan uit van een stabiel gasaandeel in de industriële energiemix.
16 14 12 10 8 6 4
2 Een laatste kanaal via hetwelke de industrie kan profiteren 0 van lagere gasprijzen, is onrechtstreeks via een daling van de 2000 02 04 06 08 10 12 elektriciteitsprijzen. Het gasaandeel in de totale elektriciteitsNatural Gas-Henry Hub $/MMBTU productie steeg van 16% naar 25% over de periode 2000 Gemiddelde elektriciteitsprijs, industrie (in cents per KwH) Gemiddelde elektriciteitsprijs, residentieel (in cents per KwH) 2011, ten nadele van kolen. De dalende gasprijs komt echter Bron: EIA niet tot uiting in de elektriciteitsprijs die de industriële sector wordt aangerekend (grafiek 11). De gemiddelde prijs steeg van toe, dan zakt de olieprijs doorgaans, en vice versa. 5,11 cent per KwH in 2003 naar 6,7 cent in 2012. De gemiddelde gasprijs over de voorbije drie jaar is lager dan die over De toegenomen olieprijs is tevens gelinkt aan de marginale de periode 2000-2003. Toen schommelde de elektriciteitsprijs kost van de olieproductie. De goedkoop te ontginnen olie uit rond 4,8 cent. Met de stabiliserende prijzen van de voorbije toegankelijke conventionele oliebronnen volstond niet langer vijftal jaar komen industriële klanten er trouwens nog relatief om aan de vraag te voldoen. Olieproducenten moesten zich in goed vanaf. De elektriciteitsfactuur van de particuliere consutoenemende mate richten op diepwaterwinning, oliezanden, ment zette de stijgende trend door ondanks lagere gasprijschalieolie en andere duurdere bronnen. De fors oplopende elektr NaturaldeGas-Henry Hub $/MMBTU Gemiddelde zen. Voor de volgende vijf jaar gaat het EIA uit van stabiele olieprijzen zorgden voor de economische leefbaarheid van Gemiddelde residentieelHet (in gevolg cents per reële elektriciteitsprijzen voor industriële gebruikers. elektriciteitsprijs, deze olieprojecten. was KwH) een verzesvoudiging van de globale kapitaalinvesteringen in de upstream olieactiviteiten De lagere gasprijzen leiden niet naar de herindustrialisering vanaf 2002. van de VS. Wat niet is, kan nog komen. Maar indien de daling van de gasprijzen een ‘game changer’ is, dan zou daar vier Sinds enkele jaren worden langzaam de vruchten geplukt van jaar na de piek in de gasprijzen toch al ergens een teken van die investeringen. De toenemende output van schalieolie, te vinden moeten zijn. Het prijsvoordeel van de VS zal daarende heropstart van diepwater oliewinning na de ramp met boven ook niet zo groot blijven als vandaag het geval is. De Deepwater Horizon in de Golf van Mexico, de Canadese teerlage Amerikaanse aardgasprijs van de voorbije jaren was het zanden: stuk voor stuk leiden ze tot een verminderde vraag gevolg van overvloedige binnenlandse aanvoer en efficiënte naar OPEC-olie. De reservecapaciteit neemt daardoor toe evenproductiemethodes. De EIA schat dat de ontginningskosten in de toekomst zullen toenemen. De gemakkelijk bereikbare gasGrafiek 12 - Evolutie (verwachte) gasprijs (Henry Hub Spot Price, 2011 dollar per miljoen Btu) bronnen geraken uitgeput waarna producenten moeilijker te ontginnen bronnen moeten aanboren. Een stijgende uitvoer zal 12 bovendien het productieoverschot afkalven. De eerstvolgende jaren blijven de gasprijzen nog laag, maar na 2015 verwacht het 10 EIA een geleidelijke stijging tot 7,83 dollar per 1.000 kubieke voet (in dollars van 2011) tegen 2040 (grafiek 12). 8
Lagere olieprijzen
6
De Amerikaanse gasprijzen zullen langzaam stijgen. Voor de (internationale) olieprijzen gaan we voor de lange termijn uit van een daling. De stijging tijdens het voorbije decennium vloeide voort uit de opgelopen risicopremie. Die premie is verbonden aan de evolutie van de reservecapaciteit, de beschikbare buffer bij de OPEC om de productie te verhogen teneinde aanbodschokken op te opvangen. Neemt die reservecapaciteit
4
12
2 -
1990
Bron: EIA
95
2000
05
10
15
20
25
30
35
40
Grafiek 13 - Evolutie (verwachte) reservecapaciteit OPEC 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0%
2008
09
10
11
12
13
14
15
Bron: KBC
als door de gestaag stijgende olieproductie in Irak (grafiek 13). Dat, in combinatie met de dood van de ‘piekolie’-theorie, zal de risicopremie in de olieprijs naar omlaag halen. Hoe sterk kan de olieprijs terugvallen? We kunnen de langetermijnolieprijs op verschillende manieren ramen. Een eerste manier is door te kijken naar de future prijzen als ‘voorspellers’ voor de olieprijs tijdens de komende jaren. Van midden 1980 tot 2002 keerden de future prijzen voor levering van WTI-olie over 60 maanden altijd terug naar hun gemiddelde van 21 dollar per vat. Daarna zaten de futures in de lift met een piek van meer dan 140 dollar per vat in de zomer van 2008. De laatste tijd stabiliseert de prijs zich rond 90 dollar. Dat is het benodigde prijsniveau om nieuwe aanvoer richting markt te garanderen. Een tweede manier is door na te gaan wat de marginale breakevenprijs is voor een project. Voor diepwaterprojecten schommelt die tussen 50 à 70 dollar per vat, voor schalieprojecten is dat 50 à 80 dollar en voor oliezanden 90 dollar. Een laatste waarderingsmethode vertrekt van de langetermijnrelatie tussen olieprijzen en de eenheidskosten voor de olieproductie. Deze relatie neemt de projectkosten in rekening, de snelheid waaraan de olieproductie uit de bron terugvalt evenals de rente waaraan de opbrengst verdisconteerd wordt. Citigroep komt op basis van deze werkwijze uit op een olieprijs van 65 à 70 dollar per vat. Een ‘faire’ prijs ramen voor olie is één zaak. Verstoringen in de olieaanvoer of toekomstige kosteninflatie in de olie- en gassector zorgen soms voor grote afwijkingen van die prijs. Het lopende jaar was dat niet anders. De olieproductie in de VS en Canada neemt gestaag toe. Saoedi-Arabië, de grootste olieproducent ter wereld, produceert vandaag bijna 10 mbd, een extreem hoog niveau naar historische standaarden. En toch klom de Brent-olieprijs sinds de start van het jaar van iets minder dan 100 dollar naar recent meer dan 110 dollar per vat
(ondanks de vrees in de eerste helft van het jaar voor een forse groeivertraging in China, en bij uitbreiding in Azië). De verklaring moet worden gezocht bij aanvoerproblemen. Van oliediefstal in Nigeria over de sluiting van havens in Libië tot vervoersgeschillen in Zuid-Soedan: niet-geplande storingen zitten in de lift. Consultant Energy Aspects raamt dat tegen september met 3,4 mbd een piek van de voorbije 10 jaar bereikt wordt. Dat stemt overeen met bijna 4% van de globale vraag. Bij een verdere toename kan dit de opwaartse druk op de olieprijzen nog vergroten, maar op iets langere termijn betreffen het hier geen structurele problemen. Dan kan de olieprijs evolueren richting de bovenstaande ramingen. Stuk voor stuk wijzen die ramingen op een aanzienlijk lagere prijs dan vandaag. De bodem van 90 dollar onder de olieprijzen van de voorbije jaren wordt misschien het prijsplafond van de toekomst (grafiek 14). Pessimisten zetten hiertegenover dat het schalieolieverhaal, de belangrijkste katalysator voor lagere prijzen op lange termijn, slechts een beperkt leven beschoren is. De productiegroei mag daarom ook niet worden geëxtrapoleerd. Ze stellen dat eerst de ‘sweet spots’, de meest beloftevolle schalieoliebronnen, worden aangeboord en pas later de minder goede. Verder staat tegenover de snelle initiële stijging van de olieproductie een even snelle terugval nadien. Het aanhouden of doen stijgen van de productie vergt voortdurend nieuwe boringen. Bij conventionele olieontginning daarentegen impliceert het vinden van een olieader een stroom van olie voor de daaropvolgende jaren. Ten derde is ook de recuperatiegraad, het percentage van bewezen reserves in de bron dat kan worden opgehaald, erg laag. Volgens de EIA schommelt die bij schalieolie doorgaans tussen 3 à 7%. Een verbetering van de nog jonge technologie moet oliebedrijven wel in staat stellen die recuperatiegraad de hoogte in te duwen. Ze besluiten hieruit dat na een eerste periode van groei, de productie onherroepelijk naar beneden zal gaan. Pas over jaren zullen we zien wie de waarheid aan zijn kant had. Tot op vandaag blijft de olieproductie
Grafiek 14 - Evolutie (verwachte) olieprijs (Brent, in dollar per vat)
160 140 120 100 80 60 40 20 0 1990
93
96
99
2002
05
08
11
14
Bron: Thomson Reuters Financial, ramingen KBC
13
Economische Berichten
Grafiek 15 - VS: inflatie versus olieprijzen
uit schalieolievelden evenwel voortdurend positief verrassen. Een belangrijke macro-economische implicatie van de lagere olieprijs is het effect op de inflatie. In de EMU heeft de energiecomponent een weging van iets minder dan 10% van de inflatiekorf. In 2011 leidde een stijging van de olieprijs met 10 euro tot een toename van de energiecomponent met 4 procentpunten. De directe impact op het inflatiepeil van een olieprijsstijging of –daling schommelt dan ook rond de 0,4 procentpunt. In de VS heeft de energiecomponent min of meer eenzelfde weging. Grafiek 15 toont het nauwe verband tussen de beweging van de olieprijs en het algemene inflatiepeil in de VS. Een simulatie waarbij we de olieprijs geleidelijk laten dalen naar 90 dollar, leidt tot een algemeen inflatiepeil dat structureel onder 2% blijft. In dit scenario en rekening houdende met de nog altijd hoge werkloosheidsgraad hoeven de centrale bankiers zich de komende jaren weinig zorgen te maken over een ontsporende inflatie. Merk op dat de Federal Reserve in haar beleid in het verleden doorgaans weinig rekening hield met een hoge inflatie puur als gevolg van een hoge olieprijs. De ECB zag de oplopende olieprijs minder als een tijdelijk fenomeen.
Impact energieonafhankelijkheid NoordAmerika Schalieolie, de Canadese teerzanden en diepwater olieproductie in de Golf plaveien de weg richting energieonafhankelijkheid voor Noord-Amerika. Dat betekent niet dat de VS daardoor automatisch isolationist zullen worden. Het biedt het land wel meer opties in zijn buitenlands beleid. Zullen de VS blijven instaan voor de veiligheid van hun bondgenoten en energiebronnen? Neemt China de plaats in van de VS op de klantelijst daar waar deze laatste geen aanvoer meer van doen heeft? De strategische keuzes die de VS maken, kunnen de globale geopolitieke relaties de komende jaren grondig wijzigen. Een duidelijk voordeel van de toenemende onafhankelijkheid is een grotere energieveiligheid. Bij een internationale crisis of aanbodschok kan de uitvoer worden ingeperkt. Een prijsdiscrepantie kan ontstaan tussen het lager geprijsde binnenlandse olieaanbod en het internationale aanbod. Dit is een extreme situatie en gaat mogelijk zelfs in tegen internationale handelsafspraken. Het illustreert wel dat een situatie van netto-uitvoer voordelen kan bieden voor de onderliggende economie en haar burgers. Gekoppeld aan de robuuste strategische oliereserves biedt dit de VS een aanzienlijke bescherming tegen externe geopolitieke schokken, een bescherming die concurrent China niet geniet.
VS consumptieprijzen (%JoJ)
De impact van de schalierevolutie blijft natuurlijk niet beperkt tot de VS. Op korte termijn blijft het verbod op de olie- en gasexport van kracht in de VS. Maar grote energie-importeurs zullen al snel profiteren van de zoektocht naar nieuwe afzetmarkten door voormalige leveranciers aan de VS. Belangrijke netto-
14
(wijziging jaar-op-jaar)
140
5
120
4
100
3
80
2
60 40
1
20
0
0
-1
-20 -40
-2
-60
-3 2009 10 11 12 13 VS consumptieprijzen (linkse schaal) Brent olieprijs (rechtse schaal)
14
15
-80
Bron: Thomson Reuters Financial, ramingen KBC
importeurs van olie en gas (meer dan 5% van hun bbp) zijn onder meer Zuid-Korea, Taiwan, Thailand, India, Hong Kong, Turkije, Hongarije, Griekenland en Polen. Olie- en gasexporteurs zien hun inkomen mogelijk slinken naarmate de VS van de klantenlijst verdwijnt. Belangrijke exporteurs (netto export > 20% bbp) zijn onder meer Turkmenistan, Azerbeidzjan, SaoediArabië, Koeweit, Kazachstan, Algerije, Trinidad en Tobago, Venezuela, VAE, Noorwegen en Rusland.
OPEC het belangrijkste slachtoffer Alle olie- en gasexporteurs zullen de concurrentie van de Noord-Amerikaanse regio voelen. Het meest uitdagend ziet de toekomst eruit voor de OPEC. De beperkte investeringen en productie in de jaren 90 tot begin 2000 in combinatie met de explosief stijgende vraag vanuit de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, Indië, China), duwde de olieprijs van een dieptepunt van 10 dollar per vat in 1998 naar bijna 150 dollar in 2008. De inkomsten van de OPEC-landen zwollen aan van 251 miljard dollar in 2000 naar 771 miljard dollar in 2010. In 2012 liepen de olie-inkomsten op tot een record van 1,05 miljard dollar.
Brent olieprijs (%JoJ, rechterschaal)
De bevolking van de OPEC-landen mocht mee genieten van de inkomstenexplosie via extreem lage energieprijzen. Zo bedraagt de benzineprijs in sommige OPEC-landen amper 9 tot 10 cent per liter. De vraag naar raffinageproducten in de OPEC-landen steeg hierdoor van 5,4 mbd naar 8,3 mbd over de periode 2002-2011. In Saoedi-Arabië alleen al kan de elektriciteitsgeneratie via de verbranding van olie tijdens de zomerpiek oplopen tot 800.000 à 900.000 vaten per dag. In combinatie met de stagnerende productiecapaciteit knibbelt dit aan het exporteerbare surplus in koolwaterstoffen. Het globale marktaandeel van het kartel daalt en zijn macht wordt uitgehold. De Arabische Lente drong de olieproducenten daarenboven in het defensief. Hogere sociale en economische uitgaven zijn zoethouders voor de binnenlandse bevolking. Maar hogere
Gefaseerde uitrol Amerikaanse olieonafhankelijkheid Landen die de voorbije jaren al de gevolgen aan de lijve ondervonden, zijn de exporteurs van ‘light sweet oil’ of lichte olie richting de VS. Vooral landen uit West-Afrika en het Middellands Zeegebied zagen hun uitvoer afnemen. De Nigeriaanse export richting VS daalde van 1,08 mbd in 2007 naar gemiddeld 0,77 mbd in 2011. Angola zag zijn uitvoer richting de VS terugvallen van 513.000 vaten naar 335.000 over de periode 2006-2011. Ergens tijdens de zomermaanden van 2013 zal de ingevoerde lichte olie voor raffinage in de Amerikaanse Golfstreek – de belangrijkste importbestemming binnen de VS – volledig vervangen zijn door binnenlandse schalieolie. Raffinaderijen langs de Amerikaanse Oostkust worden dan weer in toenemende mate bevoorraad door olie vanuit het Amerikaanse middencontinent. Trouwens, ook de export van lichte olie vanuit Afrika en de Noordzee richting Canada staat onder druk als gevolg van een toenemende oliestroom vanuit de Amerikaanse Golfstreek. Canada is het enige land waarvoor in de VS geen exportverbod geldt. In een tweede fase zien exporteurs van zware olie hun lucratieve Amerikaanse afzetmarkt krimpen. In 2014-2015 zijn nieuwe pijplijnen en extra spoorwegcapaciteit gerealiseerd voor het vervoer van Canadese olie richting raffinaderijen in de Amerikaanse golfstreek gerealiseerd. De zware Canadese olie verdringt langzaam andere exporteurs van dit type olie zoals Saoedi-Arabië, Irak, Koeweit, Venezuela en Mexico. Rond het midden van het huidige decennium, breekt dan het moment van ‘oliesupersaturatie’ aan voor het NoordAmerikaanse continent. De eigen Amerikaanse olieproductie
uitgaven vereisen wel hogere inkomsten. De impliciet budgettaire ‘breakeven’-prijs voor olie, de benodigde olieprijs om de begroting in evenwicht te houden, overstijgt in tal van landen 110 dollar per vat (grafiek 16). Daartegenover staat een wereld die zich de voorbije jaren heeft aangepast aan de hoge olieprijzen. Kapitaaluitgaven aan upstream exploratie en productie verzesvoudigden tussen de jaren 90 en 2012. Investeringen in alternatieve energiebronnen en energie-efficiëntie namen toe. Substitutie van oliegerelateerde producten door aardgas drukte de vraag naar olie. Daaraan toe te voegen zijn de demografische wijzigingen in mature economieën. Het gevolg is een seculiere daling van de olievraag vanuit de OESO-landen van 47,6 mbd in 2008 naar 44,9 mbd voor 2015. De meest ingrijpende wijziging, recent en voor de toekomst, is echter de aanbodexplosie afkomstig van niet-conventionele energiebronnen. De toenemende concurrentie vanuit de VS en Canada werd mogelijk gemaakt door de hoge olieprijzen. Hoe langer die prijzen hoog blijven, hoe meer er geïnvesteerd zal
neemt verder toe. Dat geldt tevens voor de Canadese olieproductie met als enige uitvoermogelijkheid de VS. De oplopende productie overstijgt de krimpende consumptie. Vanuit de golfkuststreek in de VS exporteren de VS olie. In de mate dat de VS het verbod op uitvoer nog niet hebben opgeheven, kan in eerste instantie Canadese ruwe olie van daaruit uitgevoerd worden, eventueel richting Europa. Volgen de Amerikaanse politici de economische logica, dan ligt tegen dan echter ook de weg vrij voor de uitvoer van ‘light sweet crude’ afkomstig vanuit de VS. Uiteindelijk zal de realisatie van twee belangrijke naar het westen van Canada gerichte pijplijnen (Trans Mountain, +450.000 vaten per dag aan capaciteit en Northern Gateway, +525.000 vaten per dag) een exportroute creëren via de Grote Oceaan. Dat opent de toegang voor Canadese producenten voor de afzet van hun lichte ‘syncrude’-olie richting de landen gelegen aan de Pacific, de snelst groeiende markten ter wereld (waaronder China) (10). Voor de Russen betekent dat een belangrijke concurrent erbij. De zwaardere olie zou nog altijd richting raffinaderijen in de Amerikaanse golfkuststreek gaan. Deze zijn gebouwd voor het verwerken van dit type van meer zwavelhoudende olie. Een al bij al ironische uitkomst gezien de protesten vanwege milieugroeperingen tegen de invoer van Canadese syncrude en de constructie van nieuwe pijplijnen vanuit Canada richting de VS. Die protesten hadden vooral een verbod van de invoer van ‘vervuilende’ synthetische ruwe olie (met een grote ecologische voetafdruk) voor ogen. Merk op dat in bovenstaand scenario de verdere ontwikkeling van de pijplijninfrastructuur een cruciale rol speelt.
worden in het ontdekken en ontginnen van nieuwe bronnen. Voorlopig beperkt de ‘revolutie’ zich grotendeels tot de VS en
Grafiek 16 - Budgettaire ‘breakeven’ prijs (*) voor bepaalde olieproducerende landen (in dollar per vat)
250
237
200 150 119
117
117
112
100
110
105 84
n ein me Ye Bahr
71 44
50 0
77
n
Ira
ië
Lib
42
k an bië eit atar nd rije he sla Alge abisc ten Om -Ara oew Q i K Ru d Ar mira oe E Sa
Ira
(*) Benodigde olieprijs om begroting in evenwicht te houden Bron: IMF
15
Canada. Maar ook Brazilië maakt zich op voor de ontwikkeling van de olierijke ‘Pre-Salt’ formaties voor haar kuststreek (11). Ramingen gaan uit van een bijkomende olieproductie van 1 mbd tegen 2020. Dit stelt de OPEC voor een dilemma. De budgettaire ‘breakeven’-olieprijs stijgt in de OPEC-landen. Dat zet hen aan tot een productiebeperkende politiek om de prijzen op een stabiel hoog niveau te houden. Die hoge olieprijs stimuleert evenwel de olieproductie vanuit niet-conventionele bronnen. Dat in combinatie met de potentiële aanbodgroei van binnen de OPEC (vooral vanuit Irak met een geschatte bijkomende productie van 5,1 mbd tegen 2020, maar mogelijk ook Venezuela in het post-Chavez tijdperk) zal de coherentie van de OPECpolitiek in gevaar brengen. De zelfopgelegde productiebeperking bij een stijgende aanbod door niet-OPEC leden kan voor sommige leden moeilijk om slikken worden.
Een gevoelige prijsdaling (door een overaanbod van olie) leidt dan weer tot een inkomstenschok en – indien niet gecompenseerd door lagere uitgaven – fors oplopende begrotingstekorten en overheidsschulden. Een olieprijs van 90 dollar per vat tegenover het effectieve prijsniveau van 112 dollar voor 2012 haalt het inkomen (in procent van het bbp) in landen zoals de Verenigd Arabische Emiraten, Nigeria, Koeweit, Saoedi-Arabië, Angola en Irak met 5% tot 15% onderuit. Een olieprijs die aanhoudend lager blijft dan het budgettair ‘breakeven’ niveau noopt uiteindelijk toch tot het terugschroeven van de sociale uitgaven. Dat kan de spanning in landen met een lage arbeidsparticipatiegraad en een erg jonge bevolking doen oplopen. De mogelijkheid van een nieuwe ronde in de Arabische Lente en/of het ineenklappen van een staat mag dan niet worden uitgesloten.
Koen De Leus
[email protected]
(1) Maugeri, L. (2012), “Oil: The Next Revolution”, Discussion Paper 2012-10, Belfer Centre for Science and International Affairs, Harvard Kennedy School. (2) De uitputtingsgraad is de natuurlijke daling van de oliestroom na jaren van productie. (3) Olieproductie omvat de productie van ruwe olie evenals ‘Natural Gas Liquids’ of NGL’s. Deze laatste omvatten etheen, propaan, butaan en pentaan en zijn bijproducten bij de ontginning en verwerking van aardgas. (4) De 10 geologische formaties zijn Austin Chalk, Bakken, Bones Springs, Eagle Ford, Granite Wash, Monterey, Niobrara/Codell, Spraberry, Wolfcamp en Woodford. (5) Het betreft hier de productie van ruwe olie exclusief NGL’s. Inclusief NGL’s steeg de olieproductie van 6,8 mbd naar 9,5 mbd. (6) Waarvan 7,2 miljoen vaten per dag ruwe olie, 2,5 miljoen vaten NGL’s of Natural Gas Liquids (vloeistoffen opgehaald bij de productie van aardgas) en 0,9 miljoen vaten biobrandstoffen. (7) Citi, Energy 2020: Independence Day, February 2013 (8) http://www.whitehouse.gov/the-press-office/2013/06/25/remarks-president-climate-change (9) US Energy Information Administration (2013), “ Technically recoverable shale oil and shale gas resources: an assessment of 137 shale formations in 41 countries outside the United States”, juni. (10) Syncrude is een intermediair product geproduceerd om extra zware olie, of olie van een niet-conventionele oliebron, om te zetten in een transporteerbare product. De synthetische olie wordt dan verscheept naar olieraffinaderijen waar het verder verwerkt wordt tot een afgewerkt product. (11) De Pre-Salt laag is een geologische olierijke structuur voor de kust van Afrika en Brazilië. Volgens Petrobras bevinden olie en aardgas zich onder een 2 kilometer dikke laag zout die op zijn beurt ligt onder een 2 kilometer dikke laag rotsgesteente, en dat alles 2 à 3 kilometer onder de Atlantische Oceaan. Dit maakt de ontginning van deze energiebron vanuit technologisch en milieustandpunt moeilijk en duur.
U bent al KBC-Online-cliënt? Dan kunt u gratis onze Economische Berichten ontvangen per e-mail. Surf naar www.kbc.be/sb/e-nieuwsbrieven en registreer uw gegevens.
Voor vragen i.v.m. de inhoud van deze publicatie kunt u terecht bij: Johan Van Gompel (32) (0)2 429.59.54 E-mail:
[email protected] Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Gompel, Havenlaan 2, B-1080 Brussel Correspondentieadres & abonnementenbeheer: KBC Groep NV, Global Services, GCE, Havenlaan 2, 1080 Brussel, E-mail:
[email protected] Deze publicatie komt tot stand op de Chief Economist Department van KBC Groep. Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De prognoses zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies conform de Wet van 6 april 1995 inzake secundaire markten, het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan. Alle historische koersen, statistieken en grafieken zijn actueel tot en met 23 september 2013, tenzij anders vermeld. De beschreven meningen en vooruitzichten zijn die zoals ze gelden op 23 september 2013.