Duur van de voorstelling : ca. 2u – geen pauze Première zondag 22 maart 2014 Thalia Theater Hamburg Belgische première vrijdag 19 september 2014 NTGent schouwburg
FRONT
Polyphonie
In FRONT krijgen de onfortuinlijke manschappen van 1914-1918 opnieuw een menselijk gezicht. Niet zozeer door een historische reconstructie of een gekostumeerde evocatie, wel door een suggestieve polyfonie, meer bepaald van de stellingoorlog in de IJzervlakte, de plek waar de twee frontlinies – de Duitsers versus de Geallieerden – al in oktober 1914 tot stilstand kwamen, hun laarzen vastgezogen in de kille modder van de Westhoek. Op deze symbolische plek werd er drie jaar lang gevochten voor elke meter grond, waarbij de loopgraven soms zo dicht tegen elkaar lagen dat soldaten elkaar zelfs konden horen. FRONT biedt een impressie van het leven aan weerszijden van deze voorste linie: met getuigenissen in het Duits, Frans, Vlaams en Engels. Je ziet en hoort de jonge soldaat Paul Bäumer, die zich samen met zijn klasgenoten als vrijwilliger heeft aangemeld bij het Duitse leger. En de ervaren onderofficier Katczinsky, een Landwehrmann van veertig jaar oud met een fijne neus voor lekker eten. Aan de overzijde, bij het Belgische leger, is er de boerenzoon Emiel Seghers, die hoopt om aan het front zijn oudere broers terug te zien en brieven schrijft aan zijn zus Marie. En luitenant De Wit, een getormenteerde figuur die al maanden zijn verlof uitstelt omdat hij ooit zijn vrouw heeft betrapt met een ander. Het zijn enkele van de personages die, elk op hun manier, proberen om te gaan met de horror die oorlog met zich meebrengt, in het volle besef dat elke nieuwe dag hun laatste kan zijn. Of hoe privéverhalen verstrengeld geraken met een militaire strategie. De Duitse speeltekst is gebaseerd op Im Westen nichts Neues, een beroemde roman uit 1929 van Erich Maria Remarque. De Duitse auteur had zelf aan het front gevochten en schreef een bestseller over zijn wedervaren als “Frontschwein” – kanonnenvlees, zeg maar – met een openheid die niet door iedereen in Duitsland werd gewaardeerd, want “niet vaderlandslievend”. In de jaren dertig werd hem het Duitse staatsburgerschap zelfs ontnomen: Remarque verbleef toen al in Zwitserland en begon uiteindelijk een nieuw leven in de Verenigde Staten, waar zijn boek in 1930 was verfilmd als All Quiet on the Western Front. Voor de speeltekst aan de zijde van de Geallieerden is er onder meer geput uit het oorlogsdagboek van de Franse soldaat-vrijwilliger Henri Barbusse: Le Feu uit 1916. Daarnaast zijn er personages gecreëerd op basis van tijdsdocumenten, brieven en krantenknipsels. - Steven Heene
FRONT Polyphonie Regie Luk Perceval Tekstbewerking en dramaturgie Christina Bellingen & Steven Heene naar Im Westen nichts Neues, Le Feu en tijdsdocumenten Luitenant De Wit Soldaat Emiel Seghers Engelse verpleegster, Moeder Bäumer Moeder Seghers Kolonel Magots Korporaal Van Outryve Stanislaus Katczinsky e.a.
Steven Van Watermeulen Oscar Van Rompay Oana Solomon Katelijne Verbeke Gilles Welinski Peter Seynaeve Burghart Klaussner Günter Schaupp (vanaf 25/02/2015) Müller e.a. Benjamin-Lew Klon Paul Bäumer Bernd Grawert Junger Rekrut e.a. Steffen Siegmund Albert Kropp Patrick Bartsch Muzikant Ferdinand Försch Scenografie Annette Kurz Kostuums Ilse Vandenbussche Video Philip Bussmann Licht Mark Van Denesse Productieleiding en tourmanagement Katrien Van Gijsegem Opnameleiding Marc Swaenen Inspiciënt Ferre Carron, Stefan Jansen Videotechniek Predrag Momcilovic, Eddy Gräser Podiumtechniek Eddy De Schepper Lichttechniek Sander Michiels, Geert De Rodder Klanktechniek Daan Kapteijn, Ray Elderman Kleedsters Marie-Jeanne Van Damme Micheline d'Hertoge Marta Stoffels Boventiteling Tineke De Meyer Souffleuse Katelijne Laevens Uitvoering kostuums en decor Ateliers NTGent Productie Thalia Theater Hamburg & NTGent met de steun van Panasonic Met dank aan alle medewerkers van NTGent & Thalia Theater Hamburg Biografieën van spelers en makers vindt u op www.ntgent.be/productie/front
Vrienden verklaarden me zot toen ik naar Duitsland verhuisde. Luk Perceval en Annette Kurz in gesprek met Christina Bellingen
In 2014 herdenken we dat de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden uitbrak. Welke rol speelt die vandaag nog in België? Luk Perceval Gent, waar we repeteerden, ligt maar 40 km van het
toenmalige westelijk front. Nog onlangs werden in velden in de omgeving gifgasgranaten gevonden. Alleen al door de nog steeds voortdurende berging van oorlogsafval blijft de oorlog in de actualiteit. Verder is het ook zo dat de Eerste Wereldoorlog zich veel meer dan de Tweede in België afspeelde; Ieper, waar het westfront stokte en zich ingroef, heeft voor ons een haast mythische betekenis. De Eerste Wereldoorlog staat in België ook symbool voor het emancipatorische conflict tussen Vlamingen en Franstaligen. Tot dan werd België volledig door Franstaligen gedomineerd. Vlaams was op school verboden en alle hoge ambten werden door Franstaligen bekleed. Wie over voldoende geld beschikte, kon zich vrijkopen van dienstplicht aan het front: de Vlamingen zijn altijd een volk van boeren geweest en dus waren het vooral hun zonen die in de voorste linies de dood werden ingejaagd. Dat was al zo ten tijde van de Napoleontische oorlogen en heeft littekens nagelaten bij de Vlamingen. De Eerste Wereldoorlog vormde het hoogtepunt van deze onderdrukking en leidde er ook toe dat alleszins een deel van de Vlamingen in de Tweede Wereldoorlog met de nazi's collaboreerden.
Zijn er ook culturele raakpunten te vinden? L.P. Ik vroeg me af hoe we de wortels van de Belgische en Duitse cultuur op zinvolle wijze op het toneel zouden kunnen samenbrengen. Volgens mij kan dit via dat moment van gedeelde smart. Europa's grote probleem is dat we geen gemeenschappelijke taal hebben, het enige wat we delen zijn emoties. Dat merk je zeer goed als je voorstellingen speelt voor een anderstalig publiek. Wat België en Duitsland met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog delen is een verschrikkelijk lijden. Massa's mensen werden opgeofferd door politici en generaals die zelf nooit een voet aan het front hebben gezet. De titel van deze voorstelling, FRONT, verwijst naar de scheidslijn in deze absurde oorlogslogica - doden of gedood worden, hoewel iedereen diep doordrongen is van het verlangen om daar mee op te houden en naar huis
terug te keren. Overigens heeft het woord 'front' in alle vier de talen die we in deze voorstelling gebruiken dezelfde betekenis. Beïnvloedt de Eerste Wereldoorlog nog steeds de perceptie die Belgen van Duitsers hebben? L.P. Totaal. Vrienden verklaarden me zot toen ik naar Duitsland verhuisde. Hun grootouders zijn in die Eerste Wereldoorlog op jammerlijke wijze aan hun einde gekomen. Die persoonlijke voorgeschiedenis heb ik echter niet. Duitsers kampen trouwens overal ter wereld met dit probleem: zodra iemand zich uit als Duitser, ontstaat bij de andere een soort vooroordeel. Dat stigma zal ook in de volgende generaties nog niet verdwenen zijn. U werkt nu voor de tweede maal met Duitse en Vlaamse acteurs samen aan een productie. Zijn er significante verschillen? L.P. Ja, ik merk toch een cultureel verschil. Er bestaat geen standaard toneel-Vlaams, anders dan in Duitsland waar, behalve in het volkstheater, eigenlijk geen dialect op het toneel wordt gesproken. Vlaanderen is een lappendeken van dialecten die door de mensen als hun moedertaal worden beschouwd. Twintig kilometer verderop begrijpen wij elkaar nauwelijks nog. Duitsland wordt veel meer gedragen door een Hoogduitse cultuur, die er in Vlaanderen niet is omdat onze cultuur zo lang onderdrukt werd. Vlaams is steeds een boerentaal gebleven. Vlaamse acteurs spelen heel graag met al die dialecten omdat dit een grote muzikaliteit en absurditeit oplevert. Vlaamse teksten doorbreken het sombere vaak enkel via de toon: de klank van het dialect zorgt dat er ondanks alle treurnis toch kan gelachen worden. Deze ironie is het verschil. Aan de Duitse kant, en dat had in ons geval zeker ook met de stijl van Remarque te maken, is alles zeer donker en zwaar; de teksten hebben her en der ook wel humor, maar geen ironie. Hoe zit het met het Frans en het Engels? L.P. Frans is voor mij, haast onafhankelijk van de inhoud, een zeer lyrische, zangerige taal. Bij de Engelse passages moet ik vaak aan de taal uit films denken, een taal vol clichés. Het is de taal van de westerns. Zijn er ook verschillen tussen Belgische en Duitse acteurs op het vlak van het acteren op zich? L.P. Wat het acteren betreft, steunen Vlamingen sterk op de absurditeit. Dat heeft wellicht te maken met de stripcultuur die we in België hebben. Via schilders als Ensor en dichters als Paul van Ostaijen was ook het expressionisme hier sterk aanwezig. Doorheen het dialect ontwikkelt zich een expressionistisch acteren, daar waar Duitse acteurs vooral bezig zijn met het zoeken naar een naturalistische oplossing. Een Belgische acteur baant
zich een weg via de vormen die hij citeert, via imitatie; een Duitse acteur zoekt vooral naar een inwendige identificatie, een emotie. Hoe kun je oorlog op het toneel tonen? L.P. Eigenlijk kun je dit niet. Net zoals de dood is oorlog niet toonbaar op het toneel. Ik heb doelbewust alle uiterlijke tekens die ook maar enigszins naar oorlog verwijzen weggelaten. Enerzijds omdat ik het uiterst belachelijk vindt wanneer acteurs voor soldaatje spelen, maar anderzijds ook omdat ik niet geloof dat imitatie bij het publiek tot identificatie leidt. Ik denk veeleer dat het zaak is projectievlakken op het toneel te maken die de toeschouwers de ruimte bieden om zich te identificeren met het lot van die mensen, via de woorden die ze horen en de verhalen die ze zien. FRONT is een requiem voor de onbekende soldaat, geen toneelstuk in de klassieke zin. Wat die mensen toen beleefden, komt voor mij in deze voorstelling op de eerste plaats, het delen van dit lijden. Bijgevolg is dit stuk een polyfonie, omdat het de som is van stemmen, indrukken en talen die samen het leed uitdrukken over iets wat mensen overkomt en niet te verklaren valt. Vanaf een bepaald punt heerst de oorlogslogica en gelden geen argumenten meer. Precies daarom beangstigt het ons zozeer wat nu in Oekraïne gebeurt. Het begrip polyfonie komt uit de muziek. Ook in de enscenering treffen we muzikale verwijzingen aan: we zien muziekstandaarden op het toneel, de kostuums verwijzen naar de kledij van orkestmusici... Annette Kurz De Eerste Wereldoorlog was het moment waarop de wereld zoals die tot dan toe bestond ten onder ging. Bij het brainstormen over het toneelbeeld stuurde Luk me foto's van een ‘droomschip’. Het waren beelden van de Titanic die in 1912 zonk en die, net zoals de begeestering voor de oorlog, een symbool is van het toenmalige vertrouwen in technologie en vooruitgang. Vandaag lijkt de idee dat men dankzij technologische vooruitgang een onzinkbaar schip kan bouwen even absurd als de idee dat een natie dankzij technologische vooruitgang op een paar weken tijd een wereldoorlog kan winnen. Als afscheidszang voor een wereld die niet meer bestaat, is onze polyfonie associatief gekoppeld aan en vergelijkbaar met het orkest van de Titanic dat tot het bittere einde doorspeelde. Een van de foto's van de Titanic toonde het plafond van de eetzaal. Het leek op een oud plafond in stucwerk, maar was uit metaal vervaardigd. Dit plafond bracht me op een idee voor het decor. Metaal en staal zijn immers ook de materialen van die Eerste Wereldoorlog en in onze voorstelling de materie waarmee wij klank produceren en proberen om de klank van deze oorlog hoor- en voelbaar te maken. Ook andere schepen, zoals de Lusitania, speelden een rol in de Eerste Wereldoorlog.
U heeft dus voor deze voorstelling het plafond van een eetzaal nagebouwd en deels tot klankinstallatie omgebouwd. Wat betekent dit voor de aanpak van de decorbouw? A.K. Ferdinand Försch, de klankkunstenaar die ook al de soundscape maakte voor Die Brüder Karamasow, heeft bij de zoektocht naar materialen en
het bedenken van de installatie zeer nauw met mij samengewerkt. We wilden immers de metaalklank van de oorlog waarneembaar maken. Dit gebeurt vooral in dat deel van de installatie dat uit pure staalplaten is gemaakt. Tegelijk was het voor mij belangrijk om een andere betekenislaag te creëren via het object 'plafond' van die eetzaal. Het staat symbool voor de sporen van het menselijk Dasein. Ferdinand bepaalde de aard van de staalplaten van het instrumentendeel, over het uitzicht en de grootte beslisten we samen. Ik gaf dan de uiteindelijke vorm aan de 13 meter hoge wand met 320 tinnen tegels. Het was een hele onderneming om die metalen tegels te vinden, ik heb ze overigens ook maar bij toeval ontdekt. Daags na het conceptgesprek zag ik bij een antiquair oude blikken tegels. Het ging om tegels die je in Europa niet meer vindt, maar die door een man in Canada nog handmatig met een pers geslagen en gestanst worden. Dat is een oude decoratietechniek, een haast industriële vorm van stucwerk. We hebben die tegels daar gekocht en onze decorschilders hebben ze vervolgens gepatineerd, zodat het lijkt alsof ze mee ten onder gingen met de Titanic en nu terug zijn opgedoken. In de loop van het productieproces van ongeveer twee maanden zijn er dan vele lagen en ideeën bijgekomen. Misschien zie je nog links bovenaan de Noordzee doorschemeren, want ook het verloop van het westelijk front is in de kleuring van die tegelvlakken weergegeven. Het doet me plezier dat dit object op het toneel eenvoudig en duidelijk leesbaar is, hoewel het nog tal van sporen draagt van een lang proces. Een centraal element in de scenografie zijn de projecties van de videokunstenaar Philip Bussmann - foto’s en gezichten uit die periode. Hoe kwam u ertoe zulke beelden te gebruiken? L.P. Dat was op mijn vraag, omdat ik de Eerste Wereldoorlog vooral ken uit fotoboeken en altijd al gefascineerd was door de groepsfoto's. Je kan daar snel doorbladeren, maar zodra je begint te letten op de gezichten van die mensen zie je geschokt dat het vaak kinderen betreft die een huiveringwekkend misplaatste trots ten toon spreiden, ofwel zijn het beelden van een extreem lijden. In de Eerste Wereldoorlog was er voor het eerst zeer veel privé beeldmateriaal voorhanden omdat ook de soldaten vaak camera's hadden. Ik wou deze beelden combineren met teksten. Zo ontstaat het effect dat niet de acteurs de personages zijn maar de mensen die op die foto's te zien zijn. De acteurs leveren de soundtrack voor deze restanten van het verleden.
A.K. De foto's die Philip gebruikt zijn geen bewegende beelden, maar door de nevel en wolken die er op gemonteerd worden, worden ze met elkaar verbonden en in één stroom ondergebracht. Dat maakt ze nog niet tot een film, maar toch zijn het niet louter starre beelden. Zo ook worden de tekstfragmenten samengebracht tot een vloeiend verhaal en hier raakt wat de acteurs doen datgene wat de toneelruimte vertelt. Interview door Christina Bellingen, opgetekend op 8 maart 2014 in het Thalia Theater Hamburg - vertaling Koen Van Caekenberghe
FRONT bewegingen Een dramaturgische schets 0. EXPOSITION / OUVERTURE – Es ist ziemlich still (piano) Trompet blaast verzamelen Kennismaking met personages: de soldaten, de ratten, de brieven, de bajonetten, de tunnels, de ‘competitie’ (de voetballiederen), de verpleegster… 1. DE EERSTE DODE – Pitié (mezzopiano) Zou ’t nen Fransman zijn? Wir suchen einen verwundeten Melder… Herinneringen: Kantorek, Behm, Henri, den eersten Duitser, Henry, Chère maman… 2. HET EERSTE BOMBARDEMENT – Brüllen und Blitzen (forte) Soldaten grijpen naar sigaretten, drank, kotsen, brullen… Emiel Seghers is den nieuwen en een lichtpunt van naïviteit – enter moeder Maria Luitenant De Wit spuwt voor het eerst zijn gal tijdens zijn brief aan de Parmentiers Ook aan de Duitse kant is er een jonge rekruut… Auge um Auge… 3. NACHT UND NEBEL – Gespenstigen Geheimnissen (pianissimo) Paul Bäumer speelt trompet om de beklemming te doorbreken… Luitenant De Wit schildert de familie Seghers af als “een beetje simpel” 4. DE TWEEDE DODE – Franz Kemmerich (piano) Speelt zich af in de ziekenboeg: een deserteur, vader Seghers, Kemmerich… Opportunisme aan het front: laarzen van Kemmerich, morfine in ruil voor sigaretten, cognac in ruil voor een luisterend oor… De Wit verklaart zijn trauma tijdens zijn dronkenschap: zijn overspelige vrouw… In ewiger Liebe…? 5. KATTUN – Hier ist die Front (dreunen, fortissimo) Poëtische dialoog/duet tussen De Wit en Katczinsky; derwisjdans… Es ist der Instinkt des Tieres, der uns leitet und beschützt Ce ne sont pas des soldats: ce sont des hommes, des civils déracinés Trommelfeuer, Sperrfeuer, Gardinenfeuer… Allez! Et soudain, on sent que c’est fini… Now be quiet, it’s four in the morning and these men need their sleep…
6. DER FRIEDHOF – Unsere Gesichter sind verkrustet (mezzopiano) Seghers verliest zijn beste kameraad, Van Outryve wordt afgevoerd Ich wollte, wir wären erst zu Hause Voor den toonbank staat er nen Hindoe… Ineens een gasaanval: zakdoek, natte handdoek, gasmasker… Een draagbaar voor de rekruut, Van Outryve beschrijft de barakken, de verpleegster beschrijft de gewonden in die barakken… Zweite Kompanie abzählen! … Noch jemand? stilte (niente) 7. DYING HORSES – Tiere im Krieg (forte) Aufhören! Aufhören! 8. I WANT TO KISS YOU – A Hollywood romance (piano) Van Outryve charmeert zijn Britse verpleegster… Bäumer en co beschrijven een affiche van het Fronttheater: so ein Mädchen! Seghers beschrijft een kapotte straat waarin een bordeel stond: de Cabaret Rouge TIME OUT – straatvoetbal: België – Duitsland, 2 – 0 9. LES FEMMES BELGES – Oh la la! (mezzoforte) Parlez-vous français? De Duitsers gaan van bil… It’s making me crazy lying here… Van Outryve heeft er genoeg van Luitenant De Wit kondigt een nieuw offensief aan – maar eerst: nen foto Verpleegster voorspelt: er zullen altijd genoeg schone lakens en bedden zijn 10. HEIMATURLAUB – In einem furchtbaren Krampf (mezzopiano) Paul Bäumer mag op congé, maar dat valt dik tegen: zijn moeder is ziek… Luitenant De Wit voelt dat zijn mannen stilaan alle moed verliezen… Moeder Maria beschrijft de begrafenis van haar enige dochter, Marie Bäumer ontmoet Kantorek op café en aanhoort zijn gebral: Zack! Auf Paris! Seghers vraagt aan zijn (dode) zus of ze hem alstublieft eens wilt schrijven 11. DER LETZTE ABEND – Iedereen heeft wel nen keer zo nen moment (piano) Bäumer keert terug naar het front; Seghers verliest de pedalen… Kolonel ‘Cognac’ Magots komt de mannen vooraf moed inspreken Ook aan de Duitse kant voelen ze de bui hangen: ze mijmeren over vrede Van Outryve krijgt intussen te horen dat nurse Elisabeth in verwachting is Und wieder gehen wir an die Front…
12. DER FEIND – Quand on traverse la terre dans la direction de l’ennemi (forte) Van Outryve schrijft nog snel een brief aan zijn lief, het zal zijn laatste zijn Seghers verliest nu definitief de pedalen en De Wit gaat hiervoor uit zijn dak Bäumer beschrijft een granaatinslag vlakbij hem, ein furchtbarer Angstanfall Beschrijvingen van het Uur Nul door Seghers, Bäumer, De Wit, Van Outryve Alle singen (Choral, piano) Bäumer doodt Van Outryve en heeft daar meteen spijt van: Camarade, camarade! Dankzij zijn kameraden komt hij weer bij zijn zinnen: Krieg ist Krieg. Kolonel Magots beschrijft de verliezen en de troepenwissels Seghers beschrijft het wegvoeren van de lijken op een oude kiepkar… 13. HIJ IS DAPPER GEWEEST, ZEER DAPPER – Geht’s wieder? (pianissimo) De Wit gaat persoonlijk aan moeder Maria vertellen dat Emiel dood is Bäumer draagt Katczinsky naar een verpleegpost; Kat sterft onderweg Moeder Maria krijgt een brief van Emiel: ’t Zal niet lang meer duren, zeggen ze 14. DAS ENDE – Sommer 1918, zomer 1918 (niente) Dialoog tussen Bäumer en De Wit O Leben, Leben, Leben! O leven, leven, leven! Im Westen nichts Neues…
BLOG Sofie de Wilde werkte als dramaturg in opleiding mee aan deze voorstelling. Met haar Nederlandse achtergrond ervaart zij (het herdenken van) de Eerste Wereldoorlog anders dan haar Vlaamse en Duitse collega’s. Vier keer schrijft zij over deze grootschalige productie; over haar ervaringen in België en Hamburg. Belangrijkste vraag daarbij is steeds: hoe stellen wij ons de Eerste Wereldoorlog voor? Het begin van een reis Vanuit de auto zie ik de sierlijk glooiende heuvels voorbij trekken. De bomen langs de weg zijn op een enkel blad na bijna kaal en de omgeploegde akkers liggen vol plassen van de laatste regenbui. De kou en de modder, die eens de gruwelen van de Grote Oorlog tekenden en veel soldaten tot waanzin dreven, zijn voor ons slechts tot de herfst behorende elementen. Ik zet de auto net buiten Ieper aan de kant en stap uit. Starend naar de modderige vlakte, zie ik de ondergaande zon weerkaatst worden in de plassen. Dit schouwspel dat zich dag in dag uit over het Belgische landschap herhaalt, maakt mij stil. Deze zon moet voor velen een houvast zijn geweest in die grijze jaren waarin schoonheid een andere definitie kreeg. Zo schrijft Henri Barbusse in zijn boek Le feu: “De dageraad kondigt zich aan, verbreidt zich, maakt zich meester van de ruimte. De muren van de duisternis storten in wanorde ineen. Voor de zoveelste keer zijn we getuige van het grandioze schouwspel van de dag die aanbreekt boven ons, boven die eeuwige zwervende horde.” In de afgelopen weken las ik romans, ooggetuigenverslagen, brieven en cultuurhistorische achtergronden, zag ik documentaires en films. Samen met hoofdpersonen ben ik denkbeeldig over velden geploeterd, de linies overgestoken; als achterblijver aan het thuisfront heb ik op zonen gewacht. Toch, hoe hard ik in de afgelopen periode ook mijn best heb gedaan, de oorlog blijft stilzwijgend ‘daar’. Op mijn reis naar ‘the battlefields’ zag ik langs de kant van de weg, in achtertuinen van boerderijen, de eindeloze rijen witte stenen met daarop de namen van gevallen soldaten. Meer en meer realiseer ik mij dat ik als Nederlandse op een andere manier naar de Eerste Wereldoorlog kijk. Verhalen over deze oorlog leven niet in mijn familie en op school werd er nauwelijks aandacht aan besteed. Deze oorlog is voor mij niet ‘de Grote
Oorlog’. Met de verhalen en beelden die ik op mijn reis tegenkom, probeer ik meer over de Eerste Wereldoorlog te weten te komen. Een kleine stap in de richting van ‘het daar’. In het korte moment waarin de stilte overheerst, ervaar ik dit landschap als de schilderijen van Mark Rothko. Het beeld stijgt boven zijn eigen natuurlijke betekenis uit. Een bijna sacrale gloed omsluiert het landschap. In de komende weken reizen we met de hele ploeg verder door dit landschap, door de tijd, door de taal van de personages, in een zoektocht naar de uiteindelijke voorstelling. Vanuit de Vlaamse velden creëren we een vergezicht. Een polyfonie Inmiddels zijn we drie repetitieweken verder. Het script van de Belgische kant begint geleidelijk haar vaste vorm te krijgen, de Vlaamse en Franse acteurs hebben kennisgemaakt met hun personage en de eerste stappen op de vloer zijn gezet. Voorzichtig worden de contouren van de voorstelling FRONT Polyphonie zichtbaar. Taal speelt een belangrijke rol in de voorstelling, of beter gezegd: de inzet van meerdere talen. Niet alleen bestaat de spelersgroep uit een bonte verzameling van nationaliteiten en spreken de acteurs in de voorstelling bijna allemaal hun eigen moedertaal, ook is het script een compositie van literaire werken afkomstig uit verschillende landen. Niet geheel toevallig zijn het de landen die aan het begin van deze Grote Oorlog tegenover elkaar aan het Westfront stonden: Duitsland, België (Vlaanderen en Wallonië), Frankrijk en Groot-Brittannië. Uit bestaande toneelteksten, brieven, boeken en andere documenten over en uit de Eerste Wereldoorlog is een geheel nieuwe tekst gecomponeerd. Door gebruik te maken van verschillende talen ontstaat een muzikale gelaagdheid, en wordt de inhoudelijke complexiteit van het onderwerp zichtbaar. Door de talen – die op het podium klinken – komen de schriftelijke overleveringen en de herinneringen van de oorlog van elk land tot uiting. Zo ontdekte ik dat België rond de Eerste Wereldoorlog een dieptepunt beleefde in – wat genoemd wordt – de taalstrijd; in de voorstelling is dat voelbaar in de ‘gesprekken’ tussen de Franse legertop en de Vlaamse soldaten. Zo schrijft Sophie De Schaepdrijver in haar boek De Groote Oorlog: “Hoewel de grondwet het beginsel van de ‘vrijheid der talen’ omhelsde, was het Frans lange tijd ’s lands officiële taal geweest. Frans was
de taal van het gerecht, van de administratie, van het leger, van de nationale kranten. (...) Het ging om een principe, dat krachtig was en zeer eenvoudig: dat van de gelijkheid van beide landstalen. Het ging om de eer van de eigen taal en derhalve om eigenwaarde.” De titel van de voorstelling zegt het al: de voorstelling vormt een polyfonie van meerdere teksten, meerdere klanken, meerdere talen, meerdere verhalen, meerdere perspectieven, meerdere beelden (en ga zo maar verder...). De personages worden opgetekend als stemmen die over de gruwel van de oorlog getuigen. Zij nemen ons mee in het beleven van de angst, de modder, de vlucht in verbeelding, de liefde en de waanzin. In deze stroom aan gedachten, klanken, talen en dromen ontstaat een eigen muzikaliteit die niet alleen aandacht van de blik vraagt, maar ook op zoek gaat naar de mogelijkheid om vanuit geluiden de verbeelding van de toeschouwer aan te spreken. Deze stroom brengt Marcel Möring in De hele wereld passend onder woorden: “... De verhalen worden verteld en alle tijd en alle herinneringen krijgen dezelfde aandacht en waarde en hun ‘nu’ is de ingang tot die donkere materie.” Tussenstop in Hamburg Voor het eerst in het repetitieproces zijn we compleet. De Belgische ploeg is naar Hamburg afgereisd om daar met de gehele Duitse groep verder te werken aan de voorstelling FRONT. Het podium wordt plotseling bezet door elf acteurs en achter de schermen werken dubbel zoveel mensen. In de voorafgaande weken is zowel in Gent als in Hamburg door hen apart gerepeteerd. Nu is het punt bereikt waarop de landen samenkomen aan het front. De grove lijnen, die gedurende de repetitieweken geschetst zijn, worden geleidelijk ingevuld. Alle talen klinken door elkaar en de verhalen van alle personages worden verrijkt van weerskanten. Gezamenlijk ontstaat een polyfonie in de modderige Vlaamse velden. In deze veelstemmigheid van beelden en talen vormt zich op het podium een landschap waarin eenheid en verscheidenheid elkaar contrasteren en versterken. Luitenant De Wit, een man die al drie jaar onafgebroken aan het front zit en zijn heil zoekt in drank, spreekt over zijn compagnie: “Dans notre groupe disparate, dans cette famille dans famille, dans ce foyer sans foyer, il y a, côte à côte, trois générations qui sont là, à vivre, à attendre à s’immobiliser, comme des statues informes, comme des bornes.” Niet alleen slaat deze zin op zijn eigen compagnie, maar op álle soldaten aan het front die op het slachtveld moeten zien te overleven. Ze zijn ontheemd van een
(t)huis, waar hun moeder, vrouw en kinderen op hen wachten. Zolang de oorlog voortraast, vormen zij samen een gemeenschap. Luk Perceval ensceneert deze passage als een tableau waarin alle acteurs naast elkaar op een rij staan. Zij staren naar de Vlaamse velden die voor hun ogen in korte tijd in een maanlandschap zijn veranderd. Ondanks hun verschillende thuisland, achtergrond en geschiedenis, is de oorlog voor de soldaten aan beide kanten grotendeels hetzelfde: het is koud, de loopgraven zijn niet meer dan modderpoelen en de waanzin van de oorlog regeert. Allen zijn slachtoffers geworden van deze Grote Oorlog. Henri Barbusse schrijft: “Wij zijn de grondstof van de oorlog. De oorlog bestaat enkel en alleen uit het vlees en de ziel van de eenvoudige soldaat. Wij zijn ‘t die de dodenakers en bloedrivieren vormen, wij allemaal - elk van ons zichtbaar en zonder stem omdat we met zo velen zijn. De verlaten steden, de verwoeste dorpen, die woestenij, dat zijn wij. Ja, dat zijn wij allemaal en helemaal.” Herinnering is de toekomst De dagelijkse handelingen aan het front worden afgewisseld met eindeloos wachten. Wachten op de volgende aanval, wachten op ‘Heimaturlaub’, wachten op het einde van de oorlog, wachten op de verlossende dood: de Vlaamse velden als één grote wachtruimte. Vele soldaten vulden deze momenten van wachten met het schrijven van brieven, dagboeken, gedichten en verhalen. Voor sommigen was het een vlucht in de herinnering, de fantasie en de schoonheid, terwijl anderen juist schreven over de gruwelen aan het front. Allen probeerden zij in hun schrijven tijd en pijn in woorden te vatten – om het tegelijkertijd weer te kunnen vergeten. In gedetailleerde beschrijvingen hield de Franse soldaat Lemercier zijn moeder elke keer weer op de hoogte van zijn dagelijkse handelingen en zijn gedachten over de natuur, kunst en religie. Zijn brieven waren een toevlucht om het leven aan het front te kunnen verdragen. Tussen de feitelijke details door probeerde hij - haast geobsedeerd - kleine en zeldzame schoonheden aan het front met zijn moeder te delen: “(...) and as a souvenir of me, I send thee some flowers which I have culled in the midst of the mud where we are floundering.” De soldaten aan het front bevonden zich in een omgeving waarin kunstuitingen, net als bij Lemercier, een vorm van overleven was. De voorstelling FRONT brengt opnieuw deze schreeuw – teruggebracht tot een compositie van deze brieven, boeken en ooggetuigenverslagen – onder de aandacht en plaatst het tegen het licht van de huidige realiteit. Ze reflecteert
op de gebeurtenissen aan het front en poogt een gezicht en stem te geven aan die talloze verhalen en herinneringen. Echter zonder een representatie te willen tonen van deze oorlog. Het belang en de onontkoombare aanwezigheid van de herinneringen in het nu spelen een grote rol. Het verleden is onlosmakelijk verbonden met het ‘hier’, want de constitutie van het heden kan niet uitgelegd worden zonder de herinneringen aan het verleden erin mee te nemen. Het bepaalt het moment hoe we hier zijn. FRONT is als meertalige voorstelling een aanzet tot een groter Europees herdenken. Op geopolitiek niveau is zo’n Europese herdenking nog steeds een gemis. Zo schrijft Geert Buelens in zijn artikel Laten we in de EU twisten over de WOI: “Ook vandaag gaat kortzichtig electoraal (en dus: nationaal) eigenbelang vaak voor op het algemene. Als het de Commissie echt om dat algemeen-Europese belang te doen is, laat ze de herdenking van de ‘Europese oercatastrofe’ niet over aan de lidstaten, maar creëert ze een platform waar de Europese littekens en contradicties in alle openheid kunnen worden besproken, betwist en betreurd.” De voorstelling FRONT springt in dit gat en biedt een mogelijkheid tot een ‘Europese herdenking’. Vanuit het idee dat het herdenken van de Eerste Wereldoorlog onmogelijk eenduidig kan zijn, gaat deze voorstelling de uitdaging aan om juist de diversiteit van de verschillende landen tot een belangrijk thema te verheffen. De voorstelling zal na Hamburg verder reizen door Europa en naar andere werelddelen. In elk land zullen de toeschouwers op hun eigen manier de voorstelling ervaren, ieder vanuit zijn/haar eigen geschiedenis. FRONT zal als verbinding dienen tussen de verschillende herdenkingen van deze landen. - Sofie de Wilde
LA CHANSON DE CRAONNE Een (anoniem) protestlied, gezongen door de Franse soldaten, tijdens WOI. Het lied werd jarenlang verboden door de legeroverheid wegens zijn ‘antimilitair’ karakter. In de voorstelling FRONT zingt acteur Steven Van Watermeulen als de Belgische Luitenant De Wit een fragment van het refrein, na een drinkgelag met Franse soldaten op zijn verjaardag.
Quand au bout d'huit jours, le r'pos terminé, On va r'prendre les tranchées, Notre place est si utile Que sans nous on prend la pile. Mais c'est bien fini, on en a assez, Personn' ne veut plus marcher, Et le cœur bien gros, comm' dans un sanglot On dit adieu aux civ'lots. Même sans tambour, même sans trompette, On s'en va là haut en baissant la tête. Adieu la vie, adieu l'amour, Adieu toutes les femmes. C'est bien fini, c'est pour toujours, De cette guerre infâme. C'est à Craonne, sur le plateau, Qu'on doit laisser sa peau Car nous sommes tous condamnés C'est nous les sacrifiés ! C'est malheureux d'voir sur les grands boul'vards Tous ces gros qui font leur foire ; Si pour eux la vie est rose, Pour nous c'est pas la mêm' chose. Au lieu de s'cacher, tous ces embusqués, F'raient mieux d'monter aux tranchées Pour défendr' leurs biens, car nous n'avons rien, Nous autr's, les pauvr's purotins. Tous les camarades sont enterrés là, Pour défendr' les biens de ces messieurs-là.
Huit jours de tranchées, huit jours de souffrance, Pourtant on a l'espérance Que ce soir viendra la r'lève Que nous attendons sans trêve. Soudain, dans la nuit et dans le silence, On voit quelqu'un qui s'avance, C'est un officier de chasseurs à pied, Qui vient pour nous remplacer. Doucement dans l'ombre, sous la pluie qui tombe Les petits chasseurs vont chercher leurs tombes. Ceux qu'ont l'pognon, ceux-là r'viendront, Car c'est pour eux qu'on crève. Mais c'est fini, car les trouffions Vont tous se mettre en grève. Ce s'ra votre tour, messieurs les gros, De monter sur l'plateau, Car si vous voulez la guerre, Payez-la de votre peau !