Zeeuws Erfgoed blad voor erfgoedliefhebbers
04 | jaargang 14, december 2015
Inhoud 2 SCEZpresse 3 ‘De bezetting verbeeld’ toont het levenswerk van Cees van der Burght 6 Oorlogskunstenaar Alex Colville in Zeeland, 1944 7 Eindrapport Kerk, Krimp en Kans beschikbaar 8 Grensoverschrijdende klinkerweg bij Heille 10 De tiran van Reimerswaal 12 Ambachtelijk restauratiewerk tijdens Open Dag 13 Restauratie oude stadhuis Goes 14 Collectie waterschap Scheldestromen ondergebracht bij musea 16 Winterkost 19 Erfgoeddag in het Landschap 2015 20 De Remonstrantie van Vlissingen 22 Familienamen in Zeeland 24 Archeologisch nieuws 26 Uit Zeeuwse bodem 29 ERFGOEDallerlei 31 - Colofon - MOnuMENTaal Bij de omslag Laatste schilderij gemaakt door Cees van der Burght met zicht op de gevel van het muZEEum in Vlissingen in vroegere tijden.
SCEZpresse Hoe om te gaan met monumentaal erfgoed waarvan de oorspronkelijke functie is verdwenen en het behoud onder druk is komen te staan? Die vraag is niet nieuw. Door de eeuwen heen zijn gebouwen van functie veranderd. Als het voor de nieuwe functie nodig was werd er stevig verbouwd, afgebroken en aangebouwd. Zo is er veel monumentaal erfgoed behouden gebleven, zij het zelden in de oorspronkelijke vorm en uitvoering. Ik realiseerde me dat weer eens bij een recent bezoek aan Gent. Het Dominicaner klooster (in oorsprong dertiende-eeuws) herbergt bijvoorbeeld het congres en cultureel centrum van de Universiteit Gent en de Bijloke abdij (veertiendeeeuws) het Stadsmuseum Gent. De tijd heeft zijn sporen in deze gebouwen zichtbaar nagelaten. Dat maakt ze betekenisvol. Ze hebben een geschiedenis die verder gaat dan het heden. De vraag hoe om te gaan met monumentaal erfgoed waarvan de oorspronkelijke functie is verdwenen is niet nieuw, maar hij wordt de laatste jaren wel steeds vaker gesteld. Ook in Zeeland. Vooral het behoud van industrieel erfgoed en religieus erfgoed staat onder druk, en dan vooral de wat grotere gebouwen als een kerk of een fabriekshal. De pilot ‘Kerk, Krimp en Kans. Impuls voor West-Zeeuws-Vlaanderen’ die de SCEZ voor de Provincie Zeeland en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed uitvoerde, wees uit dat behoud en herbestemming van kerkgebouwen nauw samenhangt met het realiseren van een voorziening die bijdraagt aan de leefbaarheid. Om hier zicht op te krijgen is het nodig in een interactief proces met de hele gemeenschap informatie te verzamelen en kansen en mogelijkheden in beeld te brengen. Ook dat heeft de pilot uitgewezen. Dan nog blijven de investering en exploitatie van monumentaal erfgoed belangrijke issues. Om de investering te laten renderen is vrijwel altijd een forse eenmalige bijdrage noodzakelijk. Voor de exploitatie lijken de gebruikersvoorzieningen en de participatie van vrijwilligers bepalend te zijn. Nu het toch een beetje over geld gaat; in Domburg staat sinds kort een borstbeeld van Rika Ghijsen, de samenstelster van het Woordenboek der Zeeuwse dialecten. De financiering daarvan is mede gelukt door crowdfunding. Veel mensen voelden zich aangesproken en hadden een bedragje over voor een beeld van deze bijzondere vrouw. ‘Crowdfunding’? Tijdens de presentatie op 19 september hoorde ik een Zeeuws alternatief: krauwfunding, van krauwen, bijeengraaien, u weet wel. Dat er in 2016 maar veel ekrauwd mag worden voor het Zeeuwse erfgoed! Wim Scholten, directeur
Volg de SCEZ op Twitter @erfgoedzeeland Eindrapport 'Kerk, #Krimp en Kans' in IJzendijke gepresenteerd. Nu online beschikbaar: www.scez.nl/kerkkrimpenkans #kerken #zeeland Heet je De Jonge en woon je in #Zeeland? Kijk voor het verhaal achter je familienaam op www.zeeuwseankers.nl. Meer in Zeeuws #Erfgoed Winnaars vertelwedstrijd In ’t #Zeêuws bekend: Huib Meeuwsen wint de tweede editie; Anita Maas en Rosita Van Roeyen 2de & 3de #dialect
Boven de poort een sluitsteen met het jaartal 1787. Ik ben in Bath en het gebouw staat aan de Arsenaalstraat. Veel is er niet wat aan het oorspronkelijke fort Bath herinnert. Het is gebouwd in 1786-1787 om de scheepvaart van en naar Antwerpen te controleren. In 1867 is het als vestingwerk al weer opgeheven. Het arsenaal staat er nog. In het dorp zegt men dat de paarden van Napoleon er hebben gestaan. Dat zou zomaar kunnen, want in 1810 bezocht Napoleon Zeeland. Hij reisde van Rammekens op Walcheren naar Bath in Zuid-Beveland en vandaar naar Antwerpen.
Zeeuws Erfgoed
2 december 2015 | 04
‘De bezetting verbeeld’ toont het levenswerk van Cees van der Burght “Ik ben in de oorlogsjaren opgegroeid in Vlissingen. Gebeurtenissen uit die periode staan voor eeuwig in mijn geheugen gegrift. De Tweede Wereldoorlog is bepalend gebleken voor de rest van mijn leven.”
Tentoonstelling In het Zeeuws maritiem muZEEum in Vlissingen is vanaf 17 oktober de tentoonstelling ‘De bezetting verbeeld, WO II door de ogen van Cees van der Burght’ te zien. De Vlissingse kunstenaar Van der Burght, die in juli van dit jaar op 84-jarige leeftijd overleed, heeft van de geschiedenis van Walcheren zijn levenswerk gemaakt. Met name de Tweede Wereldoorlog staat daarbij centraal. Maar ook andere onderwerpen hadden zijn aandacht, zoals de Walcherse boerderijen, de Tachtigjarige Oorlog en het bombardement van Vlissingen in 1809. Van der Burght liet een veelzijdige collectie na met een groot aantal schilderijen, tekeningen en maquettes. Deze collectie wordt voor een groot deel beheerd door het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen. In de expositie in het muZEEum is nu te zien hoe Cees van der Burght als jongen de bezettingstijd heeft beleefd. Zijn persoonlijke verhalen worden daarbij in de historische context van de vorige eeuw geplaatst. Hierdoor is de expositie min of meer te beschouwen als een documentaire over Vlissingen in de tijd van de Tweede Wereldoorlog. En een eerbetoon aan Van der Burght. Tekenaar in oorlogstijd Cees van der Burght groeide op in Vlissingen tijdens oorlogsjaren. Zoals hij in een eerder interview zei: “De oorlog begon op vrijdag, en zaterdag stortte er al een vliegtuig neer in de Verkuijl Quakkelaarstaat, een paar honderd meter van ons huis.” De bezettingstijd in Vlissingen en omgeving maakte grote indruk op hem. Het heeft zijn leven diepgaand beïnvloed. “Van naar school gaan kwam het in die dagen niet veel. Wat ze daar te vertellen hadden was ongetwijfeld heel belangrijk en vol goede bedoelingen. Maar wat er om me heen gebeurde, maakte veel meer indruk, zodat ik het merendeel van de tijd tussen de puinhopen aan het schetsen was.” Het tekentalent van Cees van der Burght werd op de lagere school al vroeg opgemerkt, maar in het naoorlogse Vlissingen zat niemand te wachten op een kunstenaar. Het was de tijd van de wederopbouw en er was werk aan de winkel. Dankzij zijn moeder kon hij toch lessen krijgen bij de Vlissingse kunstenaar Gerard Jacobs. De toen al oudere Jacobs gaf Van der Burght op een gedegen en disciplinaire manier les. Elke week moest Cees werk inleveren. “Als ik een keer met lege handen kwam, dan was het meteen ‘Ceesje, je bent weer lui geweest’. En dat kon ik mij niet permitteren, want het was een voorrecht om bij hem in de leer te zijn.”
Zeeuws Erfgoed
Beeld van ‘Ceesje’ van der Burght als kleine jongen in oologstijd met een gevonden helm op zijn hoofd. Op de achtergrond een illustratie die een dramatisch moment uit het leven van Cees verbeelt.
Ambachtelijk en nauwgezet Cees van der Burght werd gedwongen om toch een ander vak te leren, omdat een toekomst als kunstenaar er niet in zat. Hij werd uiteindelijk technisch illustrator bij de luchtmacht. Maar in de tussentijd werkte hij al wel de schetsen verder uit die hij tijdens de oorlogsperiode had gemaakt. Typerend voor Van der Burght is zijn uiterst precieze werkwijze. Vaak maakte hij voorafgaand aan een schilderij van bijvoorbeeld een landingsvaartuig eerst een schaalmodel. Hij ging zelfs weken meten in het oorlogsmuseum in Overloon. Daar stonden immers de wrakken die model stonden voor zijn maquettes. Aan de hand van het schaalmodel maakte hij dan een schilderij. Hij stelde zich als doel om de werkelijkheid zo natuurgetrouw en zo gedetailleerd mogelijk weer te geven. Artistieke vrijheden permitteerde hij zich nauwelijks, al gunde hij zich wel bij sommige houtskooltekeningen enige vrijheid. In de expositie is dit terug te vinden bij enkele donkere houtskooltekeningen van bunkers. Het werk heeft hier een meer sinistere en emotionele sfeer. Zijn vaardigheden als technisch tekenaar zijn ook te zien in de tentoonstelling, in een speciaal daarvoor ingerichte
3 december 2015 | 04
Tentoonstellingszaal in het Zeeuws maritiem muZEEum met het werk van Cees van der Burght (inrichting en foto decreet).
ladekast. Voordat hij aan een schaalmodel van een bunker begon, maakte Van der Burght ook technische tekeningen. Vakanties en vrije tijd werden daarvoor volledig opgeofferd. Eerst moesten immers uitgebreid alle maten opgenomen worden in de vele bunkers op Walcheren. Historische sculpturen Naast schilderijen, tekeningen en maquettes heeft Van der Burght ook tal van sculpturen gemaakt van historische figuren. Doorgaans gebruikte hij hiervoor de techniek van papier-maché. Ook dit deed hij met de hem kenmerkende zorgvuldigheid. De figuren moesten anatomisch volledig verantwoord zijn. Romantisering, mystificatie of heldenverering waren voor hem onbespreekbaar. Alles moest zo ‘echt’ mogelijk zijn. Hij ontwiep zelfs een eigen ledenpop - zowel als skelet als met ‘spieren’. Zo kon hij het geraamte van ijzerdraad van de te maken poppen eenvoudigweg afmeten van diezelfde ledenpop en zo kon ook de schaal van 1:5 gewaarborgd blijven. In de expositie zijn veel sculpturen te zien. Ook de ledenpoppen die hij bij zijn voorbereidingen gebruikte, worden getoond. In een bijbehorend filmpje vertelt Van der Burght hoe hij te werk ging. Zo kan de bezoeker het gehele creatieve proces zelf meemaken. Eren en leren De groots opgezette expositie in het muZEEum kan gezien worden als een eerbetoon aan Van der Burght. De ruimte in de Pakhuizen biedt de mogelijkheid om een substantiële selectie uit de omvangrijke collectie te tonen.
Zeeuws Erfgoed
De illustraties die Van der Burght maakte ‘vertellen’ hoe hij als jongen de bezettingstijd ervaren heeft. Het verhaal wordt ondersteund door filmpjes, waarin in ‘plakboek’-stijl tekeningen worden getoond, samen met door hemzelf geschreven begeleidende teksten. Zo kan de bezoeker de bezettingstijd in Vlissingen en omgeving aan den lijve ervaren. Je bent getuige van bijzondere situaties die je je nu nauwelijks meer kunt voorstellen. Kinderen die spelen met levensgevaarlijk wapentuig, door gevluchte militairen achtergelaten aan het begin van de oorlog. De jonge ‘Ceesje’ die, voorzien van een verloren helm van een Nederlandse soldaat, langs kapotgeschoten winkels loopt. Of op een roeiboot van Aagtekerke naar Vlissingen vaart na de inundatie. Met een vriendje thuis een boekje lezen op stoelen die in het zoute water drijven. In een filmpje in de expositie vertelt Van der Burght wat zijn doel is geweest met het in beeld brengen van de oorlogsperiode. Hij wilde dat het nageslacht getuige zou zijn van de gebeurtenissen die in de oorlog hebben plaatsgevonden en hieruit lering zou trekken. Dat zag hij als zijn taak en daarvoor heeft hij zich als geen ander ingezet. Zijn toewijding en werkwijze lijken wel erg fanatiek, maar er was voor Van der Burght geen andere manier om de historie uit de doeken te doen. Het heeft in ieder geval een resultaat opgeleverd dat er mag zijn. De expositie ‘De bezetting verbeeld, WO II door de ogen van Cees van der Burght’ is tot en met 8 januari 2017 te zien in het muZEEum in Vlissingen. Pol Verbeeck, Zeeuws maritiem muZEEum
4 december 2015 | 04
Schilderij van geslagen kraters in Westkapelle na het bombardement.
Voortbestaan muZEEum onzeker door bezuinigingen Vlissingen, de stad aan de Westerschelde, kent een roerige geschiedenis. De strategische ligging aan diep vaarwater, als ‘poort’ van de Westerschelde naar belangrijke havensteden als Antwerpen, heeft de stad gevormd en getekend. Karel V noemde Vlissingen ‘De sleutel tot de Nederlanden’. Hij liet de stad in 1548 versterken met het Keizersbolwerk. De zeventiende eeuw bracht bloei, rijkdom, maar ook strijd. Michiel de Ruyter speelde daarbij, ook landelijk, een belangrijke rol. Maar er liggen meer beroemde voetstappen in Vlissingen. Zo versterkte Napoleon de stad en bouwde er kazematten, nadat Vlissingen tijdens het Engelse bombardement van 1809 voor een groot deel werd vernietigd.
bezuinigen op cultuur. Het muZEEum zou het voortaan maar met de helft van haar budget moeten doen, nadat er enige jaren geleden ook al 25 procent is wegbezuinigd. Op dit moment is het nog niet duidelijk hoe de gemeente Vlissingen de bezuinigingen precies wil invullen. Het muZEEum wacht daar niet op en zoekt nieuwe inkomstenbronnen door nog intensiever samen te werken met andere organisaties. Andere plannen die wat op kunnen leveren worden geïnitieerd.
Die woelige geschiedenis kun je zien en ervaren in het muZEEum en in de gerestaureerde Kazematten. Tal van voorwerpen en verhalen getuigen hiervan. Zo is er de beroemde Michiel de Ruytercollectie en een van Nederlands belangrijkste collecties op het gebied van onderwaterarcheologie. Vele vondsten uit VOC-schepen tonen het leven aan boord tijdens de lange reizen in de zeventiende eeuw. Het Lampsinshuis, een stadspaleisje uit diezelfde tijd, herbergt al deze schatten. Maar de gemeente Vlissingen ziet zich door de enorme financiële problemen waarin de stad verkeert, gedwongen om zeer rigoureus te
Zeeuws Erfgoed
Dekking zoeken onder de tafel (illustratie door Cees van der Burght).
5 december 2015 | 04
Oorlogskunstenaar Alex Colville in Zeeland, 1944 De Canadese beeldend kunstenaar Alex Colville bezocht Zeeland in 1994 als war artist. In Canada is de in 2013 overleden Colville een beroemdheid. In Nederland was in 1974 werk van hem te zien op de tentoonstelling ‘Kijken naar de Werkelijkheid’ in Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam.
Het verwoeste Oostburg door de ogen van Alex Colville; 3 nov. 1944, CWM 19820303-004, Beaverbrook Collection of War Art, Canadian War Museum.
Oorlogskunstenaar Iedere Canadees kent het werk van Colville of heeft wel eens een werk van hem in handen gehad. In 1966 ontwierp hij namelijk de fraaie Canadese munten met voorstellingen van dieren: gans (1 dollar), wolf (50 dollarcent) enzovoorts. Colville werd geboren in 1920 in Toronto. In 1942 nam hij dienst in het Canadese leger en in 1944 werd hij naar de Canadian Military Headquarters in Londen gestuurd, waar zijn werk als war artist begon. De oorlogskunstenaar met de militaire rang van luitenant werkte vlak achter het front in Vlaanderen en Zeeland. Op 30 oktober 1944 vermeldt zijn dagboek: “On 30 October I went for a trip to Breskens. Although it was very cold and windy, the subject matter here was fascinating: complete devastation under a cold, blue-gray sky. We didn’t stay there long as one of our aircraft dropped a stick of bombs in the area. Twee dagen later: On 2 November went to Westkapelle dyke taken the night before and flooded by the Germans [sic!]. I made drawings and took several photographs of prisoners of war being carried in vessels through a flooded, flag-drapped street…”
Entree van de Colville-expositie in The National Gallery of Canada, Ottawa (foto Tien Heestermans).
Met de 3rd Canadian Infantry Division trok Colville naar Nijmegen en verder. Overal maakte hij schetsen en aantekeningen; hij legde ook de verschrikkingen vast die hij aantrof in concentratiekamp Bergen-Belsen in Duitsland. Eind 1945 keerde hij terug naar Canada waar hij van 1949 tot 1973 werkte en woonde in het Colville House in Sackville. Colville exposeerde wereldwijd en werk van hem bevindt zich onder andere in de collecties van het Museum of Modern Art in New York en het Musée d’Art Moderne in Parijs.
War Museum in Ottawa In juni 2015 toonde Meredith MacLean, Collections Specialist van het War Museum in Ottawa, aan de auteur van dit artikel, Johan Everaers, tekeningen, schilderijen en schetsen die Colville maakte aan het front in België en Zeeuws-Vlaanderen. Gericht onderzoek zal moeten uitwijzen of, behalve de schetsen en tekeningen van Oostburg (minstens 2), IJzendijke, Breskens en Westkapelle, er nog meer tekeningen zijn die hij in Zeeuws Vlaanderen en op Walcheren maakte. Na Colville’s overlijden vond zijn familie ruim vierhonderd foto’s die hij had gemaakt tijdens zijn missie in Zuidwest-Nederland en de opmars naar Nijmegen en Berlijn. De hele collectie foto’s is geschonken aan het War Museum. Voor de geschiedenis van Zeeland in de Tweede Wereldoorlog kunnen Colville’s kunstwerken, schetsboeken, foto’s en dagboeken belangrijke bronnen zijn. Oproep Meredith MacLean heeft in haar gesprek met Johan Everaers te kennen gegeven open te staan voor een tentoonstelling van en over het werk van Alex Colville. Eventueel geïnteresseerde tentoonstellingsmakers van bij voorkeur Zeeuwse musea kunnen hun interesse aan de redactie kenbaar maken:
[email protected].
Literatuur Johan Everaers, ‘Stop voor hyperrealisten’, Ballustrada 27 (2013) nr. 1/2. Alex Colville, Diary of a war artist; compiled by Graham Metson and Cheryl Lean (Halifax Nova Scotia 1981). Colville. Catalogus The National Gallery of Canada 2015 (New Brunswick 2015). Kijken naar de Werkelijkheid. Catalogus Museum Boijmans van Beuningen (Rotterdam 1974).
Zeeuws Erfgoed
6 december 2015 | 04
Eindrapport Kerk, Krimp en Kans beschikbaar Op 5 november werd in de RK-kerk van IJzendijke het eindsymposium van het project ‘Kerk, Krimp en Kans. Impuls voor West-Zeuws-Vlaanderen’ gehouden, met presentaties over de uitkomsten en de verschillende deelprojecten. Aan het einde overhandigde directeur Wim Scholten het eindrapport aan de gedeputeerde
Jo-Annes de Bat van de Provincie Zeeland, wethouder Peter Ploegaert van de gemeente Sluis en aan Frank Strolenberg van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het rapport is inmiddels te downloaden op de site van de SCEZ: www.scez.nl/kerkkrimpenkans.
Wim Scholten overhandigt het eindrapport aan vertegenwoordigers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (programmamanager herbestemming Frank Strolenberg), Provincie Zeeland (gedeputeerde Jo-Annes de Bat) en gemeente Sluis (wethouder Peter Ploegaert).
Wethouder Peter Ploegaert (rechts) en gedeputeerde Jo-Annes de Bat.
'*
" ! %&
$ $(& ' ' $ &'%
Arianne Westerweel van de Provincie Zeeland vertelt over de uitkomsten van het jongerendebat in de Grote Kerk van Groede.
)
Architect Geerard Gouwy (VG Architecten) schetst de plannen voor de kerk van IJzendijke.
Zeeuws Erfgoed
7 december 2015 | 04
Edwin Vinke (De Kromme Watergang) legt met zijn team de laatste hand aan de bijzondere sterrenhapjes’.
Grensoverschrijdende klinkerweg bij Heille Klinkerwegen verdwijnen steeds meer uit het landschap. Enkele decennia geleden kon je nog regelmatig het klinkergevoel ondergaan, maar tegenwoordig moet je - ook in Zeeland - flink zoeken naar deze beeldbepalende landschapselementen. Tijd voor een pleidooi voor behoud of zelfs ‘revival’ van de klinkerweg in onze provincie? Of neigt dit naar nostalgie en hebben we het hier over een gepasseerd station? In Zeeland vinden we niet veel klinkerwegen meer. Anno 2015 zijn wegen met keramische klinkers schaars geworden. En als je er dan weer eens een tegenkomt, bekruipt je vaak een nostalgisch gevoel. Het was vroeger immers flink werken, als je met je fiets over een dergelijk wegoppervlak moest rijden. Deze wegen hadden vaak flinke kuilen en als ze bedekt waren met een winters ijslaagje, waren ze niet altijd een genoegen voor lijf en leden. Ook als automobilist kon je je een comfortabeler wegligging voorstellen, al had het zoevende geluid ook wel iets aantrekkelijks. Heilleweg Toch vinden we ook in Zeeland nu nog enkele klinkerwegen. Een beeldbepalende en tot de verbeelding sprekende klinkerweg is de Heilleweg, de verbindingsweg tussen Heille en het Vlaamse Middelburg. Al bijna tachtig jaar heeft deze klinkerweg de tand des tijds kunnen doorstaan. In 1936 werd de verbindingsweg naar de Belgische grens, als onderdeel van het tracé De Tol - Aardenburg, tot vier meter verbreed en met klinkers ingelegd. Opmerkelijk genoeg werd tegelijk het traject Heille - Aardenburg geasfalteerd, een voor die tijd tamelijk modern procedé. Dit had misschien te maken met de zwaardere belasting op dit laatste traject.
De beklinkerde Heilleweg in de jaren tachtig van de twintigste eeuw (fotograaf onbekend).
Beeldkwaliteit Dat een keramische klinkerweg de beeldkwaliteit van het landschap ten goede komt, is geen verrassing. Een legging van klinkers maakt de historie van een weg beter afleesbaar. Vaak gebruikt men lokaal vervaardigde klinkers en je kunt beter de bolle wegvorm voor de afwatering herkennen. Dat is ook zo op het traject tussen Heille en Middelburg. Een dergelijke verharding op dit
Zeeuws Erfgoed
verkeersarme traject is goed mogelijk, want de weg wordt voornamelijk voor plaatselijk verkeer gebruikt, door zowel bewoners als toeristen. Voor drukkere, doorgaande wegen zou een klinkerlegging tegenwoordig minder geschikt zijn. Herleving klinkerweg Het is vooral ook de toenemende aanleg van dertigkilometerzones in de bebouwde kom, die zorgen voor een herleving van de klinkerweg. Deze ontwikkeling speelt zich vooral in het noorden van ons land af: in diverse dorpen in Drenthe en Twente worden klinkerwegen (duur) hersteld of worden asfaltwegen zelfs omgevormd tot klinkerwegen. Men wil hiermee een authentiek en identiek wegbeeld in de dorpen creëren, maar vooral ook het doorgaande verkeer weren. Kritiek Niet iedereen is voorstander van klinkerwegen in de bebouwde kom. Vooral de lokale bevolking is vaak tegen de nieuwe trend, met geluidsoverlast, grotere kans op verzakking, en een gladder wegdek als tegenargumenten. Bovendien is een klinkerweg nu niet direct ‘fiets- en wandelwagenvriendelijk’ te noemen. De bewoners in de bebouwde kom van Heille zullen van deze ‘ongemakkelijkheden’ weinig last ondervinden, omdat in Heille de klinkerweg vanuit Middelburg bij de ingang van de bebouwde kom juist in een geasfalteerde weggedeelte overgaat. Geen revival van de klinkerweg in Heille dus, maar (bewust?) behoud van een stukje cultuurhistorie in de grensstreek.
De klinkerweg tussen Heille en Vlaams Middelburg is recentelijk als ondergewaardeerd erfgoed aangemeld bij het Meldpunt Erfgoed Zeeland. Bij dit meldpunt kunnen zowel organisaties als particulieren melding doen van bedreigd, onbekend en/of ondergewaardeerd erfgoed in de provincie Zeeland. Inkomende meldingen worden opgevolgd door een of meerdere van de tien Zeeuwse particuliere monumentenorganisaties die met de SCEZ binnen het Meldpunt samenwerken. Op deze wijze kan in een zo vroeg mogelijk stadium nagegaan worden of en - indien van toepassing - welke behoudsmaatregelen getroffen moeten worden. Mocht u zelf een melding willen doen, dan kan dat via:
www.meldpunterfgoedzeeland.nl De beeldbepalende klinkerweg bij Heille op 28 mei 1976 (foto A.P. Maas; bron: ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland).
8 december 2015 | 04
De tiran van Reimerswaal Machtsstrijd en machtsmisbruik omstreeks 1515 Sommige herinneringen aan de Zeeuwse ‘verdronken geschiedenis’ bevinden zich buiten de provinciegrenzen. Zoals de grafsteen van de beruchte Adriaan van Reimerswaal in de Sint-Gertrudiskerk in Bergen op Zoom.
Deel van Zuid-Beveland met (topografisch niet correcte) weergave van Goes en Reimerswaal (Rommerswale); Lodijke ligt ten zuidwesten van Reimerswaal. Uitsnede Scheldekaart, 1504/05.
Adriaan van Reimerswaal (1480-1534) verwerft zijn postume beruchtheid door zijn houding gedurende de rampzalige Sint-Felixvloed van 5 november 1530. Hij meent dat de doorbraak bij Lodijke een haventje voor hem zal uitschuren, en wil deze niet dichten. Maar helaas: het Gat van Lodijke wordt een van de belangrijke ‘scheppers’ van het Verdronken Land van Zuid-Beveland, waardoor de kaart van dit eiland en van Zeeland drastisch verandert. De stad Reimerswaal wordt in 1631, na een doodsstrijd van een eeuw, door zijn laatste inwoners verlaten. Messen en een slagzwaard Maar Adriaan heeft meer op zijn kerfstok. Behalve heer van Lodijke is hij dijkgraaf van de Brede Watering Beoosten Yerseke en baljuw in Reimerswaal; in de jaren rond 1515 terroriseert hij een groot deel van de stedelijke magistraat. Omkoping, bij voorkeur tijdens de mis, bedreiging, mishandeling en aanranding zijn de middelen waarvan Adriaan zich bedient. Zijn bastaardbroer Cornelis uit Gent en zijn neef Govert uit Holland knappen veel van het vuile werk op. En de schout, Adriaans stroman Cornelis van der Meere, perst marktkooplui af. Adriaan zelf, een van de machtigste ambachtsheren in de omgeving, maar ook een man met grote schulden aan ingelanden van de Brede Watering, paradeert vaak door de stad met broodmessen aan zijn gordel en begeleid door gewapende knechten. Achter hem wordt een groot slagzwaard meegedragen, om belagers uit de kringen van ingelanden en de magistraat te ontmoedigen.
Zeeuws Erfgoed
Doelwitten van Adriaans gramschap zijn onder anderen schepen mr. Jan Hendriksz, schepen en oud-baljuw Martin Baeck en Pieter Govertsz, vertegenwoordiger der ingelanden. De laatste wordt door Cornelis in de volle gelagkamer van Den Olifant bedreigd met de woorden dat hij Pieter met een ‘cleerbesem’, een groot slagzwaard, zal ‘cappen gelijck vlees ter banck in duysent sticken’. Ter verhoging van de pressie verrichten Cornelis en schout Van der Meere een huiszoeking en begaan een aanranding, door de vrouw des huizes ‛zeere oneerbaerlicken ende ontamelijcken te tastene ende mitten handen te grijpene an hueren live ende lichame, ter plaetsen ende steden daer men niet en betaemt eenige vrouwen in huwelicken state zijnde oft anders te tastene oft te gripene oft ten ware tenminsten wel hueren wille, danck ende consente.’ Handgemeen in het stadsbestuur Het conflict met geërfden en enige stadsbestuurders wordt op de spits gedreven, wanneer Adriaan als baljuw op nieuwjaarsdag 1516 het stadbestuur van Reimerswaal bijeenroept om een van de pijlers van de stedelijke economie te fnuiken. Hij wil een verbod leggen op het maken van vuren voor de zoutnering, op straffe van een boete van 20 pond en het verlies van het poorterschap. Twee schepenen maken bezwaar, omdat dit verbod de economische belangen van de burgers schaadt en bovendien buiten Adriaans bevoegdheid valt. Een aantal schepenen steunt het verbod wel, omdat zij als zouthandelaren met grote voorraden op aantrekkelijke prijsstijgingen hopen.
10 december 2015 | 04
vergadering. Diezelfde middag komt het stadsbestuur opnieuw bijeen, en opnieuw moet Hendriksz vluchten voor de onbesuisde Adriaan. Buiten wordt hij opgewacht door neef Govert met een aantal knechten. Hendriksz ontkomt weer ternauwernood, net als zijn collega Martin Baeck. Ingelanden durven zich enkele dagen niet op straat te vertonen, omdat Govert dreigt met zijn Hollandse broers wraak te zullen nemen. Een knecht van Pieter Govertsz wordt deerlijk mishandeld. Achtergrond Martin Baeck en Willem van Kromvliet, ook al geen vriend van Adriaan, waren achtereenvolgens baljuw van Reimerswaal van 1512 tot 1515. Dit ambt was voordien traditioneel in handen van de familie Van Reimerswaal. Steunpilaren van Adriaan zijn onder anderen de burgemeesters Dirk Jansz en Adriaan Vocxz. In 1514 en 1515 proberen ze op instigatie van Adriaan door omkoping aan de macht te komen. Zelfs Jan Hendriksz wordt tevergeefs het ambt van stadsdokter voorgespiegeld. Jansz en Vocxz worden uiteindelijk gekozen vanwege de ‛groote bede, instantie en begeerte van joncker Adriaen van Reymerswale’. De verkiezing wordt ongeldig verklaard door vorstelijke commissarissen, maar dit vonnis wordt genegeerd. Jansz en Vocxz zijn in deze jaren niet de enige corrupte burgemeesters in de stad. Cornelis Jacobsz., schout van Assemansbroek, waar de zwakste dijk van de Watering zich bevindt, heeft stro in de dijk gestopt en dat met aarde afgedekt. Voor deze misdadige roekeloosheid wordt hij gevangen genomen, maar door burgemeester Jacob Speck van Reimerswaal weer in vrijheid gesteld. Speck is hierbij ‛zeere furieuselicken’: niet vanwege het strafbare feit, maar wegens de gevangenneming van de dader! Ook na het einde van Adriaans ambtsuitoefening in 1519 veranderde er weinig aan het slechte beheer van de waterkeringen.
Stadsplattegrond van Reimerswaal met de belangrijkste gebouwen, door Jacob van Deventer (circa 1565). Legenda: 1 Parochiekerk, 2 Klooster Celle-, Brood- of Zwarte Zusters, 3 Wester- of Koepoort, 4 Noord-, Vrouwen- of Waterpoort, 5 Oost- of Wittepoort, 6 Getijmolen, 7 Molenwater, 8 Markt, 9 Zoutketen (auteur naar Van der Krogt 1995).
Contacten Naar aanleiding van de misstanden in Reimerswaal stelt de procureur-generaal van de Grote Raad in Mechelen een onderzoek in. Het leidt niet tot vervolging; Adriaan heeft goede contacten bij de regering in Brussel. Maar leden van de familie Van Reimerswaal oefenen na 1518 geen ambten meer uit in de stad. Adriaan verliest door de vloed van 1530 (en de vervolgvloed van 1532) al zijn goederen en zijn kasteel in de streek. Hij vestigt zich in Bergen op Zoom, waar hij op 6 mei 1534 overlijdt. Jan Kuipers, SCEZ Literatuur Grafmonument met gebedsportret van Adriaan van Reimerswaal en zijn vrouw Johanna van Glymes in de Sint-Gertrudiskerk, Bergen op Zoom (foto H.M.D. Dekker).
Adriaan is woedend en beschuldigt schepen Jan Hendriksz van het heulen met ingelanden en geërfden. Hendriksz antwoordt dat hij een ‛vremdt man’ is, ‛elcx vriendscepe behouvende ende eenen voet lands niet hebbende’ om gedeelde belangen met de ingelanden te hebben. ‛Ghij zijt altijts jegens mij!’ schreeuwt Adriaan, en grijpt naar zijn wapens om de schepen neer te steken. Anderen komen tijdig tussenbeide, Jan Hendriksz ontvliedt de
Zeeuws Erfgoed
C. Dekker, Zuid-Beveland. De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de middeleeuwen (Assen 1971). C. Dekker, ‘Tussen twee vloeden. De strijd tegen het water in Zeeland bewesten Schelde tussen 1530 en 1532’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden dl. 103, afl. 4, 1988, 607-621. Cornelis Dekker en Roland Baetens, Geld in het water. Antwerps en Mechels kapitaal in Zuid-Beveland na de stormvloeden in de zestiende eeuw (Hilversum 2010). | P.C.J. van der Krogt (eindred.), Kaartbeschrijvingen [bij C. Koeman en J.C. Visser, De stadsplattegronden van Jacob van Deventer] (Alphen a/d Rijn 1995). Jan J.B. Kuipers (eindred.), Sluimerend in slik. Verdronken dorpen en verdronken land in zuidwest Nederland (Middelburg/Vlissingen, 2004). Jan J.B. Kuipers, Adriaan van Reimerswaal’, URL: http://encyclopedievanzeeland.nl/ Adriaan_van_Reimerswaal. Arie van Steensel, Edelen in Zeeland: macht, rijkdom en status in een laatmiddeleeuwse samenleving (Hilversum 2010).
11 december 2015 | 04
Ambachtelijk restauratiewerk tijdens Open Dag Op 12 september, landelijke Open Monumentendag, hield de SCEZ Open Dag in eigen ‘huis’. Archeologie en monumenten stonden centraal. In gebouw Het Schuitvlot aan de Looierssingel in Middelburg konden de bezoekers een restauratiebeurs bezoeken met Zeeuwse bedrijven op het gebied van ambachtelijke restauratie. Ook de Monumentenwacht en Restauratie Opleidingsprojecten waren vertegenwoordigd. Zo’n vijfhonderd mensen bezochten de Open Dag: abonnees en donateurs van de SCEZ, maar ook veel andere geïnteresseerden. Zij lieten zich rondleiden door het Zeeuws Archeologisch Depot of de bunker van de voormalige commandopost van de dienst Bescherming Bevolking, gelegen onder het gebouw, en namen deel aan lezingen. Samen met een archeozoöloog konden kinderen de botten van een paardenskelet uit de zestiende eeuw ordenen. Leerlingen van het Foodlab van Nehalennia SSG uit Middelburg verzorgden de koffie en thee, met daarbij zelfbereide lekkernijen. De SCEZ kijkt terug op een zeer geslaagde dag en is blij met de getoonde belangstelling en leuke reacties van de vele bezoekers!
Zeeuws Erfgoed
12 december 2015 | 04
Restauratie oud stadhuis Goes Het voormalige stadhuis in Goes aan de Grote Markt heeft door de eeuwen heen diverse functies gehad en bouwkundige veranderingen ondergaan. Het begon als vleeshal met een voorhal, in de eerste helft van de veertiende eeuw. In de tweede helft kwam er rechtsvoor nog een belfortachtige toren bij, die dienst deed als gevangenis. Tegenwoordig is er een lunchcafé gevestigd.
Deel van de ingepakte gevel van het eeuwenoude stadhuis.
Leerling timmeren bezig met houtherstelwerk.
Voormalige stadhuis Goes Opdrachtgever Gemeente Goes Aannemer Van de Linde uit Goes
Restauratie Bouwbedrijf Van de Linde is medio 2015 gestart met de ingrijpende restauratie van het casco van het stadhuis. De werkzaamheden bestaan onder meer uit: - het (waar nodig) vervangen van gevelstenen en voegwerk en het vernieuwen van de natuurstenen sluitstukken op de hoeken; - het vervangen van het rotte houtwerk in de kozijnen/ ramen en de ramen weer laten functioneren met loden gewichten; - het herstellen van goot en gootlijsten, verdiepingsvloeren, balkkoppen en de plafondornamenten; - revisie van de klokken.
Stadhuis Goes kreeg in 1405 stadsrechten van graaf Willem VI van Holland. Vanaf dat jaar mocht de stad rechtspreken. Dit gebeurde in de vierschaar, de tegenwoordige trouwzaal van het stadhuis. Het stadhuis kreeg zijn huidige aanzicht bij een ingrijpende verbouwing in 1771 en 1775. Uit die tijd stamt de sierlijke voorgevel in Lodewijk XV-stijl. Tussen 1967 en 1974 werd het stadhuis opnieuw gerestaureerd. De middeleeuwse elementen werden voor een deel terug in het zicht gebracht, voor het overige werden de laat achttiendeeeuwse vormen hersteld. Tot die tijd deed het stadhuis nog dienst als huisvesting voor het ambtelijk apparaat. Nadat het stadhuis helemaal gerestaureerd was, werd de hele benedenverdieping een lunchcafé. De overige (boven)ruimten doen (opnieuw) dienst als vergaderplaats voor gemeentelijke commissies, de gemeenteraad en voor ontvangsten, huwelijken en andere representatieve aangelegenheden.
Zeeuws Erfgoed
De werkzaamheden zijn voor de leerlingen van het ROP bijzonder leerzaam omdat er veel verschillende onderdelen gerestaureerd moeten worden. Op dit project zijn een leerling timmeren van Bouwmensen ZuidWest en een medewerker/leerling van het SROI (Social Return On Investment) werkzaam. Deze medewerker doet werkervaring op om zo een baan in de bouw te vinden. Naar verwachting is het stadhuis eind dit jaar weer als nieuw.
13 december 2015 | 04
Werfboek uit 1903 van de erven Meerman met vermelding van de peilboot Anna-Friso.
De lier van de Anna-Frisopolder op zijn nieuwe tijdelijke plek bij de Historische Scheepswerf C.A. Meerman in Arnemuiden.
Collectie waterschap Scheldestromen ondergebracht bij musea Begin 2014 werd de SCEZ door dijkgraaf Toine Poppelaars benaderd met de vraag of een deel van de waterschapscollectie kon worden opgenomen in een aantal musea in Zeeland. Het depot waar het materiaal lag opgeslagen kreeg een andere bestemming en moest dus op termijn leeg zijn. Onder leiding van SCEZ-adviseur musea Janneke de Wit en met hulp van een oud-medewerker van waterschap Scheldestromen zijn de ruim 600 voorwerpen in de tweede helft van 2014 in kaart gebracht. Om exact te zijn, 611 stukken zijn door hun handen gegaan. Het zijn voorwerpen van de verschillende voormalige waterschappen boven de Westerschelde, uit de afgelopen 100 tot 150 jaar: materialen/voorwerpen die voorheen gebruikt werden bij het onderhoud van wegen, dijken, polders, vaarten et cetera, zoals klein en groot gereedschap, hef- en hijswerktuigen, lampen, peilschalen en stenen. Maar ook voorwerpen van voormalige waterschapskantoren: relatiegeschenken, serviesgoed, vlaggen en stempels. In de tweede helft van 2014 is het hele depot van voor naar achter uitgekamd. Alles werd van zijn plek gehaald, geïnventariseerd, genummerd, gefotografeerd en weer teruggeplaatst. Op basis hiervan heeft het waterschap een selectie van objecten gemaakt die in zijn eigendom en beheer blijft. Het betreft gereedschappen en andere unieke objecten uit de geschiedenis van het waterschap. De andere stukken werden in bruikleen of als schenking aangeboden aan musea.
zijn op de gereedschappen bijvoorbeeld geen markeringen van een specifieke regio waarneembaar. Ongeveer tweehonderd voorwerpen uit de collectie hebben wel een fysiek regionale binding. Dit zijn onder andere herinneringsvoorwerpen van voormalige waterschappen. Deze vallen direct onder het verzamelbeleid van enkele musea in Zeeland en hiervoor konden dus specifieke musea worden benaderd.
Het grootste gedeelte van de voorwerpen kent fysiek geen regionaal onderscheid. Hoewel stukken van oorsprong wel afkomstig zijn van de onderscheidende waterschappen,
Dit project is dan ook een mooi voorbeeld van goed omgaan met erfgoed en op een goede manier zorgdragen voor ons cultureel erfgoed.
Zeeuws Erfgoed
Overdracht Museummedewerkers konden de stukken in het depot komen bekijken, vervolgens werd het transport ingepland en de officiële overdracht op papier in orde gemaakt. Een prettige samenwerking tussen de SCEZ, waterschap Scheldestromen en musea. Alles met maar één doel: deze objecten van ons cultureel erfgoed een goede bestemming geven, zodat ze behouden blijven voor de toekomst.
14 december 2015 | 04
Het glas-in-loodraam met het wapen van voormalig Waterschap Tholen bevindt zich nu in Streekmuseum De Meestoof.
Het herinneringsbord van Waterschap Schouwen is ondergebracht bij het Watersnoodmuseum.
maken. Deze vorm van dijkbekleding was een zwaar en arbeidsintensief werk dat grofweg tot de Tweede Wereldoorlog nog regelmatig werd toegepast. Huib Westerbeke: “Met deze objecten kan de Wasschappelse Heiploeg naast het oude handheiwerk ook het krammen demonstreren.” Een mooie bestemming voor de voorwerpen. Bij het krammen wordt de dijk bekleed met riet of lang stro en vastgezet met strengen van hetzelfde materiaal die dan beugels (krammen) vormen. Met de kramspade tegen de buik worden de strengen in de stugge klei gedrukt. De kramplaat beschermt de buik tegen de steel.
Van de 611 collectiestukken zijn in totaal 121 ‘museumwaardige’ objecten overgedragen aan Historisch Museum De Bevelanden Goes (34 items), Streekmuseum De Meestoof Sint-Annaland (33 items), Stadhuismuseum Zierikzee (19 items), Museum Polderhuis Westkapelle (17 items), Historische Werf C.A. Meerman Arnemuiden (14 items) en Watersnoodmuseum Ouwerkerk (4 items). 119 items zijn toegevoegd aan de rekwisietencollectie van Rederijkers Zierikzee (72 items) en A.W.P. Rekwisieten Middelburg (47 items). Op deze manier blijft het materiaal behouden en wordt het ingezet bij voorstellingen, historische spelen, films en dergelijke. Voor de resterende stukken heeft het waterschap andere bestemmingen gevonden. Historische Werf C.A. Meerman De Historische Werf C.A. Meerman in Arnemuiden heeft veertien objecten van waterschap Scheldestromen overgenomen: touwhaspels met distantielijnen (meetlint voor peilboot), katrollen, dommekrachten (om zware voorwerpen op te takelen), ankers en een lier. De museummedewerkers zijn heel enthousiast over de spullen. Jelle Joosse vertelt: “Het zijn allemaal materialen die we heel goed kunnen gebruiken, maar de lier heeft ook nog een bijzonder verhaal.” De lier is afkomstig van de Anna-Frisopolder op Noord-Beveland. Hij werd gebruikt om de peilboot Anna-Friso de polderdijk op te trekken. Onlangs heeft het museum een werfboek van de erven Meerman in bruikleen gekregen. Een werfboek is het schrift van de werfbaas en dus een heel bijzonder document met veel informatie. Jelle Joosse: “In het werfboek staat dat de peilboot Anna-Friso in 1903 op de werf Meerman is gebouwd! Wat een fraai toeval! We popelen om het verder uit te zoeken, zodat we er een tentoonstelling of artikel aan kunnen wijden.” Polderhuis Museum Het Polderhuis in Westkapelle heeft al jarenlang objecten van het waterschap in zijn collectie opgenomen. Dat aantal is nu uitgebreid met meetspullen, tekening-kokers en dijkwerkersgereedschap. De objecten illustreren het verhaal van het werk aan de dijk. Een serie kramspaden met bijbehorende kramplaten zijn bijzonder. Kramspaden en -platen werden indertijd door dijkwerkers gebruikt om zogenaamde krammatten te
Watersnoodmuseum Het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk heeft vier objecten in beheer gekregen, waaronder een herinneringsbord van Delfts Blauw aardewerk. Annie Ponsioen: “Na de Watersnoodramp zijn heel veel herinneringsborden voor het goede doel gemaakt, maar dit bord is heel bijzonder. Meestal zien we op dergelijke borden afbeeldingen van in het water staande huizen, dieren in het water, caissons enzovoort. Maar dit bord bestaat alleen uit tekst met daar omheen versiering. Een mooie aanwinst voor het museum.” Het bord is door het Waterschap Schouwen vervaardigd ter gelegenheid van de sluiting van het gat bij de Schelphoek op 27 augustus 1953. Streekmuseum De Meestoof Voor Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland zijn de objecten van het waterschap een waardevolle aanvulling op de collectie over de regio Tholen en Sint-Philipsland. Bonnie Joosse: “Er zit nu van alles bij: van deftige, gegraveerde glazen tot werkgereedschap en dat maakt het interessant. Twee maquettes illustreren de evolutie van de dijken en watergangen op het eiland Tholen. Daar kunnen we wel wat mee in ons museum.” Een glas-in-loodraam met het wapen van Tholen is tijdens de Open Monumentendag geëxposeerd. Bonnie Joosse: “Dit object paste uitstekend bij het thema ‘Kunst & Ambacht’, omdat alle technieken van glas-in-lood en brandschilderen er in te zien zijn.” En dat is precies wat waterschap Scheldestromen graag ziet. Dat de objecten een goede plek krijgen in een museum of andere collectiebeherende instelling en (af en toe) voor het publiek te zien zijn.
3Een serie kramplaten en kramspades is overgedragen aan het Polderhuis.
Zeeuws Erfgoed
Dijkwerkers maken krammatten bij Westkapelle (bron: beeldbank.rws.nl).
15 december 2015 | 04
Winterkost Hutspot, stamppot en erwtensoep: ze zijn allemaal familie van elkaar. Een deel van onze winterkost heeft een lange traditie. Stoofpeertjes met kaneel bijvoorbeeld at men al in de zestiende eeuw. Maar door de komst van het gasfornuis en de diepvries is er ook veel veranderd in onze kooken eetgewoonten. Een culinaire winterreis door onze geschiedenis. Husselen of stampen Stamppotten maar ook maaltijdsoepen, waarvan erwtensoep de bekendste wintersoep is, komen voort uit eenpansgerechten zoals die in de middeleeuwen werden gegeten. Het eten werd toen bereid in één grote pot of ketel, die boven het open vuur in de haard hing. Men sprak ook wel van hussepot of husselpot, naar het door elkaar husselen van de ingrediënten. Daarvan is de benaming ‘hutspot’ afgeleid. Maar er zijn belangrijke verschillen tussen de oude hussepot en de hutspot van nu.
De heer Wattel eet uit de pan. Walcheren, 1953 (fotograaf onbekend; bron: ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland).
Hutspot kennen we als het gerecht dat de Spanjaarden in de nacht van 2 op 3 oktober 1574 bij Leiden achterlieten toen ze halsoverkop de aftocht bliezen. Maar eigenlijk betrof het hier een hussepot. In de ketel zat waarschijnlijk een mengsel van pastinaken, wortelen, uien en vlees. En niet de mix van aardappelen, wortelen en ui, zoals we nu de hutspot kennen. Onze hutspot is eigenlijk een stamppot. Bij stamppot worden de verschillende bestanddelen namelijk gestampt en zijn de verschillende ingrediënten niet meer goed herkenbaar. Voor stamppotten zijn bovendien aardappelen nodig, de traditionele hussepot kan zo’n beetje alles bevatten. En stamppotten zijn van betrekkelijk recente datum, ze werden zo’n eeuw geleden geïntroduceerd. De hussepot is veel ouder. Hij is in Vlaanderen overigens wel als stoofschotel blijven bestaan: de Vlaamse hutsepot.
Zeeuws Erfgoed
Soppe Ook vloeibare eenpotsgerechten kwamen voor. Daarin gingen groenten en peulvruchten (erwten, bonen, linzen), aangevuld met vlees. Deze gerechten werden pottagie, pottage of soppe genoemd. Onze erwtensoep komt daaruit voort. In een kookboekje uit het begin van de zestiende eeuw staat een recept voor erwtensoep, gemaakt van gepureerde groene erwten, uien, saffraan, komijn en eventueel rozijnen voor de smaak. De soep werd gebonden met broodkruim. Zo’n mix stond urenlang op het vuur te pruttelen. Het eten van hussepot en soppe was lange tijd zeer algemeen, maar de ingrediënten varieerden naar gelang hoe rijk men was. Bij welgestelden zat er meer vlees, vis en gevogelte in de pot, en meer kruiden en specerijen. Arme mensen bedienden zich tot ver in de negentiende eeuw van goedkopere voedingsmiddelen: rapen, knollen en spek. Aardappelen Door het algemener worden van de aardappel veranderde het eetpatroon. Hoewel de aardappel al in de zestiende eeuw in Europa bekend was, bleef het lang onduidelijk hoe dit knolgewas in de keuken gebruikt kon worden. De smaak ervan liet danig te wensen over. Pas in de achttiende eeuw raakte het bereiden en eten ervan algemener in gebruik. Begin negentiende eeuw deed een recept met wortelen en aardappelen zijn intrede dat als de voorloper van de hedendaagse hutspot kan worden beschouwd. Zo begon de aardappel zijn opmars in de kookboeken. Er verschenen recepten waarin aardappelen werden gecombineerd met rookspek of worst en met boerenkool (die overigens pas in de negentiende eeuw ook zo werd genoemd), zuurkool, zoete appelen of gestoofde peren. In alle gevallen bleven de verschillende bestanddelen herkenbaar. Een husselpot dus, ze werden nog niet tot moes gestampt. Dat gebeurde pas in de twintigste eeuw, toen in kookboeken het stampen van alle ingrediënten werd aanbevolen. Zo ontstond de stamppot. De Zeeuwse benaming ervoor is prol. Er is bijvoorbeeld appelprol (appelmoes), preiprol en juunprol (uienstamppot). Binnen enkele decennia had stamppot het aureool veroverd een typisch ‘vaderlandse’ maaltijd te zijn. Wat heel bijzonder is voor een gerecht dat toen nog maar zo’n korte traditie had! Appels en peren Een blijvertje onder de winterkost zijn de stoofpeertjes met kaneel. We weten dat ze al aan het eind van de zestiende eeuw werden gegeten en tot op de dag van vandaag sieren ze menige (feestelijke) maaltijd. Net als peren werden ook appelen veelvuldig in gerechten gebruikt. ‘Hete bliksem’ staat tegenwoordig in heel Nederland bekend als een 4
16 december 2015 | 04
Witte worst maken na huisslachting in Westkapelle, 1961 (foto N. Flipse-Roelse; bron: ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland).
Zeeuws Erfgoed
17 december 2015 | 04
stamppot van aardappelen, appelen en vlees. In Zeeland werd er een gerecht van gebakken spek en zoete appelen onder verstaan. Daarbij werden gekookte aardappelen geserveerd. Aardappelen-groente-vlees Vers vlees werd tot in de twintigste eeuw niet veel gegeten. Eigenlijk was alleen de slachttijd, die in november begon, daarvoor geschikt. De rest van het jaar at men vlees dat was geconserveerd door het te drogen, te roken of te zouten. Dat vlees werd meegekookt of -gestoofd in de eenpansgerechten. Dankzij de komst van het gasfornuis, de diepvrieskist en nieuwe conserveringstechnieken zoals het wecken konden huisvrouwen meer gaan variëren in de bereiding van gerechten. Op zondag gingen steeds meer mensen gebraden vlees eten. Zo raakte ook de gehaktbal populair. Een schijf of bal van gehakt kalfsvlees vond al in de zeventiende eeuw aftrek bij de gegoede burgerij. Hij heette toen overigens frickedil. Sinds het midden van de negentiende eeuw werd hij steeds vaker gemaakt van half varkens- en half rundergehakt en kwam hij bij steeds meer mensen op tafel. Door de komst van het fornuis, dat meer dan één kookpunt had, konden aparte gerechten worden bereid. Aardappelen, groenten en vlees gingen niet meer in een en dezelfde pan, maar werden apart van elkaar bereid. Dit kook- en eetpatroon vond het eerst ingang bij rijke mensen, maar zou zich later, mede onder invloed van het onderwijs op huishoudscholen, uitbreiden tot alle lagen van de bevolking. Vosse soppen Oudere, traditionele maaltijden verdwenen daardoor. Een van de laatste overblijfselen ervan in Zeeland was de vosse soppen. Vosse is Zeeuws voor vers. Alles bij de huisslacht dat niet gerookt, ingezouten, of onder het vet werd gezet, werd vos genoemd. Soppen is een verwijzing naar het vloeibare eenpansgerecht. De vosse soppen bestaat uit peren, rapen en aardappelen die in het varkensvet of vleesnat van het geslachte varken waren gekookt of daarmee overgoten. Ze werden gegeten met brood dat ook enige tijd in het vet had liggen weken (soppen). De vosse soppen verdween in de loop van de twintigste eeuw. Jan Vader, die veel heeft geschreven over het leven op het Walcherse platteland, heeft een smakelijk verslag van zo’n maaltijd rond 1900 overgeleverd. De vosse soppen vond plaats op de avond na de dag van de huisslacht (‘keutjesdag’). Dat was veelal in november. Vaak werden voor dit feestmaal familieleden en buren uitgenodigd. De maaltijd begon met koffie. Daarna werden de eerste vier schotels opgediend: een schotel met tot kruim geschudde aardappelen, een schotel met hele, geschilde rapen, een schotel met gekookte, ongeschilde peren en een kleinere schaal met brood. Het brood had enige tijd in het hete varkensvet gelegen en was daarvan geheel doorweekt. Ook de rapen en peren waren in varkensvet gekookt. Een ding was zeker: wie zich dit wilde laten smaken, moest een sterke maag hebben. Alsof dat nog niet genoeg was, kwam er daarna nog een gang op tafel. Die ging vergezeld van een volle schaal met sneden van het eigen gebakken brood. Maar het pièce de résistance was de enorme schotel waarop bijna al het
Zeeuws Erfgoed
De PZEM propageerde het koken op elektriciteit. Op de foto een toonkamer van de elektriciteitsmaatschappij uit 1955. Hier konden klanten de ‘ideale combinatie’ uitzoeken: een komfoor met twee platen, een elektrische waterkoker, twee aluminium pannen en een gietijzeren braadpan (fotograaf onbekend; bron: ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland).
slachtafval van het varken verzameld lag: grote stukken van de zware varkenskop, het voorste gedeelte van de rug, de tong, nieren, het hart, het grootste deel van de lever en de oren en poten. Ook de staart en de longen maakten soms deel uit van deze schotel, maar over de smaak daarvan viel te twisten. Naar verluidt liet een ieder zich deze kost goed smaken en waren na afloop van de maaltijd, aldus Jan Vader, de winden en boeren niet van de lucht. Nieuwjaarskost Niet alle traditionele maaltijden gingen verloren. Een gerecht dat in de verte nog doet denken aan de hussepot van weleer is de Nieuwjaarskost, zoals die in Zeeuws-Vlaanderen rond Terneuzen, Hoek, Zaamslag en Axel wordt gegeten. Het is een maaltijd die bestemd is voor de familieleden die op Nieuwjaarsdag gelukkig nieuwjaar komen wensen. Hij is smakelijk en eenvoudig, ervan uitgaande dat iedereen nog helemaal vol zit van de lekkernijen die op oudejaarsavond zijn genuttigd. Het gerecht bestaat uit aardappelen, witte bonen, gezouten snijbonen en worst. De worst wordt zachtjes gekookt en de bouillon wordt bewaard. De witte bonen en snijbonen worden eerst geweekt en daarna in één pan gekookt. De aardappelen worden apart daarvan gaargekookt en gaan daarna met enkele lepels bouillon bij de bonen. De volgende dag (Nieuwjaarsdag) worden de pan met aardappelen en bonen en de pan met worst en bouillon opgewarmd. Er wordt niets fijngestampt. Daarom doet zo’n pan met bonen en aardappelen toch nog een beetje denken aan de eenpotsgerechten van weleer. Hoe dan ook, het is traditionele winterkost om het nieuwe jaar stevig te beginnen.
18 december 2015 | 04
zeeuwse
ankers
Erfgoeddag in het Landschap 2015
De tweede ‘Erfgoeddag in het Landschap’ op zaterdag 26 september op Buitenplaats Overduin, Uitspanning Oranjezon en de nabijgelegen activiteitenlocatie De Vroonwei was een groot succes. Circa 2.000 bezoekers namen van de gelegenheid gebruik om een of meerdere van deze locaties aan de noordkant van Walcheren te bezoeken en te beleven. Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, Stichting Landschapsbeheer Zeeland en stichting Het Zeeuwse Landschap organiseerden deze publieksdag voor jong en oud voor de tweede keer.
Zeeuws Erfgoed
19 december 2015 | 04
De Remonstrantie van Vlissingen Hoe een zeventiende-eeuws bezwaarschrift Amerikaans Vlissingen op de kaart zette Vlissingen viert dit jaar het 700-jarig stadsbestaan. Vanaf begin april vonden al een groot aantal evenementen plaats, met onder andere historische, culturele, culinaire en sportieve componenten. Veel Vlissingers hebben aan de diverse festiviteiten deelgenomen en voelen zich meer dan ooit trots op hun stad met haar rijke verleden. Het bestaan en de geschiedenis van de gelijknamige plaats op Long Island, New York, is bij hen veel minder bekend. 370 jaar geleden stichtte de West-Indische Compagnie (WIC) hier een nederzetting onder de naam Vlissingen. Al gauw zou in deze plaats een document worden opgesteld, dat in de twintigste eeuw grote bekendheid zou krijgen: de Remonstrantie van Vlissingen. Bij het noemen van het Amerikaanse Flushing zullen de meeste Nederlanders denken aan Flushing Meadows, een park in de wijk Flushing in het New Yorkse stadsdeel Queens. Hier wordt jaarlijks op het plaatselijke tenniscomplex de US Open, het laatste grandslamtoernooi van het tennisseizoen gehouden. Maar onder historici is de plaats tevens bekend om een - volgens sommigen baanbrekend - zeventiende-eeuws document, dat pas rond 1950 aan de vergetelheid werd onttrokken: de Remonstrantie van Vlissingen. Het document is een bezwaarschrift van een dertigtal inwoners van Vlissingen en omgeving, waarin directeur-generaal Peter Stuyvesant van Nieuw-Nederland wordt gevraagd de religieuze vrijheid van de Quakers te garanderen. Aanleiding was de arrestatie en geseling van een Quaker en de afkondiging van een wet die het de Quakers als religieuze geloofsrichting onmogelijk maakte om hun geloof te belijden. Sommige historici zien in het bezwaarschrift de uiting van een plaatselijke behoefte aan meer vrijheid. Maar er zijn ook historici die de Remonstrantie van Vlissingen beschouwen als een voorloper van de Bill of Rights, de eerste tien amendementen van de grondwet van de Verenigde Staten.
Willem Kieft bekrachtigd met een charter, waarin religieuze vrijheid werd gewaarborgd.
Officiële nederzetting In de zeventiende-eeuwse kolonie Nieuw-Nederland was het op Manhattan gelegen Nieuw-Amsterdam de belangrijkste nederzetting. Maar ook in de directe nabijheid, zoals op het langgerekte eiland ten oosten van Nieuw-Amsterdam Lange Eijlandt genaamd - (Long Island) bevonden zich diverse nederzettingen. Een daarvan was Vlissingen, genoemd naar de belangrijkste havenstad van de WIC in de Republiek. In tegenstelling tot wat men zou verwachten, werd de nederzetting vanaf 1645 vooral bevolkt door Engelse kolonisten. Zij waren het puriteinse, orthodoxreligieuze regime in het noordelijker gelegen New England ontvlucht, om in het op religieus gebied veel gematigder Nieuw-Nederland een nieuwe toekomst op te bouwen. De WIC was blij met hun komst, omdat de Kieftoorlog met de lokale indianen (1643-1645) veel slachtoffers onder de Nederlandse kolonisten had gemaakt. Ontvolking dreigde en in reactie op de nieuwe toestroom aan Engelse kolonisten maakte de WIC in 1645 van Vlissingen een officiële nederzetting. Dit werd door toenmalig directeur-generaal
Onverwacht bezwaarschrift De tegenstand kwam voor Stuyvesant echter uit een onverwachte hoek: eind 1657 werd de 23-jarige Quaker Robert Hodgson in het naburige Heemstede (Hempstead) gearresteerd wegens het houden van illegale hagepreken. Toen Hodgson weigerde in te stemmen met een preekverbod werd hij naar Nieuw-Amsterdam gezonden en veroordeeld tot twee jaar strafarbeid of betaling van 200 gulden. Op zijn weigering schuld te bekennen of de boete te voldoen, volgde openbare geseling en uiteindelijk verbanning uit de kolonie. Inmiddels was de aanhouding van Hodgson aanleiding voor Edward Hart, de dorpsklerk van Vlissingen, om een petitie voor de directeur-generaal op te stellen. Dit bezwaarschrift, dat later bekend werd als de Remonstrantie van Vlissingen, liet hij ondertekenen door 29 inwoners van Vlissingen en Rustdorp (Jamaica). Opmerkelijk genoeg was geen van de ondertekenaars zelf Quaker. Het lijkt erop dat de ondertekenaars met gevaar voor eigen lijf en leden opkwamen voor de vrijheid van godsdienst in Nieuw-Nederland, die volgens het charter
Zeeuws Erfgoed
Radicale geloofsgroep De oorkonde van Kieft was echter een doorn in het oog van Peter Stuyvesant, die Kieft in 1645 als directeur-generaal had opgevolgd. Want hoewel de Republiek op godsdienstgebied het meest tolerante land in Europa was, waren openbare godsdienstoefeningen anders dan de Nederlands Hervormde niet toegestaan, zeker niet buiten Amsterdam. Stuyvesant, die weinig op had met andersgelovigen, hanteerde een streng regime en kwam al direct bij aankomst van de eerste Quakers in Nieuw-Nederland in 1657 in aanvaring met deze radicale geloofsgroep. Hij verweet hen een respectloze houding en was afkerig van hun fanatieke geloofsbeleving, die vaak luidkeels en in het openbaar werd uitgeoefend. De in New England vervolgde Quakers vonden juist een luisterend oor bij de Engelse kolonisten van die nederzettingen op het Lange Eijlandt die een calvinistische voorganger ontbeerden. De spanningen tussen Stuyvesant en de Quakers liepen dan ook al snel op; een confrontatie leek nog maar een kwestie van tijd.
20 december 2015 | 04
Herdruk uit 1685 van de kaart van Nieuw-Nederland van Nicolaes Visscher uit 1656. De nederzetting Vlissingen staat op de kaart aangegeven in het noordwesten van het Lange Eylandt (grote pijl). Ten westen van Vlissingen, op Manhattan, bevindt zich Nieuw-Amsterdam (kleine pijl). Ten tijde van deze herdruk was Nieuw-Nederland reeds door de Engelsen overgenomen, die het New York noemden.
belang van de handel ‘een oogje dicht te knijpen’ en daarmee af te zien van religieuze vervolging. Bowne kreeg van de WIC toestemming om terug te keren naar Nieuw-Nederland. Eenmaal teruggekeerd in Vlissingen pakte hij in 1664 de draad weer op met het openstellen van zijn huis voor Quaker-bijeekomsten. Vervolgens bouwde hij in 1694 het Flushing Quaker Meeting House, tegenwoordig het oudste godshuis van New York City.
van Kieft gegarandeerd zou moeten zijn. Of was hier toch eerder sprake van eigenbelang? Mogelijk vreesden de ondertekenaars voor inperking van de eigen vrijheden door de rechtlijnige directeur-generaal. Het schrijven aan Stuyvesant bleef niet zonder gevolgen. Handhavingsmaatregelen Stuyvesant liet als reactie op het bezwaarschrift Heart en drie andere Vlissingse bestuurders die het document hadden ondertekend, arresteren. Pas nadat ze berouw hadden getoond, werden ze vrijgelaten. De oudere Heart werd op verzoek van zijn familie vrijgelaten, maar werd verbannen uit de kolonie. Tevens liet Stuyvesant het voltallige bestuur van Vlissingen vervangen. Beheersing van het Nederlands werd voor bestuurders verplicht gesteld en aan de inwoners werd een belasting opgelegd die de installatie van een Nederlands Hervormd predikant mogelijk moest maken. Met deze maatregelen dacht Stuyvesant de orde hersteld te hebben. Het tegendeel bleek waar. Proces In de praktijk bleken de Quakers namelijk geen gehoor te geven aan het verbod op samenkomst. Ook de bekeerde Vlissinger John Bowne en zijn vrouw negeerden het verbod door in eigen huis bijeenkomsten te houden. Hierop liet Stuyvesant Bowne in 1662 arresteren. Nadat Bowne weigerde schuld te bekennen of een boete te betalen, werd hij uit Nieuw-Nederland verbannen. Tevens moest Bowne terechtstaan voor de directeuren van de WIC in Amsterdam. En juist deze terechtstelling zou een ommekeer bewerkstelligen: in zijn proces voor de WIC haalde Bowne het charter van Kieft aan, waarin religieuze vrijheid voor de inwoners van Vlissingen gegarandeerd werd. Hoewel de WIC zich achter Stuyvesant schaarde in de verdediging van het enige ware Nederlands-Hervormde Geloof, verzocht de WIC Stuyvesant nadrukkelijk om in het
Zeeuws Erfgoed
Duidelijk signaal Of de uitspraak van de WIC inzake het proces tegen Bowne van invloed is geweest op Stuyvesants beleid in de kolonie, zal voor altijd onbekend blijven: in 1664 namen de Engelsen bezit van Nieuw-Nederland en was Stuyvesant directeurgeneraal af. Bekend is dat in de door hem getekende capitulatieovereenkomst een clausule was opgenomen waarin aan de kolonisten van het voormalig NieuwNederland vrijheid van godsdienst en godsdienstuitoefening werd gegarandeerd. Bij de Vrede van Westminster in 1674 ging Nieuw-Nederland definitief over in Engelse handen en werd de kolonie omgedoopt in New York. Vlissingen werd Flushing en de Remonstrantie raakte intussen in de vergetelheid. Pas bij de herdenking van ‘300 Jaar Remonstrantie van Vlissingen’ in 1657 werd het document aan de vergetelheid ontrukt. Vooral omdat door sommigen een directe link werd gelegd met de opstelling van de Bill of Rights, de eerste tien amendementen van de grondwet van de Verenigde Staten. Waar dan wel niet waar, het mag gezegd worden dat de ondertekenaars van het bezwaarschrift met hun moedige protest bij de directeur-generaal van de kolonie een duidelijk signaal afgaven. En daarmee het Amerikaanse Vlissingen tevens op de kaart zette.
21 december 2015 | 04
Familienamen in Zeeland Op 17 oktober was er in Kapelle weer een jaarlijkse dialectdag, georganiseerd door de Zeeuwse Dialect Vereniging. De hoofdlezing werd gegeven door prof. dr. em. Magda Devos van de Universiteit Gent. Zij is een van de bekendste naamkundigen in Vlaanderen en Nederland. Ze vertelde over het ontstaan van familienamen en gebruikte hiervoor heel wat Zeeuwse namen. Waar komen onze familienamen vandaan? Ontstaan Familienamen hebben niet altijd bestaan. In de tijd van de Germanen had men genoeg aan een voornaam om iemand te benoemen. De eerste Germaanse voornamen waren heel eenvoudig: eenledige namen zoals Bart, Brecht, Bald en Win die ‘bijl’, ‘schitterend’, ‘sterk’ en ‘vriend’ betekenden. Later ontstonden namen uit twee delen: Wil-helm betekende ‘beschermd door zijn wilskracht’ en Ger-hard ‘hard als speer’. De naam had dus altijd een betekenis. Daarna begon men namen te combineren, waardoor ze hun oorspronkelijke betekenis verloren: Gerhard en Sieglinde noemden hun kind Gerlinde. Vanaf het jaar 1000 zien we in ons taalgebied meer en meer Christelijke namen opduiken zoals Marcus, Elisabeth en Maria. Naast de oorspronkelijke voornamen, werden ook bijnamen gebruikt om iemand een naam te geven. Je kon genoemd worden naar je vader (Adriaansen), naar je woonplaats (Van Leiden, Van den Akker), naar je beroep (Smid) of naar een persoonlijk kenmerk (De Bruine, De Reus). Bijnamen Het zijn die bijnamen en voornamen die later erfelijke familienamen zullen worden. Het invoeren van familienamen gebeurt geleidelijk. In het graafschap Vlaanderen begon dat al vanaf 1200, Holland en de Zeeuwse eilanden kennen de familienamen vanaf de vijftiende-zestiende eeuw, maar in dunbevolkte gebieden in Nederland zou het nog tot 1811 duren voor iedereen een familienaam had. Dat werd immers verplicht met het invoeren van de burgerlijke stand in 1811. In België gebeurde dat iets eerder, rond 1795. Van belang voor de familienamen in Zeeland is dat die enkele jaren verschil tussen de invoeringsmomenten ertoe heeft geleid dat in Zeeland, vooral in Zeeuws-Vlaanderen, heel wat spellingvarianten van één bepaalde naam werden gebruikt. In 1804 werd immers de nieuwe spelling van Siegenbeek ingevoerd, wat dus betekende dat namen die in België werden vastgelegd nog in de oude spelling werden geschreven, maar namen die in Nederland werden opgetekend al de nieuwe spelling hadden. Dat leverde paren op als Maes-Maas, De Cuyper-De Kuiper, De Clerq-De Klerk et cetera. Herkomst Als we de herkomst van onze namen willen kennen, moeten we soms heel ver terug in de tijd. De oorsprong van een aantal namen is heel doorzichtig (vadersnaam, afkomst, beroep, woonplaats of een kenmerk) maar de meeste namen vergen wat meer zoekwerk. Sommige namen zijn ondoorzichtig, bijvoorbeeld als de familienaam verwijst naar een verdwenen woord zoals De Sutter. Een sutter was een kleermaker, bijvoorbeeld. Andere namen zijn
Zeeuws Erfgoed
verbasterd zoals Gakeer en Fijnhout. Gakeer vindt zijn oorsprong in het Volkslatijn gascaria, dat braakliggend terrein betekent en Fijnhout is een verbastering van Finaut, een verkleinvorm van fijn, en heeft dus niets met fijn hout te maken. De vier grote benoemingsmotieven voor familienamen zijn: 1) afstammings- en verwantschapsnamen; 2) beroeps- en bezigheidsnamen; 3) eigenschapsnamen (lichamelijk, geestelijk of gedragskenmerk) en 4) herkomstnamen. Vadersnamen en beroepsnamen In de eerste groep zien we vadersnamen (Adriaanse, Willemse), moedersnamen (Alburg, Alburga) en namen die verwijzen naar andere verwanten (Jumelet, De Neve). Bij de beroeps- en bezigheidsnamen vinden we heel doorzichtige namen die naar beroepen of bezigheden verwijzen die ook nu nog bestaan of bekend zijn: De Kuiper, Meulemeester, De Bakker. Andere namen verwijzen naar verdwenen beroepen. De voorouders van Stroosnijder sneden wellicht stro voor dakbedekkingen, De Gruiter verkocht gruit en De Koning was het hoofd van een gilde of een kampioen van een schuttersgilde. Beenhakker was een slager. Soms lagen ook buitenlandse namen aan de oorsprong. Mersie bijvoorbeeld is afgeleid van het Franse merc(h)ier dat ‘koopman’ betekent. Niet altijd werd de beroepsnaam gebruikt, een gereedschap of product was soms al
De familienaam Wattel in Nederland in 2007 (bron: http://www.meertens.knaw.nl/nfb).
22 december 2015 | 04
De familienaam Overdulve in Nederland in 2007 (bron: http://www.meertens.knaw.nl/nfb).
Beroepsaanduidingen zoals ‘de kuiper’ waren een veelgebruikt benoemingsmotief om iemand een naam te geven (bron: familie Poortier, Poperinge).
voldoende: Wattel bijvoorbeeld was een koekenbakker. Wattel is hetzelfde als het Franse gâteau en betekent dus ‘koekje’. Eigenschapsnamen Bij de eigenschapsnamen vinden verwijzingen naar een uiterlijk kenmerk. De Reus was zeer groot en Scheele keek wellicht scheel. Ook karakterkenmerken waren een goede bron: De Feyter bijvoorbeeld was een misdadiger, hij pleegde feiten. Goedegebure was een goede buur. Soms resulteerde een eigenschap in een zinwoord, zoals Schiettekatte, van schiet de kat. Deze naamdrager doodde wellicht katten. Ook diernamen kunnen verwijzen naar een kenmerk: De Mol was zwartharig of blind, De Vos roodharig of sluw, De Reu had iets te maken met een bloedhond en was dus een booswicht. Herkomstnamen Bij herkomstnamen denken we aan de woonplaats of aan een plaats waar iemand vandaan kwam. Als je Van Zeeland heet, kwam je wellicht van Zeeland, Van Gelderen kwam oorspronkelijk uit Gelderland. Van Trier, Van Dongen en Van Tricht kwamen uit die steden. Van Iwaarden kwam van een gehuchtje op Zuid-Beveland, dat genoemd was naar een doorwaadbare plaats en Schouwenaar moet zijn roots hebben op Schouwen. Ook kleinere plaatsen kunnen aanleiding zijn bij de benoeming van personen. Je kunt aan een onontgonnen terrein wonen (Van de Velde, Van der Heijde) of op een vlak open terrein (Blaakman), aan een waterloop (Van de Moere), aan een akker (Akkermans), een weiland (Van
Zeeuws Erfgoed
der Meersch), bij bruggen, dijken en sluizen (Heule, Versluijs) of bij een boomgaard (Boogerd). Professor Devos concludeert dat er geen exclusieve Zeeuwse vormtypes zijn: er zijn familienamen met lidwoorden (van, de, ..), met achtervoegsels (-sen, se) of zonder toevoeging (Dekker, Timmerman). Spellingvariatie door de conservatieve schrijfwijze in het zuiden van het taalgebied en de modernere schrijfwijze in het noorden is typisch voor Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Exclusief Zeeuwse namen hebben meestal te maken met regionale woordenschat. Een naam zoals Overdulve bijvoorbeeld bevat het woord dulve - ‘sloot’ - dat bekend is in Zeeland en Zuid-Holland. De naam Overdulve komt ook sporadisch buiten deze provincies voor. Iedereen wil graag weten waar zijn naam vandaan komt. Voor Zeeland kan dat in het Woordenboek van de familienamen in Zeeland, dat helaas niet op papier is gedrukt, maar wel gepubliceerd is op internet (www.naamkunde.net). Om tegemoet te komen aan de vragen die de SCEZ wel eens krijgt over familienamen, is in overleg met de auteur van het boek Frans Debrabandere geprobeerd om het boek als doorzoekbare database op het internet te plaatsen. De bedoeling is dat dit naslagwerk in 2016 beschikbaar komt voor het grote publiek op www.zeeuwseankers.nl. Daar zijn nu al enkele verhalen te vinden over de herkomst van familienamen. Kijk voor meer informatie over familienamen ook op de volgende websites: www.familienaam.be en www.meertens.knaw.nl/nfb.
23 december 2015 | 04
Archeologisch nieuws Nieuw onderzoek Walcherse begravingen achtste eeuw Wie wat bewaart…. Het Zeeuws Archeologisch Depot bezit twee grafplanken met resten van bijbehorende begravingen. Ze zijn in 1921 en 1923 gevonden op het strand van Oostkapelle, bij de buitenplaats Berkenbosch, en maakten deel uit van een kleine begraafplaats of grafveld uit de vroege middeleeuwen. Waarschijnlijk zijn de doden begraven op de eikenhouten planken, maar een begraving in een kist kan niet worden uitgesloten. Na de vondst zijn de planken opgenomen in de collectie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (KZGW). De planken met skeletresten werden, in houten bakken met glazen deksels, tentoongesteld in het museum van het KZGW aan de Wagenaarstraat in Middelburg. Uiteindelijk kwamen de planken terecht in een depot van het Zeeuws Museum aan de Lazarijstraat in Middelburg. Begin jaren negentig van de vorige eeuw werd het museumdepot opgeruimd en stonden de planken op de nominatie om uit de collectie te worden verwijderd. Henk Hendrikse van het toenmalige Provinciaal Depot voor Bodemvondsten (nu SCEZ) heeft de planken destijds veiliggesteld en opgenomen in het archeologisch depot. Door recente onderzoeken naar de vroege middeleeuwen in Zeeland en specifiek op Walcheren, onder andere in de ringwalburg van Domburg, is dit onderwerp weer een hot item geworden. Dit heeft geleid tot het opstarten van het project ‘Onderzoek van de doden in Domburg’ door een samenwerkingsverband van de Universiteit van Oxford en de SCEZ. In het project wordt onderzoek gedaan naar vijf vroegmiddeleeuwse begravingen uit Domburg en Oostkapelle, gevonden rondom de handelsnederzetting Walichrum. Op grond van de beschreven vondsten van Berkenbosch worden de begravingen gedateerd vanaf het einde van de zevende eeuw tot in de negende eeuw. Het onderzoek aan de skeletten bestaat onder andere uit radiokoolstof- of 14C-onderzoek voor dateringen en stabiele-isotopenonderzoek van strontium, zuurstof, koolstof en stikstof voor het voedsel dat het meest is genuttigd. Aanvullend is ook onderzoek uitgevoerd naar de datering van de eiken planken, betaald met geld van de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ). Voor dat jaarringenonderzoek (dendrochronologie)
Evaluatie Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland In 2009 is na uitgebreid onderzoek de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ) vastgesteld. Bepaald werd welke archeologische kennis vooral ontbrak in de provincie; daaruit werden tien belangrijke kernthema’s geselecteerd die meer aandacht moesten krijgen. Voor nader onderzoek van deze ‘speerpunten’ was jaarlijks extra budget beschikbaar. Voor de nieuwe cultuurnota 2017-2020 wordt de werking en de opbrengst van de onderzoeksagenda nu geëvalueerd door de SCEZ; de afronding is in het voorjaar van 2016. De onderzoeksagenda toonde dat de archeologische
Zeeuws Erfgoed
moest helaas de zaag worden gezet in de bewaarde planken. Het onderzoek van bureau BAAC wijst uit dat exacte sterfdata van de bomen waaruit de planken afkomstig zijn helaas niet te bepalen zijn. Wel is te bepalen wat ongeveer de vroegste sterfdata van de bomen zijn. Zo is van één plank bepaald dat deze op zijn vroegst is gekapt tussen de jaren 681 en 703 na Christus.
Voorzichtig zaagwerk in het Zeeuws Archeologisch Depot door Petra Doeve (BAAC) en Henk Hendrikse.
Deze grafplank is van hout dat al eerder is gebruikt, mogelijk in een schip. Van de andere plank is de vroegste kapdatum iets ruimer, namelijk tussen 733 en 769. Met deze gegevens is het aannemelijk dat de begravingen in ieder geval zijn te dateren in de achtste eeuw, vermoedelijk in het midden of de tweede helft van die eeuw.
kennis in Zeeland tot 2007 te weinig was gebaseerd op (natuur)wetenschappelijk onderzoek. Zo bevatte het raamwerk van natuurwetenschappelijke dateringen in de Zeeuwse archeologie grote gaten. Met POAZ-financiering zijn in de afgelopen periode in diverse laboratoria 16 radiokoolstofdateringen uitgevoerd en 42 dendrochronologische of jaarringdateringen. Beide soorten dateringen hebben belangrijke nieuwe gegevens opgeleverd voor het inlopen van de kennisachterstand. De meeste en oudste data van het jaarringonderzoek zijn afkomstig van het bouwhout van vier huizen aan de
24 december 2015 | 04
Bachtensteene in Middelburg. Door de POAZ-bijdrage kon het onderzoekslaboratorium Stichting RING in Amersfoort het onderzoek opnemen in een landelijk project, en zijn nog 41 dateringen extra én gratis toegevoegd. Het onderzoek leverde niet alleen de bouwdateringen van de huizen tussen de jaren 1009 en circa 1040 op, maar ook een nieuwe doorlopende jaarringreeks voor Zeeland van de jaren 808 tot 1035. Een houten beschoeiing van de Gentse vaart uit het onderzoek van de Markt in Axel bleek kort na 1283 gebouwd te zijn. Ook kon bepaald worden dat het eikenhout afkomstig was uit het gebied rondom Luik. Op dit moment loopt nog dendrochronologisch onderzoek aan bewaard oud hout van het kasteel van Zaamslag. Planken en palen van dit houten huis van kort na 1035 uit Middelburg zijn onderzocht met POAZ-financiering (foto WAD).
Archeologen van de toekomst
SCEZ-archeologen bespreken vondsten met de archeologen in spe.
Ook ouders tonen veel aandacht.
Zaterdag 10 oktober kwamen bij de SCEZ archeologen in spe bij elkaar. In de jaarlijkse PZC-enquête voor basisschoolverlaters hadden negentien Zeeuwse leerlingen aangegeven archeoloog te willen worden. Deze leerlingen zijn door de SCEZ uitgenodigd voor een kennismaking met de Zeeuwse archeologie. Veertien leerlingen uit alle windstreken van Zeeland kwamen, met hun ouder(s), naar Middelburg om onthaald te worden op een mooi programma. De brugklassers van nu hadden eigen vondsten meegenomen, waar zij over konden vertellen en die door SCEZ-archeologen Robert van Dierendonck en
Henk Hendrikse werden gedetermineerd. De meegebrachte objecten varieerden van haaientanden en andere fossielen tot mooi Romeins aardewerk, terra sigillata en een negentiende-eeuws kogelflesje voor spuitwater. Daarna leerden ze over opgravingen in Zeeland en Nederland, mochten ze alle depots van het Zeeuws Archeologisch Depot bezoeken en mooie vondsten uit de Zeeuwse bodem in handen houden en er vragen over stellen. Zowel de leerlingen als de ouders waren razend enthousiast over het initiatief van de SCEZ en het geboden programma.
Themanummer kastelensymposium Op 27 november 2014 organiseerden de SCEZ en de Nederlandse Kastelenstichting (NKS) een symposium over Zeeuwse kastelen en vliedbergen. De lezingen zijn rijk geïllustreerd opgenomen in een themanummer van het kwartaaltijdschrift Nehalennia. Er zijn nog exemplaren beschikbaar à € 7,50 incl. verzendkosten (binnen Nederland). Stuur een mail aan
[email protected] en het nummer wordt u toegezonden. ZAAD 2016 Op zaterdag 12 maart 2016 organiseert de SCEZ voor de zeventiende keer de Zeeuwse AmateurArcheologen Dag. De komende ZAAD wordt iets anders van opzet. Er is een actievere bijdrage van de deelnemers in het programma opgenomen in de vorm van een vrijwilligersmarkt. Op een aantal verschillende plaatsen in Het Schuitvlot, het gebouw van de SCEZ, zullen (groepen) vrijwilligers zichzelf en hun werkzaamheden en resultaten presenteren gedurende het eerste deel van de middag. De vrijwilligersmarkt wordt
Zeeuws Erfgoed
Grote belangstelling van amateurarcheologen bij de ZAAD van 2015 (foto Niek Beeke).
ingeleid met een korte presentatie en wordt omlijst met drie lezingen van vakarcheologen. Uitnodiging en programma worden eind januari 2016 per mail verzonden.
25 december 2015 | 04
Reactie van Adri M. Leijdekkers op Zeeuws Erfgoed 03 ‘Tot op het bot’. De skeletten van Klaaskinderkerke In 1959 vertrok mijn vader, J. W. Leijdekkers (1897-1969), gedurende een aantal weken ’s morgens op zijn fiets vanuit Zierikzee richting Scharendijke om daar, vaak alleen en op zijn dooie akkertje, de dodenakker van het verdronken dorpje Klaaskinderkerke bloot te leggen, in opdracht (via een aannemer) van de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Hij moest die skeletten met een vegertje voorzichtig ontdoen van grondresten en ze daarna in een daarvoor bestemd kistje leggen. Volgens het artikel in Zeeuws Erfgoed van september 2015 zijn de botten dus nu, na ruim een halve eeuw, bestudeerd. Opmerkenswaard is, dat mijn vader al in 1959 wist te vertellen dat er een opmerkelijk verschil in lichaamslengte was waar te nemen bij de opgegraven skeletten. J.W. Leijdekkers aan het werk in Klaaskinderkerke, 1959 (foto ROB).
Uit Zeeuwse bodem
De Torenberg in Zaamslag, gezien vanuit het zuidoosten.
Zeeuws-Vlaanderen Nulmeting Torenberg, Zaamslag In opdracht van de Provincie Zeeland heeft de SCEZ op 15 juli een archeologische nulmeting uitgevoerd op het terrein van de Torenberg in Zaamslag, als onderdeel van een pilot voor vijf niet-rijksbeschermde archeologische monumenten in de provincie Zeeland. Aanvullend verleende de gemeente Terneuzen opdracht voor de uitvoering van een nulmeting van een groter plangebied, dat ook een rijksbeschermd deel omvat en de akkers die er direct ten oosten en ten zuiden aan grenzen. De gemeente wil het hele monument goed beheren en voert daarom ook onderzoek uit in het kader van het gemeentelijke project ‘Leemten in Kennis’. Daarbij wordt samengewerkt met plaatselijke historici, archeologen en liefhebbers. De nulmeting bestond uit een visuele inspectie en een booronderzoek met als doel de conditie van het monument vast te stellen. Het rijksbeschermde deel behelst een omgrachte kasteelberg of motte uit de late middeleeuwen
Zeeuws Erfgoed
(de Torenberg) en een deel van een akker ten zuiden hiervan. De motte maakte in de late middeleeuwen onderdeel uit van het kasteel(terrein) van Zaamslag, aan de zuidoostzijde van het middeleeuwse dorp. De huidige Torenberg bleef over als restant van het middeleeuwse kasteel. De berg dankt zijn naam aan een erop gebouwde bakstenen toren, die in 1697 is afgebroken. Er is nu nog een berg van 3 meter hoog zichtbaar. Het niet-rijksbeschermde deel betreft de voorburcht die bij de berg hoorde. In de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn daar tijdens opgravingen substantiële muurresten van onder meer een poortgebouw gevonden. Dit terrein is nu bebouwd en er is een straat aangelegd met de toepasselijke naam de Voorburcht. De berg of hoofdburcht had een cirkelvormig grondvlak van circa 30 meter. Het omgrachte voorburchtterrein had een globale afmeting van 75 x 50 meter. Een akker ten oosten en een akker ten zuiden van de berg zijn planologisch door middel van een bestemmingsplan beschermd.
26 december 2015 | 04
Zuid- en Noord-Beveland Waarnemingen bij Kamperland Op 7 september verrichtte de SCEZ archeologische waarnemingen achter een boerderij aan de Krommeweg ten noorden van Kamperland. Aanleiding was een vondstmelding door de heer D. Steutel, die tijdens werkzaamheden achter zijn woning een bakstenen fundering en een gemetselde waterput had aangetroffen. De bakstenen fundering is 0,18 meter (steens) breed en 1,30 meter zichtbaar lang, maar heeft een lengte van ongeveer 6,5 meter (in de richting van de woning); dat is met een prikstok bepaald. De fundering is zuidwest-noordoost georiënteerd en maakt op een punt een hoek in noordwestelijke richting. De fundering, waarin zich een kleine verspringing bevindt, bestaat uit rode ijsselstenen met de afmetingen van 18 x 9 x 4,5 centimeter (l x b x d), wat op een datering in de periode zeventiende-negentiende eeuw wijst. Waarschijnlijk gaat het om een funderingsrestant van een klein gebouw; op kaarten uit de negentiende en begin twintigste eeuw staat op de plek van de aangetroffen fundering nog een rechthoekige structuur getekend. Het gebouwtje is vermoedelijk in de loop van de twintigste eeuw gesloopt. De waterput bevindt zich 1 meter ten zuidoosten van de fundering en is minimaal 2 meter diep. Buitenwerks bedraagt de diameter ervan 1,15 meter. De put is eveneens met rode ijsselstenen opgebouwd, die hetzelfde formaat hebben als die van de fundering.
Bakstenen waterput bij Kamperland.
In het bovenste deel van de vulling bevonden zich diverse aardewerkfragmenten en baksteenresten, alsmede enkele stukken van ongeglazuurde rode plavuizen. Het aardewerk dateert in hoofdzaak uit de achttiende eeuw. De plavuizen hadden de afmetingen van 22 x 22 x 3 centimeter. De aangetroffen archeologische resten bevinden zich in kleiafzettingen, die zijn gevormd na de beruchte overstromingen (stormvloeden) van 1530 en 1532, als gevolg waarvan het oude Noord-Beveland verdronk.
Walcheren
Het terrein aan de Koningstraat (foto Artefact!).
Onderzoek Koningstraat Middelburg Al jaren stond aan de rand van de bekende Middelburgse ‘bouwput’ een rijtje huisjes te verkrotten, beschadigd door de werkzaamheden ter voorbereiding van wat ooit het nieuwe theater moest worden. Net voor de jongste bouwvakvakantie zijn de huisjes toch gesloopt om in de nabije toekomst plaats te maken voor nieuwbouw. Begin oktober konden archeologen van Artefact! en de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) een kijkje nemen bij het ontgraven van de bouwkuil. Hoewel delen van het terrein in het verleden al ten prooi waren gevallen aan schatgraverij, werden toch enkele mooie resultaten geboekt.
Zeeuws Erfgoed
Zo vonden de archeologen de resten van enkele woonhuizen, daterend tussen de vijftiende en achttiende/ negentiende eeuw. Een van de huizen vertoonde zelfs sporen van mogelijke houtskeletbouw. Tussen twee van de gedocumenteerde woningen bevond zich een smal steegje van waaruit een trap vertrok naar een overwelfde kelderruimte. Deze ruimte is in een latere fase hergebruikt als beerkelder, waarbij de keldertrap een nieuwe functie als stortkoker kreeg. Op verschillende plaatsen werden andere beerputjes en –bakjes gevonden, waarvan ongeveer de helft nog over zijn oorspronkelijke inhoud beschikte. Dit leverde mooie vondstcontexten op uit overwegend de zeventiende eeuw, maar ook ouder.
27 december 2015 | 04
Onderzoek bruggenhoofd Veerse Watergang (foto WAD).
In het veld zijn de fundamentresten grondig gedocumenteerd en ingemeten met gps. Een houten balk onder het muurwerk kon worden bemonsterd met als doel de constructie aan de hand van dendrochronologisch onderzoek preciezer te dateren. Dit onderzoek loopt nog. Vanuit de archeologie zijn inspanningen gedaan om de muurdelen te bewaren. Helaas bleek behoud niet mogelijk. De watergang vormt een van de belangrijkste afwateringskanalen van Walcheren en wordt om die reden verbreed. De muurdelen staken zo ver uit de oever dat ze bijna de halve afwatering blokkeerden.
De onderzoekslocatie van het bruggenhoofd omstreeks 1656 (Visscher-Romankaart).
Bruggenhoofd watergang Serooskerke Voorafgaand aan het onderhoud en de verbreding van enkele watergangen, onder meer tussen Sint-Laurens en Serooskerke, is uitgebreid archeologisch booronderzoek verricht. Twee locaties zijn aangeduid voor verder onderzoek in de vorm van proefsleuven. Op één ervan, net ten zuiden van Serooskerke, troffen archeologen van SOB Research in het talud van de bestaande Veerse Watergang een imposante bakstenen constructie aan, met een soortgelijke tegenhanger op de tegenoverliggende oever. Zeer waarschijnlijk gaat het om de massieve hoofden van een gemetselde brug uit de zeventiende eeuw of eerder. Onderzoek van de heer Van den Driest toont aan dat op de kaart van Visscher-Roman (1656) een weg is te zien van Sint-Laurens naar Serooskerke; deze sloot aan op de nog bestaande Wilgenhoekweg, schuin tegenover de huidige bouwmarkt Multimate. Met de uitbreiding van het nabijgelegen ‘Huys Om’ in de loop van de achttiende eeuw veranderde het verloop van deze weg en verloor de brug zijn functie. De kaart van de gebroeders Hattinga uit 1750 toont deze nieuwe situatie.
Zeeuws Erfgoed
De verlegde weg omstreeks 1750 (Hattinga-kaart).
Meldpunt voor Bodemvondsten Stel, u doet een archeologische vondst in uw tuin, op het strand, in een bouwput of op een aardappelveld. De Monumentenwet schrijft voor dat u dit moet melden. In Zeeland doet u dat bij de SCEZ. De SCEZ registreert uw ontdekking en slaat de informatie op in het Zeeuws Archeologisch Archief. De vondst blijft uw eigendom, tenzij u deze wilt afstaan. Meer informatie op: www.scez.nl/vondstmelden
28 december 2015 | 04
ERFGOEDallerlei De SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Agnes Andeweg, De Vliegende Hollander en Terneuzen. Van internationaal symbool tot lokale legende (Vlissingen: Den Boer/ De Ruiter, 2015) 96 pag.; ill., foto’s, tek., grav.; ISBN 978-90-79875-66-5. De Vliegende Hollander heeft nooit bestaan, maar spreekt toch al eeuwen tot de verbeelding, ofschoon we nog maar anderhalve eeuw ‘weten’ dat Willem van der Decken uit Terneuzen komt. Deze dunne maar gedegen publicatie was een onderzoeksproject dat door het NWO, Maastricht University en de gemeente Terneuzen financieel werd ondersteund. De auteur geeft in vier hoofdstukken een overzicht van de geschiedenis van de legende, waarbij eerst de geschiedenis van het verhaal en de Vliegende Hollander in de internationale context en literatuur worden geplaatst. Vervolgens ziet de lezer hoe de legende in Terneuzen terechtkwam en hoe de stad daarmee aan de haal ging en er allerlei reclamecampagnes rondom de figuur ontstonden. Als laatste wordt de Vliegende Hollander met hedendaagse toepassing van de legende bezien. Met eindnoten. Theo Arosius, De geheimen van Melis Stoke. Hoe een klerk onze vaderlandse geschiedenis vervalste (Soesterberg: Uitgeverij Aspekt, 2014) 179 pag.; ill., tab.; ISBN 978-94-6153528-3. Kritische beschouwing van het werk van de klerk Melis Stoke die in dienst van het Henegouwse Huis de geschiedenis van deze streken opschreef in de dertiende eeuw. Stoke (1235-1305) vervormde vooral de biografische vertelling over de ridder Jan van Renesse (1266-1306) die daardoor in Nederland heel anders bekend staat dan in Vlaanderen. Het boek is geschreven in negentien korte overzichtelijke hoofdstukken en bevat een kleine bijlage met een stamboom van het geslacht Van Renesse en een literatuurlijst. Ton Bakker, Omer Gielliet in beeld. Priester-kunstenaar (Aardenburg: Durenkamp, 2015) 287 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-94-9152817-0. Gielliet is een opmerkelijke priester en kunstenaar uit Biervliet die niet alleen een sociale strijd voert, maar deze ook in de beeldhouwkunst tracht te verenigen. Gielliet werkt met hout en is daarnaast pastor van Breskens. Dit overzichtswerk is verdeeld over vijf hoofdstukken over het priesterschap van Gielliet, zijn beeldhouwwerk, de weg naar bevrijding, de Barbarakerk in Breskens en ‘enkele aspecten’ (over diverse voor particulieren gemaakte beeldjes en technische achtergrond bij het beeldhouwen). Bevat een drietal bijlagen met gedichten, aforismen en
vormt, wordt afgesloten met een lijst van gebruikte afkortingen, bronnen en verantwoording van de afbeeldingen.
verhalen, een lijst met bronnen en sponsoren van het boek. Met veel fotomateriaal van het door de kunstenaar vervaardigde werk. René van den Berge, Jo de Roo. Wielerheld (Bergschenhoek: Marberg Media, 2015) 287 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-820-4944-2. De Zeeuwse wielrenner Jo de Roo (Schore, 1937-) is een international bekende wielrenner met een indrukwekkende erelijst. De Roo was een stijlvolle coureur die in 1962 zijn topjaar beleefde en door L’Equipe tot Europees wegrenner van het jaar werd uitgeroepen. Zijn successen inspireerden streekgenoten als Raas, Priem en Bal. Voor deze biografie sprak de auteur uitvoerig met De Roo. Het boek kent ‘veertien etappes’ en een epiloog, waarin jeugd, entree in de wielerwereld, doorbraak, het profbestaan, dienst voor de Franse ploeg van Jacques Anquetil, het kampioenschap van Nederland, het terugvallen naar het tweede plan, dopingperikelen en het leven na de profcarrière centraal staan. Bevat een chronologische erelijst en een bronnenlijst en dankwoord.
Manon van Gijtenbeek (tekst en beeld), Hannie Kool-Blokland et al. (red.), Harry van Waveren (eindred.), 1814-2014. De herdenking van de afschaffing van de slavenhandel in Nederland (Middelburg: Provincie Zeeland, 2015) 46 pag.; ill., foto’s, grav. Uitgave in opdracht van de Zeeuwse projectgroep ‘Herdenking afschaffing slavernij 2013 en afschaffing slavenhandel 2014’. Geeft een overzicht van alle activiteiten die gedurende twee jaar zijn ondernomen rondom het thema, zoals het weblog over de MCC-slavenreis van de Eenigheid, stadswandeling, filmvoorstellingen, de komst van Lawrence Hill, de diverse exposities, de komst van het fairtradeschip ‘Tres Hombres’, toneelstukken, symposia en de nationale herdenking.
Peter Blom en Tiny Polderman, Het stadhuis van Veere. ‘Schoon treffelijk en cierlijk’ (Vlissingen: Den Boer/De Ruiter, 2015) 56 pag.; ill., foto’s, tek., grav., krt.; ISBN 978-90-79875-65-8. Het schrijversechtpaar is kenner bij uitstek van de Veerse geschiedenis. Het huidige stadhuis van het stadje werd in 1474 gebouwd. Willem van Oranje werd er in 1581 tot markies gehuldigd. Na een restauratie werd het vernieuwde stadhuis in april 2015 weer opengesteld; ter gelegenheid daarvan verscheen dit boekje. Hierin wordt in hoofdlijnen de stadsgeschiedenis gegeven. Vervolgens komen bouw, verbouw en onderhoud van het stadhuis aan de orde. Daarna volgen beschouwingen over het exterieur en interieur van het gebouw en alles wat daar te zien is. Tot slot volgt een ‘besluit’ en een beknopte literatuurlijst.
Jan J.B. Kuipers, De Beeldenstorm. Van oproer tot Opstand in de Nederlanden, 1566 (Zutphen: Walburg Pers, 2015) 176 pag.; ill.. (red.‚, foto’s, tek., krt.; ISBN 978-94-6249-030-7. De Beeldenstorm - een van de vensters in de historische canon van Nederland markeert het begin van de Opstand tegen Spanje, uitgevochten in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Aanleiding en kader waren religieus, een virulente kettingreactie op de meedogenloze kettervervolgingen. Er speelden ook andere motieven: economische nood en politieke frustratie. Het boek volgt de Beeldenstorm door alle gewesten in Zuid en Noord, met aandacht voor achtergronden en grote lijn, plaatselijke bijzonderheden en een stoet actoren. Op enkele maanden Beeldenstorm volgden zes jaar schrikbewind onder de hertog van Alva (15671573). Het boek besteedt ook veel aandacht aan de historische kaders van de Reformatie sinds de late middeleeuwen, de politieke ontwikkelingen en economische crises. Ook eerdere ‘beeldenstormen’ komen aan de orde, zoals die in het door Nederlanders gedomineerde, doperse Münster (Duitsland) in 1534/35.
Bert Boonman, Oude Maten en Gewichten in Zeeland. Het honderd Zeeuws, de Goese houtvoet, mudden, mijlen en munten (Goes: Crucquius Nederlof b.v., 2015) 452 pag.; ill., foto’s, krt., tek., grav., plattegr., tab.; ISBN 978-90-9028886-4. In dit boek worden Zeeuwse maten en gewichten beschreven, maar ook de oorsprong daarvan tot in de 14de eeuw. Het boek kent 16 hoofdstukken over onder meer historische achtergrond, het metrieke stelsel, inventarisatie van maten en gewichten van de 15de tot de 19de eeuw en begin 19de eeuw, mijlen en karteringen, landmaten en roedematen, hout- of bouwvoeten, ellematen, gewichten, droge inhoudsmaten (graanmaten), natte inhoudsmaten, ijken, wegen en meten, een samenvatting van maten en gewichten en munten. Het geheel, dat veeleer een overzichtswerk dan een historiografie
Jan Kuipers, (tekst), Heleen Dekker, (fotografie), 111 plekken in Zeeland die je gezien moet hebben (Bussum: Uitgeverij Thoth, 2015) 240 pag., foto’s, krt.; ISBN 978-90-6868-680-7. Boek over plekken in Zeeland, die grotendeels buiten het repertoire vallen van de gebruikelijke reisgidsen. Naast Zeeuwse industriële, horeca-, landschappelijke, sportieve en andere opmerkelijke plekken is er ook veel aandacht voor locaties met een erfgoedkarakter, bijvoorbeeld kleine particuliere musea (zoals het Blikmuseum), monumenten (bijvoorbeeld de Kruisschans), bijzondere objecten (zoals de ‘Eskimo van Zierikzee’), monumenten (zoals het Monument voor de Verdronken Dorpen in Zeeland) en archeologie (bijvoorbeeld de Berg van Wabeke). Het boek is zowel bedoeld voor inwoners als bezoekers van Zeeland.
Zeeuws Erfgoed
29 december 2015 | 04
Charles Linssen, Lieve Lotje (Goes: Het Paard van Troje, 2015) 64 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-7193734-7. Fotoboek van de oud-wethouder van Goes, die zijn liefde voor Zeeland niet onder stoelen of banken steekt. Met toevoeging van het Zeeuwse volkslied en regionale volksliederen, eigen fotomateriaal en enkele eigen gedichten. Marie-Cécile Moerdijk, Over Zeeland. Het Zeeuws volkslied & nog meer (Hilversum: Van der Weij B.V., 2014) 216 pag; ill., foto’s. Autobiografie van de bekende Zeeuwse zangeres Marie-Cécile Moerdijk. Vooral oudere lezers zullen haar kennen als een blijmoedig mens, maar in deze biografie komen ze een heel andere zijde tegen die hen volstrekt onbekend zal zijn. De autobiografie - of verslag, zoals ze het zelf noemt - werd geschreven naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van haar dochter. Trude de Reij, Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen. Weblog van een couch traveller (Middelburg: Trude de Reij, 2014) 30 pag.; foto’s, krt. Het boek behandelt de verre, zowel West- als Midden-Europese geschiedenis van de Zeeuwse knoop. De uitgave is gebaseerd op zes voor de Zeeuwse Bibliotheek geschreven weblogs. De blogs zijn herzien en voorzien van een inleiding en nawoord. Het geheel is goed voorzien van foto’s die de tekst illustreren. Leo Santbergen, Henk Saeijs. Stormloper in een delta (Delft: Eburon, 2015) IX, 342, + [32] pag.; ill., foto’s.; ISBN 978-946301010-8. Dit boek vertelt het levensverhaal van de in Nederlands-Indië geboren Henk Saeijs die als leidraad ‘moeder natuur is de beste ingenieur’ hanteerde. Hij overleefde vijf jappenkampen. In deze biografie leert de lezer hem kennen als rubberplanter, docent, vader, milieuonderzoeker en waterbeheerder tot bijzonder hoogleraar waterkwaliteit en duurzaamheid. Als bioloog tussen de waterbouwkundigen legde hij de basis voor een omslag naar integraal waterbeheer. Saeijs werkte bij Rijkswaterstaat Zeeland en hield er een geheel eigen visie op de Oosterscheldekering op na. De biografie bestaat uit 33 hoofdstukken, opgedeeld in 4 delen: testament van een blauwe titan, sleutel van liefde, geloofsbeleving en publiek recht op informatie. Als afsluiting een visie op waterbeheer van de toekomst. Met chronologie van de levensloop van Saeijs, notenapparaat en register. Arthur Scheijde, In de naam van De Ruyter. Diepgravend onderzoek naar Michiels Zeeuwse jaren (Eindhoven: Thuurart, 2015) 160 pag.; ill., tek., foto’s; ISBN 978-90-815190-2-1. Biografisch verhaal met een voorwoord van de Vlissingse gemeentearchivaris Ad Tramper, een inleiding, tijdlijn en zestien chronologische hoofdstukken over De Ruyters levensloop van zijn kinderjaren tot zijn dood bij Syracuse en zijn begrafenis. Scheijde komt met enkele nieuwe zaken, zoals de woonhuizen van
De Ruyter in Vlissingen, de lijnbaan waar hij touwslager was en het eerste admiraliteitsschip van De Ruyter. Scheijde maakte zelf de illustraties op basis van bekende schilderijen en gravures. C.J.K. Steutel, Opgegaan in vlammen. De Waalse kerk van Vlissingen of de L’Eglise Wallonne de Flessingue van 1572 tot 1825. Geschiedenis van de Waalse Kerk, de Franse scholen en de mensen die daarbij betrokken waren (Vlissingen: Cees Steutel, 2015) 165 pag.; ill., grav., foto’s, plattegr., tek.; ISBN 978-90-9028904-5. Het boek is onderverdeeld in vier delen waarbij in het eerste deel de kerkgebouwen worden behandeld, in het tweede deel de kerkelijke activiteiten, in het derde deel enkele voorname lidmaten en sociale kwesties en in het vierde deel het einde van de Waalse gemeente na de Napoleontische tijd. Het boek over de Waalse gemeente is tevens een ware Vlissingse geschiedenis waarin prominenten voorkomen zoals Jean Guépin, David Henry Gallandat, Coosje Busken en Betje Wolff. Voorwoord in het Frans en het Nederlands. Met verklarende woordenlijst, verantwoording van foto’s en illustraties. Chris de Stoop, Dit is mijn hof (Amsterdam: De Bezige Bij, 2015) 288 pag.; ISBN 978-90-234-9321-1. De Hedwigepolder, de beroemdste polder van de Lage Landen op de ZeeuwsVlaamse grens, moet en zal onder water worden gezet. De polder is symbool geworden voor de boeren die moeten wijken voor de haven en de natuur. Dit raakt de bevolking diep in de ziel. Boerenzoon Chris de Stoop, afkomstig uit deze streek, keert terug naar de ouderlijke hoeve, die leeg staat. Vijftien jaar geleden schreef hij al De Bres over het polderdorp Doel, dat moet wijken voor haven en industrie. Nu ziet hij de graafmachines oprukken en eeuwenoude hoeves verdwijnen voor nieuwe natuurgebieden. Dit is mijn hof is een persoonlijk relaas over het verdwijnen van de boeren, iets wat zich ook elders in de wereld voordoet, maar nergens zo schrijnend als in de streek rond de polders op de grens Vlaanderen-Nederland. Anne-Marie Vermazen, Ik zit op strand. Slaaphuisjes bij Westduin en Dishoek (Soest: Boekscout, 2015) 227 pag.; ill., foto’s, ; ISBN 978-94-0221541-0. Op de strandhuisjes tussen Dishoek wordt al tientallen jaren geslapen in de zomermaanden. In dit boek komen de vele zomerseizoenen dat de slaaphuisjes bewoond worden voorbij, waarin strandgebruiken en regels veranderen. Van de eerste bewoners die hun strandhuis op de rug de duinen over sleepten tot die van vandaag de dag, waarop boodschappen op het strand aan huis worden bezorgd. Het kent de hoofdstukken Voetspoor, Op strand, Zandkasteel en Seizoenen. Daarin zijn vele kleine paragrafen opgenomen en wordt de lezer meegenomen vanaf de Eerste Wereldoorlog en het begin van de strandhuisjes met de Scheldestaking
Zeeuws Erfgoed
30 december 2015 | 04
in 1928 tot de komst van de Blauwe Vlag. Herinneringen in beeld, Stichting tot behoud van de Cadzandse Dracht, fotografie Louis Drent (Aardenburg, Durenkamp, 2015) 70 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-94-91528-16-3. Na de Tweede Wereldoorlog verdween de Cadzandse dracht snel uit het straatbeeld. In 2010 werd een stichting opgericht om dit erfgoed te bewaren en de kennis over te dragen. Er werden presentaties met streekdrachten gehouden, wat leidde tot de streekdrachtexpositie in museum De Karrekasse in Nieuwvliet. In dit fotoboek wordt een grafisch beeld gegeven van de streekdracht van Cadzand aan de hand van hedendaagse foto’s die in een historisch tijdsgewricht zijn geplaatst. Verweesd en verliefd. De Graanhalm Gapinge, Stichting Korenmolen De Graanhalm (Gapinge, 2015) 72 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-824282-0-9. Uitgave ter gelegenheid van de restauratie van De Graanhalm en het Varkenskot. Mooi vormgegeven fotoverslag over de in verval geraakte molen van Gapinge. Dankzij een dorpsinitiatief werden de middelen bijeengebracht om dit bijna 120 jaar oude monument in 2014-2015 te restaureren en weer draaivaardig te maken. Met voorwoord door burgemeester van Veere, Rob van der Zwaag.
• Tijdschriften Zeeland. Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 24/3 (2015) 89-128. Jan Zwemer schreef een artikel over de befaamde dichter, schrijver en beeldend kunstenaar ‘J.C. van Schagen als bron voor de sociale geschiedenis van Walcheren?’ Hierbij stelt Zwemer zich de vraag of Van Schagen in de vroege jaren vijftig van de vorige eeuw door zijn schrijven niet een te groot stempel op de Walcherse cultuur heeft gedrukt. Het tweede artikel gaat over de architect J.P. Kloos en heeft als titel ‘Modernisme op de grens’ en is geschreven door Johan de Koning. Veel aandacht is er voor de ‘schatten’ van het KZGW en natuurlijk de vaste rubrieken genootschapszaken, nieuwe aanwinsten en boekbesprekingen. Zeeuws Tijdschrift 65 5/6 (2015) 1-74. Thema ditmaal is ‘Non sordent in undis’, niet alleen lijfspreuk van het KZGW, maar ook de naam van het Zeeuws studentengezelschap in Leiden en daaraan is dit ZT in zijn geheel gewijd. De inhoud bestaat uit tien artikelen van de hand van Hein Meijers over de vorming en idealen, het spreken van Zeeuws, verloren tradities, mores, eet- en drankgebruiken. Met een bijlage met ledenlijsten, wetten, ridders en het cultureel erfgoed van Non Sordent.
Wegens omstandigheden ontbreekt in dit nummer de samenvatting van de heem- en oudheidkundige bladen.
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 14 nr. 4 • december 2015 Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2 T +31 (0)118-670870 | E
[email protected] Twitter SCEZ @erfgoedzeeland | www.scez.nl
Zeeuws Erfgoed - blad voor erfgoedliefhebbers is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Dit blad informeert over het materieel en immaterieel erfgoed in Zeeland. De activiteiten van de SCEZ worden mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland.
Contact redactie en administratie Reacties en adreswijzigingen bij voorkeur digitaal via
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. Zeeuws Erfgoed.
Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit Eindredactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers en Veronique De Tier Foto’s SCEZ, tenzij anders vermeld
Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg Druk Meulenberg, Middelburg
Auteursrecht Het auteursrecht van Zeeuws Erfgoed (gehele uitgave) berust bij de SCEZ; van externe bijdragen bij de auteurs. Gehele of gedeeltelijke overname of publicatie van artikelen is uitsluitend toegestaan met bronvermelding na toestemming van de SCEZ en de rechthebbende(n). De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbende(n). Mochten personen of instanties als rechthebbende(n) alsnog niet benaderd zijn, dan kunnen zij hiervoor contact opnemen met de redactie. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor door derden aangeleverd beeldmateriaal waarop auteursrecht berust.
Aan dit nummer droegen bij Leo Adriaanse, John Akkermans, Jeanine Dekker, Robert van Dierendonck, Marinus van Dintel, Johan Everaers, Johan Francke, Henk Hendrikse, Hans Jongepier, David Koren, Jan Kuipers, Adri Leijdekkers, Wim Scholten, Bram Silkens, Veronique De Tier, Pol Verbeeck en Janneke de Wit
ISSN 2352-4766 Losse verkoopprijs € 4,50 (alleen aan balie SCEZ)
Donateurs van de SCEZ ondersteunen het erfgoed in Zeeland. Dat kan al voor 14 euro per jaar.
De SCEZ staat voor behoud en beleving van erfgoed in een veranderende samenleving. Samen met de vele andere erfgoedorganisaties in Zeeland houden wij het erfgoed levend en in beweging.
Meer weten? Kijk op www.scez.nl/donateur
MOnuMENTaal
Het winnend gedicht bij de debutanten van Nelleke Tessen:
Begin september ontvingen de drie juryleden van de gedichtenwedstrijd in het Zeeuws, Jan Kuipers, Cees Maas en Theo Raats, 53 anoniem gemaakte gedichten verdeeld in drie categorieën. Hun taak bestond erin de gedichten te lezen en punten toe te kennen. De drie juryleden bleken heel eensgezind te zijn, zeker wat de top 3 betreft. In de categorie gevorderden won Jopie Minnaard de eerste (zie gedicht op de achterpagina) en de tweede (zie Zeeuws Erfgoed van september 2015) prijs. De derde prijs ging naar Jopie Meerman. Bij de debutanten won Nelleke Tessen, gevolgd door Corry Arendse en Leen de Jonge. Bij de haiku’s ging de eerste prijs naar Jan Zwemer, de tweede naar Ria van Gelder-Pafort en de derde naar Jopie Meerman. De winnende haiku van Jan Zwemer: schielijke poôtjes een buurkatte speert vòbie achter de poorte In de drie vorige nummers van Zeeuws Erfgoed las u gedichten van Jan Zwemer (maart), Adriana Biesbroeck (juni) en Jopie Minnaard (september).
Zeeuws Erfgoed
Bruute zieè bruute zieè hrieze holven mie witte schuumkoppn die an wild en zonder henade uut mekaarn spattn onder een doenkere sombere wolknlucht boeètn die an speels hissendeweer ehooid wornn stoere knechn d’r èrmn vol mie tatoeages mè zenewachtig in d’r ann vrievend en stille biddend beloôvend dan ze d’r leven hin beetern an ze veilig ankommn.
31 december 2015 | 04
MOnuMENTaal
afscheid de leste halm je angt an ’t leven treiterig zwiept de wind je een en weer je klauwt de knokkels wit nog even dan slier je wig langs onbekende wegen gin stervelieng ouw je nog tegen
(foto Marjan de Kort voor DNA Beeldbank op www.laatzeelandzien.nl)