Zeeuws Erfgoed
blad voor erfgoedliefhebbers
02 | jaargang 13, juni 2014
Inhoud
SCEZpresse
2 SCEZpresse 3 2014 Herdenking Afschaffing Slavenhandel 4 Adrie de Bruijn. Portret van een betrokken bestuurder 6 Zeeuwse musea zetten kant in beeld 8 Een astrologische penning uit Westkerke 10 Behoud van historische begraafplaatsen in Zeeland 11 Achter de schermen gebeurt het 12 Zeeuwse enquête ‘Vraag & Antwoord’ groot succes 14 Zeeuwse sporen overzee: Cochin 16 Boston in Zeeuws-Vlaanderen 17 SCEZ partner in Europees maritiem project 18 De meerwaarde van kerken voor krimpgebieden 20 Archeologisch nieuws 21 Uit Zeeuwse bodem 24 Terugblik op het Museumweekend 25 Erfgoededucatie door theater en kunst 27 200 jaar Provincie Zeeland: Komen, gaan en terugkeren 28 ERfGOEDallerlei 31 - Colofon - MOnuMENTaal - Bij de omslag
“Hoe houden we de kerk in ons midden?”. Dat was de vraag die centraal stond op het symposium dat de dorpsraad van ’s-Heer Hendrikskinderen op 23 april organiseerde naar aanleiding van de officiële openstelling van een plantentuin (liturgietuin) bij de historische kerk van ’s-Heer Hendrikskinderen. Interessante vraag natuurlijk. In 1944 publiceerde de architect P.J. ’t Hooft een boekje over dorpen in Zeeland. Een van de hoofdstukken gaf hij de titel ‘De kerk in het midden’. Hij illustreerde het boekje met tekeningen. Op de titelpagina is een tekening van een typisch Zeeuws kerkringdorp te zien. De kerk staat keurig in het midden van een kring van gebouwen en een kring van dansende mannen en vrouwen in streekdracht. Een veelzeggende tekening. De kerk staat niet alleen in het midden van het dorp, maar ook in het midden van de dorpsgemeenschap. Drie inleiders gaven tijdens het symposium hun visie op de toekomst van historische kerken in Zeeland. Karin van den Broeke (voorzitter van de landelijke synode van de PKN), Jo-Annes de Bat (wethouder cultureel erfgoed in Goes) en Aarnoud Jobsen (vicevoorzitter van de kerkenraad van de protestantse gemeente Goes) formuleerden de marges en mogelijkheden voor het realiseren van nevenfuncties en nieuwe functies. Ik had het genoegen gespreksleider te zijn en in de discussie werd al snel duidelijk dat het behoud van het historische kerkgebouw niet uitsluitend en alleen een kwestie is van financiën maar ook van draagvlak, vooral bij de omwonenden. Op mijn vraag wie van de ongeveer tachtig aanwezigen nog naar de kerk ging voor de eredienst, antwoordde bij handopsteking een kleine minderheid. Tegelijkertijd gaven de aanwezigen aan zich betrokken te voelen bij het kerkgebouw in hun omgeving. ’s-Heer Hendrikskinderen weet de kerk in het midden te houden door initiatieven vanuit de dorpsgemeenschap te omarmen, de lijnen tussen burgerlijke en kerkelijke overheid kort te houden en maatschappelijke acceptatie te realiseren. Over de kerk van ’s-Heer Hendrikskinderen hoeven we ons geen zorgen te maken. Over veel andere kerken in Zeeland wel. De feiten zijn bekend. Kerken verliezen in rap tempo hun oorspronkelijke functie en komen leeg te staan. Het gaat dan niet alleen om de relatief kleine dorpskerken. Zeker zo zorgelijk vind ik dat ook het behoud van andere, voor Zeeland karakteristieke monumenten niet langer meer is gegarandeerd. Denk aan landbouwschuren, industriële objecten, grote woonhuizen en andere in vastgoedtermen moeilijk of niet direct rendabel te maken monumenten. Het wordt tijd voor een nieuwe structuur, die kennis en faciliteiten ten aanzien van restauratie, herbestemming en exploitatie bundelt en zorg draagt voor het behoud van monumenten die anders voor Zeeland verloren gaan. Wim Scholten, directeur
Waar de Schorerweg en de Driewegenweg vlakbij IJzendijke elkaar kruisen ligt sinds 1800 Willem Schorer. De tekst op zijn grafzerk is verweerd en moeilijk te lezen. De afgebroken tak van een notenboom raakt het ijzer van het hekwerk. De geur van het bloeiende fluitenkruid bedwelmt. Dit is een plek om te mijmeren. Schorer (1717-1800), jurist en president van de Raad van Vlaanderen, overleed in Middelburg maar wilde hier, te midden van zijn Zeeuws-Vlaamse bezittingen worden begraven.
Zeeuws Erfgoed
2 juni 2014 | 02
zeeuwse
2014 Herdenking Afschaffing Slavenhandel
ankers
Zeeland speelde, evenals de rest van de Republiek, in de zeventiende en achttiende eeuw een actieve rol in de slavenhandel. Dit jaar herdenken we dat de slavenhandel in Nederland tweehonderd jaar geleden officieel werd afgeschaft. Slavenhandel De slavenhandel maakte deel uit van de zogeheten driehoekshandel. Zeeuwse handelscompagnieën en particulieren reisden naar West-Afrika om slaven te kopen. De slaven werden gevangengezet tot er een schip in gereedheid was gebracht om ze naar Amerika te vervoeren. Zeeuwse slavenschepen vervoerden in totaal ongeveer 270.000 slaven. Dat was iets minder dan de helft van alle slaven die Nederlandse handelaren lieten transporteren. Erbarmelijk De barre tocht op een slavenschip duurde gemiddeld twee maanden. Tien tot twaalf procent van de slaven overleefde de reis niet. De meeste slaven kwamen aan op het eiland Curaçao. Daar was een grote slavenmarkt. Ze werden er gekocht door eigenaren van plantages in Midden- en Zuid-Amerika. Inmiddels waren de Nederlandse schepen, volgeladen met handelswaren, begonnen aan de thuisreis. De slaven gingen een leven onder erbarmelijke omstandigheden tegemoet. Hun meester koos een nieuwe naam voor hen en liet hen brandmerken. De slaven moesten hard werken op zijn plantage, in zijn huis of in fabriekjes. Slaven die in de ogen van de meester iets misdeden, werden mishandeld. Afschaffing In de achttiende eeuw groeiden in Europa de bezwaren tegen de slavenhandel. Groot-Brittannië schafte de slavenhandel in 1807 als eerste af. Nederland volgde in 1814. Overigens was daarmee de slavernij zelf nog niet afgeschaft. Dat gebeurde in Nederland pas in 1863.
de afschaffing van de slavenhandel. Dat gebeurt vooral in de maand juni. De Nationale Herdenking vindt plaats op 14 juni, in de Nieuwe Kerk in Middelburg, onder meer in aanwezigheid van minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op diverse plaatsen in de stad zijn podia, met daarop theaterpresentaties die de Nationale Herdenking begeleiden. Ook zijn er diverse tentoonstellingen in Middelburg, zoals in het Zeeuws Archief (‘Aan boord van een slavenschip: Driehoekshandel Zeeland - West Afrika - Caraïben, 1732-1807’), de Zeeuwse Bibliotheek (‘Bedenckinge over den slaefhandel’) en in de Kloostergangen van de Abdij (‘Kind aan de ketting - kinderen in de slavernij, vroeger en nu’). Via een blog van het Zeeuws Archief kan dagelijks de reis van het slavenschip D’Eenigheid worden gevolgd. Daarnaast vinden er in juni verscheidene symposia plaats rond de afschaffing van de slavenhandel. Tres Hombres Bijzonder onderdeel van de herdenking vormt de komst van het zeilschip Tres Hombres naar Middelburg (6 t/m 16 juni, nabij de Dokbrug). Het schip oogt als een oud handelsschip en spreekt juist in de Zeeuwse hoofdstad tot de verbeelding; in Middelburg waren de West-Indische Compagnie (WIC) en de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) gevestigd, daarbij had de stad twee eeuwen een VOC-werf. De Tres Hombres verscheept tegenwoordig, net als de slavenschepen destijds, cacao vanuit het Caribische gebied naar Europa, maar nu ‘fair trade’ (zie ook de cover van deze Zeeuws Erfgoed). Meer informatie over alle genoemde activiteiten op:
Herdenkingsactiviteiten Zeeland zal in 2014 met tal van activiteiten stilstaan bij
Zeeuws Erfgoed
www.zeeuwseankers.nl
3 juni 2014 | 02
MCC-schepen, schilderij Engel Hoogerheyden (collectie gemeente Middelburg).
Adrie de Bruijn. Portret van een betrokken bestuurder Adrie de Bruijn kwam in 1993 naar Zeeland en wil er nooit meer weg. Ze was burgemeester van Valkenisse en later van Veere. Tegelijkertijd en daarna was ze een betrokken bestuurder bij verschillende maatschappelijke organisaties. Op 1 april nam zij afscheid als voorzitter van de Raad van Toezicht van de SCEZ. Voordeuren “Beroepsmatig en privé heb ik veel mensen Zeeland laten zien. Ik zeg ‘zien’ maar daar hoort voor mij onlosmakelijk ‘proeven’ en ‘ruiken’ bij. Het beeld dat mensen van buiten van Zeeland hebben is vaak nog beperkt tot de stranden. Die zijn zeker aantrekkelijk en niet alleen in de zomer, maar er is zoveel meer. Ik heb jarenlang in een monumentenpand in het stadje Veere gewoond. Een belevenis. Het verleden boeit me. Ik ben op zoek gegaan naar de geschiedenis van dat pand. Je realiseert je dat je daar als bewoner feitelijk ook deel van uitmaakt. Tegenwoordig woon ik in Middelburg. Niet meer in een monumentenpand, maar wel met een prachtig uitzicht op de monumenten die de skyline bepalen: de Lange Jan, de stadhuistoren en de koepel van de Oostkerk. Wat ik graag doe is op stille momenten door de historische binnenstad lopen en dan vooral naar de voordeuren kijken. Die fascineren me. Iedere deur is anders en je kunt je van alles voorstellen bij wat zich achter die voordeuren door de jaren heen heeft afgespeeld.”
“Voordeuren fascineren me.” Spanjaardstraat, Middelburg
Zeeland “Een Zeeuwse ben ik niet, maar ik voel me zeer met Zeeland verbonden. Een Zeeuwse wortel heb ik trouwens nog wel. Mijn grootouders kwamen uit Zierikzee. Zelf ben ik geboren en getogen in Schipluiden. Zeeland kende ik van vakanties. Toen in 1993 de burgemeesterspost van Valkenisse vrijkwam heb ik me geen moment bedacht en gesolliciteerd. Dat ik niet meer uit Zeeland weg wil heeft te maken met de kwaliteit van leven in deze provincie. De menselijke maat is daarin belangrijk. Mensen weten elkaar makkelijk te vinden. Grote maatschappelijke tegenstellingen zijn er niet en er is gelukkig nog veel ‘normaal’. Het is een leven tussen eb en vloed.”
Zeeuws Erfgoed
Besturen “Besturen zonder betrokkenheid is voor mij geen optie. Zo zit ik niet in elkaar. Dat was al zo tijdens mijn burgemeesterschap. Als ik iets zie gebeuren dat niet klopt, dan wil ik dat graag rechtzetten en als het even kan direct. Burgers verwachten dat ook. Laat ik een voorbeeld noemen. De gemeente Valkenisse had een verbod afgevaardigd op het vliegeren met twee lijnen op bepaalde stranden. Met al die drukte en kinderen die aan het spelen zijn kunnen gevaarlijke situaties ontstaan. Lig ik daar op een mooie dag op het strand en wordt er toch gevliegerd. Dan spreek je zo iemand er op aan. Eerst de verontwaardiging (wie denkt u wel dat u bent?), dan de verbazing (u bent burgemeester?) en vervolgens de berusting (ik ga wel ergens anders vliegeren). En dat alles zonder ambtsketen om. Zorg, wonen en cultuur zijn de sectoren waar ik me als bestuurder het meest bij betrokken voel. In 1997 werd ik voorzitter van de Stichting Monumentenwacht Zeeland en in 2001 voorzitter van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Dan heb je niet alleen te maken met een maatschappelijke context, maar ook met een politiekbestuurlijke context. De Provincie was en is de belangrijkste subsidiënt van de SCEZ. Dat hoort ook zo, want de SCEZ is uitvoerder van provinciaal beleid. Er zijn de afgelopen jaren soms stevige discussies gevoerd. Dat was noodzakelijk om de zaken scherp te krijgen. Of het nu ging om huisvesting, prestatieafspraken of bezuinigingstaakstelling. In alle gevallen is de discussie op zakelijke gronden gevoerd. Maar gelukkig wel met gevoel voor
4 juni 2014 | 02
“Meer tijd voor mijn eigen ‘erfgoed’.”
erfgoed. Dat heb ik bij alle achtereenvolgende cultuurgedeputeerden gemerkt: Gert de Kok, Harry van Waveren en Ben de Reu. Ik houd als bestuurder niet van verborgen agenda’s, wel van open en eerlijk oveleg. feiten moeten kloppen en je moet elkaar kunnen vertrouwen.” SCEZ “Ik ben natuurlijk een beetje bevooroordeeld, maar ik ben oprecht van mening dat de SCEZ de verwachtingen die bij de oprichting in 2001 zijn uitgesproken heeft waargemaakt. De bundeling van krachten heeft geleid tot een stevige positie van het erfgoed in de Zeeuwse samenleving. Erfgoed was een wat belegen begrip waar mensen en organisaties zich niet zo makkelijk mee wilden verbinden. Door projecten en activiteiten, door websites en nieuwsbrieven en door het netwerk is dat anders geworden. Erfgoed is herkenbaar en zichtbaar geworden en dat vind ik een positieve ontwikkeling. De positie van de SCEZ zelf is soms een lastige. Veel van het werk is adviserend en ondersteunend. Het wordt voor en door andere uitgevoerd en voltrekt zich op de achtergrond. Daarom vind ik het belangrijk dat ook het werk van de SCEZ zelf zichtbaar blijft. Dat gebeurt gelukkig ook door de inspecties van de Monumentenwacht en door het organiseren van publieksactiviteiten.” Ontwikkelingen “Kijk ik naar voor Zeeland en voor het erfgoed relevante ontwikkelingen, dan zie ik kennis, zorg en toerisme als
Zeeuws Erfgoed
belangrijke factoren. Wat we uiteindelijk willen is een provincie waarin het goed leven en werken is. Een onderscheidende provincie, een provincie met identiteit. Erfgoed is daarin belangrijk. Dat betekent dat ook de kennis over erfgoed op peil moet blijven. Daarin heeft de SCEZ een belangrijke rol. Niet alleen als verzamelaar van en makelaar in kennis en informatie, maar ook als initiator en uitvoerder van projecten die inspelen op de beleefbaarheid van erfgoed. Ik denk dan aan het toerisme en de zorg. Erfgoed heeft op die terreinen het nodige te bieden. Zeeland heeft voldoende mooie erfgoedplekken om te benutten als broedplaatsen voor jonge ondernemers en gevestigde instituten uit de creatieve sector en de kennisindustrie. Werken op afstand is dankzij de technologie geen probleem meer. Inzetten op deze ontwikkelingen moet ook banen opleveren. Ik zie het aan mijn eigen kinderen. Die zouden graag in Zeeland willen wonen, als er werk is.” Boomgaard “Mijn zittingstermijn als voorzitter van de Raad van Toezicht is verstreken, maar ook los daarvan moet je als bestuurder niet aan je zetel geplakt blijven. Ik heb de SCEZ altijd een hele prettige en bijzondere club gevonden. Die bestuurlijke betrokkenheid zal ik missen. De betrokkenheid met erfgoed blijft natuurlijk. Er is wat meer tijd om aan mijn eigen ‘erfgoed’ te besteden, mijn moestuin en oude boomgaard bijvoorbeeld. Zo is ieder afscheid weer een nieuw begin.”
5 juni 2014 | 02
Zeeuwse musea zetten kant in beeld Deze zomer zetten vier Zeeuwse musea kant in beeld. Tentoonstellingen tonen de verschillende facetten van kant. En workshops maken duidelijk hoe het kunstzinnige ambacht van het vervaardigen van kant nog altijd leeft.
Belangrijke centra van kantproductie in de zestiende en zeventiende eeuw waren Venetië en de Zuidelijke Nederlanden, in het bijzonder Vlaanderen en Noordfrankrijk. In Italië werd vooral naaldkant gemaakt, in de Zuidelijke Nederlanden kloskant. Binnen beide kantsoorten ontstonden tal van variaties. De kant werd gemaakt in ateliers, waar kantwerksters werden opgeleid om mooie, grote stukken te maken. Alleen heel rijke mensen konden zulke kantwerken kopen. Kant was iets waarmee je je kon onderscheiden. Antiek kant Het kostbare karakter van antieke kant is ook in de Zeeuwse musea terug te zien. Het Historisch Museum De Bevelanden in Goes exposeert naaldkant uit de zestiende en zeventiende eeuw. Topstukken zijn drie zogenoemde reticella kragen en een paar manchetten van omstreeks 1600. Van deze kragen zijn er maar zeer weinig bewaard gebleven. De dure reticella kragen sieren ook de kostuums op de schuttersstukken van het museum. Rien Bekkers, kostuumontwerper voor de Nederlandse opera, heeft ze van bijzonder materiaal nagemaakt. De kragen zijn in het museum te zien, samen met een molensteenkraag die Bekkers eveneens namaakte. Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland toont diverse replica’s van Europese kostuums en kanten uit de zeventiende eeuw. In het midden van de negentiende eeuw deed een bijzondere kantsoort zijn intrede: zwart Chantilly kant. Chantilly kant is in het museum in Goes te zien in grote sjaals, waaiers en parasols. Kant werd ook toegepast in de Zeeuwse streekdrachtkostuums. Het museum in Goes toont streekdrachtmutsen, aangevuld met bijbehorende kostuums. Daarnaast besteedt het museum aandacht aan Zeeuws levenskant, die speciaal bij geboorte, doop, huwelijk en rouw gedragen werd.
Zeeuws Erfgoed
Toen het begin negentiende eeuw mogelijk werd om machinaal kant te maken en deze van steeds betere kwaliteit werd, raakte de handgekloste kant in de verdrukking. Machinale kant was gewild, vooral omdat die veel goedkoper was. Sluisse kantwerkschool Toch verdween kant nooit helemaal. In het begin van de twintigste eeuw was kant zelfs weer even in de mode. Onderwijs in kantwerken werd in die tijd heel geschikt geacht voor meisjes. Vooral Sluis vestigde in dat opzicht naam. Hier was tussen 1910 en 1935 kantwerkschool ‘Koningin Sophie’ gevestigd. Overigens had Sluis in de negentiende eeuw ook al een kantschool gehad. De Sluisse kantwerkschool stond uitmuntend aangeschreven. Werken van de leerlingen werden aan het koninklijk huis geleverd. De zogenaamde Duchesse kant die in Sluis werd geklost, kwam vanwege haar bijzondere motieven, waaronder de karakteristieke opgelegde bladertakken, bekend te staan als ‘Sluisse kant’ of ‘Sluisse Duchesse’. Een van de leerlingen van de kantwerkschool in Sluis werd een begrip in de kantwereld. Zij ontwierp uit de Sluisse Duchesse een eigen kant. Zuster Judith, geboren als Elza de Kreijger, overleed vorig jaar op honderdjarige leeftijd. Ze bracht haar jeugd door in Zeeuws-Vlaanderen en leerde kantklossen op de kantschool in Sluis. Later ging ze in het klooster. Ze ontwierp zelf patronen en ontwikkelde een eigen methode om haar kanten meer diepte te geven, zodat in een boeket de bloemen en bladeren achter elkaar komen te liggen. De kant die met haar methode werd gemaakt, heet Withof kant, naar het klooster in Etten-Leur waar zuster Judith woonde. In het museum in Goes is deze Withof kant te zien. Kantkunst Het maken van kant is tot op de dag van vandaag – vooral onder vrouwen – een geliefde bezigheid. Kant speelde ook
6 juni 2014 | 02
een rol als kunstvorm. Het Historisch Museum De Bevelanden toont kantkunst van Yvonne Scheele in de tentoonstelling ‘The beauty of the Oriënt / A lace journey’. Het museum stelt ook een unieke collectie eigentijdse Tsjechische kant tentoon. En in de zomermaanden fladderen in de Grote of Maria Magdalenakerk in Goes prachtige vlinders van kant. Leden van de Landelijke Organisatie Kant Kunst (LOKK) klosten ze speciaal voor deze gelegenheid. In de kerk zullen ook monumentale draadkunstwerken te zien zijn van kunstenares Annie Verhoeven. Museum De Meestoof in Sint-Annaland exposeert kantkloswerken van de beroemde Belgische kantklosschool Artofil. Deze werken zijn van zeer hoog niveau en nu voor het eerst in Nederland te zien. Hoewel de basistechniek van kantwerken betrekkelijk eenvoudig is, is voor het maken van ingewikkelde kanten meer kennis en oefening nodig. Nederland telt meer dan < Antieke kant in de expositie ‘Beeld in kant’, Historisch Museum De Bevelanden (collectie LOKK, foto Yvonne Krijgsman).
Phoenix The Beauty of the Orient, hedendaagse kantkunst door Yvonne Scheele (fotostudio Jan Krüger, Hamburg, Duitsland).
Zeeuws Erfgoed
tachtig kantkringen, waar deze bijzondere hobby centraal staat. Kantgroep De Ortelaan exposeert in het fruitteeltmuseum in Kapelle. De fruittteelt staat hier centraal in de afbeeldingen, die in kloskant, naaldkant en Lierse kant zijn uitgevoerd. In Museum De Schotse Huizen in Veere maken deelnemers aan het handwerkcafé een eigen kantwerk, geïnspireerd op voorwerpen uit de collectie van het museum. Die variëren van houtsnijwerk tot tegeltableau. De kantwerken worden de hele zomer geëxposeerd in de nabijheid van het voorwerp dat als inspiratiebron heeft gediend. Naast tal van workshops die gedurende de komende maanden in de musea plaatsvinden, belicht De Meestoof nog hoe in de loop der jaren is omgegaan met het vermaken van kant als deze beschadigd was geraakt. Deelnemende musea zijn Historisch Museum De Bevelanden in Goes, De Schotse Huizen in Veere, fruitteeltmuseum in Kapelle en Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland. Voor meer informatie:
www.zeelandzetkantinbeeld.nl
7 juni 2014 | 02
Een astrologische penning uit Westkerke De schenking van een astrologische loden penning uit Westkerke (Tholen) aan het Zeeuws Archeologisch Depot kwam in de vorige Zeeuws Erfgoed al aan de orde. Intussen zijn gegevens over enkele andere exemplaren aan het licht gekomen.
foto van de vondst uit Westkerke.
Voor- en keerzijde van de penning uit Westkerke ((reconstructie)tekening Leida Goldschmitz-Wielinga).
Informatie over de zeventiende-eeuwse Westkerkse penning bevond zich al enige decennia in het Zeeuws Archeologisch Depot, dankzij een melding van de in de jaren tachtig overleden amateurarcheoloog Piet Jasperse uit Sint-Maartensdijk. Na schenking door diens zoon Sjaak (december 2013) konden goede foto’s en een tekening van dit bijzondere object worden gemaakt. Piet Jasperse had het voorwerp al in 1961 van een particulier gekregen, die het had aangetroffen aan de voet van de Westkerkse vliedberg. Dr. H. Enno van Gelder, destijds directeur van het toenmalige Munt- en Penningkabinet in Den Haag, determineerde de vondst als een astrologische penning uit de zeventiende eeuw. Toevallig genoeg meldde men bij hem een jaar later, in 1962, uit Holwierde bij Appingedam de vondst van eenzelfde penning. Octagram met symbolen De voorzijde van de Westkerkse penning, hoewel waarschijnlijk door ploegsporen enigszins beschadigd, is het best bewaard gebleven. Deze toont een octagram (achthoek) met de symbolen van de zeven planeten. Planeetnamen staan in de randtekst: SOL (zon), LUNA (maan), MARS en SATURNUS; in de astrologie rekent men de zon en maan ook tot de planeten. De overige drie planeetnamen MERCURIUS, VENUS en JUPITER zijn uitgebroken. Op de keerzijde zien we het bijbelse tafereel van Christus en de Samaritaanse vrouw (Johannes 4 : 1-42). De associatie tussen beide voorstellingen zou kunnen zijn, aldus Van Gelder, dat Christus naar aanleiding van deze gelijkenis ook Waterman wordt genoemd; Waterman is tevens een van de tekens van de Dierenriem.
Zeeuws Erfgoed
Een exemplaar uit Den Haag Na de schenking van de Westkerkse penning aan het Zeeuws Archeologisch Depot volgde enig nader onderzoek. De auteur kwam in contact met mw. Monique Piccardt uit Den Haag, die een vrijwel identiek, maar beter geconserveerd exemplaar bezat. Vrijwel identiek, omdat het decoratieprogramma op haar penning hetzelfde is als dat op de penning uit Westkerke, maar de opgegeven afmeting vreemd genoeg afwijkt. Het Zeeuwse exemplaar heeft een doorsnede van 5,9 centimeter; de Haagse penning meet 4,8 centimeter. Mw. Piccardt had dit zeldzame object in een ‘verzamelbakje’ op een rommelmarkt aangetroffen. Interpretatie De andere exemplaren die van de penning bekend zijn gaven aanleiding gegeven tot bredere interpretaties. Een foto van eenzelfde exemplaar verscheen zelfs op een alchemistische website, met een beschrijving door de auteur Stanislas Klossowski de Rola, in de jaren zestig een bekende figuur in pop- en societykringen. Ook hij had deze ‘rosicrucian alchemical medal’ in zijn collectie (2001). Een kunsthistoricus dateerde de penning in een schrijven aan mw. Piccardt in de periode 1625-1650. Hij bracht het roosachtige motief in het centrum van de achthoek in verband met de grotendeels fictionele beweging van de Rozenkruisers. De eerste schriftelijke bronnen van deze traditie dateren uit 1614 en 1615: het zijn twee anonieme Duitse pamfletten, Fama Fraternitatis en Confessio fraternitatis. De roos staat in deze traditie voor Christus. De penning zou dus aan twee zijden hetzelfde verhaal vertellen van Christus en het door hem geschonken water als symbool van eeuwig leven: aan de keerzijde in bijbelse
8 juni 2014 | 02
taal, aan de voorzijde in esoterisch-astrologische symboliek. In de oudchristelijke symboliek staat de achthoek eveneens voor het eeuwige leven. De astrologie verloor in de zeventiende eeuw haar plaats als ‘legitiem’ en onlosmakelijk onderdeel van de astronomie wegens de opkomst van het heliocentrische wereldbeeld. Tegelijkertijd begon deze oude ‘koningin der wetenschappen’ aan een nieuwe loopbaan in de hermetische en occulte subculturen. Populair motief Jezus en de Samaritaanse vrouw bij de bron is al sinds de late middeleeuwen een geliefd onderwerp in de beeldende kunst. Zelfs op de voorgrond van het oudst bekende stadsgezicht van Breda, een anoniem paneel van 53,5 x 67 centimeter uit 1518-1520, vermoedelijk uit een Antwerps atelier, zijn Christus en de Samaritaanse vrouw afgebeeld. Dit bijzondere en merkwaardig gezaagde stuk doemde in 2012 op ‘uit het niets’ en maakt nu deel uit van de collectie van het Breda’s Museum. In de protestantse iconografie van de zeventiende eeuw is het motief eveneens wijdverbreid; we zien het op schilderijen, prenten, als houtsnijwerk en óók op ‘gewone’, dat wil zeggen niet-esoterische (sier)penningen. Heel bekend is een aan Christus en de Samaritaanse vrouw gewijde ets van Rembrandt uit 1658.
Zeeuws Erfgoed
Voor ons is ook de vrijwel onmogelijk te beantwoorden vraag interessant, hoe de astrologische penning aan de voet van de berg van Westkerke is terechtgekomen. Heeft in het Hooge Huys op de voormalige voorburcht van de berg, in 1606 verpacht als boerderij, in de zeventiende eeuw een liefhebber van de in renaissance en barok zo geliefde mystieke symboliek gewoond? Een numismaat of verzamelaar van ‘rariteyten’ (zeldzaamheden) misschien? Of is de penning verloren door een bezoeker van de berg met eenzelfde voorliefde voor het ongewone? Deze belangstellingssfeer sloot in de zeventiende eeuw goed aan bij interesse voor de Zeeuwse vliedbergen, waaromheen destijds een geheimzinnig waas hing omdat de oorsprong en functie van deze mottes of kasteelbergjes niet meer bekend waren. Jan Kuipers, documentalist archeologie
foto’s van de voor- en keerzijde van de in Den Haag aangetroffen penning (collectie M. Piccardt).
De roos op de titelpagina van Summum bonum, een geschrift van de Engelse Rozenkruiser Robert fludd (1629).
Het oudst bekende stadsgezicht van Breda, met Christus en de Samaritaanse vrouw (1518-1520) (collectie Breda’s Museum).
Christus en de Samaritaanse vrouw. Ets van Rembrandt uit 1658 (collectie Rijksmuseum, Amsterdam).
9 juni 2014 | 02
Behoud van historische begraafplaatsen in Zeeland De laatste tijd komt het ruimen van historische groenplekken steeds meer voor. Oude binnensteden, maar ook kleine dorpskernen, breiden om kostentechnische redenen vaak in, waardoor open groenplekken wijken voor bebouwing of betaald parkeren. Dit gaat veelal ten koste van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving van deze historische stads- en dorpkernen. Bestaande begraafplaatsen en kerkhoven komen hierdoor meer en meer in de verdrukking. Vaak zijn dit nog de enige groenplekken in de kernen en worden zij door de toenemende behoefte aan (bouw)ruimte volledig ingebouwd of zelfs verplaatst. Dit terwijl de ruimtebehoefte voor het realiseren van nieuwe graven en columbaria (urnenmuren) juist almaar toeneemt. Gevolg hiervan is dat bestaande oude graven, waarvoor geen grafrechten meer worden betaald, geruimd worden of dat de nog beschikbare, in sommige gevallen cultuurhistorisch waardevolle, ruimte maximaal wordt benut voor het plaatsen van nieuwe graven. Waardevol erfgoed Oude begraafplaatsen en kerkhoven zijn niet alleen plaatsen van rust, overdenking en meditatie, maar hebben ook een archiefrol. Grafzerken en familiegraven met toebehoren als zuiltjes, beelden en andere ornamenten vertellen niet alleen een verhaal over de desbetreffende personen (hun functie in de plaatselijke samenleving, wanneer zij leefden), maar bevatten ook belangrijke informatie over de funeraire architectuur en de bijbehorende symboliek. Ook vertegenwoordigen begraafplaatsen en kerkhoven een landschappelijke waarde door hun vormgeving, hun inrichting en de toegepaste gebouwde elementen als toegangspoort, ommuring of hekwerk en de groenelementen als hagen, struiken, bomenrijen en solitaire bomen.
een eerste proefinspectie van het groene en monumentale erfgoed van de begraafplaats van de RK kerk in Zuiddorpe. De uitkomst van de inspectie verkeert nu in de evaluatie-fase, waarbij de eigenaar nauw betrokken wordt. SLZ en de SCEZ willen met dit initiatief ook het bewustwordingsproces van het belang van het behoud en het belang van deze kwetsbare erfgoedcategorie op gang brengen. Dit bewustwordingsproces richt zich vooral op de kerkelijke en burgerlijke eigenaren, maar ook op de verschillende overheden zoals de Provincie en gemeenten, die mogelijk hierover (gaan) besluiten. Niet alle oude kerkhoven en begraafplaatsen in Zeeland zijn even waardevol. Om hiervan een goed beeld te krijgen, gaan de SCEZ en SLZ de komende tijd op zoek naar middelen die het mogelijk maken om alle begraafplaatsen en kerkhoven in Zeeland te inventariseren en daarbij op hun cultuurhistorische waarden te waarderen.
Daarnaast vormt dit religieus erfgoed, samen met de gebouwde elementen en de plaatselijke (vaak organisch gegroeide) ruimtelijke structuur van wegen, paden en pleintjes een uniek ensemble van grote cultuurhistorische waarde. Deze waarde bepaalt in grote mate de leefbaarheid van de stads- of dorpskernen voor de huidige bevolking, maar oefent ook aantrekkingskracht uit op bezoekers. Vaak hebben willekeurige wijzigingen aan een of meerdere onderdelen van dit ensemble nadelige gevolgen voor de samenhang. Pilot SCEZ en SLZ Bij het verplaatsen van begraafplaatsen en het ruimen van graven wordt momenteel geen onderscheid gemaakt tussen historisch waardevolle en historisch minder waardevolle begraafplaatsen, graven of grafzerken. Hierdoor verdwijnt onbewust bijzonder archiefmateriaal over de oorspronkelijke bewoners en het cultureel erfgoed van Zeeland. De SCEZ en Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) hebben daarom besloten om gezamenlijk een pilot te starten om eigenaren te helpen bij het behoud en het beheer van hun eigendommen. Dit heeft geleid tot
Zeeuws Erfgoed
SLZ en SCEZ zijn gestart met een proefinspectie van de begraafplaats van de RK kerk in Zuiddorpe.
10 juni 2014 | 02
Achter de schermen gebeurt het Het ziet er geheimzinnig en stil uit, maar het herstelwerk aan het pand aan de Singelstraat 7 in Middelburg is in volle gang. Om de overlast voor buren en passanten te minimaliseren en de veiligheid van het bouwplaatspersoneel te vergroten, zijn om de steiger voorzieningen getroffen die de werkzaamheden uit het zicht halen. Het pand King George I wordt op de rijksmonumentenlijst uit de jaren zestig van de twintigste eeuw beschreven als een pand uit de achttiende eeuw. In die tijd werd gebouwd met materialen van grote afmeting. Dit is onder andere terug te zien in de balklagen. In de kelder zijn leerlingen timmeren bezig deze te herstellen of te vervangen. De grootste balk heeft een dikte en breedte van circa 23 x 27 centimeter, de kleinste balk meet alsnog 20 x 25 centimeter. Er wordt natuurlijk zoveel mogelijk bestaand materiaal hergebruikt. Als er geen historisch materiaal meer voorhanden is, wordt er gezocht naar een gelijkwaardig alternatief.
King George I in Middelburg Opdrachtgever: BV Monumentenbeheer Middelburg Aannemer: Bouwgroep Peters Dit restauratieproject is een van de grootste opleidingsprojecten wat het aantal leerlingen betreft. Er zijn op dit project vijf leerlingen werkzaam, met als specialisatie timmeren en metselen. Ook het opleidingsniveau van de leerlingen is divers, namelijk niveau 2 en 3. De leerlingen werken in het gehele pand. Er is bijvoorbeeld een leerling metselen bezig met het herstellen van de verbinding met de topgevel en de aangrenzende schoorsteen. Een andere leerling metselen is een binnenmuur aan het opmetselen, om voldoende draagkracht terug te brengen voor de balklaag die er op rust.
Ook de dakconstructie moet van alle worden kanten hersteld en verzwaard. Op verschillende plaatsen zijn de gordingen (horizontale liggers) doorgezakt. Daarnaast moet er een deel van het spant worden vervangen, zoals een spantbeen en een blokkeel. Een deel van de nokgording zal vervangen worden en er zullen enkele slapers worden aangebracht. De restauratie van dit soort historische panden is vaak een technisch verhaal. Het impliceert voor de leerlingen het nodige leerwerk en het opbouwen van specifieke vaardigheden in het restauratievak. De leermeester op dit project heeft, behalve de taak om het werk met de leerlingen te begeleiden, ook nog de zorg om de werkzaamheden in goede banen te leiden. In de volgende uitgave van Zeeuws Erfgoed hopen wij u meer van deze werkzaamheden te kunnen laten zien.
Een leerling metselen bezig met het aanmetselen van de binnenmuur.
Zeeuws Erfgoed
11 maart 2014 | 01
Zeeuwse enquête ‘Vraag & Antwoord’ groot succes Vanaf 1 maart tot 30 april werd de eerste vragenlijst over de Zeeuwse dialecten op het internet verspreid. Op hetverhaalvanhetzeeuws.nl konden mensen uit Zeeland antwoord geven op een twintigtal vragen. De antwoorden worden gebruikt voor dialectweetjes of kleinere artikelen op de website zeeuwseklapbank.nl of in Zeeuws Erfgoed. De online-enquête Vraag & Antwoord is een samenwerkingsverband tussen de streektaaladviseurs en –functionarissen van Groningen, Drenthe, Noord-Brabant en Zeeland. In Groningen en Drenthe is men al ruim een jaar bezig, Noord-Brabant en Zeeland haakten aan vanaf maart 2014. Een tweede enquête kwam online op 1 mei. Nummer drie en vier volgen op 1 september en 1 november.
Bij oom en tante zien we ook enkele verschillen. Tante is vrijwel overal tante, maar het oudere moe of moeie komt ook nog voor, vooral op Walcheren en ook op ZuidBeveland. Meu en meutie horen we op Goeree-Overflakkee. Een oom spreek je in Zeeland vooral aan met oom of ome. Ook noom hoor je wel eens op de eilanden. Nonkel is weer een typisch Zeeuws-Vlaams woord.
Eind april hadden ruim 500 Zeeuwen gereageerd. Een mooie score voor de eerste vragenlijst. Ook in de andere provincies was de lijst een succes. Groningen en Drenthe hadden ongeveer 900 invullers, Noord-Brabant bijna 1.200. Wat de Zeeuwse enquête betreft, blijkt dat iets meer vrouwen dan mannen de moeite namen om de vragenlijst te beantwoorden (ongeveer 40% mannen tegenover 60% vrouwen). De leeftijden variëren tussen 20 en 90 jaar oud. De jongste invullers zijn geboren in 1994, de oudste in 1924. Iets meer dan de helft van de invullers is tussen 50 en 70, iets minder dan een kwart tussen 30 en 50. Eén achtste is tussen de 70 en de 90 jaar oud. In de enquête werd onder andere gevraagd naar woorden voor iemand die niet stil kan zitten, voor dadelijk, een beetje, een aardappel enzovoort. Ook werd naar aanleiding van een scriptieonderzoek gevraagd hoe men tegenover het gebruik van dialect in de zorg staat en welke woorden en uitdrukkingen er bestaan rond geboorte, huwelijk en dood.
Het woord oom is een West-Germaans woord dat in eerste instantie vermoedelijk enkel familieleden aan moederskant aanduidde. Noom of nome is een bijvorm die ontstaan is uit de verbinding met bijvoorbeeld een of mijn, een woord dat op -n eindigt. De -n van ‘een’ of ‘mijn’ kan gemakkelijk verspringen naar het daaropvolgende woord dat met een klinker begint. Zo ontstond deze bijvorm. Hetzelfde geldt voor het Zeeuws-Vlaamse (en uiteraard Vlaamse) woord nonkel. In het Engels en frans hoor je uncle en oncle. Ook hier is door een verbinding met een woord dat op –n eindigt de vorm nonkel ontstaan. Net als oom is oncle verwant met het Latijnse avunculus ‘grootvader’ en zou het oorspronkelijk net als oom ‘oom langs moederszijde’ hebben betekend.
Nieuwe dialectwoorden hebben het moeilijk
Een eerste voorlopige resultaat werd eind maart na ongeveer 200 antwoorden via de pers verspreid. Het ging in dit geval over de woorden voor ‘iemand die niet stil kan zitten’. De kaart en de bijbehorende commentaar bij woorden als wemelkont en remelteste kunt u vinden op de website www.zeeuwseklapbank.nl. Enkele vragen in de enquête behandelden namen voor vader, moeder, tante, oom, neef en nicht, zwager en schoonzus. Deze begrippen leveren uiteraard niet zoveel verschillen op als ‘iemand die niet stil kan zitten’. Maar toch blijken ook hier weer verschillen binnen Zeeland. Dat men in Zeeuws-Vlaanderen wel eens vaker aanleunt bij de Vlaamse buren, blijkt uit het gebruik van schoonbroer voor zwager, dat vrijwel uitsluitend in Zeeuws-Vlaanderen opgetekend wordt (het wordt heel zelden ook gebruikt in Zuid-Beveland). Dat geldt ook voor het woord kozijn als naam voor de neef. Het wordt slechts zes keer genoemd, maar enkel in Zeeuws-Vlaanderen.
Zeeuws Erfgoed
Het woord tante heeft in het Nederlandse taalgebied de oudere vorm moeie helemaal verdrongen. In de dialecten wordt moe of moeie nog wel eens gehoord. Dat blijkt ook in Zeeland. Moei was oorspronkelijk eerst de naam voor de zuster van de moeder. Later werd het ook de naam die men aan de vrouw van de oom gaf. Het was een woord uit de kindertaal dat niets anders betekent dan moedertje. Tante is ontleend aan het frans. De oudere vorm was ante, te vergelijken met het Engelse aunt. Het franse ante vindt zijn oorsprong in het Latijnse amita dat ‘zuster van de vader’ betekent en verwant is aan amare dat liefhebben betekent. De betekenis van amita is dus eigenlijk de beminde. ‘Nieuwe’ dialectwoorden Behalve naar deze verwantschapsnamen werd ook gevraagd naar ‘nieuwe’ woorden in de dialecten. Als voorbeelden werden juunbuuze ‘frikandel speciaal’ en wrieftelefoon ‘smart-phone’ gegeven. Dat nieuwe dialectwoorden het moeilijk hebben, blijkt uit de antwoorden. Van de 400 invullers waarop de kaartgegevens zijn gebaseerd (15 april 2014) kennen 140 mensen het woord juunbuuze, maar slechts een 30-tal mensen gebruikt het woord effectief. Een 10-tal mensen kent ook juunpuupe.
12 juni 2014 | 02
% % % %
%
%% % % %%% %
% % %
%
% %
% %
% % % %
% % % % % % % % %% % % % % % % % % % % % %% % %% % % % % % % % % % %% % % % % % % % % %% % % %% % % % % %% % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % %
%
%
%
%
Voor de wrieftelefoon zijn de cijfers nog lager. 114 mensen kennen het woord, slechts een 20-tal gebruikt het. De vraag naar andere nieuwe woorden leverde enkele woorden op voor de tablet, die vergelijkbaar zijn met die voor de smartphone: wriefdink, striekiezder, vrievert, wriefplankie, wriefplateau, wrieftegel. Andere unica zijn stuufkoe voor de creamer bij de koffie, een knetterbiele voor een elektrische zaag en plakglaesjes voor lenzen. Ook het woord tunnelen voor ‘reizen door de tunnel’ werd genoemd. In de tweede enquête vragen we u weer een heleboel nieuwe dingen, zoals enkele namen voor bloemen en dieren, uw weetjes rond schrikaanjagende geesten zoals oosjepik, en nog veel meer.
Zeeuws Erfgoed
Helpt u ook voor deze tweede enquête mee om de kaap van vijfhonderd deelnemers te bereiken? Surf dan naar www.hetverhaalvanhetzeeuws.nl en beantwoord de vragen. Bent u geen Zeeuw maar een Groninger, Drent of Brabander, dan kunt u terecht bij hetverhaalvanhetbrabants/drents of gronings. Veel succes en alvast bedankt om mee te doen.
www.hetverhaalvanhetzeeuws.nl
13 juni 2014 | 02
Zeeuwse sporen overzee: Cochin Cochin was het belangrijkste Nederlandse bezit in India. De stad aan de Malabarkust was eeuwenlang het centrum van specerijenhandel, een handel die zelfs terugvoert tot de Romeinse tijd. Maar de stad telt ook Zeeuwse sporen en er zijn zelfs Indiase sporen in Middelburg. protestantse eredienst werd ingezet. Bestaande huizen van de Portugezen werden verbouwd, maar daarnaast kwam er ook veel nieuwbouw. Deze huizen hadden kenmerkende ramen met luiken en waren goed aangepast aan het lokale tropische klimaat. Daarnaast bezaten veel huizen een heuse klap- of kletsbank, waar buren elkaar konden treffen en de bewoners vanaf de namiddag, als de zon ging liggen en de zaken waren gedaan, het leven in de slaperige stad konden observeren. De vele bomen die ook tegenwoordig nog in het fort staan waren eveneens een Nederlandse toevoeging.
Als zeevarend gewest heeft Zeeland veel sporen achtergelaten in de wereld. Geen wonder dat Zeeuwen ook actief waren in een van de belangrijkste handelsgebieden ter wereld: de Malabarkust van India. Al in de antieke oudheid werd daar handel gedreven door Chinezen, Arabieren en Romeinen. De rijkdom aan specerijen als peper en kaneel in het vruchtbare achterland werkte als een magneet op veel landen en volken. Met de komst van apostel Thomas in het jaar 52 na Christus werd ook het christendom geïntroduceerd, vele eeuwen voor het in Europa voet aan de grond kreeg. De joodse aanwezigheid gaat terug tot de val van de tweede tempel 2.500 jaar geleden en ook de islam is direct na het ontstaan op het Arabische schiereiland in de zevende eeuw naar de Malabar in India meegevoerd. De Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama zette in 1498 als een van de eerste Europeanen voet aan wal en koloniseerde het gebied voor Portugal. Hij doorbrak daarmee het handelsmonopolie van de Arabieren en legde de basis voor het Portugese wereldrijk. De rijkdommen van het gebied trokken ook andere Europese landen aan. In 1661 wist de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) het fort van Cochin te veroveren. Vervolgens zou de stad tot 1795 Nederlands blijven. Zeeland had als tweede Kamer van de VOC een voornaam aandeel in de koloniale betrekkingen met Cochin. De stad had tussen 1770 en 1781 zelfs een Middelburgse bestuurder, commandeur Moens, die verantwoordelijk was voor herstelwerkzaamheden aan het fort. In 1795 kwam het in bezit van de Britten die het de laatste honderdvijftig jaar, tot aan de onafhankelijkheid van India in 1947, in bezit hielden. In de Nederlandse tijd werd fort Cochin verkleind, waarbij de zeven bastions werden vernoemd naar de Zeven Provinciën. Van deze bastions zijn alleen de resten van bastion Zeeland nog zichtbaar onder het Bisschopshuis. Ook werden door de Nederlanders alle kerken gesloopt, op de Sint-franciscuskerk na, die voor de
Zeeuws Erfgoed
De daadwerkelijke handel werd vooral uitgevoerd in Matancherry, de bij het fort gelegen autochtone handelsstad. Hier verbleef ook de radja (koninklijk of prinselijk heerser) van Cochin, in Matancherry Palace. Dit gebouw werd later ook wel het Dutch Palace genoemd, omdat de Nederlanders het voor hem verbouwden. In Matancherry woonde eveneens de machtige en invloedrijke joodse gemeenschap, die vandaag de dag bijna is uitgestorven en nog maar vijftig leden telt. In dit stadsdeel staan tevens nog diverse huizen die naar de Nederlandse tijd verwijzen. Omgekeerd zijn er ook ‘Indiase invloeden’ aan te wijzen in Zeeland. Naast de algemene VOC-overblijfselen in Middelburg (oude pakhuizen, woning opper-equipagemeester) zijn er nog enkele specifieke dingen die aan de band met India herinneren. In de meest algemene zin de beschikbaarheid en vanzelfsprekendheid van specerijen als peper. Peper was toentertijd een letterlijk peperduur handelsgoed en tevens de raison d’etre van de Nederlanders aan de Malabarkust. Cochin was vanwege dit Nederlandse handelsmonopolie na Batavia en Colombo de derde VOC-stad. De huisnamen in Middelburg kunnen bijvoorbeeld een verwijzing zijn naar plekken waarmee men handel dreef. Hoewel er geen huis Cochin of Malabar (meer?) is, is er nog wel een huis dat ‘De Cust van Coromandel’ heet, genoemd naar het zuidelijk deel van de oostkust van India (Singelstraat 31). Ook het pand genaamd ‘De Oliphant’ (Kinderdijk 84) doet een link met India vermoeden, aangezien de olifant het meest prestigieuze lastdier in en statussymbool van dat land is. Een bijzonder en tastbaar stukje India werd enige tijd geleden ontdekt door cultureel antropoloog Bouke van der Pol. Het betreft een schilderij in de collectie van het Zeeuws Museum, een klein portret van Ezechiël Rabby, een vooraanstaande jood uit Cochin. Dit portret werd door de eerdergenoemde Zeeuwse commandeur Moens opgestuurd naar het Zeeuws Genootschap om hen te informeren over de joden in Cochin. Rabby was voor de VOC onmisbaar als tolk in de gesprekken met de radja van Cochin. Bouke van der Pol heeft in 2009 een kopie meegenomen naar Cochin, waar het nu ook in de Pardesi Synagoge in Matancherry hangt.
14 juni 2014 | 02
< Restanten van bastion Zeeland van het oude Nederlandse fort onder het Bisschopshuis
Een oud Nederlands huis met stoep en klapbank aan Burgher Street (Burgerstraat) in het fort.
In het kader van het gemeenschappelijk cultureel erfgoedbeleid is er vanuit het Rijk speciale aandacht voor de Nederlandse nalatenschap in India, met bijzondere nadruk op Cochin. In 2012 heeft SCEZ-adviseur David Koren onderzoek gedaan naar de perspectieven van het Nederlandse erfgoed aldaar.
Zeeuws Erfgoed
Portret van Ezechiël Rabbij (foto Zeeuws Museum).
15 juni 2014 | 02
De Pardesi Synagoge in Matancherry, de autochtone handelsstad bij fort Cochin (foto’s David Koren).
Boston in Zeeuws-Vlaanderen Een lezeres stuurde deze opname van bijna honderd benen fiches die in haar familie bewaard zijn gebleven. Ze hoorden bij het kaartspel Boston dat in het café van haar overgrootvader werd gespeeld.
Café Het café bevond zich tot ongeveer 1940 op de Mettenijedijk in Nieuwvliet. De fiches hoorden, zo was in de familie overgeleverd, bij een spel dat in het café werd gespeeld. Iemand anders wist haar te vertellen dat de fiches betaalmiddelen waren in het kaartspel Boston. Elke fiche staat met zijn vorm voor een bepaalde waarde. Amerikaanse vrijheidsstrijd Nader onderzoek leert ons dat Boston als kaartspel reeds in het begin van de negentiende eeuw bekend was. Het wordt in een tweetal Nederlandse uitgaven over kaartspelen uit 1810 vermeld. Het spel is vermoedelijk in frankrijk ontstaan. Het werd naar de Amerikaanse stad Boston genoemd en dat was niet toevallig. De termen die in het spel worden gebruikt, slaan op het beleg van deze stad door Amerikaanse milities aan het begin van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783). Toen kwamen de koloniën, die later de Verenigde Staten van Amerika zouden vormen, in opstand tegen het moederland Groot-Brittannië. Ze vormden een alliantie met frankrijk. Boston was al voor het uitbreken van de oorlog een revolutionair centrum en vormde het beginpunt van de onafhankelijkheidsstrijd. Koloniale troepen omsingelden de stad in april 1775. Boston werd op dat moment door de Britten bezet. Het beleg duurde bijna een jaar. De Britse troepen ontvluchtten Boston op 17 maart 1776. Het kaartspel Boston werd een variant op het in de achttiende eeuw populaire Whist, in België nog altijd bekend als wiezen. Daarmee werd Boston een voorloper van het bridgespel zoals we dat nu kennen. Spelers van Whist konden niet bieden, maar bieden maakte wel deel uit van het Bostonspel. Volgens een handboek van kaartspelen uit 1810 kon Boston op vijf manieren worden gespeeld.
Zeeuws Erfgoed
De termen verwijzen naar de onafhankelijkheidsstrijd: klein Boston, groot Boston, klein Independence, groot Independence en Miserij (ellende). Buitenland Spelletjes zijn van alle tijden en het is niet moeilijk om er een hele reeks op te noemen die Zeeuwen vroeger speelden. Dat varieert van ook elders voorkomende kaartspelen tot en met slabberjan en pot en bure, spelletjes die vaak specifiek met Zeeland worden geassocieerd. Net als andere aspecten uit de volkscultuur blijken spelletjes vaak minder streekgebonden dan we in eerste instantie geneigd zijn te denken. Het slabberjanspel bijvoorbeeld, dat als een typisch Zeeuws spel wordt beschouwd, kent equivalenten in Italië, Duitsland en Scandinavië. Sommige uitdrukkingen en ook afbeeldingen op speelstukken in het buitenland komen overeen met het slabberjan zoals dat in Zeeland wordt gespeeld. Verdwijnend cultuurgoed Hoe een van oorsprong vermoedelijk frans spel met een historische achtergrond uit Amerika in een café in Nieuwvliet terechtkwam? Dat blijft gissen. Mogelijk kwam het mee met de franse soldaten, die in 1794 StaatsVlaanderen hadden bezet. Maar het is ook niet ondenkbaar dat migranten uit frankrijk het spel hier introduceerden. Eenmaal bekend zal het ongetwijfeld in veel meer Zeeuwse cafés en huiskamers zijn gespeeld. Vandaag de dag dreigen veel van deze oude spelletjes uit ons collectief geheugen te verdwijnen. Dankzij een zakje fiches is Boston in Zeeland bewaard.
De bewaard gebleven benen fiches van het kaartspel Boston uit het café in Nieuwvliet.
16 juni 2014 | 02
SCEZ partner in Europees maritiem project Sinds begin dit jaar is de SCEZ partner in het project ‘Maritime Heritage Skills’. Dit Europese clusterproject brengt twee maritieme projecten samen, waarbinnen de afgelopen jaren is gewerkt aan het behoud en beheer van maritiem erfgoed in het 2 Zeeën-gebied - het Kanaal en de Noordzee.
De kickoff meeting vond plaats in Gravelines (Noord-frankrijk), waar een replica van een zeventiende-eeuws oorlogsschip wordt gebouwd.
Rijk maritiem verleden In het verleden hebben de regio’s binnen het 2 Zeeëngebied een belangrijke bijdrage geleverd aan de nationale economieën van de desbetreffende landen. Als gevolg van een lange maritieme geschiedenis van samenwerken en samen handel drijven waren de maritieme vaardigheden die ontstonden grotendeels dezelfde. Het maritieme karakter van de kustgebieden weerspiegelt zich dan ook in het rijke maritieme erfgoed van het gebied. Dit blijkt onder andere uit de grote verscheidenheid aan historische scheepswerven en karakteristieke schepen en boten. Gelukkig wordt dit erfgoed meer en meer gewaardeerd door zowel de overheden als de bewoners en bezoekers van deze regio’s. Grensoverschrijdende samenwerking Binnen de voorafgaande maritieme projecten, te weten ‘Traditional Maritime Skills’ en ‘Heroes 2C’ hebben de toenmalige partners gewerkt aan het behoud van maritiem vakmanschap in de vier landen uit het 2 Zeeën-gebied. In een tijd dat de belangstelling voor historische scheepsbouw toeneemt, maar de specifieke kennis en deskundigheid van de traditionele scheepsbouwvaardigheden dreigt te verdwijnen, was deze internationale samenwerking zeer welkom; binnen beide programma’s konden uitgebreide trainingprogramma’s ontwikkeldworden, waarbij de partners uitgebreid ideeën en informatie met elkaar uitwisselden. De doelgroep bestond met name uit jongeren en personen die deelnemen aan re-integratietrajecten. Projectdoelstellingen Het clusterproject ‘Maritime Heritage Skills’ heeft als doel om met behulp van de resultaten van de twee voorgaande projecten een nieuw trainingsprogramma samen te stellen, waarbij afzonderlijke trainings-
Zeeuws Erfgoed
niveaus worden onderscheiden. Vervolgens zal dit nieuwe trainingsprogramma bij een brede maritieme doelgroep onder de aandacht worden gebracht. Tevens zullen de projectpartners de toekomstige veranderingen en uitdagingen binnen de maritieme erfgoedsector in kaart brengen en analyseren. Aan de hand van deze resultaten zal dan een strategische toekomstvisie opgesteld worden, waarmee alle voor de sector relevante belanghebbenden en beleidsmakers geïnformeerd kunnen worden. Clusterpartners Binnen het clusterproject wordt samengewerkt tussen zes partners uit het 2 Zeeën-gebied: Association Tourville in frankrijk, Cornwall Marine Network en New Medway Steam Packet Company in Engeland, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) in Vlaanderen en de Provincie Zeeland en de SCEZ in Zeeland. Tevens zijn een drietal zogenaamde geassocieerde partners aan het project verbonden, die specifieke kennis in het project inbrengen. Het project ‘Maritime Heritage Skills’ wordt volledig gefinancierd door het Interreg 2 Zeeën-programma, dat deel uitmaakt van het Europees fonds voor Regionale Ontwikkeling (EfRO). Maritiem evenement Bestuurders, beleidsmakers, belanghebbenden en geïnteresseerden in de maritieme erfgoedsector worden binnenkort voor een maritiem evenement uitgenodigd. Tijdens dit evenement, dat in september of oktober in Vlaanderen of Zeeland zal plaatsvinden, zullen de eerste projectresultaten gepresenteerd worden. Meer informatie over het project ‘Maritime Heritage Skills’ kunt u vinden op de websites van de SCEZ (www.scez.nl/mhs) en het Interreg IVa 2 Zeeën programma (http://www.interreg4a-2mers.eu).
17 juni 2014 | 02
De meerwaarde van kerken voor krimpgebieden West-Zeeuws-Vlaanderen is een regio die krimpt qua bevolking, maar die ook rijk is gezegend met religieus erfgoed. Zo telt de gemeente Sluis meer dan veertig kerken. Het project ‘Kerk, Krimp en Kans’ richt zich op de extra betekenis die kerken kunnen hebben voor een regio die krimpt. karakteristieken van de regio te behouden en het liefst nog verder in de schijnwerper te zetten. Kerken zijn bij uitstek karakteristiek en beeldbepalend voor menig stad en dorp. Een specifieke bijzonderheid van de situatie in Sluis is dat de meerderheid van de kerken in de gemeente Sluis dateert uit de wederopbouwperiode (1940-1970). De aandacht voor architectuur en stedenbouw uit deze periode is een tweede prioriteit van het Rijk binnen de VER. Een andere belangrijke aanname is dat kerken de potentie bezitten in concrete mate bij te dragen aan leefbaarheid, namelijk als centrale plek waar voorzieningen worden gebundeld. Op deze wijze kunnen kerken breder inzetbaar worden, in een dienstbare rol aan de samenleving. Het kunnen bijvoorbeeld plekken worden waar een sociaal-medisch centrum of dorpshuis gehuisvest wordt, waar lokale verenigingen of maatschappelijke organisaties samenkomen of waar zelfs werkplekken voor ZZP-ers worden gecreëerd. Daarnaast vervullen kerken een eigenstandige rol voor de ‘geestelijke gezondheidszorg’ van inwoners. Ook vanuit die optiek zou het onwenselijk zijn als er in de ene kern geen enkele kerk open zou blijven, terwijl er in de andere kern door gebrek aan afstemming wel alle kerken zichtbaar en aanwezig blijven. Een evenwichtige spreiding van kerken - een voorziening als zodanig - maar ook ten behoeve van de identiteit van de verschillende kenen, is daarbij van groot belang. De gemeente Sluis heeft te kampen met een afname van de bevolking. Tegelijkertijd komen er steeds meer kerken (en andere erfgoedlocaties) leeg te staan. Dit betekent een dubbel probleem, omdat bevolkingskrimp en het wegvallen van bijzonder erfgoed elkaar zelfs in negatieve zin kunnen versterken. De ruimtelijke kwaliteit verslechtert dan, waardoor de leefbaarheid (verder) onder druk komt te staan. Het Rijk heeft in de Visie Erfgoed en Ruimte (VER) beleid voor cultureel erfgoed geformuleerd voor de periode 2011-2015. Dit beleid bevat vijf speerpunten, waaronder het thema bevolkingsontwikkeling in relatie tot erfgoed. Het op peil houden van de leefbaarheid is een cruciaal punt als het gaat om het begeleiden van krimp. Het voorkomt ten eerste de bovengenoemde negatieve spiraal. Mogelijkerwijs kan vanuit het verbeteren van de leefbaarheid zelfs een positieve impuls uitgaan richting de bevolkingsdaling. Bovendien wijzen recente studies uit dat aantrekkelijk wonen in krimpgebieden prima kan. Voorwaarde is dan dat de leefbaarheid van de woonomgeving overeind blijft en dat de regio een positief imago blijft houden. Dit onderstreept eens te meer de noodzaak
Zeeuws Erfgoed
Het project ‘Kerk, Krimp en Kans’ is begin 2014 gestart en bestaat uit drie fases: een onderzoeksfase, een activiteitenfase en een business case-fase. De onderzoeksfase is nagenoeg afgerond. Alle kerken in de gemeente Sluis zijn onderzocht op technische staat, op behoudsperspectief en op cultuurhistorische waarde. In het kader van het laatstgenoemde onderzoek zijn zelfs alle wederopbouwkerken in Zeeland onderzocht. Dit is gedaan om een kader te scheppen waartegen de wederopbouwkerken in Sluis kunnen worden afgezet. Kerken uit deze periode zijn nimmer onderzocht en allemaal vogelvrij. Daarnaast zal er ook nog een financiële doorlichting plaatsvinden en een onderzoek naar de kernen waarin de kerken zich bevinden. Waar liggen de kansen en wat is de vraag en het aanbod in de verschillende kernen? In de tweede fase zullen er een aantal activiteiten plaatsvinden om de kerken in de belangstelling te plaatsen en verder te onderzoeken waar kansen zijn om tot een nevenbestemming (extra functie naast het kerkelijk gebruik) of een herbestemming (volledig nieuw gebruik) te komen. Voorbeelden zijn een ‘speeddate’-sessie met ondernemers, debatavonden met de bevolking,
18 juni 2014 | 02
Exterieur en interieur van de PKN kerk van Breskens, een van de bijzondere wederopbouwkerken in de gemeente Sluis. De kerk is gebouwd tussen 1947 en 1952 naar ontwerp van architect A. Eibink.
een kookproject en een moedercafé. Tegelijkertijd gaat de gemeente Sluis - op basis van de uitkomsten van de verschillende onderzoeken - in deze fase werken aan een zogenaamd ‘kerkenboek’. Dit is een soort beleidsdocument waarin de gemeente haar prioriteiten ten aanzien van religieus erfgoed vastlegt. Het betreft een politieke afweging op basis van objectieve informatie die overigens al moeilijk genoeg met elkaar te combineren valt. Want wat te doen met een kerk die cultuurhistorisch heel waardevol is, maar technisch heel slecht, waardoor de kosten om deze te hergebruiken heel hoog zijn? En zou een gemeente wel in een kerk moeten investeren waarvan het publieke draagvlak heel laag is?
nevenbestemming en voor een herbestemming. Idealiter vormen beide casussen weer inspiratie voor de vele andere kerken die in Zeeland wachten op een nieuwe toekomst. Door alle informatie op tafel te krijgen wordt het in ieder geval mogelijk beleid te gaan maken en proactief te handelen om het religieuze erfgoed, maar ook de regio als zodanig, weer nieuwe perspectieven te bieden.
Kerk, Krimp en Kans. Religieus erfgoed als impuls voor westelijk Zeeuws-Vlaanderen
In de derde fase, welke van start gaat aan het einde van dit jaar en door zal lopen tot 1 april 2015, zal er gewerkt worden aan een concrete business case voor een
Zeeuws Erfgoed
Het is daarbij van belang dat er zoveel mogelijk wordt aangesloten bij kansrijke ontwikkelingen in de regio, zoals het (culinaire) toerisme, de wens tot herstructurering van het voorzieningenniveau en de kansen op het gebied van wellness en zorg. Informatie over de verschillende onderzoeken die gehouden zijn en de uitkomsten daarvan, kan gevonden worden op de website van de SCEZ.
www.scez.nl/kerkkrimpenkans
19 juni 2014 | 02
Archeologisch nieuws Vrijdag 25 april werd Dicky de Koning door burgemeester Jaap Gelok van de gemeente Borsele benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau voor haar verdiensten voor de Zeeuwse archeologie. Dicky is al sinds jaar en dag een zeer betrokken en deskundige vrijwilliger bij de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN), afdeling Zeeland, en voor de SCEZ van grote waarde.
‘Aanschouwelijke’ cursus prehistorisch vuursteen De SCEZ verzorgde op de dinsdagen 8 en 15 april de cursus ‘Vuursteen uit de prehistorie’ in haar eigen onderkomen Het Schuitvlot. De tweedaagse cursus, waaraan werd deelgenomen door negen cursisten, werd gegeven door adviseur archeologie Hans Jongepier. Tijdens de cursus is aan de hand van literatuur en een presentatie ingegaan op de vervaardiging en het gebruik van vuurstenen voorwerpen in de steentijd. Diverse vuursteenvondsten uit Zeeland, opgeslagen in het Zeeuws Archeologisch Depot, konden ter plekke worden bekeken. Deelnemer J. Meulmeester uit Middelburg toonde een groot deel van zijn collectie vuistbijlen en afslagen, die hij in de winter van 2007-2008 heeft gevonden bij een grindsorteerbedrijf in Vlissingen. Deze zijn afkomstig uit de Noordzeebodem bij de Engelse kust en zijn in gebruik geweest bij Neanderthalers.
Robert van Dierendonck (SCEZ) startte het lezingenprogramma met de laatste stand van het onderzoek van het rituele depot van Grijpskerke-Kievitshoekweg (late ijzertijd), waarvan het rapport dit jaar zal verschijnen en waarover vele nieuwe aspecten konden worden belicht. Amateurarcheoloog Dicky de Koning-Kastelein (AWN) ging vervolgens in op de resultaten van het aardewerkonderzoek van een andere vindplaats in Grijpskerke, namelijk Hof Ravestein. De achttiende-eeuwse afvaldump uit een vijver op het erf van het hof zal eveneens dit jaar in rapportvorm worden afgerond, maar de belangrijkste data zijn al opgenomen in het op 14 maart gepresenteerde publieksboek over Hof Ravestein, waarop men op de ZAAD kon intekenen. Wouter Dhaeze (Stad Oudenburg) sloot het ochtendprogramma af. Hij bracht de verdediging van de Romeinse kust aan weerszijden van de Noordzee voor het voetlicht. In zijn betoog bepaalde hij ook de positie van de castella van Aardenburg en Oudenburg hierin.
Vijftiende Zeeuwse AmateurArcheologen Dag gevierd Zaterdag 15 maart is het derde lustrum van de Zeeuwse AmateurArcheologen Dag of ZAAD stijlvol gevierd in de Oude Dormter, de voormalige slaapzaal van de monniken in de Abdij van Middelburg. Na de inschrijving en inloopkoffie verwelkomde dagvoorzitter Ron Wielinga (AWN) de 72 deelnemers die uit Zeeland en West-Brabant naar Middelburg waren afgereisd.
Tijdens de lunch haalden de aanwezigen vele contacten aan en deelden gegevens, waarbij ook de stand van de landelijke AWN en de boekverkoop van AWN-Zeeland ruimschoots werden bezocht. Ondanks de berichtgeving hierover konden geen nieuwe bezoekers worden
Bernard Meijlink (WAD) geeft tijdens zijn lezing aan dat er nog een omvangrijk en niet onderzocht pakket bewaard is gebleven in het opgegraven deel van de ringwalburg van Middelburg-Bachtensteene.
Dicky de Koning-Kastelein overhandigt exemplaren van voorlopige rapporten van Grijpskerke-Hof Ravestein aan bij het project betrokken personen (foto’s Niek Beeke, AWN).
Zeeuws Erfgoed
20 juni 2014 | 02
verwelkomd bij het middagprogramma, waarvoor in het kader van het weekthema ringwalburgen van de Canon van Zeeland (www.zeeuwseankers.nl) twee lezingen waren geprogrammeerd. In de eerste daarvan toonde Pieterjan Deckers (Vrije Universiteit Brussel) zijn resultaten van het heronderzoek van de strandvondsten van Domburg en betoogde dat de vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting Walichrum een langere looptijd kende met vondsten uit de Arabische en Slavische wereld. Bernard Meijlink (WAD) onthulde een aantal aspecten van de recente onderzoeken in de ringwalburgen van Domburg en Middelburg. Voor deze burgen zijn er toch sterke aanwijzingen dat er al bewoning moet zijn geweest toen ze werden aangelegd. Tussen deze beide lezingen deed Bas Chamuleau (AWN)
een niet geheel geslaagd experiment met zijn tweesporenlezing over de mislukte inpolderingen van de Bathpolders, waarvan hij resten had ontdekt in het Verdronken Land van Zuid-Beveland. Bij de afronding van het programma dankte Ron Wielinga namens de AWN-Zeeland en de andere aanwezigen Robert van Dierendonck voor zijn initiatief tot de ZAAD en zijn inzet bij de organisatie van de voorgaande dagen. Mede dankzij de goede zorgen van de medewerkers van de Provincie Zeeland sloot de vijftiende ZAAD af met heerlijke hapjes en drankjes die door de Provincie werden aangeboden. De zestiende ZAAD zal plaatsvinden op zaterdag 14 maart 2015.
Uit Zeeuwse bodem
Zeventiende-eeuwse huisplaats, aangetroffen aan de Omloopsweg bij Haamstede.
SCHOuWEN-DuIVELAND Zeventiende-eeuwse huisplaats bij Haamstede De SCEZ verrichtte op 26 maart archeologische waarnemingen na een vondstmelding door de heer P. Dorst (Bureau Ruimte & Groen Borssele) van een grote concentratie baksteenpuin en aardewerkfragmenten. Deze bevond zich in een nieuw gegraven waterpartij langs de Omloopsweg bij Haamstede; in een lange strook langs de Recreatieverdeelweg ten noorden van Haamstede worden grootschalige ontgrondingen uitgevoerd voor natuurontwikkeling. Er was een concentratie baksteenpuin zichtbaar met een lengte van minimaal 8 meter en een breedte van minimaal 5 meter. In de lengte liep het spoor nog door tot onder een pad met rijplaten, dat in verband met de afvoer van grond voorlopig niet kon worden weggegraven. Tussen het puin bevonden zich hier en daar aardewerk- en steengoedfragmenten, dierlijke botresten en dakpan- en plavuisfragmenten. De archeologische resten bevonden zich op 0,5 meter beneden maaiveld. De aardewerkvondsten dateren uit de zeventiende eeuw. Een plavuis had de afmetingen 14,5 x 14,5 x 2 centimeter.
Zeeuws Erfgoed
De bakstenen bestonden uit fragmenten rode en gele kloostermoppen en ijsselstenen. Het formaat van de kloostermoppen bedroeg ? x 14 x 7,5 centimeter; dat van de ijsselstenen 18,5 x 9 x 4,5 centimeter. De moppen dateren op grond van de afmetingen oorspronkelijk uit de late middeleeuwen (veertiende/ vijftiende eeuw), maar gezien de aanwezigheid van zeventiende-eeuws vondstmateriaal en ijsselstenen, die eveneens uit de zeventiende eeuw dateren, zal het bij de moppen om hergebruikt bouwmateriaal gaan. Er waren geen bakstenen in verband gemetseld; er waren dus geen funderingsresten meer aanwezig. Zeer waarschijnlijk betreft het toch een huisplaats uit de zeventiende eeuw en niet een stort van baksteenpuin, daar er ook andere categorieën vondstmateriaal vertegenwoordigd waren. Ten zuiden van het puin bevond zich bovendien een donker spoor van circa 7 x 5 meter met een zwarte kleiige vulling: een cultuur- of leeflaag. Op kaarten uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw is ter plekke van het onderzoeksgebied geen bebouwing weergegeven.
21 juni 2014 | 02
Walcheren Karolingische munten bij Brigdamme De heer W. Moekotte uit Middelburg vond enige jaren geleden drie Karolingische muntjes op een akker bij Brigdamme. Zijn vader toonde de munten op 11 februari in Het Schuitvlot. Het zijn drie exemplaren van een denarius van Lodewijk de Vrome uit de periode 814-840 na Chr. Deze munten zijn bekend van nog een klein aantal andere plaatsen in Zeeland. Het gaat dan om twee vindplaatsen bij Domburg, een bij Middelburg en een bij Kapelle (determinatie Karel-Jan Kerckhaert, SCEZ). Karolingische munt uit de omgeving van Brigdamme; de diameter bedraagt 1,9 centimeter.
Zegelstempel uit Arnemuiden De heer P. Pinxteren uit Kloetinge meldde de vondst van een bronzen zegelstempel. Hij vond het in stortgrond in Middelburg, maar deze grond was waarschijnlijk afkomstig uit Arnemuiden. De afbeelding van het stempel toont een kruis in een vierkant en een randtekst, die niet goed leesbaar is. De diameter van het voorwerp is 24 millimeter, de hoogte 28 millimeter. Het stempel is voorzien van een hangoog en dateert waarschijnlijk uit de vijftiende/ zestiende eeuw. Zegelstempel uit (waarschijnlijk) Arnemuiden, datering vijftiende/zestiende eeuw (foto P. Pinxteren).
Zeeuws-Vlaanderen Beerput Fort Impérial of Fort Willem I Breskens In opdracht van waterschap Scheldestromen is door Artefact! in het kader van de dijkversterking in het project Zeeweringen in opdracht van waterschap Scheldestromen een archeologisch onderzoek uitgevoerd in dit fort van de Stelling Breskens. Bij eerdere werkzaamheden was op het binnenterrein van het in 1810 gebouwde fort, in de omgeving bekend als fort Napoleon, een put aangetroffen die bij opgraving een beerput bleek te zijn. In de beerput zijn veel organische resten aangetroffen, onder andere veel kersenpitten. Daarnaast vond men ook glas, aardewerk, een benen mesheft en twee fragmenten van lepels, alles uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Onder de put lag een balk met deuvels, vermoedelijk een hergebruikt stuk constructiehout. De bakstenen constructie van de put is in zijn geheel gelicht en zal in of bij het gebied Waterdunen tentoongesteld worden. Vanaf de put naar het oosten is een profiel van 300 meter lengte bestudeerd. Hierin zijn de sporen aangetroffen van de wal en de gracht aan de oostzijde van het fort, het ravelijn ten oosten daarvan en de gracht van het ravelijn aan de uiterste oostzijde. Binnen het ravelijn is een kuil gevonden, waarvan de randen waren bekleed met vlechtwerk. Nog niet duidelijk is of deze kuil tot de fortfase behoort of dat hij uit een eerdere periode stamt. Opgraving van de beerput van fort Impérial/fort Willem I bij Breskens (foto Artefact!, Kamperland).
Zeeuws Erfgoed
22 juni 2014 | 02
Middeleeuws zegelstempel uit Aardenburg De heer Ph. Legrand uit Oostburg meldde de vondst van een bronzen zegelstempel uit Aardenburg. Hij had het aangetroffen op een akker bij het ‘Driebekje’ aan de oostkant van de stad. In het veld van het stempel is een franse lelie afgebeeld. Rondom staat de naam van de bezitter, maar die is niet goed meer leesbaar. De diameter van het voorwerp is 25 millimeter; de dikte 7 millimeter. Het is voorzien van een draagoog en dateert waarschijnlijk uit het begin van de veertiende eeuw. Laatmiddeleeuws bronzen zegelstempel, gevonden bij Aardenburg.
Romeinse vondsten Hannekenswerve Amateurarcheoloog Jan de Zwart uit Nieuwvliet meldde een aantal oppervlaktevondsten van een terrein bij het verdronken dorp Hannekenswerve, ten oosten van Sluis. Daaronder bevond zich ook een fragment van een terra sigillata-bord met mogelijk een ingekraste letter M. Van het terrein zijn al eerdere Romeinse vondsten bekend, onder andere gedaan door de amateurarcheologen Jan van Hinte en Joop Weij. Het lijkt de moeite waard om dit materiaal eens in samenhang te bestuderen. Naast het Romeinse materiaal vond De Zwart ook laatmiddeleeuwse scherven en een fragment natuursteen. Vondsten uit Sluis De heer J.P. Schoutens uit Retranchement meldde opnieuw meerdere metalen voorwerpen uit de late middeleeuwen. Hij had deze gevonden in stortgrond, afkomstig van rioleringswerkzaamheden in de Nieuwstraat in Sluis. In dezelfde plaats vond hij op de wallen langs de Hoogstraat een groot fragment van een pijpaarden beeldje. fragment van een pijpaarden beeldje, gevonden op de wallen van Sluis.
Vondst melden en archeologisch spreekuur Stel, u doet een archeologische vondst in uw tuin, op het strand, in een bouwput of op een aardappelveld. De Monumentenwet schrijft voor dat u dit moet melden. In Zeeland doet u dat bij de SCEZ. De SCEZ registreert uw ontdekking en slaat de informatie op in het Zeeuws Archeologisch Archief. De vondst blijft uw eigendom, tenzij u deze wilt afstaan. Daarnaast houdt de SCEZ elke eerste dinsdag van de maand een archeologisch spreekuur van 15.30 tot 16.30 uur. Meer informatie op:
www.scez.nl/vondstmelden
Zeeuws Erfgoed
23 juni 2014 | 02
Terugblik op het Museumweekend Het Museumweekend vond dit jaar plaats op 5 en 6 april. De bezoekersaantallen in de Zeeuwse musea wisselden, maar over het algemeen kijken de musea tevreden terug. Een greep uit de speciale activiteiten die zij organiseerden. In Museum De Schotse Huizen in Veere ging met het Museumweekend een nieuw seizoen in een heringericht gebouw van start. Het Walchers Costuum toonde verschillende tradities zoals slabberjannen. Ook konden bezoekers de nieuwe film van Joop Span bekijken, ‘Brieven uit Veere’, over de bezoeken die Nescio in de zomer van 1908 aan Veere bracht. In het Zeeuws Museum in Middelburg konden bezoekers kennismaken met het afgelopen jaar verworven zestiende-eeuwse schilderij ‘De roeping van Mattheüs’, dat wordt toegeschreven aan de Zeeuwse schilder Marinus van Reymerswale. Het museum vroeg zes kunstenaars om het gehavende schilderij met kunstwerken te herdenken. Via flitsrondleidingen leidden gidsen de bezoekers langs de verschillende kunstwerken. Bezoekers van het Bevrijdingsmuseum Zeeland konden militaire voertuigen bezichtigen.
Het Zeeuws maritiem muZEEum in Vlissingen organiseerde lezingen over de ‘fluwelen revolutie’ van 6 april 1572. In Terra Maris was op zondagmiddag striptekenaar Danker Jan Oreel aanwezig. Jeugdige bezoekers maakten samen met hem een stripverhaal over de Rovers van de lage landen. Bij het Bevrijdingsmuseum Zeeland in Nieuwdorp stonden buiten militaire voertuigen opgesteld. Gidsen verzorgden rondleidingen. Het Stadhuismuseum in Zierikzee had historische personages over de vloer. Onder hen burgemeester Mondragon en de achttiende-eeuwse natuuronderzoeker Job Baster, bekend van zijn schelpenbuffet, dat ook in het museum te zien is. Kinderen mochten de helden van toen het hemd van het lijf vragen.
In museum De Burghse Schoole werkte Johan Hendrik van Dale aan zijn woordenboek.
Voor de Burghse Schoole in Burgh-Haamstede luidde dit weekend de start van het seizoen in. De seizoenstentoonstelling ‘Van ganzeveer tot iPad’ is gewijd aan Johan Hendrik van Dale, samensteller van het gelijknamige woordenboek. Van Dale was hoogstpersoonlijk aanwezig. Ook in Sluis stond Van Dale in de belangstelling. Na een wandeling langs zijn standbeeld bezochten belangstellenden onder leiding van een stadsgids de aan Van Dale gewijde verdieping in museum Het Belfort. Het fruitteeltmuseum in Kapelle hield een spreekuur voor bezitters van (streekdracht)kant: ‘Tussen kant en kitsch’. Bezoekers konden hun kant laten beoordelen op onder andere herkomst en originaliteit. Ook verzorgden kantwerksters demonstraties. In het Historisch Museum De Bevelanden in Goes werd een lezing gehouden over de strijd van het franse 271ste Régiment d’Infanterie op Zuid-Beveland in mei 1940.
Job Baster was te gast in het Stadhuismuseum Zierikzee en vertelde kinderen over zijn schelpenbuffet.
Zeeuws Erfgoed
24 juni 2014 | 02
Erfgoededucatie door theater en kunst In de afgelopen maanden zijn leerlingen van het basis- en voortgezet onderwijs op verschillende manieren met het cultureel erfgoed van Zeeland in aanraking gebracht. Dit gebeurde in de vorm van theatervoorstellingen en een internationaal kunstproject. ‘Stormkracht’ door de dRANG Maar liefst 46 ‘Stormkracht’-voorstellingen heeft de Zeeuwse jeugdtheatergroep de dRANG gespeeld voor jong en oud publiek. De voorstelling, gemaakt voor leerlingen uit groep 7 en 8 van basisscholen, was van november 2013 tot en met februari 2014 te zien in het Watersnoodmuseum. De voorstelling maakte deel uit van een arrangement van museumbezoek, wandeling door de omgeving van het museum en de theatervoorstelling voor de basisscholen in Zeeland. Het toneelstuk ‘Stormkracht’ van Patricia Kuipers is bewerkt en geregisseerd door acteur en regisseur Oscar Postema. Vier jonge acteurs geven de toeschouwers een indruk van de ervaringen van drie jonge mensen op de zaterdagavond voordat de dijken op verschillende plekken doorbreken in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant.
dat er iets niet klopt aan de waterstand; de pogingen om mensen in de polders te waarschuwen, maar ook hoe instanties de ernst van de situatie niet juist inschatten. Reacties van het publiek na afloop van de try outs: “Het was precies zoals jullie het vertellen; niemand zag het aankomen”; “bijzonder dat jonge mensen het gevoel dat we kregen in die nacht toen het water eraan kwam, zo goed wisten uit te beelden.” In een interview met Oscar Postema vragen we hem hoe hij werkt met de jeugdige acteurs en hoe zij het vinden om met dit historische onderwerp aan de slag te gaan.
‘Stormkracht’ gaat over de rampnacht van 31 januari op 1 februari 1953. De hoofdpersonen in het verhaal zijn Jan en Sara. Jan is een eenvoudige boerenjongen. Sara droomt van een carrière in Parijs. Samen met Gilles, zoon van de wethouder, gaat Sara op die bewuste avond in 1953 naar een feest. Later op de avond, als het water de polder instroomt, komt Jan op haar weg en weet ze met hem de ramp te overleven.
De groep acteurs bestaat uit vier jongeren van 17 en 18 jaar, waarvan er drie de mbo-opleiding Kunst, Cultuur en Media, richting artiest, volgen in Tilburg. Volgens Oscar vonden de acteurs het onderwerp Watersnoodramp mooi om te spelen en de dramatiek over te brengen op de basisschoolleerlingen. Met 46 voorstellingen was het een uitdaging om niet op de automatische piloot te gaan spelen, maar iedere voorstelling weer gefocust te zijn op het spelen voor weer een nieuw publiek. Dat dit gelukt is, blijkt uit de run op handtekeningen van de mogelijk toekomstige beroemdheden na afloop van de voorstelling en de vele lovende berichten op facebook.
Het drama laat ook zien hoe de reacties van de mensen waren, als geprobeerd wordt om hen te waarschuwen
Op 11 april werd de voorstelling ‘Stormkracht’ ook op film opgenomen (zie foto hieronder).
Gescheiden van huis en haard door de elektrische draad. Wat is jouw vrijheid je waard? (foto’s Ramon de Nennie).
‘De Draad’ door Theaterloods-B Honderd jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog. Theaterloods-B heeft deze oorlog, en de impact hiervan voor Zeeland, als uitgangspunt genomen voor het thema ‘vrijheid’. Theaterloods-B is een Vlissings theaterinitiatief, dat zich richt op leerlingen van het voortgezet onderwijs. Tijdens de Eerste Wereldoorlog plaatste Duitsland een elektrische barrière van 2.000 Volt langs de grens van Zeeuws-Vlaanderen en België. Deze ‘dooden-draad’ moest voorkomen dat de Belgen naar neutraal Nederland zouden vluchten. Dit primitieve ‘IJzeren Gordijn’ moest ook Duitse deserteurs en smokkelaars verhinderen bezet gebied te verlaten. Er vielen door de draad naar schatting 500 doden, vaak door complete onwetendheid over het verschijnsel elektriciteit. Het verhaal ‘De Draad’ is een kort toneelspel over een Zeeuwse moeder en een militair. Een moeder met kind overnacht bij familie in België. Als ze terugkeert naar haar dorp in Zeeuws-Vlaanderen ontzegt een militair, die wacht loopt bij de ‘elektrieken draad’, haar de doortocht. Wat heeft ze ervoor over om haar vrijheid weer te verkrijgen? Try-out 3 april werd de try-out gespeeld voor 160 leerlingen van
Kunstproject ‘Dorp gezonken’ ‘Dorp gezonken’ is een artistiek project van MUS-E Belgium* over de impact van het klimaat op het leven, vroeger en nu. Het project wil kinderen bewust maken van natuurverschijnselen en klimaatveranderingen in hun eigen omgeving en buiten de grenzen van hun leefwereld. ‘Dorp gezonken’ is geïnspireerd door de geschiedenis van de verdronken dorpen in Zeeland. Wat gebeurt er als je een oude sok wekenlang in een kommetje water laat drijven? En een appel? Of een
Zeeuws Erfgoed
havo 3 van de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren in Middelburg. De problematiek van de Eerste Wereldoorlog was tijdens geschiedenislessen besproken. Aan de leerlingen werd van tevoren gevraagd om na afloop van de voorstelling hun mening te geven over hoe het stuk werd uitgevoerd. Op vragen van regisseur Bram Kwekkeboom over ‘De Draad’ werd verbazingwekkend uitvoerig en eerlijk geantwoord. De leerlingen vonden het een boeiend stuk. Ze hadden aanwijzingen en tips om nog meer spanning en afwisseling in het stuk te brengen door de nu niet- zichtbare verminkingen van de militair ook ‘echt’ te laten lijken. Het decor was mooi minimalistisch en vormde ook een fysieke barrière tussen de acteurs en het publiek. De afrastering met een dodelijk voltage werd prachtig uitgebeeld door een rode volgspotachtige verlichting over de draden te laten schijnen. De ‘elektrieken draden’ waren via porseleinen isolatoren bevestigd aan zwarte wachtpostachtige stellingen. Hoe vrij ben jij? De leerlingen kregen stof tot nadenken mee doordat het toneelstuk oorlog en vrijheid als tegenstelling ter discussie stelde. Want, de militair die dacht vrij te zijn door zijn keuze voor de Duitse kant, kreeg een spiegel voorgehouden, en hoe vrij was de Zeeuwse moeder in haar huwelijksrelatie en met haar kind? Hoe vrij zijn wij in onze oorlogsvrije staat en door onze zelfgekozen onvrijheid? Een aanrader, deze voorstelling voor jong en oud.
handgeschreven brief? Het lijkt een gek experiment maar wat zou er gebeuren als het water in de zeeën en de rivieren die ons omringen zou stijgen en alles onder water zou komen te staan? Wat zou er blijven bestaan en wat zou er met man en muis vergaan? Kinderen tussen negen en twaalf jaar uit Brugge en Gent groeven samen met kunstenaars Marieke De Maré en Anneleen De Causmaecker in de geschiedenis van de verdronken dorpen in Zeeland. De natuur is grillig, je weet het maar nooit. Ze wilden op alles voorbereid zijn en
26 juni 2014 | 02
Brugge samen met de kunstaars een bezoek aan Zeeland. Samen met leerlingen van basisschool De Reigersberg uit Rilland bezochten zij het oude Rilland onder leiding van vrijwilligers van de AWN. In de namiddag werd het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk bezocht, waardoor h et historisch kader van het project duidelijk werd. De uitwisseling tussen de kinderen uit drie verschillende provincies aan de Schelde was een belangrijk moment, gezien het grensoverschrijdende karakter van dit artistieke project. De co-creatie van de kinderen en kunstenaars zal uitmonden in een reizende tentoonstelling, die voor het grote publiek te bezichtigen zal zijn in Zeeland en Oosten West-Vlaanderen. Van 11 juni tot het einde van de zomer kan iedereen de expositie van dit project bezoeken in het Watersnoodmuseum te Ouwerkerk.
Leerlingen zoeken met een AWN-gids naar sporen van het oude Rilland.
pakten hun mooiste spullen alvast waterdicht in. Mooie herinneringen hingen ze aan een zeppelin en ze bouwden hun stad na, op een hoge paal. De kunstenaars zorgden voor een uitwisseling van artistiek materiaal in de vorm van geluidsopnames, beeldend werk zoals gipsen constructies, houtskooltekeningen en andere materialen die kinderen verzamelen en waaraan zij een nieuwe betekenis geven. Op vrijdag 31 maart brachten de kinderen uit Gent en
Er wordt bij dit project samengewerkt met Circa in Gent en Erfgoedcel Brugge, de hoofdbibliotheek Gent, Kunsten Amusementcentrum Brugge Plus, de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN), het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk en de SCEZ. *MUS-E Belgium is een platform voor kunstenaars die in co-creatie en vanuit een sociaal engagement hun kunstpraktijk vertalen in artistieke projecten binnen het onderwijs, de vrije tijd en de welzijnssector. Het MUS-E programma is in tien landen aanwezig en maakt deel uit van het MUS-E netwerk van de International Yehudi Menuhin foundation.
200 jaar Provincie Zeeland: Komen, gaan en terugkeren (foto felice Buonadonna voor DNA Beeldbank op www.laatzeelandzien.nl)
Het programma bestaat uit een verzameling van activiteiten, om met Zeeuwen en Zeeuwen uit den vreemde te luisteren, te leren, te lekkerbekken, te ontdekken en te ontmoeten. Het hoogtepunt is een gezamenlijke toast op de provincie en een groepsfoto aan het slot van dit evenement.
Op vrijdagmiddag 18 juli is het Abdijplein van Middelburg de ontmoetingsplek van Zeeuwen, ex-Zeeuwen, toeristen en verder iedereen die belangstelling heeft voor het Zeeuws erfgoed. Het thema ‘vertrekken en terugkeren’ verbindt al deze groepen met Zeeland. Een samenwerkingsverband van het Roosevelt Study Center, het Zeeuws Archief, het Zeeuws Museum, de SCEZ, de Stichting 200 jaar Zeeuws Vlaanderen, de Zeeuwse Connectie en de Provincie Zeeland verzorgen een gevarieerd programma waarin de nadruk komt te liggen op de banden die blijven na vertrek uit de provincie.
Zeeuws Erfgoed
Een greep uit het programma: een Zeeuwse picknick voor familiereünies; de Zeeuwse ‘Mall’ met standjes van musea, erfgoedinstellingen, gemeentes, en streekproducten; het symposium ‘Zeeuwen op trektocht’ over vertrek en terugkeer van emigranten en een toelichting op onderzoek naar verwanten overzee; presentatie van de Zeeuwse koffer uit Canada; vertoning van de film ‘Land van verandering’; de tentoonstelling ‘herinnering’; demonstraties van Zeeuwse volksspelen; het zingen van Zeeuwse Traditionals, liedjes over komen en gaan in dialect; Zeeuwse Verhalen over vertrek en terugkeer; een Zeeuwse Toast en een emigratiecafé voor ontmoetingen met ‘expats’. Het programma is gratis en wordt aangekondigd via www.zeeland.nl en de websites van de betrokken instellingen.
27 juni 2014 | 02
ERfGOEDallerlei De SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Erleyne Brookman, Een storm om een plas water. Yerseke in verzet tegen de afsluiting van de Oosterschelde 1953-1986 Masterscriptie Maatschappijgeschiedenis (Goes: Erasmus Universiteit Rotterdam, 2009) 150 pag.; ill., foto’s, krt. Deze eindscriptie telt vijf hoofdstukken. In ‘kleine kernen, grootse plannen’ wordt een blik op de Yersekse naoorlogse samenleving gegeven. In ‘Yerseke in confrontatie met schaalvergroting’ komt de ontwikkeling van het dorp en het beginnende verzet tegen de Deltawerken aan de orde. De resterende hoofdstukken gaan over belangenbehartigers en actievoerders, de strijd om de Oosterschelde, de totstandkoming van de Oosterscheldekering en de gevolgen daarvan. Met uitgebreide bronnenlijst van archivalia en literatuur, een lijst met afkortingen en bijlage.
Edy Compiet, Taalgids Oost-ZeeuwsVlaams dialect. Land van Hulst, Grensstreek (Hulst, 2013) 194 pag.; ill., tek.; ISBN 978-90-9027708-0. Naast de woordenlijsten die van a t/m z doorheen het gehele boek zijn gebruikt (een lijst voor het Land van Hulst en een lijst voor de Grensstreek) worden ook verhalen uit het Land van Hulst, de stad zelf en de Grensstreek gepresenteerd, meestal in dialect opgeschreven. Frank Deij, Manon Koopman (foto’s), Axelaars (Axel: frank Deij Communicatie, 2013) 506 pag.; ill., foto’s. Een boek van, voor en over Axelaars onderverdeeld in vijf grote hoofdstukken. Het eerste blikt terug op 750 jaar stad, een festiviteit die van 22-29 juni 1963 werd gehouden. Daarna komen de bevrijding en Oranje aan bod. Het vierde hoofdstuk omvat het grootste deel van het boek en is gewijd aan biografische portretten van bekende en minder bekende Axelaars. Manon Koopman voorzag het boek van vele foto’s en beeldmateriaal van het huidige Axel. Johan Geerse, Die?...die is naar Der Boede toe! Van buitenplaats tot zorginstelling en terug ([S.l.]: [Johan Geerse], 2014) 136 pag.; ill., krt., plattegr., tek., foto’s; ISBN 978-94-610-8614-3. Bevat negentien hoofdstukken over onder meer geschiedenis van het buitenverblijf Huize Der Boede, de opening van het verpleeghuis in 1953, de bouw van Ter Poorte, de herten in de tuin, kweek van groente en fruit, personeelsgebrek en nieuwe verbouwingen en gebouwen. Uitgegeven ter gelegenheid van het 65-jarige bestaan van de Stichting Verpleeg- en rusthuizen. Oblong formaat boek met summiere bronvermelding. De bijgeleverde dvd bevat beelden van Huize Der Boede in de jaren vijftig en van sloop- en restauratiewerkzaamheden.
Paul Brusse en Jan Zwemer (red.), Geschiedenis van Zeeland. Deel IV, 18502000 (Zwolle: W-Books, 2014) 352 pag.; ill., tek., grav., krt., foto’s, tab.; ISBN 97890-40-00842-9. Deel IV van het beoogde standaardwerk over de Zeeuwse geschiedenis. Dit laatste deel werd geschreven door redacteur Jan Zwemer, Ad Beenhakker, Willem van den Broeke, frank de Klerk, Lo van Driel en Peter Sijnke. Ook dit laatste deel bestaat uit de zes hoofdonderwerpen: land en water (infrastructuur en Deltaplan); economie (landbouw, visserij, industrialisatie, chemie, toerisme); bevolking en sociale verhoudingen (demografie en moderne ontwikkelingen); politieke verhoudingen (politieke verschuivingen op het platteland); religie (met name katholicisme en bewegingen binnen de gereformeerden); cultuur (schilderkunst, dialect, muziek, sport), ijkpunt 2000 en een analyse van de reeks (door Paul Brusse). Bevat eindnoten, bronnen en index op plaats- en persoonsnamen.
R.J.H. Lensen, De Uithof van Othene. Een archeologische zoektocht op het Zaamslags Eiland 1220-1584 (Zaamslag: Stichting Zaamslag 850 jaar, 2013) 117 pag.; ill., foto’s, krt., tek. Bachelorscriptie Archeologie aan de Universiteit Leiden. Verslag van een zoektocht naar de historisch bekende, maar archeologisch onbekende uithof van de cisterciënzer Abdij van Boudelo. Hoofdstukken gaan over het Zaamslags Eiland, de invloed van de uithof van Othene op landschap en de sociale rol ervan; verwachtingspatroon van het onderzoek; de zoektocht (op zes onderdelen); conclusies en aanbevelingen. Verder zijn er een summary en samenvatting, literatuurlijst, lijst van afbeeldingen en vier bijlagen. Jo de Ridder, Vlissingen kind van de rekening (Vlissingen: Stichting Stadsherstel Vlissingen, 2013) 200 pag.; ill., foto’s, facs., tek.; ISBN 978-90-8183551-0. Boek over de oorlogsgebeurtenissen in Vlissingen tussen 1940 en 1944 waarin
Zeeuws Erfgoed
28 juni 2014 | 02
in achttien hoofdstukken de volgende onderwerpen aan bod komen: bombardement van Vlissingen in mei 1940; de Duitse invasievloot; WA en NSB in Vlissingen; inkwartiering en vorderingen; bombardement van het Sint-Joseph ziekenhuis; bombardement van de oude stad; zieken en bejaarden moeten Vlissingen verlaten; Vlissingse Joden naar Amsterdam; de Arbeidsinzet; politie inzet; inleveren van metalen; verloren schooljaren; Kriegsmarine; overvallen op distributiekantoren; de Nederlandsche Arbeidsdienst; Dolle dinsdag; inundatie en bevrijding. Bevat lijst met slachtoffers en verklarende woordenlijst. Paul Saelens en Martine Mensaert, ‘Van je toegewijde zus, Cécile’. Brieven over-leven tijdens de Groote Oorlog 19141918 (Damme: Zorrobooks.be, 2013) 400 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-94-6168-025-9. Brieven van de naar Aardenburg gevluchte Cécile Raison (1894-1991) aan haar broer aan het front, aangevuld met verdere correspondentie van de familie. De correspondentie loopt van 1914 tot en met 1919. Met register van persoonsnamen en lijst van plaatsnamen en geraadpleegde bronnen. Hans Sakkers en Hans Houterman, Strijd om Dishoek november 1944. Slotfase in de strijd om de Westerschelde (Soesterberg: Aspekt, 2014) 504 pag.; ill., foto’s, krt., tek., krt., tab.; ISBN 978-946153-441-5. Uitgebreid epos over de strijd bij Dishoek gevat in dertien hoofdstukken. Een inleidend hoofdstuk gaat over literatuuronderzoek en wat tot nu toe kenbaar was. Vervolgens zijn er hoofdstukken over het ontstaan van de Nederlandse kustbatterij Dishoek; de eerste oorlogsjaren; de bouw van de Atlantikwall; het Waterwingebied en wat daar tijdens de oorlog passeerde; de marinedoctrine onder het personeel; een apart hoofdstuk over Hellmuth Lange (een van de twee gedode officieren); vervolgens vijf hoofdstukken over het jaar 1944, de oktobermaand en de dagen 1, 2 en 3 november waarop de definitieve strijd losbarstte; The Dishoek Affair is het afsluitende en samenvattende hoofdstuk. Er zijn acht bijlagen met aandacht voor onder meer gevallenen, luchtaanvallen, bunkers en aantallen beschietingen. Bevat een uitgebreide literatuurlijst inclusief archivalia, register van persoonsnamen inclusief biografische gegevens, lijst van afkortingen en illustratieverantwoording. Alex Vanneste, De Doodendraad. De elektrische draadversperring aan de Oost- en Zeeuws-Vlaamse grens tijdens de Eerste Wereldoorlog (Gent: Provincie Oost-Vlaanderen, 2013) 128 pag.; ill., foto’s, krt., tek.; ISBN 978-90-74311793. Bevat een woord vooraf door Jozef Dauwe, gedeputeerde voor cultuur van Oost-Vlaanderen. Er zijn een achttal hoofdstukken over het begin van de Eerste Wereldoorlog in België en Nederland, de totstandkoming van de grensafscheiding met prikkeldraad en elektrische draad, het leven langs
de grens, de eerste durfals die de grens overgaan, slachtoffers van de elektrische draad, enkele geslepen smokkelaars, het einde van de oorlog en een analyse over nut en noodzaak van de elektrische grensversperring. Achterin zijn een bibliografie, eindnoten en colofon opgenomen. L. Vogelaar, Het koren is rijp. Uit het leven van ds. F.J. Dieleman (Barneveld, 2013) 307 pag.; ill., foto’s, portr.; ISBN 978-90-5551-736-7. Biografie van de Zeeuws-Vlaamse predikant (1913-1955) die de Gereformeerde Gemeenten in Nederland te Borssele (1948-1951) en Yerseke (1951-1955) gediend heeft. Jan Zwemer, ‘Zijn open eenvoud was zijn grootste charme’. Jan van Walré de Bordes, inspirator en oorlogsburgemeester te Middelburg (Middelburg/Vlissingen: de Drvkkery | Den Boer/de Ruiter, 2014) 284 pag.; ill., foto’s, krt., tek.; ISBN 97890-79875-56-6. Biografie van Jan van Walré de Bordes (1894-1947), functionaris van de Volkenbond, lid van de Oxfordgroep en burgemeester van Middelburg van 10 mei 1939 tot en met 15 oktober 1942. Bevat veertien hoofdstukken: jonge jaren in Utrecht en Noordwijk; Volkenbond; de Oxford-groep; burgemeester van Middelburg; mobilisatie; mei 1940; wederopbouw van Middelburg; bestuurder na de capitulatie; de reis naar Osnabrück; de rede van 17 mei 1941; besturen onder druk; het laatste jaar als burgemeester; wachten op de bevrijding; opnieuw dienstbaar aan het algemeen belang, en een analytische terugblik. Met lijst van gebruikte literatuur en archieven en een personenregister.
• Tijdschriften Zeeuws Tijdschrift 64/nr. 1 (2014) 1-24. Dit ZT is geheel gewijd aan Louis van Roode (1914-1964), een Delftse kunstenaar uit Delft die onder meer werkte met glasmozaïeken. Behandeld worden zijn bekendste buitenwerken: de fOM in het Stationspostkantoor in Rotterdam (1959) en de 100 meter lange keramisch mozaïek voor Hotel Britannia in Vlissingen. Zeeuws Tijdschrift 1 64/nr. 2/3 (2014) 1-96. Speciaal nummer gewijd aan het onderwijs in Zeeland, met onder meer bijdragen van Arjan van Dixhoorn (UCR), Barbara Oomen (UCR), Oscar Stee, René de Visser (Zeeuws Veilinghuis), Albert Clement (UCR), Paulette de Kraker en Ankie Smit (Scoop) en veel bijdragen van hoofdredacteur Paul van de Velde. In de tientallen artikelen wordt gekeken naar de diverse grote onderwijsinstellingen die Zeeland telt en daarnaast aandacht voor basisonderwijs, vo, mbo en de hogeschool. Zeeland 23/1 (2014) 1-40. Loo van Driel beschrijft de emigratie vanuit ZeeuwsVlaanderen naar het Belgische Roeselare tussen 1870-1900, waar veel arbeiders werk vonden in de landbouwindustrie. Bernard M. Vermet ontdekte in de Hermitage een architectuurschilderij
Zeeuws Erfgoed
29 juni 2014 | 02
dat kan worden toegeschreven aan de zeventiende-eeuwse kunstenaar en burgemeester van Arnemuiden Dirck van Delen en Johan Huyssen. J.W. Wind laat de positie zien die de Vlissingse gereformeerde dominee Georgius de Raad (1625-1677) innam ten aanzien van de slavenhandel in ‘Bedenckinge over den slaafhandel’ en laat zien dat hierbij niet alleen anti-pappistische sentimenten speelden. Met tevens boekbesprekingen.
• Heemen oudheidkundige bladen In Wij van Zeeland, mededelingenblad van de Nederlandse Genealogische Vereniging, Afdeling Zeeland (april 2014,
[email protected]), vertelt K. de Koning hoe de familie Plansoen uit Yerseke vanaf 1908 emigreerde naar de Verenigde Staten en hoe het hen daar verging. Er zijn reeds verschillende artikelen in dit blad gewijd aan de admiraliteit in Zeeland; in dit nummer gaat het over criminele zaken en de straffen die daarvoor gegeven werden (auteur A. Berends). Er wordt verder aandacht geschonken aan Ouddorp, waarvan velen menen dat het in Zeeland ligt, aan nieuwe boeken, aan oud schrift, en aan een toevalsvondst uit akten in transportregisters van Pijnacker. M. Neuteboom begint een serie over het Antwerpse voorgeslacht van Susanna Ratel. R. de Groot schrijft over de ruilgoederen aan boord van het schip d’Eenigheid en over het overlijden van bemanningsleden. K. Koppejan stelt ‘Huwelijks voorwaarden en het kabinet van opoe’ aan de orde, en P. Weststrate brengt ons op de hoogte van een aanranding te Goes.
in Rome’. Het monument blijkt een steen te zijn voor Livinus Pels uit Zierikzee. De steen bevindt zich in een kerk die eind zeventiende, begin achttiende eeuw is gebouwd, als opvolger van de oude kerk van Sint-Juliaan der Vlamingen, aanvankelijk de zetel van de broederschap van Vlamingen die zich in Rome bevonden. De boerenfamilie Boogerd/Der Weduwen, afkomstig van Dreischor en wonend op de Oosthoeve – een boerderij gelegen op de grens van de voormalige gemeente Kerkwerve en Zierikzee – wordt beschreven door R. van Langeraad KAzn. Architect Ernest Groosman maakte de bouwplannen voor de wederopbouw voor verschillende Zeeuwse plaatsen, waaronder die voor 44 woningen in Bruinisse (auteur P. Noordermeer). B. Blikman-Ruiterkamp ontdekte dat de voorvader van de oorlogsmisdadiger Rost van Tonningen in 1777 als poorter werd ingeschreven in Zierikzee. Ten slotte vertelt A. Abbenes hoe de stadhuisbeiaard na restauratie in 2012 een veel mooier klank heeft gekregen. De 23 klokken van de Engelse gieter Taylor uit 1926 – bewaard ondanks de grote vordering van klokken in de Tweede Wereldoorlog - zijn karakteristiek voor dit bijzondere instrument. Tholen De Nieuwsbrief van de Heemkundekring Stad en Lande van Tholen (januari 2014) is onder andere gevuld met huishoudelijke mededelingen. Er wordt een terugblik op activiteiten geworpen zoals de inloopdag, de keutjesavond in november en de druk bezochte excursiedag in september. Ook wordt melding gemaakt van nieuwe boeken: Slag op het Slaak van W. Luijks en Door eendracht Bloeiend, over fruitteelt en de Zeeuwse veilingen van J.P. de Jonge.
Schouwen-Duiveland Stad en Lande, het blad van de Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland (maart 2014), bevat een artikel van M. Verweij: ‘Een Zierikzees grafmonument
Walcheren In De Wete, het ledenblad van de Heemkundige Kring Walcheren (2014, 1), bijt J. francke de spits af met ‘Wapendier. De Middelburgse arend gekooid, 15901858’. De laatste stadsarend van Middelburg was een Europese zeearend (Haliaetus albicilla). Steden die vroeger een band hadden met de Duitse keizer Maximiliaan I namen vaak de dubbelkoppige adelaar in hun wapen op, zoals Middelburg, waar voor het stadhuis ook nog een arendshuisje aanwezig was met levende arenden. Huisjes, stadswapens en arenden worden besproken en op afbeeldingen getoond. Het artikel van J. Simons gaat over de plantages in de West: de koloniën Berbice, Demerary en Essequibo. ‘Oranje japon. Een propagandastunt van de prinsgezinden’ van J.H. Midavaine vertelt het verhaal van de grafdelver Jan Priegel, die in 1787 een goed bewaarde oranje damesjapon gevonden zou hebben bij het delven van een graf. Een pamflet met een gedicht dat naar aanleiding van die vondst gemaakt was zorgt voor bespiegelingen van de auteur, die uiteindelijk tot de slotsom komt dat alles gaat om een geslaagde propagandastunt van de prinsgezinde partij. A. de Klerk legt
uit aan de hand van het verschil tussen oude en historische kaarten dat Middelburg vroeger niet aan open water lag, maar gebruikmaakte van de ligging van de haven van Arnemuiden. Het idee dat Middelburg aan open water lag kan ontstaan zijn door een kaart van Jacob Verheye van Citters, die daarmee op fantasievolle wijze probeerde een oude situatie te reconstrueren. f. van den Driest vertelt hoe je vroeger het woord gevangenis kon vermijden door te zeggen: ‘’ie zit over de brugge’. De gevangenis lag namelijk op een steenworp afstand gezien vanaf de Vlissingse brug. H. BegheynBrinkman bespreekt het boek Pier en oceaan van Oek de Jong, dat voor een deel in Zeeland speelt. De lezer kan door het boek te lezen een duidelijk beeld krijgen van Zeeland tussen de jaren 1960 en 1971.
In 2014 bestaat het Museum het Polderhuis te Westkapelle tien jaar. In dit nummer van het Polderhuisblad (januari 2014) is een interview opgenomen met Marjan Minderhoud, een zeer bevlogen vrijwilligster, die ervan overtuigd is dat de kracht van het Polderhuis ligt in de samenwerking van alle medewerkers. J. van Maldegem breekt een lans voor betere infrastructuur die Zeeland snellere verbindingen kan bieden met economisch sterke regio’s, omdat volgens hem nu nog te veel jonge mensen de provincie moeten verlaten en gedoemd zijn ‘week-end Wasschappelaers’ te worden. Het Rijksmuseum bezit een prent van Jan Luyken (1649-1712), een impressie van de doorbraak van de Westkappelse zeedijk in 1682. J. Kaland vertelt over die prent en over de ramp. De Bevelanden De Spuije, tijdschrift van de Heemkundige Kring De Bevelanden en de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum De Bevelanden (voorjaar 2014) laat de
Zeeuws-Vlaanderen In Het Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’(2014, 1) is het vierde deel uit het dagboek van Marien Wandel gepubliceerd. Het gaat hier vooral om de beschrijving van Zuiddorpe en omgeving, en om de mentaliteit van de bevolking van zo’n honderd jaar geleden. S. Dobbelaar schrijft over bijzondere stenen zoals grenspalen, en over waardevolle begraafplaatsen. Naar aanleiding van de tentoonstelling over schutterijen in Hulst en het Land van Hulst geeft R. van den Elshout bijzonderheden daarover. Van de Werkgroep Archeologie is er een verslag over het onderzoek naar een neergestorte bommenwerper in de buurt van Paal, en over vondsten in de buurt van Koewacht, waarvan de meest bijzondere een gave pijlpunt was. In Tijdschrift, het Bulletin van de Heemkundige Kring West-ZeeuwsVlaanderen (maart 2014) een verslag over de bespreking door een leeskring van een vrij onbekend boekje van G.A. Vorsterman van Oijen: Liefde en zegepraal, uitgegeven door A.J. Bronswijk in 1863. A. van Waarde geeft ‘Nieuws uit oude kranten’, in dit geval een verhaal uit de Sheboygan Nieuwsbode, de krant van geëmigreerde Nederlanders in de staat Wisconsin. Het verhaal gaat over een groepje van veertien personen, in 1854 vertrokken uit Oostburg, waarvan er slechts twee op de plaats van bestemming aankwamen. Het is geen vrolijk verhaal. ’De reputatie van Gerrit Roos’ is van de hand van L. van Driel. Roos zat samen met J.H. van Dale in de redactie van het
Zeeuws Erfgoed
30 juni 2014 | 02
jaarboekje van de streek, Cadsandria. Verder was hij boekhandelaar, postkantoorhouder en nog veel meer. Voor enkele publicaties verzamelde Roos een flinke collectie kaarten, en in het artikel worden de wederwaardigheden van die kaarten en van verzamelaar Roos verhaald. De Nieuwsbrief van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (2014, 1) heeft als eerste artikel: ‘Het ontstaan van Zeeuwsch-Vlaanderen’ door P.W. Stuij, een ontstaan dat via grensgeschiedenis verklaard moet worden. In ‘200 jaar koninkrijk’ (auteur K. Stoffels), gaat de aandacht vooral uit naar de intrede van democratie als instituut. Gijsbert Karel van Hogendorp en Rutger Jan Schimmelpenninck zijn belangrijke voorvechters geweest in de strijd naar een onafhankelijk democratisch bestel in de Nederlanden. K. Dieleman schreef ’10 jaar Westerschelde Oeververbinding 20032013’. In 1977 werd het tracé vastgesteld door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Om de bevolking op de hoogte te houden van de vorderingen werd een tunnelinformatiecentrum ingericht, dat na het voltooien van de tunnel is gesloten. De werkwijze, mee- en tegenvallers, exploitatiegegevens en de impact van de tunnel zijn op een rij gezet in het artikel. Tot slot laat J.L. Platteeuw zijn licht schijnen over het vroeger zo bekende rijwielplaatje. In 1924 werd de rijwielbelasting ingevoerd. Het rijwielplaatje – een plak genoemd kon in het postkantoor gekocht worden voor f 3,-. In 1941 is de fietsbelasting geheel afgeschaft.
077GIE
4>36 HAAD 7D89A76>;78:7447DE
D89A76 )9;. .98+=/>;
Den Spiegel van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het gemeentearchief Vlissingen (2014, 2) laat de lezer de verbouwing meemaken van het Britse mailschip ‘Andes’. Het schip arriveerde in 1959 in Vlissingen, waar de werfarbeiders meteen aan de slag gingen. De ‘Andes’ is gebruikt voor verschillende doeleinden, maar is bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde omgetoverd tot een moderne cruiseliner (auteur C. Heijkoop). P. van Druenen onderzoekt hoe de politieke gezindheid van Betje Wolff en Jacobus Bellamy tot stand kwam: speelde het politieke of culturele klimaat in Vlissingen een rol, of stond hun opvatting geheel op zichzelf? M. Niewenhuijse belicht het herverkavelingsplan van na 1945 voor Walcheren. Door die verkaveling en de aanleg van nieuwe wegen moesten nieuwe straatnamen bedacht worden voor Oost- en West-Souburg en Ritthem. De auteur behandelt een aantal straatnamen die in 1950 zijn voorgesteld door de Herverkavelingscommissie en die besproken zijn in de gemeenteraden van Oost- en West-Souburg en Ritthem.
lezer kennismaken met de bewoners van Kwadendamme in de jaren veertig en vijftig van de twintigste eeuw, gezien door de ogen van H. de Jonge, leerling van de lagere school in die tijd. ’De ”Tweede polder” in de Oosterschelde. Een rampzalige onderneming’ is van de hand van B. Chamuleau. In de jaren vijftig van de negentiende eeuw begon men met de aanleg van de Bathpolders. Het werk leverde veel ellende op: stakingen, technische moeilijkheden en overstromingen. Aannemer Dirk Dronkers was een van de belangrijke mensen die bij dit enorme project waren betrokken. G.J. Lepoeter schreef ‘Brood voor de behoeftige Yersekenaren’. Een bekende familie in Yerseke was de familie Dominicus. Digna Dominicus trouwde in 1844 met Pieter Ysaak Knoll, een man met een indrukwekkende carrière. In het testament van deze Pieter Knoll bepaalde hij dat onder andere een legaat van f 1.500,was bestemd voor de diaconie van de Hervormde Gemeente in Yerseke. Hiervan was f 500,- vrij te besteden voor de armen, van de rente van de overige f 1.000,- moest ‘tot in lengte van dagen’ jaarlijks aan de behoeftige lidmaten ‘eene uitdeling van honderd vijftig goed doorbakken tarwebrooden, ieder van een Nederlandsch pond gewicht’ plaatsvinden. Tot in de Tweede Wereldoorlog is de broodbedeling blijven bestaan, het brood noemde men ‘Knollebrood’.
D <33D93@9
?33DF
Bij de omslag van de maartaflevering ontbrak de fotoverantwoording. Het portret van Anna van Gelder (1614-1685), derde vrouw van Michiel de Ruyter, maakt deel uit van de collectie van de Provincie Zeeland, Ruyterania stichting. Het schilderij uit 1668 is van de hand van Hendrik Berckman en is te bezichtigen in het Zeeuws maritiem muZEEum te Vlissingen.
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 13 nr. 2 • juni 2014
Zeeuws Erfgoed - blad voor erfgoedliefhebbers is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Dit blad informeert over het materieel en immaterieel erfgoed in Zeeland. De activiteiten van de SCEZ worden mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit Eindredactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers en Veronique De Tier Foto’s SCEZ, tenzij anders vermeld. Auteursrecht Het auteursrecht van Zeeuws Erfgoed (gehele uitgave) berust bij de SCEZ; van externe bijdragen bij de auteurs. Gehele of gedeeltelijke overname of publicatie van artikelen is uitsluitend toegestaan met bronvermelding na toestemming van de SCEZ en de rechthebbende(n). De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbende(n). De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor door derden aangeleverd beeldmateriaal waarop auteursrecht berust.
MOnuMENTaal
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2 T +31 (0)118-670870 | E
[email protected] Twitter SCEZ @erfgoedzeeland | www.scez.nl Contact redactie en administratie Reacties en adreswijzigingen bij voorkeur digitaal via
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed. Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg Druk Grafimedia Partners, Middelburg Aan dit nummer droegen bij Leo Adriaanse, Els Beckers, Jeanine Dekker, Robert van Dierendonck, Marinus van Dintel, Johan francke, Henk Hendrikse, Wim Jakobsen, Hans Jongepier, David Koren, Jan Kuipers, Hans Krabbendam, Josien Pootjes, Wim Scholten, Veronique De Tier, Truus Trimpe Burger-Mekking, Tony Veenstra en Jan van Zon ISSN 2352-4766 Verkoopprijs losse nummers € 4,50
Bij de omslag
De solex is oorspronkelijk een frans product. In 1948 kwam het eerste exemplaar naar Nederland. In datzelfde jaar werden al plannen gemaakt om de productie in Nederland te laten plaatsvinden. Hiervoor werd samenwerking gezocht met de firma Van der Heem in Den Haag. In 1949 kwamen de eerste Nederlandse solexen op de markt. De solex bleek zeer gewild. In het eerste jaar werden 1.300 solexen geproduceerd. De vraag was zo groot dat in oktober 1949 de wachttijd voor levering 8 maanden bedroeg. Het eerste model solex werd het ‘peperbus zwanenhals’-model genoemd, omdat het luchtfilter op een peperstrooier lijkt. De solex woog 25 kg en had een maximum snelheid van 22 km per uur. Na een aantal jaren verscheen een nieuw model, het solex ‘sleutelgat’-model. Ook hier was de naam afgeleid van de vorm van het luchtfilter. De prijs van dit solexmodel bedroeg in 1955 Hfl. 375,-. In 1957 kwam een model uit, waar in het frame een gereedschapskoffertje aangebracht was. Dit model werd dan ook het ‘koffertje’ genoemd. Intussen was het zwanenhalsframe ingeruild voor een zadelbalkframe. In 1960 verscheen de eerste ‘oto’, eerst nog zonder koppeling, maar vanaf 1961 met koppeling. In de navolgende jaren werden steeds meer aanpassingen aan de solex aangebracht. De diverse modellen en de bijbehorende accessoires en promotieartikelen zijn tegenwoordig te bewonderen in het Solexmuseum in Colijnsplaat. Bovendien zijn de solexen ook nog rijdend te aanschouwen tijdens solexraces die jaarlijks in 6 Zeeuwse dorpen worden gehouden: Kwadendamme, Aagtekerke, Colijnsplaat, Overzande, Heinkenszand en Biggekerke. Landelijk zijn er 52 verhuurbedrijven die solexen aan particulieren verhuren.
Zeeuws Erfgoed
Boegbeeld van de 32 meter lange schoenerbrik Tres Hombres, die tussen 6 en 16 juni Middelburg aandoet (zie pagina 3) in het kader van het herdenkingsjaar Afschaffing Slavenhandel. Het beeld is vervaardigd uit cypressehout door de in Canada opgegroeide meestertimmerman Lynx Guimond. De ogen zijn ingelegd met tijgeroog en midden op de torso siert een kristal als symbool voor schoonheid. Uit het linkeroog loopt een zilveren traan van geluk. De dame is omgeven met runen, spreuken en tekens die terugkeren op de banieren aan de zijkanten van het schip. Zij is een waardige beschermvrouwe van een zeilend vrachtschip met een eigentijdse missie: ‘fair trade’ tussen Europa, de Atlantische eilanden, het Caribische gebied en Amerika (foto archief Tres Hombres).
31 juni 2014 | 02
MOnuMENTaal
Tussenstop tijdens de jaarlijkse toertocht van Solexclub Zeeland bij Landgoed Twistvliet in Vrouwenpolder (foto Elbert Simonse).