Zeeuws Erfgoed blad voor erfgoedliefhebbers
Wachten op de vorstin
01 | jaargang 14, maart 2015
zeeuwse
ankers
Inhoud 2 SCEZpresse 3 Vorstelijk onthaal bij de meelstreep. Wilhelmina’s bezoek aan bevrijd Zeeland 5 Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten 6 Koken voor Kerken 8 Rijk erkent noodsituatie kerken 9 Het Warenhuis in Axel is open! 10 Beleef industrieel erfgoed in 2015 12 Krentenbrood met krukels en andere paastradities 14 Een vliedberg met stenen toren bij Domburg? 16 Zeeuwse woordenbank online 18 Symposium over Zeeuwse kastelen en ‛vliedbergen’. Vijftig kenners en belangstellenden bijeen in Westhove 19 Vreemde geluiden uit de Kattendijkse muziekkapel 20 Kort museumnieuws 21 Kwaliteit begint bij goed opdrachtgeverschap 23 Archeologisch nieuws 24 Uit Zeeuwse bodem 27 ERfGOEDallerlei 31 - Colofon - Bij de omslag - MOnuMENTaal
SCEZpresse Het is dit jaar het Jaar van het Industrieel en Technisch Erfgoed. In meer dan 45 landen, alle aangesloten bij de Raad van Europa, zullen erfgoedinstellingen industrieel erfgoed in de schijnwerpers zetten. Het jaar is bedoeld om de belangstelling voor industrieel erfgoed te stimuleren, onderling kennis te delen en het aantal vrijwilligers dat zich bezighoudt met industrieel erfgoed te vergroten. Ook in Zeeland worden de nodige activiteiten georganiseerd. De Werkgroep Industrieel Erfgoed Zeeland maakt zich daarvoor sterk. Een mooi moment is zonder meer de officiële opening van het Industrieel Museum Zeeland op 27 juni. Dit museum is gehuisvest in de voormalige suikerloods van de eerste Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek in Sas van Gent. Er zijn in 2015 meer thema’s die de aandacht in Zeeland krijgen, zoals de herdenking van de Eerste Wereldoorlog en de Nationale Viering van de Bevrijding. In de loop van 1915 legden de Duitsers een elektrische draadversperring aan, de zogenaamde ‘doodendraad’. Hiermee sloten de Duitsers de Nederlands-Belgische grens nagenoeg hermetisch af. Toch hield de grens een zekere aantrekkingskracht, onder andere op Belgische oorlogsvrijwilligers, spionnen en grenssmokkelaars, maar ook op Duitse deserteurs. Velen moesten hun poging om de ‘doodendraad’ te omzeilen met de dood bekopen. Zeeland is op 5 mei gastprovincie voor de Nationale Viering van de Bevrijding. Die zal in Vlissingen plaatsvinden, met als belangrijkste activiteit het Bevrijdingsfestival Zeeland. De ‘5 mei-lezing’, in de Vlissingse Sint-Jacobskerk, wordt uitgesproken door de Israëlische schrijver David Grossman. Dan is het dit jaar ook nog het Jaar van het Ambacht. Belangrijkste uitdaging is het levend houden van de ambachten. Dat kan door producten te vernieuwen, nieuwe toepassingen te bedenken, ambachtelijk werk weer zichtbaar te maken en kennis erover uit te wisselen. Vooral de musea zijn daarin actief. Als deze Zeeuws Erfgoed uitkomt is het nog maar een paar weken tot de Provinciale Statenverkiezingen op 18 maart. In Kompas 2020 hebben de gezamenlijke provincies hun positie voor de komende jaren bepaald. Culturele infrastructuur en monumentenzorg blijven een belangrijke kerntaak. Provincies zetten zich in voor behoud en ontwikkeling van materieel en immaterieel erfgoed van de regio. Een aantrekkelijke fysieke omgeving en culturele voorzieningen zijn een belangrijke vestigingsfactor en zijn daarom van economische betekenis. In alle verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen die meedoen in Zeeland wordt het belang van erfgoed voor de samenleving in brede context erkend. Nu maar afwachten hoe de nieuwe Provinciale Staten en het nieuwe College van Gedeputeerde Staten daaraan invulling gaan geven. Wim Scholten, directeur
Volg de SCEZ op Twitter @erfgoedzeeland
Om toegang te krijgen tot het Abdijplein in Middelburg moet je door de Balanspoort of door de Koorkerkhofpoort. De oudste van de twee is de Balanspoort, in oorsprong daterend uit de late dertiende eeuw. Hoe je dat ziet? Kijk maar eens naar het grote formaat van de oorspronkelijke bakstenen aan de onderzijde van de poort, en vooral naar die zware zuil, de centrale ondersteuning van de monumentale dubbele doorgang. Gemaakt van Doornikse steen en bekroond met een voor de Scheldegotiek karakteristiek knopkapiteel. Aanraken mag, je voelt direct het verleden.
Wat is het best beheerde en meest 'levende' #Zeeuwse #oorlogsmonument? Aanmoedigingsprijs van @Comite4en5mei. Info op www.scez.nl/oorlogsmonumenten 2015 Europees Jaar #Industrieel en #Technisch #Erfgoed. In juni opent Industrieel #Museum #Zeeland. Zie www.zeeuwseankers.nl of
[email protected] #SCEZ en #Zeeuwse Taele starten gedichtenwedstrijd in #dialect. Kijk op www.scez.nl/gedichtenwedstrijd voor wedstrijdinformatie
Zeeuws Erfgoed
2 maart 2015 | 01
zeeuwse
ankers
Vorstelijk onthaal bij de meelstreep Wilhelmina’s bezoek aan bevrijd Zeeland
Koningin Wilhelmina arriveert op 13 maart 1945 rond het middaguur bij de landsgrens in Eede (foto Willem van de Poll; fotocollectie Van de Poll, Nationaal Archief).
Op 13 maart is het 70 jaar geleden dat koningin Wilhelmina na bijna vijf jaar ballingschap voor het eerst weer voet op Nederlandse bodem zette. Voor dit historische moment koos de vorstin voor Eede. De reden hiervoor was dat deze plaats, zoals de hele streek, door het oorlogsgeweld uitzonderlijk zwaar getroffen was. Met het passeren van de - in allerijl met meel gemarkeerde - landsgrens door de vorstin, kreeg Eede landelijke bekendheid. Vurige wens Nadat vanaf september 1944 de geallieerden steeds grotere gedeelten van Zuid-Nederland op de Duitse bezetter wisten te veroveren, sprak koningin Wilhelmina de wens uit om zo spoedig mogelijk vanuit Londen naar het vaderland terug te willen keren. Het Britse opperbevel raadde de vorstin uit veiligheidsoverwegingen een spoedige terugkeer echter af en weigerde zijn medewerking. Het oorlogsfront lag te dichtbij, daarnaast waren de Duitsers ook nog steeds in het luchtruim boven bevrijd gebied actief. De situatie verbeterde pas in maart 1945. Toen kreeg koningin Wilhelmina van de Engelse autoriteiten toestemming om naar het bevrijde gedeelte van Nederland te reizen. Op 12 maart vloog ze onder militaire begeleiding van Londen naar vliegveld Melsbroek bij Brussel. Daar bracht ze bij koningin-moeder Elisabeth van België
Zeeuws Erfgoed
de nacht door, om de volgende ochtend via Antwerpen naar de grens met Zeeuws-Vlaanderen te rijden. Landelijke bekendheid om ‘meelstreep’ De historische grensoverschrijding in Eede stond gepland voor 13 maart 1945 om 12.00 uur precies. De organisatoren hadden echter geen rekening gehouden met een oponthoud in Maldegem. In deze Oost-Vlaamse plaats waren veel geëvacueerde Eedenaren ondergebracht, die ter plekke hun vorstin dolenthousiast verwelkomden. Maar uiteindelijk verscheen de door opperbevelhebber Eisenhower beschikbaar gestelde gepantserde auto met daarin koningin Wilhelmina rond het middaguur aan de Nederlands-Belgische grens in Eede. Hier werd ze opgewacht door diverse Zeeuwse en nationale hoogwaardigheidsbekleders, waaronder commissaris der
3 maart 2015 | 01
Koningin Wilhelmina wordt door de Zeeuws-Vlaamse bevolking feestelijk onthaald (foto Willem van de Poll; fotocollectie Van de Poll, Nationaal Archief).
Koningin Quarles van Ufford. Na een eerste begroeting stapte de koningin onder luid gejuich van de plaatselijke bevolking om 12.29 uur over ‘de meelstreep’, een inderhaast van wit meel getrokken streep als symbolische aanduiding van de landsgrens. Een vooraf geselecteerd gezelschap van journalisten, fotografen en een cameraman legde de historische gebeurtenis vast, waardoor Eede korte tijd later landelijke bekendheid kreeg. Keuze voor zwaar gehavende Eede De terugkeer van Wilhelmina naar Nederland was uit veiligheidsoverwegingen als geheime militaire operatie voorbereid en kreeg zelfs een speciale codenaam: ‘Nightshade’. Pas kort voor aankomst werd de bevolking van Eede van het koninklijk bezoek op de hoogte gebracht. Het feit dat Wilhelmina juist in Eede weer voet op Nederlandse bodem zette, was overigens een flinke opsteker voor de plaatselijke bevolking; bij het einde van de bezetting in de herfst van 1944 werd 90% van de bebouwing in Eede onherstelbaar beschadigd. Eerst verwoestte de Duitse bezetter een groot deel van het dorp, na de bevolking op 17 september geëvacueerd te hebben. Dit was nodig om vrij schootsveld te krijgen tegen de oprukkende geallieerden. Vervolgens brachten de oprukkende Canadezen eveneens grote schade toe. En juist in dit verwoeste landschap zou de vorstin weer eerste voet op Nederlandse bodem zetten.
Zeeuws Erfgoed
Na haar aankomst in Eede doorkruiste koningin Wilhelmina West-Zeeuws-Vlaanderen en de dag erna Oost-ZeeuwsVlaanderen. Vervolgens deed de vorstin de overige bevrijde delen van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg aan. Het werd geen definitieve terugkeer. Na een tiendaags verblijf in de zuidelijke provincies vloog de vorstin terug naar Londen, om op 2 mei 1945 definitief naar Nederland terug te keren. De vorstin noemde haar bezoek later schertsend “Mijn tiendaagse veldtocht”, hoewel de eerste dagen in bevrijd Nederland grote indruk op haar maakten: jaren later schreef zij in haar memoires dat de grensoverschrijding in Eede een van de grootste gebeurtenissen uit haar leven was geweest. Koningin Wilhelminaplein Ter herinnering aan de grensoverschrijding werd begin 1954 het Nationaal Monument ‘De Nederlandse Maagd’ geplaatst op het Koningin Wilhelminaplein in Eede. Op 13 maart van dat jaar werd het beeld van de hand van Peter Roovers door koningin Juliana onthuld. In 1984 werden drie onderdelen aan het monument toegevoegd: een geallieerd rupsvoertuig, een plaquette met de namen van de Canadese regimenten die hier vochten en een plaquette met de namen van veertig oorlogsslachtoffers uit de toenmalige gemeente Aardenburg. Een grote historische foto van koningin Wilhelmina die de grens passeert werd op 13 maart 2010 onthuld en completeert het geheel (meer verhalen op: www.zeeuwseankers.nl).
4 maart 2015 | 01
Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten Goed beheer en behoud zijn een voorwaarde voor het voortbestaan van oorlogsmonumenten. Zo wordt gezorgd dat monumenten ook in de toekomst blijven ‘leven’ en ‘beleefd’ kunnen worden. Daarom reiken het Nationaal Comité 4 en 5 mei, de Provincie Zeeland en de SCEZ de Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten uit. Tot en met 15 maart 2015 kunnen organisaties hun Zeeuwse monument aanmelden. Op dinsdagavond 21 april wordt de winnaar bekendgemaakt. Oorlogsmonumenten In de Database Oorlogsmonumenten (www.4en5mei.nl/ herinneren/oorlogsmonumenten) zijn meer dan 3.500 oorlogsmonumenten opgenomen met daarbij tal van achtergrondverhalen en filmportretten. De provincie Zeeland telt 185 oorlogsmonumenten. Deze oorlogsmonumenten worden beheerd door gemeenten, lokale organisatoren van herdenkingen, heemkundekringen, parochies of buurtverenigingen. De Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten is een van de activiteiten die dit jaar in de provincie Zeeland worden georganiseerd in aanloop naar de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei in Vlissingen.
Aanmoedigingsprijs In 2009 heeft het Nationaal Comité 4 en 5 mei de Beleidshandreiking Oorlogsmonumenten verstrekt aan gemeenten, om hen aan te zetten tot het opstellen van beleid over oorlogsmonumenten en het uitvoeren daarvan. Om dit onderwerp opnieuw onder de aandacht te brengen wordt elk jaar in samenwerking met een andere Provincie de Aanmoedigings-prijs Oorlogsmonumenten georganiseerd. Dit jaar is dat de Provincie Zeeland. Deelname Alle gemeenten, organisatoren van herdenkingen en heemkundekringen in Zeeland worden opgeroepen deel te nemen. Organisaties die op een korte, krachtige en overtuigende manier kunnen aangeven waarom hun monument het best beheerde, behouden en meest ‘levende’ monument is, dingen mee naar de Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten. De prijs bestaat uit een trofee en € 1.000,- ter ondersteuning van activiteiten. In aanmerking voor de prijs komen oorlogsmonumenten in de provincie Zeeland die herinneren aan de diverse aspecten van de Tweede Wereldoorlog en/of oorlogssituaties en vredesoperaties daarna. Een deskundige jury kiest uit de aanmeldingen de winnaar. De uitreiking van de prijs vindt plaats op 21 april in het Bevrijdingsmuseum Zeeland te Nieuwdorp. Monument aanmelden Achter oorlogsmonumenten gaan verhalen schuil. Deelnemers worden opgeroepen om achtergrond- en getuigenverhalen bij oorlogsmonumenten aan te leveren. De verhalen worden meegenomen in de jurybeoordeling en bijzondere verhalen krijgen een plek op www.zeeuwseankers.nl en www.oorlogsmonumenten.nl. Het deelnameformulier is aan te vragen bij de SCEZ via
[email protected]. Ingevulde formulieren dienen uiterlijk 15 maart binnen te zijn. Kijk op www.scez.nl/oorlogsmonumenten voor meer informatie over de Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten.
De provincie Zeeland kent een grote diversiteit aan oorlogsmonumenten die herinneren aan WO II.
Zeeuws Erfgoed
5 maart 2015 | 01
Koken voor Kerken Zeeuws-Vlaanderen is een regio waar de bevolking krimpt. Tegelijkertijd komen er ook steeds meer kerken leeg te staan, vooral vanwege de gelijktijdige ontkerkelijking. Wat kan er gedaan worden aan deze groeiende leegstand? En kunnen die kerkgebouwen bijdragen aan oplossingen die leefbaarheid van het gebied ten goede komen?
Het sterrenteam legt de laatste hand aan de culinaire creaties.
Dat zijn vragen die aan de orde komen in het project ‘Kerk, Krimp en Kans. Impuls voor West-ZeeuwsVlaanderen’. Binnen dit kader is het deelproject ‘Koken voor Kerken’ ontstaan. Het was een gedurfd project. Want waren sterrenkoks wel bereid om voor grote groepen mensen te koken in een kerk, ver buiten hun eigen keuken waar ze alles binnen handbereik hebben? Leek dit niet meer op een gaarkeuken dan op een sterrenrestaurant? Zouden mensen bereid zijn 80 euro per persoon neer te leggen voor een bijzondere maaltijd in een mogelijk slecht verwarmde kerk (het was immers december)? Hoewel de voorinschrijvingen traag op gang kwamen, bleken de drie avonden (11, 12 en 14 december 2014) in de Sint-Baafskerk in Aardenburg uiteindelijk meer dan uitverkocht. Edwin Vinke van De Kromme Watergang (**) nam de eerste en de laatste avond voor zijn rekening, Syrco Bakker van Pure C (*) de tweede avond. De koks werkten op die avonden met hun eigen ploeg, maar beiden werden ondersteund door leerlingen van Scalda. De ontvangst van de circa honderd gasten met hapjes en een drankje was stijlvol
Zeeuws Erfgoed
en professioneel, daarbij was de kerk goed verwarmd. Syrco Bakker serveerde op ‘zijn’ avond bij de entree De Pure Cocktail, een mix van algen, limoen en zeewater, een fris drankje dat hip oogde. Als hapje was er wildpaté met vlierbes en spelt. Na het heerlijke aperitief schoof iedereen aan een van de drie lange tafels aan voor het tweede hapje, een Connaisseur Oester met duindoorbes, rucola en foie. Het bijzondere aan lange tafels is dat je naast mensen zit, die je mogelijk niet kent. Er ontstonden dan ook spontane gesprekken die zonder meer bijdroegen aan de gezelligheid. De gasten, waarvan overigens het merendeel uit België afkomstig, waren op verschillende wijze op het evenement opmerkzaam gemaakt: de één had het gelezen op de facebookpagina van de koks, de ander was er op uitnodiging van vrienden uit de streek. De bediening verliep feilloos, bijna honderd man kreeg binnen tien minuten de maaltijd voorgeschoteld, met een glas wijn of water erbij. Die avond was er heilbot met bietjes, den en schapenyoghurt, gevolgd door kabeljauw en garnalen uit Breskens
6 maart 2015 | 01
Tweesterrenkok Edwin Vinke praat met de gasten.
met boerenkool en aardappel. Als dessert was er pure chocolade met chai massala, passievrucht en pastinaak. De avond werd afgesloten met een kopje koffie met zoetigheden. Iedereen bleek zeer enthousiast over de bijzondere combinatie van culinair genot in een bijzondere ambiance. Sommige mensen hadden zelfs voor twee avonden ingeschreven, om beide koks te kunnen vergelijken. De zondag trok vanwege de combinatie met een concert een geheel eigen publiek. Dit concert werd georganiseerd door de Stichting Bachstad Aardenburg, die ook de kaartverkoop voor het hele evenement voor haar rekening nam. Het kerkbestuur van de Sint-Baafskerk was zeer enthousiast en is inmiddels begonnen met ‘stamppotavonden’ voor de lokale bevolking. Geen sterrenniveau, maar ongetwijfeld ook zeer smakelijk en gezellig. De sterrenkoks zelf zien intussen ook kansen om meer culinaire evenementen buiten hun restaurants te gaan organiseren. Daarmee heeft dit project in ieder geval aangetoond dat religieus erfgoed en de culinaire sector elkaar prima kunnen versterken. Zoals wethouder Peter Ploegaert van de gemeente Sluis het zo mooi verwoordde: “Een kerkgebouw moet behouden blijven als plek van samenkomst en voor de gemeenschap om ‘brood en wijn’ te nuttigen”. Kerk als plek om om ‘brood en wijn’ te nuttigen (foto’s Louis Drent).
Zeeuws Erfgoed
7 maart 2015 | 01
Rijk erkent noodsituatie kerken De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) onderzoekt op dit moment met een dertigtal kerkelijke en niet-kerkelijke partijen hoe zij samen kan zorgen voor een beter behoud van kerken en kloosters. Mirjam Blott, werkzaam bij de RCE, was op 22 januari als gastspreker in Zeeland bij de vergadering van het Platform Historische Kerken Zeeland. Landelijke komen er de komende jaren tussen de 1.500 en de 2.000 kerken leeg te staan. Ook Zeeland doet mee in deze trend. Zo worden bijvoorbeeld in de gemeente Sluis op dit moment 6 van de 10 katholieke kerken aan de eredienst onttrokken, om maar een ‘klein’ voorbeeld te noemen. De ontkerkelijking is de belangrijkste oorzaak van deze leegstand. In Zeeland speelt hierbij ook nog de bevolkingskrimp een rol. Het sluiten van een kerk zorgt vaak voor veel maatschappelijke onrust. Het verdwijnen ervan al helemaal. Dat bleek ook toen de kerk van Hoek afgelopen jaarwisseling afbrandde en vervolgens werd gesloopt. Kerken en kloosters hebben namelijk niet alleen een religieuze betekenis, maar ook een cultuurhistorische, stedenbouwkundige en sociaal-culturele waarde. Waar mogelijk wordt gezocht naar een bestemming die recht doet aan het unieke gebouw en zijn omgeving. Om dit omvangrijke vraagstuk de komende jaren te begeleiden, hebben in 2014 een groot aantal betrokkenen op initiatief van de RCE de Agenda Toekomst Religieus Erfgoed onderschreven. Binnen deze agenda benoemen de betrokkenen onderwerpen die zij samen willen uitzoeken en waar zij zich samen voor willen inzetten. De agenda bestaat uit zeven punten, die door werkgroepen vertaald worden in tastbare acties. Deze acties moeten de komende jaren leiden tot concrete resultaten. Ook de SCEZ participeert in dit proces. De onderwerpen van de werkgroepen zijn als volgt: 1. Kerken en kloosters in voortgaand religieus gebruik Vanuit dit agendapunt wordt gezocht naar versterkingsmogelijkheden om de gebouwen functioneel in stand te houden, zodat de gemotiveerde eigenaar geen probleemeigenaar wordt. Concreet wordt aandacht geschonken aan vermindering van administratieve lastendruk, adequate toepassing van subsidieregelingen en aan creatieve financiering van verantwoord nevengebruik.
vrijwilligers worden ondersteund bij het formuleren van hun beleid voor gebruik, nevengebruik, nevenbestemming en meervoudig gebruik? En welke instrumenten helpen overheden en herbestemmers? Dit zijn de vragen die binnen dit agendapunt gesteld worden. 5. Tussentijd en toekomstperspectief Een transitieperiode geeft ruimte om onderzoek te doen naar een passende nieuwe bestemming. Het vinden van nieuwe gebruikers, huurders, eigenaren en ontwikkelaars en het matchen van alle betrokken actoren zijn hierbij cruciaal. Maar ook het in goede conditie houden van het gebouw. 6. Waarde in meervoud De afwegingen die zullen worden gemaakt moeten zoveel mogelijk recht doen aan alle belanghebbenden in dit proces: kerkelijke eigenaren, kerkgemeenschappen, overheid, erfgoedzorgers, omwonenden, ontwikkelaars enzovoorts. De uitdaging is: hoe ontwikkelen we vanuit een meervoudige waardering een perspectief op de toekomst van religieuze gebouwen? 7. Communicatie: Open kerken en kloosters Breed draagvlak is van groot belang voor een goede toekomst van religieus erfgoed. Een nationaal Open Kerken-programma beoogt dat een breed publiek in aanraking komt met het kerkelijk erfgoed: fysiek en digitaal. Meer informatie over de Nationale Agenda en de tussentijdse resultaten van de verschillende werkgroepen is te vinden op www.toekomstreligieuserfgoed.nl.
2. Gebruik, exploitatie en financiering Een gezonde exploitatie is essentieel om een gebouw in stand te houden. Vaak zijn er extra investeringen nodig om een nieuwe exploitatie te kunnen creëren. financiële experts verkennen kansrijke exploitatie- en financieringsmogelijkheden. 3. Bedoelde en onbedoelde uitwerking van wet- en regelgeving Binnen dit agendapunt is er concreet aandacht voor toepassing van wet- en regelgeving door gemeenten en erfgoedorganisaties, de toepassing en implicaties van de monumentenstatus en de uitwerking van procedures rondom herbestemming. 4. Praktische handreikingen, training & scholing Met welke instrumenten kunnen eigenaren, beheerders en
Zeeuws Erfgoed
Mirjam Blott, projectleider van de Nationale Agenda Herbestemming (foto Mirjam Blott).
8 maart 2015 | 01
(foto Michel de Vos)
Het Warenhuis in Axel is open! Het nieuwe streekmuseum Het Warenhuis aan de Markt in Axel is niet alleen een blikvanger in het straatbeeld, maar ook het interieur trekt de aandacht. De inrichting is strak, fris en modern. Het Warenhuis, sinds 15 januari van dit jaar open voor publiek, is een verrijking voor de kern van Axel, de gemeente Terneuzen en het museumaanbod van Zeeuws-Vlaanderen én dat van Vlaams Vlaanderen. De museumadviseur van de SCEZ nam meteen een kijkje en was onder de indruk. Tot de officiële opening op 27 maart kan de organisatie ‘proefdraaien’ en kunnen de medewerkers nog de laatste puntjes op de i zetten. Ontdek en beleef Museum Land van Axel Het museum is een fraaie mix van moderne en historische architectuur. De entree bevindt zich in het monumentale pand aan de Markt, het oude warenhuis van de familie Antheunis. De ontvangsthal, gelegen in de nieuwe aanbouw, is ruim, licht en functioneel. De garderobe is in het historische pand met prachtige wand- en plafondschilderingen gesitueerd. De restauratie van de oude schilderingen is nog volop aan de gang en gaat ook door tijdens openingstijden. Een extra dimensie voor het publiek Het bezoek start in de winkel van Antheunis op de begane grond. De schappen zijn gevuld met stukken uit de rijke collectie van het museum. Op een touchscreen zijn naar keuze meer collectievoorwerpen te bekijken. Om in de sfeer van vroegere tijden te komen, kunnen (vrouwelijke) bezoekers een kanten trekmuts met spiraalvormige, gouden krullen passen. De route vervolgt naar de eerste etage, waar een 10-minuten film over Het Land van Axel draait. Vier acteurs nemen je als bezoeker mee naar de belangrijkste aspecten van 10.000 jaar Het Land van Axel. Een meesterlijke, historische en chronologische film op panoramascherm, met doorkijkje naar het nu. Ook hierin is weer het moderne jasje van het vernieuwde museum te ontdekken: prachtige beelden van het huidige landschap gecombineerd met historische elementen uit de collectie. Een wonderschone mix die ontzettend goed uitpakt.
Zeeuws Erfgoed
De route gaat verder door een gang met archeologische vondsten uit de streek naar de grote zaal op de eerste verdieping. Daar zijn op speelse wijze collectiestukken als streekdrachten, gebruiksvoorwerpen, bedsteden, landbouwwerktuigen en schilderijen tentoongesteld. Op verrassende wijze kom je meer te weten over de collectie en de geschiedenis van de streek: kijkbuizen, een interactief barcodespel, gereedschappen met bijbehorende geluiden en telefoons met streektaal. Via de museumtrap bereik je de grote zaal op de begane grond. Hier kun je een foto van jezelf maken met boerenkar en Zeeuws trekpaard en later via de website downloaden als aandenken aan het museumbezoek. In één grote vitrine langs de wand zijn de ‘schatten van mensen’ gepresenteerd. Hier tonen Axelaren hun verzamelingen en wordt een filmportret van hen vertoond. Te veel om allemaal op te noemen, maar kom vooral zelf kijken! Het museum is geopend op donderdag, vrijdag en zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur. De officiële opening is op vrijdag 27 maart. Daarna is het museum ook op woensdag open.
www.hetwarenhuis.nl
9 maart 2015 | 01
Beleef industrieel erfgoed in 2015 2015 is uitgeroepen tot Europees Jaar van het Industrieel en Technisch Erfgoed. In meer dan 45 landen zullen erfgoedinstellingen industrieel erfgoed in de schijnwerpers zetten. Het jaar is bedoeld om de belangstelling voor industrieel erfgoed te stimuleren, onderling kennis te delen en het aantal vrijwilligers te vergroten. Vreemde eend Jarenlang was industrieel erfgoed een ‘vreemde-eend-inde-bijt’ in de monumentenwereld. Industriële gebouwen werden vooral gezien als productiemiddelen en konden aangepast of afgebroken worden al naar gelang de behoefte. Weinigen zagen de schoonheid van deze objecten in. En voor wie dit wel zag, lag er een flinke uitdaging te wachten: want hoe deze voor een specifieke functie opgetrokken gebouwen of zelfs hele complexen te herbestemmen? Aansprekende voorbeelden ontbraken, bestemmingsplannen waren niet op herbestemming van deze erfgoedcategorie afgestemd en financieringsmogelijkheden bleken over het algemeen (te) beperkt. Zowel de klassieke opdrachtgevers zoals overheden, corporaties en ontwikkelaars als de erfgoedsector lieten als gevolg industrieel erfgoed lange tijd links liggen. Met grootschalige sloop tot gevolg. Groeiende belangstelling In Nederland klonk pas vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw in toenemende mate protest. Enigszins aan de late kant, aangezien de belangstelling voor het industrieel erfgoed in Groot-Brittannië al vanaf het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond. In de begintijd waren het vooral verenigingen en vrijwilligers, die bij de bescherming het voortouw namen. Zij zorgden voor een toenemend draagvlak voor behoud van industrieel erfgoed, zowel bij de overheden als bij het grote publiek. Later sloten ook andere groepen zich aan, zoals architecten en horecaondernemers. Daarnaast was (en is nog steeds) een bijzondere rol weggelegd voor de ‘creative industry’: kunstenaars die vooral tijdelijke invulling geven in de opmaat voor definitieve herbestemming. Desalniettemin zou zonder de inzet van de vele vrijwilligers veel industrieel erfgoed verloren zijn gegaan of zelfs nog steeds verloren gaan. Want ook tegenwoordig leveren zij, al dan niet in verenigingsverband, een belangrijke bijdrage aan behoud en herbestemming van industrieel erfgoed. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit themajaar, in tegenstelling tot de meeste andere Europese campagnes, vanuit deze groep bottom-up tot stand is gekomen. Al met al een mooi voorbeeld van burgerinitiatief en van de kracht van de verenigingen. Herbestemming in Zeeland Ook in Zeeland drong het besef van de waarde van behoud van het eigen industrieel erfgoed vanaf het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw door. Hoewel Zeeland een kleine provincie is en de industrialisatie hier vergeleken met andere regio’s in Nederland relatief laat op gang kwam, waren er in het Zeeuwse landschap nog genoeg sporen van dit industriële verleden terug te vinden. Denk alleen maar
Zeeuws Erfgoed
aan de vele vlasroterijen, graan- en suikersilo’s, meekrapstoven, gemalen, zoutziederijen en weegbruggen met bijbehorende huisjes. De onderhoudsstaat van al deze objecten was echter in zijn algemeenheid slecht te noemen. Om een toekomstige kaalslag in Zeeland tegen te gaan, werd in 1982 door de Zeeuwse Culturele Raad de Werkgroep Industriële Archeologie opgericht, de huidige Werkgroep Industrieel Erfgoed Zeeland (WIEZ). De WIEZ wist door middel van publicaties, presentaties en gesprekken met gemeenten succesvol aandacht voor het Zeeuwse industrieel erfgoed te genereren. Ook projectontwikkelaars en architecten kregen, geïnspireerd door nationale en internationale voorbeelden, belangstelling voor het behoud van industrieel erfgoed. Vooral de aandacht voor herbestemming heeft de afgelopen jaren ertoe bijgedragen dat ook in Zeeland industriële objecten voor de toekomst behouden zijn gebleven. Recente voorbeelden die tot de verbeelding spreken zijn onder andere de tot kantoorruimte omgebouwde graansilo van architectenbureau Rothuizen in Middelburg en de voormalige suikerloods in Sas van Gent, tegenwoordig onderdak van het deze zomer te openen Industrieel Museum Zeeland. Meer informatie over Zeeuwse activiteiten in het kader van het Europees Jaar van het Industrieel en Technisch Erfgoed is te vinden op www.zeeuwseankers.nl.
De Werkgroep Industrieel Erfgoed Zeeland (WIEZ) stelt zich ten doel het industrieel erfgoed voor Zeeland zoveel mogelijk te behouden. Dit kan zowel in de vorm van fysiek behoud, als door middel van documentatie. De WIEZ ziet een goede informatievoorziening als haar belangrijkste taak. Zo geeft de werkgroep advies aan bedrijven en overheden en probeert zij door middel van publicaties en presentaties de belangstelling voor het Zeeuwse industrieel erfgoed te vergroten. De WIEZ maakt onderdeel uit van de SCEZ en is een van de deelnemende organisaties aan het Meldpunt Erfgoed Zeeland.
www.industrieelerfgoedzeeland.nl
> Torenconstructie van de circa 40 meter hoge Scheldekraan aan de Dokhaven in Vlissingen (foto Marinus van Dintel).
10 maart 2015 | 01
Krentenbrood met krukels en andere paastradities Misschien viert u dit jaar Pasen met een fraai gedekte tafel waarop beschilderde paaseieren en een boterlammetje prijken. Maar staat er ook krujebrôôd op? En waagt u zich aan krentenbrood met krukels? Zo’n zestig jaar geleden werd er volop geklaagd over de teloorgang van ‘oude’ paasgebruiken in Zeeland. Inderdaad, op Schouwen-Duiveland knikkeren de oudere heren niet meer. En de kermis bij de Middelburgse Dampoort is ook allang verleden tijd. Maar sommige oude gebruiken zijn gebleven. En er zijn nieuwe bijgekomen. Een impressie van paastradities in Zeeland. Eieren, hazen en lammetjes Eieren spelen al heel lang een belangrijke rol in het paasfeest. Dat heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de vastentijd in de katholieke kerk, waarin de gelovigen geen vlees en zuivel mochten eten. De opgespaarde eieren
werden na afloop van de vasten – met Pasen – hardgekookt gegeten. Dit gebruik bleef na de Reformatie in protestantse gezinnen bestaan. De eieren werden ook beschilderd en in de twintigste eeuw raakten chocolade-eieren in trek. Aanvankelijk was dit een luxeproduct, maar met het stijgen van de welvaart konden meer mensen zich chocoladeeieren veroorloven. De paashaas verscheen vermoedelijk rond 1800 via de Duitse (kinder)literatuur in Nederland. Deze mythologische figuur werd bedacht om kinderen op te voeden tot goede burgers, die zich netjes konden gedragen en gehoorzaam konden zijn. Aanvankelijk schonk de paashaas dan ook alleen eieren aan brave kinderen. De boterlammetjes die menige paasbrunch sieren, bevatten mogelijk een verwijzing naar Christus als het Lam Gods. Ze zijn tegelijkertijd terug te voeren op het gebruik in boerenfamilies om de grasboter – gemaakt van de eerste melk van koeien nadat ze in het voorjaar weer in de wei liepen – op een mooie manier te serveren. Of dit in Zeeland voorkwam, weten we niet. Het was in ieder geval gebruikelijk op een aantal plaatsen in Noord- en ZuidHolland. Mogelijk vonden de boterlammetjes aldus ook hun weg naar de Zeeuwse paastafels. Krentenbrood met krukels Wel typisch Zeeuws is het gebruik om met Pasen krentenbrood met krukels (alikruiken, ook wel kreukels genoemd) te eten. Op Tholen, Sint-Philipsland, Schouwen-Duiveland en in Yerseke is deze traditie nog springlevend. Liefhebbers zoeken de zeeslakjes in de dagen voorafgaand aan Pasen bij laag water aan de waterkant. De verzamelde krukels worden 24 uur in zout water gezet, daarna afgespoeld en in ruim water gekookt. Het eten van krukels is een heel karwei. Zo’n maaltijd neemt gemakkelijk een uur in beslag. Onmisbaar daarbij is een kopspeld. Daarmee moet eerst het donkere, harde schijfje uit de opening worden verwijderd, waarna de krukel aan de speld kan worden geprikt en uit de schelp gedraaid. De zilte krukels in combinatie met het zoete krentenbrood staan garant voor een bijzondere smaaksensatie.
Pasen is ook de tijd voor de grote schoonmaak. Borssele, 1970 (foto C. Kotvis; Beeldbank Zeeland, Zeeuwse Bibliotheek).
Zeeuws Erfgoed
Behalve krentenbrood en wittebrood was kru(j)ebrôôd een veel gegeten lekkernij bij feestelijke gelegenheden. Ook met Pasen kwam dit brood op tafel. Het fijne wittebrood wordt bereid met boter, suiker, melk en eieren en ontleent zijn speciale smaak aan de toevoeging van nootmuskaat (kruuneut) en/of foelie.
12 maart 2015 | 01
zeeuwse
ankers
Krentenbrood met krukels eten in Zierikzee (foto J. Wolterbeek; Beeldbank Zeeland, Zeeuwse Bibliotheek).
Vertier Is Pasen tegenwoordig een feest dat we in huiselijke kring vieren, vroeger was dat wel anders. Met name op maandag en dinsdag (tweede en derde Pasen) vermaakten mensen zich op straat en in de cafés met allerlei spelen. Soms was het met Pasen ook kermis. In dorpen op Walcheren legden velen zich toe op diverse balspelen. In Zeeuws-Vlaanderen kwamen met Pasen de handboogschutters in actie voor het gaaischieten. Van Schouwen-Duiveland is bekend dat vóór 1880 oudere mannen uitsluitend met Pasen gingen knikkeren. In Middelburg, in de omgeving van de Dampoort en Veersesingel, begon paasmaandag al om 5 uur in de ochtend met eieren rapen, die de avond tevoren met tientallen waren verstopt. Ook hier vermaakten volwassenen zich met volksspelen: tobbetje varen over de vest, geblinddoekt rijden met een kruiwagen en hardloopwedstrijden tussen koppels mannen die elk met een been aan elkaar waren vastgebonden. ’s Avonds was er een fakkeloptocht, waarbij de deelnemers liedjes zongen. Elders in de stad zongen en dansten mensen rond een kring van vetkaarsjes. Op de dinsdag na Pasen was het kermis aan de Dampoort, met een schommel, draaimolen en kraampjes met koek en sinaasappelen.
Zeeuws Erfgoed
In Haamstede werd met Pasen een soort voorjaarsfeest gevierd. Jongemannen en –vrouwen deden zich tegoed aan gekookte eieren, snoepgoed en schrôôsels (platte dunne kruidenkoeken), die op tafels in de Slotdreef waren neergezet. Daarna togen de jonge stelletjes naar het hoogste duin (Pasenhil) om er – de armen om elkaar heen geslagen – vanaf te rollen. In Zierikzee trokken jong en oud naar de Zelke, een heuvel even buiten de Zuidhavenpoort. Kinderen amuseerden zich daar door hardgekookte eieren en sinaasappelen van de heuvel te laten afrollen. Voorjaar Pasen markeerde ook het begin van het voorjaarsseizoen. Zo was het gebruikelijk om in deze tijd het interieur van het huis aan een grote schoonmaak te onderwerpen en kregen kinderen nieuwe kleren. ‘Op z’n paasbest’ werd een staande uitdrukking, die overigens al in een klucht van Bredero uit 1619 wordt genoemd. Voor meisjes ten slotte begon rond Pasen het seizoen van het touwtjespringen. Vanaf deze tijd zwiepten de springtouwen over straat en klonken uit meisjeskelen de bijbehorende vrolijke liedjes.
13 maart 2015 | 01
Een vliedberg met stenen toren bij Domburg?
Het aangetroffen massieve fundament (foto WAD).
Een proefsleuvenonderzoek bij Domburg bracht een imposante middeleeuwse structuur aan het licht. Het zijn vrijwel zeker de resten van een vliedberg met centraal een bakstenen toren. Dit soort resten zijn in Nederland nog maar zelden gevonden en onderzocht. Op de oude kaarten is niets van deze structuur te zien, ook niet op de hoogtekaarten. Dat de locatie net ten westen van Domburg in de middeleeuwen tot een nederzettingsterrein behoorde konden we wel vermoeden. Op het naastgelegen terrein van Zorgcentrum Simnia heeft de SCEZ namelijk in 2001 tijdens een noodopgraving resten van een middeleeuwse nederzetting opgegraven. Ook het vooronderzoek met boringen door Artefact! op het terrein zelf maakte duidelijk dat hier waardevolle archeologie uit de middeleeuwen was te verwachten, mogelijk ook met steenbouw. Enkele boringen stuitten immers op baksteen. Verder onderzoek was nodig. Maar waar moesten we de proefsleuven plannen? Het beeld was diffuus. Tot we de kaart met de resultaten van het explosievenonderzoek met behulp van magnetometing zagen. Hierop was rond een boring die op puin was gestuit een vrijwel perfecte cirkel te zien; een cirkel van ondergrondse objecten die een uitslag gaven op de magnetometer. Nu weten we dat klei, als het gebakken wordt, ook licht magnetisch wordt. En ook herinnerden we ons de opgraving van een vliedberg in Goes. In de gracht rondom
Zeeuws Erfgoed
deze berg lag allemaal baksteenpuin dat van de berg naar beneden leek te zijn gerold. Eenzelfde beeld kregen we dus ook voor de bevindingen in Domburg voor ogen. Zouden hier inderdaad de resten van een vliedberg met centraal nog resten van een stenen structuur liggen? Het was nu wel duidelijk waar we een proefsleuf moesten plannen: dwars over de cirkel en de boring, gestuit op puin. Massief fundament De resultaten van het onderzoek in de proefsleuf door Artefact! bleken precies als verwacht: het spoor van een opgevulde gracht, met centraal op het eiland binnen de gracht ook een massief gemetseld fundament. Dit fundament bestaat uit hele vroege Zeeuwse moppen met het formaat van 30 x 14 x 7,5 centimeter. Er zijn nog vijf lagen bewaard met een gezamenlijke hoogte van circa 40 centimeter. Een deel van het fundament is in het verleden gesloopt, maar het opgevulde uitbraakspoor is nog duidelijk herkenbaar. In twee smalle proefsleufjes haaks op de proefsleuf konden we de begrenzingen van de gracht en van het fundament compleet maken. Het fundament lijkt
14 maart 2015 | 01
Overzichtstekening van het proefsleuvenonderzoek (illustratie Artefact!).
een afmeting te hebben gehad van circa 10 meter x 8,5 meter. Het eiland omgeven door de gracht heeft een diameter van circa 27 meter. De gracht heeft flauwe grachtkanten, is boven tussen de 12 en 17 meter breed en heeft een maximale diepte van 2 meter. Aan de binnenzijde van de gracht ligt inderdaad, zoals vermoed, een dik pakket middeleeuws bouwpuin. Bij de sloop van de stenen structuur op de berg of op het eiland zal dit puin hier in de gracht terecht zijn gekomen.
heringericht is voor een molen. Het is alleen niet zeker dat met de tekening ook onze vliedberg is bedoeld. Archiefonderzoek door P. Blom leert dat meer in de richting van Westkapelle een blok percelen lag waar in 1585 een ‘moelen’ en ‘moelwerf’ omschreven staat. Zou hier dan in de middeleeuwen nóg een vliedbergcomplex inclusief neerhof hebben gelegen, getuige het achtvormige grachtenstelsel? In de overloper uit 1604 vindt men geen aanwijzing terug van een vliedberg ter hoogte van ons onderzoeksgebied.
In de proefsleuven zijn naar het noorden van de gracht nog sporen van middeleeuwse bewoning gevonden, mogelijk ook een nederzetting of een zogenaamd neerhof bij de vliedberg. We interpreteren het geheel namelijk als resten van een door een gracht omgeven vliedberg met centraal een stenen toren. De stenen toren is niet gefundeerd geweest in de opgeworpen (slappe) klei van de berg, maar in de vaste ondergrond. Het is nog niet duidelijk of het oorspronkelijk een vliedberg uit de tiende-twaalfde eeuw betreft, waarin in een tweede fase een bouwkuil is ingegraven voor de oprichting van de stenen toren, of dat in de dertiende eeuw de vliedberg en de toren gelijktijdig zijn opgericht. Panorama van Walcheren Heel leuk in dit verband is een detail van het Panorama van Walcheren in 1550, getekend door Antoon van den Wijngaarde. Tussen Westkapelle en Domburg tekent hij een molen op een bergje. Het bergje is omgeven door een gracht. De getekende gracht ligt in de vorm van een acht. Dit beeld komt sterk overeen met dat van een vliedbergcomplex met opperhof en neerhof. Het is niet waarschijnlijk dat dit grachtencomplex initieel voor een molen is ingericht. Eerder is het waarschijnlijk dat Van den Wijngaarde een oud vliedbergcomplex heeft getekend, waarvan de toren is verdwenen en dat later
Zeeuws Erfgoed
Bergje met molen op het Panorama van Walcheren, door Antoon van den Wijngaarde, 1550.
Het voornemen is om het plangebied bij Domburg voor een deel in te richten als park. Op een ander deel komen bouwkavels. Met de ontwikkelaar en een landschapsarchitect kijken we naar mogelijkheden om de vliedberg met gracht in het park terug te laten komen. Bernard Meijlink, beleidsarcheoloog Walcherse Archeologische Dienst (WAD)
15 maart 2015 | 01
Zeeuwse woordenbank online Dialectliefhebbers opgelet! Sinds november 2014 is er een snelle manier om Zeeuwse woorden op te zoeken, in verschillende woordenboeken tegelijk. Of je nu zoekt naar de betekenis van een dialectwoord of juist op zoek bent naar de schrijfwijze van een Nederlands woord in dialect: de Zeeuwse woordenbank is een nieuwe online database waarin je breed kunt zoeken, en zult vinden! Digitalisering De Zeeuwse woordenbank is onderdeel van de Woordenbank van de Nederlandse Dialecten. Het grootste deel van de database bestaat uit het Woordenboek der Zeeuwse dialecten (WZD) en het Supplement dat erbij verscheen. Beide woordenboeken bevatten de woordenschat van heel Zeeland en van Goeree-Overflakkee. Vijftig jaar na de eerste uitgave van het woordenboek en vijftien jaar na het supplement, werd op 22 november tijdens een symposium over het WZD de online database voor het grote publiek ontsloten. Een nieuwe stap in het digitaliseringsproces van de vooruitstrevende Zeeuwse Dialect Vereniging. Zoeken en (van alles) vinden Zoeken in een database door middel van een website is totaal iets anders dan bladeren in een woordenboek, dat alfabetisch geordend is. Stel dat je iets zoekt over de bolus in het Zeeuws, dan heb je pech als je in het WZD ‘bolus’ opzoekt. Het staat er namelijk niet in. Zoek je het woord op via de website www.zeeuwsewoordenbank.nl, dan heb je een aantal mogelijkheden om iets te vinden.
‘afschraapsel van het bakblik van bolussen’(boluspruum, krumels) en dat je oudbakken bolussen weer bros kan bakken en goedkoop verkopen (bakkersverdriet). En voor wie geïnteresseerd is in rijmpjes vinden we bij het trefwoord leut(e) nog een deuntje uit Het Land van Axel: In Axel èmme leute, Geeft dà kind 'n teute (flokker), In Axel èm me lol, Geeft dà kind 'n drol (bolus) Je krijgt dus veel meer waar voor je geld! Verschillende zoekmogelijkheden Stel dat je iets wilt weten over het ringrijden en dat vervolgens intikt bij ‘woord in tekst’, dan vind je niet alleen het lemma rien(g)krieë(n), maar ook andere informatie die handig kan zijn bij een eerste verkenning. Je leest bijvoorbeeld dat de sukerkomme (kom met gesuikerde brandewijn of jenever) niet alleen een traktatie was bij de oogst, maar ook bij het ringrijden van mond tot mond ging.
Als je breed wilt zoeken, tik je het woord ‘bolus’ in het vakje ‘woord in tekst’. Dat geeft de meeste informatie, aangezien het zoeksysteem dan niet alleen in de trefwoorden zoekt, maar ook in de definities die in het woordenboek zijn opgenomen. Als je dit zelf test, merk je dat ‘bolus’ bij ‘origineel trefwoord’ helemaal niet voorkomt in het woordenboek en het supplement. Bolusse(n) voor het ‘tanen van zeilen, netten’ wordt daarentegen wel gevonden. Als naam voor de bolus vinden we met de zoekfunctie ‘woord in tekst’ een aantal Zeeuwse synoniemen voor de bolus: draoier, drol(le), jikkemiene, koekdraoiomme en stropiedraoier. Daarnaast treffen we ook de naam voor
Zeeuws Erfgoed
16 maart 2015 | 01
Ken je een bepaald Zeeuws woord en wil je weten wat het betekent, dan heb je twee mogelijkheden. Als je weet hoe het woord in het Zeeuws geschreven wordt, dan kun je op ‘origineel trefwoord’ zoeken. Een gemakkelijk woord is bijvoorbeeld juun. Elke Zeeuw weet nu eenmaal dat juun enkel op deze manier geschreven kan worden. Maar degene die hiermee niet bekend is, kan beter ‘ui’ intoetsen bij ‘A.N.-zoekterm’. Vervolgens wordt dan het Zeeuwse woord juun getoond. Voor ‘schaap’ is de spelling iets moeilijker. ‘Schaap’ kan immers als schaep opgenomen zijn of als schaop. Bij twijfel kun je het best ‘schaap’ intikken in het veld ‘vernederlandsing’. ‘Schaap’ is immers de vernederlandste vorm van beide uitspraakvarianten. Op deze manier vind je het trefwoord schaep, schaop. Flexibel zoeken De Zeeuwse woordenbank is een handig instrument om snel en flexibel Zeeuwse woorden op te zoeken. Dit kan onder andere door gebruik te maken van zogenaamde jokertekens, om de zoekopdracht te vergemakkelijken. Als je bijvoorbeeld woorden zoekt die eindigen op -beier dan kun je die vinden door *beier bij ‘origineel trefwoord’ in te vullen. Vervolgens zie je de woorden die eindigen op beier: bosbeier, bostebeier, boterbeier, … . De asteriks* gebruik je om meerdere letters te vervangen, het vraagteken om aan te geven dat slechts één letter niet bekend is. Dialecten vergelijken Binnen de webomgeving van de Zeeuwse woordenbank is het ook mogelijk om in de overige beschikbare digitale dialectwoordenboeken zoekopdrachten uit te voeren via de knop ‘dialectwoordenboeken algemeen’. Op dit ogenblik zijn behalve de Zeeuwse woordenboeken vooral dialectwoordenboeken uit Nederlandstalig België digitaal ontsloten. Door van deze optie gebruik te maken, kan het bijvoorbeeld interessant zijn om zowel de gelijkenissen als
Zeeuws Erfgoed
de verschillen tussen het Zeeuws en het West-Vlaams te bestuderen. Nieuw zoekveld Er komt nog een functie ‘exact zoeken’. Bij het aanvinken van dit veld zal alleen het exacte woord getoond worden, en vind je bijvoorbeeld geen samenstellingen met dat woord. Als je exact zoekt op ‘bed’, krijg je geen ‘bedsponde’ bijvoorbeeld. Beide zoekmanieren - exact en algemener hebben dus hun voor- en nadelen.
Vrijwilligers gezocht Met een ploeg vrijwilligers is hard gewerkt om het huidige resultaat te bereiken. Maar uiteraard zijn er nog verbeteringen mogelijk. De werkgroep is dan ook op zoek naar vrijwilligers die de website intensief willen testen. Vervolgens kunnen naar aanleiding van de uitkomsten de gewenste aanpassingen uitgevoerd worden. Heeft u interesse om uw bijdrage te leveren aan het optimaliseren van de Zeeuwse woordenbank, neem dan contact op met Veronique De Tier, adviseur streektalen bij de SCEZ (
[email protected]).
www.zeeuwsewoordenbank.nl
17 maart 2015 | 01
Vijftig kenners en belangstellenden bijeen in Westhove
Symposium over Zeeuwse kastelen en ‘vliedbergen’ Donderdag 27 november 2014 vond in kasteel Westhove (Oostkapelle) een symposium plaats over Zeeuwse kastelen. Aanleiding was de oplevering van het digitale Kastelenlexicon Zeeland.
De fundamenten van kasteel Sint-Maartensdijk in de jaren zestig van de vorige eeuw, met onder de paraplu onderzoeksleider J.G.N. Renaud (ROB) met echtgenote.
De in 1958 vrijgelegde fundamenten van kasteel de Hellenburg bij Baarland (collectie B. Oele).
Het Zeeuwse lexicon is onderdeel van het Kastelenlexicon Nederland. Dit is een database van de Nederlandse Kastelenstichting (NKS), met beschrijvingen van alle bestaande en verdwenen kastelen in Nederland. Ook Zeeland had in de middeleeuwen een groot aantal kastelen en kasteelbergjes of mottes. Van de kastelen resten er nog maar drie: kasteel Westhove tussen Domburg en Oostkapelle, kasteel Haamstede en Slot Moermond bij Renesse. Van de meer dan tweehonderd bergjes zijn er nog 38 overgebleven; de meeste liggen op Walcheren en Zuid-Beveland. Het kastelenlexicon voor de provincie Zeeland was een project van de Nederlandse Kastelenstichting en de SCEZ met medewerking van prof. dr. em. P.A. Henderikx. Het Zeeuwse lexicon en het symposium zijn gerealiseerd met financiële ondersteuning van de Provincie Zeeland. Wie iets wil weten over een bepaald kasteel of kasteelbergje in de provincie Zeeland kan dit met enkele drukken op de knop van de computer opzoeken via de website van de NKS, kastelenbeeldbank.nl. Het symposium ter gelegenheid van de oplevering is georganiseerd door de SCEZ in samenwerking met de NKS. Het werd bijgewoond door vijftig bij kasteelonderzoek betrokkenen of hierin geïnteresseerden. Voorafgaand aan het lezingenprogramma maakten de aanwezigen een wandeling naar het nagebouwde mottekasteel in de landschapstuin van het aanpalende museum Terra Maris.
archeologisch onderzoek naar kastelen in Zeeland in het verleden. Zo liet hij zien hoe in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw de resten van enkele grote kastelen in kaart zijn gebracht, zoals Zandenburg bij Veere, het kasteel van Sint-Maartensdijk, de Hellenburg bij Baarland en de voorlopers van Slot Moermond bij Renesse. Daarnaast besprak hij het onderzoek van kleinere kasteeltjes: omgrachte, versterkte huizen of ‘moated sites’, en kasteelbergjes zoals die van Buttinge, Hoogelande en Abbekinderen.
Onderzoek Na een welkomstwoord door Wim Scholten, directeur SCEZ, en een introductie van dagvoorzitter fred Vogelzang (NKS) vonden de lezingen en presentaties plaats. Wendy Landewé (NKS) sprak over de toepassing van het Nederlandse Kastelenlexicon en de aansluiting bij internationale lexica. Hans Jongepier (SCEZ) behandelde vervolgens
Zeeuws Erfgoed
Peter Henderikx, emeritus hoogleraar middeleeuwse nederzettingsgeschiedenis in de Nederlanden aan de Universiteit van Amsterdam, sprak over de bezitters (ambachtsheren en andere edelen) van de kasteelbergjes en de oudste kastelen in Zeeland tot het begin van de veertiende eeuw, met aandacht voor het Zeeuwse erfrecht in die tijd. Bas Aarts, historicus en gastonderzoeker aan de Universiteit Leiden, besprak de Zeeuwse mottes in nationale en internationale context, met vooral aandacht voor de eerste fase van de mottes, de zogenaamde kernheuvels. Jan Kuipers (SCEZ) pleitte ervoor om in Zeeland de naam ‘vliedberg’ te behouden, en de Zeeuwse bergjes ondanks hun verschillende functies te beschouwen als één samenhangende categorie van aardkundige, cultuurhistorische en archeologische monumenten. Ben Olde Meierink (NKS) sprak over kastelen van abten, waaronder ook Westhove, in het Nederlandse Kastelenlexicon. Ronald van Immerseel (Stichting In Arcadië) belichtte het Kastelenlexicon Zeeland als uitgangspunt voor toekomstig onderzoek. Hij riep op tot meer aandacht voor de verdwenen versterkte huizen in ZeeuwsVlaanderen. Het symposium werd op levendige wijze afgesloten door Chris Kalden, voorzitter van de NKS.
18 maart 2015 | 01
Vreemde geluiden uit de Kattendijkse muziekkapel In de oude muziekkapel van Kattendijke klonk afgelopen winter geen blaas- en slagwerk. Maar gewerkt werd er zeker. De in slechte staat verkerende muziekkapel onderging een grondige renovatie en er waren volop verbouwingsgeluiden te horen. Muziekkapel Kattendijke
Korenmolen De Graanhalm in Gapinge
De ‘gestripte’ muziekkapel is een uitdaging voor het ROP Zeeland.
Wel wind, maar geen wieken op de Gapingse molen
Opdrachtgever Gemeente Goes Aannemer Bouwbedrijf Jurriëns uit Delft
Opdrachtgever Stichting Korenmolen De Graanhalm Aannemer Aannemersbedrijf Sturm uit Gapinge
In 1913 schonk een aannemer uit Kattendijke deze muziekkapel aan de plaatselijke muziekvereniging. De bouw voerde hij in eigen beheer uit. In de Dorpsstraat, vlak voor de prachtige vijftiende-eeuwse monumentale kerk, verrees een achthoekige, in baksteen opgetrokken verhoging met een houten opbouw. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw maakte de lokale muziekvereniging Oefening en Uitspanning veel gebruik van deze muziektent. Daarna raakte hij in verval. De inspanningen van de Kattendijkse dorpsgemeenschap in 2000, waarbij dorpsbewoners zelf de muziekkapel opknapten, hadden echter niet voor de lange termijn het gewenste resultaat. Een grondige renovatie bleek noodzakelijk. Medio november 2014 is Bouwbedrijf Jurriëns met de restauratie gestart die ongeveer 10 weken in beslag neemt. De goten, boeiboorden en de onderste plank van het dakbeschot zijn vervangen, stukken van de hoekkepers van het dak zijn vernieuwd en de bitumen dakbedekking is vervangen door zink. In de originele constructie uit 1913 waren de relingen van hout vervaardigd. Later zijn die door meer onderhoudsvriendelijke ijzeren relingen vervangen. Maar doordat de ijzeren relingen de houten pilaren aantastten, komen er weer originele houten relingen voor in de plaats terug. De trap en de betonnen vloer worden ook vernieuwd.
Molen ‘De Graanhalm’ in Gapinge heeft meerdere voorgangers gehad. In 1864 werd de eerste molen met deze naam gebouwd. Het materiaal kwam van een molen uit Zuid-Holland. Nauwelijks een jaar later ging deze molen alweer verloren. De afgebrande of omvergeblazen molen werd vervangen door een molen uit Koog aan de Zaan en ingericht als korenmolen. Deze brandde in 1869 af. In datzelfde jaar werd de huidige Graanhalm, een stellingmolen, opgetrokken uit 120.000 stenen. De molen heeft van 1936 tot 1965 op één roede een Bilau-wiek (roede met klep en stroomlijnneus; een uitvinding van de Duitse luchtvaartingenieur Bilau) gehad. In 1965 werd het systeem vervangen door oud-Hollands hekwerk. Kort daarna is de molen buiten bedrijf gesteld, maar heeft hij af en toe gedraaid. In 1998 was de onderhoudsstaat van de molen duidelijk minder goed en was draaien niet langer verantwoord. Bij een zware storm in 2002 waaide vrijwel al het hekwerk van een van de enden eraf en was de molen hoognodig aan restauratie toe. In november 2014 heeft Aannemersbedrijf Sturm met medewerking van Molenmakersbedrijf Berkhof uit Zwartebroek een begin gemaakt met het restauratiewerk. De kap werd van de molen getakeld om deze makkelijker en veiliger te kunnen restaureren. Andere werkzaamheden bestaan uit het waar nodig repareren of vervangen van de stenen en het voegwerk. Ook worden er nieuwe balken en roedes aangebracht. Daarnaast worden de houten relingen en de zinken dakbedekking vernieuwd en wordt het houtwerk opnieuw geschilderd. De restauratie zal medio juni gereed zijn. We hopen dat de molen dan weer snel de wind kan vangen en zijn wieken kan laten draaien.
Bij het verschijnen van deze Zeeuws Erfgoed zijn de werkzaamheden al ver afgerond. De mooi gerestaureerde muziekkapel, de enige overgebleven muziektent in de gemeente Goes, staat binnenkort weer in haar volle glorie klaar voor de leden van de muziekverenigingen.
Zeeuws Erfgoed
19 maart 2015 | 01
Kort museumnieuws Nieuw seizoen start met Nationale Museumweek Na 33 edities van het Museumweekend is het in 2015 tijd voor de Nationale Museumweek. Deze Museumweek wordt gehouden van zaterdag 18 april tot en met zondag 26 april. De week staat in het teken van (maatschappelijke) activiteiten van musea die lid zijn van de Museumvereniging. De activiteiten van de musea in Zeeland zullen te raadplegen zijn via de websites nationalemuseumweek.nl en zeelandmuseumland.nl. Vanaf de Museumweek is ook weer de Museumgids verkrijgbaar bij de Zeeuwse musea en bij de grotere toeristische en culturele informatiepunten. Het nieuwe jaar biedt de Zeeuwse musea nieuwe kansen. Door meer relatie te leggen tussen de collectie en de omgeving, spelen de musea meer in op de toeristische markt. Het Zeeuws Museum bijvoorbeeld maakt zich sterk als participatiemuseum door aan de tentoonstelling ‘Handwerk’ gedurende het hele jaar een handwerkplaats voor groepen te koppelen. En het Zeeuws maritiem muZEEum betrekt de grote speelfilm over Michiel de Ruyter (26 januari in première gegaan) bij zijn tentoonstellingen. Ook kunnen de musea met hun aanbod actief inspelen op en deelnemen aan Zeeuwse Ankers, het samenwerkingsverband op het terrein van erfgoed, landschap, cultuur en toerisme (www.zeeuwseankers.nl). 2015 is voor twee musea in Zeeuws-Vlaanderen een spannend jaar. Het Warenhuis – Museum Land van Axel (open sinds 15 januari; meer daarover in deze uitgave) en het Industrieel Museum Zeeland (opening gepland op 27 juni) maken na een verhuizing en een herinrichting een doorstart op twee authentieke historische locaties.
Cameramuseum Zierikzee heeft hulp nodig Ondanks de enthousiaste inzet van veel vrijwilligers en de hulp van donateurs en sponsoren ziet het er naar uit dat het Cameramuseum in Zierikzee zijn deuren moet sluiten. Het bezoekersaantal stijgt, maar de inkomsten zijn te gering om de exploitatiekosten, zoals huur, verwarming en verlichting, van het museum mee te dekken. Vooral de huur van het pand aan de Visstraat in Zierikzee is momenteel een te grote belasting. Het verlengen van het huurcontract op 1 mei 2015 is gezien de financiële situatie daarom nu onverantwoord.
2014 was voor de Zeeuwse musea met een bezoekerstotaal van 451.923 een stabiel jaar. De Top 5 bestond uit: 1. Watersnoodmuseum (81.000), 2. Zeeuws Museum (46.202), 3. Stoomtrein Goes-Borsele (33.188), 4. Terra Maris (30.411), 5. Polderhuis Westkapelle (30.362). Het Watersnoodmuseum heeft de enorme toename uit 2013, vanwege alle activiteiten rondom de zestigjarige herdenking van de Ramp van 1953, goed vast weten te houden en bleef vorig jaar met grote afstand in aantallen het best bezochte museum in Zeeland.
De voormalige suikerloods van de eerste Coöperatieve Suikerfabriek in Sas van Gent is het nieuwe onderkomen van het Industrieel Museum Zeeland.
Cameramuseum financieel te steunen. Met wat extra ondersteuning kan het museum afspraken maken met de verhuurder, de samenwerking met de musea in Zierikzee voortzetten en op termijn voldoende inkomsten verwerven om het museum voor publiek open te kunnen houden.
Het bestuur van het Cameramuseum vindt dat het museum van toegevoegde waarde is voor de aantrekkelijkheid van Schouwen-Duiveland. De afgelopen jaren zijn enkele duizenden bezoekers – fotograficaliefhebbers uit Nederland, België en Duitsland - naar het museum gekomen. Bezoekers die anders niet naar Zeeland zouden afreizen. Deze toegevoegde waarde wordt ook onderkend door het organisatieadviesbureau Twynstra Gudde, dat in het rapport over de verzelfstandiging van het Stadhuismuseum inzet op samenwerking om Zierikzee op de kaart te krijgen. Een gezamenlijke aanpak met de drie musea in Zierikzee en de VVV biedt kansen voor 2015 om het aantal bezoekers te vergroten. Het museumbestuur is op zoek naar partijen om het Zeeuws Erfgoed
20 maart 2015 | 01
Kwaliteit begint bij goed opdrachtgeverschap In het belang van monument en eigenaar moeten onderhouds- en restauratiewerkzaamheden met voldoende kennis en vakmanschap worden uitgevoerd. Maar niet alleen de architect, de aannemer en de specialist zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het werk. Ook de opdrachtgever kan, of misschien beter moet zijn inbreng leveren. Uitvoeringsfouten Zeker een kwart van de gebreken die monumentenwachters bij hun inspecties tegenkomen, is het gevolg van uitvoeringsfouten. Dat is veel en helaas lijkt het erop dat dit aandeel toeneemt. Van een uitvoeringsfout is sprake als constructies en materialen zodanig worden toegepast dat er onnodig problemen ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan schilderen met de verkeerde verf of een goot niet goed op afschot leggen. Ook bij het detailleren van constructies worden veel onnodige fouten gemaakt. De problemen doen zich voor bij zowel nieuw werk als herstelwerk. Gebreken ontstaan ook om allerlei andere redenen. Bijvoorbeeld omdat een constructie te zwaar wordt belast of omdat beschermlagen hun werking verliezen. Daarom is bij elk gebouw, en zeker bij monumenten, om de zoveel tijd regulier onderhoud, groot onderhoud of zelfs restauratie nodig.
welke onderdelen wel en welke niet aan onderhoud of restauratie toe zijn. Tegelijk overzien zij de bouwkundige en onderhoudstechnische toestand van het hele gebouw. Hierdoor zijn zij (of een gespecialiseerde adviseur van de Monumentenwacht) in staat de werkzaamheden zo gunstig mogelijk af te bakenen. En dat is een belangrijke eerste stap, waarbij niet altijd voldoende wordt stilgestaan. Wat noodzakelijk is, moet uiteraard gebeuren. Maar als de steiger of de hoogwerker en de vakman er toch zijn, kan het aantrekkelijk zijn direct een aantal (letterlijk of figuurlijk) aangrenzende onderdelen mee te pakken. Aantrekkelijk in zowel onderhoudstechnisch, esthetisch als economisch opzicht. Tegelijk zal de Monumentenwacht als onafhankelijk adviseur voorkomen dat er meer werk wordt uitgevoerd dan uit het oogpunt van een sobere en doelmatige instandhouding noodzakelijk is. Als vervanging van een deel van het voegwerk volstaat, zal de Monumentenwacht niet aanbevelen de hele muur opnieuw te laten voegen. In de regel zal de opdrachtgever zich beperken tot het organiseren van de financiering, het maken van afspraken over de planning en het omschrijven van de gewenste werkzaamheden. Vooral voor dit laatste geldt dat hoe meer de opdrachtgever zich in de materie verdiept, des te beter hij zijn wensen kan formuleren en des te doeltreffender het werk kan worden uitgevoerd.
Inspectierapport
goede basis voor
planmatig onderhoud
Vaak betekent dit voor de eigenaar of beheerder een ingrijpende operatie. Zowel organisatorisch als financieel. Des te belangrijker is het dat áls problemen worden aangepakt, dit zo goed mogelijk gebeurt. Uitstekende vaklieden zijn daarbij van groot belang. Maar daarmee ben je er niet. Ook de opdrachtgever heeft een cruciale taak. Hij moet, voor aanvang van het werk én soms ook tijdens de werkzaamheden, zo duidelijk mogelijk aangeven wat hij van de diverse vaklieden verlangt. Daarbij gaat het niet zo zeer om de technische details, maar wel om de grote lijn. Welke werkzaamheden vallen nog wel en welke niet meer binnen de opdracht? Aan welke eisen moeten materialen en constructies globaal voldoen? Welke eisen gelden voor de levensduur en het gebruik van te vernieuwen onderdelen? Advies inwinnen Veel monumenteigenaren worstelen met de vraag hoe zij als opdrachtgever te werk moeten gaan. Vaak is hun bouwkundige en onderhoudstechnische kennis beperkt. Natuurlijk kunnen zij een architect of aannemer inschakelen om de noodzakelijke werkzaamheden te bepalen, te coördineren en te begeleiden. Alleen is het soms ook weer lastig om de juiste, deskundige en onafhankelijke specialist op het spoor te komen. Een veel eenvoudiger oplossing is om te beginnen bij de Monumentenwacht. Ten eerste weten de monumentenwachters die een pand regelmatig inspecteren, tot in detail
Zeeuws Erfgoed
Vakmanschap: het handmatig trekken van plafondlijsten met een mal.
21 maart 2015 | 01
Behalve in boeken en tijdschriften is er veel informatie op internet te vinden. Houd daarbij wel de betrouwbaarheid van de bron in het oog. Erg geschikt zijn bijvoorbeeld de diverse uitgaven van de Nederlandse en Vlaamse monumentenwachten, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en websites als www.monumenten.nl en www.restauratiefonds.nl. Bij meer omvangrijke projecten kan het verstandig zijn een of meer deskundigen in te schakelen. Dat kunnen een architect, een aannemer en/of gespecialiseerde adviseurs zijn. Kwaliteitsrichtlijnen Om meer zekerheid te krijgen over de deskundigheid van bedrijven en de kwaliteit van hun werk, kan worden gekeken naar erkenningsregelingen en certificaten. Voor steeds meer werkzaamheden aan monumenten worden richtlijnen opgesteld die een goede uitvoeringskwaliteit zo veel mogelijk garanderen. Ze zijn opgenomen op de website van de stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (www.stichtingerm.nl). Ook zijn op deze website bedrijven te vinden die hebben aangetoond dat zij aan kwaliteitscriteria voldoen. In Gelderland is door toedoen van Monumentenwacht Gelderland de kwaliteitsregeling Kennis & Kunde ontwikkeld, die mogelijk navolging krijgt in andere
provincies (zie www.monumentenwacht-gld.nl/kwaliteit). Goed opdrachtgeverschap kost tijd, moeite en in beperkte mate geld. Daar staat tegenover dat een goede voorbereiding en planning veel problemen en kosten tijdens de uitvoering kunnen voorkomen. Daarom is het van groot belang voldoende tijd te nemen om te bepalen wat je als eigenaar of beheerder van een monument precies met het gebouw wilt, liefst op de korte én de lange termijn. Vele bronnen, regelingen en adviseurs kunnen hierbij behulpzaam zijn, maar het is verstandig - en gemakkelijk - om te beginnen bij de Monumentenwacht. Het inspectierapport is een goede basis om van te vertrekken en de adviseurs van de Monumentenwacht kunnen u vanuit hun brede en praktische kennis in diverse richtingen op weg helpen. En desgewenst ook tijdens de uitvoering op diverse manieren bijstaan. Tot slot wordt, zoals altijd, het beste resultaat bereikt als alle partijen prettig samenwerken. Ook hierin kan de opdrachtgever een rol spelen. Bijvoorbeeld door goed contact te houden met alle betrokkenen, voldoende overlegmomenten in te bouwen en regelmatig de werkplek te bezoeken. Want belangstelling werkt altijd stimulerend. Bron: Vereniging van Provinciale Monumentenwachten Nederland
Naast goed opdrachtgeverschap is ook goed vakmanschap een voorwaarde voor kwaliteit.
Zeeuws Erfgoed
22 maart 2015 | 01
Archeologisch nieuws Nieuwe rubriek in de PZC Achter iedere bodemvondst en ieder archiefstuk zit een boeiend verhaal. Dat is het uitgangspunt van de door de SCEZ verzorgde wekelijkse serie ‘Uit de Zeeuwse klei’, die sinds januari in de Provinciale Zeeuwse Courant loopt. Elke woensdag verschijnt een verhaal, waarin de lezer op een reis door de tijd wordt meegenomen aan de hand van de schatten in het Zeeuws Archeologisch Depot (ZAD) van de SCEZ. De verhalen worden wekelijks ook op de website zeeuwseankers.nl gepubliceerd. Het beeldmerk van ‘Uit de Zeeuwse klei’ is een bijzondere Badorfpot uit de vroege middeleeuwen. Deze is gevonden op het Vuurtorenstrand bij Burgh-Haamstede. De pot is voorzien van twee bandoren en een radstempelversiering. Hij is digitaal te bewonderen via de Beeldbank Archeologie op scez.nl. Maar het is natuurlijk wel zo aantrekkelijk om hem ook in het echt te zien, in Museum De Burghse Schoole in Burgh.
Excursie Nieuwlande Op 5 november 2014 vond de presentatie van de eerste ankerplaats van het project Zeeuwse Ankers plaats bij de Oesterij langs de Havendijk te Yerseke (zie de vorige Zeeuws Erfgoed). Naar aanleiding van de presentatie en de herdenking van de Sint-felixvloed op 5 november 1530 organiseerde de SCEZ op 8 november 2014 een excursie naar het verdronken laatmiddeleeuwse dorp Nieuwlande, met aansluitend een bezoek aan het OosterscheldeMuseum in Yerseke, waar een groot aantal aardewerkvondsten uit de verdronken stad Reimerswaal is tentoongesteld.
SCEZ-archeoloog Hans Jongepier leidde de mensen rond tussen de fundamenten van de kerk, het kasteel en de huizen van Nieuwlande. Er waren in totaal vijftig deelnemers. Ze toonden enthousiasme, aangezien voor het gebied van Nieuwlande al 25 jaar een betredingsverbod geldt vanwege natuurbescherming. Gezien de reacties kan eraan worden gedacht om een dergelijke excursie jaarlijks te organiseren, waarbij dan tevens de erosie van de archeologische resten kan worden gemonitord.
Excursie naar de resten van Nieuwlande.
Onderzoek stenen objecten Romeinse tijd Sibrecht Reniere doet in het kader van zijn doctoraatsthesis aan de Universiteit Gent onderzoek naar natuurstenen gebruiksvoorwerpen (wetstenen, maalstenen enzovoort) uit de Romeinse tijd en late ijzertijd in het Zeeuws Archeologisch Depot van de SCEZ. Zijn onderzoeksgebied is het noordelijk deel van de civitas Menapiorum. Een belangrijk onderdeel is het petrografisch onderzoek om de herkomst van het materiaal te kunnen bepalen. Sibrecht Reniere aan het werk op het Zeeuws Archeologisch Depot.
Zeeuws Erfgoed
23 maart 2015 | 01
Nieuwe conservator Zeeuws Genootschap Sinds oktober 2014 is Aagje feldbrugge conservator van de archeologische collectie van het Zeeuws Genootschap. Vanaf 2010 volgt zij de opleiding Archeologie aan de Universiteit van Gent. Aangezien haar voorkeur uitgaat naar het uitwerken van vondstcomplexen is Aagje ‘erg blij’ met het conservatorschap. De archeologische collectie van het in 1769 opgerichte genootschap is bijeengebracht in de achttiende, negentiende en de ruime eerste helft van de twintigste eeuw. Op dit moment liggen de voorwerpen opgeslagen in twee depots: het Zeeuws Museum aan het Abdijplein en het Zeeuws Archeologisch Depot van de SCEZ. feldbrugge: “Er is dus veel meer dan je in het Zeeuws Museum ziet. Het is mijn taak om de registratie van de collectie verder te stroomlijnen. Er zijn in de loop van de tijd door verzamelaars en conservatoren diverse afzonderlijke registraties opgezet. Een aantal daarvan moet nog gedigitaliseerd worden; de gegevens daarvan kunnen ook weer toegevoegd worden aan het totaal.” Ontsluiting van de collectie biedt wetenschappers de kans om voorwerpen te komen bestuderen. Hetgeen weer nieuwe kennis oplevert. “Afgelopen november bestudeerden drie onderzoekers van de universiteiten van Leiden
Aagje feldbrugge: “Erg blij met conservatorschap”.
en Amsterdam de legering van de middeleeuwse fibula’s (mantelspelden) van het Domburgse strand en uit de duinen van Schouwen”, aldus Aagje feldbrugge. “De uitkomst van dat onderzoek gaat ons meer vertellen over de handelscontacten van de Zeeuwen in die tijd.” Objecten uit de collectie van het genootschap kunnen ook in bruikleen worden gegeven. Daarvoor stellen de depothouders samen met de conservator een advies op, waarop het bestuur van het genootschap een beslissing neemt.
Uit Zeeuwse bodem Zuid- en Noord-Beveland Geschutsbunkers uit Goes-Aria Op 15 december 2014 verrichtte de SCEZ archeologische waarnemingen in een perceel grasland in de nieuwe woonwijk Aria te Goes, tijdens het uitgraven van twee kleine geschutsbunkers uit de Tweede Wereldoorlog, zogenaamde Tobruk Bunkers. De werkzaamheden verschaften duidelijkheid in welke mate bodemlagen en/of eventuele archeologische sporen nog in de bodem intact aanwezig waren. De graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht van de 105 geniecompagnie waterbouw van het 101 geniebataljon van de Koninklijke Landmacht, met ondersteuning van het Bevrijdingsmuseum Nieuwdorp. De bunkertjes zijn met een dieplader naar het Bevrijdingsmuseum vervoerd, waar ze een permanente plaats krijgen. Ze waren in de jaren zeventig van de vorige eeuw tot ongeveer 3 meter diep in de bodem geduwd om landbouwgrond te creëren. De bodem bestond in hoofdzaak uit lichtgrijze en blauwgrijze vette klei, die er niet overal verrommeld uitzag. Waarschijnlijk vond in het gebied in de middeleeuwen moernering plaats (ontgraven van veen/turf), aangezien direct naast een van de bunkers nog een restant van een veendammetje zichtbaar was. Verder is geen veen waargenomen. Er zijn tijdens het graafwerk geen archeologische resten of sporen aangetroffen.
Uitgraving van een van de bunkertjes in Goes.
Zeeuws Erfgoed
24 maart 2015 | 01
Dijkenonderzoek N62, Sloeweg In mei 2014 is in opdracht van de Provincie Zeeland een begin gemaakt met het ‘project verdubbeling N62 Sloeweg’ tussen Nieuwdorp en ’s-Heer Arendskerke, in verband met toegenomen verkeersintensiteit sinds de opening van de Westerscheldetunnel in 2003. Het werk wordt uitgevoerd door Boskalis Nederland. Bij de werkzaamheden worden meerdere historische binnendijken (deels) doorgraven. Na overleg met de Provincie, de uitvoerder en archeologische-vrijwilligersvereniging AWN werd afgesproken dat de SCEZ en de AWN bij enkele dijkdoorgravingen aanwezig zouden zijn. Najaar 2014 en begin januari 2015 heeft de SCEZ, in samenwerking met de AWN, de graafwerkzaamheden in een viertal dijken begeleid, waarbij de profielen van de dijken zijn gedocumenteerd. Het betrof de Poldersedijk uit de twaalfde eeuw en de Stelledijk uit het begin van de vijftiende eeuw, beide gelegen direct ten noorden van de A58 tussen ’s-Heer Arendskerke en Heinkenszand. Verder de Oude Kraaijertsedijk uit 1547 langs de Sloeweg en de Molendijk uit 1612, eveneens langs de Sloeweg, ten noordwesten van ’s-Heerenhoek. De dijkprofielen leverden belangrijke informatie op, zodat door dit project vijfhonderd jaar bedijkingsgeschiedenis in het westelijke deel van Zuid-Beveland in beeld kon worden gebracht. Zo was duidelijk zichtbaar dat de Poldersedijk in meerdere fasen is opgebouwd. Telkens werd het dijklichaam
Doorsnede van de Poldersedijk bij ’s-Heer Arendskerke, gezien in oostelijke richting.
opgehoogd en in westelijke richting uitgebreid tot uiteindelijk een dijk van ongeveer 20 meter breed en 5 meter hoog was gerealiseerd. De dijk behoorde tot de eerste ringdijk rond het eiland Zuid-Beveland. De andere onderzochte dijken waren iets geringer in omvang. In alle dijklichamen was veel schorgrond uit de directe omgeving verwerkt. Vanuit de AWN was dijkdeskundige Bas Chamuleau uit Kapelle in het veld aanwezig. Hij zal aansluitend op het veldwerk archiefonderzoek uitvoeren om nog meer informatie omtrent de aanleg van de onderzochte binnendijken te verkrijgen.
Walcheren Unieke vondsten Bachtensteene In het centrum van Middelburg, aan de Bachtensteene, zijn in 2012 bij een archeologische opgraving zeer goed bewaarde resten van enkele houten huizen gevonden uit de twaalfde eeuw, de laatste bewoningsfase van de ringwalburg. Op de achterterreinen werden verschillende houten tonputten gedocumenteerd met daarin fraai vondstmateriaal. Ook zijn de funderingen en beerput teruggevonden van het Gravensteen, een van de oudste stenen gebouwen in de stad. Ook in deze beerput waren tal van mooie voorwerpen terechtgekomen. De uitwerking is nog in volle gang, maar intussen is bekend dat het in veel gevallen om zeldzame of voor Nederland zelfs unieke vondsten gaat. Zoals een vroegmiddeleeuwse zwaardschede. Een greep uit de rest: vroegmiddeleeuwse schoenen, een schaal van esdoorn met verdeelvakjes en een fragment van een vijftiende-eeuws missaal. De vondsten worden uitgebreider beschreven in aflevering 187 van Nehalennia, die enkele weken na deze Zeeuws Erfgoed verschijnt. Een fabeldier van stadhuis Middelburg De heer M.P. van Schaik uit Middelburg schonk in januari de fraaie kop van een fabeldier aan het Zeeuws Archeologisch Depot. Hij had dit object van zand/kalksteen in 1946 gevonden bij de herbouw van het in mei 1940 verwoeste stadhuis. Voorts schonk hij een fragment van een houten peddel. De heer Van Schaik had dit aangetroffen onder de kelder van Rouaansekade 25, ‘in de blauwe klei’. De peddel dateert in elk geval van vóór 1560, omdat hij is aangetroffen onder de kelder van het oorspronkelijk in dit jaar gebouwde pand. Versierde muil (zeventiende eeuw), afkomstig van de Bachtensteene (foto Marloes Rijkelijkhuizen).
Zeeuws Erfgoed
25 maart 2015 | 01
Fenrir op Walcheren? De heer M. Klomp uit Middelburg meldde de vondst van diverse metalen voorwerpen, die hij op enkele akkers tussen Middelburg en Oost-Souburg had gevonden. Het betreft onder meer een zegelstempel, een bronzen hangertje, meerdere gespjes, een blokgewicht, een bronzen gespplaat en stijgbeugelbeslag. Voor een datering zijn vooral het hangertje, de gespplaat en het stijgbeugelbeslag zeer interessant. Het hangertje hoorde bij een oorbel en dateert mogelijk al uit de Karolingische tijd (achtste/ negende eeuw); de gespplaat en het stijgbeugelbeslag waarschijnlijk uit de tiende tot en met twaalfde eeuw. Op de gespplaat staan een man met een zwaard en mogelijk de wolf fenrir uit de Noorse mythologie. Vogelfluitje van lood/tin uit Vlissingen; vijftiende eeuw, 5 x 3 centimeter.
Metaalvondsten Grote Markt, Vlissingen De heren P. Hengsdijk uit Goes en P. Pinxteren uit Kloetinge meldden de vondst van een groot aantal metalen voorwerpen uit Vlissingen. Deze kwamen uit stortgrond, afkomstig van opgravingen in 2011 en 2012 op de Grote Markt, in de historische binnenstad. De onderzoeken zijn destijds uitgevoerd door archeologisch bedrijf ARC uit Groningen. De vondsten dateren uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Het betreft onder meer insignes, gespen, kledinghaakjes, munten, rekenpenningen, muntgewichten en mesonderdelen. De vinders beschreven hun vondsten in een rapport voor onder meer de SCEZ en de Walcherse Archeologische Dienst. Bronzen gespplaat uit de omgeving van Middelburg; 3,1 bij 2,9 centimeter.
Zeeuws-Vlaanderen Onderzoek langs de Sint-Bavodijk Op 28 oktober 2014 verrichtte de SCEZ archeologische waarnemingen in een akker langs de Sint-Bavodijk bij Nieuwvliet, na een vondstmelding door de heer J. de Zwart. Hij had een duidelijk langwerpig donker spoor en een klein spoor waargenomen, nadat in de akker in opdracht van de Provincie Zeeland diverse sleuven waren gegraven ten behoeve van natuurontwikkeling. De akker is in beheer van Stichting Het Zeeuwse Landschap. De zone met de beide sporen had aan de oppervlakte van de akker de afmetingen van ongeveer 25 x 25 meter. Mogelijk vormde het lange spoor een greppel rondom een huisplaats, maar is slechts het noordelijke deel te voorschijn gekomen. Aan de uiteinden boog de greppel in zuidelijke richting af. De breedte van de greppel bedroeg 1,5 meter. Het andere spoor is mogelijk een kuil, of behoort tot het meest zuidelijke uiteinde van de huisplaats. In de donkere kleiige vulling hiervan bevonden zich kleine fragmenten baksteen en verbrande leem. Uit een gegraven coupe bleek dat de lange greppel doorliep tot een diepte van 0,85 meter beneden maaiveld (0,7 meter NAP). De bodem bestond ter plekke uit lichtgrijs kleiig zand en zandige klei met roest en schelpen. Waarschijnlijk betreft het de rand van een kreekrug. Er zijn ter plekke geen funderingsresten waargenomen; wel bevonden zich in de vulling van de greppel enkele baksteenstukken. Een van deze fragmenten had afmetingen van ? x 13,5 x 6 centimeter (lengte x breedte x diepte),
Zeeuws Erfgoed
wat op een laatmiddeleeuwse datering wijst. Uit de vulling van de greppel zijn meerdere voorwerpen van keramiek opgeraapt. Het waren fragmenten van grijs- en roodbakkend aardewerk en een wandfragment steengoed. De vondsten dateren uit de veertiende/vijftiende eeuw, wat goed overeenkomt met de datering van het baksteenfragment en de geologische omstandigheden. In een van de gegraven sleuven in het noordoostelijke deel van dezelfde akker had de heer De Zwart al eerder aardewerkfragmenten uit de tiende tot dertiende eeuw opgeraapt. Ze waren afkomstig uit twee sporen, die zich met een lichtere kleur duidelijk aftekenden in het profiel van de sleuf. Waarschijnlijk waren dit sloten. In het noordwestelijke deel van de akker verzamelde de heer De Zwart in het verleden een groot aantal voornamelijk grijze aardewerkfragmenten van de oppervlakte. De relatie met de twee genoemde vindplaatsen is niet duidelijk.
Mogelijke huisgreppel langs de Sint-Bavodijk bij Nieuwvliet, gezien in noordwestelijke richting.
26 maart 2015 | 01
ERfGOEDallerlei De SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Lilian Bos, Hélène Damen, Jos Jobse – een lijn, een punt (Middelburg: decreet, 2014), 104 pag., twee losse bijl.: ISBN 97890-823036-0-5; ill., foto’s, tek. Boek over architect Jos Jobse, die op zijn zeventigste een punt achter zijn loopbaan heeft gezet. Oorspronkelijk opgeleid als timmerman, maakte Jos Jobse uiteindelijk deel uit van de ‘top’ van de Nederlandse architectuur. Tientallen Zeeuwse gebouwen en hele straten (zoals de woningen en winkels aan de Beenhouwerssingel in Middelburg) zijn door Jobse ontworpen. Zijn indrukwekkende oeuvre is thematisch/chronologisch weergegeven op pagina 98-100 van dit door Ramon de Nennie en Machteld van Wijst van decreet op bijzondere wijze vormgegeven boek.
De Bosatlas van het cultureel erfgoed (Groningen: Noordhoff Atlasproducties, 2014), 416 pag.: ISBN 978-90-01-12010-8. In dit naslagwerk wordt op een mooie en overzichtelijke manier het brede scala aan onderwerpen op het gebied van cultureel erfgoed samengebracht. Zowel het gebouwde, als het landschappelijk en immateriële erfgoed van Nederland komen in deze publicatie uitgebreid op thematische wijze aan bod. Ook wordt er aandacht besteed aan de overzeese gebiedsdelen. Het monumentale naslagwerk wordt vergezeld van aansprekende illustraties, overzichtskaarten en (lucht)foto’s en is geschikt als zowel naslagwerk als kijk- en leesboek. Het laatste, twintigste hoofdstuk omvat een register van namen, een register van trefwoorden, een overzicht van de fotolocaties en een verantwoording met afsluitend een overzicht van medewerkers en adviseurs.
Willem van den Broeke en Tobias van Gent, De laatste oorlogsmaanden. 1 september 1944-12 mei 1945. Dagboek van H.W. Fortgens, waarnemend rector van het Gymnasium te Middelburg (Middelburg: De Drvkkery, 2014) 162 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-70174-099-6. Met een uitgebreide inleiding en toelichting brengen de universitaire docenten Van den Broeke en Van Gent de oorlogsdagboeken van de oud-rector van het stedelijk gymnasium onder de aandacht. Achtergrond van de schrijver en diens school worden gegeven, evenals een biografische schets van Hendrik Wilhelm fortgens, hoe het gymnasium fungeerde in oorlogstijd, de zaak Van Oorde en een beoordeling van het dagboek van fortgens. Het dagboek zelf neemt circa honderd pagina’s in beslag en wordt afgesloten met een bijlage waarin een toespraak van fortgens is opgenomen. Deze werd op 11 december 1944 gehouden bij de hervatting van de lessen aan het gymnasium. Met bronnen en literatuuropgave.
Ronald van Immerseel en Nina Wijsbek (eindred.), ‘Eene Aangename en Welgelegene Buitenplaats, genaamd Duino’. De geschiedenis van de hofstede Duno te Oostkapelle. Jaarboek 2012 Kastelenstichting Holland en Zeeland (Rotterdam [2014]), 126 pag., ill., foto’s, tek., krt; ISBN 978-94-6169-489-8. Dit jongste jaarboek bevat de geschiedenis van buitenplaats Duno in Oostkapelle in al haar facetten. Bram Silkens, Leo Wevers, Peter A. Henderikx, Peter Blom, Jan Zwemer en Ronald van Immerseel beschrijven in zes hoofdstukken de archeologie, bouw- en bezitsgeschiedenis en overige historische lotgevallen en ontwikkelingen. Duno, vermoedelijk in de dertiende eeuw gesticht als uithof van de Onze-Lieve-Vrouweabdij in Middelburg, werd in de veertiende eeuw buitenverblijf
Zeeuws Erfgoed
27 maart 2015 | 01
van de Middelburgse abt en na de Reformatie een particuliere, imposante buitenplaats. Kort voor 1826 werd het huis gesloopt, de buitenplaats werd boerderij; sinds 1864 maakt Duno deel uit van landgoed Zeeduin. Boerderij en resterende tuin- en parkaanleg zijn rijksmonument. Tonny van Kemseke, Het Land van Hulst tijdens de Grote Oorlog, 1914-1918 (Hulst: H.M. van Kemseke, 2014) 712 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-94-807539-0. Vuistdik boek onderverdeeld in negentien hoofdstukken waarin het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog wordt besproken, de toestand van het Nederlandse en Belgisch leger, het leven in België en dat van de lokale bevolking, energieverbruik in de jaren 1914-1918, de distributiewet en de NOT (Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij), levensmiddelen en distributie, de middenstand en de distributiewet, steuncomités en fondsen, gezondheidszorg, telegrafie, vliegtuigen boven het Land van Hulst, onderwijs, vluchtelingen, de Belgische annexatie-eisen van ZeeuwsVlaanderen in 1919, de grens, en oorlogsslachtoffers. Bevat een reeks van korte biografieën van personen die in het boek voorkomen en een beknopte bronnenlijst.
Warna Oosterbaan, ONS ERF identiteit erfgoed culturele dynamiek (Amsterdam: De Bezige Bij, 214) 244 pag., foto’s; ISBN 978-90-234-8837-8. Boek over het nationale gevoel van Nederlanders, de toekomst van de multiculturele samenleving en het voortdurende (her)uitvinden van ons verleden. In ONS ERf gaat auteur, socioloog en journalist Oosterbaan op zoek naar antwoorden op vragen als ‘Wat is typisch Nederlands en welke rol speelt de geschiedenis daarbij?’ In tien hoofdstukken schrijft hij in verhalende stijl over nationale identiteit, cultuur en cultureel erfgoed. Een bonte verzameling levendige verhalen die zich afspelen in Nederland, frankrijk, Marokko, Indonesië, Brazilië en op Curaçao en als centraal thema cultureel erfgoed gemeen hebben. Wat daarbij vooral naar voren komt, is dat cultuur de schepping van mensen zelf is en daarom voortdurend verandert. foto’s van Theo Baart illustreren daarbij de
manier waarop erfgoed werkt: hoe het zich voordoet, hoe het gepresenteerd wordt en hoe het in de praktijk uitpakt. Met epiloog met conclusies, dankwoord en lijst van noten.
Daarnaast is er aandacht voor aparte onderwerpen zoals keutjes, opmars van de makelaars, historische secreten, vogels op het hof, hond en kat, het loon van de arbeid en boerentuinen. J.P. Verseput, Kornelis Pieter Verseput van boerenknecht tot herenboer (18221899) (Zonnemaire: J.P. Verseput, 2014) 255 pag.; ill., foto’s, tek., krt.; ISBN 978-946169536-9. Beschrijving van het leven van Kornelis Pieter Verseput, een boer op Schouwen-Duiveland in de negentiende eeuw, die zich na de executieverkoop van de ouderlijke boerderij als boerenknecht opwerkt tot gemeenteraadslid, wethouder, kerkenraadslid en later zelfs herenboer. Bevat een lijst van afbeeldingen, bibliografie en genealogische stamreeksen van de families Bolle, De Glopper, Hocke, Hocke Hoogenboom, Moolenburgh, Romeijn en Verseput. Met literatuuropgave.
Uitgeverij Het Paard van Troje, 2014) 159 pag.; ill., foto’s, krt., 978-90-71937-25-5. Een overzichtswerk over een onbekende periode uit de geschiedenis van Zeeland door de Goese oud-archivaris Allie Barth en freelance historicus en kenner van het tijdvak, Jan Zwemer. Het onderwerp is in acht hoofdstukken uiteengezet: mobilisatie, vluchtelingen en deserteurs, gemobiliseerd, krijgsverrichtingen en spionage, vliegtuigoverlast, landingen en bombardementen, de effecten op de economie en consumptie, binnenlandse onrust en een conclusie. Uiteraard worden zaken als de elektrische draad, zeemijnen en bombardementen behandeld, maar komt de lezer ook de invloed van de oorlog op de sociaaleconomische verhoudingen in de provincie te weten. Met noten, lijsten van gebruikte afkortingen, literatuur en archieven.
• Tijdschriften Marjolein van Rotterdam, Werelderfgoed van Nederland (Hilversum: Uitgeverij Lias, heruitgave 2014), 192 pag.: ISBN 978-908803-055-0. Deze publicatie, een uitgebreide en geactualiseerde editie van de oorspronkelijke uitgave uit 2011, geeft een overzicht van de tien Nederlandse werelderfgoederen. Sinds 1995, toen het voormalig eiland Schokland als eerste Nederlands werelderfgoed werd aangewezen, is de UNESCO-lijst van culturele en landschappelijke werelderfgoederen met negen andere Nederlandse monumenten aangevuld. Hierbij werd de Van Nellefabriek in Rotterdam recentelijk, in juni 2014, toegevoegd. Diverse aspecten komen in deze publicatie aan bod, zoals hun geschiedenis, de argumenten van UNESCO voor aanwijzing, het zogenoemde erfgroen, de natuur- en landschappelijke waarden en de zogenoemde erfkunst, de cultuurhistorie en literaire uitingen. fraai, gedeeltelijk historisch beeldmateriaal in kleur en zwart-wit vergezellen de korte teksten. De publicatie wordt afgesloten met een bespreking van de voorlopige lijst van door Nederland nieuw voor te dragen erfgoederen, toeristische informatie over de reeds aangewezen Nederlandse werelderfgoederen en een bronnen- en fotoverantwoording. Joris van Rummersdijk, Polderleven. Verhalen uit het Land van Hulst (Almere: Van de Berg, 2014 ) 332 pag.; ill., foto’s, tek., krt.; ISBN 978-90-5512430-5. Verhalenbundel over de twintigste eeuw in de omgeving van het Land van Hulst, waarbij de dialogen zijn geschreven in het dialect van het Land. Gerard Smallegange, Hoge Hoeves op gelaagd land (Goes: De Koperen Tuin, 2014) 88 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-9076815-32-9. In het vijfde deel van zijn ‘boerderijenreeks’ beschrijft Smallegange de plaats van de hoeve in het Zeeuwse landschap. De artikelen zijn eerder in de PZC verschenen. Er zijn een zestigtal onderwerpen die worden besproken, waarvan voornamelijk vele beeldbepalende boerderijen in het Zeeuwse landschap.
Walcheren 40/45, 70 herinneringen (Heinkenszand: Driedijk, 2014) 48 pag.; ill., foto’s, krt., tek. Uitgave van Polderhuis Westkapelle, Dijk- en Oorlogsmuseum. Aan de hand van ooggetuigenverslagen wordt de bezetting en bevrijding van Walcheren verteld door Walchenaren en Duitse en Engelse soldaten in de vorm van een beeldverhaal. Daarbij worden foto’s, tekeningen, affiches et cetera uit 1940-1945 en van recenter datum gekoppeld aan teksten en belevenissen van de ooggetuigen. Wim de Vrieze, Ana Maria de Vrieze-da Cunha Rosa, Trugkieke in de historie van de bijzondere duindorpen Burgh & Haamstede Westenschouwen Burghsluis Koudekerke (dl. 2, Zierikzee 2014), 236 pag., foto’s, krt. Dit tweede deel bevat 660 foto’s en meer dan 90 verhalen over bewoners, boerderijen en huizen, ondernemers, feesten, jubilea, de Tweede Wereldoorlog, de Ramp enzovoort. Veel bewoners deelden hun herinneringen en stelden foto’s beschikbaar. Ook illustere figuren als onderwijzer/archeoloog ‘Hannes’ Hubregtse en dijkversterker De Muralt ontbreken niet. Hans Walraven, met Jolenta Weijers, Tropenjaren. In het spoor van mijn overgrootvader P.S. Hamel, consul-generaal in Afrika en Azië aan het eind van de negentiende eeuw (Nijmegen: Hans Walraven, 2014) 160 Pag.; ill., foto’s, tab., krt., tek.; ISBN 978-90-822462-0-9. Bevat het West-Afrkaanse reisjournaal uit 1877. In drie delen wordt het leven van consul Hamel beschreven. In deel I zijn jeugd in Breskens, het fort van Elmina en consul in moeilijke tijden (de periode 1845-1877). Het tweede deel bevat de jaren 1877-2012 waarin Hamels reisjournaal en het reisjournaal van de kleinzoon van Hamel, die diens voetsporen volgt, aan bod komen. Deel drie omvat de periode 1877-1900 met het afscheid van West-Afrika, de koning van Siam en de laatste opdracht. Met proloog en epiloog, bronnen, register en dankwoord en een stamboom van het geslacht P.S. Hamel. Jan Zwemer en Allie Barth, Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Goes:
Zeeuws Erfgoed
28 maart 2015 | 01
Nehalennia. Archeologie, cultuurhistorie, streektaal en volkscultuur van Zeeland en Goeree-Overflakkee afl. 186, winter 2014, opent met de negende en slotaflevering van ‘Het zeventiende-eeuwse culturele centrum van de gebroeders Bam de Venne in Middelburg’. Een belangrijke plaats is ingeruimd voor het schilderij van Adriaan van de Venne van zijn drukkerij in 1623. De auteur besluit spijtig met de mededeling dat wanneer je nu langs deze plek loopt, op de hoek van Korte Burg en Bogardstraat, zelfs geen tekstbordje herinnert aan de grote culturele bedrijvigheid van weleer. Jaco Simons beschrijft in ‘Een treffelijcke playsante Hof-stede, Schoone Huysinge ende Thoren’ de lotgevallen van ‘t Huys Gapinge en zijn eigenaren, Jan Kuipers beklimt in zijn Cursiefje de toren in de doolhof van Hoedekenskerke. Verder de gebruikelijke rubrieken, onder andere een verslag van de jaarlijkse dialectdag, nu in De Vroone te Kapelle. Zeeland. Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 23/4 (2014) 117-160. Het openingsartikel van Anne Johanna Wijn gaat over Elize Baart (1854-1879), die met haar vriend Bastiaan Korteweg zelfmoord pleegde. Elize Baart was schrijfster en leerlinge van de sociaal feministe Mina Krüseman. Bioloog Gerard Heerebout schrijft over het door het genootschap verworven vlinderkastje van Jacob Ehrlich (1787-1863) – een boeksimulant die ook de omslag van het tijdschrift siert. Ehrlich was boekhandelaar en boekbinder in Middelburg. In het kastje zitten 38 wonderwel bewaarde preparaten van vlinders. Lo van Driel schrijft over kleine loterijen in 19de-eeuws Aardenburg. Hij baseert zijn verhaal op een verzoekschrift van huisvrouw Maria Christina Roos, die B&W toestemming vroeg een kleine verloting te mogen organiseren. Van Driel maakt duidelijk dat dit soort loterijtjes in die tijd een bijverdienste voor de sociale onderklasse was. Het middelste deel van het tijdschrift de gedichten van de vorig jaar over-leden Nelleke Maljaars (1961-2014). Eric-Jan Weterings beschrijft de jonge jaren van journalist Gommert de Kok.
• Heem- en oudheidkundige bladen
jaren dertig van de twintigste eeuw’ (R.C. van Leeuwen) zien we de verschillen tussen twee jonge dialectschrijvers uit de eerste helft van de twintigste eeuw. M. van den Broeke beschrijft het herstel, de verbouwing en de restauratie van Slot Moermond in Renesse tussen 1900 en 1960 en A. Damman gaat in op alles wat de school van Burgh aangaat vanaf 1920, als het nieuwe schoolhoofd D. Kosten aantreedt. R. van Langeraad KAzn. vertelt over de jongerenomroep Minjon, waarvan hij zelf deel uitmaakte als afdelingslid voor Schouwen-Duiveland. J. Padmos schrijft een recensie over het boek van R. Paesie: Geschiedenis van de MMC – opkomst, bloei en ondergang. M. Verweij heeft een verhaal over de studenten van SchouwenDuiveland die in de vijftiende eeuw in Leuven kwamen studeren en B. Blikman laat zien hoe stoephekken sfeer kunnen verlenen aan de straat. Tholen
Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (2013) 167 pag.; ill., ISSN 0166-594X. In dit jaarboek van het KZGW een uitgebreid artikel van de hand van A.C. Meijer en J.M. de Bree-Broerse over het memoriaal van Maria de fraeye (1605-1682), dat een manuscript met vragen uit de catechismus omvat, maar ook een persoonlijke geschiedenis van een vrouw die verbonden was met aanzienlijke Middelburgse kringen en echtgenote was van ds. Willem Thielen. B.N. Teensma schreef ‘Amazonia: rafelrand van Nederlands Brazilië’, over de Nederlandse exploratie van de monding van de rivier de Amazone. Het korte artikel is vergezeld van een uitgebreid aantal getranscribeerde bronteksten. A.P. de Klerk schreef het artikel ‘Zeulen met zand. Enkele gegevens over winning, transport en gebruik van zand op Walcheren’. Verder bevat het jaarboek de jaarverslagen van de diverse commissies.
In Wij van Zeeland, van de Nederlandse Genealogische Vereniging afdeling Zeeland (2014, 4), worden naast veel korte berichten en toevallige vondsten, weer vele voorouders tot leven gewekt: Steven (Etienne) Ratel uit het Antwerpse voorgeslacht van Susanna Ratel (auteur M. Neuteboom-Dieleman), matroos Jacobus Duijnkerke uit Aardenburg op het slavenschip d ‘Eenigheid, (R. de Groot) en de nazaten van Willem Jacobszn, oudbewoner van ‘Het blau Huus’ bij Zanddijk (J. Midavaine). Verder in de rubriek ‘Voorouders komen tot leven’ de zoektocht naar voorouders van J.J. Ruster, met de naam Van Hove of Hoof en naar ene Willem Kramer of Kreimer uit Duitsland (J. Kaldenbach). Als laatste in deze rubriek het verslag van H. van felius over zijn voorouders Alfons Blomme en Kaatje de feiter. Sint-Philipsland
In de Nieuwsbrief van de Heemkundekring Philippuslandt (november 2014) dit keer voornamelijk huishoudelijke mededelingen, korte berichten en de aankondiging van de publicatie van de volgende Cronicke, die hopelijk begin april 2015 zal plaatsvinden.
Schouwen-Duiveland
Walcheren
Van de Vereniging Stad en Lande twee nieuwe uitgaven: de Kroniek van het land van de zeemeermin (2014) en Stad en Lande (oktober 2014). In de Kroniek is het eerste artikel van J. Kouwen: ‘Een geschiedenis van joodse inwoners op Schouwen-Duiveland’ over de bloeiperiode en het verval van de joodse gemeenschap in Zierikzee in de negentiende eeuw. A. Scheijde vertelt over twee op elkaar gelijkende schipbreuken in de negentiende eeuw, wat voor de stad Zierikzee, waar beide schepen gebouwd waren, een pijnlijke ervaring was. De artikelen van C. Prince en H. Uil gaan beide over gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog: het eerste over het Zierikzeese garnizoen en het tweede over gevluchte schippers uit Heist en Zeebrugge. In ‘Dialect op Schouwen-Duiveland uit de
In het jaarboek 2014 van de Heemkundekring Stad en Lande van Tholen, Van grafzerken, vluchtelingen en slavenhandel vertelt f. van den Kieboom over de vele vluchtelingen uit België die in de Eerste Wereldoorlog Nederland overspoelden. In de gemeente Tholen kwamen ruim 3.000 mensen veiligheid zoeken, maar de meesten trokken zodra het mogelijk was weer naar huis. financieel onafhankelijke Belgen konden in Zeeland blijven, maar de ondersteunde vluchtelingen moesten voor 1 mei 1915 de provincie verlaten hebben of opgenomen zijn in een vluchtelingenkamp. J. Gunter-Knulst zoekt uit hoever ze in de tijd moet teruggaan om de eerste Jannetje in haar familie te vinden. Ze kwam uit bij Janneken Mels(e) in 1621. ‘Vloerbedekking of kunst’ is geschreven door W. Blaas en gaat over de grafzerken in de Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk in Tholen. In 1577 koos Tholen, als laatste Zeeuwse stad, de kant van Willem van Oranje. Met de overgang van katholicisme naar protestantisme veranderde er veel aan het interieur, maar de grafzerken met dikwijls religieuze afbeeldingen bleven gelukkig bewaard. Op de middeleeuwse zerken komen vaak de vier evangelistensymbolen voor. Verder zerken met heraldische symbolen of afbeeldingen van personen. In de franse tijd kwam er een verbod op het begraven in de kerken, maar de grafstenen, met hun grote kunsthistorische waarde, bleven intact. K. de Koning behandelt in zijn artikel ‘Het droevige ongeluk dat alles weg is’ de Zeeuwse slavenhandel, waarin de Middelburgse Commercie Compagnie was gespecialiseerd. Twee van de kapiteins van de MCC kwamen uit Tholen. In De Wete van de Heemkundige Kring Walcheren (2015, 1) schrijft J. Kaljouw over de geschiedenis van de buitenplaats Zuidvliet en haar bewoners. Zuidvliet lag vlakbij het Ronde Putje in Oost-Souburg, was gebouwd omstreeks 1860 en is in 1970 gesloopt. ‘Zuiderburen op drift’ is geschreven door L. Hollestelle en gaat over de massale toestroom van Belgische vluchtelingen, die direct na de val van Antwerpen op 9 oktober 1914 begon. Het ging om burgers en militairen. De 23.000
Zeeuws Erfgoed
29 maart 2015 | 01
militairen kwamen in kazernes in het hele land terecht en werden uiteindelijk tijdens de hele oorlog in interneringskampen gehuisvest. Zeeland kon onmogelijk de duizenden vluchtelingen opvangen en velen werden met treinen en schepen naar andere plaatsen in het land vervoerd. J. Boender beschrijft een fietsvakantie van een aantal jongemannen naar Walcheren in 1929 en 1930. Ook toen waren vooral ontmoetingen met de jonge meisjes grootse gebeurtenissen in een vakantie. Hoe handig de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog hun bunkers camoufleerden vertelt C. Heijkoop in ‘Bedrog van het oog. De vermomming van Duitse bunkers’. Ze schilderden bijvoorbeeld paalhoofden op een bunker of lieten die op een Walcherse woning lijken. In de Stille Oceaan heeft ooit een eilandje gelegen: Middelburch. Het werd in 1643 ontdekt door Abel Tasman. Later gaf de Engelsman James Cook het weer de oude naam Eoea terug. In Den Spiegel van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen (2015, 1) herdenkt A. Verdonk-Rodenhuis de op 92-jarige leeftijd overleden Jan Weug. Weug was directeur van de Schelde en actief in veel culturele en maatschappelijke instellingen. De oudere Vlissingers zullen zich Weug blijven herinneren. In de serie ‘Zichtbaar verleden’ vertelt P. van Druenen hoe Vlissingen in de negentiende eeuw werd voorzien van gas, elektriciteit, riolering, telegrafie en drinkwater. J. den Exter laat zien hoe prachtig de gebrandschilderde ramen zijn in de Onze Lieve Vrouwekerk en in de Sint-Jacobskerk, volgens de auteur op z’n allermooist als de zon er op schijnt. Het vervolg op het artikel ‘Station Vlissingen 1873 2013’ is in dit nummer geplaatst (auteur J. van der Male). In Arneklanken van de Historische Vereniging Arnemuiden (2014, 4) schrijft J. Adriaanse over de geschiedenis van Arnemuiden net voor de Eerste Wereldoorlog, en W. van der Heijden vertaalt een verslag dat door de franse journalist R. Crouquet is geschreven over de laatste fase van de strijd rond Middelburg en Arnemuiden aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. L. Schouls ‘toont’ de lezers een zaagblad van de zaagstelling die in Arnemuiden op de werf gestaan zal hebben. Van die zaagstelling heeft A. Meerman een maquette gemaakt. P. feij gaat in de serie ‘Arnemuiden in de tijd van Willem I (1813-1840)’ in op de ingekwartierde militairen in Arnemuiden. J. Adriaanse en f. de Nooijer beschrijven in ‘De verlanding van de rede van Arnemuiden’ inpolderingen door de opslibbing van de gronden langs het vaarwater. Over de verlanding van de rede van Arnemuiden is door M. Gargon al geschreven in zijn Walcherse Arcadia uit 1715-1717. B. Silkens brengt verslag uit van een archeologisch onderzoek aan de Derringmoerweg te Arnemuiden. Er bleek middeleeuwse bewoning geweest te zijn: in de werkputten werden meerdere sporen van middeleeuws aardewerk gevonden. G. van der Wal besluit zijn verhaal over de heren van Arnemuiden en Noord-Beveland
In het Polderhuisblad, Wasschappels Magazine (oktober 2014) eerst een verslag over de herdenking van de bombardementen en de bevrijding van Westkapelle op 1 november 2014. In de rubriek ‘Polderhuis Varia’ wordt de expositie Dijkwacht 2014 vermeld, drie nieuwe werken van Charley Toorop die het museum heeft verworven en de herdenking van de mijnramp in 1914. ‘In Memoriam een (bijna) anoniem oorlogsslachtoffer’ is gewijd aan Jakobus de Pagter, vermist sinds 3 oktober 1944. Zijn moeder en broer behoorden tot de dodelijke slachtoffers van het bombardement, van Jakobus – dijkwerker en tamboer van de Kustwacht Zoutelande is niets meer vernomen. J. Kaland schrijft over de geschiedenis van het dorpscafé dat al eeuwen bestaat maar nu roemloos ten onder is gegaan. In ‘Help, d’n bêrm verzuipt!’ vertelt L. Alewijnse aan L. van den Heuvel over een rijk zeebiologisch cultuurlandschap midden in ’t Gat, een uniek natuurgebiedje, dat zeker de moeite waard is om behouden te blijven. De Bevelanden
De Spuije van de Heemkundige Kring De Bevelanden en de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum De Bevelanden (winter 2014) is gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. Milicien Arie van Loo, afkomstig uit Zierikzee, blikt terug op zijn ervaringen tijdens de oorlog in Kloetinge en O. W. Hoogerhuis gebruikte de aantekeningen van zijn grootvader Willem Hoogerhuis in ‘De diensttijd van een militair te velde tijdens de Eerste Wereldoorlog’. Dezelfde auteur schrijft ook over de noodlanding van een Engels vliegtuig in Kruiningen en over de brooddistributie tijdens WO I. Er is ook veel te verhalen over de duizenden Belgische vluchtelingen, en dat doen A. Maarsman en C. Heijboer. Zij concluderen dat het beeld van de opvang in Kloetinge overeenstemt met het landelijke patroon. f. de Klerk laat zien dat het voor stadsomroeper Johannes Geensen in Goes tijdens oorlogstijd ook geen vetpot was. J. de Jonge schrijft ‘Bommen op Goes’, een artikel waaruit blijkt dat dit bombardement een vergissing was in een lange reeks, uitgevoerd door verdwaalde piloten. Op Goes werden maar liefst acht bommen uitgeworpen. Er werden verschillende initiatieven genomen om schade te beperken: alle lichten in huis doven, op de beneden verdieping bivakkeren, voordeuren openzetten zodat voorbijgangers naar binnen konden bij luchtgevaar, vooral lichtuitstraling werd als een groot risico gezien. Verder in het tijdschrift nog artikelen over sokken breiende huisvrouwen ten behoeve van de militairen en een bomscherf in een kist (K. Sluijter), belevenissen van een Yersekse oester-
visser in de Eerste Wereldoorlog (f. Ossewaarde) en het oorlogsmuseum in het woonhuis van Jan Adolf van Reede in Goes (K. van Rooijen). Zeeuws-Vlaanderen
met een overzicht van de bezittingen die zij op Noord-Beveland hadden. Twintig september 2014 bezocht een lid van dit adellijke geslacht Arnemuiden: Olivier de Trazegnies, de vijftiende markies uit het geslacht. R. Rijkse brengt verslag uit van het zeer geslaagde bezoek, dat leidde tot een uitnodiging voor een tegenbezoek aan het kasteel van de markies in België.
In Tijd|Schrift van de Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen (2014, 4) schrijft R. Willemsen over de plaatselijke muziekkorpsen in Biervliet en IJzendijke, die gedurende optredens in Vlaanderen en Zeeland tussen 1837 en 1937 volkskunst van hoog niveau boden. Tot de Eerste Wereldoorlog waren de korpsen meer gericht op Vlaanderen, na 1918 verplaatste de aandacht zich sterk naar Zeeland. Twee artikelen gaan over een leraar Nederlands te Oostburg: Jan de Vries. L. van Driel behandelt diens levensloop en verklaart dat hij door zijn oorlogsverleden genoegen moest nemen met een plaats in het verre Oostburg, waar hij als leraar een goede naam verwierf, en C. van de Reepe haalt persoonlijke herinneringen op aan haar leraar Nederlands. G. Langeraert vertelt het weinige wat bekend is over de bouw van de nu gesloten rooms-katholieke Eligiuskerk in Hoofdplaat en A. R. Bauwens vraagt weer aandacht voor twee foto’s uit vervlogen dagen: een van gemobiliseerde militairen in 1914 en een van de slacht. A. van Waarde heeft nieuws uit oude kranten opgediept: in de Middelbursche Courant van 18 december 1866 krijgt het gemeentebestuur van Sluis er van langs en in een brief in de NRC van 1869 maakt een schrijver uit Groede zich zeer boos over de indijking van het Zwin en het graven van een afwateringskanaal van het Zwin naar de zee. Het laatste artikel in deze aflevering gaat over de bevrijding van Oostburg, van de hand van J. Schijve. De Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten bracht een extra Bulletin uit (2014, extra aflevering) in samenwerking met de Cantorij der Basiliek Hulst en de Stichting Museum De Vier Ambachten: Grenzen aan een grenzeloze oorlog. Samen wilden de verenigingen een programma samenstellen rond het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en in dit Bulletin lezen we het overzicht van de verschillende activiteiten. Prof. A. Vanneste hield een boeiende lezing over de ‘Doodendraad’, een prikkeldraadversperring onder een spanning van 2000 volt, van Vaals tot de Noordzee. In de Basiliek in Hulst werd de Eerste Wereldoorlog herdacht met de uitvoering van ‘A Mass for Peace’, een indrukwekkende voordracht door de Cantorij en het Zeeuws kamerorkest Ty. In Museum De Vier Ambachten vond een vertelavond plaats en werd een speciale tentoonstelling ingericht. Tenslotte was er nog een excursie naar de Westhoek om de nog zichtbare sporen van de ‘Groote Oorlog’ te bezoeken. Het jaarboek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent, Kroniek 2014, heeft als eerste artikel ‘Drôôme over ’t Sas’ van L. Sarneel-Antheunis. Elf verhalen van mevrouw Sarneel zijn op cd gezet en een verhaal is verfilmd voor een dvd. De verhalen zijn het resultaat van
Zeeuws Erfgoed
30 maart 2015 | 01
archiefonderzoek in Sas van Gent, waarvan zij de gegevens heeft omgezet in verhalen. M. Buise schreef ‘De zeesluis van Zwartenhoek in een breed perspectief’. Deze sluis ligt weliswaar een eind van de Westerschelde af in de polder, maar is een deel van een inundatielinie. J.G.M. van Hecke brengt de bevrijding van Sas van Gent door de Russische kozakken in 1914 nog eens onder de aandacht en ook J. Driesen gaat in op gebeurtenissen uit de Eerste Wereldoorlog in ‘Het wedervaren van milicien frans Driesen’, de grootvader van de auteur. De geschiedenis van de glasfabriek in Sas van Gent vanaf de oprichting in 1904 wordt behandeld door J.P. Winne. In 2014 moest de fabriek sluiten, wat weer een klap was voor de werkgelegenheid in Zeeuws-Vlaanderen. Bijzonder is ook een oude kroniek betreffende de St. Willibrord Werkgroep der Katholieke Actie – een soort katholieke jongensvereniging – in het bezit van de heemkundige kring gekomen door een schenking van mevrouw T. van Assche. De kroniek loopt van december 1943 tot oktober 1944. Verschillende leden schreven elke week een verslagje over de gebeurtenissen en maakten daar een tekening bij. De Vereniging tot Behoud van de Historie van Philippine schenkt in haar Jaarboek 2014 ook veel aandacht aan de Eerste Wereldoorlog. D. van der Zalm schrijft naar aanleiding van een boek dat door P. van Voren werd geschonken ‘Edward Cuelenaere (1855-1931)’, over wat deze burgemeester heeft betekend voor Philippine en voor de vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog. In stormachtige tijden bleef de burgemeester altijd solidair met de mensen die het moeilijk hadden, rechtvaardig en moedig. Dezelfde auteur houdt ons op de hoogte van het wel en wee van grenspalen, waarvan er nog steeds onbekende boven water komen. In een uitgebreid overzicht wordt door T. de Vries de geschiedenis van 285 jaar kerkenbouw in Philippine gegeven. In 1953 werd de nu nog bestaande kerk van Philippine gebouwd, een unicum in Nederland. De bouw van de kerk, het exterieur en het interieur worden uitvoerig beschreven. J. de Putter belicht de moedige daden van de verzetsstrijdster uit de Eerste Wereldoorlog: Gabrielle Petit, die onder andere met de schuilnaam Madame Le Grand haar gevaarlijke werk deed. Ze hielp de inlichtingendiensten en zorgde dat militairen op de goede vluchtroute geraakten. In 1916 werd zij verraden, opgepakt en gefusilleerd. De mosselhandel in Philippine belandde in de problemen door de oorlogssituatie; over de moeilijkheden die de vissers in Philippine en Boekhoute ondervonden, komen we op de hoogte door de studie van T. Stobbelaar. Ook in dit jaarboek een sportverhaal, namelijk over voetballer A. van Male, die vijftien keer uitkwam voor het Nederlands elftal. Berichten uit voornamelijk de Middelburgsche Courant van 1914 tonen wat journalisten en correspondenten van toen de moeite van het publiceren waard vonden.
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 14 nr. 1 • maart 2015
Zeeuws Erfgoed - blad voor erfgoedliefhebbers is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Dit blad informeert over het materieel en immaterieel erfgoed in Zeeland. De activiteiten van de SCEZ worden mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit Eindredactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers en Veronique De Tier Foto’s SCEZ, tenzij anders vermeld Auteursrecht Het auteursrecht van Zeeuws Erfgoed (gehele uitgave) berust bij de SCEZ; van externe bijdragen bij de auteurs. Gehele of gedeeltelijke overname of publicatie van artikelen is uitsluitend toegestaan met bronvermelding na toestemming van de SCEZ en de rechthebbende(n). De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbende(n). De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor door derden aangeleverd beeldmateriaal waarop auteursrecht berust. De SCEZ staat voor behoud en beleving van erfgoed in een veranderende samenleving. Samen met de vele andere erfgoedorganisaties in Zeeland houden wij het erfgoed levend en in beweging.
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2 T +31 (0)118-670870 | E
[email protected] Twitter SCEZ @erfgoedzeeland | www.scez.nl Contact redactie en administratie Reacties en adreswijzigingen bij voorkeur digitaal via
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. Zeeuws Erfgoed. Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg Druk Meulenberg, Middelburg Aan dit nummer droegen bij John Akkermans, Jeanine Dekker, Marinus van Dintel, Johan francke, Henk Hendrikse, Wim Jakobsen, Hans Jongepier, David Koren, Jan Kuipers, Bernard Meijlink, Wim Scholten, Bram Silkens, Veronique De Tier, Truus Trimpe Burger-Mekking en Janneke de Wit.
ISSN 2352-4766 Losse verkoopprijs € 4,50 (alleen aan balie SCEZ) Donateurs van de SCEZ ondersteunen het erfgoed in Zeeland. Dat kan al voor 14 euro per jaar. Meer weten? Kijk op www.scez.nl/donateur
MOnuMENTaal
Bij de omslag In de ochtend van de 13de maart 1945 loopt de dorpsomroeper met een bel door de verwoeste straten van Eede. ‘De koningin komt langs’, roept hij en veel inwoners spoeden zich naar buiten, onder andere naar de plek waar zich eens de grenspost bevond. Op de puinhopen van het grotendeels verwoeste dorp wachten zij en de bewoners uit de directe omgeving op de komst van hun vorstin. Intussen wordt in het Oost-Vlaamse Maldegem koningin Wilhelmina door geëvacueerde Nederlanders opgehouden. Het geduld van de Eedenaren wordt op de proef gesteld, maar uiteindelijk arriveert de vorstin rond het middaguur in Eede. Om 12.29 uur overschrijdt zij de symbolisch met meel gemarkeerde landsgrens, de start van een tiendaags bezoek aan bevrijd Nederland (foto Nationaal Archief).
De keuze voor ‘Zeeuwse poëzie op de plaat’ voor deze nieuwe jaargang van Zeeuws Erfgoed was voor de SCEZ de aanzet om in 2015 een gedichtenwedstrijd in het Zeeuws te organiseren, in samenwerking met Stichting De Zeeuwse Taele. Het startschot voor deze wedstrijd werd gegeven tijdens de Gedichtendag op 29 januari, het jaarlijkse poëziefeest in Nederland en Vlaanderen. Op de achterzijde een van de eerste inzendingen. De wedstrijd heeft tot doel poëzie in Zeeuws dialect te stimuleren. Er zijn drie wedstrijdcategorieën: - vrije keuze van gedicht (als debutant), - vrije keuze van gedicht (voor wie vaker publiceert), - haiku’s (3 dichtregels van 5-7-5 lettergrepen). De ingezonden gedichten mogen niet eerder gepubliceerd zijn. De wedstrijd loopt tot en met 31 augustus 2015. Voor elke categorie wordt een prijs van € 100 uitgereikt en een publieksprijs. De winnaars worden in oktober bekendgemaakt, onder meer via de website scez.nl. In de juni- en septemberuitgave van Zeeuws Erfgoed komt eveneens een ingezonden gedicht met bijpassende foto te staan, na overleg met de auteur. De keuze voor deze gedichten gebeurt op basis van geschiktheid, maar dit betekent niet dat het winnende gedichten zijn. De winnende gedichten van de drie categorieën worden in de decemberuitgave van Zeeuws Erfgoed gepubliceerd. Meer info over de gedichtenwedstrijd:
www.scez.nl/gedichtenwedstrijd Zeeuws Erfgoed
31 maart 2015 | 01
MOnuMENTaal Een ram
Een ram mag vee alleêne in een weie. Ie is t'r thuus, ie mag z'n vierkant pochel leie waer at n wil. En ongestoord knauwt n z'n gos, komt aol-an overènde en doet z'n ronde over z'n domein – een voorraed, even groen as groôt. Kom nie over dien draed, liekt n te zeien: Wou je een ram? 'Ier ei-je d'r eên staende. Een ram alleêne is z'n eige baos.