Zeeuws Erfgoed blad voor erfgoedliefhebbers
Eerste ankerplaats in Yerseke 04 | jaargang 13, december 2014
zeeuwse
ankers
Inhoud
SCEZpresse
2 SCEZpresse 3 Eerste ankerplaats in Yerseke 4 Yerseke. Over stormvloeden, oesters en koenkelpotten 6 Maritieme ambachten in een nieuw tijdperk 7 Vind de vinder. Een bijzondere gouden fibula van Walcheren 8 Scherpe debatten over toekomst kerkgebouwen 9 Jong volk in kerk door Mamacafés 10 Kansen voor ondernemers in kerkgebouwen? 11 Koken voor Kerken 12 Kort museumnieuws 13 Oranjewit schildje maakt monument zichtbaar 14 Archeologisch onderzoek in Hazenburg, Arnemuiden 16 Steunfonds voor de Zeeuwse Musea 1994-2014 18 Vijf edities Zing Zeeuws 20 70ste herdenking Slag om de Schelde 21 Archeologisch nieuws 21 Uit Zeeuwse bodem 24 Veere ‘weer veilig’ na restauratie 25 Een Kindermuseum opzetten 26 Afvoercapaciteit goten en afvoeren 27 ERfgOEDallerlei 31 - Colofon - Bij de omslag - MOnuMENTaal
In Zeeland hebben we iets met water. Dat is ook te zien aan ons erfgoed. Overal in de provincie kom je de voorbeelden tegen: een dijk, een getijdenhaventje, een vliedberg, een coupure, een vuurtoren, een herinneringsmonument, een gemaal, een dam, een hoogaars, een caisson, een sluisje. Dan zijn er nog de vele monumenten die direct of indirect met het water te maken hebben, met handel over water wel te verstaan. Zie de historische woonhuizen, pakhuizen, werven en buitens. We zijn daarin als provincie niet uniek. Heel Nederland heeft iets met water. Ik hoorde Ellen Vrenegoor van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) tijdens het symposium Watererfgoed op 31 oktober van dit jaar in Kampen zelfs de stelling verdedigen dat de strijd tegen het water de Nederlander in de genen zit. Waar Duitsers volgens haar op het hoger gelegen strand kuilen graven, zijn het vooral Nederlanders die op de vloedlijn dammetjes opwerpen. Nederlanders en het water, daarover valt veel te zeggen. Dat symposium maakte nog eens duidelijk hoe belangrijk het is om voor het behoud en de ontwikkeling van watererfgoed de verbinding aan te gaan met de grote opgaven op het gebied van veiligheid. De RCE heeft er het programma Eigenheid en Veiligheid aan gewijd. In Zeeland leggen we die verbindingen al. Zo wordt door het projectbureau Zeeweringen bij het versterken van dijken vooraf rekening gehouden met de cultuurhistorie. Deltacommissaris Wim Kuijken had het in dat kader over ‘meekoppelen’. De maatregelen voor waterveiligheid en zoetwater vanuit het grootschalige Deltaprogramma bieden kansen om bestaand erfgoed opnieuw te belichten en de ruimtelijke identiteit te versterken. Dat leidt voor Zeeland tot interessante mogelijkheden. Ik denk dan aan meer zichtbaarheid en beleving van het erfgoed en aan versterking van de kusteconomie. Over ruim drie maanden zijn er verkiezingen van Provinciale Staten. Met Kompas 2020. Samen werken aan een sterke regio stelden de Provincies recent een leidraad voor hun handelen in de komende jaren op. De Provincies zetten zich in voor behoud en ontwikkeling van materieel en immaterieel cultureel erfgoed van de regio en stellen dit veilig voor toekomstige generaties. De Provincie Zeeland heeft zich daar altijd sterk voor gemaakt, samen met gemeenten, culturele organisaties en maatschappelijke instellingen. Met succes. Erfgoed wordt breed ervaren als een waardevol onderdeel van de werk- en leefomgeving. Dat moeten we zo zien te houden. Ik wens u een goed en inspirerend 2015 toe. Wim Scholten, directeur
Volg de SCEZ op Twitter @erfgoedzeeland Janine van Osta winnaar #Zing #Zeeuws. Jan Lauret en Toen en nu 2de en Krapuul 3de. Zeer gevarieerde muziekavond in Zierikzee Cultuurhistorie centraal op eerste Zeeuwse #ankerplaats in #Yerseke #Kerk, #Krimp en #Kans. Sterrenkoks #koken voor #kerken in Sint Baafs in #Aardenburg. Meer op www.scez.nl/kokenvoorkerken
Wat dit eenvoudige rijksmonument in buurtschap De Piet mist aan grandeur, compenseert het met cultuurhistorie. Eens was er de Schenge, een belangrijk vaarwater voor de verbinding van het eiland Wolphaartsdijk met de rest van Zuid-Beveland. In de achttiende eeuw trad verzanding op en in 1874 volgde indijking. Een spuisluis zorgde voor afvoer van het polderwater. Dat moest beter en in 1917 werd het poldergemaal gebouwd. Sober en doelmatig. De oorspronkelijke centrifugaalpomp van Stork en een in 1928 bijgeplaatste pomp van Werkspoor staan er nog. Voor de aandrijving zorgt vanaf 1936 een elektromotor.
Zeeuws Erfgoed
2 december 2014 | 04
Eerste ankerplaats in Yerseke Dichtregel door Jan J.B. Kuipers op de klapbank.
Op 5 november werd op het terrein van De Oesterij in Yerseke de eerste ankerplaats van Zeeland gepresenteerd. Ankerplaatsen zijn plekken van cultuurhistorische betekenis, plekken waar het erfgoed van Zeeland te beleven is. Elke ankerplaats wordt ingericht met een hedendaagse klapbank. Wie op de bank gaat zitten, krijgt ter plaatse een verhaal over de omgevingsgeschiedenis te horen. Ieder jaar zullen er een paar ankerplaatsen bij komen. De route langs de ankerplaatsen vormt zo als het ware de culturele biografie van Zeeland. De ankerplaats in Yerseke verhaalt over de Sint felixvloed, de oesterputten en het koenkelen. Op de bank is ook informatie te vinden over de geschiedenis van het gebied. Met een smartphone kunnen ankerschildjes worden gescand die verbinding maken met een verhaal op de website zeeuwseankers.nl. Voorafgaand aan de presentatie van de ankerplaats door gedeputeerde Kees van Beveren vond een bijzonder vertelprogramma plaats. Enkele (oud-)Yersenaren - Ruud Timmerman, Adrie de Koeijer en Adri Boone - namen in een van de historische mosselloodsen van De Oesterij plaats op een klapbank en haalden herinneringen op aan de rampnacht van 1953 en de winter van 1963. De ankerplaats in Yerseke kwam tot stand door samenwerking van Zeeuwse Ankers met de Stichting Promotie Yerseke, het OosterscheldeMuseum, het Nationaal Park Oosterschelde en De Oesterij. De gemeente Reimerswaal en de SCEZ/Provincie Zeeland verleenden financiële ondersteuning.
Uitzicht over de Oosterschelde met het Verdronken land van Zuid-Beveland.
Yersenaar Adri Boone haalt herinneringen op in de historische mosselloods.
gedeputeerde Kees van Beveren (middenrechts op de foto) en vertegenwoordigers van enkele organisaties op de klapbank, ontworpen door Ramon de Nennie.
zeeuwse
ankers
Yerseke
Over stormvloeden, oesters en koenkelpotten
Oestervissers uit Yerseke (foto Ben Biondina voor DNA-beeldbank op www.laatzeelandzien.nl).
De eerste ankerplaats van Zeeland staat bij de oesterputten in Yerseke. Wie op de dijk zijn blik over de Oosterschelde laat gaan, ziet niets terug van de dorpen die hier ooit lagen. Uitgewist door de stormvloeden van 1530 en 1532. De oesterputten aan de andere zijde van de dijk symboliseren de nieuwe tijden die na 1870 voor Yerseke aanbraken. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. Oude nederzetting Yerseke is een van de oudste nederzettingen op ZuidBeveland. Al in de zevende eeuw woonden hier mensen op nog onbedijkte schorren. In de twaalfde eeuw moet in de nederzetting op de betrekkelijk hoog gelegen kreekrug een kerk zijn gebouwd en een parochie gesticht. Norbertijner geestelijken namen het initiatief tot de bedijking en de ontginning van het gebied. Ruim een eeuw later verschoof het zwaartepunt van de macht naar de graaf van Holland, die het bestuur overliet aan ambachtsheren. Yerseke had destijds een belangrijke graanmarkt, een jaarmarkt en markten waarop vis, boter, koeien en paarden werden verhandeld. Het dorp stond echter in de schaduw van de steden goes en Reimerswaal en toen deze steeds meer voorrechten kregen, verloor Yerseke aan betekenis. Sint Felix Quade Saterdach In de Wilde Moeren bij Yerseke werd aan turf- en zoutwinning gedaan. Daardoor klonk de bodem in en raakte het land vatbaar voor overstromingen. Eigenaren verwaarloosden bovendien het onderhoud van de dijken. Een catastrofe kon niet uitblijven. Op 5 november 1530 (Sint felix Quade Saterdach) zette een stormvloed een groot deel van het land bij Yerseke onder water. En toen het herstel al een heel eind op gang was, haalde een nieuwe stormvloed op 2 november 1532 een streep door de rekening. De Brede Watering Beoosten Yerseke ging grotendeels verloren. We kennen het gebied nu als het Verdronken Land van Zuid-Beveland. Yerseke bleef Zeeuws Erfgoed
gespaard. Het dorp lag vanaf nu aan het water. Op het verdronken land vormden zich mossel- en oesterbanken. Visserij was er nog niet veel. Vanuit het haventje van Yersekedam voeren enkele tientallen vissers uit. De landbouw bleef nog lang de belangrijkste bron van bestaan. Oesters en mosselen Aan de oester- en mosselvisserij op de ‘wilde’ banken kwam een eind toen enkele rijke heren rond 1870 kunstmatig oesters wilden gaan telen. Zij verwachtten daarmee veel geld te verdienen. Het ministerie van financiën werkte mee, onttrok de banken bij Yerseke in 1870 aan de publieke visserij en verpachtte deze. Protesten van de vissers, die de hoge pachtsommen onmogelijk konden betalen, en de betrokken gemeenten haalden niets uit. De gevolgen voor het dorp bleven niet uit. Er ontstonden scherpe sociale tegenstellingen. De oesterbaronnen verdienden in het begin veel geld, maar kregen weldra te maken met grote tegenslagen. De bevolking verarmde. gelokt door het verhaal dat men hier goud uit de zee schepte, trok Yerseke ook veel mensen van buiten aan. Maar die vonden in het ‘Zeeuwse Klondike’ evenmin gouden bergen. Het komen en gaan van vele vreemdelingen en de wisselende inkomsten in de oesteren mosselcultuur leidden tot grote spanningen in het dorp. Drinkgelagen, vechtpartijen en diefstal waren schering en inslag. Verschillende kerken probeerden het zedelijk verval te keren en zelfs het Leger des Heils streek met dit doel in het dorp neer.
4 december 2014 | 04
Mosselen pellen in de mosselkokerij en inleggerij De Zeeuwsche Banier van Jan Prins, circa 1950 (bron: Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland).
vissers uitwijken naar de Waddenzee. En in de winter van 1963 vroren in de Oosterschelde bijna alle Zeeuwse platte oesters kapot. Import van de Japanse oester redde de oestercultuur.
Koenkelen In die tijden van grote armoede raakte een oud gebruik opnieuw ingeburgerd: het nieuwjaarwensen. Dit werd vanouds door kinderen gedaan, die op een zelfgemaakte ‘koenkelpot’ muziek maakten en daarbij liedjes zongen. Zo gingen ze op oudjaar langs de deuren om de beste wensen voor het nieuwe jaar over te brengen. Dankbare bewoners trakteerden hen op wat snoep of kleingeld. Maar toen in de barre tijden ook armlastige volwassenen nieuwjaar gingen wensen, zagen welgestelden dit als een vorm van bedelarij en staken zij er een stokje voor. Vele Yersenaren, die op een of andere manier afhankelijk waren van de oestercultuur, emigreerden naar Amerika. Een deel van hen specialiseerde zich in West Sayville aan de oostkust van de Verenigde Staten in de oesterteelt. In Yerseke zouden alleen familiebedrijven, waarin vrouwen en kinderen meewerkten, veerkrachtig genoeg blijken om de moeilijkheden te boven te komen. Uiteindelijk keerde de rust in het dorp terug. Het gemeentebestuur herstelde zijn greep op de dorpssamenleving, de kerkgemeenschappen bonden steeds meer leden aan zich en een bloeiend verenigingsleven leidde het morele leven verder in goede banen. Maar de tegenslagen in de mossel- en oestersector waren nog niet voorbij. De verwachte afsluiting van de Oosterschelde in het kader van de Deltawerken deed veel telers besluiten hun bedrijf te staken. Door de aanleg van een doorlaatbare stormvloedkering zou de mossel- en oestercultuur toch mogelijk blijven. De Deltawerken hadden wel tot gevolg dat er minder mosselzaad in de Oosterschelde kon worden gevist. Daarvoor moesten de Zeeuws Erfgoed
Yerseke groeide uit tot het centrum van de Europese oester- en mosselcultuur. Ook traditionele gebruiken bleven hier behouden. Op het Kerkplein getuigen de koenkelpotten van het Koenkelpotmonument van een levende traditie. Net zoals de Eerste Yerseksche Koenckelpotfanfare overigens. En voor de dijk, onder het wateroppervlak, sluimert de oude geschiedenis in de verdronken dorpen van Zuid-Beveland.
Oesterwerksters in de putten te Yerseke (bron: Zeeuwse Bibliotheek | Beeldbank Zeeland).
5 december 2014 | 04
Maritieme ambachten in een nieuw tijdperk Op 25 september vond in Oostende een grote maritieme conferentie plaats in het kader van het Europese Interreg IVa clusterproject ‘Maritime Heritage Skills’ (MHS). In het middagprogramma verzorgden de Provincie Zeeland en de SCEZ, beide partners binnen het project, een workshop over de toekomst van maritieme ambachten. Kennisoverdracht, beperkende wet- en regelgeving en gebrek aan financiële middelen bij de bouw van replica’s vormden een van de onderwerpen. De laatste decennia is de belangstelling voor het bouwen van replica’s van historische schepen beduidend toegenomen. Een van de oudste en tevens bekendste Nederlandse replicaschepen is het VOC-retourschip ‘Batavia’ in Lelystad. Maar ook enkele partners binnen het MHS-clusterproject werken aan de bouw van een replicaschip: de ‘Medway Queen’ (Engeland), de ‘New Belgica’ (Vlaanderen) en de ‘Jean Bart’ (frankrijk).
flinke aderlating, ook omdat het schip nog niet eens voor de helft gereed is. De organisatie heeft onlangs besloten voortaan volledig op vrijwilligers in te zetten. Desondanks dreigen kennis en ervaring verloren te gaan. Omdat het gebrek aan financiële middelen bij dit soort projecten structureel blijkt te worden, werd door diverse aanwezigen in de workshop gesuggereerd dat overheden meer in vrijwilligers(beleid) zouden moeten investeren. Daarnaast zou de focus ook op andere groepen moeten liggen, om meer mensen te enthousiasmeren voor traditionele maritieme vaardigheden. Als hulpmiddel hiertoe zou een digitale leerweg gebruikt kunnen worden. Tevens werd opgemerkt dat in de praktijk het werken met laagopgeleide werkzoekenden niet altijd een goede investering blijkt te zijn, aangezien het uitvalpercentage hoog is.
Strenge Europese wet-
De romp van de van oorsprong uit 1924 daterende (stalen) raderstoomboot ‘Medway Queen’ wordt sinds 2009 geheel herbouwd met traditionele scheepsbouwtechnieken. Bij de reconstructie kunnen de werknemers veel vaardigheden aanleren, zoals het bewerken en lassen van metaalplaten. De werkzaamheden worden, binnen het verband van de New Medway Steam Packet Company Ltd., uitgevoerd door enkele betaalde krachten en een grote groep vrijwilligers. Bij de herbouw van het van oorsprong uit 1884 daterende (eveneens stalen) stoomschip ‘New Belgica’ wordt vooral gewerkt met laaggeschoolde werkzoekenden die via de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) aangetrokken worden. Op de werkvloer bij De Steenschuit vzw in Boom verwerven de deelnemers sinds 2007 een groot aantal traditionele maritieme vaardigheden. Daarnaast maken ze zich vertrouwd met gebruikelijke werkattitudes, hetgeen hun kansen op een (betaalde) baan op de arbeidsmarkt vergroot. De reconstructie van het zeventiende-eeuwse (houten) oorlogsschip ‘Jean Bart’ in gravelines beoogt vooral het doorgeven van traditionele houtbewerkings- en smederijvaardigheden. Sinds 2002 wordt door een groot aantal, met name jongere medewerkers onder leiding van de Association Tourville aan de totstandkoming van de replica gewerkt. De beoogde bouwtijd van het schip bedraagt twintig jaar.
en regelgeving vormen
een bedreiging voor het
behoud van traditionele maritieme ambachten
In de workshop tijdens de conferentie in Oostende bleek dat een gebrek aan financiële middelen en de strenge Europese regelgeving een obstakel bij bovengenoemde projecten vormen: zo zijn de restauratiegelden voor de ‘Medway Queen’ opgedroogd, waardoor een aantal betaalde, ervaren medewerkers na 2,5 jaar hun werkzaamheden moet beëindigen. Dit betekent een
Zeeuws Erfgoed
Naast gebrek aan financiële middelen blijken vooral de weten regelgeving op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu voor de nodige kopzorgen te zorgen bij de bouw van, maar vooral bij het varen met replica’s. Replica’s worden namelijk beschouwd als nieuwe schepen en vallen om die reden onder de nieuwe, strenge Europese regelgeving. Dit zorgt met name voor problemen bij de schepen die voor de chartervaart/pleziervaart worden ingezet. Doordat de replica’s zo authentiek mogelijk nagebouwd worden, kan vaak niet aan alle regels worden voldaan. Dit heeft veelal tot gevolg dat schepen slechts met een beperkt aantal personen mogen uitvaren, wat chartervaart nagenoeg onmogelijk maakt. Er zijn echter historische schepen die toch commercieel kunnen opereren. Een goed voorbeeld is de houten schoenerbrik ‘Tres Hombres’, een professioneel zeilend vrachtschip. Ook dit schip (geen replica overigens) werd met de strenge Europese regelgeving geconfronteerd, maar wist deze te omzeilen door onder de vlag van Sierra Leone te varen. De discussie tijdens de workshop maakte duidelijk dat de Europese Unie meer begrip zou moeten hebben voor de bijzondere positie van historische schepen en daarmee de bijbehorende problemen die ontstaan als moderne wet- en regelgeving op deze categorie schepen wordt toegepast.
6 december 2014 | 04
Vind de vinder Een bijzondere gouden fibula van Walcheren In de zomer van 2008 is op Walcheren een bijzondere fibula (mantelspeld) gevonden: een zogenoemde drieknoppenfibula uit de laat-Romeinse tijd, geheel van goud. Archeologen Robert van Dierendonck en Stijn Heeren willen graag in contact komen met de vinder. Meestal zijn mantelspelden van dit type van een koperlegering gemaakt, incidenteel verguld of verzilverd, maar een geheel gouden fibula komt nauwelijks voor. Wat de speld nog meer bijzonder maakt, is de datering. De schaarse andere gouden spelden die bekend zijn, komen bijna allemaal uit de vierde eeuw na Chr. De speld van Walcheren is een late variant van de drieknoppenfibula, uit de periode circa 390-425 na Chr. Een eerdere datering ging nog uit van de vierde eeuw.
De gouden drieknoppenfubula van Walcheren (bron: mdann.nl).
Wie droeg deze mantelspeld? De drieknoppenfibula is een symbool van de Romeinse macht: hij werd uitgereikt aan officieren en hoge civiele gezagsdragers. De rijk versierde en gouden exemplaren werden door of namens de Romeinse keizer zelf uitgereikt aan de hoogste klasse van officieren of bondgenoten. De drager van de speld van Walcheren kan dus een hoge officier van het laat-Romeinse leger zijn geweest. Dat zou er op kunnen wijzen dat de hogere delen van de Romeinse kust in Zeeland - de rest van het Zeeuwse achterland was in die tijd een groot waddengebied - strategisch nog van belang waren en dat mogelijk bij Domburg een bezetting lag om de Noordzeekust te verdedigen. Die laat-Romeinse kustverdediging heeft zelfs een latijnse naam, de Litus Saxonicum. Maar omdat het ‘officiële’ Romeinse leger van de Rijn rond 402 werd teruggetrokken naar Italië, is er ook nog een andere mogelijkheid. Er is maar één andere gouden drieknoppenfibula van een nog latere variant dan die van Walcheren bekend, namelijk uit het bekende graf van Childerik (†481) in Doornik (België). Childerik was een vroegmiddeleeuwse koning die na het vertrek van de Romeinen een eigen koninkrijkje bestuurde, maar die met zijn eigen krijgers als bondgenoot van de Romeinse generaal Aetius rond 450 had gevochten tegen de Hunnen bij de Catalaunische velden in Noord-frankrijk. Daarom had hij van Aetius een gouden drieknoppenfibula en een Romeinse zegelring gekregen. gezien de datering van de speld van Walcheren (circa 390-425) is het mogelijk dat deze van na het vertrek van de Romeinse legers dateert. In dat geval is de speld waarschijnlijk door de Romeinse keizer uitgereikt aan een van de eerste ‘kleine koningen’ van dit gebied, die geheel onafhankelijk zijn gebied bestuurde maar met zijn soldaten af en toe steun verleende aan Romeinse expedities in de omgeving. gezien het feit dat het nog resterende Zeeuwse gebied aan het begin van de vijfde eeuw erg klein moet zijn geweest is deze mogelijkheid echter minder waarschijnlijk. Zeeuws Erfgoed
Wij zoeken de vinder Voor de wetenschap en de geschiedenis van Zeeland is de vindplaats erg van belang: waar precies is deze vondst in de grond geraakt? Archeoloog Stijn Heeren (Vrije Universiteit Amsterdam) is bezig met een groot onderzoek naar de bewoning van de Lage Landen in de laat-Romeinse periode. Archeologen willen graag weten of er andere vondsten op die plek zijn gedaan, om te weten te komen of er bijvoorbeeld een grafveld ligt (dan is er iemand met deze fibula begraven) of dat het om een nederzetting gaat, wellicht de woonplaats of de garnizoensplaats van de hoge officier. Via de website www.mdann.nl zijn wij in 2008 de fibula op het spoor gekomen, maar tot nu toe is het niet gelukt de vinder te traceren. Bent u de vinder, of kent u de vinder? Neem alstublieft contact met ons op. De vinder blijft in het bezit van de fibula. Wij willen graag de vindplaats weten en de fibula en eventuele andere vondsten van dezelfde plek documenteren. Stijn Heeren (
[email protected]) Robert van Dierendonck (
[email protected])
Oude tekening van de ‘schat van Childerik’, uit zijn in 1653 te Doornik aangetroffen graf. De schat, met rechtsboven de fibula, ging na diefstal in 1831 grotendeels verloren.
7 december 2014 | 04
Scherpe debatten over toekomst kerkgebouwen Bijna driehonderd Zeeuwen hebben in september deelgenomen aan het bevolkingsonderzoek van SCOOP over de toekomst van het religieus erfgoed in Zeeland in het algemeen en dat van West-Zeeuws-Vlaanderen in het bijzonder. De debatten over de uitkomst van de digitale enquête logen er niet om. Behoud wil iedereen, maar tegen welke prijs? En wie betaalt de rekening? Er moeten moeilijke keuzes gemaakt worden. wat nog wel of niet meer acceptabel is bij een herbestemming. De enquêtevragen en de uitslagen zijn na te lezen op de website van de SCEZ:
Het goede nieuws van de enquête is: bijna alle geënquêteerden - waarvan circa de helft afkomstig uit West-Zeeuws-Vlaanderen en de andere helft uit overig Zeeland - hechten veel belang aan het behoud van kerkgebouwen. Driekwart is het eens met de stelling dat kerken van oudsher het hart vormen van de dorpsgemeenschap en dat je met sloop het hart uit die gemeenschap verwijdert. Ook is men het er over eens dat herbestemming een zinvolle oplossing is voor kerkgebouwen die aan de eredienst worden onttrokken. En 85 procent ziet daarbij een belangrijke rol weggelegd voor de overheid om dit financieel te ondersteunen, of op z’n minst te sturen op de restauratiebudgetten. Bijna 60 procent is zelfs bereid jaarlijks een kleine financiële bijdrage te leveren aan de instandhouding van beeldbepalende kerkgebouwen in de eigen woonplaats of gemeente. En een kleine 40 procent is als vrijwilliger bereid een steentje bij te dragen aan de instandhouding van kerkgebouwen. Tijd is dus kostbaarder dan geld.
www.scez.nl/kerkkrimpenkans
De debatten die naar aanleiding van de enquête plaatsvonden op 27 en 29 oktober in Oostburg en Schoondijke waren druk bezocht. De discussie toonde de emotie en het belang dat mensen hechten aan de kerk als instituut, maar ook aan de kerk als gebouw. Behoud van het kerkgebouw was niet voor alle aanwezigen altijd het belangrijkst. Er werd veel belang gehecht aan een passende herbestemming, veelal gelegen in de sociale of culturele sfeer. Een aanwezige zag nog liever een moskee in de kerk komen, dan een boekhandel zoals bijvoorbeeld de Dominicanerkerk in Maastricht. Debatleider Ron Lubbersen van SCOOP constateerde dat de bevolking relatief veel van de overheid verwacht en een keus maakt voor dure, veelal onhaalbare, oplossingen. Het is immers onmogelijk om van elke kerk in elk dorp een concertzaal te maken. Wethouder Peter Ploegaert maakte echter korte metten met illusies over een overheid die alle problemen wel zal oplossen. De bevolking zal medeaandeelhouder van de oplossing moeten worden. Met als kanttekening dat de bedragen die omgaan in een restauratie of herbestemming dusdanig groot zijn, dat de overheid altijd wel een bepaalde rol zal houden. De Andreasparochie (West-Zeeuws-Vlaanderen) maakte duidelijk er ook zo in te staan: als er lokaal geen ‘energie’ is en men weinig voor het eigen kerkgebouw lijkt over te hebben, is de keus over de verdeling van schaarse middelen meestal snel gemaakt. Dan gaat het geld naar dat gebouw dat wel breed gedragen wordt in de samenleving. Een andere constatering was dat de jongere generaties waarschijnlijk veel rekkelijker zijn als het gaat om de vraag
Zeeuws Erfgoed
Bron: ZEEpeil ‘Kerk, Krimp en Kans’, SCOOP 2014.
Debatleider Ron Lubbersen peilt de reacties in Schoondijke.
8 december 2014 | 04
Jonge moeders met hun kroost in de kerk van Sint Kruis (foto’s Marloes Matthijssen).
Jong volk in kerk door Mamacafés De afgelopen maanden vonden er verschillende Mamacafés plaats in kerken in Sint Kruis, Breskens en Schoondijke: een gezellige ochtend waar moeders met kleintjes elkaar kunnen ontmoeten. In een krimpregio als Zeeuws-Vlaanderen zijn er echter niet zo heel veel baby’s. Maar des te meer bestaat er behoefte aan onderling contact en kerkgebouwen blijken daar prima in te kunnen voorzien. Daarom kan ook dit experimentele onderdeel van ‘Kerk, Krimp en Kans’ als geslaagd worden beschouwd. Marloes Matthijssen van ‘elizee tekst en project’ heeft een vaste groep moeders en hun kroost de kerk in gekregen. Ondanks aanvankelijke aarzelingen - “zit er geen religieuze agenda achter?” - bleken de meeste moeders graag terug te komen. En was de sfeer meteen heel open en gezellig. De gemeente Sluis is de eerste Zeeuws-Vlaamse gemeente met een Mamacafé, het is het tweede Mamacafé in Zeeland. Ook in Middelburg worden op twee locaties Mamacafés georganiseerd. De kerkgebouwen van de gemeente fungeren als bijzondere gastlocatie. De Mamacafés vonden plaats in de PKN-kerken van Breskens, Schoondijke en Sint Kruis. Aanstaande ouders, mama’s en papa’s, maar ook opa’s en oma’s die voor een kleintje zorgen, waren welkom op de zes koffieochtenden. Ouders konden elkaar ontmoeten en ervaringen delen, kinderen ontdekten speelmaatjes uit de buurt. Tijdens het Zeeuws Erfgoed
Mamacafé zijn workshops en presentaties georganiseerd, over bijvoorbeeld babydragen, borstvoeding, mamayoga en de voordelen van vroeg voorlezen. Marloes Matthijssen geeft aan dat een kerk misschien niet de eerste plaats is waar je aan denkt om een Mamacafé onder te brengen, maar dat het resultaat goed is bevallen: “We zaten veel met z’n allen op de vloer. In Sint Kruis speelden we bovenop de bijzondere middeleeuwse grafstenen die daar de vloer vormen. Maar dankzij zachte matten, een ballenzwembad en kussens hebben we een aangename plek voor zowel moeder als baby gecreëerd. De kinderen waren opvallend rustig in de kerk, het zijn dan ook mooie en sfeervolle ruimtes.” Op dit moment wordt er nog gekeken naar mogelijkheden om het project over te dragen op inwoners van de gemeente Sluis.
9 december 2014 | 04
Kansen voor ondernemers in kerkgebouwen? Een van de doelgroepen die in het kader van het project ‘Kerk, Krimp en Kans’ zijn benaderd, zijn ondernemers. De instandhouding van religieus erfgoed wordt steeds minder afhankelijk van subsidiegeld en komt steeds meer bij de samenleving te liggen. Ondernemers zijn dan ook een aangewezen partij om zich mede over leegkomende kerkgebouwen te ontfermen. Ondernemers kunnen immers de investeringscapaciteit hebben om tot een volledige herbestemming te komen of om een (commerciële) nevenfunctie toe te voegen aan een kerkgebouw. Op twee momenten in september zijn meer dan vijftig ondernemers samengekomen op de ondernemersbijeenkomsten om kennis te maken met een kerk als mogelijke locatie voor investeringsbeslissingen. Na een korte introductie vanuit de gemeente Sluis werden de aanwezigen verrast met een leeg tekenvel. Daarop moest een onderdeel van een kerkgebouw als een kerktoren, het schip van een kerk, het dak van het schip, de klok en dergelijke getekend worden. Na elk getekend onderdeel moest het tekenvel doorgegeven worden aan de naaste buren en later aan anderen, die de vervolgopdracht op het vel tekenden. Na deze introductie, waarbij naar voren kwam dat iedereen een heel andere voorstelling had van ogenschijnlijk basale begrippen, begon het ‘serieuze’ werk. De aanwezigen werden in kleinere groepjes verdeeld en aan de hand van vragen en onder begeleiding van een architect kregen zij de opdracht een business case uit te werken. Daarbij moesten vragen worden beantwoord en een plattegrond ingevuld. Hoe kan de casus in de markt gezet worden? Welke partijen dienen bij deze business case betrokken te zijn? En wat zou hierbij de eerste stap moeten zijn om deze casus in de realiteit te verwezenlijken? Na meer dan twee uur discussie, rekenen en tekenen, konden de ideeën van de verschillende groepen worden toegelicht. De grote overeenkomst was dat iedereen voor een gemiddelde grote kerk een vorm van risicospreiding gewenst vond. Door middel van een stapeling van meerdere, in elkaars verlengde liggende functies, konden meerdere inkomstenbronnen gegenereerd worden en kon het zakelijk risico worden gespreid. Creatieve oplossingen Twee casussen waren geënt op het principe van de kerk als voorziening voor allerhande functies die de leefbaarheid van een dorp in stand zouden kunnen houden. Zo zouden een mogelijk gezondheidscentrum, zalen voor maatschappelijke groeperingen, werkplekken voor ZZP’ers en mogelijkerwijs zelfs een internetcafé gezamenlijk gehuisvest kunnen worden. Op deze manier wordt het gebouw op verschillende tijden gebruikt, ontstaat er een stroom van bezoekers, levendigheid en daarmee ook inkomsten om het gebouw in stand te houden. Een specifiekere uitwerking betrof het idee om de kerk in te richten als tentoonstellingsruimte voor oldtimers, waarbij ook de mogelijkheid bestond om toeristische rondritten te maken en de oldtimers in te zetten voor
Zeeuws Erfgoed
speciale gelegenheden als jubilea en trouwerijen. Horeca en onderdelenverkoop met een periodieke ruilbeurs completeerden deze business case. Weer een andere business case denkt in te spelen op de groei van het toerisme in de streek en de kwaliteitsverbetering van het aanbod, door een bijzondere kerk in te richten als welnesscentrum. Een jonge ondernemer uit IJzendijke zag brood in een kerk als culinair centrum, gekoppeld aan de ouderenzorg. Een wekelijkse streekmarkt en de bereiding van ‘eerlijk’ voedsel voor ouderen zouden hierbij hand in hand gaan. Maar ook een meubelmakerij werd genoemd. De kerk zou dan een werkplaats worden van kunstenaars voor toegepaste kunst. Alle disciplines, van ontwerp tot realisatie en design, zouden dan onder één dak samengebracht kunnen worden. De naamsbekendheid en het innovatieve van dit concept zou dan ook een breder publiek trekken dan alleen de plaatselijke bevolking. Ook zorg was in een krimpregio als West-Zeeuws-Vlaanderen een interessant thema voor ondernemers. Een groep deelnemers zag brood in een zorgcentrum voor jong tot oud, annex informatiepunt, zowel gericht op geest als lichaam, van tandarts tot huisarts, psycholoog en apotheek, maar ook met ruimte voor fysiotherapie met medische fitnessmogelijkheid. Daarnaast waren er ook ondernemers die al met concrete vragen zaten en op zoek waren naar een leegstaand kerkgebouw. Er was bijvoorbeeld een verzoek om kleine verhuurbare opslagruimten te creëren voor de verhuur voor onder andere inboedelopslag, en een verzoek voor hergebruik van een kerkgebouw voor meervoudige zorg. De creativiteit die tentoon werd gespreid was groot en een aantal ideeën voor her- of nevenbestemming waren zeer concreet. De SCEZ zal dan ook gericht in een kleinere groep en met de eigenaren van mogelijk betrokken gebouwen hier een vervolg aan geven.
Ondernemers aan het werk op de tweede bijeenkomst in Oostburg.
10 december 2014 | 04
Koken voor Kerken foodregio West-Zeeuws-Vlaanderen herbergt veel historische kerkgebouwen en ander beeldbepalend erfgoed. Helaas staat dit prachtige cultureel erfgoed onder druk. De culinaire sector in West-ZeeuwsVlaanderen trekt zich het lot van de kerken aan en wil graag laten zien dat de gebouwen ook op een andere manier gebruikt kunnen worden. Sterrenkoks Edwin Vinke van De Kromme Watergang en Syrco Bakker van Pure C koken in december op een unieke locatie: de Sint Baafskerk in Aardenburg! Alternatieve invulling voor kerken Met ‘Koken voor Kerken’, onderdeel van het project ‘Kerk, Krimp en Kans. Impuls voor West-Zeeuws-Vlaanderen’, laten de SCEZ en de gemeente Sluis zien dat het religieus erfgoed ook op andere manieren gebruikt kan worden voor het versterken van de leefbaarheid in de regio. Er zijn in de provincie al enkele voorbeelden van een restaurant (Baarland) of een brasserie (Zuidzande) in een kerk, maar uiteraard zijn er nog veel meer mogelijkheden te bedenken. Van een voedselmarkt, innovatiecentrum, kookschool tot horeca of een vast culinair festival. Unieke locatie Speciaal voor ‘Koken voor Kerken’ bereiden de sterrenkoks Edwin Vinke en Syrco Bakker op donderdag 11, vrijdag 12 en zondag 14 december 2014 een bijzonder driegangen diner in een van de mooiste kerken van Nederland; de uit de tiende eeuw daterende Sint Baafskerk in ‘Bachstad’ Aardenburg. De kerk is in Nederland het beste voorbeeld van de Scheldegotiek, een regionale bouwstijl uit de overgang van het romaans naar de gotiek uit de eerste helft van de dertiende eeuw. Niet voor niets staat de kerk in de ‘Top 100 der Nederlandse rijksmonumenten’. Totaalbeleving Edwin Vinke en Syrco Bakker laten u tijdens ‘Koken voor Kerken’ kennismaken met al het lekkere dat onze regio en de Noordzee u te bieden hebben. De sterrenkoks serveren vanuit een open keuken een vast driegangen vismenu. Edwin Vinke staat op donderdag en zondag achter het fornuis, Syrco Bakker op vrijdag. In het online reserveringsformulier op Bachstad.eu kunt u eventuele dieetwensen aangeven. ‘Koken voor Kerken’ wordt georganiseerd in nauwe samenwerking met de Stichting Bach-Comité Aardenburg. Op zondag 14 december wordt het diner gecombineerd met een uniek Bachplus Cantateconcert. Ook op de andere dagen wordt het diner sfeervol muzikaal omlijst. Kosten en plaats reserveren De kosten voor het driegangen diner op donderdag en vrijdag bedragen € 80. Dit is inclusief aperitief, amuses, twee glazen wijn en koffie met versnapering. De kosten voor het diner, gecombineerd met het Bachplus Cantateconcert op zondag bedragen € 100. Op alle dagen gaat er per couvert € 5 naar het project ‘Koken voor Kerken’. Een plaats reserveren kan via www.bachstad.eu/kokenvoorkerken. U dient direct na uw reservering online te betalen.
Syrco Bakker en Edwin Vinke (foto Louis Drent Fotografie).
Datum donderdag 11 december 2014 Locatie Sint Baafskerk, Sint Bavostraat, Aardenburg Chefkok Edwin Vinke, De Kromme Watergang Ontvangst 19.00 uur Aanvang diner 19.30 uur Kosten € 80 Datum vrijdag 12 december 2014 Locatie Sint Baafskerk, Sint Bavostraat, Aardenburg Chefkok Syrco Bakker, Pure C Ontvangst 19.00 uur Aanvang diner 19.30 uur Kosten € 80 Datum zondag 14 december 2014 arrangement concert + diner Locatie Sint Baafskerk, Sint Bavostraat, Aardenburg Chefkok Edwin Vinke, De Kromme Watergang Aanvang concert 16.00 uur Aanvang diner 18.00 uur Kosten concert + diner € 100
Kort museumnieuws Museum De Schotse Huizen bruist van de ideeën Na een spannende periode, waarin het voortbestaan van het Veerse culturele erfgoed veelvuldig werd besproken, bruist het in Veere van de nieuwe ideeën. Museum De Schotse Huizen heeft plannen ontwikkeld voor een nieuwe, zelfstandige toekomst. Het Stadhuis van Veere heropent begin 2015 na een grondige restauratie. En Veere wacht gespannen de slagingskans van het plan af om van de grote Kerk een nationale cultuurtempel te maken. Vooruitlopend op dit grootse plan, opende het Museum De Schotse Huizen dit jaar de deuren in nieuwe stijl. Het museum hanteert ruimere openingstijden en stelt nu ook museale ruimtes beschikbaar voor diners, recepties en vergaderingen. Komend voorjaar verwacht het museum een start te maken met een nieuwe presentatie van de museale collectie. Aan de hand van een multimediale rondgang voor groot én klein wordt de geschiedenis van Veere tastbaar gemaakt. Het museumbestuur van De Schotse Huizen spant zich tegelijkertijd in voor een Veers-brede aanpak van culturele exploitatie en promotie. Dit alles met de bedoeling om van Veere in de toekomst één ‘culturele belevenis’ te maken. Streekmuseum Het Warenhuis opent 15 januari Het nieuwe streekmuseum Het Warenhuis aan de Markt in Axel opent op donderdag 15 januari 2015 zijn deuren voor het publiek. De komende weken wordt de inrichting van het museum afgerond en worden de vrijwilligers voorbereid op de openstelling.
Industrieel Museum Zeeland opent 17 januari
Sfeerbeeld met stoomgenerator in het Industrieel Museum Zeeland in Sas van gent.
Op 17 januari 2015 vindt de feestelijke opening van het Industrieel Museum Zeeland plaats. Na vier jaar voorbereiding is het zover en kan het publiek op ontdekkingstocht langs het verleden, het heden en de toekomst van de Zeeuwse industrie. In een voormalige suikerloods in Sas van gent kan de bezoeker zich laten onderdompelen in alle aspecten van de industrie, zoals innovatie, industrie en omgeving, energie, veiligheid et cetera. Oude machines, procesbeschrijvingen en persoonlijke verhalen bieden er een breed beeld op de industrie in Zeeland. Ook wisseltentoonstellingen zullen geregeld een blik op de toekomst werpen. Het museum is voor iedereen een aangename beleving. Kinderen kunnen op een speelse manier kennismaken met weetjes over de industrie. Op aanvraag kunnen kinderen ook deelnemen aan een workshop. Zin in een leerzame en boeiende reis langs de Zeeuwse industrie? Het museum is vanaf 17 januari 2015 open op dinsdag, woensdag, zaterdag en zondag van 10.00 tot 18.00 uur. groepen kunnen op aanvraag ook op andere dagen terecht.
www.industrieelmuseumzeeland.nl
Het nieuwe streekmuseum Het Warenhuis in Axel is een blikvanger in het straatbeeld.
Museum Het Warenhuis betekent een belangrijke stedenbouwkundige en stadsvernieuwende impuls voor de kern Axel. De samenvoeging van de rijksmonumenten Markt 2 en 2a met nieuwbouw is een belangrijke blikvanger geworden in het straatbeeld. Daarnaast speelt het museum een belangrijke rol in de presentatie van de regionale geschiedenis en krijgt het museum een eigentijdse museale inrichting met multimedia en doe-elementen. Een bezoek aan het vernieuwde streekmuseum in Axel wordt een unieke ervaring! Het museum is vanaf 15 januari 2015 geopend op donderdag, vrijdag en zaterdag van 11.00 uur tot 17.00 uur. De officiële opening is op 27 maart 2015.
www.hetwarenhuis.nl Zeeuws Erfgoed
Zeeuws maritiem muZEEum in zwaar weer Burgemeester en wethouders van Vlissingen willen fors gaan snijden in cultuur. Zij kondigden eerder dit najaar aan de subsidies voor het Zeeuws maritiem muZEEum en de Bibliotheek Vlissingen te willen halveren. Beeldende kunst, de muziekschool en cultuureducatie verdwijnen helemaal, als de aangekondigde bezuinigingen worden doorgevoerd. Voor de vijf bestaande festivals en voor nieuwe festivals blijft alleen nog een ‘aanjaagfonds’ over. In de weken na aankondiging van dit voornemen werd door velen sterk protest aangetekend tegen deze afbraak van het kunst- en cultuurklimaat in Vlissingen. Voor toeristen, ondernemers, bedrijven en onderwijsinstellingen, maar vooral ook voor de bevolking van Vlissingen, zal deze bezuiniging een groot verlies zijn. De gemeenteraad trok zich het protest aan, althans waar het om het muZEEum gaat. De raad verleende in november uitstel op de bezuiniging tot voorjaar 2015 en gaf opdracht aan het college van B&W om samen met het muZEEum te zorgen voor een plan waarmee sluiting voorkomen kan worden.
12 december 2014 | 04
Oranjewit schildje maakt monument zichtbaar Tijdens bouwkundige inspecties van de Monumentenwacht wordt vaak gevraagd of het blauwwitte monumentenschildje op de gevel bevestigd kan worden. Helaas moet de Monumentenwacht de eigenaar of beheerder dan teleurstellen. Sinds kort kan een eigenaar of beheerder echter wel het oranjewitte gevelbordje voor een rijks-, gemeentelijk of provinciaal monument aanschaffen. Blauwwit schildje “Een monument zonder een schildje is geen monument”, wordt wel eens gezegd. Maar dat is niet waar. Wat is dan wél de betekenis van het blauwwitte schildje en waarvoor dient het? De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft een lijst van bijzondere gebouwen vastgesteld die krachtens de ‘Haagse Conventie 1954’, een verdrag tussen UNESCO-lidstaten, beschermd moeten worden. Bij dit verdrag heeft Nederland zich verplicht, ten behoeve van de bescherming van culturele goederen, zijn belangrijkste beschermde monumenten, archieven, bibliotheken en musea te voorzien van dit speciale herkenningsteken. In het verleden is er op ongeveer 10% van de beschermde rijksmonumenten een blauwwit schildje (Blue Shield) bevestigd. Dit herkenningsteken houdt in dat hier sprake is van een gebouw van bijzondere cultuurhistorische waarde. Monumenten met zo’n schildje zouden in geval van een gewapend conflict speciaal ontzien moeten worden. Ook hulpdiensten als de brandweer bijvoorbeeld zullen in voorkomende gevallen volgens een vooropgezet reddingsplan zoveel mogelijk het monumentale karakter van het gebouw respecteren.
Oranjewit schildje Nederland telt ongeveer 60.000 rijksmonumenten. Om de zichtbaarheid van rijksmonumenten te vergroten heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) op 11 september bij de Ridderzaal in Den Haag een nieuw officieel monumentenbord geïntroduceerd voor alle rijksmonumenten in Nederland: een oranjewit geëmailleerd schildje. Van het bordje bestaat ook een variant voor gemeentelijke én voor provinciale monumenten. De RCE heeft de productie, distributie en verkoop van de nieuwe bordjes uitbesteed aan de ANWB. Monumenteigenaren kunnen op vrijwillige basis zelf zo’n bordje aanschaffen via de website anwb.nl/monumentenbord. Zeeuws Erfgoed
Formaten en beschrijving Het nieuwe Rijksmonumentenbord is in drie formaten beschikbaar, afhankelijk van de plaats op de gevel waar het bevestigd moet worden. De verkrijgbare afmetingen zijn 5 x 7, 10 x 15 en 14 x 21 centimeter. De kosten bedragen respectievelijk € 30,25 / € 42,35 / € 72,60 exclusief verzendkosten. Bij de grote en middelgrote borden is het mogelijk om een tekst van maximaal 24 tekens toe te voegen. De tekst moet slaan op de historie van het gebouw: de (historische of huidige) functie van het gebouw, de naam van het gebouw, een persoon die er gewoond heeft of een gebeurtenis die er heeft plaatsgehad. De extra beschrijving kost € 10,- exclusief btw per bord. Zichtbaarheid en uniformiteit Het nieuwe Rijksmonumentenbord markeert voor iedereen zichtbaar de rijksmonumenten van Nederland. Op dit moment zijn er verschillende soortgelijke borden en schildjes in omloop die zowel voor rijksmonumenten als voor andere gebouwen gebruikt worden. Dit werkt verwarring in de hand. Met de komst van het nieuwe monumentenbord komt er een einde aan de jarenlange misvattingen die over het blauwwitte bordje in omloop zijn. Bovendien bestaat er nu één uniform herkenningsteken voor álle monumenten in Nederland: gebouwen waarop we trots zijn en waarvoor eigenaren alles doen om ze goed te onderhouden. Die mogen duidelijk zichtbaar zijn voor het publiek, en dan neem je het zelf aanschaffen van zo’n monumentenbordje graag op de koop toe.
13 december 2014 | 04
Archeologisch onderzoek in Hazenburg, Arnemuiden
Overzicht van het terrein, gemaakt door de drone (foto gATE Archaeology).
Aan de Derringmoerweg in Arnemuiden plant de gemeente Middelburg verdere ontwikkeling van de wijk Hazenburg. Op het terrein vond in de periode 2007-2013 al grondig archeologisch vooronderzoek plaats. In september 2014 onderzocht de Walcherse Archeologische Dienst vier zones, gesitueerd op een kreekrug, binnen het plangebied. Uit de sleuven bleek dat er uit de ijzertijd en de Romeinse tijd geen restanten meer aanwezig waren, mede door uitvoerige middeleeuwse moernering (turfwinning) in het gebied. Op de getij-inversieruggen (kreekruggen), ter hoogte van de Derringmoerweg en aan de zuidelijke en oostelijke zijde van het gebied, waren wel talrijke sporen van middeleeuwse bewoning. Het vermoeden was dat zich meerdere boerderij-erven op de locatie bevonden. Deze hogere zones in het landschap vormden immers vanaf de vroege middeleeuwen uitstekende vestigingsplaatsen. De verwachting van middeleeuwse bewoning uit het vooronderzoek werd bevestigd. In alle werkputten werden meerdere sporen met middeleeuws aardewerk gevonden. Het ging met name om greppels, kuilen, paalkuilen, karrensporen en ophogingspakketten.
Archeologie anno 2014: Jeroen de Reu aan het werk met zijn drone (foto WAD).
>
De zuidelijke kreekrug (zone A) lijkt de kern van de bewoning te zijn geweest. Hier lagen verschillende oversnijdende greppels, die tot diverse erven leken te behoren. Om een beter zicht op de sporen te krijgen, is gebruikgemaakt van een drone met camera, die luchtfoto’s van het onderzoeksgebied maakte. Deze opnames werden gemaakt door dr. Jeroen de Reu van het archeologisch bedrijf gATE Archaeology en de Univeristeit gent.
De drone-opnames zijn op basis van ingemeten gps-punten > ‘gegeorefereerd’ en vormen zo een bijzonder goede aanvulling op de klassieke dataset van de archeoloog (foto gATE Archaeology).
Zeeuws Erfgoed
14 december 2014 | 04
Onderzoek met behulp van meer ‘traditionele’ middelen als de kraan, de schop en de metaaldetector (foto WAD).
Een mooi bewerkt benen schijfje (foto WAD).
Opeenvolgende generaties De aangetroffen erven vertegenwoordigen een opeenvolging van verschillende generaties bewoning. Het vondstmateriaal wijst op de periode tussen 900 en 1400. Binnen deze erven zijn diverse paalkuilen en kuilen gedocumenteerd, die duiden op een intensieve menselijke bewoning. Eén, mogelijk twee plattegronden konden in kaart worden gebracht. Het lijdt geen twijfel dat zich binnen de diverse erfafbakeningen meer structuren bevonden. Deze konden echter niet of nauwelijks meer gereconstrueerd worden. Hiervoor zijn meerdere verklaringen: zo lijkt vanaf de dertiende/veertiende eeuw het funderen op poeren de voorkeur te krijgen boven diepe paalfunderingen. Deze structuren blijven door de tijd minder goed bewaard en zijn dus voor archeologen minder goed herkenbaar. Ook lijkt de hoger gelegen kreekzone, waarop de middeleeuwse bewoning zich bevindt, in de loop der eeuwen door landbouwactiviteiten te zijn afgetopt. Minder diepe grondsporen zijn daardoor verdwenen. Het feit dat van de daadwerkelijk aangetroffen paalsporen nog maar een restant in de bodem achterbleef, ondersteunt deze theorie. De diepere sporen als greppels en enkele kuilen zijn nog wel goed herkenbaar. Enkele van deze sporen leverden ook mooi vondstmateriaal op, zoals een fraai bewerkt benen schijfje en een groot fragment van een zogenaamd ‘strijkglas’, een gepolijste glazen bol die werd opgewarmd en voor het strijken van kledij werd gebruikt.
boerengemeenschap tegen het oprukkende water van de zee, vóór de volledige bedijking van Walcheren. In de bodemstratigrafie zijn de resten van een kreekje zichtbaar met daarlangs een oeverwal. Op deze hoger gelegen wal zijn verschillende loopniveaus aanwezig, afgewisseld met overspoelingspakketten van zeeklei en bewust aangebrachte ophogingsniveaus. Een klein plaggendijkje aan de rand van de kreek toont aan dat de mens ook minstens op één moment in de tijd gepoogd heeft actief de kreek te verleggen of de begaanbare zone te verbreden. Belangstelling Archeologisch onderzoek in het buitengebied kan meestal op minder publieke belangstelling rekenen dan onderzoek in de binnenstad. Toch was er ook voor deze opgraving belangstelling van de pers en twee schoolklassen van het Calvijncollege in Middelburg. De leerlingen kregen op de opgraving een eerste beeld van het werk van archeologen. Vervolgens mochten ze onder begeleiding zelf in groepjes met schepjes en troffels in de weer om enkele middeleeuwse sporen te onderzoeken op vondstmateriaal. Met succes, zo bleek uit de goed gevulde vondstzakken! Bram Silkens, Walcherse Archeologische Dienst
Strijd tegen het water Zone B en D bevatten sporen van onder meer hooimijten. Deze zones zijn geïnterpreteerd als perifere gebieden om de centrale woonkern in zone A. In zone C is bij de aanleg van een diep profiel een goed beeld verkregen van de strijd van een middeleeuwse
Strijd tegen het oprukkende water bleek uit een diep profiel (foto WAD).
Zeeuws Erfgoed
De auteur verschafte uitleg aan leerlingen van het Middelburgse Calvijncollege waarna de leerlingen zelf ook onderzoek verrichtten (foto WAD).
15 december 2014 | 04
Restauratie ‘Darinckdelven’.
Restauratieproject Zeeuws Behout, beeld Karel V.
Steunfonds voor de Zeeuwse Musea 1994-2014 Twintig jaar lang heeft het bestaan: het Steunfonds voor de Zeeuwse Musea. Op 2 oktober viel het doek. Het bestuur van de stichting kwam voor de laatste keer bijeen in de vaste vergaderlocatie, het fraaie zeventiende-eeuwse Huis Hoope in goes. Een korte terugblik op die twintig jaar. Het Steunfonds voor de Zeeuwse Musea werd opgericht in 1994 met een startsubsidie vanuit de Provincie Zeeland. Doel was “het verlenen van steun, in de meest uitgebreide zin des woords, aan in Zeeland gevestigde musea”. Onder de oprichters waren twee bestuursleden, die tot op de dag van vandaag aan het steunfonds zijn verbonden: voorzitter Jack Asselbergs uit Zierikzee en penningmeester Cees de Hooge uit Renesse (tegenwoordig Middelburg). Vanaf 1995 was ook Willem den Herder uit goes bestuurslid en vanaf dat jaar werd Huis Hoope aan de J.A. van der goeskade in goes het bestuurlijk onderkomen. Het toenmalige bureau van de provinciaal museumconsulent in gebouw De Burg in Middelburg was het administratieve onderkomen. Vanaf 2001 ging dit bureau op in de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verleende de SCEZ de advisering en administratieve ondersteuning aan het steunfonds. Restauraties Al in de eerste jaren sinds de oprichting in 1994 vonden vele Zeeuwse musea de weg naar het steunfonds. Het merendeel van de (incidentele) aanvragen was bedoeld voor de conservering of restauratie van een museumobject. In de afgelopen jaren betroffen dit bijvoorbeeld restauraties van het zestiende-eeuwse schilderij ‘Darinckdelven’ in het Stadhuismuseum Zierikzee, van de vier zeventiende-eeuwse ‘Schuttersstukken’ van Cornelis en Willem Eversdijck in Historisch Museum De Bevelanden, van het zeventiende-eeuwse ‘Portret van een Oude Man’ van Cornelis de Vos in Museum De Vier Ambachten in Hulst, van het imposante panoramaschilderij ‘gezicht op de haven van Yerseke’ uit 1913 van Willem Vaarzon Morel in het OosterscheldeMuseum (4 meter hoog en maar liefst 6 meter breed) en van enkele goederenwagons en een ketelwagen voor een historische goederentrein uit de jaren dertig van de vorige eeuw van de Stoomtrein goes-Borsele.
Zeeuws Erfgoed
Projecten Soms betroffen het ook collectieve aanvragen, zoals voor het educatieve project ‘De Opvreter’ (1998) over beheer en behoud van museumvoorwerpen, het textielproject ‘Door mijn gedaen’ (1999) over merklappen, het restauratieproject ‘Zeeuws Behout’ (2007), de centrale depotvoorziening voor Zeeuwse musea bij de COVRA (2008) en de Collectiewacht Zeeland (2011-2014) voor preventieve zorg voor Zeeuws museaal erfgoed. Bij laatstgenoemd project vonden zowel basis- en materiaalinspecties als scholingsworkshops voor museummedewerkers plaats (zie Zeeuws Erfgoed, september 2013). Donateurs Na de startsubsidie vanuit de Provincie Zeeland in 1994 werd in 1998 nogmaals een ‘doorstartsubsidie’ vanuit de Provincie verleend. Ondertussen was al een groot aantal donateurs verworven. Ook van een aantal Zeeuwse gemeenten ontving het steunfonds jaarlijks een bescheiden subsidie. Voor de hiervoor genoemde projecten werd meermaals succesvol beroep gedaan op de Rabobank en enkele fondsen en vooral bij ‘Zeeuws Behout’ werd ook een groot aantal bedrijven bereid gevonden te sponsoren. Maar de kern werd gevormd door de particuliere donateurs voor wie in de eerste tien jaren succesvolle donateursdagen werden belegd, onder meer in Zierikzee, Sluis, Yerseke, Tholen, Axel, Veere en goes. De eerste donateur in 1994 was overigens de toenmalige gedeputeerde gert de Kok. Kredietcrisis De laatste jaren werd het bestuur, naast Jack Asselbergs, Cees de Hooge en Willem den Herder (tot diens overlijden in 2013), gevormd door Paul favier uit goes (secretaris), Lous Coppoolse uit Middelburg (namens de Vereniging van Zeeuwse Musea), Arnold Parre uit Middelburg en Jaap Hennekeij uit Breskens. In 2010 werd voor het eerst door het bestuur vastgesteld dat de inkomsten van het fonds niet meer boven de uitgaven uitkwamen. Een teruglopend
16 december 2014 | 04
Een van de vier ‘Schuttersstukken’.
Restauratie ‘gezicht op de haven van Yerseke’.
Het bestuur van het Steunfonds voor de Zeeuwse Musea voor het laatst bijeen in Huis Hoope in goes. V.l.n.r. Lous Coppoolse, Jaap Hennekeij, Arnold Parre, Cees de Hooge, Jack Asselbergs. Op de foto ontbreekt Paul favier.
donateursbestand, geen provinciale subsidie en steeds minder gemeentelijke bijdragen en vooral minder beschikbare sponsorgelden lagen hieraan ten grondslag. De kredietcrisis in de voorgaande jaren zal binnen al die verschillende inkomstenbronnen een negatieve rol hebben gespeeld. Perspectief op verbetering in deze situatie was er niet en het leek er ook steeds meer op dat musea beter via eigen vriendenstichtingen de benodigde financiële middelen voor bijvoorbeeld een restauratie zouden kunnen verwerven dan via het steunfonds. Daarom werd besloten nog voor drie jaar een pilot van de Collectiewacht Zeeland mogelijk te maken en daarna in 2014 de Stichting Steunfonds voor de Zeeuwse Musea op te heffen. En zo geschiedde op 2 oktober. Zeeuws Erfgoed
Aanjaagfunctie Bij zijn terugblik over de periode 1994-2014 gaf voorzitter Jack Asselbergs aan het steunfonds toch vooral als aanjaagfunctie, katalysator en ook als bindmiddel bij restauratie en conservering in de musea te hebben gezien. Veel Zeeuws cultureel erfgoed werd door toedoen van het steunfonds een nieuw leven gegund. En zo zal het door de musea zeker ook zijn ervaren. Namens hen bedankte de Vereniging van Zeeuwse Musea de bestuursleden van de Stichting Steunfonds voor de Zeeuwse Musea voor hun grote inzet in de afgelopen twintig jaar. Het is van harte te hopen dat de musea komende jaren in staat zullen blijven om die vele duizenden bijzondere voorwerpen in hun collecties een goed onderdak te blijven bieden.
17 december 2014 | 04
Vijf edities Zing Zeeuws In 2006 organiseerden de SCEZ en Stichting De Zeeuwse Taele voor de eerste keer een liedjeswedstrijd: ‘Zing Zeeuws!’. Initiatiefnemer was Joop van den Bremen, al jaren actief in de dialectwereld met een muzieksite over streektaalzangers, -liedjes en -nieuwtjes uit heel Nederland. Inmiddels kan de organisatie terugkijken op één lustrum Zing Zeeuws. Voor de eerste editie schreven ongeveer vijftien bands, zangers of tekstschrijvers zich in. grote winnaar was Bennie Hek & De Houdoe’s, die dit jaar ophielden te bestaan. Velen zullen zich Bennie Hek in zwempak nog herinneren. De tweede editie scoorde het best wat het aantal inschrijvingen betreft. Toen moest zelfs een namiddagprogramma ingelast worden om alle finalisten aan bod te laten komen. Ook nu scoorde Bennie Hek met zijn gospelkoor hoog. Op de derde editie liep fûck, het jongste bandje, weg met de publieksprijs maar Ries de Vuyst won, samen met Jan Lauret die de tekst schreef. Ook bij de vorige editie won Ries de Vuyst de hoofdprijs. Bij de lustrumviering op 7 november dit jaar in Zierikzee was Ries de Vuyst juryvoorzitter. Toch kon hij het niet laten om ook nu een nieuw nummer te maken voor deze editie. Omdat het een lustrum was, brachten deelnemers van vorige jaren ook een terugblik met hun oudere Zing Zeeuws-nummers. Ries de Vuyst en zijn partner gait gaven tussen de optredens van de finalisten door een optreden met nieuwe en oudere Zeeuwse nummers. Het werd een gevarieerde avond. Het aantal deelnames was dit jaar niet zo hoog als bij vorige edities. Tijd om met Zing Zeeuws te stoppen? Een aantal deelnemers van vorige jaren gaf aan dit jaar niet aanwezig te kunnen zijn of teveel andere bezigheden te hebben. Toch willen ook zij graag over twee jaar weer meedoen. De toekomst zal moeten uitwijzen of we tien jaar na de eerste editie nog voldoende draagkracht hebben om het nog eens op een andere plaats te organiseren. Wordt het dan weer Zeeuws-Vlaanderen? Als we naar de inschrijvingen van dit jaar kijken, zou dat wellicht de beste optie zijn. Zowel bij de Zeeuwse Coverwedstrijd van Omroep Zeeland als bij Zing Zeeuws komt het grootste aantal deelnemers uit Zeeuws-Vlaanderen. Terugblik van deelnemers Een lustrum vraagt ook een terugblik. We vroegen enkele deelnemers waarom zij ooit deelnamen aan Zing Zeeuws. Bennie Hek (in het gewone leven Edy van Driel) deed twee keer mee. Hij vond het samen met zijn groep leuk om voor de wedstrijd speciaal een liedje te schrijven en - in een andere categorie - een tekst van een ander op muziek te zetten. Bennie Hek & De Houdoe’s waren dol op nieuwe projecten en deelname aan Zing Zeeuws viel daar voor hen zeker onder. Daarnaast was het voor hen een mooi platform om hun streektaalmuziek onder de aandacht te brengen en tevens een mooie gelegenheid om met andere streektaalartiesten samen te komen en (indien nog niet het geval) kennis te maken. Jan Lauret, die aan iedere editie deelnam als tekstschrijver, deed mee omdat hij graag teksten schrijft in zijn dialect. Meestal schrijft hij verhalen en gedichten, maar Zeeuws Erfgoed
Janine van Osta (21) uit goes won op 7 november de vijfde editie van de dialectliedjeswedstrijd Zing Zeeuws. Met haar liedje ‘Waaien’ overtuigde zij de jury. Ze begeleidde zichzelf op de banjo (foto’s pr Zing Zeeuws).
Zing Zeeuws bood de uitgelezen gelegenheid om ook eens een liedtekst te schrijven. De wedstrijd bood een ideaal platform om die liedteksten voor het voetlicht van een groot publiek te brengen. Jan viel vrijwel iedere keer in de prijzen met zijn liedteksten, onder andere met Ries de Vuyst als uitvoerder bij de derde editie. Peter Quaak deed vier keer mee, twee keer solo en twee keer met Krapuul. Voor hem was deelname aan Zing Zeeuws in 2008 ook de eerste keer dat hij een nummer in het Zeeuws schreef. En dat is ook een van de doelstellingen geweest van Zing Zeeuws: jongeren (of ouderen die zich nog jong voelen) de gelegenheid bieden om een nieuw nummer te maken in het Zeeuws. Bij elke editie was er wel een debutant, ook nu in de vijfde editie. Muziek laat zich uiteraard niet vangen in een wedstrijd, maar Peter Quaak vindt het een goed medium om mensen bij elkaar te brengen.
18 december 2014 | 04
Joop van den Bremen
Edy van Driel
Jan Lauret
Initiatieven als deze zijn volgens een aantal deelnemers belangrijk als podium voor (beginnende) muzikanten om hun kunsten tentoon te spreiden. Daarnaast vinden ze het ook belangrijk om (in deze tijd van snel vermaak) culturele activiteiten te blijven ontplooien. Het is een mooi evenement waarin je een belangrijk onderdeel van de Zeeuwse cultuur - namelijk de taal - belicht, zegt Edy van Driel. Jan Lauret vindt een initiatief als dit ook belangrijk, omdat je bij Zing Zeeuws kunt laten horen dat dialect niet per se gebonden is aan nostalgie, maar dat het ook gebruikt kan worden om eigentijdse items aan bod te laten komen. Streektaal wordt immers vaak geassocieerd met nostalgisch erfgoed. Dat dat niet zo hoeft te zijn, hebben enkele jeugdige groepjes - denk aan fûck, Dingeman de Visser en Jilles - wel bewezen met Zing Zeeuws. Dat dergelijke initiatieven ter bevordering van streektaal gestimuleerd moeten worden, lijkt logisch. De huidige dialecten verdwijnen langzaam. Het Zeeuws van de jongeren is uiteraard niet meer het Zeeuws van hun grootouders, zegt Peter Quaak. Jan Lauret vindt dat we toch moeten inzetten op meer initiatieven rond streektaal, en dat niet alleen in de kleine kring van streektaalliefhebbers, maar juist daarbuiten, via radio, tv en sociale media. Ook Edy van Driel benadrukt dit. Zing Zeeuws is volgens hem een van de vele evenementen, dat laat zien dat er in Zeeland zoiets bestaat als eigen streektalen. Onderwijs op scholen, aandacht voor Zeeuwstalige muziek in de media (Omroep Zeeland) en culturele activiteiten dragen hieraan bij. Volgens hem is het daarbij belangrijk dat dit niet gebeurt onder het mom van promotie van de streektaal, maar gewoon als onderdeel van het culturele aanbod. Op die manier wordt veel meer de indruk gewekt dat het gewoon een onderdeel is van het huidige leven, in plaats van iets nostalgisch. Dat lijkt juist de grondslag voor de overlevingskans van een streektaal, namelijk dat het als iets normaals, eigentijds en wellicht hip ervaren wordt. Culturele educatie, bewustwording en meer gebruik van Zeeuws in de populaire (jongeren)cultuur zouden hier wellicht toe kunnen bijdragen. Edy van Driel wijst er verder op dat in veel carnavalvierende gemeenschappen in Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland streektaal enorm in zwang is in allerlei uitingen die met carnaval te maken hebben (muziek, cabaret, krantjes, en nog veel meer). In die regio’s is carnaval nog steeds een onderdeel van de populaire cultuur, waarin streektaal een belangrijke rol speelt. Of het ook zo is dat die streektaal enkel tijdens de Zeeuws Erfgoed
Peter Quaak
carnavalsperiode gesproken wordt, weet hij niet, maar doordat ze als voertaal gebruikt wordt van evenementen gedurende enkele maanden (tussen de 11de van de 11de en Aswoensdag), speelt ze nog steeds een belangrijke rol in die gemeenschappen. Ook jongeren komen er op die manier gemakkelijk mee in contact. Het feit dat bij Omroep Zeeland Zeeuwstalige muziek enkel wordt gedraaid tijdens een uurtje op zaterdag en een uurtje op zondag geeft volgens Edy van Driel aan wat de status van streektaal is in de ogen van de programmamakers: een curiositeit. Zeeuwstalige muziek maakt geen onderdeel uit van het reguliere muziekaanbod en heeft zo zijn status als onderdeel van de gangbare cultuur verloren bij Omroep Zeeland. Een beetje cynisch zou je kunnen zeggen dat de omroep de streektaal(muziek) al in het museum heeft gezet en het nu nog even wachten is op het definitieve uitsterven ervan... Maar tegelijk wijst hij erop dat er bijvoorbeeld wel veel aandacht is geweest voor het afscheid van zijn band en dat dat toch ook iets zegt over de status van Zeeuwstalige muziek. Het heeft nog steeds een hoge nieuwswaarde... Ook de Zeeuwse Coverwedstrijd is een belangrijk evenement, dat naast Zing Zeeuws wellicht kan bijdragen aan de continuïteit van de Zeeuwstalige muziek, zegt Edy van Driel. Als meer bandjes met (jongere) muzikanten hieraan gaan deelnemen en gaan zingen over hedendaagse, alledaagse of algemene onderwerpen, kan wellicht als spin off een soort ‘Nieuwe Zeeuwse Holve’ (nieuwe Zeeuwse golf) ontstaan... Nu is al duidelijk dat de tekstuele bijdragen aan de Zeeuwse Coverwedstrijd meer en meer hun nostalgische karakter verliezen en steeds meer algemene of eigentijdse onderwerpen behandelen. En - zo eindigt Edy van Driel - nog een lichtpuntje: Broeder Dieleman - ooit ook deelnemer aan Zing Zeeuws en vorige keer presentator en medeorganisator, treedt als pleitbezorger van zijn eigen dialect op door heel Nederland. Blijkbaar is er toch markt voor goede streektaalmuziek, zelfs buiten Zeeland!
Zing Zeeuws 2014 werd georganiseerd door de SCEZ in samenwerking met Stichting De Zeeuwse Taele. De jury bestond uit Ries de Vuyst (winnaar Zing Zeeuws 2010 en 2012), Joop van den Bremen (initiatiefnemer), Elsa van Hermon (Omroep Zeeland), Jaap Murre (De Zeeuwse Taele) en Wim Scholten (SCEZ). De presentatie was in handen van Bert van Leerdam (BvLmedia). Het evenement werd financieel ondersteund door Sichting Renesse en het DELTA Zeeland fonds.
19 december 2014 | 04
Dit najaar herdacht Zeeland voor de 70ste keer de Slag om de Schelde uit 1944. Naast een groot aantal lokale herdenkingsbijeenkomsten in Oost- en West-Zeeuws-Vlaanderen, op de Bevelanden en Walcheren vonden er op 25 oktober en 1 november twee provinciale herdenkingsen bevrijdingstochten door Zeeland plaats.
Op beide dagen kwamen tienduizenden mensen naar de herdenkingsbijeenkomsten en velen stonden langs de route. De vertegenwoordigers van het provinciaal bestuur, gemeentebesturen, de landmacht en de marine en van de ‘geallieerde’ landen, alsmede nabestaanden van oorlogsslachtoffers en een aantal veteranen legden kransen op de herdenkingsplaatsen in Zeeland. Dat gebeurde onder meer in Breskens, Baarland, Kapelle, bij de Sloedam, in Westkapelle, Vlissingen en Middelburg. Ook de belangstelling vanuit de landelijke media was dit jaar groot. Een verslag van 25 oktober en 1 november is terug te vinden op de website zeeuwseankers.nl onder ‘Nieuws’.
grote belangstelling bij de herdenking op de Sloedam (25 oktober).
In de diverse toespraken op de herdenkingsdagen werd nog eens benadrukt dat vrijheid niet iets vanzelfsprekends is. Maar ook dat we deze vrijheid moeten doorgeven. Het betekent dat we in het heden samen herinneren en dat we betekenis geven aan wat in het verleden gebeurd is. Daaruit kunnen we lessen trekken voor de toekomst. Zeeland is in 2015 gastprovincie voor de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei.
Nabootsing ‘Landing 1944’ door het Korps Commandotroepen bij de herdenking in Westkapelle (1 november).
Archeologisch nieuws de gemeente geïnventariseerd en geeft vervolgens een aanzet hoe deze in de komende jaren in te vullen. De Vrijstellingenkaart is te vinden op de website van de gemeente Terneuzen: www.terneuzen.nl/Onze_ Organisatie_site/Beleid_en_verordeningen_overleg/Beleid.
Vrijstellingenkaart gemeente Terneuzen Op woensdag 24 september presenteerden de gemeente Terneuzen, Edufact! en de SCEZ in de raadzaal van de gemeente de nieuwe Vrijstellingenkaart. Deze maakt het mogelijk om binnen delen van het grondgebied van de gemeente de vrijstellingsdiepte, vanaf wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden, te vergroten van de standaard 50 centimeter naar soms wel 4 meter beneden het maaiveld. De presentatie van de Vrijstellingenkaart vormde ook de ideale gelegenheid om het rapport van het project ‘Leemten in Kennis’ onder de aandacht te brengen. Dit rapport heeft de archeologische leemten binnen
Vooraankondiging ZAAD 2015 Inmiddels is alweer gestart met de voorbereiding van de volgende Zeeuwse AmateurArcheologen Dag (ZAAD) in 2015. De sprekers zijn bekend en het programma is bijna rond. De zestiende ZAAD zal plaatsvinden op zaterdag 14 maart in Het Schuitvlot te Middelburg, de locatie van de SCEZ. Noteer deze datum alvast in uw nieuwe agenda!
Uit Zeeuwse bodem Zeeuws-Vlaanderen
Walcheren
Gouden munt uit omgeving Sluis Een West-friese detectoramateur vond deze zomer in de omgeving van Sluis een gouden munt. Hij meldde deze bij Dieuwertje Duijn, archeoloog bij Archeologie West-friesland in Hoorn. Mevrouw Duijn gaf deze melding vervolgens door aan de SCEZ. De munt is een Chaise d’or à l’aigle uit Vlaanderen, geslagen onder graaf Lodewijk II van Male (1346-1384). Het gewicht is 4,6 gram. De voorzijde toont een vorst op een troon met zwaard en wapenschild (met dubbelkoppige adelaar) en de tekst LUDOVIC.DEI.gRA.COMES.fLA. Op de keerzijde staat een geornamenteerd (bloemen)kruis en de tekst XPC.VINCIT.REgNAT.XRC.IMPERAT.
Sigillata met letters uit Middelburg Aagje feldbrugge uit Middelburg meldde de vondst van een bodemfragment van een kommetje van het Romeinse luxe aardewerk terra sigillata. De scherf is afkomstig van het terrein van de Speelhof Hoogerzael aan het Seispark in Middelburg. Op de bodem van het kommetje, type Dragendorff 33, is nog een restant van een rond (rozet?) stempel aanwezig. Aan de onderzijde van de bodem zijn op twee plaatsen ingekraste letters aangebracht: eenmaal SA (of PS) en eenmaal XEXI (of AEX), al naargelang de leesrichting. Duidelijk is wel dat de vondst niet oorspronkelijk van de vindlocatie afkomstig kan zijn. De breuken zijn zodanig afgerond dat het moet gaan om een scherf die lange tijd in het water heen en weer is gerold. Vermoedelijk is het een vondst die met aangevoerde grond vanaf de Walcherse kust op het speelterrein is terechtgekomen. Omdat graffiti op de onderzijde van aardewerk vaak een aanduiding zijn van de eigenaar en zulke vondsten bij voorkeur afkomstig zijn uit militaire contexten, zou het niet verbazen als deze vondst is aangevoerd met grond uit de omgeving van Oostkapelle-Oranjezon, waar vermoedelijk een basis van de germaanse vloot was gesitueerd. De scherf is te dateren tussen 100 en 270 na Chr.
Bodem van terra sigillata-kommetje met ingekraste letters (graffiti) uit Middelburg.
Voor- en keerzijde van de veertiende-eeuwse gouden munt uit de omgeving van Sluis (foto Archeologie West-friesland).
Zeeuws Erfgoed
21 december 2014 | 04
Kaart van het ‘oude’ en ‘nieuwe’ Kanaal door Walcheren, met de locatie van de aangetroffen balken (collectie WAD).
Oude kadedelen in Kanaal door Walcheren Midden juni bereikte een wat merkwaardige vondstmelding de Walcherse Archeologische Dienst (WAD). Rijkswaterstaat meldde dat duikers bij een explosievenonderzoek in het midden van het Kanaal door Walcheren op oude kadedelen waren gestuit. Zij wisten in totaal drie lange balken en nog wat stenen te bergen. De balken waren voorzien van een messing en groef aan respectievelijk boven- en onderzijde. De vondst was vlak voor de ingang van de haven van Middelburg gedaan. Een cartografisch onderzoekje leverde al snel duidelijkheid op. Op de vondstlocatie bevond zich in het verleden inderdaad een kade, namelijk van de bocht van het eerste stuk van het Kanaal, dat in 1817 van Middelburg naar Veere is gegraven. Dit geschiedde gelijktijdig met de aanleg van
Schouwen-Duiveland Bijzondere gesp Zierikzee Een particulier meldde de vondst van een middeleeuwse gesp, afkomstig uit de binnenstad van Zierikzee. Het betreft een zeer zeldzame vondst. Het voorwerp is namelijk uit been gesneden. Het heeft een lengte van 6 centimeter. De gesp dateert uit de dertiende, mogelijk zelfs uit de twaalfde eeuw.
Zeeuws Erfgoed
de spoorlijn op Walcheren met als eindpunt Vlissingen. Ten behoeve van het spoor moest men de Sloedam aanleggen en daarmee de vaarroute vanuit Middelburg naar het noorden afsluiten. In 1872 en 1873 legde men ook het tweede deel van het kanaal aan, richting Vlissingen, en voorzag men de uitgangen van het kanaal bij Veere en Vlissingen van sluizen. Het oudere kanaaldeel vertoonde een ruime bocht vanuit de haven van Middelburg. Deze bocht werd afgesneden bij de aanleg van het zuidelijke deel. Blijkbaar zijn bij deze werkzaamheden de onderste delen van de kade of de oeverbeschoeiing op hun plaats gelaten. Op bovenstaande kaart is het oude en het nieuwe tracé van het kanaal op de vondstlocatie goed te zien. De vondstlocatie is met een rood cirkeltje aangeduid.
Een Nieuwerkerks kasteeltje? Op 8 september verrichtte de SCEZ archeologische waarnemingen, waaronder een oppervlaktekartering, en boringen op een akker achter het adres Stolpweg 7 in Nieuwerkerk, na een vondstmelding door de heer P.J. flikweert. In nieuw gegraven drainagesleuven had hij zeer veel baksteenresten aangetroffen. De zone met baksteenresten had aan de oppervlakte van de akker de afmetingen van ongeveer 45 x 35 meter. gezien deze oppervlakte moest het gaan om restanten van een groot gebouw, zoals een kasteeltje. Het lijkt erop dat dit gebouw aan de zuidoostzijde een uitbouw heeft gehad, bijvoorbeeld in de vorm van een toren. Er zijn zowel in het profiel als in het vlak van twee kleine proefputjes funderingsresten gezien (bakstenen in verband gemetseld). Deze resten zijn al op een diepte van 35 centimeter waargenomen, wat betekent dat de funderingen zich direct onder de bouwvoor kunnen bevinden. De bodem bestond ter plekke uit lichtgrijs kleiig zand met roest.
22 december 2014 | 04
Een van de baksteenstukken had afmetingen van ? x 16 x 7,5 centimeter (l x b x d), wat op een middeleeuwse datering van rond 1300 wijst. Sommige baksteenstukken waren groen verglaasd. Van de oppervlakte zijn binnen het gebied van de baksteenresten enkele voorwerpen van keramiek en een versierd botfragment opgeraapt. Het botfragment van circa 5 centimeter lang was waarschijnlijk een riemhanger. De vondsten dateren uit de veertiende eeuw, wat goed overeenkomt met de datering van de bakstenen. Er zijn in het gedraineerde gebied vijf boringen verricht met een Edelmanboor. Ook is met een prikstok geprikt om funderingsresten te traceren en daarmee de omvang van het gebouw te bepalen. De boringen zijn gezet om te bepalen of er een gracht rondom het gebouw aanwezig is geweest. In twee boringen - direct ten zuiden en ten noorden van de baksteenconcentratie - werd onder de bouwvoor een heterogene zachte zandige laag aangetroffen. Deze laag kan de opvulling van een gracht zijn, maar met zekerheid kon dat niet worden aangetoond. Op een luchtfoto uit 1959 van de provincie Zeeland zijn op de vondstlocatie duidelijk de contouren van een rechthoekige structuur zichtbaar. Over een gebouw op die plek was tot nu toe niets bekend.
Nieuwerkerk, Stolpweg. Overzicht van de akker in westelijke richting, met baksteenpuin in de dichtgegooide drainagesleuven.
Zuid- en Noord-Beveland Andenne-rammelaar uit Wemeldinge Op de ‘Erfgoeddag in het Landschap’ van 20 september bij Hoeve Van der Meulen in ’s-Heer Abtskerke konden particulieren hun bodemvondsten laten determineren door de depotbeheerder van de SCEZ. Een zeer bijzondere vondst bleek een complete rammelaar van aardewerk, die jaren geleden in Wemeldinge is gevonden. Hij heeft een lengte van circa 7 centimeter en een doorsnede van circa 3,5 centimeter. De rammelaar heeft een bolvormig, hol lichaam met een steeltje dat op het eind een kleine opening heeft. Binnenin de bol zijn een paar (vermoedelijk) kleine steentjes opgesloten die geluid maken bij het schudden. Dit geluid wordt versterkt door de kleine opening in de steel. De rammelaar is vervaardigd in het Maasland, in de streek rondom Luik, waar het plaatsje Andenne de bekendste productieplaats is van aardewerk uit deze periode (de elfde tot in de dertiende eeuw). In de onmiddellijke omgeving werd de witbakkende klei gewonnen die tezamen met het gebruikte loodglazuur deze producten zo herkenbaar maken. Het hoogtepunt ligt vooral in de dertiende eeuw, waarbij schenkkannen in diverse maten het merendeel van de keramiekproductie uitmaken. Vondsten van middeleeuwse Andenne-rammelaars, en zeker complete, zijn zeldzaam! In het Zeeuws Archeologisch Depot bevinden zich wel enkele fragmenten, maar geen complete. In overig Nederland is in Leiden in 1953 een compleet exemplaar gevonden. Overige vondsten die op de Erfgoeddag werden getoond waren onder andere munten, aardewerk en voorwerpen uit been. Zelfs twee prehistorische artefacten werden op echtheid beoordeeld.
Zeeuws Erfgoed
De Andenne-rammelaar uit Wemeldinge.
23 december 2014 | 04
Veere ‘weer veilig’ na restauratie Op dit moment worden de vestingmuren van Veere gerestaureerd: de grote, Kleine en Holle Beer. Voor de leerlingen van het ROP Zeeland is dit een mooie en uitdagende klus, vooral door het maritieme karakter van deze restauratie, waarbij boven het water wordt gewerkt. Dit komt niet zo vaak voor. Vestingmuren Veere Opdrachtgever: gemeente Veere Aannemer: Bouwgroep Peters De in het verleden machtigste stad aan het Veerse gat heeft naast zijn bezienswaardigheden als de Campveerse Toren, de Schotse Huizen en het recent gerestaureerde stadhuis ook bijzondere vestingwerken. Al in de jaren veertig van de veertiende eeuw werd gestart met de omwalling van ‘de veste ter Veere’ (de eerste naam die we tegenkomen van het vissersplaatsje dat nu Veere is). De inname van Den Briel in 1572 tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tegen Spanje leidde tot een aanzienlijke uitbreiding van de Veerse verdedigingswallen, compleet met nieuwe bolwerken en vijf bastions. Bij het Bastion Oranje en het Mauritsbastion werden stenen beren gebouwd met zogenaamde ‘monniken’, obstakels die moesten voorkomen dat men de gracht kon oversteken. De beren dienden als waterscheiding tussen de zee en de vestinggrachten. Bij het laatste inspectieonderzoek van de Monumentenwacht werd geconstateerd dat het casco van de beren nog redelijk is, maar dat onderhoud op kort termijn wenselijk is. Zo kwam er naar voren dat er gescheurde, verweerde, geschilferde en loszittende stenen in het metselwerk zitten. De Monumentenwacht vond ook loszittend, open en diep uitgespoeld voegwerk.
Medio juni is men gestart met de restauratie van de drie vestingmuren, die ongeveer twintig weken zal duren. De herstelwerkzaamheden zijn voor de leermeesters en de leerlingen een veelzijdig restauratieopleidingsproject, waarbij de leerlingen veel kunnen leren over oude metselwerken. Zo moeten de leerlingen tijdens het herstelmetselwerk en bij de vervanging van stenen rekening houden met de juiste kleur en de hardheid van stenen en de stenen moeten ook passen in het bestaande metselverband. Ook de samenstelling van het voegwerk dient aan de eisen van het huidige voegwerk te voldoen. De leerlingen moeten verder rekening houden met de flora- en faunawet. In het metselwerk bevinden zich namelijk bijzondere planten, die behouden moeten worden. Deze restauratieklus is voor de leerlingen een heel leerzaam project, waarbij zij niet alleen rekening moeten houden met de juiste toepassing van materialen, maar ook met de cultuurhistorische context van de muren. Stadhuis Veere Opdrachtgever: gemeente Veere Aannemer: Bouwgroep Peters De werkzaamheden aan het stadhuis van Veere lopen ten einde. De leerlingen metselen en timmeren zijn inmiddels klaar en naar een andere ROP-project gegaan. Bijzonder aan dit Veerse project is dat hier ook een leerling schilderen werkt voor de afwerking. De herstelwerkzaamheden worden mogelijk verlengd door de restauratie van de zeven gevelbeelden. Johanneskerk Nieuwerkerk Opdrachtgever: Protestantse gemeente Nieuwerkerk Aannemer: Bouwgroep Peters De uit 1490 stammende kerk in Nieuwerkerk staat sinds medio september in de steigers. Dit ROP-project omvat de restauratie van de in slechte staat verkerende onderdelen aan de buitenzijde van de kerk, zoals de leien dakbedekkingen, het metselwerk van de buitenmuren en de glas-in-loodramen. Verder is er binnenherstelwerk nodig aan de muur achter de preekstoel. Voor de leerling metselen is er genoeg werk te doen. Het herstel van de buitenmuren houdt in dat kapotte stenen vervangen moeten worden en ook het voegwerk moet opnieuw aangebracht worden. Van de binnenmuren moet op diverse plekken het stukadoorswerk hersteld worden. Een natuursteenbewerker zal op verschillende plekken de beschadigde Ledesteen speklagen (horizontale versieringsbanden van natuur- of baksteen) in de buitengevel vervangen. De werkzaamheden vinden tot eind november van dit jaar plaats, als het weer dit toelaat.
Leerling metselen (op voorgrond) bezig met aanbrengen van voegwerk.
Zeeuws Erfgoed
24 december 2014 | 04
Een Kindermuseum opzetten Museum Polderhuis Westkapelle heeft vanaf 2007 het idee van een ‘Kindermuseum’ uitgewerkt tot een format waarmee in 2015 ieder museum of archief zelf aan de slag kan. Op 13 oktober hield het museum hierover een voorlichtingsbijeenkomst voor alle culturele instellingen in Zeeland. Het ‘Kindermuseum voor later’, is in 2007 gestart met de kindertentoonstelling ‘Sparen en bewaren’. Daarvoor is samenwerking gezocht met Kunsteducatie Walcheren en twee basisscholen in Westkapelle. Het Kindermuseum heeft zich daarna ontwikkeld tot een project dat door musea en archieven samen met het onderwijs kan worden opgezet, maar dat ook zonder museum of archief in de buurt kan worden gedraaid. Het idee van het Kindermuseum is ontstaan vanuit de cursus ‘Visie op educatie in het museumbeleidsplan’ georganiseerd door de SCEZ in 2012 en een van de ‘Kindconcepten’ van de Nederlandse Museumvereniging (zie ook Zeeuws Erfgoed van december 2013). Waarom een Kindermuseum? Kinderen van nu zijn de toekomstige museumgeneratie: als bezoeker, als vrijwilliger, als kunstenaar, als eigenaar van een object. Kinderen leren door dit project dat een museum een plaats kan zijn waar het leuk is om dingen te doen en te leren. Ze worden op een losse en speelse manier vertrouwd gemaakt met begrippen als sparen en bewaren. Bovendien is de samenwerking tussen basisscholen van verschillende disciplines goed voor de sociale cohesie in de betreffende kernen van dorp, wijk, of stad. Programmaopbouw 1. Schoolbezoek van een gastdocent. Iedere groep heeft een eigen invalshoek; 2. Museum- of archiefbezoek. Een groepsbezoek aan de instelling; 3. Creatieve invulling. Een creatieve verwerking in het museum/archief of op school;
4. Het Kindermuseum. Een expositie van de gemaakte werkstukken, liefst op een locatie buiten de school. Aansluiting bij onderwijs Het project Kindermuseum sluit aan bij diverse kerndoelen van het basisonderwijs en kan vanaf groep 1 t/m groep 8 bijvoorbeeld om het jaar worden aangeboden. Op dit moment werkt er ook een school buiten Zeeland, in Berlicum, met het Kindermuseum. Op deze school werken leraren met de nieuwe leermethode VierKeerWijzer, een methode die rekening houdt met de verschillende intelligenties van mensen*. Door de leerlingen aan te spreken op hun manier van leren en hun interesses, kan elk van hen zich op zijn eigen niveau ontwikkelen. Een thematische aanpak, zoals het project Kindermuseum, is hierbij uitermate geschikt. Oplevering project Kindermuseum Na de laatste pilot in 2015 wordt het project ook landelijk gepresenteerd. Het ontwikkelde format, waarmee culturele instellingen zelf het Kindermuseum kunnen uitvoeren, wordt dan gratis aangeboden. Het project is gesubsidieerd door het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Rabobank. Meer informatie Het boekje Sparen en bewaren wordt zolang de voorraad strekt gratis verstrekt aan Zeeuwse musea en basisscholen die in 2015 mee willen doen. Voor meer informatie, of voor hulp bij het opstarten van een Kindermuseum, kunt u contact opnemen met Ada van Hoof, educatief medewerkster van museum Polderhuis Westkapelle,
[email protected]. * De Amerikaanse hoogleraar Howard gardner onderscheidt acht intelligenties. Ieder mens bezit ze alle acht, men heeft er echter vaak slechts enkele sterk ontwikkeld. Deze sterk ontwikkelde intelligenties bepalen de manier waarop men leert en de voorkeur voor bepaalde activiteiten.
Museumbezoek door leerlingen van een groep 1/2 (foto Ada van Hoof).
Zeeuws Erfgoed
25 december 2014 | 04
Afvoercapaciteit goten en afvoeren Hevige en langdurige neerslag komt de laatste jaren steeds vaker voor. Een intense regenbui kan lokale wateroverlast veroorzaken en schade aanbrengen aan gebouwen en kostbare inboedels. De Monumentenwacht geeft u graag wat tips om rekening mee te houden bij het ‘waterproof maken’ van uw woonhuis of gebouw. Goten en regenwaterafvoeren Niet alleen een waterdichte dakbedekking is voor gebouwen van belang als eerste bescherming tegen zware regenval, ook goten en regenwaterafvoeren moeten goed worden onderhouden. De meeste monumenten in Nederland zijn voorzien van goten vervaardigd uit koper, lood of zink, gootbekledingen die gemakkelijk aangetast kunnen worden door verschillende soorten verontreiniging. Even belangrijk is dat het regenwater snel kan worden afgevoerd naar het lager gelegen rioolstelsel of een sloot. Om het hemelwater vlot naar de afvoer te geleiden, moet de goot op voldoende helling (afschot) in de richting van de afvoerpijp liggen. Een grotere helling bevordert het zelfreinigend effect: het water voert het vuil gemakkelijk mee. Een goot met foutief aangebracht afschot of een door omstandigheden verzakte goot blijft langer nat: het water kan dan maar langzaam verdampen, wat aantasting van de goot tot gevolg kan hebben.
juist aan de binnenzijde van de goot. De gevolgen kunnen voor een gebouw rampzalig zijn. Houtconstructies, schilderwerk, stucwerk et cetera worden door het water aangetast of onherstelbaar beschadigd. Met een overstort of een extra afvoerpijp had dit voorkomen kunnen worden. Wijzigingen goed afwegen In Nederland streeft de Monumentenzorg naar maximaal behoud van authenticiteit van historische materialen, constructies en waardevolle elementen van monumenten. Dit brengt met zich mee dat elke ingreep - zoals het aanbrengen van een extra afvoerpijp - afgewogen moet worden tegen de algemene historische betekenis van het monument en zijn bouwkundige onderdelen. Toch kan het nodig zijn om wijzigingen aan te brengen als dit de technische conditie van een monument verbetert en het monument daardoor beter droog gehouden kan worden. Elke wijziging vraagt om een zorgvuldige afweging, maar het uitgangspunt is het regenwater buiten de deur te houden. Inspectie afvoercapaciteit De Monumentenwacht inspecteert tijdens bouwkundige inspecties standaard alle goten en regenwaterafvoeren van uw monument en zal u informeren als blijkt dat de huidige afvoercapaciteit reden tot problemen kan geven. De monumentenwachters zijn uw graag van dienst om met u de mogelijkheden te bespreken hoe het regenwater op een verantwoorde wijze van uw gebouw afgevoerd kan worden.
Onvoldoende afwatering kan grote gevolgen hebben voor een gebouw.
goten en afvoeren vormen samen met het dak een paraplu die het gebouw droog moet houden. Maar wat als de hoeveelheid regenwater groter is dan de capaciteit van het afvoersysteem? Het aanbrengen van een overstortmogelijkheid bij de uitmonding van de goot kan al voldoende zijn om het water niet naar binnen te laten stromen. Een extra afvoerpijp aanbrengen is een andere mogelijkheid. Het komt maar al te vaak voor dat een complex gebouw met meerdere dakvlakken en goten slechts voorzien is van één afvoerpijp. Om het regenwater bij een flinke hoosbui af te voeren, is dit onvoldoende, met als gevolg overlopende en lekkende goten, niet zelden
Zeeuws Erfgoed
Situatie aangetroffen door de Monumentenwacht na zware regenval.
26 december 2014 | 04
ERfgOEDallerlei De SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Franciscus C.M. Aarts, Mijn vaartijd, 19681974 (2014) 297 pag.; foto’s; ISBN 978-1291-83206-8. De in Heinkenszand woonachtige auteur haalt herinneringen op aan zijn vaartijd, met name aan boord van M.S. Katwijk tussen 1968 en 1974. Hij vertelt dit in achttien hoofdstukken waarbij de lezer via het Panamakanaal, centraal Amerika en de Pacific in Japan, Vietnam en de filippijnen belandt. Hierna zal de auteur nog voor Chevron op een olietanker varen op het noordelijk halfrond. N. van den Berg, e.a., Biggekerke 1944, bommen, water en chocola (Soest: Boekscout, 2014) 133 pag.; ill., foto’s, ISBN 978-94-022-1056-9. Bevat verslagen van interviews met een dertigtal Biggekerkenaren die de bombardementen op het dorp op 17 september 1944 en de daaropvolgende inundatie meemaakten. Met verklarende woordenlijst en korte literatuurlijst. Job Fraanje, Het Meêstersuus. Een tijdsbeeld van de jaren 1940-1960 (Middelburg: de Drvkkery | Schijverspodium) 92 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-70174-91-0. Aan de hand van herinneringen vertelt Job fraanje (1938) hoe hij zijn jeugd in Lewedorp ervaren heeft, waar hij in een groot onderwijzersgezin opgroeide. Twee rampen staan daarin centraal: de Tweede Wereldoorlog en de Watersnoodramp. Beide brachten zowel op maatschappelijk als op sociaal en geestelijk gebied veel verandering. Bevat 21 korte hoofdstukjes. Veronica Frenks, Zeeland 40-45, (Zwolle, WBOOKS, 2014), 128 pag.; foto’s; ISBN 978-94-625-8050-3. Aan de hand van indringende zwart-wit foto’s en uitvoerige bijschriften belicht de auteur het dagelijkse leven van de Zeeuwse bevolking, de
Duitse bezetter en de geallieerde troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De talrijke foto’s, afkomstig uit collecties in binnenbuitenland, vertellen zowel het verhaal van de oorlog in Zeeland als dat van de fotograaf. In zes hoofdstukken komen chronologisch aan bod: de mobilisatie; de bezetter; samenwerking, berusting en verzet; het alledaagse leven; de Strijd om de Schelde en de bevrijding van Zeeland. Met bibliografie en verantwoording. Boudewijn Goudswaard, US Air Mail. Brieven van een Zeeuwse journalist uit een verdeeld Amerika (1965-1974) (Middelburg: De Drvkkery | Schrijverspodium, 2014) 267 pag.; ISBN 978-90-70174-92-7. In 1965 verlaat Boudewijn goudswaard Zeeland voor een expeditie door Amerika. De reis verloopt anders dan gedacht en goudswaard vindt werk aan de oostkust van de VS. Vandaar verstuurt hij elke twee weken een brief naar Nederland. Hij keert pas in 1974 weer terug naar Zeeland. De brieven die goudswaard schreef zijn in dit boek chronologisch gebundeld. Ernst van der Hoop (red. et al.), Ma Plume (eindred.), En over het duin de zee… Honderd jaar Domburgsche Golflinks 1914-2014 (Middelburg: Drukkerij Meulenberg, 2014) 153 pag.; ill., foto’s, tek., tab.; ISBN 978-90-90283074. Na diverse voorwoorden volgen zeven hoofdstukken over Domburg als badplaats, de geschiedenis van de golfclub en die van de baan, het clubleven, ‘om de punten’ (over de wedstrijden en wat daarbij komt kijken) en ‘voor de gezelligheid.’ Het laatste biedt een blik op het jubileumjaar en de toekomst. In de bijlagen een overzicht van caddies, greenkeepers en professionals, een bibliografie en een overzicht van besturen en commissies. Jan J.B. Kuipers, De VOC. Een multinational onder zeil, 1602-1799 (Zutphen: Walburg Pers, 2014) 176 pag.; ill., krt., tek., foto’s; ISBN 978.90.5730.985.4. Breed opgezet boek over de geschiedenis van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), met veel aandacht voor de in Middelburg gevestigde Kamer Zeeland, na Amsterdam de belangrijkste Kamer. Het boek behandelt in het kort ook enkele eeuwen voorgeschiedenis, en gaat eveneens in op de Voorcompagnieën. Het heeft een gecombineerde chronologische en thematische opbouw. Uitgelichte (thematische) deelonderwerpen zijn onder meer het leven aan boord, productie van ‘kennis, wetenschap en cultuur’, scheepsrampen en replicaschepen (zoals de Batavia), en inheemse figuren als de Molukker Kapitein Jonker, die zich ontwikkelde van VOC-soldaat tot opstandeling. De auteur behandelt ook de waarderingsgeschiedenis. Hij wil de VOC niet bekijken door een morele bril, maar als ‘groot en afgerond verhaal uit ons gezamenlijke verleden’.
Zeeuws Erfgoed
27 december 2014 | 04
J.M.G. Leune, Pieter de la Rocque (16791760) en de capitulatie van Hulst in 1747 (Broek op Langedijk: gigaboek, 2014) 255 pag.; ill., foto’s, krt., tab.; ISBN 978-9085483878. Twee zaken staan centraal in dit boek: de verovering van de stad Hulst door franse troepen in mei 1747 en de veroordeling van luitenant-generaal Pieter de la Rocque die hiervoor als commandeur verantwoordelijk werd gehouden. Het boek bevat vijf hoofdstukken over de levensloop van Pieter de la Rocque, het regiment van Pieter de la Rocque, zijn positie als commandeur van Hulst, zijn veroordeling en de gevangenschap op Loevestein en een Tot besluit. Met zestien bijlagen, lijst van afkortingen, geraadpleegde literatuur en personenindex. Loek Menheere (eindred.), 40 jaar de Klomp, door Werkgroep jubileum de Klomp, (Ovezande: Stichting Jongerencentrum de Klomp, 2013) 173 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-70174-89-7. Bevat een caleidoscopisch geheel van interviews met betrokken medewerkers, fotoreportages, evenementen zoals Klomppop, straatfestival, bluesfestival en concerten. Tevens worden geschiedenis en verbouwingen van het jeugdcentrum onder de loep genomen. Danker Jan Oreel (tek.), Peter de Jonge, e.a. (teksten), Op zoek naar Zeeland. 10 themaprenten van Danker Jan Oreel (goes: Het Paard van Troje, 2014) 80 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 978-90-71937-24-8. Tien zoekplaten tonen de kenmerkende zaken uit het verleden en heden van Zeeland, waarbij per plaat (dubbele pagina) thema’s worden uitgelicht met tekst en foto’s (telkens vier pagina’s). De tien onderwerpen zijn handel en industrie, boeken, maritieme historie, sport, godsdienst, strijd tegen het water, openbaar bestuur, toerisme, platteland en populaire muziek en kleinkunst. Frans Rothuizen, Wim Sanderse en Jan van Damme, Noodboerderijen op Walcheren, 1946-2014 (Vlissingen: Den Boer | de Ruiter, 2014) 68 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 978-90-79875-60-3. Het Walcheren van 1945 stond nog onder water en als eerste moest de voedsel-
woonde bultenpolder tot duurste villawijk van Zeeland. Een Haagse ondernemer kocht het terrein van 400 hectare ooit om er tuinbouw te beginnen (eerste hoofdstukken), daarna kwam de oorlog en werd het vliegveld operationeel. In de duinen werden als onderdeel van de Atlantikwall vervolgens vele bunkers gebouwd. Na de oorlog volgde al spoedig de Watersnoodramp waarna noodhuizen in Nieuw-Haamstede werden gebouwd en de bloei van het dorp startte. Uiteraard ook aandacht voor de bekende vuurtoren van Nieuw-Haamstede en het toerisme. Bevat zestien hoofdstukken, drie bijlagen, een lijst met gebruikte bronnen en geraadpleegde literatuur en fotoverantwoording.
frans Rothuizen overhandigt Noodboerderijen op Walcheren aan Wim Scholten.
voorziening op gang gebracht worden. De boeren werden daartoe ondergebracht in tijdelijke noodboerderijen, die na enkele jaren verlaten zouden worden voor een permanent onderkomen. Hoewel gebouwd om slechts tien jaar te blijven staan, resten nog steeds veel van deze noodboerderijtjes op het Walcherse platteland. Dit boek bevat tien hoofdstukken over de noodboerderijen die in de periode 1946-1950 werden gebouwd: Walcheren voor 1940, in de periode 1940-1944 en de evacuatie. Het vierde hoofdstuk gaat over de droogmaking van het eiland, waarna de Dienst Wederopbouw Boerderijen en de regeling op Walcheren volgen. Vervolgens zijn er enkele hoofdstukken over de typen noodwoningen en schuren, de bouwwijze en wat er nog rest van alle gebouwde noodboerderijen. In het laatste hoofdstuk interviewt Jan van Damme twee Walchenaren die ooit in een noodboerderij woonden. Jan Smit, De opdracht of de vele gezichten van Herman Wijffels (Amsterdam: Balans, 2014) 396 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-94-6003824-2. Biografie van de Rabobank-topman, SER-voorzitter, informateur en prominent CDA-lid door financieel-economisch journalist en auteur Jan Smit. gemaakt aan de hand van uitvoerig onderzoek en gesprekken met familie en medewerkers. Wijffels werd geboren in het gehucht Turkeye in ZeeuwsVlaanderen. Het boek kent elf hoofdstukken, waaronder over de geboortejaren ‘op Turkeye’, zwarte sneeuw, de Haagse jaren, Bankier, ‘de beste premier die Nederland nooit had’, de reis naar binnen, adviseur in algemene dienst, de ‘methodeWijffels’, dompteur in een rondreizend circus, het gevecht van mijn leven en steeds radicaler. Met eindnoten en persoonsregister. Jop Steenhof de Jong & Jeroen Rijpsma, Een eeuw Nieuw-Haamstede. Van schrale duingrond tot meest geliefde gebied van Zeeland (Rozenburg: Rijpma Drukkers, 2015) 216 pag.; ill., krt., tek., foto’s; ISBN 978-90-78012-00-9. Het gebied maakte in honderd jaar tijd een ontwikkeling door van vrijwel waardeloze en praktisch onbe-
Ad Tramper, Een Zeeuws slavenschip. Na de kust van Guiné om slaven, de wind oost (Vlissingen: Den Boer | de Ruiter, 2014) 123 pag.; ill., foto’s, krt., tab., tek.; ISBN 978-90-79875-58-0. Bewerking van de doctoraalscriptie van Tramper, maar ditmaal zonder annotatie. Het boek handelt vooral over de slavenhandel in de tweede helft van de achttiende eeuw en is onderverdeeld in vijf hoofdstukken: het slavenschip, de bemanning, de handel op de kust van Afrika, er naartoe en de handel in Amerika, het leven aan boord en het gebruik van geweld als middel van ordehandhaving. Bevat een lijst van gebruikte archieven, literatuur en bijlagen over de geraadpleegde slavenreizen, monsterrollen en een begrippenlijst. Francisca van Vloten, met een bijdrage van Alex Elout, Tijdelijk thuisland. Belgische kunstenaars in Domburg 19141918 (Domburg: De factory, 2014) 84 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 978-90-811727-7-6. Verschenen ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Marie Tak van Poortvliet Museum in Domburg van 6 juli t/m 9 november 2014. Met de stroom vluchtelingen die in september 1914 naar Zeeland trok, kwamen ook diverse kunstenaars mee. Bevat drie hoofdstukken over de Belgische kunstenaars in Domburg tussen 1914 en 1918, de kunstenaars Posenaer, Viérin, gouweloos en Willem in België en een derde hoofdstuk over dezelfde kunstenaars in Domburg. Bevat een overzicht van voornaamste literatuur, overzicht van werken van de kunstenaars en een personenregister, fotoverantwoording en colofon. Gerard van der Wal, Cats voor 1530. De geschiedenis van Cats en van de twee riddergeslachten Van Cats (Kats/Rotterdam: Kick Uitgevers, 2014) 336 pag.; ill., foto’s, krt., plattegr.; ISBN 978-90-443-1530-1. Cats was eens een belangrijke plaats in Zeeland waar het adellijke riddergeslacht Van Cats vandaan kwam, dat een grote rol speelde in Holland, Zeeland, Vlaanderen en Henegouwen. In zestien hoofdstukken leidt de auteur de lezer door de geschiedenis van de plaats en het riddergeslacht. Afwisselend zijn er hoofdstukken over plaats en familie, waarin zaken als het kasteel van Cats, handel en scheepvaart, oorlog, kerken en kloosters, Cattendijke,
Zeeuws Erfgoed
28 december 2014 | 04
Edekinge, Hamerstede, de Sint-felixvloed, Catshoek en archeologie worden behandeld. Iman Jacob Wilkens, vert. C.M.M. Mouwen, Waar eens Troje lag. Het geheim van Homerus’ Ilias en Odyssee onthuld. 3de herz. dr. (Leeuwarden: Chaironeia, 2014) 471 pag.; ill., krt., tek., foto’s, tab.; ISBN 978-90-76792-20-0. Herziene druk van het boek dat in 1992 verscheen. De auteur stelt dat de oorsprong van de Ilias en de Odyssee niet in de wateren rond griekenland ligt, maar in NoordwestEuropa en de Noordzee moet worden gesitueerd. Ook Zeeland (Phtia) speelt hierin een rol. Hades moet gezocht worden op Walcheren en Circe is Nehalennia.
• Tijdschriften Nehalennia. Archeologie, cultuurhistorie, streektaal en volkscultuur van Zeeland en goeree-Overflakkee afl. 184, zomer 2014, was het tweede nummer in het nieuwe ‘format’ van dit kwartaalblad: formaat A4, full colour. Johan Everaers schrijft over de ‘vergeten hoek’ (Oost-flakkee), Rinus Willemsen wandelt over de markt van Biervliet, Ronald Rijkse publiceert in dit nummer de zevende aflevering van zijn serie ‘Het zeventiende-eeuwse culturele centrum van de gebroeders Van de Venne in Middelburg’ en gerard van der Wal schrijft over het middeleeuwse Cats (Kats) als huldetoneel en als bede-, dag- en heervaartplaats. Afl. 185 (herfst) gaat onder meer op zoek naar Alva’s citadel in Vlissingen (Bram Silkens), bezoekt de boomgaard van meneer pastoor in Biervliet (Rinus Willemsen) en behandelt het Clarissenklooster in Veere (Jan Midavaine). Zeeland. Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 23/3 (2014) 85-116. Prof. Dr. Anya Luscombe (UCR) en de afgestudeerde UCR studente Y. Lanting schreven over de Zeeuwse periode van Nederlands eerste vrouwelijke journaliste Henriëtte van der Meij. g.R. Heerebout vertelt over het bezoek van Clara aan
Middelburg. Clara was een neushoorn die 1742 en 1756 in de Zeeuwse hoofdstad kwam en daar een opzienbarende verschijning zal zijn geweest. freddy van Nieulande leidt het tweede deel van het tijdschrift in dat over fossielen handelt. Hij geeft de geologische en paleontologische waarde van de Kaloot bij Borssele aan. Marc Bosselaars ten slotte sluit af met een kort artikel over een tijdens de bottentocht opgeviste snuit van een fossiele spitssnuitdolfijn. Bevat tevens diverse boekrecensies.
• Heem- en oudheidkundige bladen In Wij van Zeeland, mededelingenblad van de Nederlandse genealogische Vereniging afdeling Zeeland (2014, 3), gaat het in de rubriek ‘Voorouders komen tot leven’ over het journaal en de achtergrond van opperstuurman Daniël Pruijmelaar, die in 1742 in dienst van de Middelburgse Commercie Compagnie komt als matroos zonder ervaring, en in 1759 een aanstelling krijgt als opperstuurman. Hij overlijdt aan boord in 1767, waarna zijn lichaam overboord wordt gezet. Uit een brief van de opvarende Adriaan de Visser blijkt dat die ‘begrafenis’ niet zonder slag of stoot is verlopen. P. Harthoorn geeft enkele bewerkte extracten uit het Veerse notarieel archief, zoals over een schout die een driftbui krijgt, gevangen Schotten in de Montfoortse toren en over een ongelukkige schipper die met zijn fluitschip na een lange reis op een zandbank loopt als hij vlakbij huis is. M. Neuteboom-Dieleman vertelt in ‘Uit het Antwerpse voorgeslacht van Susanna Ratel’ de levensgeschiedenis van calvinist vader Mathijs Ratel, die de eerste maal voorkomt in een akte uit 1540. Mathijs heeft een lang, bewogen leven gekend. Walcheren Den Spiegel, het tijdschrift van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het gemeentearchief Vlissingen (2014,4), opent met een in memoriam: ‘Doeke Roos
(1932-2014) Varen en vertellen’ door A. Tramper. Doeke Roos gaf volgens de auteur de maritieme geschiedenis van Vlissingen en Zeeland een gezicht. T. Rentmeester brengt het verhaal ‘Eerste Zeeuwse fabriek van Radiotoestellen “H.J. van der Meer & Zonen” te Vlissingen’. In 1922 gingen de broers Andries en Hein van Westen zich richten op de fabricatie van radio’s en 1 september 1923 werd het radiotechnisch bureau RADIO geopend. Zelfs nu zijn er nog vijf Van der Meer-radio’s bekend, waarvan twee bij particuliere verzamelaars. Naast het eigen merk verkocht Van der Meer Philips-toestellen. De eigen toestellen vlogen als ‘Van der Meer-broodjes’ over de toonbank, wat Philips met zijn ‘PhilipsRoggebroodje’ een doorn in het oog was. Philips beriep zich in 1930 op zijn patentrecht en Van Westen stopte als radiofabrikant. Hij werd een belangrijke dealer van Philips en daarnaast ook Erres-dealer. Woonhuis en winkel lagen op een steenworp afstand van scheepswerf De Schelde en in de Tweede Wereldoorlog werd het daar te gevaarlijk en werd de winkel tijdelijk naar een veiliger gebied in Vlissingen verplaatst. De oorlogsjaren waren moeilijk maar daarna waren radiofabrikanten weer druk in de weer met nieuwe technieken en ook het huishoudelijke artikelenpakket werd verder uitgebreid. In de jaren zestig van de vorige eeuw ging het bedrijf met verlies draaien en na het overlijden van Andries van Westen besloot de familie het bedrijf in Vlissingen te verkopen. In de reeks Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315-2015), deel 11: ‘Hoe de droom van de Bataafse Revolutie in Vlissingen al in 1795 in duigen viel en wat er daarna gebeurde’ (auteur P. van Druenen). Heel Zeeland kreeg het moeilijk na 1795 maar waarschijnlijk was de overlast in Vlissingen het grootst. De Vlissingers deden weinig om de overlast te beperken: het was nog niet helemaal duidelijk of de fransen gezien werden als vijanden of bezetters. In 1807 werd Vlissingen definitief frans. Na de bezetting door de Engelsen in 1809 keerden de kansen voor Vlissingen: Napoleon zag in hoe belangrijk de militaire haven Vlissingen was en dat zorgde voor verbouwing van de vestingwerken, een versterkte zeewering en de bouw van vijf nieuwe forten. Vlissingen begon voorzichtig te herstellen. Van J. van der Male is het artikel ‘Station Vlissingen, 1873-2013’. Alle facetten van de stationsgeschiedenis krijgen aandacht, zowel in dit eerste deel van het artikel als in het tweede deel dat in het volgende nummer van Den Spiegel zal verschijnen. In De Wete, het ledenblad van de Heemkundige Kring Walcheren (2014, 4), verklaart J. Braat waarom de inwoners van Middelburg betrokken waren bij de Tweede Boerenoorlog (1899-1902), en hoe een Middelburgs damescomité zorgde dat boeren geld en goederen kregen. K. de Jonge beschrijft zijn kinderjaren in de Beatrixlaan in Vlissingen rond 1950, toen huizen en flats in snel tempo voor uitbreiding zorgden en er in plaats van
Zeeuws Erfgoed
29 december 2014 | 04
grote supermarkten nog plaatselijke middenstanders zorgden voor een persoonlijke bediening en bijna huiselijke sfeer. B. van der Weel heeft zich in de gebeurtenissen in november 1944 verdiept rond het verongelukken van een Buffalo bij Toorenvliedt, waarbij zes geallieerden het leven lieten. J. Simons vertelt over Vlissengen Road en Vlissengen Square in georgetown in guyana, overblijfsels uit de tijd rond 1780, toen het Engelse gezag een handelsnederzetting opzette ten noorden van een koffieplantage met de naam Vlissingen, een nederzetting die later uitgroeide tot de hoofdstad van Brits-guyana, georgetown. Vast tot grote spijt van velen is er geen ‘Vadertje’ meer te vinden in dit nummer van De Wete. frans van den Driest heeft tussen 1990 en 2014 veel werk verricht met het combineren van de uitdrukkingen van Jan Vader uit Meliskerke met de toelichtingen, die mogelijk waren door de grote heemkundige kennis van Van den Driest. De HKWCultuurfondsprijs die frans in 2001 is toegekend is dubbel en dwars verdiend. In Arneklanken van de Historische Vereniging Arnemuiden (2014, 2) schrijft P. feij in het artikel ‘Arnemuiden in de tijd van koning Willem I (1813-1840)’ over de aankondiging van de geboorte van de latere koning Willem III, die in ronkende gezwollen taal werd gedaan. Daarna komt de organisatie van de loting voor de Nationale Militie aan bod, gevolgd door de stranding van twee schepen in 1816 en 1817. Uit het artikel blijkt dat de toestand voor de armste burgers allesbehalve rooskleurig is: het dagloon schommelt tussen de 70 en 90 cent per dag en met slecht weer wordt er helemaal niets verdiend. geesteszieken komen er ook slecht vanaf en het bedelaarsgilde gaat steeds voor meer overlast zorgen. J. Adriaanse en f. de Nooijer bieden het eerste deel van een stuk over de verlanding van de rede van Arnemuiden, met twee plattegronden van omstreeks 1550 om de situatie te verduidelijken. In een vorig nummer van Arneklanken is ’t Hof te Cleverskerke behandeld, in dit nummer beschrijft J. Simons Siereveld de buitenplaats Hof Rustenburg. Ten slotte een tweede artikel van g. van der Wal over de Heren van Arnemuiden en Noord-Beveland, en hun relatie met het Henegouwse adellijke geslacht De Trazegnies. In Arneklanken (2014, 3) wijdt R. Rijkse een artikel aan de nagedachtenis van Lieven van Belzen, een belangrijk man voor de Historische Vereniging Arnemuiden. Zeker voor de redactie van het tijdschrift zal zijn overlijden een enorm verlies zijn: hij schreef talloze artikelen, zorgde voor de distributie van het tijdschrift en voor een flink aantal nieuwe leden. Ook was hij voorvechter van de Stichting Oudheidkundig Museum Arnemuiden en de man die de bestuursvergaderingen gezellig maakte door koffie met wat lekkers en een borreltje op de goede afloop. Het tijdschrift Arneklanken werd al snel ‘het blaadje van Lieven’
genoemd, en als iemand het had over ‘die man van Arnemuiden’ wist iedereen dat daarmee Lieven van Belzen werd bedoeld. g. van der Wal gaat verder met zijn verhaal over het Henegouwse geslacht De Trazegnies. De auteur wijst op een bijzonder schilderij uit de vijftiende eeuw dat het sneuvelen van Raes van Haemstede in 1426 weergeeft, ook een belangrijke figuur onder de heren van Arnemuiden. J. Adriaanse en f. de Nooijer vervolgen hun stuk over de verlanding van de rede van Arnemuiden en ook J. Simon Siereveld komt met een vervolg op zijn onderwerp ‘buitenplaatsen’, nu over het Hof Weiburg. Deze boerderij was lang in handen van de Kleverskerkse familie Baaijens. Over ene Joos Baaijens, verwant aan deze familie, maar wonend op de boerderij Meibloem, schrijft P. Baaijens, die bovendien uitleg geeft over de mannendracht van de Walcherse boer. P. feij gaat verder over de tijd 1813-1840, nu over de organisatie van de stedelijke huishouding, zoals een steunfonds voor verminkte militairen, het veilig transporteren van buskruit en de strijd tegen schadelijke vogelsoorten als mussen, kraaien en eksters. In het Polderhuisblad, Wasschappels Magazine (juni 2014), vertelt A. Dingemanse in het artikel ‘Van dijkdorp naar badplaats, 1914-2014’ hoe Westkapelle zich sinds 1914 ontwikkelde als badplaats, misschien wel begonnen met de opening van een zeebadinrichting op zondag 19 juli 1914. E. Ramakers laat weten dat Westkapelle in alle seizoenen prachtig is, heerlijk om te wonen en te werken, en het dorp kan trots zijn op het rijke verenigingsleven en de vele voorzieningen. A. Hanneman interviewt R. van de Sande, een initiatiefnemer van de Denktank, die deelbelangen onder de loep gaat nemen om een mooie toekomstvisie op te stellen voor Westkapelle. J. Kaland houdt een pleidooi voor het herbouwen van de Prins Hendrikmolen en aan de hand van een fotomontage toont hij hoe molen en omgeving er uit kunnen gaan zien en welke aantrekkelijke voordelen op commercieel, cultureel en toeristisch terrein zijn te behalen. Dezelfde auteur legt uit hoe er gehusseld is met de datum van jaarmarkt en kermis, en hoe men uiteindelijk op de eerste woensdag van juli is uitgekomen. De Bevelanden In De Spuije, tijdschrift van de Heemkundige Kring De Bevelanden en de vereniging Vrienden van het Historisch Museum De Bevelanden (zomer 2014) gaat het eerste artikel over de Europese familie De Perponcher Sedlnitsky en met name over hun Zeeuwse periode waarin zij vooral op Zuid-Beveland veel bezit hadden en op militair en bestuurlijk niveau vrij veel macht en invloed uitoefenden (auteur M. Lenshoek). K. Sluijter vertelt wat over twee bekende Bevelanders: frans den Hollander, oud-presidentdirecteur van de Nederlandse Spoorwegen en de schrijver Hans Warren. Over ‘De sigaar van foort’ schrijft
K. van Rooijen. Bij de opening van het Kanaal door Zuid-Beveland is deze sigaar door koning Willem III aan foort ferdinandusse geschonken en na diens overlijden in de collectie van het Historisch Museum De Bevelanden terechtgekomen. Eveneens wordt in het museum de stoplap van een burgemeestersdochter uit 1786 bewaard; N. van Leijen en A. van der Wel vertellen erover. Van T. Wajer is het artikel: ‘Pieter de Waeijer de la Rue, schipper van de VOC (1720 Middelburg- 1770 Kapelle)’. De familie De la Rue was vooral bekend op Walcheren, maar op de Bevelanden woonden ook De la Rue’s, onder andere in Kapelle. Zeeuws-Vlaanderen Tijd|Schrift, bulletin van de Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen (2014, 3), begint met ‘Vierhonderd jaar doopsgezinden in Aardenburg’ door A. Bauwens en E. Slegers Helsen. Omstreeks 1500 ontstaan naast het rooms-katholieke geloof andere religieuze stromingen, zoals de wederdopers of anabaptisten. De wederdopers willen de komst van het Duizendjarige Rijk in Münster afwachten. Münster moet een soort Nieuw Jeruzalem worden, wat op een grote teleurstelling en veel bloedvergieten uitloopt. De Nederlandse Menno Simons ordent de doopsgezinde geloofsopvatting en laat een eigen geloofsgemeenschap na: de Broederschap van Mennonieten of doopsgezinden. Na 1583 – de gereformeerde kerk wordt dan de staatskerk – hebben de doopsgezinden minder rechten, en pas in 1796 worden doopsgezinden, roomskatholieken, remonstranten en joden met de calvinisten gelijkgesteld. Daarna worden de ontwikkelingen van de doopsgezinden in Aardenburg gevolgd. A. Bauwens vraagt de lezer ook weer dringend om opmerkingen over een serie foto’s die kort na de Tweede Wereldoorlog in Oostburg zijn gemaakt. A. van Waarden geeft in de rubriek ‘Nieuws uit oude kranten’ enkele brieven uit de Zierikzeesche Courant - die later opging in de Zierikzeesche Nieuwsbode geschreven door ene ‘Zierond’, waarschijnlijk een pseudoniem van J.Th. Oosterman, een Zierikzeese hoofdonderwijzer. De brieven dateren uit 1873 en handelen over Zeeuws-Vlaamse gebeurtenissen, onder andere in Aardenburg, Oostburg en IJzendijke. Het artikel ‘De hofstee van Maarten Bril revisited’ is van M. de groote. Zij legt uit hoe de situatie was en is bij de Verdronken en Herdijkte Zwartepolder, en vertelt over de bewoners van buurtschap ‘de Achterste duinen’. Dit buurtschapje is rond 1978 verdwenen, afgebroken om de Deltawerken te kunnen uitvoeren. Veel nodige ingrepen waren het gevolg van de watersnoodramp in 1953, de ramp waaronder de bewoners van genoemd buurtschapje ook geleden hebben. Vervolgens worden bewoners en gebeurtenissen in verband met de voormalige hofstee van Maarten Bril besproken, waarbij de komst van een katholieke familie in Cadzand nogal wat gevolgen had, en zelfs leidde
Zeeuws Erfgoed
30 december 2014 | 04
tot het inrichten van een strandkerk voor de katholieke gemeenschap. De Nieuwsbrief van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (september 2014) heeft als ondertitel ‘Zeeuwsch-Vlaanderen in oorlogsbrand. Een karavaan trok het land door… Antwerpen ver voorbij’. Het is dit jaar zeventig jaar geleden dat Oost-Zeeuws-Vlaanderen door de Polen is bevrijd. Het tijdschrift is ter gelegenheid van dit feit helemaal gewijd aan het verhaal over de barre tocht, die een groep door de Duitsers opgeroepen boeren en boerenknechten met paarden en wagens naar Antwerpen, en tot in Mortsel bracht. Ze waren afkomstig uit Zaamslag, Terneuzen en omgeving. Het verhaal is verteld door Kees Scheele en Ko de Klerk, beiden afkomstig uit Zaamslag. En de anonieme schrijver is waarschijnlijk oud-onderwijzer Pieter Kraan van de hervormde lagere school in Terneuzen geweest. De tocht begon ‘Dolle Zaterdag’ 2 september 1944 om een uur of elf. Het werd een verschrikkelijke tocht, vooral in de Waeslandtunnel was het een levensgevaarlijke onderneming. Tussen Antwerpen en Mechelen klonk het kanongebulder en waren vliegtuigen overal aanwezig. De Belgen sloegen aan het plunderen, Russen renden als bezetenen langs de colonne en Duitse officieren galoppeerden af en aan. De hele oorlogshel leek over de karavaan heen te komen. Tot eindelijk de tanks van het 2e Britse leger voorbij denderden. En… de Zeeuws-Vlamingen konden weer naar huis.
Deel 3 Geschiedenis van Zeeland wint Zeeuwse Boekenprijs 2014.
Vondst melden en archeologisch spreekuur Stel, u doet een archeologische vondst in uw tuin, op het strand, in een bouwput of op een aardappelveld. De Monumentenwet schrijft voor dat u dit moet melden. In Zeeland doet u dat bij de SCEZ. De SCEZ registreert uw ontdekking en slaat de informatie op in het Zeeuws Archeologisch Archief. De vondst blijft uw eigendom, tenzij u deze wilt afstaan. Daarnaast houdt de SCEZ elke eerste dinsdag van de maand een archeologisch spreekuur van 15.30 tot 16.30 uur. Meer informatie op:
www.scez.nl/vondstmelden
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 13 nr. 4 • december 2014 Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2 T +31 (0)118-670870 | E
[email protected] Twitter SCEZ @erfgoedzeeland | www.scez.nl
Zeeuws Erfgoed - blad voor erfgoedliefhebbers is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Dit blad informeert over het materieel en immaterieel erfgoed in Zeeland. De activiteiten van de SCEZ worden mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland.
Contact redactie en administratie Reacties en adreswijzigingen bij voorkeur digitaal via
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. Zeeuws Erfgoed.
Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit Eindredactie Saskia Buitenkamp, Jan Kuipers en Veronique De Tier Foto’s SCEZ, tenzij anders vermeld Auteursrecht Het auteursrecht van Zeeuws Erfgoed (gehele uitgave) berust bij de SCEZ; van externe bijdragen bij de auteurs. gehele of gedeeltelijke overname of publicatie van artikelen is uitsluitend toegestaan met bronvermelding na toestemming van de SCEZ en de rechthebbende(n). De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbende(n). De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor door derden aangeleverd beeldmateriaal waarop auteursrecht berust. De SCEZ staat voor behoud en beleving van erfgoed in een veranderende samenleving. Samen met de vele andere erfgoedorganisaties in Zeeland houden wij het erfgoed levend en in beweging.
Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg Druk Meulenberg, Middelburg Aan dit nummer droegen bij Leo Adriaanse, John Akkermans, Jeanine Dekker, Robert van Dierendonck, Marinus van Dintel, Dieuwertje Duijn, Johan francke, Stijn Heeren, Henk Hendrikse, Wim Jakobsen, Hans Jongepier, Karel-Jan Kerckhaert, David Koren, Jan Kuipers, Bernard Meijlink, Josien Pootjes, Wim Scholten, Bram Silkens, Veronique De Tier en Truus Trimpe Burger-Mekking. ISSN 2352-4766 Losse verkoopprijs € 4,50 (alleen aan balie SCEZ) Donateurs van de SCEZ ondersteunen het erfgoed in Zeeland. Dat kan al voor 14 euro per jaar. Meer weten? Kijk op www.scez.nl/donateur
Bij de omslag
MOnuMENTaal
In Yerseke werd op 5 november de eerste ankerplaats van Zeeland gepresenteerd. Deze staat op de Oosterscheldedijk, op het terrein van De Oesterij, en is dagelijks vrij toegankelijk. Bezoekers kunnen op een van de ‘klapbanken’ luisteren naar verhalen over de geschiedenis van deze plek. Klapbanken stonden vroeger op centrale plaatsen in Zeeuwse dorpen en steden en daar werd ‘geklapt’ (gekletst). Een van de verhalen die in Yerseke te horen zijn, gaat over de oestercultuur, sinds eind negentiende eeuw een zeer belangrijke bedrijfstak voor het dorp. Op deze foto uit 1954 krabt een man een dakpan schoon die is gebruikt voor het verzamelen van oesterbroed.
Sinds 1990 ligt in de Stadsgracht van Zwolle de ‘Oosterschelde’, een voormalige PSD-veerboot uit 1933. Momenteel staat het historische schip, dat de laatste jaren dienst deed als restaurant- en partyschip Willem-Jan, te koop. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om dit stukje Zeeuws maritiem erfgoed weer naar Zeeland te halen. Inmiddels werkt een maritieme werkgroep hard aan de terugkeer, met als doel een ligplaats voor het schip in het Scheldekwartier in Vlissingen.
(foto Wegener Media BV | PZC bron: Zeeuwse Bibliotheek | Beeldbank Zeeland)
www.zeeuwseankers.nl
De voormalige ‘Oosterschelde’ werd in 1933, samen met de zusterschepen ‘Koningin Emma’ en ‘Prins Willem I’ als zogenaamde zijlader op de Scheldewerf gebouwd. Voor die tijd was het een moderne veerboot met dieselmotor, gebouwd met het oog op autovervoer. Na oplevering werd de veerboot ingezet op de dienst Zierikzee - Wolphaartsdijk. In de meidagen van 1940 werd de ‘Oosterschelde’ door terugtrekkende franse troepen in Breskens tot zinken gebracht. Vervolgens werd het, na een spoedige lichting, in de nacht van 31 mei en 1 juni 1943 op de werf in Vlissingen getroffen door een bombardement, waarop het schip doormidden brak. Na de oorlog werd de veerboot in aangepaste vorm hersteld, om vervolgens tot januari 1972 te worden ingezet op de dienst Terneuzen - Hoedekenskerke. Na de opheffing van dit veer werd de ‘Oosterschelde’ verkocht en vertrok het schip definitief naar elders. Maritiem erfgoed is een essentieel, specifiek onderdeel van het Zeeuwse culturele erfgoed. Dit geldt ook zeker voor de voormalige veerboten van de Provinciale Stoombootdiensten. Het streven van de maritieme werkgroep om, in samenwerking met de desbetreffende overheden, maritieme organisaties en marktpartijen een van de laatste PSD-veerboten ‘naar huis’ te halen, valt dan ook zonder meer toe te juichen. www.psdnet.nl
Zeeuws Erfgoed
31 december 2014 | 04
MOnuMENTaal
De voormalige PSD-boot de ‘Oosterschelde’ in de Stadsgracht van Zwolle (foto Marinus van Dintel).