NIEUWSBRIEF VAN DE S TICHTING C ULTUREEL E RFGOED Z EELAND
Wat is Zeeuws Erfgoed u waard? Zie pagina 30 jaargang 12, september 2013
03
Inhoudsopgave 2
SCEZpresse
3 4 7
ARCHEOLOGIE Archeologisch nieuws Onderzoek en meldingen Vondst voor het voetlicht: Zoete kersen en speciale zure pruimen uit Romeins Aardenburg
8
9 • 10 11 • • 12 13 14
MONUMENTEN Gezocht: een regisseur op de dorsvloer! Pilotstudie naar de toekomst voor historische landbouwschuren in Zeeland afgerond Meldpunt Erfgoed Zeeland: Uitbreiding en nieuwe coördinator Monumenten onderhouden Veertig jaar Monumentenwacht Nederland Een ijzersterk concept met navolging in Europa De aankoopinspectie van de Monumentenwacht Symposium Het nieuwe bestrijden Digitale rapportage Monumentenwacht Open Monumentendag 2013: Macht & Pracht Restauratieprojecten bij ROP Zeeland Kleurrijke Moreau-klanken in Baarland Stichting Oude Zeeuwse Kerken trots op monumentaal orgel
18
CULTUURHISTORIE Geslaagde themadag Lijnen in het landschap Lijnen in het landschap: verbindingen over land en water in Zeeland Gekrompen, maar niet van de kaart…
20 •
STREEKTALEN Uutgesproken Zeeuws Streektaal Varia
16 17
21
•
ERFOEDEDUCATIE Meer deskundigheidsbevordering museumeducatie Vervolg op de cursus ‘Visie op educatie binnen het museumbeleidsplan’ Nieuwe leskisten voor Zeeuws-Vlaanderen
22 25 • • • 26 27
MUSEA Collectiewacht Zeeland leerzaam voor museummedewerkers Volkscultuur Nieuws: De toekomst van het ambacht Door Ons Gedaen Zeeuwse Traditionals Ontwikkeling Bevrijdingspark Zeeland Oktober maand van de Zeeuwse MuseumNa|8
28 30
ERFGOED ALLERLEI Publicaties Wat is Zeeuws Erfgoed u waard?
31
Colofon | MOnuMENTaal
Bij de omslag Vereniging De Hollandsche Molen bestaat dit jaar negentig jaar. PostNL viert dit jubileum mee met een speciale serie molenpostzegels, uitgekomen op 13 juni. Op het zegelvel staan tien verschillende molentypes uit heel Nederland, waaronder molen Buiten Verwachting uit Nieuw- en Sint-Joosland. Deze bijzonder fraai gedecoreerde ronde stenen grondzeiler uit 1874 is een typisch voorbeeld van een Zeeuwse molen waarbij de bediening vanaf de begane grond gebeurt. Tijdens de Open Monumentendag op zaterdag 14 september is de molen van binnen te bezichtigen (foto Marinus van Dintel).
SCEZpresse Monumentenwacht Nederland is opgericht in 1973. In 1976 volgt de oprichting van Monumentenwacht Zeeland en in 1981 zijn alle provincies van een Monumentenwacht voorzien. Na veertig jaar staat het concept nog steeds als een huis. Door regelmatig te inspecteren en gebreken en verval in een vroeg stadium te signaleren kunnen tijdig herstelmaatregelen worden getroffen. Tijdens het inspecteren worden kleine gebreken hersteld en van de inspectie wordt een overzichtelijk rapport opgesteld. Als je veertig jaar oud bent dan moet je daar als Monumentenwacht Nederland op enig moment wel even bij stilstaan. Dat is ook gebeurd. Er waren zelfs twee momenten dit jaar: een formeel moment en een informeel moment. Ik was bij beide momenten aanwezig, zeer tot mijn genoegen. Op 18 april, tijdens de Nederlandse Restauratiebeurs, was er de officiële presentatie van het boek Monumenten onderhouden aan minister Jet Bussemaker van OCW. Het boek is vanwege het veertigjarig bestaan geheel herzien en opnieuw uitgegeven. Er werden lovende woorden gesproken, het glas werd geheven en er werd een hapje genuttigd. Het was een waardige presentatie. Op 31 mei in Beekbergen ging het er allemaal wat informeler aan toe. Die dag werd er ook gesproken, gegeten en gedronken, maar als je dat doet samen met ruim honderd monumentenwachters uit heel Nederland en je koppelt dat aan het volgen van een buitenparcours met veel actieve en competitieve elementen, dan is de sfeer toch heel anders. De lezer kan gerust zijn, de jongens van de SCEZ hebben zich waardig gedragen. Monumentenwachters zijn vaklieden. Zij verrichten hun inspectiewerk in vaak lastige omstandigheden. Wat dat werk inhoudt en welke gereedschappen en materialen zij daarvoor inzetten is te zien en deels ook te ervaren op 14 september (Open Monumentendag) voor het stadhuis op de Markt in Middelburg. Dan iets wat u als lezer van Zeeuws Erfgoed direct raakt en waarvoor ik uw bijzondere aandacht vraag. De SCEZ wil het blad heel graag blijven uitgeven, maar zal dat niet meer kunnen doen zonder het invoeren van een betaald abonnement. De vraag ligt dus voor: wat is Zeeuws Erfgoed u waard? Om daar inzicht in te krijgen wordt er deze maanden een onderzoek uitgevoerd. Een belangrijk onderdeel daarvan is een vragenlijst. Hoe u deze kunt invullen leest u elders in het blad. Veel vragen zijn het niet. Het invullen van de vragen hoeft niet meer dan vijf minuten te duren en u zou mij er een groot plezier mee doen. Wim Scholten, directeur
Sommige ‘monumenten van aarde’ zijn direct als vliedberg herkenbaar. Zie bijvoorbeeld de ruim 8 meter hoge vliedberg bij Westkerke. Andere laten zich minder makkelijk duiden, zoals het 2 meter hoge ‘bergje’ op een ferme steenworp afstand ten noorden van diezelfde vliedberg. Onlangs kwam ik er langs tijdens een rondje Gorishoek, Scherpenisse, Sint-Maartensdijk en Pluimpot. Ik zag een keurig gemaaid gazon, omzoomd met een fraaie haag. Maar ik zag ook de plek waar vroeger de kerk met omringend kerkhof van Westkerke stond. De kerk is in de achttiende eeuw grotendeels afgebroken. De toren verdween in de negentiende eeuw.
Archeologie
Archeologisch nieuws
Project Romeins Aardenburg afgerond
In memoriam Eric de Pooter
Vlak voor de zomervakantie is de laatste hand gelegd aan de publicaties van het onderzoeksproject van de SCEZ en Hazenberg Archeologie. Het wetenschappelijke rapport en het publieksboekje wachten op officiële presentatie. De bij het wetenschappelijke rapport behorende catalogi van de terra sigillata, de pottenbakkersstempels op terra sigillata en de nieuwe en geactualiseerde lijst van de in Aardenburg gevonden Romeinse munten zijn na de presentatie te raadplegen via het e-depot van de Nederlandse archeologie (www.dans.knaw.nl). Besloten is af te zien van een tijdelijke tentoonstelling. De beschikbare financiën worden benut voor de permanente tentoonstelling van Romeins Aardenburg in het nieuwe Archeologisch Museum Zeeland, dat in 2014 opent in het voormalige gemeentehuis in Aardenburg. De boekenpresentatie vindt plaats in de openbare basisschool Vorsterman van Oyen in Aardenburg. Deze is gebouwd in 1976, na de opgraving van deze locatie waarbij de resten van de Romeinse vestingmuur tevoorschijn kwamen. Datum en tijdstip van de presentatie worden aangekondigd op de website van de SCEZ, www.scez.nl.
Op 6 mei is amateurarcheoloog Eric de Pooter uit Axel op de leeftijd van 36 jaar overleden aan de gevolgen van een ernstige ziekte. Eric was een gedreven amateurarcheoloog, die goede contacten onderhield met de archeologen van de SCEZ. Regelmatig meldde hij vondsten uit zijn woonplaats Axel, maar ook uit tal van andere plaatsen in Zeeland waar, in zijn werk met de aanleg van kabels en leidingen, vondsten werden aangetroffen. Hij was regelmatig deelnemer aan de Zeeuwse AmateurArcheologen Dag en droeg bij aan de Werkgroep Metaalvondsten Zeeland (AWN). Met zijn vondstmeldingen leverde hij waardevolle bijdragen aan de Zeeuwse archeologie en die van Axel in het bijzonder. Wij zullen zijn aangename aanwezigheid als persoon en zijn archeologische inzet missen.
Versierde middeleeuwse tinnen lepels gezocht Aan het Hoge der A in Groningen is bij opgravingen in 2011 een bijzondere, platte tinnen lepel gevonden uit twaalfde/dertiende-eeuwse context. Sindsdien is de gemeente Groningen op zoek naar parallellen. De lepelbakken van veel van deze lepels zijn versierd met twee vissen, hoewel kruismotieven, (levens?)bomen, leeuwen en griffioenen ook voorkomen. De uitbundig versierde lepels lijken allemaal vroeger te dateren dan de latere lepels met het bekende roosmotief, die vaak rondere maar onversierde bakken hebben. Binnen Nederland komen opmerkelijk veel lepels met vismotieven uit Zeeland (onder meer uit Zierikzee, zie de volgende aflevering van Zeeuws Erfgoed). Een relatie met de tinstapelplaats Brugge, of handelscontacten met Engeland kunnen daarbij een rol spelen. Want ook in het buitenland worden dergelijke lepels aangetroffen: Engeland, Scandinavië, maar ook Duitsland (Magdeburg) en Rusland (Novgorod). De versierde lepelbakken, zonder steel, zijn vaak voor pelgrimsinsignes aangezien. Er kunnen dus exemplaren in collecties van detectorzoekers aanwezig zijn, nog niet herkend als lepel. Indien lezers van Zeeuws Erfgoed dergelijke lepels (her)kennen, wordt een reactie zeer op prijs gesteld om het onderzoek verder te helpen. Reacties liefst met foto naar: F. (Froukje) Veenman, gemeente Groningen, postbus 7081, 9701 JB Groningen of
[email protected]. Alle meldingen worden zorgvuldig behandeld en verwerkt. Tekening van voor- en achterkant van een lepel gevonden bij de opgravingen aan het Hoge der A (stad Groningen) door het ARC (2010) (tekening Henk Staal, Stichting M&M).
Achter- en voorkant van een lepel, gevonden bij opgravingen van kasteelterrein Zernike (2000), ten noorden van de stad Groningen.
Zeeuws Erfgoed
3 september 2013/03 • A
RCHEOLOGIE
Vondstmeldingen en archeologisch spreekuur Melding van archeologische vondsten dient te geschieden bij de SCEZ. Het materiaal wordt wanneer nodig geregistreerd en gedocumenteerd, maar blijft altijd in het bezit van de melder, tenzij deze het zelf wil afstaan. Uw melding van vondst(en) of waarneming(en) kan ook schriftelijk of telefonisch geschieden bij: SCEZ Postbus 49 4330 AA Middelburg T 0118-670870 E
[email protected] Daarnaast houdt de SCEZ op elke eerste dinsdagmiddag van de maand een archeologisch spreekuur. U kunt het spreekuur in Het Schuitvlot Looierssingel 2 te Middelburg
Onderzoek en meldingen ZEEUWS-VLAANDEREN Nieuwe vuursteenvondsten Saeftinghe De heren R. Bleijenberg uit Nieuw-Namen en C. Reel uit Antwerpen meldden in voorjaar en zomer 2013 nieuwe vuursteenvondsten uit het Verdronken Land van Saeftinghe. Ze vonden deze langs de laagwaterlijn in de top van het pleistocene dekzand. In de jaren negentig van de vorige eeuw zijn door de SCEZ in samenwerking met gidsen van de stichting Het Zeeuwse Landschap en de AWN al meer dan zeshonderd stuks vuursteen opgeraapt. Nu bleken op twee plaatsen nieuwe concentraties te zijn blootgespoeld. Ze zijn verzameld en met GPS ingemeten.
Nieuwe vuursteenvondsten uit Saeftinghe.
Vliegtuigonderdeel bij Paal Op 28 mei deed de SCEZ in samenwerking met gids Mark Zwartelé een archeologische waarneming op de slikken van het Verdronken Land van Saeftinghe, vlakbij de ingang van de jachthaven van Paal. De heer J. Geensen had de vondst van een ongeïdentificeerd vliegtuigonderdeel ter plaatse gemeld. Het bleek om een stuk te gaan van circa 1 x 0,5 meter. Het is uitgegraven en geborgen onder toezicht van de heer A. Kappert (Koninklijke Luchtmacht). Ongeveer een half jaar daarvoor was hier al een vleugel van ongeveer 3 à 4 meter lengte geborgen, die boven het slib uitstak.
De heer Kappert heeft nog enkele losse onderdelen, die van het grotere onderdeel afvielen, meegenomen om te kijken of er een nummer op staat. Dit grotere stuk kan wellicht in bruikleen naar het bezoekerscentrum Saeftinghe in Emmadorp of naar de stichting ‘Wings to Victory’.
Onbekend vliegtuigonderdeel uit het Land van Saeftinghe, omgeving Paal.
bezoeken om voorwerpen te laten determineren (geldwaarde wordt niet getaxeerd), vondstmeldingen te doen, of allerlei vragen op het gebied van de Zeeuwse archeologie voor te leggen. De eerstvolgende archeologische spreekuren vinden plaats op de dinsdagmiddagen 3 september, 1 oktober, 5 november, 3 december 2013 en 7 januari 2014 van 15.30 tot 16.30 uur. Dank voor uw medewerking!
Zeeuws Erfgoed
4 september 2013/03 • A
RCHEOLOGIE
Koninkrijkspenning 1813-1913 uit Zaamslag De heer J.C. Goossen meldde een penning van messing uit Zaamslag, gevonden in zijn tuin. Het betreft een herdenkingspenning van honderd jaar koninkrijk in Nederland. Mogelijk zijn deze penningen ook vervaardigd in zilver en misschien zelfs goud. Op de voorzijde is een leeuw met zwaard en kroon afgebeeld, steunend op een boek met de datum 17 november erop. Deze datum verwijst naar de dag waarop aan het einde van de Franse bezetting het driemanschap van 1813 (het Voorlopig Bewind) werd gevormd. Dit driemanschap riep de Prins van Oranje op om het bestuur van Nederland in handen te nemen. Achter de geschetste scène komt de zon op als symbool van een nieuw begin. De randtekst luidt: ONAFHANKELIJK NEDERLAND. Onderop staan de jaartallen 1813-1913. Aan de achterkant van de penning bevindt zich een lauwerkrans. De ruimte hierbinnen kon gebruikt worden voor een tekst met betrekking tot de eigenaar, maar dat is hier niet het geval. Wat deze vondst extra aardig maakt, is dat dit jaar het tweehonderdjarig jubileum van het koninkrijk wordt gevierd.
De voorzijde van de koninkrijkspenning uit Zaamslag.
Waarnemingen in Waterdunen In juni verrichtte de SCEZ archeologische waarnemingen tijdens munitieonderzoek binnen enkele zones van het plan Waterdunen. De aangetroffen metalen resten betroffen in vrijwel alle gevallen granaatscherven en recent materiaal. Hierop bestond één uitzondering, namelijk een fragment van een ijzeren lanspunt, gevonden in of net onder de verharding van de landweg die de Walendijk en de Puijendijk met elkaar verbindt. De datering van dit voorwerp is nog niet bekend. Voorts zijn archeologische waarnemingen verricht op tien plekken in een zuidelijker gelegen zone van het plangebied. In alle gevallen werden granaatscherven, hoefijzers en/of recent materiaal aangetroffen. Op een drietal plaatsen bevonden zich op circa 40 centimeter diepte baksteenconcentraties, maar geen bakstenen in verband. Mogelijk gaat het om puinstort of verharding op de akker. De bakstenen dateren waarschijnlijk uit de late middeleeuwen. Aan de oppervlakte van de akker lagen her en der aardewerkfragmenten en andere archeologische resten uit grofweg de zeventiende tot in de negentiende eeuw, waarschijnlijk opgebracht. In het plangebied is na de archeologische inspecties nog een vliegtuigbom gevonden.
Munitieonderzoek in Waterdunen.
BEVELANDEN/WALCHEREN Begravingen in Biezelinge In 2011 en 2012 vond ten behoeve van de uitbreiding van de Mozeskerk aan de Noordstraat in Biezelinge archeologisch onderzoek plaats. In Biezelinge stond het klooster Jeruzalem voor adellijke dames. De kloosterkerk was sinds 1529 parochiekerk van Biezelinge. Omstreeks 1765 en aan het begin van de negentiende eeuw onderging het gebouw ingrijpende reparaties en wijzigingen, waaronder een aanbouw die zichtbaar is op de kadastrale minuut uit 1811-1832. In 1877/78 is een nieuwe toren gebouwd. In 1908 is de oude kloosterkerk vervangen door een nieuwe dorpskerk, de Mozeskerk. De onderzoeken brachten funderingen aan het licht van de achttiendeen negentiende-eeuwse zuidelijke en oostelijke uitbouw van de voorganger van de huidige kerk. Een deel bleek opgebouwd uit bakstenen die vermoedelijk behoorden tot een laatmiddeleeuwse voorganger daarvan. Het overige muurwerk kan behoord hebben tot een grafkelder. De voorgangers van de Mozeskerk hadden een kerkhof waar tot 1874 is begraven. Het kerkhof is omstreeks 1505 aangelegd en in 1508 ommuurd. Een deel van het grafveld is verstoord, vermoedelijk door ruiming en de bouw van de huidige kerk. In totaal zijn negentien graven herkend met
Zeeuws Erfgoed
veel verspreid botmateriaal, waaronder een kinderonderkaak en een botje van een ongeboren of te vroeg geboren baby. Tijdens het proefsleuvenonderzoek waren al eerder grafkuilen gedocumenteerd. Alle begravingen hadden een oost-west oriëntatie. De overledenen werden op hun rug begraven, armen langs het lichaam of gekruist in de schoot. Twee volledige skeletten zijn onderin de bouwput aangetroffen: van een jongeman gestorven in de leeftijd van 18 of 19 jaar, en van een man tussen 38 en 56 jaar. De oudere man had een afwijking in zijn rechteronderbeen als gevolg van een bacteriële infectie in het bot, mogelijk wegens een vleeswond of botbreuk. Dit zal niet zijn doodsoorzaak zijn geweest. De skeletten konden niet exact worden gedateerd. Door de gefragmenteerde gebitten en het beperkte aantal skeletten konden geen uitspraken worden gedaan over de populatie van Biezelinge in deze periode. Het losse vondstmateriaal bestond voornamelijk uit eenvoudig gebruiksaardewerk uit de zestiende tot twintigste eeuw, hier vermoedelijk secundair terechtgekomen. Verder zijn wat metalen onderdelen van de bekistingen gevonden.
5 september 2013/03 • A
RCHEOLOGIE
Wrak landingsvaartuig belicht Wrakduikstichting de Roompot (WDSR) bestaat tien jaar. Mede vanwege dit feit heeft de stichting een publicatie uitgebracht over het wrak van het Duitse landingsvaartuig de MFP 920 DM in het westelijk deel van het Veerse Meer. Dit wrak uit de Tweede Wereldoorlog wordt waarschijnlijk dit jaar geruimd, hetgeen de WDSR betreurt. Wrakduikstichting de Roompot (WDSR) bestaat uit een duikteam van twaalf actieve en officieel opgeleide duikers en enkele niet duikende donateurs. De WDSR wil zoveel mogelijk informatie over wrakken in de Zeeuwse delta beschikbaar stellen voor het publiek en waar mogelijk de historische context toelichten. Hiermee hoopt zij meer belangstelling te wekken voor de Nederlandse maritieme geschiedenis. De stichting beschikt over het onderzoeksschip ‘Karin Rose’, over een gespecialiseerd duikteam en moderne apparatuur en middelen. Nieuw of herontdekte
wrakken worden gemeld aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Daarnaast monitort de WDSR bestaande archeologische sites. De MFP 920 DM is een zogeheten Marinefährpram, een landingsvaartuig oorspronkelijk ontwikkeld voor operatie Seelöwe, de Duitse invasie van Groot-Brittannië. Deze MFP was speciaal ingericht voor het leggen van mijnen. Het schip liep in 1944 echter zelf op een mijn; op 12 juni 1944 werd het versleept naar scheepswerf De Schelde in Vlissingen via het toenmalige Veersche Gat, kapseisde en zonk. De publicatie MFP 920 DM “Wie een kuil graaft….” beschrijft onder andere ook de verschillende typen Duitse landingsvaartuigen en hun doel. Het rapport is geschreven door Barend de Lange met als coauteurs Fred Groen en Wouter Kleijpoel. Het is te downloaden van de website van de stichting: www.wdsr.nl.
SCHOUWEN-DUIVELAND
Menselijk dijbeen, afkomstig van het strand bij Renesse.
Een dijbeen uit Scaltheim? Op 6 juni meldde mevrouw M. van Hoogstraten uit Nijmegen een linker menselijk dijbeen, afkomstig van het strand bij Renesse. Het kan van een drenkeling afkomstig zijn, maar ook van een laatprehistorische mens (bijvoorbeeld uit de bronstijd/ijzertijd, ruwweg 2.000-0 voor Chr.), die op een strandwal voor de huidige kust leefde. Het kan hier eveneens
terecht zijn gekomen door zandsuppletie. Gezien de vermoedelijk middeleeuwse datering - het bot was niet gefossiliseerd, maar zag er ook niet recent uit - is het óók mogelijk afkomstig van de meer zuidwestelijk gelokaliseerde, verdronken vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting Scaltheim.
THOLEN
waterputten, drie beertonnen en vermoedelijk een beschoeide afvalkuil gedocumenteerd. De verwachte sluis met inlaatduiker is ook aangetroffen. Deze bestond uit een machinaal vervaardigde bakstenen structuur, met hierop aansluitende zandige baan waarbinnen houten palen. Vermoedelijk heeft de sluis een voorganger gekend, waarvan geen sporen zijn teruggevonden.
Vroegindustriële vondsten Sint-Annaland In opdracht van de gemeente Tholen vond vorig jaar een archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven plaats in het havengebied van Sint-Annaland. Voor het te ontwikkelen deelgebied bij Havenplein/ Klippelstraat gold een archeologische verwachting van resten van middeleeuwse en latere bewoning en infrastructurele werken in verband met de voormalige haven. Het oudste deel van Sint-Annaland ontstond na de bedijking van 1476 direct achter de zeedijk bij het sluitgat van de geul Winkeleé, aan het tegenwoordige Havenplein. Buitendijks werd de haven aangelegd. In de Gouden Eeuw beleefde Sint-Annaland een bloeiperiode van handel en overslag voor de lokale voedsel- en textielproductie. Overstromingen leidden tot herdijkingen en dijkversterkingen. Wegens de bedijking van de Suzannapolder in 1670 direct ten westen van het plangebied werd in het verlengde van de haven een toegangsgeul aangelegd. In de dijk (onderdeel van het onderzoeksgebied) kwam een duikersluis voor ontwatering; deze is zichtbaar op de kaart van Smallegange uit 1696. Langs de dijk moet de eerste bewoning in het plangebied zijn ontstaan. Door inundaties in de Tweede Wereldoorlog en de watersnoodrampen van 1906 en 1953 zijn de bebouwing en structuren zwaar beschadigd. Negentiende-eeuwse arbeidershuisjes met de achtertuin aan de polderzijde zijn als gevolg van deze vernielingen gesloopt. In 1959 is de oude haven gedempt en ontstond het huidige Havenplein ten oosten van het onderzoeksgebied.
Het vondstmateriaal is merendeels aardewerk uit de achttiende tot vroege twintigste eeuw. Enkele aardewerkscherven dateren nog uit de zestiende en zeventiende eeuw. De vondsten vormen een mooie illustratie van de tijd waarin Nederland geleidelijk ontwikkelde van een pre-industriële naar een industriële samenleving. De bewoners van het havengebied gebruikten rond 1800 nog traditioneel loodglazuuraardewerk uit Duitse productie-regio’s en Delft. Opvallend is onder meer een fragment van een Delfts bord met een zogenaamde kapucijner decoratie, afgeleid van het Aziatisch porselein. Het geheel ontbreken van Aziatisch porselein is een aanwijzing dat de bewoners een geringe welstand genoten. Pas onder het twintigste-eeuwse keramiek bevindt zich een Japans porseleinen schoteltje. De pijpaarden pijpenkoppen dateren uit circa 1700-1800 en zijn vooral afkomstig uit de productiecentra Schoonhoven en Gorcum. Van de meer luxe Goudse pijpen is slechts één restant teruggevonden. Een plastic bellenblaaspijpje uit de jaren dertig van de twintigste eeuw wijst op de aanwezigheid van kinderen, evenals een deel van een bordje van een kinderserviesje.
Sporen, vondsten Het onderzoek bestond uit vijf proefsleuven, waarin twee vlakken zijn aangelegd. Het algemene beeld was een pakket van ophogingslagen met puinresten en aardewerkfragmenten met daaronder afzettingen van de Krabbenkreek. Tijdens het onderzoek zijn restanten van de arbeidershuisjes aangetroffen met daarlangs een sloot, gevuld met materiaal uit de periode zeventiende/twintigste eeuw. Bij de huisjes hoorden twee
Conclusies Het vondstmateriaal illustreert een tijd van grote verandering. De nieuwe tijd van industrieel vervaardigde producten was aangebroken en dat had ook invloed op de samenleving in Sint-Annaland. Op basis van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat de bewoners van de arbeidershuisjes deelnamen aan de modernisering, maar wel in hun eigen tempo.
Zeeuws Erfgoed
6 september 2013/03 • A
RCHEOLOGIE
Vondst voor het voetlicht
Zoete kersen en speciale zure pruimen uit Romeins Aardenburg
De Romeinse vruchtenpitten en notenschalen uit de opgevulde laagte of ven ten zuiden van de Zuidpoortstraat in Aardenburg. Op de bovenste rij de kriekenpitten en daaronder de pitten van zoete kers. Onderaan links het fragment walnootschaal, rechts daarnaast de hazelnootschalen.
Een van de bestudeerde kriekenpitten uit Romeins Aardenburg. De lengte van de pit is 12 millimeter (foto’s RCE).
Bij het onderzoek voor het onlangs afgeronde Odyssee-project Romeins Aardenburg is ook gezocht naar gegevens over gevonden zaden en vruchten. Onder de weinige data trok de vermelding van kersen- en pruimenpitten en fragmenten van hazel- en walnootschalen in een in 2010 verschenen rapport van SOB Research de aandacht.
Net als haver is de kriek pas in de tweede helft van augustus of begin september rijp en oogstbaar. In Frankrijk komen krieken ook tegenwoordig nog relatief veel voor onder de naam St. Julien. De vruchten van krieken zijn blauw berijpt en hebben een lengte van circa 2 centimeter. De smaak is afhankelijk van de hoeveelheid zon van het betreffende jaar, maar is voor onze begrippen zuur tot zeer zuur, soms zelfs samentrekkend zuur. Ze hebben stevig vruchtvlees dat niet van de pit loslaat. Ze laten zich heel goed drogen, zelfs aan de boom als ze niet geplukt worden, en zijn opmerkelijk ongevoelig voor rotten en smetten. In Romeins Duitsland behoren de meeste pruimenpitten tot Kriechen en zijn vooral in militaire nederzettingen gevonden. In Romeins Nederland zijn de pruimenpitten (24 vondsten) van de 19 vindplaatsen allemaal van de ondersoort kroosjespruim en niet nader onderscheiden op variant. De Aardenburgse pruimenpitten zijn dus de eerste die als kriekenpitten zijn herkend.
Het materiaal werd gevonden bij het wassen en zeven van de inhoud van een opgevulde laagte of ven, opgegraven ten zuiden van de Zuidpoortstraat. De pitten en schillen zijn onderzocht door dr. Otto Brinkkemper van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De vruchten- en notenresten bestaan uit zeven pitten van zoete kers (Prunus avium), vijf van kroosjespruim (Prunus domestica subsp. insititia), twee hazelnootschalen (Corylus avellana) en een fragment van een walnootschaal (Juglans regia). Zoete kers komt in Nederland voor het eerst voor in de Romeinse tijd. Romeinse kersenpitten zijn negentien keer op negen verschillende vindplaatsen in ons land aangetroffen, alle ten zuiden van de Limes, de noordelijke grens van het Romeinse Rijk langs de Rijn. In elf monsters zijn de resten als zoete kers gedetermineerd, de overige als zoete/zure kers. Aangezien zure kers in ons land pas voorkomt vanaf de (late) middeleeuwen, moet het ook in deze laatste gevallen om zoete kers gaan. Eerder onderzoek in Aardenburg, in de Romeinse ‘industrie’-zone op de vindplaats Hof Buize II langs de Beekmanstraat, heeft ook pitten van zoete kers opgeleverd uit een waterput en een kuil. In het geval van de pruimenpitten gaat het om een variant van de nu in Nederland vrij onbekende ondersoort kroosjespruim. Deze worden in Duitsland Kriechen of Haferpflaumen genoemd (Prunus domestica subsp. insititia var. juliana). In Nederland zijn ze bekend als krieken (niet te verwarren met de Vlaamse betekenis van kriek als zoete(!) kers) of haverpruimen, dat laatste naar het late tijdstip van rijping van de vrucht.
Zeeuws Erfgoed
Walnoten zijn ook door de Romeinen in ons land geïntroduceerd en pollenonderzoek heeft de aanplant van walnootbomen in die periode aangetoond. Ook hier liggen bijna alle 24 vindplaatsen (40 vondsten), waaronder weer Aardenburg-Hof Buize II, ten zuiden van de Limes. Hazelaren daarentegen behoren tot de inheemse boomsoorten. Planten en hazelnoten werden al vanaf de vroeg prehistorie in het wild verzameld. Omdat er twijfel bestond over de datering van de vondstcontext van de pitten en schalen en omdat een van de kersenpitten nogal groot was (zie afbeelding), en daarmee mogelijk middeleeuws, is besloten die pit te gebruiken voor een AMS 14C-datering. De kosten hiervan zijn gedeeld door de SCEZ en de RCE en het resultaat mag er zijn. De eerste (!) natuurwetenschappelijke datering van Aardenburg is inderdaad van Romeinse ouderdom: de kersenpit is te dateren tussen 135 en 215 na Chr. Otto Brinkkemper (RCE) en Robert van Dierendonck (SCEZ)
7 september 2013/03 • A
RCHEOLOGIE
Pilotstudie naar de toekomst voor historische landbouwschuren in Zeeland afgerond
Gezocht: een regisseur op de dorsvloer!
niet begrepen niveau. De regisseur verbindt alle regionaal betrokkenen (schuureigenaren, erfgoedorganisaties, overheden, (restauratie)aannemers en architecten) naar aanleiding van de specifieke vraag in een effectief en doelgericht verband. Op basis van de pilotstudie wordt dit najaar gezocht naar regionale support en een financiële drager voor een proefjaar voor de Zeeuwse schurenregie in 2014. De pilotstudie ‘Regisseur op de dorsvloer! Een toekomst voor historische Zeeuwse landbouwschuren’ is geïnitieerd en uitgevoerd binnen een samenwerkingsverband van de stichting Dorp, Stad en Land en de SCEZ en is mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de Provincie Zeeland en eigen inzet van Dorp, Stad en Land en de SCEZ. Vanaf september zal het rapport gepresenteerd worden aan alle bij de Zeeuwse schuren betrokken organisaties. Voor vragen kunt u contact opnemen met Marinus van Dintel, adviseur cultuurhistorie en monumenten (
[email protected]).
De problematiek van leegstand en de bijbehorende uitdaging van een goed hergebruik of een duurzame herbestemming van agrarisch erfgoed is al langer bekend. Deze problematiek kreeg vooral sinds ‘2003 Jaar van de Boerderij’ veel aandacht. Toch is de verschraling van het Zeeuwse landschap, met name door het verval en de afbraak van karakteristieke landbouwschuren, de afgelopen jaren niet gestopt. Er gaan, ondanks soms goede bedoelingen voor behoud en herstel, nog veel dingen mis. Om een beter inzicht te krijgen in het hoe en waarom hebben de stichting Dorp, Stad en Land en de SCEZ het afgelopen jaar een pilotstudie uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn in juni gepresenteerd aan de Provincie Zeeland, die met een financiële bijdrage de pilotstudie mede mogelijk maakte.
Samen met de eigenaar wordt gekeken naar de mogelijkheden van een duurzame herbestemming voor deze historische landbouwschuur in Cadzand.
Keukentafelgesprekken In de pilotstudie zijn vooral de schuureigenaren centraal gesteld. Wat leeft bij hen? Hoe zien zij de toekomst van hun oude schuren? Wat weten, willen en kunnen ze zelf om verval en/of sloop tegen te gaan? In zogenaamde keukentafelgesprekken zijn vragen, angsten en ideeën van schuureigenaren geïnventariseerd en gewogen. Wat is wenselijk, haalbaar en realiseerbaar? Wie kan bij het proces meerwaarde toevoegen en wat zijn de verschillende rollen van de betrokkenen? De kerngedachte van deze werkwijze is dat de eigenaar geholpen wordt om zichzelf te helpen, een aanpak die afwijkt van de meest voorkomende praktijk waarin de eigenaar patiënt is te midden van een kring hulpverleners. Voor de pilotstudie zijn vijf historische landbouwschuren onderzocht op Tholen en in Zeeuws-Vlaanderen. Deze schuren vertegenwoordigen in grootte, ligging en vraagstelling elk een ander aspect van de problematiek. Diverse onderwerpen komen aan bod, zoals de mogelijkheden voor agrarisch hergebruik en herbestemming, sloop en reconstructie, sloop en herbouw elders en sloop met behoud van historisch materiaal. In de beschrijving van de casussen staan de wensen en ideeën van de eigenaren én de mogelijkheden voor het behoud omschreven. Daarnaast zijn de schuren in tekst en tekening zorgvuldig gedocumenteerd. Regisseur als spin in het web Uit het onderzoek is duidelijk geworden dat er veel deskundigheid bij de betrokken partijen aanwezig is, maar dat deze onvoldoende gedeeld en toegepast wordt. Hierdoor lukt het vaak niet om goede en tijdige oplossingen te vinden. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat er een regionale regie moet komen, die schuureigenaren en betrokken overheden helpt om hergebruik of herbestemming mogelijk te maken. Deze regierol moet gevoerd worden vanuit de vraag en de locatie: dus op de dorsvloer en niet of afstand op een onbereikbaar of door betrokkenen
Zeeuws Erfgoed
8 september 2013/03 • M
ONUMENTEN
Uitbreiding en nieuwe coördinator
Meldpunt Erfgoed Zeeland Het Meldpunt Erfgoed Zeeland, het samenwerkingsverband van elf particuliere monumentenorganisaties en de SCEZ, heeft sinds zijn oprichting in 2009 actief opgetreden voor het behoud en de bescherming van bedreigd gebouwd cultureel erfgoed. Naast dat er bij verantwoordelijke partijen aandacht is gevraagd voor het verval van kwetsbaar erfgoed, en dat dikwijls met succes, hebben de participanten van het Meldpunt dankzij een proactieve instelling daadwerkelijk ‘vergeten’ erfgoed van de ondergang gered en in ere kunnen laten herstellen. Leegstand Een van de voorboden van met ondergang bedreigd erfgoed is langdurige leegstand. Uit stads- en dorpsharten verdwijnen veel kleine winkels en /of andere dienstverleners door de economische teruggang. Ondernemers gaan zich elders compacter, goedkoper en efficiënter huisvesten of zijn om financiële redenen gedwongen hun zaken te beëindigen. Vertrouwde eenmanszaken vinden geen opvolging en moeten hun deuren sluiten. Dit leidt tot leegstand van vaak kwetsbare historische panden. Als deze leegstand een langdurig karakter aanneemt dan heeft dit negatieve gevolgen voor de onderhoudsstaat van het pand maar ook voor de directe omgeving. Onder deze nadelige omstandigheid kan leegstand zich makkelijk uitbreiden. In enkele Zeeuwse plaatsen is dit fenomeen al zichtbaar in de toegangs- en zijstraten naar de stads- of dorpscentra. Naast de sluiting van ‘te’ kleine scholen, maar ook van ‘te’ grote kerken, heeft dit grote gevolgen voor de leefbaarheid van de betreffende kernen. Om aan deze neerwaartse spiraal tijdig een halt te kunnen toeroepen wil het Meldpunt actief aandacht vragen voor de groeiende leegstandproblematiek van oude en jongere historische gebouwen in Zeeland
Na diverse bestemmingen staat het voormalige gemeentearchief van Goes inmiddels al weer enige jaren leeg in afwachting van nieuwe plannen. door deze met medewerking van de samenleving in beeld te gaan brengen en hiervoor tijdelijke en langdurige oplossingen voor te dragen. Nieuwe coördinator Sinds dit jaar is Tony Veenstra, adviseur monumenten bij de SCEZ, coördinator van het Meldpunt Erfgoed Zeeland. Voor contact met het Meldpunt of het doorgeven van een melding:
www.meldpunterfgoedzeeland
Monumenten onderhouden Het boek Monumenten onderhouden, samengesteld door specialisten van de Monumentenwacht, behandelt de meest voorkomende historische constructies en materialen, gebreken en oplossingen. De herziene uitgave is te koop bij de SCEZ. Monumenten onderhouden is zowel een naslagwerk als een leesboek. Op het moment dat een onderhoudsprobleem de kop opsteekt, is het handig om in het desbetreffende hoofdstuk na te gaan wat hierover bekend is. Maar het boek leent zich ook om, in een zelf te bepalen volgorde, nauwgezet of meer diagonaal door te nemen. Meestal zal dat in enkele fasen gebeuren, want de informatiedichtheid is hoog. Het aardige is dat de lezer daarna met een (nog) scherpere blik zal kijken naar historische bouwwerken - waaronder mogelijk zijn eigen monument - en daar nog meer plezier aan zal beleven. In de verschillende hoofdstukken wordt ingegaan op onder meer de geschiedenis, de diverse typen, de mogelijke aantastingen en gebreken én het onderhoud en herstel van achtereenvolgens funderingen, gevels, gevelopeningen (kozijnen, deuren, vensters en luiken), daken, interieur en technische installaties. Daarnaast wordt stilgestaan bij veiligheid en toegankelijkheid en bij de kosten van onderhoud. Het eerste exemplaar is op 18 april gepresenteerd tijdens een feestelijke bijeenkomst op de Nederlandse Restauratiebeurs in Utrecht. De normale verkoopprijs is €17,95 (voor niet-abonnees). Abonnees van de Monumentenwacht in Zeeland kunnen bij de SCEZ exemplaren bestellen tegen het gereduceerde tarief van €10,00 incl. verzendkosten:
www.scez.nl/monumentenonderhouden Zeeuws Erfgoed
9 september 2013/03 • M
ONUMENTEN
Een ijzersterk concept met navolging in Europa
Veertig jaar Monumentenwacht Nederland Ter gelegenheid van dit veertigjarig jubileum heeft Monumentenwacht Nederland, de landelijke koepel in Amersfoort, een speciale Nieuwsbrief uitgegeven die onder andere te downloaden is vanaf www.scez.nl/monumentenwacht. Lezers die niet over een computer met internetaansluiting beschikken of voor hen die een papieren versie van de jubileumuitgave willen ontvangen: de Nieuwsbrief is af te halen aan de balie van de SCEZ of bij de bussen van de Monumentenwacht.
Dit jaar bestaat in Nederland de Monumentenwacht veertig jaar. Gestart in 1973 in de provincies Friesland en Groningen, destijds met twee wachters, verspreidde het monumentenwachtconcept zich in de volgende jaren over heel Nederland. Nu bezit iedere provincie een eigen Monumentenwacht. Het concept heeft zich inmiddels over Europa uitgebreid; er zijn Monumentenwachten in Vlaanderen, Duitsland en Denemarken. In Noorwegen, Schotland, Hongarije, Slowakije, Slovenië, Kroatië, Italië en Oostenrijk zijn monumentenwachtorganisaties actief of in voorbereiding.
Het veertigjarig bestaan van de Monumentenwacht Nederland werd op 31 mei met de monumentenwachters en de leidinggevenden uit de verschillende provincies gevierd. Divers samengestelde teams volgden een activiteitenparcours en kregen tijdens een rit in een historische trein quizvragen voorgelegd. Na afloop van de feestelijke dag spraken Fred Vos (op de foto staand in rood shirt) en Sjoerd Kremer, respectievelijk directeur en bestuursvoorzitter van de Vereniging Monumentenwacht Nederland de circa 115 aanwezigen toe. Er werd kort teruggeblikt maar vooral vooruitgekeken op de toekomst van de Monumentenwacht. Het winnende (paarse) team ging met de beker naar huis.
Zeeland kreeg in december 1976 haar Monumentenwacht. De dienst werd in 2001 ondergebracht bij de SCEZ en is uitgegroeid tot een team van negen monumentenwachters, die jaarlijks ruim zevenhonderd monumenten inspecteren. De herkenbare bussen van de Monumentenwacht zijn niet meer weg te denken uit het straatbeeld.
Zeeuws Erfgoed
10 september 2013/03 • M
ONUMENTEN
De aankoopinspectie van de Monumentenwacht Het kopen van een monumentaal of beeldbepalend pand is een beslissing die u niet zomaar neemt. Het zoeken naar een geschikt pand kan snel en eenvoudig op verschillende manieren, maar op het moment dat u een keuze heeft gemaakt op basis van de vraagprijs, foto’s, een prachtige beschrijving en een bezichtiging, rijzen de vragen. Hoe is de bouwkundige staat? Is die vloer wel goed? Zit er houtworm in de dakbalken? Moeten de goten al vervangen worden? Is er veel achterstallig onderhoud? Wat kunnen wij voor u betekenen? De Monumentenwacht kan voor u als koper van een monumentenpand een aankoopinspectie uitvoeren. Na de opname worden de bevindingen vastgelegd in een inspectierapport met een fotobijlage, dat vervolgens aan u wordt toegezonden. In het rapport staat niet alleen wat de staat van onderhoud van een gebouw is, maar ook wat eraan gedaan kan
worden en op welke termijn. Bij een inspectie worden installaties overigens niet beoordeeld. Voorwaarde voor het uitvoeren van een aankoopinspectie is dat de huidige eigenaar toestemming verleent. De kosten van een aankoopinspectie zijn, als u al abonnee bent, gebaseerd op het gesubsidieerde uur- en voorrijdtarief. Als u nog geen abonnee van de Monumentenwacht bent dan gelden de tarieven voor overige diensten. Zie hiervoor www.scez.nl. Op deze website kunt u ook het formulier voor een aankoopinspectie downloaden (u gebruikt hiervoor het formulier ‘Eenmalige Inspectie Monumentenwacht SCEZ’). Mocht u verkoper van een monumentenpand zijn, dan kunnen wij eveneens een (aankoop)inspectie uitvoeren om de staat van onderhoud vast te leggen en zo mede de verkoop te bevorderen. De Monumentenwacht informeert u graag verder over de mogelijkheden.
www.scez.nl/monumentenwacht.nl
Symposium Het nieuwe bestrijden De SCEZ heeft op 11 juni een bijdrage geleverd aan het symposium ‘Het nieuwe bestrijden’, gehouden bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort. De organisatie lag in handen van de RCE, de Monumentenwacht Nederland en de Nederlandse Vereniging van Plaagdiermanagementbedrijven. Wim Jakobsen, adviseur monumentenwacht van de SCEZ, lichtte aan de hand van veertig ervaringsjaren van de Monumentenwacht de zin en onzin van bestrijding toe. In Zeeland inspecteert de Monumentenwacht jaarlijks ruim zevenhonderd objecten. De aanwezigheid van houtaantasting is een vast onderdeel van de periodieke controles. Als blijkt dat er sprake is van houtaantasting zal de Monumentenwacht de eigenaar adviseren over de te nemen maatregelen. Nieuwe manier Het bestrijden van houtaantastende schimmels en insecten is niets nieuws. Wat wel nieuw is, is de wijze waarop. De bestrijding van houtaantasters in monumenten is tegenwoordig veel terughoudender. Dat houdt in dat er
niet méér gedaan wordt dan strikt noodzakelijk is, dat er vaker op een beperkt aantal plaatsen houtaantasting bestreden wordt en dat bij twijfel eerst de aantasting in de gaten gehouden wordt in plaats van direct te bestrijden. Dit geldt voor de bestrijding van houtworm en bonte knaagkever tot huiszwam en kelderzwam. Deze bestrijding gebeurt steeds met één doel: dat wat waardevol is zo lang mogelijk in zijn oorspronkelijke staat te behouden, vanuit het devies ‘sober en doelmatig’. Voor wie Bent u werkzaam in de monumentenzorg? Werkt u als architect, adviseur of aannemer met historische gebouwen? Of bent u eigenaar van een monument? Dan is dit symposium iets voor u. U wordt geïnformeerd over de nieuwste technieken en slimste aanpak. Heeft u het symposium op 11 juni gemist? Het programma wordt nogmaals op 11 september in Amersfoort aangeboden. Verdere informatie en aanmelden kan via www.cultureelerfgoed.nl.
Digitale rapportage Monumentenwacht De inspecties die de Monumentenwacht uitvoert aan uw monument of bouwwerk leveren u heel wat voordelen op. We noemen er hier twee. Een eerste voordeel voor u is dat kleine gebreken, die direct schade kunnen veroorzaken, nog tijdens de inspectie zelf verholpen worden. Een tweede voordeel is het overzichtelijke rapport dat u enkele weken na de inspectie ontvangt. In dit inspectierapport zijn voor u de noodzakelijke werkzaamheden in volgorde van prioriteit opgesomd. Een werkzaam document, dat u een hand reikt bij het onderhoud van uw pand. Veel eigenaren willen naast het vertrouwde papieren exemplaar het rapport ook digitaal ontvangen. Een groot voordeel hiervan is dat u het rapport kunt doorsturen naar een aannemer of schilder die de werkzaamheden zal uitvoeren. De opdrachtnemer beschikt dan over een volledig overzicht van de onderdelen waaraan gewerkt moet worden. Heeft u ook interesse in een digitaal rapport (en wilt u eventueel geen papieren rapport meer ontvangen), geef dan uw e-mailadres door aan de SCEZ (
[email protected] / 0118-670870) of aan de monumentenwachter die de inspectie bij u uitvoert.
Zeeuws Erfgoed
11 september 2013/03 • M
ONUMENTEN
Open Monumentendag 2013 Gebouwen zijn door de eeuwen heen behalve een onderkomen ook symbolen van macht en geven hun gebruikers een bijzondere status. Zij imponeren bezoekers en voorbijgangers en laten zien hoe belangrijk de eigenaar voor de maatschappij en zijn omgeving is. In de architectuur hebben invloedrijke personen en instellingen van oudsher uitdrukking gegeven aan rijkdom, maatschappelijk aanzien, politieke macht of hogere idealen als geleerdheid of geloof. Dit gegeven vormt de inspiratiebron voor het landelijke thema van Open Monumentendag 2013, ‘Macht & Pracht’. Vele voorbeelden van die macht en die pracht in de bouwkunst openen hun deuren op Open Monumentendag in het weekend van 14 en 15 september 2013. Gelovigen en kerkbesturen bouwden grote kerkgebouwen met hoge kerktorens die naar de hemel wezen. Regenten woonden achter indrukwekkende en rijk versierde gevels op een belangrijke plaats in de stad, maar ook op buitenplaatsen en landgoederen. Stadsbesturen drukten hun autoriteit uit in wedijverende stadhuizen, niet alleen voor wat betreft het exterieur van het pand maar ook qua interieur. Handelshuizen en banken lieten rijk gedecoreerde handels- en kantoor-
gebouwen realiseren en de rechtspraak en het openbare bestuur drukten ook hun macht en gezag uit, in gerechtsgebouwen, ministeries en kazernes. Op het platteland was het ook niet anders. Herenboeren toonden graag hun rijkdom en hun macht door imposante boerderijen met veel pracht en praal. Aanleiding voor het thema ‘Macht & Pracht’ is een belangrijk historisch moment dat in 2013 wordt herdacht: 300 jaar Vrede van Utrecht. Dit verdrag maakte een einde aan een reeks van oorlogen in Europa en overzee. Vanwege de Vrede van Utrecht zal op donderdag 12 september de landelijke opening van de Open Monumentendag in het Paushuize in Utrecht plaatsvinden. Een andere aanleiding voor het thema is de viering van 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden, dat in november 2013 officieel van start gaat. Meer dan vierduizend monumenten zijn in heel Nederland tijdens de Open Monumentendagen gratis opengesteld voor het publiek. In Zeeland zijn tijdens deze dagen zo’n driehonderd monumenten te bezichtigen: van kerken tot bunkers en van woonhuizen tot buitenplaatsen. Om iedereen de mogelijkheid te bieden het Zeeuws cultureel erfgoed in de provincie te bewonderen, maakt de Provincie Zeeland het openbaar busvervoer en de Fast Ferries in Zeeland gratis op zaterdag 14 september. Kijk voor de gratis vervoerbon op www.degoedekantop.nl of in uw huis-aan-huisblad van week 36. Let op: gratis vervoer is alleen mogelijk op vertoon van de vervoerbon. Wilt u weten welke monumenten te bezichtigen zijn in Zeeland? Kijk dan op:
www.openmonumentendag.nl
Ook dit jaar zijn er weer rondleidingen door het prachtige Van de Perrehuis, gelegen aan het Hofplein te Middelburg (foto Zeeuws Archief ).
Presentatie Monumentenwacht Om de historische gebouwen van ‘macht en pracht’ niet tot vergane glorie te laten verworden, moeten ze goed en regelmatig onderhouden worden. De Monumentenwacht signaleert vroegtijdig gebreken en adviseert de eigenaar over planmatig onderhoud. Op zaterdag 14 september staat de Monumentenwacht met een presentatiestand voor het voormalige stadhuis op de Markt in Middelburg. U kunt kennismaken met het werk van de Monumentenwacht en vragen stellen aan de monumentenwachters ter plaatse. Zij informeren u graag over hun werkzaamheden en laten zien hoe een inspectie met afdaling langs de gevel van het ‘machtige stadhuis’ in zijn werk gaat. Bent u benieuwd of heeft u vragen voor de monumentenwachters, bezoek dan hun presentatiestand op de Markt tijdens de aankomende Monumentendag op zaterdag 14 september! De monumentale PKN Kerk in Kloetinge, toonbeeld van kerkelijke macht.
Zeeuws Erfgoed
12 september 2013/03 • M
ONUMENTEN
Restauratieprojecten bij ROP Zeeland Juni was voor ROP Zeeland een belangrijke maand: donderdag 20 juni was de officiële start van de restauratie van de kademuren aan de Kousteensedijk, ter hoogte van de Rechtbank, in Middelburg. En op dinsdag 25 juni kregen acht restauratieleerlingen in Goes hun felbegeerde diploma uitgereikt. De restauratiewerkzaamheden aan het rijksmonument King George 1 aan de Singelstraat in Middelburg werden voortgezet, met een grondig bouwkundig onderzoek in het vooruitzicht. Kademuren aan de Kousteensedijk in Middelburg Opdrachtgever: gemeente Middelburg Aannemer: Bouwgroep Peters Na de eerste en tweede fase van de restauratie van de kademuren aan de Bierkaai en Rouaansekaai, waarbij hoofdzakelijk het metselwerk hersteld werd, is nu de derde fase van start gegaan. De derde fase betreft de kademuren aan de Kousteensedijk ter hoogte van de Rechtbank. Nadat de damwanden geslagen zijn, is zichtbaar geworden wat de oorzaak van de schade aan de kademuren is (de aard en oorzaak van de problemen zijn tijdens een proefdrooglegging en ontgraving in 2012 bepaald, de werkelijke omvang kan nu worden vastgesteld). De boveneinden van de houten funderingspalen zijn voor een groot gedeelte verrot, en dat geldt ook voor de dwarsbalken (kespen), het langshout en het schuifhout. Deze schade is veroorzaakt door zuurstof in het water ten gevolge van het periodiek verlaging van de waterstand. Hierdoor is er zuurstof bij de houten palen gekomen wat voor aantasting heeft gezorgd.
Pand King George I in Middelburg Opdrachtgever: BV Monumentenbeheer Middelburg Aannemer: Bouwgroep Peters In het pand aan de Singelstraat 7 in Middelburg is onlangs door een gespecialiseerd bedrijf asbest verwijderd. De hoofdaannemer had opdracht gegeven om de toestand van de houten kapconstructie en de balklagen te onderzoeken. Hiertoe moest een gedeelte van de wanden en plafonds gesloopt (ontmanteld) worden. Geen eenvoudige opgave gezien de vele vertrekken die in het pand aanwezig zijn. Aan de hand van de resultaten van het bouwkundig onderzoek kunnen de bouwtekeningen aangepast worden. De volgende stap is het aanvragen van de omgevingsvergunning voor de restauratie. De verwachting is dat in september met de restauratiewerkzaamheden kan worden begonnen. In de decemberuitgave van Zeeuws Erfgoed willen wij hiervan verslag doen. In de vorige aflevering stond vermeld dat de oorspronkelijke huisnaam ‘De Carper’ genoemd wordt in de Middelburgsche Naamwijzer. Dit moet zijn: De Middelburgse Huisnamen van M. Fokker (1904). De huidige huisnaam ‘King George I’ is vermoedelijk bedacht door de kunstenaar George ter Horst, die daar lang woonde.
Diploma-uitreiking Scalda Na ongeveer vier jaar werken en studeren kregen dinsdag 25 juni zes leerlingen restauratie timmeren en twee leerlingen restauratie metselen hun diploma uitgereikt. De locatie van de Bouwopleiding Zeeland in Goes was voor die gebeurtenis feestelijke ingericht. Niet alleen de restauratieleerlingen kregen een diploma, maar ook de leerlingen niveau 2 en 3 timmeren en metselen. De heer Rob Kotzebue, hoofd Techniek van het Scalda, roemde het doorzettingsvermogen van de geslaagden. Na een staande ovatie voor de geslaagden werden de diploma’s en de ROP-certificaten uitgereikt. Na het officiële gedeelte was er tijd voor een hapje en drankje, waarvan dankbaar gebruik werd gemaakt.
Verrotte houten funderingspalen veroorzaakten schade aan de kademuren. Het eerste herstelwerk bestaat uit het stabiliseren van de kademuur om verschuiving en/of verzakking te voorkomen, werk dat voor de zomervakantie uitgevoerd is. Aan beide zijden van de fundering zijn stalen buispalen in de grond geheid, die worden voorzien van wapening en volgestort met beton. Over de stalen heipalen komen vervolgens stalen balken dwars op de fundering om zo de heipalen met elkaar te verbinden. Op de stalen balken worden dan de vijzels aangebracht om de kademuren tijdelijk te kunnen ondersteunen. Als deze ondersteuning aangebracht is, zal de oude houten fundering weggezaagd worden omdat deze nu ondervangen is. In de volgende fase worden de stalen balken in beton gestort en zal dit de constructieve, blijvende fundering worden. De vrije ruimte van de onderkant van de kademuur tot de fundering zal dan worden opgemetseld. In de volgende aflevering van Zeeuws Erfgoed zullen enkele foto’s deze werkwijze verhelderen.
Jan den Engelsman, directeur Bouwopleiding Zeeland, verwelkomt de aanwezigen met een applaus voor de geslaagden.
Leerling Mark Koeman, Jan de Kock, docent bouwkunde, en Rob Kotzebue, hoofd Techniek van het Scalda.
Zeeuws Erfgoed
13 september 2013/03 • M
ONUMENTEN
Stichting Oude Zeeuwse Kerken trots op monumentaal orgel
Kleurrijke Moreau-klanken in Baarland
Het monumentale Moreau-orgel bevindt zich in de laatmiddeleeuwse Sint-Maartenskerk in Baarland.
Het Moreau-orgel in de Sint-Maartenskerk is weer compleet.
Detailfoto van het pijpwerk van het Moreau-orgel.
Zeeuws Erfgoed
14 september 2013/03 • M
ONUMENTEN
Sinds kort is het fraaie Moreau-orgel in de Sint-Maartenskerk in Baarland weer in volle glorie te beluisteren. Het enige register dat in het verleden verloren ging, een tongwerk, is door de firma Flentrop Orgelbouw uit Zaandam gereconstrueerd en teruggeplaatst. Hiermee is het orgel weer compleet, wat vooral de klankrijkdom van het instrument ten goede komt. Op zaterdag 7 september zal het gecompleteerde orgel tijdens een feestelijke bijeenkomst in gebruik worden genomen. Uniek orgel Het orgel in de Sint-Maartenskerk is uniek voor Zeeland. Het instrument werd rond 1750 als huisorgel gebouwd door Jean François Moreau of zijn zoon Johannes Jacobus. Jean François, oorspronkelijk afkomstig uit Gent, werkte lange tijd als orgelbouwer in Rotterdam. In deze Rotterdamse periode leverde hij diverse orgels aan kerkbesturen in Holland, zoals het monumentale en nog bestaande Moreau-orgel in de Goudse Sint-Janskerk. In 1764 vestigde Jean François zich in Middelburg, waar hij vervolgens een aantal huisorgels voor Zeeuwse kerken bouwde. Het Moreau-orgel in Baarland werd echter niet nieuw voor de kerk gebouwd, maar door het toenmalige kerkbestuur van orgelbouwer Künckel uit Rotterdam overgenomen. Het werd gefinancierd door Martinus Slabber, die in Baarland baljuw, secretaris en rentmeester van de kerk was. Bijna 250 jaar na aanschaf is het orgel nog in hoge mate authentiek en wordt het gerekend tot de mooiste kleine kerkorgels van Nederland. Feestelijke ingebruikname Op zaterdag 7 september om 15.00 uur zal het gecompleteerde Moreau-orgel feestelijk in gebruik worden genomen door Theo Jellema, organist van de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden en hoofdvakdocent Orgel aan het conservatorium in Arnhem en Zwolle. Ook zal hij een toelichting geven op het orgel en de uitgevoerde werkzaamheden. Vervolgens zal symbolisch de overdracht plaatsvinden aan Gerard Boot, organist en vanuit de Stichting Oude Zeeuwse Kerken belast met het ‘hoederecht’ van het instrument en collega-organist André Poortvliet. Aansluitend kan het orgel worden bezichtigd.
Zeeuws Erfgoed
15 september 2013/03 • M
ONUMENTEN
Cultuurhistorie
Geslaagde themadag Lijnen in het landschap De SCEZ, projectbureau Zeeweringen en Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) organiseerden op donderdag 20 juni gezamenlijk een themadag over historische infrastructuur, de historische lijnen in het landschap. Centraal stonden de waarden van de verschillende vormen van infrastructuur die onze provincie rijk is, van landwegen tot spoorwegen en waterwegen. In de plenaire ochtendsessie trad er vanuit elke organisatie een spreker op, waarbij namens de SCEZ Jeanine Dekker een mooi verhaal hield over de betekenis van de infrastructuur (zie hierna). Gedeputeerde Carla Schönknecht reflecteerde op de rol die iedere organisatie speelt in of ten aanzien van het landschap. SLZ investeert bijvoorbeeld veel in het opnieuw aanleggen van (oude) wandelpaden in het landschap en het projectbureau houdt zich specifiek bezig met het onderhoud aan de dijken (zeeweringen). Daarna volgden twee rondes met workshops, waarbij de
Zeeuws Erfgoed
circa honderd aanwezigen konden kiezen of zij gingen luisteren naar bijvoorbeeld Frits Niemeijer van de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed over de bescherminginstrumenten voor historische lijnen, naar historisch geograaf Aad de Klerk over de Walcherse watergangen of naar Bram Verkruysse van de Hogeschool Zeeland over de overkanten en overzetveren in Zeeland. Na de lunch waren er diverse wandel- en busexcursies waarbij de deelnemers ook in de praktijk konden genieten van de waarde van de verschillende infrastructurele elementen. De informatie van deze themadag - met het leeuwendeel van de in totaal elf presentaties en foto’s van de vijf excursies - is integraal beschikbaar op de website van de SCEZ: www.scez.nl/lijneninhetlandschap. Lijnen in het landschap, historische spoorovergang traject Sloelijn tijdens de busexcursie met Reinier Zondervan (Stichting Stroomtrein Goes-Borsele) en Leendert van der Gouwe (gemeente Borsele).
16 september 2013/03 • C
ULTUURHISTORIE
Lijnen in het landschap: verbindingen over land en water in Zeeland Wegen, voetpaadjes, watergangen, spoorlijnen, tramlijnen, kanalen, fietspaden: verbindingen over land en water hebben eeuwenoude lijnen in het Zeeuwse landschap getrokken. Mensen van allerlei slag bewogen zich erop voort. Boeren en boerinnen op weg naar de markt of een familievisite, landarbeiders aan het begin of einde van een lange werkdag, de kastjesvinter met handelswaar op zijn rug, de goudsmid met zijn kist vol gouden en zilveren sieraden, visleursters met een juk op hun schouders, de schuteboer, straatmuzikanten, reizigers die nieuwe verten wilden verkennen, allen bevolkten de Zeeuwse wegen en waterlopen. Maatschappelijk belang Met de verkeersverbindingen was het welvaren van de samenleving gemoeid. Ze waren van belang voor de handel en het intermenselijke verkeer. Landbouwproducten moesten van het platteland naar de stad of naar de havens vervoerd worden. Het platteland moest op zijn beurt voorzien worden van goederen die het niet zelf voortbracht. Van hulpmiddelen voor het landbouwbedrijf, textiel, schoenen, potten, pannen, maar ook van kennis, ideeën en nieuws. Verkeersverbindingen brachten dus culturele uitwisseling op gang en hadden betekenis voor het sociale en zelfs voor het kerkelijke leven in de gemeenschap. Niet voor niets riep de ambachtsheer van Brigdamme in de achttiende eeuw de dorpsbewoners op om de weg naar de kerk schoon te houden, zodat mensen ’s zondags niet van hun kerkelijke plichten werden afgehouden. Tussen de wegen en waterlopen waren plekken om te stoppen, te wachten en op adem te komen. Op zulke knooppunten, bijvoorbeeld bij een overzetveer of een schuitvlot, ontmoetten mensen elkaar. Ze wisselden er nieuwtjes uit, vertelden er verhalen en hoorden er wellicht de liederen van een straatzanger. Andere lijnen door het landschap werden getrokken door weggetjes die uitsluitend naar een buitenplaats of boerderij leidden, zoals de wekkens op Schouwen-Duiveland. Er waren doodlopende paadjes, ‘schuilhoeken’, zoals aanwonenden klaagden, ‘voor dieven en vagebonden’. Anderen maakten er een vinkenbaan. Of verliefde paartjes vertoefden er voor hun eigen heimelijke genoegens. Begaanbaarheid De landwegen, paden en waterlopen in Zeeland vormden vóór het midden van de negentiende eeuw een fijnmazig netwerk. Polder- en dorpsbesturen hielden toezicht op het onderhoud ervan. In de middeleeuwse polders kronkelden de wegen over de dijken om de kleine akkerpercelen heen of volgden ze het slingerende patroon van de kreekruggen. In de polders die vanaf het eind van de zestiende eeuw tot stand kwamen, plande men langere rechte wegen. Tot ver in de negentiende eeuw waren de meeste wegen in Zeeland onverhard. Het waren zand-, schelp- of aarden wegen of karrensporen. Voetgangers maakten gebruik van de voetpaden, die dwars door de polders liepen, langs watergangen en boerderijen. Een veel minder groot aantal wegen was verhard. Om van dergelijke wegen gebruik te maken, moesten passanten vaak tol- of kasseigeld betalen. De begaanbaarheid van de land- en waterwegen was eeuwenlang een bron van ergernis. Slijk kon de doorgang op de watergangen hinderen en laaggelegen wegen stonden in de winter vaak onder water. Men verplaatste zich in het laatste geval met een boot(je). De moeilijke begaanbaarheid werd enigszins gecompenseerd doordat land- en waterwegen elkaar aanvulden. Lag een weg over land onder water, dan kon men ook met een schuit door de watergang. Voor het vervoer dat te voet, met paard en wagen of per boot plaatsvond, was de nodige tijd en fysieke inspanning vereist. Tijd is echter een relatief begrip. Wie niet beter weet dan dat een tochtje van Domburg naar Middelburg vier uur duurt, accepteert dat als een gegeven. De wijze waarop en de snelheid waarmee mensen zich verplaatsten, had voor de mensen toen een andere betekenis dan nu.
Zeeuws Erfgoed
Kanalen, spoorwegen en verharde wegen Dat veranderde in de tweede helft van de negentiende eeuw toen sneller verkeer mogelijk werd. Voertuigen aangedreven met stoomkracht, later diesel, elektriciteit en benzine, deden hun intrede. Zij konden een grotere en gelijkmatigere snelheid bereiken over langere afstanden. De provinciale en rijksoverheid maakte in de loop van de negentiende eeuw grote infrastructurele werken mogelijk, in het bijzonder kanalen en spoorwegen. Ook investeerde de overheid in verharding van het wegdek. Daardoor werd het verkeer minder afhankelijk van weersinvloeden en konden de wegen zwaarder belast worden. Op de verharde wegen kon men met nieuwe vervoersmiddelen goed uit de voeten. De auto en autobus deden hun intrede, evenals de fiets. Van de fiets en later de bromfiets ging een belangrijke emanciperende werking uit. Voorzieningen en diensten in de steden werden nu eenvoudiger vanuit de verste uithoeken van het platteland bereikbaar. De overheid was vanaf het midden van de negentiende eeuw bereid flink te investeren in een betere infrastructuur, omdat ze daarvan gunstige effecten op de regionale economie verwachtte. Deze gedachte was ook leidend bij de herinrichting van het land na de inundaties tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Watersnoodramp van 1953. Heel wat onverharde wegen zijn toen voorzien van een deklaag en heel wat kronkelige wegtracés werden rechtgetrokken. Met de ruilverkaveling verdwenen veel oude wegen en waterlopen, evenals de karrensporen: lijnen in het landschap die nu alleen nog zichtbaar zijn voor het geoefende oog van de archeoloog en historisch geograaf. Andere betekenis van afstand en tijd Moderne wegen en spoorlijnen hebben de omvang en snelheid van het transport, de bereikbaarheid, de communicatiemogelijkheden en de mobiliteit van de Zeeuwen vergroot. De vervoersstromen, de snelheden en de overwonnen afstanden zijn groter geworden, de contacten met de buitenwereld als gevolg daarvan verveelvoudigd. De betere wegen hebben de integratie van de verschillende delen van Zeeland onmiskenbaar bevorderd. Tijdens het ‘rondje rijden’ op zondagmiddag verkenden heel wat Zeeuwen nieuwe plekken in hun provincie. Ook het toerisme kreeg een flinke impuls. De welvaart steeg en de hoeveelheid vrije tijd navenant. Verharde weggetjes werden omgetoverd tot rijwielpaden met de witte ANWB-paddenstoel als baken. Afstand, snelheid en tijd hebben in anderhalve eeuw een andere dimensie gekregen. De tracés van de oude verbindingen zijn soms nauwelijks of niet meer te herkennen, maar als levensaders van een voorbije samenleving zijn ze betekenisvol erfgoed. Ze zullen ongetwijfeld een belangrijke plaats krijgen in Zeeuwse Ankers, de culturele biografie van Zeeland, die de SCEZ in samenwerking met andere partijen momenteel ontwikkelt. Jeanine Dekker
Laan naar de Nieuwe Vlissingseweg in Middelburg, circa 1895 (foto Zeeuws Archief, Historische Topografische Atlas Middelburg, HTAM-B-1007).
17 september 2013/03 • C
ULTUURHISTORIE
Gekrompen, maar niet van de kaart…
Wethouder René Molenaar van de gemeente Veere plakt een sticker met het logo van de gekrompen dorpen op het plaatsnaambord van Poppekerke.
Het doorkijkvenster met artist impression in Poppekerke.
Brigdamme en Werendijke, Boudewijnskerke en Hoogelande, zomaar een aantal gehuchten die je verspreid over Walcheren kunt tegenkomen. Nu zijn ze vaak klein en onopvallend, eeuwen geleden waren ze beduidend groter en voorzien van een kerk. Alleen al in de gemeente Veere bevinden zich nog tien van deze zogenaamde gekrompen dorpen. Om de gekrompen dorpen meer zichtbaar en beleefbaar te maken startte Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) in maart 2012 een project, in nauwe samenwerking met de Walcherse Archeologische Dienst, de gemeente Veere en de SCEZ. Op 26 juni werden tijdens een feestelijke fietstocht de resultaten aan bewoners, eigenaren, projectmedewerkers en de pers gepresenteerd: nieuwe plaatsnaamborden en doorkijkvensters met artist impressions van de voormalige dorpen in Werendijke, Boudewijnskerke en Poppekerke.
achtergebleven bewoners de enige herinnering aan het voormalige dorp vormden. Door middel van hernieuwde aandacht probeerde Aad de Klerk de gekrompen dorpen uit de vergetelheid te halen. Daartoe werden vanaf 1990 plaatsnaamborden bij de toegang tot de gekrompen dorpen gezet, te beginnen in de voormalige gemeente Mariekerke in 1990 en daarna in Valkenisse in 1991 (dit in navolging van het initiatief op SchouwenDuiveland, waar de Vereniging Stad en Lande ervoor zorgde dat plaatsnaamborden voor de gekrompen dorpen werden geplaatst). Ook verscheen er in 2006 een publicatie van zijn hand: Van Boudewijnskerke tot Zanddijk, over tien gekrompen dorpen in de gemeente Veere. Deze populaire uitgave kwam voort uit het gelijknamige project Gekrompen Dorpen, dat SLZ en de SCEZ in 2006 uitvoerden in opdracht van de gemeente Veere. Een tweede product was een beleidsrapport, waar SCEZ en SLZ aanbevelingen deden aan de gemeente Veere om de gekrompen dorpen in het landschap beter zichtbaar te maken, maar wel op basis van de cultuurhistorische waarden.
Aandacht voor gekrompen dorpen De term ‘gekrompen dorpen’ komt van Aad de Klerk, voormalig adviseur cultuurhistorie en landschap bij de SCEZ. Al in 1989 vroeg hij aandacht voor dié voormalige Walcherse dorpen, waarvan de kerk tijdens het beleg van Middelburg (1572-1574) voor altijd verloren ging. Omdat de kerk letterlijk en figuurlijk het hart van het dorp vormde, betekende verval en/of afbraak ervan vroeg of laat de doodsteek voor het dorp. Inwoners vestigden zich elders, waardoor vaak de kerkruïne, het kerkhof en een klein aantal boerderijen samen met de overgeleverde verhalen van de
Zeeuws Erfgoed
Bewonersinitiatieven Gekrompen dorpen vormen een belangrijk onderdeel in het Zeeuwse landschap. Soms zijn kenmerkende restanten, zoals een kerkhof of een vliedberg nog bewaard gebleven en zijn deze duidelijk herkenbaar in het landschap. Maar in andere gekrompen dorpen herinnert weinig tot niets meer aan de vroegere, omvangrijkere bewoning en weten ook de eigen bewoners hier weinig over. Dit was dan ook de reden om het project
18 september 2013/03 • C
ULTUURHISTORIE
In Poppekerke wordt een toast op het geslaagde project uitgebracht.
Kunstenaar Jacques van Bijlevelt geeft in Boudewijnskerke uitleg bij een doorkijkvenster met artist impression.
Gekrompen Dorpen te herstarten. In maart 2012 werden bewoners, eigenaren en andere geïnteresseerden uitgenodigd mee te denken over het herstel of het zichtbaar maken van een cultuurhistorisch of archeologisch object dat direct verband heeft met een gekrompen dorp op Walcheren. Hierop kwamen voorstellen binnen uit zeven gekrompen dorpen. Uiteindelijk mochten drie werkgroepen in eigen ‘dorp’ hun ideeën tot uitvoering brengen. En zo kun je sinds kort in Werendijke de contouren van de voormalige kerk bekijken, kunnen passanten in Poppekerke op een picknickbank even ‘landschappelijk’ wegdromen en kunnen wandelaars langs het kerkenpad in Boudewijnskerke zich laten informeren middels een zestal ‘kerkenbordjes’. Gekrompen dorpen beleven Ook zijn in de tien gekrompen dorpen in de gemeente Veere nieuwe plaatsnaamborden, voorzien van het ‘gekrompen dorp-logo’, en informatieborden geplaatst. Tevens zijn in Werendijke, Boudewijnskerke, Poppekerke en Krommenhoeke doorkijkvensters met artist impressions van de voormalige dorpen geplaatst. Aan de hand van deze sfeervolle tekeningen, vervaardigd door Jacques van Bijlevelt, kan de bezoeker een indruk krijgen van hetgeen zich in een (ver) verleden op die locatie bevond: een gekrompen, maar niet vergeten dorp.
De plaats van het vroegere dorp Poppekerke (foto Aad de Klerk).
Zeeuws Erfgoed
19 september 2013/03 • C
ULTUURHISTORIE
Streektalen
Uutgesproken Zeeuws geluk. De zaal kon heel hartelijk lachen met Toer de Moer, een verhaal over een uit de hand gelopen fietstochtje.
Stichting De Zeeuwse Taele en de SCEZ organiseerden voor de eerste keer een verhalenwedstrijd. Ruim twintig inzendingen kwamen binnen. Zes ervan werden door een onafhankelijke jury en anoniem geselecteerd om op de finaleavond hun verhaal te vertellen. Bij de inzenders waren heel wat bekende Zeeuwse schrijvers/vertellers, maar er waren ook debutanten.
Kees Slager interviewt een zenuwachtige Jopie Minnaard. Zij wordt de verdiende winnaar van deze editie.
Kees Slager, ook al van Tholen, onderhield het publiek tijdens de juryberaadslaging met een leuke Zeeuwse quiz en hield tijdens het programma leuke praatjes met de deelnemers. Het werd voor het publiek een goed gevuld avondprogramma. De organisatie, de deelnemers, het publiek, allen keerden tevreden naar huis terug na een gezellige avond in de Haestinge in Sint-Maartensdijk. Na een evaluatie waarbij zowel de jury als de organisatie aanwezig waren beslisten de Zeeuwse Taele en de SCEZ om zeker een vervolg te geven aan dit initiatief. Uiteraard wordt rekening gehouden met de beginnersfouten die er deze eerste editie waren. De organisatie dankt iedereen die heeft bijgedragen door een verhaal in te sturen, als deel van de werkgroep, als jurylid of anders. De wedstrijd werd financieel mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland en het Delta Zeeland Fonds. Woonboulevard Poortvliet en een anonieme sponsor zorgden voor het prijzengeld.
Een ervan kreeg ook een plaats op de finaleavond op 14 juni in Sint-Maartensdijk. Pia van Vossen, afkomstig van Tholen, schreef al wel langer verhalen en gedichten, maar voor deze wedstrijd probeerde ze voor het eerst een verhaal in het Zeeuws en het werd ook haar allereerste openbare optreden. Dat was te merken aan haar zenuwen, maar ze volstond deze vuurproef uiteindelijk wel. Een andere Tholenaar, Arie de Viet, schrijft wel vaker, maar meestal poëzie. Ook voor hem was dit dus vrij nieuw. Kees van Boven kon zijn eigen verhaal niet zelf vertellen omdat hij een medische ingreep had ondergaan, maar bracht een vertelster mee. Mieke kreeg de zaal aan het lachen met alle campingperikelen uit het verhaal. De drie prijswinnaars waren uiteindelijk Jopie Minnaard, Jan Lauret en Rachel van de Vreede. Deze drie zijn geen debuterende vertellers, maar bleken al bij al toch wat zenuwachtig te zijn voor zo’n avond. Jopie bracht het verhaal van haar dementerende moeder, een triest verhaal waarbij de zaal heel stil werd. Ook het verhaal van Jan Lauret was een droevig verhaal. Toch bleken beide verhalen zowel de zaal als de jury te kunnen bekoren, want Jopie en Jan werden nummer één en twee van deze editie van Uutgesproken Zeeuws. Rachel van de Vreede-Minnaard, de nummer drie, was de pechvogel van de dag. Zij brak ’s ochtends haar schouder en kon haar verhaal niet komen vertellen. Onverwachte hulp kreeg ze van Engel Reinhoudt. Hij had het verhaal nog niet eerder gezien maar wou om Rachel een plezier te doen, haar verhaal wel vertellen. En dat bracht Rachel
Wethouder Jan Oudesluijs van de gemeente Tholen feliciteert de finalisten.
Streektaal Varia Nederlandse streektalendag Op 28 september vindt in het Belgische Hasselt een streektalendag plaats, georganiseerd door Stichting Nederlandse Dialecten en Variaties vzw. Deze streektalendag vervangt de Nederlandse dialectendagen van vroeger. Het thema is ‘digitalisering’ in de streektaal. In het ochtendprogramma krijgt u allerlei informatie over projecten rond streektaal die nu in een digitaliseringsfase zijn aanbeland. Het project ‘Spraakma(k)kers. Limburg in taalvariatie’ krijgt in dit ochtendprogramma een prominente plaats. Jacques van Keymeulen spreekt over taal als immaterieel erfgoed. Silvia Weusten heeft het over de praktische werkwijze die is gebruikt bij het opsporen van taalvariatie in Limburg en Leen Gos bekijkt dit project vanuit de erfgoedkant. Voor de middag worden nog twee projecten voorgesteld, onder andere Soundbites van het Meertens Instituut en het Limburgse DBNL. ’s Middags zijn er allerlei workshops waar nog dieper wordt ingegaan op digitalisering en/of immaterieel erfgoed. Inschrijven voor deze dag kan tot 21 september. Een uitgebreid programma vindt u op de website van de SCEZ en van zeeuwseklapbank.nl. Aanmelden kan via het adres dat u daar vindt of via de adviseur streektalen, Veronique De Tier (
[email protected]).
Zeeuws Erfgoed
Belfort Sluis Eind september opent in het Belfort in Sluis een permanente tentoonstelling over Sluis, Hendrik Johan van Dale en in het verlengde daarvan de geschiedenis van de woordenboeken en de dialecten. In de dialectenafdeling wordt de Zeeuwse Klapbank, vroeger een reizende tentoonstelling, definitief verankerd. Verder is er een grote tafel waarop allerlei zaken over dialecten te vinden zijn, zoals dialectkaarten, foto’s, krantenknipsels et cetera. Via twee dialectspelletjes kunt u uw kennis testen van zowel de Zeeuwse als de andere Nederlandse dialecten. In de woordenboekafdeling krijgt u een overzicht van de geschiedenis van de woordenboeken en kun je via een spelletje ook de woordenboeken beter leren kennen. En woordenboeken brengen ons uiteraard bij Johan Hendrik Van Dale, die vooral bekend werd door zijn woordenboek, maar ook heel wat andere dingen deed. Het Sluis van zijn tijd en de man zelf krijgen dan ook ruim aandacht. De Stichting Johan Hendrik van Dale verzorgde ook vier filmpjes over de behandelde thema’s. Zo is er een film over Sluis, over Johan Hendrik van Dale, over woordenboeken en over de Zeeuwse dialecten. Op de website www.zeeuwseklapbank.nl en in het volgende nummer van Zeeuws Erfgoed brengen wij u verder op de hoogte.
20 september 2013/03 • S
TREEKTALEN
Erfgoededucatie
Vervolg op de cursus ‘Visie op educatie binnen het museumbeleidsplan’ Meer deskundigheidsbevordering museumeducatie Na de cursus ‘Visie op educatie binnen het museumbeleidplan’, waarbij de museummedewerkers handreikingen kregen voor het zelf maken van een beleidsplan museumeducatie, is een deskundigheidsbijeenkomst over de doorgaande leerlijn georganiseerd. Ook biedt de SCEZ sinds kort de training ‘Van rondleiden naar begeleiden, schoolgroepen in het museum’ aan. De cursussen staan in het teken van deskundigheidsbevordering voor museummedewerkers en anticiperen op de landelijke regeling ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ voor het primair onderwijs.
bij de vraag van het huidige, moderne onderwijs. Er wordt in de cursus gebruik gemaakt van filmfragmenten van schoolbezoeken aan musea. De cursus bestaat uit vier dagdelen: 1: De ontwikkeling van de begeleider en de ontwikkeling van kinderen. 2: Manieren waarop kinderen leren. 3: Communiceren met kindergroepen en actieve werkvormen voor een kindergroep. 4: Delen van ervaringen met het begeleiden van schoolgroepen en plannen voor aanpassing van de bestaande activiteiten.
Doorgaande leerlijn museumeducatie In samenwerking met het Zeeuws Museum is op 15 april de bijeenkomst over de doorgaande leerlijn museumeducatie voor de musea in ZeeuwsVlaanderen gehouden. Op 7 oktober wordt in het Watersnoodmuseum een zelfde bijeenkomst georganiseerd voor Walcheren en de Oosterschelderegio. Het Zeeuws Museum heeft de doorgaande leerlijn samen met de Algemene Basisschool (ABS) in Middelburg opgezet. De ABS-leerlingen bezoeken het museum drie keer tijdens hun lagere schooltijd.
De SCEZ heeft voor Zeeland een licentie behaald om deze cursus aan museumvrijwilligers te geven. Musea die de training aan hun educatieve medewerkers willen aanbieden, kunnen contact opnemen met de adviseur erfgoededucatie, Josien Pootjes (
[email protected]).
Van rondleiden naar begeleiden Museumrondleidingen voor schoolgroepen worden meestal door vrijwillige museummedewerkers gehouden. Het begeleiden van deze schoolgroepen vergt de nodige kennis en vaardigheden om te kunnen voldoen aan de verwachtingen van scholen. EDU-ART Gelderland heeft voor deze vrijwilligers de training ‘Van rondleiden naar begeleiden, schoolgroepen in het museum’ ontwikkeld. De training versterkt de didactische competenties en komt daarmee tegemoet aan de eisen van het huidige onderwijs. In de cursus worden vrijwilligers geschoold in de vaardigheid om hun passie voor erfgoed over te brengen op kinderen en jongeren, op een manier die past
Regeling Cultuureducatie 2013-2016 Zeeland neemt ook deel aan de regeling ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ en ontwikkelt de komende jaren activiteiten om de hoofddoelstellingen van deze regeling te behalen. Kernwoorden binnen de regeling zijn een samenhangend programma in doorgaande leerlijnen, de culturele ontwikkeling van leerlingen staat centraal, vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten en educatieve medewerkers op het gebied van cultuureducatie, duurzame samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving, kerndoelen kunstzinnige oriëntatie behalen en leerresultaten moeten kunnen worden getoetst. Een kwaliteitskader cultuureducatie voor culturele instellingen is ontwikkeld door het onderzoeks- en adviesbureau Oberon. Meer informatie over de regeling ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ en het kwaliteitskader ‘Oberon’ is te vinden op www.scez.nl, onder de menuknop Erfgoededucatie.
Nieuwe leskisten voor Zeeuws-Vlaanderen
Leskist van het Schoolmuseum Schooltijd in Terneuzen in de vorm van een oude schooltas.
Radertjes in de leskist van het Industrieel Museum in Sas van Gent (foto’s Jan Kort).
Het museumbezoek door leerlingen van de basisscholen in ZeeuwsVlaanderen wordt voorafgegaan door een les in de klas over het museum. De scholen krijgen van het betreffende museum een leskist, die de vorm heeft van het thema van het museum. In de leskist zitten museumvoorwerpen, een verhaal over de kinderen Stef en Sanne die het een en ander meemaken in verband met het museumthema en de literatuur. Hiermee kunnen de scholen zich goed voorbereiden op wat ze in het museum gaan leren. Met deze nieuwe leskisten, die schitterend zijn
Zeeuws Erfgoed
uitgevoerd door meubelmakerij Mobilitas uit Middelburg, zijn een paar musea in de gemeente Terneuzen verrijkt. De leskisten zijn gebaseerd op een provinciaal format voor museumeducatie en zijn ontwikkeld en samengesteld met de betreffende musea, het projectteam cultuurmenu’s Zeeuws-Vlaanderen en de SCEZ. Voor het laten maken van de leskisten is subsidie beschikbaar gesteld door de Provincie Zeeland en de gemeente Terneuzen. De leskisten worden vanaf dit schooljaar binnen de cultuurmenu’s van de scholen ingezet.
21 september 2013/03 • E
RFGOEDEDUCATIE
Musea
Collectiewacht Zeeland leerzaam voor museummedewerkers De museummedewerkers kregen goede tips over hoe ze het beste een ‘schoonmaakstraat’ kunnen opzetten, zodat alle voorwerpen schoon verhuisd kunnen worden naar de nieuwe locaties in Axel en Goes. Ze weten nu ook precies welke materialen ze nodig hebben en waar ze die kunnen aanschaffen. Sluijter: “De schilderijeninspectie was voor mij een eye opener. Wij zijn conservatoren en richten ons op passief conserveren. Wij werken alleen aan de omgevings- en bewaarcondities van de collectie, maar blijven van de stukken zelf af. Nu hebben we geleerd wat we wel zelf kunnen doen om de stukken in betere conditie te brengen.”
De zeven restauratoren die aangesloten zijn bij de Collectiewacht Zeeland (onderdeel van de SCEZ) voeren dit jaar in totaal zeventien materiaalinspecties uit bij de zeven deelnemende musea. Nadat vorig jaar tijdens de basisinspectie de omgevingscondities van de museumcollecties aan de tand zijn gevoeld, zijn nu de voorwerpen zelf aan de beurt. De materiaaldeskundige restauratoren brengen in de musea daarbij hun kennis over op de museummedewerkers. Voor dit artikel zijn telefonische interviews gehouden met drie museummedewerkers, nauw betrokken bij de materiaalinspecties. Ineke van Avermaete was aanwezig bij de hout-, papier- en textielinspectie in Streekmuseum Het Land van Axel. Het museum is momenteel gesloten en verhuist dit jaar naar een nieuwe locatie aan de Markt in Axel. Kim Sluijter was betrokken bij de hout-, textiel- en schilderijinspectie bij Historisch Museum De Bevelanden in Goes. Het museum is bezig met het realiseren van een nieuw onderkomen voor het depot. Nelleke Volker volgde de hout- en metaalinspectie in het Fruitteeltmuseum in Kapelle.
“Het is fijn om te merken dat we goede vakbekwame mensen in de provincie hebben.”
Ontdekkingen Tijdens de textielinspectie in Streekmuseum Het Land van Axel zijn ontdekkingen gedaan die anders over het hoofd waren gezien. Van Avermaete: “De kledingkast met textiel in ons depot ziet er heel netjes uit. We hadden niet verwacht dat hier iets ‘mis’ mee zou zijn. Maar in de plooi van een rol zijn bolletjes van een tapijtkever gevonden.” De museummedewerkers houden elk jaar in de wintersluiting een grote schoonmaak, waarbij alle vitrines en depotkasten open gaan en goed worden schoongemaakt. Maar door de aanstaande verhuizing en alle drukte daaromheen is dat afgelopen winter niet gebeurd. De gevolgen zijn duidelijk; er is bij de inspectie meer stof en ongedierte gevonden. Daarnaast is tijdens de textielinspectie ook nog een lekkage in de boerenkamer van het museum ontdekt. “Er lag water op de vloer, waarschijnlijk door de strenge winter met veel ijs en sneeuw op het dak. De lekkage hadden we zonder deze inspectie helemaal niet, of pas veel later, ontdekt, met alle gevolgen zoals schimmel van dien”, aldus Van Avermaete.
Leerzaam De materiaaldeskundige geeft op de werkvloer direct advies aan de museummedewerkers over behandelingen die ze zelf kunnen uitvoeren en de manier waarop dat dient te gebeuren. Ineke van Avermaete wist al veel dankzij het volgen van vele behoudscursussen. “De instructies voor het bekleden van kledinghangers was voor ons een bekend verhaal, maar we hebben ook nieuwe praktische kennis en vaardigheden opgedaan.” Nelleke Volker: “De bezoeken van de Collectiewacht waren leerzaam. We kregen nuttige tips om de collectie zo goed mogelijk te behouden voor het nageslacht.” De schilderijinspectie in Goes was vooral een eerste hulp voor de schilderijen. Losse schilfers zijn vastgezet, slechte ophangingen vernieuwd en de doeken zijn opnieuw op spanning gebracht. Door de directe kennisoverdracht op de werkvloer leren museummedewerkers hoe het werkt. Ook het opbergen van textiel in dozen is gedemonstreerd. Kim Sluijter: “Eén velletje zuurvrij papier tussen de stukken is genoeg om ervoor te zorgen dat de stukken niet in elkaar haken. Daarnaast hebben we ook geleerd hoe we rolletjes maken om tussen de plooien te leggen.”
Nieuwe informatie De restauratoren hebben veel specifieke kennis die één-op-één op de werkvloer wordt overgedragen. Sluijter: “We droegen zelf voorwerpen aan die bekeken moesten worden, plozen die helemaal uit en vroegen hen de oren van het lijf.” Die steun op maat en één-op-één-instructie zijn heel waardevol. Sluijter: “We kozen voor drie materiaalinspecties: textiel, omdat dit onze belangrijkste collectie is; hout, omdat we daar zelf geen kennis over hebben; schilderijen, omdat we wisten dat het daar niet zo goed mee ging en wilden weten wat we daar zelf aan kunnen doen.” De museummedewerkers beseffen nu bijvoorbeeld dat bepaalde voorwerpen niet voor honderd procent origineel zijn en dat er in het verleden aan ‘geprutst’ is. Volker: “Ik heb geen inhoudelijke kennis van de collectie. Het museum heeft geen conservator. De metaalrestaurator weet meer van de ouderdom en de werking van fruitverwerkende apparaten dan ik. Die kennis neem ik mee.” De inspecties in het Fruitteeltmuseum waren ‘anders dan anders’. “Onze collectie is niet zo waardevol als collecties van andere musea. Er zijn wel een paar stukken waar we trots op zijn, maar we zijn geen Rijksmuseum.” De meeste stukken zijn vervangbaar en dat is een hele andere insteek dan bij andere musea. Het verhaal van een voorwerp is hier belangrijker dan het voorwerp zelf.
Schoonmaken Museummedewerkers leren tijdens het bezoek van houtrestaurator Stefan Schelling dat ze houten voorwerpen beter jaarlijks droog met een speciale stofzuiger kunnen schoonmaken in plaats van met een sopje. “Na de bezoeken van de Collectiewacht hebben we twee ‘museumstofzuigers’ aangeschaft”, zegt Van Avermaete. “Eén grote voor de houten voorwerpen en een kleinere voor het textiel. We zijn nu bezig om de rokken plooitje voor plooitje te stofzuigen, om de collectie schoon te verhuizen naar ons nieuwe depot. Ook de boeken zijn we nu volgens de instructies blaadje voor blaadje aan het ontstoffen.”
4 Zeeuws Erfgoed
22 september 2013/03 • M
USEA
“Collectiewacht Zeeland draagt collecties en musea een warm hart toe.”
Zeeuws Erfgoed
23 september 2013/03 • M
USEA
Sfeer Alle drie de medewerkers prijzen de werkwijze van de collectiewachters. De sfeer en de samenwerking waren prettig. De restauratoren leverden maatwerk, alle vragen werden beantwoord. Sluijter: “Wat mij het meest is bijgebleven is dat de collectiewachters heel erg betrokken zijn. Ze dragen collecties en musea een warm hart toe. Ze zijn er om ‘ons’ beter te maken.” “Het is prettig dat we door de Collectiewacht contacten met restauratoren uit de regio hebben opgebouwd”, vervolgt Sluijter. “Het is belangrijk om een vertrouwensband op te bouwen, omdat je wel je collectie ter beschikking stelt. Ze gaan hier op een goede manier, heel liefdevol, mee om. Ze vertellen hoe we het beter kunnen doen. Het is fijn om te merken dat we goede vakbekwame mensen in de provincie hebben.” Van Avermaete beaamt dat: “Het is fijn dat we deze specialisten ontmoet hebben. We kunnen ook in de toekomst op ze terugvallen als dat nodig mocht zijn.”
“We gingen gericht naar bepaalde voorwerpen en we schreven alles op.”
Rapportage Na afloop van het bezoek krijgt het museum een rapport in woord en beeld met de resultaten van de inspectie. Met de praktische aanbevelingen in het rapport kunnen de museummedewerkers direct aan de slag. “De rapporten liggen beneden bij de balie, dus we pakken de informatie erbij als we die nodig hebben”, aldus Van Avermaete. Volker: “We hebben een lijstje met aandachtspunten gekregen om te werken aan het onderhoud en de schoonmaak van de collectie.” Sluijter: “De basisinspectie van de Collectiewacht is zeer uitgebreid en levert een globaal beeld op van de omgevingscondities van de collectie. Wij zien dat als een mooi naslagwerk, maar de materiaalinspecties bieden je echt een praktische handleiding, waarmee je direct aan de slag kunt. We zijn nu bezig om de hulp van vrijwilligers in te roepen die hoezen voor kledinghangers gaan maken op basis van de instructie uit het rapport.” De Collectiewacht Zeeland wordt financieel mogelijk gemaakt met steun van Stichting Steunfonds voor de Zeeuwse Musea, het Prins Bernhard Cultuurfonds Zeeland en de Provincie Zeeland. Hierdoor nemen de musea deel voor een aantrekkelijk (deels gesubsidieerd) uurtarief. Vanaf 2014 zullen de musea de Collectiewacht zelf gaan bekostigen.
“Er zijn een paar stukken waar we trots op zijn, maar we zijn geen Rijksmuseum.”
VOLKSCULTUUR NIEUWS
De toekomst van het ambacht
Hoe ziet de toekomst van het ambacht eruit? Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE) heeft besloten dit en volgend jaar speciale aandacht te geven aan de ambachten, omdat het traditionele vakmanschap en het handgemaakte product het tegenwoordig niet gemakkelijk hebben. De ambachten lijden onder de vele goedkope massaproducten die op de markt komen en onder het verdwijnen van vakkennis door een gebrek aan opvolgers. Het beoefenen van een ambacht vereist een lang leerproces en het is een uitdaging om jongeren daarvoor te enthousiasmeren. Klompenmakers bijvoorbeeld zijn volgens kenners minstens tien jaar bezig voor zij het vak goed beheersen. Als jongeren de kennis over oude ambachten niet overnemen, sterft het ambacht uit. Zo is in Zeeland enkele jaren geleden de laatste kleermaker overleden die een mannenkostuum uit de streekdracht kon maken. Ambachtslieden zelf ervaren sommige wet- en regelgeving als een belemmering voor hun veelal kleine bedrijven. Het UNESCO Verdrag van het Immaterieel Cultureel Erfgoed, waarvan ambachten een belangrijk onderdeel vormen, hecht veel belang aan de overdracht van ambachtelijke kennis en vaardigheden aan volgende generaties. Inmiddels zijn het ambacht van de molenaar, het klompen maken en het Fries houtsnijwerk op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed geplaatst. Een nieuw perspectief biedt de samenwerking tussen ambachtslieden en mensen uit de wereld van de kunst, design en creatieve industrie. In de praktijk heeft deze samenwerking al geleid tot innovatieve producten die mensen inspireren, verwonderen en waar zij grote betekenis aan hechten. Consumenten zijn op zoek naar unieke en authentieke producten en ambachtslieden zijn bij uitstek in staat om die te leveren. Ook vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling groeit de belangstelling voor ambachtelijke vaardigheden en technieken. Ambachtslieden bezitten bovendien vaak veel kennis van de materialen waarmee zij werken.
Zowel landelijk als provinciaal worden de traditionele ambachten geïnventariseerd. Het kan gaan om ambachten die in heel Nederland voorkomen, zoals dat van de smid, meubelmaker en rietdekker, maar het kan ook gaan om ambachten die nauw verbonden zijn met een bepaalde regio. Voor Zeeland kunnen we dan denken aan bijvoorbeeld de strandvisserij, de bolusbakker en het maken van een boerenzakmes. De SCEZ wil de kennis over ambachten die in Zeeland werden en worden beoefend inventariseren en ontsluiten, onder meer via de website www.traditieszeeland.nl. Mocht u de aandacht willen vestigen op een - misschien wel bijna vergeten - ambacht in Zeeland, neemt u dan contact op met de adviseur volkscultuur, Jeanine Dekker (
[email protected]).
Rietdekker Bram Spruit bezig op de schuur van hofstede Landlust bij Nieuwdorp, circa 1964 (foto Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland).
Door Ons Gedaen De langste merklap ter wereld, in het jaar 2000 gemaakt door 243 Zeeuwen, reist weer door de provincie. Hij was in juli en augustus te zien op de wisselexpositie MERKwaardige LAPpen van het Historisch Museum De Bevelanden in de Grote of Maria Magdalena Kerk in Goes en zal vanaf 14 september twee weken te zien zijn bij Pot Interieur in Axel, in het kader van de viering van achthonderd jaar stadsrechten van Axel. De unieke merklap geeft een fraai beeld van Zeeland rond de laatste eeuwwisseling. In kruissteekjes afgebeeld zijn karakteristieke steden en dorpen, gemeentewapens, gebeurtenissen uit de geschiedenis, persoonlijke ervaringen, motieven en symbolen die de makers typerend vonden voor Zeeland. Door Ons Gedaen borduurt voort op een oude traditie. Al eeuwenlang worden in Zeeland, evenals elders overigens, merklappen vervaardigd, vaak als oefening voor meisjes in het borduren en het merken van linnengoed en kledingstukken.
Zeeuwse Traditionals Het vervolg op de succesvolle dubbel-cd Zeeuwse Traditionals, die de SCEZ dit voorjaar uitbracht, komt eraan. Op vrijdagavond 15 november zullen in poppodium De Spot in Middelburg zangers en bands covers ten beste geven van Zeeuwse traditionals. Deze covers zullen op cd verschijnen en die zal weer bij de SCEZ en in de boekhandel te koop zijn. Meer informatie volgt via www.scez.nl. De merklap Door Ons Gedaen in Goes tijdens een tentoonstelling in 2009.
Zeeuws Erfgoed
25 september 2013/03 • M
USEA
Ontwikkeling Bevrijdingspark Zeeland
Driedimensionale impressie van het Bevrijdingspark Zeeland in Nieuwdorp (bron: Bevrijdingsmuseum Zeeland).
Het is zo goed als zeker dat het plan van het Bevrijdingsmuseum Zeeland om een park van drie hectare aan te leggen, doorgaat. Het park maakt de Zeeuwse geschiedenis tijdens de Tweede Wereldoorlog zichtbaar én tastbaar. Op 6 juni (D-Day) heeft de gemeenteraad van Borsele unaniem ingestemd met de ontwikkeling van het Bevrijdingspark in Nieuwdorp. Met dit besluit kan het museum verder werken aan de realisering van het park. Er zijn nog gesprekken met andere partners om de financiering van dit ambitieuze project rond te krijgen, maar het museumbestuur heeft er het volste vertrouwen in dat het park in mei 2015, zeventig jaar na de bevrijding van Nederland, open gaat. Eind 2012 hadden de Provincie Zeeland en de gemeente Borsele al overeenstemming bereikt met alle agrariërs over het verwerven van de grond voor het park, een absolute basisvoorwaarde om het plan te realiseren. Het park vormt de laatste schakel van de groene buffer tussen het dorp Nieuwdorp en de industriële omgeving. Maar het Bevrijdingspark Zeeland zal vooral een avontuurlijk park worden dat de gehele geschiedenis van Zeeland tijdens de Tweede Wereldoorlog belicht. Naast de uitbreiding van het museum met een park wordt ook het museumgebouw vergroot.
Naast een vaste collectie is er in het museumpark ruimte voor wisselende exposities en manifestaties. Met de uitbreiding hoopt het museum een groot (internationaal) publiek te kunnen bereiken en ontvangen. Slag om de Schelde Zeeland moet met de Slag om de Schelde gezien worden als het Normandië van Noordwest-Europa. De door de Duitsers gebouwde Atlantikwall is in 1944 slechts op twee plekken door de geallieerden doorbroken, in Normandië en in Zeeland. Het museum wil uitdragen dat de Slag om de Schelde van eminent belang is geweest voor de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog en dat dit bij iedereen in binnen- en buitenland bekend wordt. Noodkerk Het concept van het park is uniek. Nergens in West-Europa is er sprake van een dergelijke opzet. Het park wordt aangelegd met Zeeuwse elementen (water, strand, dijken en dergelijke) die een belangrijke rol speelden in de Slag om de Schelde. In het park wordt ook de unieke noodkerk uit Ellewoutsdijk gereconstrueerd en herbouwd. In 1944 werd de oorspronkelijke kerk van het dorp bij een bombardement getroffen en werden nissenhutten omgebouwd tot een noodkerk. Deze noodkerk is enig in zijn soort en het is bijzonder dat het kerkje bewaard is gebleven. De eigenaar stelt de kerk beschikbaar aan het Bevrijdingspark.
De ‘Slag om de Schelde’ neemt in het museum een prominente plaats in. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de Zeeuwse oorlogsvrijwilligers die in Nederlands-Indië gediend hebben direct na de bevrijding. In het park zal dit hele verhaal tastbaar en beleefbaar worden gemaakt. Het park, waarin ook een (nieuwe) expositieruimte gerealiseerd wordt, kent een Zeeuwse inrichting. Zo zullen er onder meer waterpartijen, stranden en dijken worden aangelegd, elementen die een belangrijke rol speelden tijdens de Slag om de Schelde. Naast een groot museumgebouw en 3 hectare park, zal ook een ruime parkeergelegenheid op eigen terrein aangelegd worden.
Stiltebos Een tweede uniek element is het stiltebos, een plek met ruimte voor bezinning en reflectie. Nabestaanden kunnen hier onder meer stilstaan bij de Zeeuwen en de militairen die tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog omgekomen zijn. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om in het park een nieuw monument te plaatsen, want die zijn er in Zeeland al vele. Het park, gecombineerd met de noodkerk, zal vooral gebruikt worden voor vredeseducatie.
Avontuur en beleving Het vernieuwde museumpark krijgt een avontuurlijke opzet en moet daarmee de aandacht trekken. Het ontwerp van het park is gebaseerd op de koppeling tussen avontuur en beleving. Streekeigen landschappelijke elementen spelen een belangrijke rol bij de vormgeving van het park.
Exploitatie Het park (inclusief alle voorzieningen) zal geëxploiteerd worden zonder structurele overheidssubsidies. Op basis van entreegelden en andere inkomsten zal het museum zichzelf kunnen bedruipen, mede dankzij de inzet van een honderdtal vrijwilligers.
Zeeuws Erfgoed
26 september 2013/03 • M
USEA
Oktober maand van de Zeeuwse MuseumNa|8
De zevende editie van de Zeeuwse ‘MuseumNa|8’ vindt plaats in de maand oktober, ditmaal met een nieuwe formule: de musea zijn op verschillende avonden geopend. Het publiek hoeft niet langer een keuze te maken tussen de aantrekkelijke programma’s van de deelnemende musea. Het krijgt nu de mogelijkheid om te ‘museumhoppen’ en op meerdere avonden de musea te bezoeken. In de herfstvakantie (van 12 t/m 20 oktober in Zeeland) zijn er nog andere museumactiviteiten die ’s avonds plaatsvinden. Het Zeeuws Museum neemt bijvoorbeeld deel aan het jaarlijkse landelijke evenement de ‘Nacht van de Nacht’ op zaterdagavond 26 oktober met een gevarieerd programma. Die ‘nacht’ is het museum gratis toegankelijk. Op woensdag 23 oktober biedt Museum Het Polderhuis in Westkapelle het programma ‘Museum PR|8 van 4 tot 8’ met de mascottes Guus & Guusje. Een middag- en avondprogramma speciaal voor kinderen, vaders en moeders, opa’s en oma’s. Het is de feestelijke afsluiting van de kleurplaat- en speurpuzzelwedstrijd, en er is een ballonnenclown. Ook hier is het museum gratis toegankelijk.
Bovenaanzicht inrichtingsplan Bevrijdingspark (bron: Bevrijdingsmuseum Zeeland).
Volgende maand is er dus van alles te doen in de Zeeuwse musea. Houd de berichtgeving in de gaten via de Zeeuwse media, het twitteraccount van de SCEZ, @erfgoedzeeland, en de websites www.scez.nl, www.zeelandmuseumland.nl, www.maandvandegeschiedenis.nl en www.nachtvandenacht.nl en wees erbij!
Impressie MuseumNa|8 2012.
Noodkerkje uit Ellewoutsdijk gemaakt van nissenhutten (bron: Bevrijdingsmuseum Zeeland).
Zeeuws Erfgoed
27 september 2013/03 • M
USEA
Erfgoed Allerlei PUBLICATIES SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Vivian Dagevos, Euphonia Goes door alle tijden heen. Geschiedenis van een muziekvereniging 1887-2012 (Goes: Euphonia Goes, 2012) 199 pag. Bevat acht hoofdstukken over onder meer de periode voor de oprichting 1814-1887, de eerste periode van de oprichting onder directeur J. Kooiman, de periode onder de directeuren J.C. Anderson en J. Horst tot 1942, de periode onder directeur P. de Rooij tot 1955 en de oprichting van de Drumband, de periode onder de dirigenten A. van de Clingel en F. Fey 1956-1970, de omzetting van de Harmonie naar Fanfare van 1970 tot 1985, de periode van de dirigent A. Appelo tot 1999 en de periode van de dirigenten H. Bosch en Y. Wuyts tot heden. Aanvullend nog twee hoofdstukken waarin zaken als behaalde concoursresultaten zijn verwerkt en bronnen, literatuur en fotoverantwoording staan vermeld. A. Th. van Deursen, Het geloof van Michiel de Ruyter. Met een Hongaarse vertaling: De Ruyter hite (Nieuwdorp: Lectori Salutem, 2012) 30 pag.; ISBN 978-90-76973-46-3. Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met de Stichting StoKosmos die in het Michiel de Ruyterjaar 2007 in de Sint-Jacobskerk in Vlissingen een lezing organiseerde die door Van Deursen werd gegeven. Theo Giele, Een eeuw hockey in oranje. Middelburgsche Mixed Hockey Club 1909-2011 (Middelburg: De Drvkkery, 2013) 96 pag.; ill., foto’s; ISBN 97890-70174-78-1. Jubileumboek van de Mixed Hockey Club, die na 102 jaar fuseerde met de Vlissingse buur om H.C. Walcheren te worden. Het boek heeft zeven hoofdstukken die de beginjaren 1909-1921, de jaren 19221930 en 1931-1940 (competitie op het kleinste veld) behandelen. Dan volgen de oorlogsjaren, wederopbouw en groei van 1945-1968, verhuizing naar de Voorborch 1969-2000 en de laatste tien jaren met de opgang naar een nieuwe complex bij Vrijburg en de fusie tot de H.C. Walcheren. Een lijst van sponsoren en nawoord besluiten het rijk van fotomateriaal voorziene boek. Rory Johnston, A major hoodwink. How a Royal Scot Outwitted a German General (R. Johnston: Houston (Texas)) 96 pag.; ISBN 978-148266771-4. Biografisch verhaal over de vader van
de auteur die als majoor - en op dat moment hoogste in rang - de Duitse generaal Daser tot overgave van de Duitse troepen op het eiland Walcheren dwong in november 1944. Bevat kopie van de voordracht om R.H.B. Johnston de Bronzen Leeuw toe te kennen. Albert Kort en Allie Barth, De Grote Kerk in Goes (Goes: Paard van Troje, 2013) 303 pag.; ill., foto’s, krt., tek., grav.; ISBN 978-90-7193-718-7. Boek over de Grote of Maria Magdalena Kerk in Goes, die het letterlijke middelpunt van ZuidBeveland vormt, maar naast een imposant gebouw ook een rijke geschiedenis kent. In de zeventien hoofdstukken gaan er elf over het gebouw en het godsdienstig gebruik daarvan in hoofdstukken als het begin van de kerk, brand en wederopbouw in 1618-1621, jaren van restauratie, de orgels in de kerk, de klokken en het carillon, muziek in de kerk, het kerkhof, de Kleine of Gasthuiskerk, van kerkgebouw naar wijkgebouw en het gebouw in de literatuur. De historische hoofdstukken (zes in getal) gaan over de zestiende en zeventiende eeuw, de negentiende en twintigste eeuw, liefdadigheid en de verhouding tot de katholieken en de doopsgezinden door de eeuwen heen. Met eindnoten per hoofdstuk, bronnenverantwoording en beeldverantwoording. Barend de Lange en Fred Groen en Wouter Kleijpoel (coauteurs), MFP 930 DM. Wie een kuil graaft… (Vlissingen: WDSR Wrakduikstichting de Roompot, 2013) 66 pag.; ill., foto’s, tek., krt. Dit landingsvaartuig was aanvankelijk bedoeld om dienst te doen voor operatie Seelöwe, de invasie van Groot-Brittannië in 1940 en special ingericht voor het leggen van mijnen. Op missie in 1944 werd het vaartuig tot zinken gebracht door zijn eigen mijnen en door de bemanning op het strand gezet. Na verslepen zonk het schip alsnog in wat nu het Veerse Meer is. Dit boekje geeft het onderzoek weer naar de achtergronden van het landingsvaartuig MFP (Marinefährprahm) 920 DM. Met diverse bijlagen uit tijdschriftartikelen, index van gebruikte figuren en gebruikte bronnen. Te downloaden via www.wdsr.nl. Rondje over ’t eiland Walcheren (dvdvideo, 2013) circa 4 uur en 30 min. Drie dvd’s met in totaal 28 filmpjes over alle steden en dorpen op het eiland Walcheren in de eerste helft van de twintigste eeuw.
Zeeuws Erfgoed
Hans Sakkers en Karel Noorlander, Koudekerke in de Tweede Wereldoorlog. Het leven op een eiland in oorlogslandschap (Middelburg: De Drvkkery, 2013) 204 pag.; ill., foto’s, krt.; ISBN 978-90-70174-76-7. Aan de hand van documentatie, waaronder acht dagboeken, wordt inzicht gegeven in de Duitse bezetting, de bouw van bunkers, beschietingen en bombardementen en de inundatie van het dorp Koudekerke tijdens de oorlog. Er zijn zes hoofdstukken over de meidagen van 1940, de bezetting, de bouw van de Atlantikwall, de inundatie, het oorlogsgeweld tijdens operatie Infatuate en Koudekerke als eiland. Veel aandacht speciaal voor de periode na de bevrijding en de wateroverlast in de dan sterk gekrompen droge dorpskern. P. Stuart, Geschiedenis van de stenen monumenten. Deel 1 Tekstband / Deel 2. Afbeeldingen (Utrecht: Matrijs, 2013) 111, 176 pag.; ill., foto’s, grav., krt., tek.; ISBN 078-90-5345-463-3. Uitgebreide catalogus in twee delen waarin Stuart ingaat op de vinding en bewerking van de Nehalennia-beelden, de beelden zelf, de symbolen en inscripties, de kerk in Domburg (waar de beelden lange tijd stonden), Domburg en Colijnsplaat en de catalogus van alle objecten met een beschrijving. De catalogus zelf met de afbeeldingen omvat het tweede deel van de uitgave. Bevat een literatuurlijst en een colofon. Dirk Marc De Waard, Luctor et Emergo: The impact of the Second World War on Zeeland Ma. Thesis (Waterloo (Ontario, Canada), Wilfred Laurier University, 1983) 184 pag.; ill., foto’s, krt. Een al lang geleden gemaakt, maar door internet beschikbaar gekomen scriptie over de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog voor de Zeeuwse bevolking. Bevat vijf hoofdstukken over het eiland en zijn bewoners, de Duitse bezetting (en wat veranderde), de bevrijding in 1944, de tijd na de bevrijding, het water en het sluiten van de dijkgaten en de wederopbouw. Met vier bijlagen, eindnoten per hoofdstuk en gebruikte bronnen. Te downloaden via http://scholars.wlu.ca/etd/8/ en http://scholars.wlu.ca/cgi/viewcontent.cgi? article=1007&context=etd . Zeeland in de Tweede Wereldoorlog. Unieke amateurbeelden - het dagelijks leven in WOII [dvd-video] (Hilversum, Tijdsbeeld Media, 2013) circa 226 min. Archiefbeelden van Zeeland in de Tweede Wereldoorlog, de bevrijding, de wederopbouw en van latere herdenkingen. Dvd 1 bevat Nederland in de Tweede Wereldoorlog; Oorlogsschade en inundatie; Dagelijks leven. Dvd 2 bevat Rond de bevrijding; Wederopbouw en herdenking. Dvd 3 bevat De dijk is dicht: de speelfilm uit 1950 van Anton Koolhaas.
28 september 2013/03 • E
RFGOED
ALLERLEI
• Tijdschriften Marc Buise, ‘Schapers en schapen, schoren en polders. De schapenhouderij in en om het Verdronken Land van Saeftinghe’, Jaarboek 20122013, Oudheidkundige Kring de Vier Ambachten (Hulst: Oudheidkundige Kring de Vier Ambachten, 2013) 366 pag..; ill., foto’s, krt., tek. Uitgebreide studie naar het schapenhouden in het land van Saeftinghe. Bevat een inleiding, beschrijving van de voedgronden zoals grassoorten en dammen en de landaanwinning die plaatsvond en hoofdstukken over schapenfamilies, de schapenhouders in de negentiende eeuw en die van de twintigste eeuw, herders in loondienst, de schapen (rassen, verzorging, economie), de hulpdieren en een besluit. Het boek is rijkelijk voorzien van foto’s en kaarten. Tot besluit is er een verantwoording met archivalia, lijst met alle geïnterviewde personen en literatuur. Bert van Gelder, Bier. Een oriënterende studie naar de lokale dimensie van een volksdrank in Westelijk ZeeuwsVlaanderen (IJzendijke: De Zilverdistel, 2013) 76 pag.; ISSN 1874-9003. Deze als tijdschrift uitgegeven monografie verhaalt over de geschiedenis van het bierbrouwen in West-Zeeuws-Vlaanderen, met name in de ambacht IJzendijke. Na een inleiding volgen tien hoofdstukken waarin onder meer de periodes 9001100, 1100-1400 en 1400-1700 aan bod komen. Ook zijn er hoofdstukken over de Zuidelijke Nederlanden, de stad IJzendijke, alternatieven voor bier, bier in IJzendijke, vernieuwingen in het brouwen en de twee brouwerijen De Roos en Cadsandria. Met literatuurlijst en lijst van archivalia. Zeeland 22/2 (2013) 41-82. Johan de Koning schrijft in ‘Beeldbouwen. De architectonische werken van Jan Goossen’ over de in Maracaibo in Venezuela uit Zeeuwse ouders geboren beeldend kunstenaar. Oud redacteur Eric-Jan Weterings schrijft over de Middelburgse jaren van Ina van der Beugel, medewerkster van Elsevier, het Handelsblad en NRC Handelsblad. Zij was getrouwd met de Middelburgse fabrikant Johan Brokmeier. Lo van Driel heeft het in ‘het Zeeuws en de Zeeuwen’ over de oorsprong van de Zeeuwse taal. Jan-Frans Mulder beschrijft in ‘Een nieuwe toekomst in het onbegrensde Zeeuws-Vlaanderen’ de toekomstontwikkelingen van het gebied sinds er drie gemeenten elk hun eigen karakter vormen. Ten slotte nog tien pagina’s met boekrecensies.
• Heem- en oudheidkundige bladen Hoewel de Nederlandse Genealogische Vereniging en ook de Afdeling Zeeland
van die vereniging al lang bestaat, is het tijdschrift van de Zeeuwse afdeling, Wij van Zeeland, een nieuwkomer in deze rubriek. In elk nummer wordt nieuws uit de Afdeling Zeeland geboden en in een aparte rubriek nieuws uit de verschillende regio’s. In het nummer van april 2013 zijn dit de regio’s Goeree-Overflakkee, Noord- en Zuid-Beveland en Walcheren. Zo lezen we over een workshop stamboomonderzoek in Middelharnis, over wat er te vinden is in de Weeskamerboeken uit de collectie van het Gemeentearchief Goes en over enkele bijzondere zaken in de archieven van het gerecht en van de weeskamer van Zoutelande. In de rubriek ‘Voorouders komen tot leven’ zijn er artikelen over bewoners van een huis in de Lange Delft in Middelburg, over de familie Van Oostee in Yerseke en over bewoners van een boerderij genaamd ‘De Potterij’, waarvan de plek pas na lang snuffelen in de archieven kon worden vastgesteld, maar dat laatste vernemen we pas in het volgende nummer van Wij van Zeeland. In dezelfde rubriek komt notaris Jacob Weststrate - geboren omstreeks 1644 in Kapelle - tot leven, een verslag dat ook in het juninummer wordt vervolgd. Vervolgens vernemen we hoe het drie weeskinderen Quakkelaar uit Tholen verging, nadat zij naar de Vrije Kolonie in Frederiksoord waren gebracht om daar opgevoed te worden tot brave burgers. Van daaruit zouden ze op de juiste plek tewerkgesteld worden, wat niet altijd even vlot verliep. In Wij van Zeeland (juni 2013) nieuws uit de regio’s Goeree-Overflakkee, Tholen en Sint-Philipsland, Noorden Zuid-Beveland en Walcheren. In Goedereede werd een Middelburgse trouwkaart gevonden van dominee Jacobus Schelvisvanger. Het archief in Tholen heeft sinds eind 2012 een eigen website en in een artikeltje wordt toegelicht wat op de website te vinden is. Ook het gemeentearchief Goes beschikt over een eigen website, onlangs aangevuld met gegevens uit de rechterlijke archieven. Het Zeeuws Archief start dit jaar met het project d’Eenigheid, over een schip van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), dat in 1761 naar West-Afrika voer, vervolgens naar West-Indië en van daaruit terug naar Zeeland. Dit was een zogenaamde driehoeksreis, waarvan de MCC er meer dan honderd zou maken en daardoor een van de belangrijke spelers op de slaven-transportmarkt werd. Wij van Zeeland zal aan dit project meewerken in de reeks ‘Voorouders komen tot leven’. Het eerste artikel van de serie in dit tijdschrift is een inleiding over de Middelburgse Commercie Compagnie. Verder in dit nummer veel wetens-
waardigheden over Krabbendijke, testamenten van Zeeuwen in een Engels archief, over wat Olaert Cornelisz. van Oostee naliet, een pikant voorval op hofstede ‘Vaartwijk’ en nog veel meer. Sint-Philipsland In de Cronicke van den Lande van Philippuslandt (april 2013) vinden we de herinneringen van H. Vermeulen aan de verschillende bedrijven bij de molen van Sint-Philipsland, zijn familie en zijn ouderlijk huis. Hoe W. de Ruijter als kind de Watersnoodramp van 1953 heeft ervaren lezen we uit zijn brief ‘Retourtje Toen’, aangevuld met een brief van zijn oom Laurens aan een broer in Woerden. Ter gelegenheid van de zestigjarige herdenking van de Ramp op 1 februari 2013 werd een tentoonstelling ingericht door de leden van de Heemkundekring Philippuslandt. Het verslag staat in dit nummer van het tijdschrift, vergezeld van foto’s en gedichten. Over een trouwpak uit 1903 vertelt C. Neele-Heijstek uit Waddinxveen. Het vijftigjarig jubileum van de Boerenleenbank en de verandering van Boerenleenbank naar Rabobank wordt door H. Quist behandeld. Walcheren In De Wete, gedaan aan de leden van de Heemkundige Kring Walcheren (2013, 3) horen we van J.H. Midavaine dat tsaar Peter de Grote bij zijn bezoek aan Zeeland in 1717 Middelburg en Vlissingen bezocht maar Veere oversloeg, terwijl we uit de oude archieven juist zien dat die stad het bezoek terdege had voorbereid. In een verslag van een reisgenoot van de tsaar staat ‘dat er in Zeeland niets te zien viel’. Over een portret van de tsaar dat in een Zeeuwse herberg gehangen zou hebben en dat door de tsaar ontvreemd zou zijn blijken grote twijfels te bestaan. A.R. Koppejan schrijft over het leven aan boord van het lichtschip Noord Hinder, het eerste echte lichtschip in Nederland, gebouwd in 1858. Het laatste lichtschip verdween in 1994; moderne zeelieden hebben geen lichtschepen meer nodig voor de navigatie. Alex Haarsma en Willem Beijer - oud-kapitein en oud-matroos op de Noord Hinder - vertellen hun verhaal. Over de soms onduidelijke grens tussen stad en platteland gaat het artikel van A. de Klerk: ‘De rafelrand van Middelburg’. J. Kaljouw schrijft over de bouw van zijn huis in Oost-Souburg en de restauratie ervan na de inundatie in 1944. Tobago is in totaal dertig jaar door Zeeuwen gekoloniseerd. De eerste periode begon in 1628 toen Jan de Moor er tabaksplantages opzette, de tweede in 1654 onder leiding van
Cornelis Lampsins. In 1677 kwam er een eind aan de Nederlandse kolonisatie. ‘Ze bin spoorlôôs verdwene, net as d’erten van Volkers’ is de titel van het ‘Vadertje’ van F. van den Driest. Pas nadat we dat spannende verhaal over een enorm natuurgeweld in 1853 hebben gelezen kunnen we die uitdrukking begrijpen. In Den Spiegel, tijdschrift van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen (2013, 3) schrijft P. van Druenen over de Zeeuwse Admiraliteit, het Vlissings Prijzenhof 1575-1577 en twee mannen met Zeeuwse wortels, waaraan wel een bedenkelijk luchtje kleefde. A. Scheijde gaat op zoek naar tastbare resultaten van het schip Walcheren, dat voor de kust van Vlissingen verging. Er is al enkele malen onderzoek gedaan naar de resten van het vlaggenschip. De auteur gaat ook in op de Stichting tot Behoud van Onderwaterschatten in Zeeland, opgericht door Doeke Roos. Het artikel ‘Raadsheer Apollonius Ingels en Maria Schot. Familie Ingels: Vlissingse bestuurders en kooplieden’ is van de hand van J. Simons. Een bijzondere vingerhoed speelt een rol in het verhaal van de Vlissingse bestuurders, evenals het pand van het gemeentearchief en de verloren gegane buitenplaats Swanenburg. R. Schot schreef een familiekroniek Vuile Was, gebaseerd op de geschiedenis van zijn voorouders. Hij spreekt het vermoeden uit dat de vuile was in veel families op een dergelijke manier uit het zicht wordt gehouden. Het Polderhuisblad (2013 mei en juli), twee afleveringen dit keer, in een gloednieuw, mooi en kleurig jasje gestoken. Beide nummers bevatten veel huishoudelijke mededelingen. In het meinummer een interessant verhaal van J. Kaland over een koopdag in het café, zoals dat in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ging in Westkapelle. Een hele belevenis, het kopen van een huis op die manier. Hermanus Petrus Schouten (17471822) was een Nederlands schilder die veel stadsgezichten van Amsterdam maakte. Een bijzondere aquarel van hem in het Rijksmuseum is geschilderd in Westkapelle tussen 1772 en 1775. We zien de kerk - de latere vuurtoren de oude molen, het molenhuis en enkele boerenwoningen. In het julinummer ‘droomt’ E. Ramakers over de zee bij Westkapelle en haalt J. Kaland herinneringen op aan Willeboord Huibregtse, Boordje Fret genaamd, een markante Westkapellenaar. Dezelfde auteur schrijft ‘Kermisvreugd ophanden maar niemand op steek’, waarin we vernemen dat het beroemde ringrijden tijdens de kermis, dat in de meeste dorpen op Walcheren een groot
evenement is, in Westkapelle helemaal verdwenen is. Zeeuws-Vlaanderen In het Tijdschrift, Bulletin van de Heemkundige kring West-ZeeuwsVlaanderen (2013, 2) staat een artikel over de middeleeuwse grafzerken in de kerk van Sint-Anna ter Muiden, van S. Hendrikse. Er blijken zeldzame exemplaren bij te zitten. In 1919 werden ze reeds beschreven door P.C. Bloys van Treslong Prins. In zijn publicatie staan gegevens die nu niet meer te achterhalen zijn door slijtage; de auteur van dit artikel heeft die gegevens gebruikt maar ook fouten die in het boek stonden verbeterd. ‘Het archief van Stichting Veetentoonstelling Oostburg (19342012) geïnventariseerd’ is een artikel van E. van Essen. Het archief is niet volledig, tot 1948 zijn weinig stukken bewaard gebleven. Na afnemende belangstelling is de fokveedag in 2012 naar Sluis verplaatst als onderdeel van een boerenweekend. De naam van de stichting werd veranderd in Stichting Veetentoonstelling West-ZeeuwsVlaanderen en zo kwam er een eind aan een Oostburgse traditie van 77 jaar. Albert Hoolhorst, ‘een groot Zeeuwsvlaming’ is geschreven door I. van Damme. Albert Hoolhorst is geboren in 1894. Hij is in 1917 naar Zeeuws-Vlaanderen gekomen als hoofdonderwijzer van de lagere school in Waterlandkerkje. Zijn hele leven heeft hij op verschillende gebieden een voortrekkersrol vervuld. Naast zijn werk hield hij lezingen in de hele streek, was directeur van de muziekvereniging, voorzitter van de Maatschappij voor Ooft- en Tuinbouw, voorzitter van de Vereeniging ter bevordering der Bijenteelt; al zijn activiteiten zijn niet op te noemen. Ook in de oorlog heeft Hoolhorst een belangrijke post bekleed en daarna deed hij zijn uiterste best om de aandacht van de regering ook op Zeeuws-Vlaanderen te richten. Hij was nauw betrokken bij de oprichting van de Heemkundige Kring WestZeeuws-Vlaanderen in 1961. In Nieuwsbrief, een uitgave van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (juni 2013) is het eerste artikel van K. Stoffels: ‘Honderd jaar middelbaar onderwijs in Terneuzen’. Sinds 1880 zijn pogingen gedaan middelbaar onderwijs in Terneuzen van de grond te krijgen, maar pas in 1913 werd de Hoogere Burgerschool gesticht. Later kreeg de HBS de naam Petrus Hondius Lyceum en nog later maakte deze naam plaats voor De Rede. Van de hand van J. Oostdijk het artikel ‘De boerderij en boedels van Servaas Verbrugge en Tanneke de Burgemeester in de Koudenpolder te Hoek’. De calamiteuze Koudenpolder is in 1545 bedijkt uit verloren gegane Braakmangronden. Behalve het dorp
4 Zeeuws Erfgoed
29 september 2013/03 • E
RFGOED
ALLERLEI
Hoek en het Mauritsfort liggen in de polder elf grote en acht kleinere boerenhofsteden en een aantal arbeiderswoningen. Over de boedel en de boerderij van genoemde Servaas Verbrugge ontstonden moeilijkheden na zijn overlijden, toen de weduwe Tanneke de Burgemeester een tweede huwelijk aanging met Johannes van Dixhoorn. De verschillende partijen spannen een rechtszaak aan en in 1856 wordt vonnis gewezen. K. Dieleman belicht het leven in de polders rondom Zaamslag. Hij begint met een stukje geschiedenis van Zeeuws-Vlaanderen en laat zien hoe na de vrede van Munster in 1648 het stimuleren van economische ontwikkelingen in gang werd gezet. Veel migranten vestigden zich in Zeeuws-Vlaanderen om de vruchtbare gronden te bewerken. De polders en de buurtschappen passeren de revue, vooral de buurtschap Reuzenhoek met haar bewoners krijgt veel aandacht.
Het Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ (2013, 2) geeft veel huishoudelijke mededelingen en verslagen van de werkgroepen. Verder nieuws over de Zwartenhoekse Zeesluis en over de geschiedenis van Nieuw-Namen. Dit laatste naar aanleiding van het boek Van de Kauter naar Nieuw-Namen van auteur J. de Baar. Het gaat over de armoede op de Kauter in de eerste helft van de negentiende eeuw, over de oprichting van de parochie door pastoor Camerman, over het bestuur in de loop der jaren, het onderwijs, opkomst van handel en nijverheid en het verenigingsleven. Archeologie en geologie komen aan bod evenals de bedevaart naar Hulsterloo en de kantwerksters die de grote winsten van hun arbeid voor een groot deel aan hun neus voorbij zagen gaan. Het eerste deel van het dagboek van de militair Marien Wandel over de periode 1914 tot 1918 werd geplaatst in een vorig nummer van het Bulletin.
Het tweede deel van het dagboek, nog over zijn verblijf in Hulst tot het moment waarop hij in november 1914 wordt overgeplaatst naar Fort De Hel
bij Willemstad, vinden we in deze aflevering. Deel drie zal in een volgend nummer verschijnen.
Nijntje spreekt Zeeuws Bij uitgeverij Bornmeer in Gorredijk verscheen eind augustus Nijntje an seê in ’t Zeêuws. Het boekje is een van de klassiekers in de wereldberoemde reeks van Dick Bruna. Gezien de verbondenheid van Zeeland met de zee is het bijna vanzelfsprekend dat dit verhaal voor de Zeeuwse Nijn werd uitgekozen. Nijntje gaat met “vaoder Pluus naè de dunen en het strand en om de zeê te zien”. “Nijn maèkt een eêl groat fort” en “goeng ze mie d’r eêmer schelpen zoeke”, want Nijntje, opa en oma Pluis spreken Zeeuws dialect. Engel Reinhoudt heeft de tekst in het Zeeuws vertaald. Meer informatie bij uitgeverij Bornmeer (
[email protected]); ISBN 978-90-5615-297-0.
Wat is Zeeuws Erfgoed u waard? Vanaf juni 2001 geeft de SCEZ het kwartaalblad Zeeuws Erfgoed uit. In 2006 hebben wij een eerste lezersonderzoek gehouden op basis waarvan vormgeving, indeling en inhoud zijn aangepast. Er is geleidelijk aan ook meer ruimte gekomen voor verdiepende artikelen en voor bijzondere onderwerpen. Nu in 2013 hebben circa 5.100 mensen een gratis abonnement op Zeeuws Erfgoed. Uit reacties van onze lezers kunnen wij opmaken dat het blad positief wordt gewaardeerd en daar zijn wij heel blij mee. De SCEZ wil Zeeuws Erfgoed de komende jaren graag blijven uitgeven, maar zal dat niet meer kunnen doen zonder het invoeren van een zo voordelig mogelijk betaald abonnement. De vraag ligt dus voor: wat is Zeeuws Erfgoed (u) waard? Om daar antwoord op te krijgen gaan wij in de maanden september en oktober hiernaar onderzoek doen. Deel van dat onderzoek is het uitzetten van een vragenlijst onder alle lezers van ons kwartaalblad. U zou ons een groot plezier doen als u de vragenlijst invult. Dat kan eenvoudig digitaal via www.scez.nl/zeeuwserfgoed. Het invullen neemt niet meer dan drie minuten in beslag (acht vragen). Uw antwoorden worden anoniem door ons verwerkt. Indien u uw naam en e-mailadres opgeeft, gaan wij hiermee vertrouwelijk om. Als u niet over internet beschikt of moeite heeft met het invullen van de digitale vragenlijst, dan kunt u de antwoorden ook telefonisch (+31 (0)118-670870, maandag t/m donderdag 9.00-16.30, vrijdag 9.00-13.30) of schriftelijk (postbus 49, 4330 AA Middelburg) aan ons doorgeven.
1. Waarom heeft u een abonnement op Zeeuws Erfgoed? (Meerdere antwoorden mogelijk) m Beroepsmatig (overheid, erfgoedorganisatie, bedrijf ) m Vrijwilliger (erfgoedorganisatie) m Abonnee Monumentenwacht Zeeland m Onderwijs m Geïnteresseerd in erfgoed m Anders (graag toelichten)
2. Welk cijfer geeft u Zeeuws Erfgoed? 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10
m m m m m m m m m m
3. Leest u naast Zeeuws Erfgoed ook de digitale nieuwsbrieven van de SCEZ over musea, cultuurhistorie en monumenten, en immaterieel erfgoed (te vinden op www.scez.nl)? m Ja | m Nee 4. Heeft u voor uw informatie over erfgoed genoeg aan de digitale nieuwsbrieven van de SCEZ? m Ja | m Nee
U kunt reageren tot 1 oktober 2013. Onder de inzenders waarvan de e-mailadressen bekend zijn worden 10 boekenbonnen van €25 verloot. In de decemberaflevering van Zeeuws Erfgoed zullen wij u informeren over de uitkomst van het onderzoek en de toekomst van ons kwartaalblad.
5. Bezoekt u de website van de SCEZ (www.scez.nl)? m Dagelijks | m Wekelijks | m Maandelijks | m Incidenteel | m Nee
Hartelijk dank alvast voor het invullen van de vragenlijst!
6. Volgt u de SCEZ op Twitter (twitter.com@erfgoedzeeland)? m Ja | m Nee
www.scez.nl/zeeuwserfgoed
Zeeuws Erfgoed
30 september 2013/03 • E
7. Welke bladen over erfgoed, cultuurhistorie en landschap in Zeeland leest u nog meer? m Zeeuws Tijdschrift m Zeeland (uitgave Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen) m Nehalennia (uitgave Werkgroep Cultuurhistorie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en de Zêêuwse Dialect Verênigieng) m De boom in (uitgave Stichting Landschapsbeheer Zeeland) m Zeeuwslandschap (uitgave Stichting Het Zeeuwse Landschap) m Heem- en oudheidkundige bladen zoals de Spuije, De Wete, Tijd|Schrift, Stad en Lande, Den Spiegel en Zuidwesterheem m Geen m Andere (graag toelichten)
8. Blijft u abonnee van Zeeuws Erfgoed als u hiervoor moet betalen (prijsindicatie €15 per jaar)? m Ja | m Nee
Uw antwoorden worden anoniem verwerkt. Als u uw naam en e-mailadres opgeeft, maakt u kans op een boekenbon van €25. Naam E-mailadres RFGOED
ALLERLEI
A R C H E O L O G I E C U LT U U R H I S T O R I E E R F G O E D E D U C A T I E M O N U M E N T E N M U S E A S T R E E K T A L E N
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 12 nr. 3 • september 2013
Zeeuws Erfgoed is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Deze nieuwsbrief informeert over archeologie, cultuurhistorie, erfgoededucatie, monumenten, musea, streektalen en volkscultuur in Zeeland. Zeeuws Erfgoed wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Abonnementen en adreswijzigingen alleen schriftelijk via postbus 49 o.v.v. Zeeuws Erfgoed. Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit Eindredactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Veronique De Tier en Jan Kuipers Foto’s Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, tenzij anders vermeld. De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbenden. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor beeldmateriaal, door derden aangeleverd, waarop auteursrecht berust. Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg Druk Grafimedia Partners, Middelburg Contact Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2 T +31 (0)118-670870 | E
[email protected] Twitter SCEZ @erfgoedzeeland
Aan dit nummer droegen bij • ARCHEOLOGIE Otto Brinkkemper, Robert van Dierendonck, Céline den Engelsman, Ilona Haas, Henk Hendrikse, Hans Jongepier, Jan Kuipers en Frouke Veenman • CULTUURHISTORIE Jeanine Dekker, Marinus van Dintel en David Koren • ERFGOEDEDUCATIE Josien Pootjes • MONUMENTEN Marinus van Dintel, Wim Jakobsen, Tony Veenstra en Jan van Zon • MUSEA Jeanine Dekker, Stef Traas en Janneke de Wit • STREEKTALEN Veronique De Tier • MONUMENTAAL Jeanine Dekker • ALLERLEI Johan Francke, Truus Trimpe Burger-Mekking en Wim Scholten Aanlevering van kopij Voor het volgende nummer en/of reacties op deze nieuwsbrief bij voorkeur digitaal tot 14 oktober 2013,
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed.
www.scez.nl Bezoekadres: Het Schuitvlot, Looierssingel 2, Middelburg
MOnuMENTaal Het boerenzakmes was een onderdeel van de traditionele Zeeuwse mannendracht. Mannen pronkten met een mooi mes, maar ze smeerden er ook hun boterhammen mee of sneden er de touwen van de paarden mee door om die bij brand snel uit de stal te bevrijden. Het heft van het boerenzakmes is versierd met houtsnijwerk dat een geheel eigen karakter heeft. De oudste messen hebben een leeuw als topbekroning. Later raakten paarden met een bagge (voedermand) in zwang en daaraan ontleent het mes in het spraakgebruik nu zijn naam: paeremes. Tot het standaardrepertoire van de voorstellingen op een heft behoren onder meer landbouwgereedschappen, een ploegende boer of een boer in een tweewielig wagentje, een vogel, een op een boom lijkende plant met bladeren en bloemen of een plant in een klassiek aandoende vaas. Verder bevat het heft een kooitje met een balletje, dat is ontstaan doordat de messensnijder de vooraf ingetekende geultjes tussen de zuiltjes met fijn gereedschap steeds verder heeft uitgediept. Kenmerkend voor een Zeeuws heft zijn de zwarte ebbenhouten stipjes die de ogen van de paarden vormen en ook voorkomen in bloemen en andere elementen. Veel heftsnijders maken een deel van het gereedschap zelf. Kleine gereedschappen die eigenlijk voor iets anders zijn bedoeld, slijpen zij zodanig dat ze ze voor dit doel goed kunnen gebruiken. Zie voor meer informatie over het maken van een boerenzakmes: www.traditieszeeland.nl. Op de foto op de achterzijde is Frans Dingemanse uit Nieuw- en Sint-Joosland te zien, terwijl hij aan een heft werkt. Dit voorjaar was hij een week lang te gast in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. In het kader van de tentoonstelling ‘Hand Made’ demonstreerde hij deze ambachtelijke techniek en gaf hij antwoord op talloze vragen van bezoekers.
Zeeuws Erfgoed
31 september 2013/03 • C
OLOFON
M On u M E N Ta a l
foto Hesther van den Donk.