NIEUWSBRIEF VAN DE S TICHTING C ULTUREEL E RFGOED Z EELAND
jaargang 10, juni 2011
02
A R C H E O L O G I E C U LT U U R H I S T O R I E E R F G O E D E D U C A T I E M O N U M E N T E N M U S E A S T R E E K T A L E N
Inhoudsopgave 2
SCEZpresse
6 7
ARCHEOLOGIE Informatiebijeenkomsten ontwikkeling archeologiebeleid Twaalfde Zeeuwse AmateurArcheologenDag (ZAAD) Het ‘nieuwe’ metaaldepot Project Probleemloos Toegankelijk Onderzoek Romeins Aardenburg: Romeinse munten en het digitaliseren van veldtekeningen Onderzoek en meldingen Vondst voor het voetlicht: Een ‘onzedelijke’ UFO uit Reimerswaal
8
ERFGOEDEDUCATIE Leerlingen ontdekken lokale archeologie
3 • 4 5 •
11
STREEKTALEN Elfde Nederlandse Dialectendag in Delft Dialectenboek Sprekend van Aard Jaren van het Immaterieel Erfgoed: provinciale en landelijke bijeenkomsten Streektaal Varia
12 13 •
CULTUURHISTORIE Worstelt (ook) Zeeland met een trauma? 75 jaar Het Zeeuwse Landschap Handleiding voor historische verenigingen
14 15 16 17 18 • 19 •
MONUMENTEN Bijdrage Rijk en provincie gewenst voor uniek project Axel Europees project Traditionele Maritieme Vaardigheden van start Monumentenronde: Platform Maritiem Erfgoed Zeeland Een bijzonder project: mottekasteeltje bij museum Terra Maris Subsidie voor instandhouding rijksmonumenten zwaar overtekend Grote belangstelling themamiddag BoerderijEnZeeland De monumentenwacht op inspectie Restauratiebeurs drukker bezocht dan ooit
9 • 10
22 • 23
Erfgoed Allerlei Publicaties Geschiedenis van Zeeland 1550 tot 1700 (deel 2): Zeeuwse contrasten Twee nieuwe herinneringsmonumenten voor Zeeland Afscheid Harry van Waveren Nieuw boek over Zeeuwen in Amerika
23 24 25 26
MUSEA Musea trakteren bezoekers Museumvoorwerpen in de zorg Vrijwilligers in musea Eerste reacties op mysterieus voorwerp
27
Colofon
28
MOnuMENTaal (zie ook pagina 22)
20 21
SCEZpresse Nomen est omen, de naam is een voorteken. Daar dacht ik aan bij het lezen van de titels van al die rapporten, programma’s en adviezen die de afgelopen maanden op mijn bureau verschenen. Het College van Gedeputeerde Staten heeft voor het collegeprogramma 2011-2015 gekozen voor Stuwende krachten. Het college ziet zichzelf, evenals Provinciale Staten, andere overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, als stuwende krachten in de ontwikkeling van Zeeland. Stuwen is hier bedoeld als een duwend voortbewegen, met als perspectief economische ontwikkeling, groei en innovatie. Het college hecht tegelijkertijd waarde aan cultureel erfgoed. Dat is een interessante combinatie. Erfgoed leent zich goed voor economische impulsen, met name op het gebied van recreatie en toerisme. We hebben daarvoor in Zeeland de ‘hardware’ en de ‘software’. Een heel andere titel is Noodgedwongen keuzen. Het is de titel van het adviesrapport van de Raad voor Cultuur. De raad heeft geprobeerd de schade voor de infrastructuur van culturele instellingen in de jaren 2013-2016 enigszins te beperken. Er is 125 miljoen euro minder beschikbaar en dan zijn keuzen - meer dan een kaasschaaf - onontbeerlijk. Een van die keuzen is het tot nul afbouwen van de subsidie aan Erfgoed Nederland. Het erfgoedveld heeft zich naar de mening van de Raad sterk geëmancipeerd en de taken van Erfgoed Nederland zijn in voldoende mate bij andere (rijks)instellingen ondergebracht. Eén taak blijft specifieke aandacht behoeven: erfgoededucatie. Naast het ‘verwerken’ van al die rapporten, programma’s en adviezen met alle bijbehorende strategische beslommeringen van dien, blijft het werk gewoon doorgaan. Dat werk is soms prettig concreet. De monumentenwacht van de SCEZ voert ieder jaar weer vele honderden bouwkundige inspecties aan monumentenpanden uit. Het wonen in een monument is écht iets anders dan het wonen in een nieuwbouwappartement, en de uitstraling van een historische binnenstad is niet te vergelijken met die van een nieuwbouwwijk. Monumenten vereisen ook zorg en aandacht en het is zaak de onderhoudssituatie goed in de gaten te houden. Een van de instrumenten daarvoor is de bouwkundige inspectie van de monumentenwacht. Alle bouwkundige onderdelen worden nagelopen: gevels, daken en interieur. Van de bevindingen wordt een praktisch, overzichtelijk rapport opgesteld met aanbevolen werkzaamheden in volgorde van prioriteit. De eigenaar weet met het rapport en aanvullende advisering waar hij aan toe is en kan het onderhoud van zijn waardevolle bezit daarop aanpassen. Op 11 mei was Slot Haamstede aan de beurt voor zo’n bouwkundige inspectie, en de mogelijkheid om dit mee te maken liet ik mij niet ontgaan. De algemene historische gegevens van het kasteel waren mij wel bekend, maar niet eerder had ik kennis kunnen nemen van zijn dakvlakken, gootbekleding, metsel- en voegwerk, muurlood, sporenkappen en pleisterwerk! Wim Scholten, directeur
Bij de Omslag Voorbeeld van een voor de Tweede Wereldoorlog gebouwde zomerwoning bij het Schouwse Renesse. Dit exemplaar aan het Duinwekken werd gebouwd voor de familie Ochtman. Vanaf ongeveer 1920 verrezen op Schouwen in het binnenduingebied de eerste zomerwoningen. Op initiatief van ondernemer Nico Beije kwamen enkele planmatig ontwikkelde complexen tot stand. Het wijkje rondom de Duinweg is daarvan een zeldzaam overblijfsel. In een aantal gevallen vormde aannemer/bouwkundige Joh. Oudkerk de schakel tussen de verschillende architecten en opdrachtgever Beije. Typerend voor de meeste van deze rond 1934-1935 gebouwde zomerwoningen is onder andere het tentdak. Met dank aan de heer T. Rosmolen te Zierikzee.
Inspectie van de goot van een van de torens van Slot Haamstede midden in het dorp Haamstede op Schouwen-Duiveland. Monumentenwachters zijn bij het werken in dit soort situaties aangelijnd aan dakhaken. De goot wordt geïnspecteerd op onder meer beschadiging van de bekleding, slijtage, dikte van het lood en lasnaden.
Archeologie
Archeologisch Nieuws
Informatiebijeenkomsten ontwikkeling archeologiebeleid De gemeenten Borsele, Hulst, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Sluis, Terneuzen en Tholen ontwikkelen gezamenlijk archeologiebeleid. Het adviesbureau Vestigia Archeologie & Monumentenzorg heeft van deze negen gemeenten opdracht gekregen om verwachtingen- en beleidsadvieskaarten te ontwikkelen die ten grondslag liggen aan de bijbehorende beleidsnota. De SCEZ begeleidt en adviseert de gemeenten in het gehele traject. In het eerste deel van het product is alle bekende geologische, geomorfologische, historische en archeologische informatie per gemeente samengebracht tot een verwachtingenkaart. Uniek voor Nederland is dat de verwachting per geologische laag is uitgesplitst. Deze systematiek is voor Zeeland zeer relevant door de diverse perioden van overstroming van het bewoningsgebied gedurende vele eeuwen, waardoor er een grote variëteit in archeologische verwachting bestaat per regio, soms zelfs per bewoningskern, op verschillende bodemkundige niveaus. In maart van dit jaar hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden in Goes en Terneuzen, waarbij respectievelijk wethouder De Bat en wethouder Bos als gastheren fungeerden. Uitgenodigd waren diverse groepen belanghebbenden als de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Zeeland, heemkundige verenigingen, maar ook beroepsmatig betrokkenen
als stedenbouwkundige bureaus, Staatsbosbeheer, ZLTO et cetera. Het doel van de bijeenkomsten was tweeledig. Enerzijds wilden de gemeenten de belanghebbenden al in een vroeg stadium de kans geven kennis te nemen van de gekozen systematiek voor het opstellen van de archeologische verwachting van de gemeenten. Anderzijds hopen de gemeenten op een inhoudelijke bijdrage van de aanwezigen, zodat de vaak aanwezige lokale kennis kan worden meegenomen in het archeologische beleid. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Provincie Zeeland zijn in een afzonderlijke bijeenkomst uitgenodigd voor een reactie. Na het vaststellen van het archeologiebeleid, gepland voor eind dit jaar, beschikt elke Zeeuwse gemeente over gefundeerd en maatschappelijk verantwoord archeologiebeleid. Het archeologiebeleid zal geschikt zijn om opgenomen te worden in alle bestemmingsplannen van een gemeente. Hiermee voldoet de gemeente aan de wettelijke plicht om het archeologisch bodemarchief in het bestemmingsplan te beschermen. Door het nieuwe beleid kan de gemeente veel beter op lokaal niveau de archeologische verwachting inschatten en daarmee strenger zijn als het moet, maar - in de meeste gevallen - ook soepeler waar het kan.
Twaalfde Zeeuwse AmateurArcheologenDag (ZAAD) De belangstelling voor de twaalfde ZAAD (73 aanmeldingen) toonde dat de keuze om het tijdstip te vervroegen naar 19 maart goed was. Voor het eerst moesten late aanmelders worden teleurgesteld. Ron Wielinga, voorzitter van de AWN afdeling Zeeland, opende het programma en riep in zijn welkomstwoord belangstellenden op zich te melden voor een correspondentennetwerk van amateurarcheologen in Zeeland. Dagvoorzitter Robert van Dierendonck (SCEZ) besprak daarna het belang van amateurarcheologen voor de Zeeuwse archeologie en de SCEZ, met 66 vondstmeldingen in 2010, hun bijdragen in het project ‘Probleemloos Toegankelijk’ en het traject van het archeologiebeleid van negen Zeeuwse gemeenten. Wim De Clercq van de Universiteit Gent opende het lezingenprogramma met zijn studie van het inheemse handgevormde aardewerk in Zeeland en NoordVlaanderen in de late ijzertijd en Romeinse tijd. Hij constateerde onder meer dat Zeeland in de Romeinse periode twee stijlgroepen kent, dat veranderingen in aardewerktraditie en huizenbouw wijzen op veranderingen in de identiteit van lokale bewoners in de vroeg-Romeinse periode en dat vanaf het midden van de tweede eeuw het handgevormde aardewerk niet meer op huishoudniveau is geproduceerd, maar als een ambachtelijke industrie, mogelijk in de omgeving van Aardenburg. Yann Hollevoet (Monumenten en Landschappen Vlaanderen/Raakvlak Brugge) bood een ‘wandeling’ door het Romeinse dodenrijk tussen Brugge en Oudenburg. Jammer dat het theoretische deel zoveel tijd in beslag nam, dat juist de voor onze regio belangrijke zaken in het gedrang kwamen. De belangrijkste wijze van lijkbezorging in de vroeg- en midden-Romeinse tijd was het brand-
Zeeuws Erfgoed
Ook de AWN gaf acte de présence op de ZAAD met een gezamenlijke stand van het hoofdbestuur en de afdeling Zeeland (foto Niek Beeke, AWN Zeeland).
Een volle zaal volgde de lezing van Bernard Meijlink over de recente opgraving in Domburg. restengraf, waarbij de resten van de brandstapel met crematie in een grafkuil werden bijgezet, en bijgaven zoals aardewerk in een nis van de grafkuil werden geplaatst. Klein, maar fijn was de lezing van Arco Willeboordse (AWN/gemeente Sluis), die ons vertelde waarom ongedoopte kinderen niet in de christelijke hemel konden komen, maar slechts in het voorgeborchte en dat ze daarom niet op een kerkhof maar aan de rand ervan of in anderszins ‘gewijde’ grond in potten werden begraven.
3 juni 2011/02 • A
RCHEOLOGIE
4
Na de lunch onthulde Bernard Meijlink (Walcherse Archeologische Dienst) de voorlopige resultaten van het onderzoek in het centrum van Domburg. Hoewel nog in het beginstadium van uitwerking, blijkt dat de kwaliteit van de goed bewaarde opgegraven resten van hout, been, leer en metaal een belangrijke aanvulling betekenen voor de kennis van vroege en late middeleeuwen op Walcheren en in Zeeland. Henk Hendrikse (SCEZ) bracht de vergeten opgraving van de Sint-Janskerk te Sluis in 1948 onder de aandacht en daarmee de kommervolle toestand van de huidige zichtbare resten. Hij zette vraagtekens bij de zin van het toenmalige onderzoek (er is nauwelijks documentatie bewaard) en riep de eigenaar, de gemeente Sluis, op tot actie om de resten beter te beheren en zo de stad een nieuwe plek met cultuurhistorisch elan te geven.
Uitsmijter Sebastiaan Ostkamp (ADC ArcheoProjecten) toonde de ontwikkeling in het gebruik van keramiek vanaf de vroege middeleeuwen op Walcheren. Met meer dan 150 illustraties behandelde hij alle soorten aardewerk waarvan op Walcheren resten zijn gevonden, voornamelijk van de opgravingen van Middelburg-Berghuijskazerne, Vlissingen-Spuistraat, Vlissingen-Dokkershaven en Arnemuiden-Clasinastraat. Opvallend veel exotisch vondstmateriaal, zoals pre-kraakporselein en aardewerk uit Syrië, komt in Zeeland voor en wijst op het belang van dit gebied in de Nederlandse handel. De datum voor de volgende ZAAD is bepaald op zaterdag 17 maart 2012.
Het ‘nieuwe’ metaaldepot De collectie metaal in het Zeeuws Archeologisch Depot bevat circa 5.000 voorwerpen, waarvan enkele honderden exemplaren van ijzer. Omdat op dit moment een deel van de collectie nog geïnventariseerd wordt, zijn de genoemde aantallen niet exact. Het ‘nieuwe’ metaaldepot van de SCEZ is nu een jaar in gebruik. Voorheen werden metaalvondsten samen met andere vondsten uit een opgraving bewaard. Voorwerpen van keramiek, glas, steen, metaal, leer en hout verbleven vaak in één doos. Voor aardewerk en glas zijn algemene bewaarcondities (droog, schoon en zonder veel temperatuur- en vochtigheidsschommelingen) goed genoeg. Metaal, en dan specifiek metaal uit de bodem, behoeft in tegenstelling tot organisch vondstmateriaal een zo droog mogelijke opslag om corrosie van het object zoveel mogelijk te voorkomen. Wenselijk is elke vijf jaar een onderzoek in te stellen naar de conditie van de verschillende metalen voorwerpen.
zijn. Door snel optreden kon erger voorkomen worden. De voorwerpen zijn met voorrang behandeld door S. (Hans) Bostelaar); de resultaten hiervan zijn te zien op de tweede foto.
In Middelburg gevonden fibula (datering tiende/elfde eeuw), vóór de behandeling.
Dezelfde fibula na de behandeling door S. Bostelaar. IJzer De collectie ijzeren voorwerpen heeft gemiddeld een veel mindere conditie dan de objecten van brons/messing of tin/lood. Een belangrijk deel is nooit geconserveerd en verblijft vaak al jarenlang in het depot. De onbehandelde voorwerpen verkeren in een deplorabele toestand, maar ook het deel dat wel ooit een behandeling onderging behoeft regelmatig onderhoud. Gepoogd wordt om een deel van de collectie voor de toekomst te behouden. Hiervoor dient een plan van aanpak geschreven te worden, waarna liefst op korte termijn met een behandeling gestart kan worden.
Diverse fraaie vondsten in een lade van het metaaldepot. De in het metaaldepot ondergebrachte voorwerpen worden analoog en digitaal geregistreerd onder een nieuw inventarisnummer en een vaste ‘standplaats’. Daarnaast krijgen zeer veel voorwerpen een inventarisnummer op het object zelf. Deze voorwerpen worden met enige regelmaat uitgeleend aan binnen- en buitenlandse musea. Koper(legeringen) We spreken van brons als de legering bestaat uit koper en tin en van messing indien sprake is van een legering van koper met zink. Op veel van deze kwetsbare voorwerpen heeft zich door jarenlange ongeconditioneerde opslag corrosie gevormd. Deze objecten worden van de andere gescheiden omdat de corrosie soms besmettelijk is. Een type corrosie bekend als ‘kopergroen’ zien we op het afgebeelde voorwerp: een bronzen gelijkarmige fibula (lengte 4,5 centimeter) met ernstige aantasting. Ook de voorwerpen in de directe omgeving bleken al besmet te
Zeeuws Erfgoed
4 juni 2011/02 • A
RCHEOLOGIE
Voor deze ijzeren kookpot komt alle conservering te laat.
Project Probleemloos Toegankelijk Al enige tijd geeft de SCEZ uitvoering aan een project voor het inlopen van achterstanden in de ontsluiting van het Zeeuws Archeologisch Depot. Dit project onder de naam ‘Probleemloos Toegankelijk’ wordt uitgevoerd met financiering van de Provincie Zeeland. Omdat het ondoenlijk is alle achterstanden volledig in te lopen, is in het projectplan scherp geformuleerd welke prioriteiten in aanmerking komen. Op hoofdlijnen wordt ervoor gezorgd dat alle bodemvondsten en documentatie digitaal vindbaar zijn; voor de zaken die volledige verantwoordelijkheid zijn van het depotbeheer volgt ontsluiting op detailniveau. Ontsluiting van de vondsten vindt plaats in het depotbeheersysteem TMS, de documentaire data worden opgeslagen in ZAA-Archeolink. De afgelopen tijd is met hulp van medewerkers en vrijwilligers al een heleboel bereikt. Zo zijn alle analoge dia’s en negatieven gescand en opgeslagen in een beeldbank, 550 tekeningen van Aardenburg gescand, 590 veldtekeningen van ander Zeeuws onderzoek voorbereid en getransporteerd om te scannen en circa 1.800 dossiers verwerkt. Verder zijn circa 3.500 vondsten beschreven en geregistreerd. In het kader van dit project worden ook alle vondsten van opgravingen geregistreerd die in het verleden zonder registratie zijn ondergebracht bij diverse lokale Zeeuwse musea. Voor het Streekmuseum Het Land van Axel
SCEZ-medewerkers en amateurarcheologen bezig bij de voorbereiding van het scannen van tekeningen uit het Zeeuws Archeologisch Depot. blijkt dit niet alleen inzicht te geven in de nog niet geregistreerde vondsten zelf, maar ook belangrijke andere informatie voor wetenschap en beleid te bevatten. Zo is nu uit het centrum van Axel een tweede vindplaats bekend met aardewerk uit de Romeinse tijd, kunnen ongeveer vijftien nieuwe vindplaatsen worden toegevoegd in de bebouwde kom van Axel en één in de bebouwde kom van Hulst. Verder zijn uit het buitengebied van de gemeenten Terneuzen en Hulst nog eens vijf nieuwe laatmiddeleeuwse vindplaatsen bekend geworden. Deze aanvullingen komen nog op tijd om mee te nemen in het op te stellen archeologiebeleid van gemeenten, dat in samenwerking met de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten wordt ontwikkeld.
Onderzoek Romeins Aardenburg
Romeinse munten en het digitaliseren van veldtekeningen Ging het vorige bericht aangaande de uitwerking van de Aardenburgse opgravingen over het goed te dateren terra sigillata-aardewerk, inmiddels zijn de Romeinse munten onderwerp van onderzoek. Ook deze bieden goede dateringsmogelijkheden van de contexten waaruit ze afkomstig zijn. In het verleden is deze vondstcategorie beschreven door specialisten van de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en het Koninklijk Munt- en Penningkabinet. Omdat er in het laatste decennium nieuwe inzichten zijn voor wat betreft de munten uit de late derde eeuw na Chr., is besloten opnieuw een specialist naar de munten te laten kijken. Dr. Jérémie Chameroy van het RömischGermanisches Zentralmuseum in Mainz (Duitsland), neemt de komende tijd vooral de zogenaamde Antoniniani onder de loep. Deze groep zeer kleine laat-Romeinse muntjes (met een gemiddelde diameter van slechts 1 centimeter) kan licht werpen op de laatste bewoningsfase van Romeins Aardenburg. Daarbij is vooral de verhouding tussen muntjes van officiële muntslag en zogenaamde barbaarse imitaties interessant.
Voorzijde van een zilveren denarius uit Aardenburg met de kop van keizer Caracalla, te dateren 211-217 na Chr.
Alle voor het onderzoek relevante veldtekeningen zijn inmiddels gevectoriseerd. Daarbij zijn de gescande tekeningen omgezet naar te manipuleren werkbestanden. Op dit moment worden met een GIS-programma de opgetekende sporen en structuren uit de Romeinse tijd en de middeleeuwen van elkaar gescheiden. Vervolgens wordt een selectie gemaakt van binnen dit project uit te werken sporen en gebouwen van de Romeinse nederzetting te Aardenburg.
Zeeuws Erfgoed
Getekende plattegrond van de natuurstenen fundamentresten van het Romeinse tempeltje van Aardenburg.
5 juni 2011/02 • A
RCHEOLOGIE
Onderzoek en meldingen WALCHEREN, ZUID-BEVELAND Vondstmeldingen en archeologisch spreekuur Melding van archeologische vondsten dient te geschieden bij de SCEZ. Het materiaal wordt wanneer nodig geregistreerd en gedocumenteerd, maar blijft altijd in het bezit van de melder, tenzij deze het zelf wil afstaan. Uw melding van vondst(en) of waarneming(en) kan ook schriftelijk of telefonisch geschieden bij: SCEZ Postbus 49 4330 AA Middelburg T 0118-670870 E
[email protected] Daarnaast houdt de SCEZ op elke eerste dinsdagmiddag van de maand een archeologisch spreekuur. U kunt het spreekuur in locatie De Burg Groenmarkt 13 te Middelburg bezoeken om voorwerpen te laten determineren (geldwaarde wordt niet getaxeerd), vondstmeldingen te doen, of allerlei vragen op het gebied van de Zeeuwse archeologie voor te leggen. De eerstvolgende archeologische spreekuren vinden plaats op de dinsdagmiddagen 7 juni, 5 juli, 2 augustus en 6 september van 15.30 tot 16.30 uur. Dank voor uw medewerking!
Schenking aardewerk Op 12 april schonk de heer J. van den Berg uit Middelburg, voormalig voorzitter van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN), afdeling Zeeland, een hoeveelheid Romeinse aardewerkfragmenten aan de SCEZ, waaronder meerdere fragmenten terra sigillata, afkomstig van diverse locaties op Walcheren en ZuidBeveland. Veel van het materiaal had hij gevonden op het strand bij Oranjezon, tussen Oostkapelle en Vrouwenpolder. Bodem van Romeins terra sigillata met daarin het stempel van de maker Ippus, gevonden bij Goes.
Vondsten uit Reimerswaal in museum Op 30 maart documenteerde en fotografeerde de SCEZ een verzameling aardewerk en steengoed in het Oosterscheldemuseum te Yerseke. De voorwerpen zijn enkele decennia geleden door de heer I. de Wee uit Yerseke in de verdronken stad Reimerswaal opgegraven. Kort geleden heeft hij ze aan het museum geschonken. Romeinse aardewerkfragmenten, afkomstig van het strand bij Oranjezon (Vrouwenpolder).
ZEEUWS-VLAANDEREN Veldverkenning prehistorie Koewacht Zaterdag 12 februari voerden leden van de AWN, afdeling Zeeland en de Werkgroep Archeologie Hulst een derde veldverkenning uit aan de Emmabaan te Koewacht. ArcheoMedia trof hier in 2009 vuursteenconcentraties en een deels intact bodemprofiel aan op een locatie voor woningbouw. Machteld Bats (Universiteit Gent) en Marcel de Koning (SCEZ) gaven uitleg over bodemopbouw en prehistorische bewoning (finaal-paleolithicum - vroeg-mesolithicum). Resultaat van de actie: 36 afslagen, 4 klingen, 3 kernstukken, 2 schrabbers, 1 steker, 2 andere werktuigen, waaronder mogelijk een deel van een neolithische vuurstenen bijl, een kernstukje van jaspis en twee fragmentjes handgevormd aardewerk. De gemeente Terneuzen vaardigde archeologieambtenaar Frans Weemaes af en trakteerde op een uitgebreide lunch in Heikant.
Kookpotten uit Reimerswaal; collectie Oosterscheldemuseum, Yerseke.
Snuffelstage Op 5 april verzorgde de SCEZ een korte snuffelstage voor tien leerlingen uit de vierde klas van het Goese Lyceum. Daarbij kwam ook het archeologisch veldwerk en de uitwerking daarvan aan de orde. De leerlingen bekeken het archeologisch depot aan de Looierssingel; aan het eind van de middag zijn met assistentie van enkele leerlingen op een grasveldje op het industrieterrein Arnestein te Middelburg twee boringen verricht. Het mes sneed aan twee kanten, want behalve dat het voor de leerlingen leerzaam was om te zien hoe de Zeeuwse bodem eruit ziet (onder andere een veenlaag van tweeduizend jaar oud met stinkende plantenresten) vormden de boorresultaten een aanvulling op een eerder booronderzoek ter plekke door de Walcherse Archeologische Dienst.
Zeeuws Erfgoed
6 juni 2011/02 • A
RCHEOLOGIE
Vondst voor het voetlicht
Een ‘onzedelijke’ UFO uit Reimerswaal de beerput bij de woonvertrekken van de abdis van Herford! Of deze glazen meer betekenden dan platvloerse humor is niet bekend, wat ook geldt voor onze beker.
UFO’s noemen we archeologische voorwerpen die we niet kunnen thuisbrengen: geen buitenaardse vervoersmiddelen, maar Unidentified Found Objects. De hier behandelde vondst is er zo een; jarenlang wist niemand wat het was. De Aha-Erlebnis kwam bij het doorbladeren van een Duitse publicatie over Rijnlands steengoed. Wat blijkt het nu te zijn? Een drinkbeker, maar dan in de vorm van een fallus! Het zeer zeldzame voorwerp is lang geleden gevonden op de plaats van de verdronken stad Reimerswaal (Zuid-Beveland).
De mens heeft het begrip seksualiteit op zeer uiteenlopende wijze vormgegeven en geïnterpreteerd, dikwijls op verbluffend creatieve wijze, waarbij de fantasie welhaast obsessief lijkt. De vele vondsten van erotische of seksuele insignes, voorkomend in verbazingwekkende frequentie en variëteit, hebben te maken met vruchtbaarheid en imponeergedrag. Als amuletten hebben ze van oudsher een kwaadafwerende, gelukbrengende functie. Ze vormen een materiële bron voor laatmiddeleeuws denken over seksualiteit en erotiek. Ook in de Romeinse tijd hadden de talrijke fallische voorwerpen naast hun vruchtbaarheidssymboliek deze ‘apotropaeïsche’ functie. Bij het Romeinse grenscastellum Zugmantel in Duitsland zijn enige losse fallustuiten van zogenaamde penispotten gevonden, maar ook een complete tweeorige kruik met een fallustuit. Deze is opgegraven door keizer Wilhelm II, die regelmatig opgravingen bezocht en dan ook de spade hanteerde, met deze frivole pot als resultaat. De populariteit van deze potten strekt zich uit tot onze tijd: enige jaren geleden zag ik in Spanje bij een keramiekcentrum een rij penispotten staan, van klein tot groot.
Het cilindervormige deel (de penis) staat op - oorspronkelijk twee - paddenstoelvormige bollen (de testikels). Aan de achterzijde is een kort steuntje aangebracht zodat de beker kon staan. De ‘penis’ heeft een diameter van 6,4 centimeter en de ‘testikel’ meet 6,8 centimeter. Omdat het bovenstuk van de hals ontbreekt, is de lengte onbekend. De beker is van roodbakkende klei en uitwendig voorzien van lood-glazuur. Het oor is afgebroken. Dateren is lastig omdat we geen vergelijking kunnen maken met exemplaren uit een gedocumenteerde opgraving. Voorlopig houden we het op de zestiende eeuw. Bij dit ‘wellustige’ drinkgerei stellen we ons een Jan Steen-achtige herbergscène voor, waarbij een lolbroek deze ‘gewaagde’ beker gevuld met bier aan de lippen zette, met als gevolg onbedaarlijk gelach en schunnige opmerkingen Reconstructie van de Reimerswaalse fallusbeker (aquarel L.C.J. Goldschmitz-Wielinga). De fallusbeker uit Reimerswaal, zoals deze gevonden werd door de heer Hoogstraten. Laatmiddeleeuws bord met fallusdecoratie uit Aardenburg.
Profaan insigne, voorstellende een fallus en vrouw met kruiwagen en drie fallussen. Vondst uit Sluis (Brugstraat, project Smeedtoren, 2011).
In de genoemde publicatie Schätze aus Raerener Erde zijn twee vergelijkbare bekers afgebeeld. Beide ‘Scherzgefässe’ zijn van steengoed en voorzien van zoutglazuur. De ene heeft onder de mondrand een fries met de voorstelling van twee draken die uit een fontein drinken, de andere torst op het cilindrische deel een geboetseerde naakte masturberende mannenfiguur. Dit is een welhaast pornografische toevoeging die ver boven de gangbare seksuele toespelingen uitgaat. Waarschijnlijk gaat het hier om een ‘wildeman’: een antropomorf wezen, voorgesteld als een sterk behaarde, naakte en met reuzenkracht bedeelde oermens. De bekers zijn 21 en 22 centimeter hoog, een lengte die ook bij onze beker zou passen. Drinkgerei in de vorm van glazen fallussen was al bekend, zowel uit ons land (Venlo) als uit Salzburg, Trier, Herford en Mainz. Het glas uit Herford is nota bene gevonden in
Zeeuws Erfgoed
In de negentiende eeuw verborg men archeologische voorwerpen met onzedelijk karakter in een Secretum, een ‘geheim museum’. Onzedelijkheid is echter geen wetenschappelijke, maar een morele maatstaf. Met deze erotische ‘vondst voor het voetlicht’ laat Zeeuws Erfgoed zien dat het Victoriaanse trauma ver achter ons ligt. Leida Goldschmitz-Wielinga Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Zeeland Literatuur Jos Koldeweij, 2006: Geloof en geluk. Sieraad en devotie in middeleeuws Vlaanderen. Arnhem, 109-120. Ralph Mennicken, 2009: Katalog des Raerener Steinzeug aus dem Hetjens-Museum/ Deutsches Keramikmuseum Düsseldorf. Raeren, 422-426. V.T. van Vilsteren (eindred.), 2003: 100.000 Jaar sex. Over liefde, vruchtbaarheid en wellust. Zwolle (Archeologische Bijdragen van het Drents Museum, deel 3).
7 juni 2011/02 • A
RCHEOLOGIE
Erfgoededucatie
Leerlingen ontdekken lokale archeologie In de week van 18 t/m 22 april vond er in Biervliet tweemaal archeologisch onderzoek plaatst. Het proefsleuvenonderzoek aan de Braakmanlaan, verricht door SOB Research in opdracht van de gemeente Terneuzen, was nodig vanwege de bouw van de Brede School Biervliet. Het andere proefsleuvenonderzoek, uitgevoerd door het Archeologisch Diensten Centrum, lag in het tracé van de nieuwe N61 aan de zuidoostzijde van Biervliet. Een mooie gelegenheid om voor leerlingen uit groep 7 en 8 van de basisscholen De Komme en De Maatjes uit Biervliet een uitstapje te organiseren en hen kennis te laten maken met archeologie.
Tijdens de korte introductie over archeologie door Marcel de Koning (SCEZ) in de gezamenlijke gymzaal waren de jongelui vooral onder de indruk van de zevenhonderd tot achthonderd jaar oude potten (bierpullen) die ze door hun handen mochten laten gaan. Fascinerend was natuurlijk ook dat Biervliet in de middeleeuwen een belangrijke havenstad was en toen net zo groot als Hulst of Axel. Daarna voerde een wandeling door het zonovergoten Biervliet naar de N61. Dat de aanleg van de nieuwe weg geen overbodige luxe is, werd bewezen door de jeep van Rijkswaterstaat die met zwaailicht de weg tijdelijk moest afzetten voor het langsrazende verkeer, om zo een veilige oversteek mogelijk te maken. Spannend waren toch vooral de diepere sleuven en de waarschuwingen voor instortende putwanden, de bruine stinkende veenlagen en het deels ingestorte profiel. Na de weg weer veilig te zijn overgestoken ging het gezelschap via het restant van de Oude Haven naar het proefsleuvenonderzoek aan de Braakmanlaan. De zone ten zuiden van de Oude Haven bleek met metersdikke pakketten selas opgehoogd. De afvallagen van de zoutziederijen, waar Biervliet een groot deel van z’n welvaart aan te danken heeft, lagen bovenop een gebied met geulen en kreekjes, dat (kort) daarvoor was voorzien van een wal of dijkje. Na een korte uitleg over de dikke grondlagen waren de kids toch wel wat onrustig. Rinus Willemsen van de Stichting Behoud Monumenten Biervliet (SBMB) was met het idee gekomen om de kinderen in bergen stort te laten graven op zoek naar scherven. Dat viel in goede aarde. Hierdoor konden de circa dertig jongens en meiden actief bezig zijn. Dat de scherven afkomstig waren van andere locaties, mocht de pret niet drukken. Bergen grond werden met de schop omgezet en met de blote handen werden de scherven uit de lagen met selas gepeuterd. De archeologen werden belaagd met vragen, vooral: “Hoe oud is het?”, en als er een iets completer voorwerp werd gevonden: “Hoeveel is het waard?” Na afloop kregen de kinderen een echt certificaat, ondertekend door de SBMB en de SCEZ.
Uitleg aan de leerlingen van groep 7 en 8 van de basisscholen De Komme en De Maatjes aan de rand van een proefsleuf aan de Braakmanlaan (foto SOB Research).
De leerlingen van beide scholen eendrachtig aan het opgraven op het terrein van de brede school (foto SOB Research).
Excursie voor inwoners Biervliet Op donderdagmiddag 21 april werd eenzelfde soort excursie georganiseerd voor de bewoners van Biervliet en andere belangstellenden. Voor de volwassenen was het misschien wel een kleine teleurstelling dat ze niet zelf mee konden graven zoals de kinderen, want in ieder schuilt een jonge onderzoeker. Grote dank gaat uit naar de gemeente Terneuzen, die het van groot belang acht dat de resultaten van het onderzoek worden getoond aan de bevolking, en naar Rinus Willemsen die dankzij zijn organisatietalent en zijn ervaringen als oud-leraar beide dagen tot een groot succes maakte.
Jonge archeologen op zoek naar oude scherven (foto Anita Bos).
Zeeuws Erfgoed
8 juni 2011/02 • E
RFGOEDEDUCATIE
Streektalen
Elfde Nederlandse Dialectendag in Delft Op 26 maart was het weer zover. De elfde Nederlandse Dialectendag werd dit jaar gehouden in Zuid-Holland, onze buurprovincie. Dialectologisch claimen we zelfs een stukje van Zuid-Holland als Zeeuws: Goeree-Overflakkee. Logisch dus dat er ook enkele Zeeuwse dialectliefhebbers op afkwamen.
worden naar de flamencogroep De Régâhs. De dag sloot af met een dialectquiz, gebaseerd op ‘petje op petje af ’. Er waren enkele boekenpakketten te winnen. Bij de evaluatie bleek dat de bezoekers zeer positief waren over deze elfde dag. Een opsteker voor de organisatie, want het is iedere keer weer hard werken om zo’n dialectendag te organiseren en in goede banen te leiden.
Lea Rijstenbil en Pau Heerschap waren er als echte trouwe bezoekers voor de elfde keer. Vorig jaar werden de mensen die alle dialectendagen volgden in de bloemetjes gezet. Van die groep waren er dit jaar enkelen afwezig. Het groepje wordt dus kleiner, maar onze twee Zeeuwen houden stand. Pau werd zelfs geïnterviewd in Delft. Het thema van deze elfde dialectendag was het typeren van mensen en hoe dat kan gebeuren in de diverse dialecten. De drie plenaire lezingen in het ochtendprogramma waren divers en konden op de goedkeuring van het publiek rekenen, ook al was het thema misschien niet voor iedereen zo evident. Na de verwelkoming door de voorzitter vertelde medeorganisator Andries Ponsteen, directeur van het Erfgoedhuis Zuid-Holland, over de aanpak van het immaterieel erfgoed in ZuidHolland. De eerste spreker, Piet van Sterkenburg, leerde het publiek emo-taal kennen. Waarom schelden en vloeken we eigenlijk? Siemon Reker toonde variatie in woorden als hondsmoe, strontzat en poedelnaakt. Willy Van Langendonck verklaarde de bijnaamgeving voor leerkrachten en Sjaak Bral beëindigde de ochtend met een leuk stuk over het Haags. Daarna werd het elfde dialectenboek gepresenteerd en aangeboden aan een vertegenwoordiger van de subsidiënten.
In het najaar is het weer tijd voor de Zeeuwse Dialectdag. Deze vindt plaats op 15 oktober. Meer informatie bij de ZDV (
[email protected]).
Zuid-Hollandse vertellers uit verschillende regio’s brachten leuke verhalen.
‘De Zeeuwse Klapbank’ werd online gedemonstreerd op de Elfde Nederlandse Dialectendag. Enkele Zuid-Hollandse dialectliefhebbers kijken mee. (foto’s Erfgoedhuis Zuid-Holland).
Na de lunch waren er enkele presentatiemomenten en vertelkwartiertjes, vooral van Zuid-Hollandse verenigingen. Ook ‘De Zeeuwse Klapbank’ werd hier gedemonstreerd. Daarna kon er nog even geluisterd
Dialectenboek Sprekend van aard Sprekend van aard. Bijnamen en karaktereigenschappen in streektalen, het elfde dialectenboek van de Stichting Nederlandse Dialecten, is een kleurrijk, mooi geïllustreerd boek geworden. Na tien edities vond de organisatie het tijd om eens iets te veranderen. En daarin zijn ze geslaagd. Het boek bevat net als de eerdere tien delen de plenaire lezingen met veel illustraties en taalkaarten. In het regionale gedeelte komen kleinere bijdragen per provincie aan bod, of per dialectgroep. Heel veel bijdragen gaan uiteraard over scheldwoorden, maar er staan ook verhalen in over hoe men dronken, zuinige of gierige mensen typeert. Voor Zeeland staan er twee korte bijdragen in van Engel Reinhoudt en Veronique De Tier.
Veronique De Tier behandelt de woorden en uitdrukkingen voor zuinig, het clichéwoord als het over Zeeuwen gaat. Het boek is voor 20 euro te koop. Meer informatie is op te vragen bij de adviseur streektalen:
[email protected]. Bestellen kan via de website van Onze Taal: www.onzetaal.nl.
Engel toont aan de hand van enkele Zeeuwse bijnamen en scheldnamen hoe we dergelijke woorden maken: verwijzingen naar lichaamsdelen, opvallende stopwoorden, vergelijkingen. Over vloekwoorden is Engel kort: er zijn er weinig. We kennen hosternokke, maar voor wie dat niet mag gebruiken is er altijd nog bel, bel, ’t is toch vreêd.
Zeeuws Erfgoed
9 juni 2011/02 • S
TREEKTALEN
VOLKSCULTUUR NIEUWS
Jaren van het Immaterieel Erfgoed: provinciale en landelijke bijeenkomsten aangemelde traditie onder een stolp geplaatst worden? Wat zijn de effecten van de Unesco-conventie op het immaterieel erfgoed zelf?
Omdat Nederland naar verwachting binnenkort het internationaal verdrag zal ratificeren dat wereldwijd de diversiteit aan tradities, rituelen en gebruiken moet waarborgen, is er rond deze Unesco-conventie ter Bescherming van het Immaterieel Erfgoed (2003) de laatste tijd wel wat te doen. Ook de SCEZ krijgt hiermee te maken. Op 1 maart nodigden de adviseurs streektalen en volkscultuur van de SCEZ daarom de diverse organisaties die op het vlak van immaterieel erfgoed bezig zijn, uit voor een bijeenkomst. Leo Adriaanse en Veronique De Tier toonden de aanwezigen wat er in Zeeland al allemaal gebeurt op het vlak van immaterieel erfgoed. We hebben bloeiende verenigingen voor het ringrijden, we hebben nog enkele mensen die zich bezighouden met het levend houden van oude ambachten, op het vlak van streektalen bestaan er diverse activiteiten. Zeeland is een actieve provincie, zo blijkt. De SCEZ wil in 2011 en 2012 naar aanleiding van de themajaren over het immaterieel erfgoed de verenigingen aanmoedigen om hun activiteiten in de kijker te plaatsen en bekend te maken bij een breder publiek. Na een presentatie van wat er al allemaal is, werd ook een toelichting gegeven over de subsidiemogelijkheden bij het Fonds voor Cultuurparticipatie. De deelnemers konden ook vragen stellen over activiteiten, mogelijkheden enzovoort. We hopen uiteraard dat heel veel verenigingen in 2011 en 2012 aandacht zullen schenken aan het Zeeuwse immateriële erfgoed (zie ook www.traditieszeeland.nl).
Cas Smithuijsen en Rob van der Laarse gingen hierover in debat. Daarbij kwamen de voordelen maar ook de gevaren van dergelijke lijsten naar voren. Het is immers niet de bedoeling om tradities en gebruiken onder een stolp te plaatsen, maar levend te houden. Ze moeten dynamisch zijn en de aanmelding voor zo’n lijst moet vanuit de erfgoedgemeenschap zelf komen. Dat het allemaal niet zo duidelijk is, blijkt uit allerlei reacties. De erfgoedalmanak die werd aangeboden aan een vertegenwoordiger van Unesco en van het ministerie van OCW moet een gemakkelijk raadpleegbaar handboek zijn dat beleidsmakers en -medewerkers, politici en erfgoedprofessionals een houvast biedt in de begrippen op het gebied van immaterieel erfgoed en volkscultuur (ISBN 978-90-8964-161-8; prijs: 14,50 euro).
Landelijk was er op 19 maart een bijeenkomst in het Nederlands Spoorwegmuseum in Utrecht. Diverse organisaties uit het hele land kwamen luisteren naar een vertegenwoordiger van het ministerie van OCW. Er werden ook enkele praktijkvoorbeelden getoond. Welke tradities en gebruiken kunnen eventueel op een Unesco-lijst ter bescherming van het immaterieel erfgoed komen en wat moet er precies gebeuren? Hoe begint men aan het aanmelden van een bepaalde traditie of activiteit enzovoort. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur (NCV) zette de aanwezigen in het namiddaggedeelte zelf aan het werk. Omdat de terminologie rond immaterieel erfgoed en volkscultuur niet altijd helder is, heeft het Meertens Instituut in samenwerking met het NCV een boekje gemaakt: Immaterieel erfgoed en volkscultuur. Almanak bij een actueel debat. Deze almanak werd gepresenteerd in Amsterdam op 27 april. Daarin worden allerlei thema’s en begrippen besproken en worden ook landelijke en regionale organisaties opgesomd die van belang zijn. Er zijn heel wat literatuurverwijzingen per begrip of thema. Als gastspreker had Markus Tauschek van de universiteit van Kiel het over ‘Water into Wine? The Construction of Intangible Heritage’. Daarin stelde hij een aantal problemen, zoals moeten bepaalde vormen van immaterieel erfgoed zich aanpassen als ze eenmaal aangemeld worden op de Unesco-lijst? Wat gebeurt er bijvoorbeeld met het ringrijden als dit op de lijst van Unesco komt? Mogen er dan bepaalde aspecten niet omdat ze ethisch niet verantwoord zijn? Of moet de
Zeeuws Erfgoed
10 juni 2011/02 • S
TREEKTALEN
•
STREEKTAAL VARIA
Nieuwe aflevering woordenboek Zoals u weet werken in Zeeuws-Vlaanderen enkele enthousiastelingen mee aan het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten waarin ook de Zeeuws-Vlaamse woordenschat wordt behandeld. Op 17 maart werd in Gent de nieuwste aflevering gepresenteerd: Woordenboek van de Vlaamse dialecten. Deel III, aflevering 7: Het menselijk lichaam van Liesbet Triest, Matthias Lefebvre, Magda Devos, Jacques Van Keymeulen en Veronique De Tier. Deze aflevering brengt de regionale variatie in beeld van (Zeeuws-)Vlaamse termen die te maken hebben met het
Omroep Zeeland Elke week op woensdag van 11.00 tot 11.30 uur is er op Omroep Zeeland een dialectspreker of -spreekster te horen. Enkele leden van de Zeeuwse Dialect Vereniging zijn benaderd om elk op zijn beurt naar de omroep te komen: Engel Reinhoudt, Jan Lauret, Frans van der Heijden, Ada van Klooster, Anja Kopmels, Jopie Meerman en Jaap Murre. In dit programma wordt een specifiek in de streektaal van de spreker gebruikt woord of zinsnede opgegeven, waarop het publiek kan reageren. Voorts is er aandacht voor activiteiten in de regio. Het programma wordt goed beluisterd. Gelukkig is er weer wat aandacht voor streektaal, maar iedereen is het er mee eens dat het nog meer mag en kan.
Aandacht in het onderwijs Soms blijft het stil, en dan plots is het er weer: aandacht voor streektalen in het onderwijs. Op dit ogenblik loopt er in Tholen een project op een basisschool en in Zeeuws-Vlaanderen geven Rinus Willemsen en Adri Scheele enkele workshops op scholen voor voortgezet onderwijs in Hulst en Terneuzen. We kunnen deze initiatieven alleen maar toejuichen!
menselijk lichaam (lichaamsbouw, hoofd, romp, ledematen, ingewanden en zintuigen), geïllustreerd met enkele dialectkaarten waarop ook Zeeuws-Vlaamse woordenschat te zien is. Voor deze aflevering werden alle Nehalennia’s geëxcerpeerd, waardoor de woordenschat van Zeeuws-Vlaanderen duidelijk aan bod komt. Meer informatie: www.academiapress.be (waar het boek ook aangekocht kan worden) of op de website www.wvd.ugent.be van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten. Het boek is uitgegeven bij Academia Press en kost 35 euro. Inlichtingen ook bij de adviseur streektalen.
Cursus ‘Kennismaking met het Zeeuws’ De Zeeuwse Volksuniversiteit en de SCEZ zullen in de loop van 2011/2012 weer een cursus aanbieden over het Zeeuwse dialect. Wie geïnteresseerd is, kan dat nu al even doorgeven. De plaatsen zijn immers beperkt. De cursus in Zeeuws-Vlaanderen is gepland in het voorjaar van 2012 op maandagavonden, die in Schouwen in het najaar van 2011 op maandagmiddag.
Gezocht: enthousiaste vrijwilligers Kent u het softwareprogramma Excel een beetje? Of werkt u vaak met een of ander databaseprogramma? Vindt u het leuk om met dialectwoorden bezig te zijn? En hebt u wat tijd over? De adviseur streektalen zoekt enkele vrijwilligers om dialectwoorden in te voeren in een database of in Excel, om later dialectkaarten te kunnen tekenen. Als u interesse hebt, laat het dan even weten. Hebt u niet zoveel met databaseprogramma’s, maar wilt u wel meehelpen als vrijwilliger? Geen probleem, de adviseur zoekt ook nog mensen die gescande teksten willen nalezen op fouten. De Zeeuwse Dialect Vereniging en de adviseur hebben Nehalennia gedigitaliseerd. Maar omdat de spelling van dialectwoorden niet altijd correct gelezen wordt door computers, is het nalezen eigenlijk wel noodzakelijk.
Zeeuws Erfgoed
11 juni 2011/02 • S
TREEKTALEN
Of gaat u liever op pad? Voor ‘De Zeeuwse Klapbank’ (www.zeeuwseklapbank.nl) zijn we nog op zoek naar nieuwe verhalen. Gaat u graag langs bij mensen en bent u bereid zo nu en dan op pad te gaan om verhalen te registreren, dan kunt u uw naam opgeven. Bent u geïnteresseerd in dialectspelling? De adviseur wil met dialectschrijvers nagaan waar de meeste problemen zich voordoen als men in het Zeeuws wil schrijven. Het is de bedoeling in enkele kleine werkgroepjes tot afspraken te komen, om op die manier een advies te kunnen geven aan beginnende dialectschrijvers. Bent u een dialectschrijver of leest u graag stukjes in het dialect, en storen sommige dingen u of vindt u bepaalde spellingen goed gevonden, laat het dan weten. Eind dit jaar hopen we een kleine brochure te hebben waarin de belangrijkste adviezen zijn opgenomen. We zijn ook op zoek naar enthousiaste jongeren die mee willen denken over de vierde editie van ‘Zing Zeeuws’. Geïnteresseerd om mee te helpen? Binnenkort is er een startvergadering om de vierde editie van deze tweejaarlijkse liedjeswedstrijd te organiseren. We hebben uw inbreng nodig om er weer iets moois van te maken! Hebt u zelf nog een idee, dan is dat ook welkom. Alle inlichtingen en informatie bij de adviseur streektalen, Veronique De Tier:
[email protected].
Cultuurhistorie
Worstelt (ook) Zeeland met een trauma?
Friesland en de Friezen, ze worstelen met een trauma, met het besef dat ze hun identiteit verliezen. ‘Zijn geschiedenis staat Friesland in de weg, is tot een wezenlijke last geworden’. Dat constateert hoogleraar Friese taal- en letterkunde Goffe Jensma in een recente beschouwing in het jaarboek De Vrije Fries. Hij doet daarin observaties die ons uitnodigen tot vergelijking, tot de vraag of Zeeland en de Zeeuwen wellicht te kampen hebben met een soortgelijk trauma? Het conflict tussen Frieslands heden en verleden - oorzaak van het trauma - spitst Jensma toe op drie aspecten van de Friese identiteit: taal, geschiedenis en landschap. Kort samengevat gebeurt dat als volgt. Al meer dan twee eeuwen wordt het Fries als verliezer beschouwd vanuit het besef dat het gebruik ervan een aflopende zaak is. Verlies staat ook centraal in de Friese geschiedenis. In de vroege middeleeuwen nog uitgestrekt tot aan het Zwin, kromp het gewest al snel daarna ineen tot het grondgebied van de huidige provincie. Van een stedelijke economie werd het vanaf 1800 een plattelandsgewest. Recent lijken de Friezen hun aandacht voor taal en geschiedenis te verleggen en zich vast te klampen aan het landschap, maar wat dat precies is en hoe daarmee zinvol om te gaan, blijft onduidelijk. Het zijn drie terreinen waar ook Zeeland mee te maken heeft, en met misschien wel vergelijkbare ervaringen. Ook een deel van de Zeeuwse eigenheid schuilt in de streektaal, al gaat het daarbij, net als trouwens in Friesland, om meerdere dialecten. Maar de zorg dat op termijn niemand meer ‘Zeeuws’ spreekt, is hier even reëel. En dan de Zeeuwse geschiedenis. Die was ooit glorieus. Zeeland was het tweede gewest onmiddellijk na Holland; met een eigen admiraliteit; met VOC en WIC; een bakermat van nationale helden als Michiel de Ruyter. Na Zeelands ‘Gouden Eeuw’ kwam echter de klad in heel veel zaken, waartegen negentiende-eeuwse kanalen- en spoorwegaanleg onvoldoende soulaas bood. Dan komen we uit bij het landschap. Maar net zo min als ‘het’ Friese landschap, bestaat ‘het’ Zeeuwse landschap. Dat is heel veel veranderlijker dan dat wat zich anno 2011 aan ons voordoet. En er is heel veel uit
verloren gegaan. Denk alleen maar aan de buitenplaatsen die rond 1750 een achtste van Walcheren besloegen. Denk aan de ondergang van de Tuin van Zeeland, aan ettelijke ruil- en herverkavelingen. Het is ook niet een landschap exclusief voor Zeeland: kijk maar naar Goeree-Overflakkee en noordwest-Brabant en kijk maar over de landsgrens. En het omvat uiteenlopende typen landschap: van de minipoldertjes in de Zak tot de enorme Generale Prins Willempolder rond Schoondijke. Het is niet eenvoudig om daar je identiteit aan te ontlenen. Toch gebeurt dat. Net als in Friesland misschien wel het sterkst door nieuwkomers. Zoals ‘superforens’ Geert Mak neerstreek in het Friese Jorwerd, zo kwamen ook in Zeeland forenzen. En er kwamen, in het voetspoor van de negentiende-eeuwse bezoekers van Domburg, toeristen. Met taal en geschiedenis heeft de gemiddelde forens weinig (‘geen tijd’), maar des te meer met het landschap. Dat moet blijven, het liefst onder een stolp, maar dat doet het niet. Ook hier valt dus onherroepelijk verlies te betreuren, liggen trauma’s op de loer, want wordt de identiteit van Zeeland bedreigd. Jensma’s remedie voor Friesland is ook voor Zeeland wellicht het overdenken waard: “niet alleen foeragerende forenzen en ‘vreemde vogels” moeten maatgevend zijn als het om het landschap gaat. Dat steunt op landbouw, cultuurgeschiedenis en ecologie. Alleen door deze belangen steeds tegen elkaar af te wegen, kun je weloverwogen plannen voor de toekomst maken. Zet de geschiedenis (in dit geval die van een permanent veranderend cultuurlandschap) niet buiten spel. Ieder die, vaak met tegengestelde belangen, deze geschiedenis maakt moet in de discussie worden betrokken: boeren, projectontwikkelaars, aannemers, maar ook forenzen en toeristen en - niet te vergeten - kunstenaars. Zet cultuur en landschap niet achter glas en in een stolp. ‘Benoem het verleden, leef met het verlies en doe dat in zo breed mogelijk fora’. ‘Provoceer de politiek en dwing haar om samenhangend beleid te voeren’. Samengevat: ‘haal het verleden dichterbij door er afstand van te nemen’. Aad de Klerk, adviseur cultuurhistorie en landschap
Natuurgebied Het Zwin op de grens met België; ooit reikte Friesland tot aan het vroegere Zwin (foto Nanda van den Berg, Stichting Het Zeeuwse Landschap).
Zeeuws Erfgoed
12 juni 2011/02 • C
ULTUURHISTORIE
75 jaar Het Zeeuwse Landschap Wie zelf jubileert, mag de jubilea van anderen natuurlijk niet vergeten. En zeker niet wanneer die ander, in dit geval de Stichting Het Zeeuwse Landschap, de respectabele leeftijd van 75 jaar bereikt. De stichting werd opgericht in 1936 als onderdeel van een hausse van dergelijke stichtingen. De landelijke motor was P.G. van Tienhoven als voorzitter van Natuurmonumenten, de specifieke aanleiding was de bedreiging van het Walcherse landgoed Hoogduin. Dat bleef goeddeels behouden, maar kwam toch niet in handen van het Landschap. Het eerste beheersgebied werd het Zwin, het grootste werd het Verdronken Land van Saaftinge. In totaal beschermt men nu bijna 9.000 hectare Zeeuwse natuur en Zeeuws landschap, waaronder ook heel kleine maar karakteristieke elementjes als onze werven of vliedbergen.
De missie van de stichting was: ‘het bevorderen van het behoud van natuur- en landschapsschoon in Zeeland’. En ze doet dat nog steeds, vol inzet en overgave. Opvallend is dat het toch wat gedateerde begrip ‘landschapsschoon’ kennelijk steeds vaker wordt geïnterpreteerd als (cultuurhistorisch) erfgoed. Baanbrekend op dit gebied was de restauratie van de hoeve Van der Meulen en omgeving onder ’s-Heer Abtskerke. En sinds kort is men iets dergelijks van plan met de Kruisdijkschans bij Aardenburg. Meer dan vroeger lijkt de stichting hiermee goed raad te weten, zoals ook met onversneden cultuurmonumenten zoals vliedbergen, het kerkhofterrein van Baarsdorp en de wallen van Aardenburg en Retranchement. Evenals andere terreinbeheerders (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer) heeft Het Zeeuwse Landschap sinds kort het tij - in Zeeland toch zo belangrijk - niet mee, maar ze zal even onmisbaar blijven als vroeger. Want ‘Zeeland blijft niet vanzelf mooi!’ Onder dit motto staat de stichting stil bij dit jubileumjaar. Het moet tegelijk een uitdaging zijn voor de volgende jaren.
Vliedberg bij Schellach, halverwege Veere en Middelburg, als ‘cultuurhistorisch element’ in beheer bij Het Zeeuwse Landschap.
Handleiding voor historische verenigingen Zeeland telt - heel overzichtelijk - elf heem- of oudheidkundige organisaties die tezamen de complete provincie bestrijken. Ze zijn er groot en klein, de ene jong en de andere eerbiedwaardig oud, en ze bestaan in verenigingsvorm of als stichting. Voor de besturen van deze organisaties is onlangs een nuttige handleiding verschenen onder de titel Beleid en praktijk. De auteur is Herman Meddens en de uitgave lag in handen van het NCV, het Nederlands Centrum voor Volkscultuur in Utrecht. In bijna honderd bladzijden komen allerhande vragen en de antwoorden daarop aan de orde. Bijvoorbeeld: hoe organiseer je de financiën; hoe motiveer je de eigen vrijwilligers; hoe betrek je (meer) jongeren bij de organisatie? Vele praktische voorbeelden maken deze handleiding concreet. Bij de voorbeelden passeren onder andere Stad en Lande van Schouwen-Duiveland, de Heemkundige Kring De Bevelanden en de Heemkundige Kring Walcheren de revue, met voor collega-organisaties nuttige ervaringen. Beleid en praktijk. Handleiding voor historische verenigingen is te bestellen door 17,50 euro over te maken op giro 810806 t.n.v. het Nederlands Centrum voor Volkscultuur o.v.v. ‘beleid en praktijk’.
Zeeuws Erfgoed
13 juni 2011/02 • C
ULTUURHISTORIE
Bijdrage Rijk en provincie gewenst De Markt van Axel ligt er al weer vele jaren treurig bij. De blikvanger, het fraaie rijksmonumentale winkelpand Antheunis (Markt 2), is immers dichtgetimmerd, evenals het erbij horende woonhuis (Markt 2a) op de kop van dit pand. Het plan van de gemeente Terneuzen om mede in het winkelpand het nieuwe Streekmuseum Het Land van Axel te vestigen, leidde tot de ontdekking van de bijzondere interieurwaarden in het woonhuis Antheunis. Dit stond op de nominatie om gesloopt te worden en plaats te gaan maken voor de nieuwbouw van het streekmuseum. Deze ‘ontdekking’ van een historisch interieur bleek echter een vondst van nationale waarde en plaatst de gemeente voor een reusachtig dilemma. 3 Woonhuis Markt 2a (bouwjaar: circa 1910, status: geen; inmiddels voorbescherming conform ex. Artikel 3 Monumentenwet 1988). Het enthousiasme voor de bijzondere interieurwaarden van het woonhuis is groot en wordt breed gedragen. Interieurspecialist Eloy Koldeweij van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) spreekt van een werkelijk ‘unieke vondst’. Deze kwalificatie baseert hij op de feitelijke constatering dat er landelijk een kleine driehonderdtal winkels beschermd zijn als rijksmonument - waarvan slechts zeven in Zeeland - maar dat de combinatie met een monumentaal (!) woonhuis zelfs op landelijk niveau onbekend is. Daarbij is de continue bewoning door drie generaties - gedurende de hele twintigste eeuw - van dezelfde ondernemersfamilie Antheunis ook heel bijzonder, met name in relatie tot de toepassing van de ambachtsvaardigheden in de eigen woning. De sjablonering van de vloeren, het aanbrengen van papieren plafonds en de overal aangebrachte schilderingen in onder meer Jugendstil, zijn zowel in Nederland als België zeer zeldzaam. Feitelijk zijn dergelijke ‘jonge’ interieurs nog zeldzamer dan oudere interieurs, onder meer door gebrek aan waardering, de kwetsbaarheid van de gebruikte technieken en vele ‘moderniseringsgolven’ in de twintigste eeuw. 3 Visualisatietekening van de nieuwbouw en de gevolgen voor de Markt (bron: Nico Fierloos, Fierloos Architecten, Goes/Terneuzen). Tot op heden hebben alle partijen (Rijk, gemeente Terneuzen, het streekmuseum en de architect) hun schouders gezet onder de opname van het woonhuis in de museumontwikkeling. Het maatschappelijke belang dat schuilt in het samenbrengen van het traditionele Streekmuseum Het Land van Axel met de monumentale panden van familie Antheunis is immers meervoudig. Ten eerste is Axel een stadje in een krimpregio dat een stedenbouwkundige opwaardering van het centrum goed kan gebruiken; de Markt is stedenbouwkundig gezien een onevenwichtig plein met een deels ongesloten gevelwand, weinig sfeer en een gebrekkige pleinfunctie. Daarnaast bieden de panden ook een inhoudelijke meerwaarde aan het streekmuseum dat betere huisvesting nodig heeft, maar daarmee ook de kans krijgt iets unieks op landelijke schaal te presenteren. In beide gevallen zal de toeristische aantrekkelijkheid van Axel en Zeeuws-Vlaanderen vergroot worden. 3 Jugendstilschilderingen in het woonhuis op de begane grond, deels onder het later aangebrachte behang. Hoewel het pandje inmiddels voorbescherming geniet, zal het lokale draagvlak een belangrijke rol spelen bij de eventuele aanwijzing tot rijksmonument. De gemeente lijkt daarbij te aarzelen: wie moet er immers straks voor de meerkosten in de planvorming opdraaien? De gemeente investeert al miljoenen om de nieuwbouw mogelijk te maken, maar voor de restauratie van beide monumentale panden met monumentale interieurs is uiteraard nog meer geld nodig. De vraag is wie de portemonnee trekt. Indien er geen fondsen worden gevonden, zal de gemeente hoogstwaarschijnlijk de aanwijzing tot rijksmonument niet verder ondersteunen, waarmee het behoud van het bijzondere interieur en
Zeeuws Erfgoed
14 juni 2011/02 • M
ONUMENTEN
voor uniek project Axel
Monumenten
de zinvolle integratie in het streekmuseum op losse schroeven komen te staan. Het ligt dan ook voor de hand dat Rijk en provincie de gemeente tegemoetkomen. De gemeente steekt immers al haar nek uit om in tijden van bezuinigingen te investeren in haar culturele infrastructuur. De Provincie Zeeland zou het plan moeten omarmen vanuit haar beleid om de vitaliteit in krimpregio’s te behouden en deze niet verder af te laten glijden. En het Rijk zou zijn verantwoordelijkheid moeten nemen om de twee panden van unieke en nationale waarde veilig te stellen. Op grond van de eerste analyses door de RCE kan al gesproken worden van een uniek complex; verder onderzoek zal alleen nog maar meer bijzonderheden aan het licht brengen. Het Rijk is alleen al vanuit zijn taak als hoeder van monumenten van nationale waarden verplicht de lasten niet enkelvoudig af te wentelen op een gemeente die al fors investeert in haar cultureel erfgoed. Bovendien zijn er verwachtingen gewekt in een proces waarbij alle partijen bereid zijn geweest te luisteren naar de argumenten van het Rijk en in gezamenlijkheid tot planaanpassing te komen. De realisatie van het Streekmuseum in Axel met inbegrip van de panden Markt 2 en 2a is dus niet alleen van gemeentelijk belang, maar vooral ook een zaak van provinciaal en rijksbelang! David Koren, adviseur cultuurhistorie en monumenten
4 ‘Naïeve’ schilderingen in het woonhuis, aangebracht vanaf circa 1910. De exacte dateringen en chronologie zijn nog in onderzoek.
Europees project Traditionele Maritieme Vaardigheden van start Met de conferentie ‘Scheepsbouw in stand houden voor de toekomst’ is op 20 mei in Middelburg het project ‘Traditionele Maritieme Vaardigheden’ van start gegaan. Het project moet er in Zeeland voor zorgen dat de traditionele scheepsbouw vastgelegd wordt voordat de vaardigheden en kennis verdwenen zijn. Het project maakt deel uit van het Europese Interreg IV-A Twee Zeeën Project. In Zeeland bestaan geen specifieke opleidingen voor het leren van (oude) technieken en vaardigheden die nodig zijn voor het instandhouden van het maritiem erfgoed. Door deze leemte ervaren eigenaren van historische schepen in Zeeland grote problemen bij het vinden van goed opgeleide en ervaren vaklieden. Ook is het moeilijk om jongeren warm te krijgen die zich willen bekwamen in het restauratievak. Het project ‘Traditionele Maritieme Vaardigheden’ probeert nu eeuwenoude vaardigheden vast te leggen met gebruikmaking van innovatieve technologie. Het doel hiervan is het gebruik van traditionele en moderne scheepsbouw te promoten en het aantal mensen dat een opleiding of carrière in de scheepsbouw ambieert, te doen groeien. Ook kan de verworven kennis actief ingezet worden, bijvoorbeeld binnen een nog op te zetten maritieme restauratieopleiding in Zeeland. Het project wordt vanuit Zeeland gedragen door Maritiem Instituut De Ruyter en de Provincie Zeeland. Julian de Jonge zet zowel in Vlaanderen als in Zeeland het oude ambacht van scheepstimmerman voort. Op de foto brandt hij een gang voor de scheepsromp van de Vlaamse hengst Pegasus (Rupelmonde, 2009, www.dezaete.com).
Zeeuws Erfgoed
15 juni 2011/02 • M
ONUMENTENN
MONUMENTENRONDE
Platform Maritiem Erfgoed Zeeland
Zeeland is een provincie waarvan de landsdelen al vele eeuwen worden omspoeld door de golven van de zee. De scheepvaart heeft dan ook altijd een cruciale rol gespeeld in het dagelijkse leven van de Zeeuwen. Veel inwoners verdienden direct dan wel indirect hun boterham met de beurtvaart of de visserij. Dit was ook zichtbaar in het Zeeuwse landschap; honderden hoogaarzen, boeiers, schouwen, schokkers en hengsten bevoeren jaarlijks de Zeeuwse wateren. Al deze schepen gaven Zeeland een eigen gezicht en vertelden een verhaal. Helaas is van deze schepen slechts een fractie bewaard gebleven. Als ook deze laatste schepen verdwijnen dan zal een stuk zichtbare geschiedenis van Zeeland verloren gaan. Dit geldt ook voor de bijbehorende infrastructurele objecten, zoals haventjes, kades, steigers en sluizen. Ook daarvan zijn er in de loop van de jaren veel verdwenen. Het platform Om de instandhouding van het maritiem erfgoed in Zeeland te garanderen heeft de Provincie Zeeland in 2002 besloten het Platform Maritiem Erfgoed Zeeland in te stellen. Het platform is een centraal aanspreekpunt en bovendien een coördinerend en adviserend orgaan voor zaken die spelen op het gebied van maritiem erfgoed. De koepel is samengesteld uit leden van vrijwilligersorganisaties en onafhankelijke leden. Gezamenlijk vertegenwoordigen zij de belangen van het varend (maritiem) erfgoed in Zeeland. Ondersteuning vindt plaats door SCEZ, waarbij het platform tevens is ondergebracht. Doelstellingen Om de instandhouding van het maritiem erfgoed te garanderen heeft het platform de volgende doelstellingen geformuleerd: 1. Vertegenwoordigen van in principe alle Zeeuwse organisaties die zich bezighouden met maritiem erfgoed, zowel binnen als buiten Zeeland; 2. Adviseren van de Provincie Zeeland en de Zeeuwse gemeenten over de instandhouding van het varend erfgoed en direct gelieerde onderwerpen; 3. Samenstellen en beheren van lijsten van historische schepen en gelieerde maritieme objecten in Zeeland; 4. Coördineren en adviseren van projectaanvragen en subsidies m.b.t. Zeeuws maritiem erfgoed; 5. Stimuleren en promoten van maritieme ambachten en specifieke vakkennis op dit gebied; 6. In kaart brengen van maritieme activiteiten en evenementen, zowel binnen als buiten Zeeland. Werkzaamheden Uit bovengenoemde doelstellingen zijn de volgende werkzaamheden afgeleid: - Participatie in gemeentelijke en provinciale organisaties die zich bezighouden met maritiem erfgoed (vb. restauratieopleidingen en havenbehoud en -aanleg); - Overdracht van kennis van maritiem erfgoed, met name richting gemeenten (bestuur, beleidsambtenaren); - Zorgdragen voor behoud van restauratietechnieken en voor overdracht van kennis en deskundigheid richting ROC/ beroepsonderwijs; - Participatie in onderzoeken m.b.t. maritiem erfgoed (vb. Varend Erfgoed in Zeeland. Eindrapportage pilot); - Beheer van Zeeuwse schepenlijst (inventariseren en documenteren); - Jaarlijkse evaluatie met de gedeputeerde verantwoordelijk voor cultuur en monumenten van de Provincie Zeeland en de adviseur cultuurhistorie en monumenten van de SCEZ; - Organisatie van jaarlijkse themadag/workshop, met als doel kennis over te dragen en het maritiem erfgoed onder de aandacht van een breder publiek te brengen.
Zeeuws Erfgoed
Logo en nieuwe folder voor Platform Maritiem Erfgoed Zeeland In april heeft het Platform Maritiem Erfgoed Zeeland een logo en een nieuwe folder gelanceerd. Met beide hoopt het platform zowel de herkenbaarheid als de zichtbaarheid van de koepel te vergroten, met als doel meer mensen in contact te brengen met het maritiem erfgoed in Zeeland.
Het logo van het platform wordt gevormd door een combinatie van een afbeelding in de vorm van een gestileerd vormgegeven zeil- en stoomschip en de naam van het platform, geschreven in hoofdletters. Het logo is onder andere ook terug te vinden in de nieuwe folder van het platform. In deze folder, die op jaarlijkse basis zal verschijnen, worden zowel het platform als de evenementenkalender gepresenteerd. Ook is in de folder een overzicht van musea met een maritieme collectie opgenomen. De folder zal breed verspreid en onder de aandacht gebracht worden bij onder andere scheepseigenaren van historische schepen, maritieme organisaties, bibliotheken en archieven en de Zeeuwse gemeenten. De nieuwe folder kunt u als pdf-document vinden op www.scez.nl/maritiem-erfgoed. Ook kunt u de folder aanvragen bij het secretariaat van het platform, ondergebracht bij SCEZ: 0118-670607 of
[email protected].
Jaarlijkse reünie Vooral evenementen dragen bij aan de zichtbaarheid van, de belangstelling voor en daarmee het behoud van het maritiem erfgoed. In Zeeland worden gedurende het vaarseizoen dan ook verscheidene maritieme evenementen georganiseerd die veel bezoekers trekken. Sinds 2010 wordt het evenementenseizoen geopend met een reünie van het Platform Maritiem Erfgoed Zeeland. Deze reünie is in eerste instantie bedoeld als ontmoetingsdag voor scheepseigenaren van historische schepen, maar gelijkertijd wordt een breed publiek in de gelegenheid gesteld om kennis te maken met het varend erfgoed in Zeeland. Dit jaar was Zierikzee de gasthaven. Liggend aan de kades, maar ook varend op het kanaal waren op 23 april diverse historische schepen te bewonderen en kon zelfs met twee schepen meegevaren worden. De belangstelling van het publiek op deze zonnige dag was groot, een reden temeer voor het platform om deze jonge traditie ook volgend jaar weer voort te zetten. In 2011 maken de volgende organisaties deel uit van het platform: - Stichting Behoud Hoogaars - www.hoogaars.nl - Stichting Traditioneel Varend Zeeland - www.traditioneelvaren.nl - Stichting Museumhaven Zeeland - www.museumhavenzeeland.nl - Schippersvereniging Houthaven Goes www.schippersvereniging-houthaven-goes.nl - Stichting Historische Scheepswerf C.A. Meerman www.werfarnemuiden.nl - Zeilschepen in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse wateren www.zeilschepeninzeeland.nl
16 juni 2011/02 • M
ONUMENTENN
Een bijzonder project: mottekasteeltje bij museum Terra Maris In de landschapstuin van Terra Maris is de afgelopen maanden hard gewerkt aan een uniek ROP-project. Op een kunstmatig aangelegde aarden heuvel is een houten mottekasteel verrezen. De reconstructie van het hoogmiddeleeuws burchtje in Oostkapelle, de enige in Nederland, is vervaardigd met traditionele en ambachtelijke verbindingen.
Het mottekasteeltje bestaat uit acht segmenten en een dak. Het gewicht per segment bedraagt anderhalve ton. De segmenten zijn grotendeels op de werkplaats in elkaar gezet waarna ze naar de locatie getransporteerd zijn. Ter plekke zijn de segmenten verder in elkaar gezet. Verder is er nog vier ton eikenhout als gevelbeschieting gebruikt. Met een kraan zijn alle onderdelen op en in elkaar gezet. INTERVIEW
Marten Hemminga directeur Het Zeeuwse Landschap en Terra Maris en opdrachtgever Wat was het idee om het mottekasteel te bouwen? Er is in Nederland nog nooit een mottekasteel gereconstrueerd. Door de reconstructie ervan op de al aanwezige vliedberg kan een goed beeld gegeven worden van de functie waarvoor vliedbergen oorspronkelijk bedoeld waren.
INTERVIEW
René Koeman uitvoerder Bouwbedrijf van de Linde, Goes Dit mottekasteel is een bijzonder project. Heb je zoiets al eens eerder gemaakt? Door Van de Linde is zoiets nog nooit eerder gemaakt. Dit mottekasteel is het enige in Nederland. Alleen in Frankrijk en Duitsland staat ook een mottekasteel. Dat in Frankrijk is gebruikt als voorbeeld voor dit exemplaar. Alles is traditioneel gebouwd. Zo zijn er bijvoorbeeld geen spijkers te zien. Zo te zien bestaat het mottekasteel uit hout van grote afmetingen en zijn er verschillende soorten hout gebruikt. Welke houtsoorten zijn dat en hadden jullie problemen om aan deze soorten te komen? Er is voornamelijk lariks en eiken gebruikt. De bovenkant (de dakbedekking) is gemaakt van kastanjehouten leitjes. Al het hout is onbehandeld en dat blijft zo. Doordat alles grof is opgezet kan de wind er gemakkelijk doorheen waaien. Dit zorgt ervoor dat het hout weer snel droog waait en het geen kans heeft om te rotten. Het hout komt voornamelijk uit het Zwarte Woud en was vrij gemakkelijk te verkrijgen. Naast het grote gewicht van de houten onderdelen moeten er ook traditionele en ambachtelijke verbindingen gemaakt worden. Waren hier nog voorbeelden van en hebben jullie hiervoor speciaal gereedschap gebruikt? Van verbindingen uit 1200 zijn geen voorbeelden te vinden. De architect heeft voorbeelden gezocht op tekeningen van oude, monumentale gebouwen en zijn eigen inzicht gebruikt. De verbindingen zijn zogenaamde pen- en gatverbindingen die opgesloten zijn met toognaalden. We hebben gebruik gemaakt van speciale gatensteekmachines en specifiek zaaggereedschap. Verder is het veel handwerk. Gelet op het grote gewicht van de houten onderdelen, zijn deze waarschijnlijk niet handmatig opgezet. Hoe is dit gegaan?
Zeeuws Erfgoed
Heeft de gekozen locatie een historische achtergrond of is de locatie willekeurig gekozen? De enige mogelijke locatie was op de gereconstrueerde vliedberg. Het idee is al zeker vijf jaar oud, maar door het ontbreken van financiële middelen en vergunningen kon er steeds niets mee gedaan worden. Door bijdragen van onder andere de Nationale Postcodeloterij, Nationaal Landschap deelgebied Walcheren en het Europees Plattelands Ontwikkelingsfonds kon de reconstructie van het mottekasteel eindelijk gerealiseerd worden. In eerste instantie zou het mottekasteeltje voor een korte periode geplaatst worden. Inmiddels is er toestemming gegeven om het kasteeltje voor langere tijd te laten staan. Waarom deze wijziging? Het vele geld dat in de reconstructie gestoken wordt, maakte duidelijk dat het zonde zou zijn om het kasteeltje maar korte tijd te laten staan. Zeeland en in het bijzonder Terra Maris heeft er een bijzondere publiekstrekker bij. Is dit ook een van de redenen geweest om het mottekasteel te bouwen? Zeker, het kasteeltje is toch een van de elementen die de geschiedenis van Zeeland belichten. Het past ook goed in de landschapstuin die een onderdeel van het museum is. Er is gezocht naar iets dat extra publiek aantrekt en met de bouw van het kasteeltje is dat denk ik goed gelukt. INTERVIEW
Hans Sinke architect Bouwwinkel Zeeland, Middelburg De opdracht voor de reconstructie van het mottekasteel was waarschijnlijk niet makkelijk gezien het historische karakter ervan. Waren er nog oude tekeningen beschikbaar of voorbeelden? Oude tekeningen waren er niet. In Noordwest-Europa en Nederland is daar niets van overgebleven. Ik heb studies uit het buitenland bekeken over torenbouw uit die tijd. Door middel van een combinatie van deze gegevens en mijn eigen gevoel, heb ik nieuwe tekeningen gemaakt.
4
17 juni 2011/02 • M
ONUMENTENN
Om deze constructie op een historisch verantwoorde manier in elkaar te zetten, moest er toch ook nagedacht worden over de toenmalige houtconstructies. Was hier nog naslagwerk over? Deze gegevens zijn gelukkig wel bewaard gebleven, met name die over monumentale bouw zoals kloosters. Ook was bekend welke gereedschappen men destijds gebruikte. In Zeeland waren bepaalde houtsoorten niet aanwezig, zodat deze van buiten Zeeland werden gehaald. Ook natuursteen moest uit andere gedeelten van Nederland gehaald worden. Was dit voor u het eerste project waarbij een historisch bouwwerk moest worden teruggebouwd? Het mottekasteeltje dateert uit de twaalfde eeuw. Het is uit die periode inderdaad mijn eerste project. De latere bouw, vijftiende en zestiende eeuw, komt vaker voor. Je kunt dus inderdaad zeggen dat dit een bijzonder project is voor mij.
U staat bekend als een enthousiaste architect met een grote passie voor historische bouwkunde. Heeft u nog meer projecten op stapel staan? Het herstellen van de Kruisdijkschans bij Sluis staat binnenkort te gebeuren. Verder zijn we momenteel nog bezig met het herstellen van de kademuren aan de Rouaansekaai in Middelburg. Het gaat hier om zeventiende-eeuws metselwerk. Omdat ook hier weinig gegevens over bekend waren, zijn er vooraf proefboringen gedaan. Achter bijna elke steen die uit de kademuur gehaald wordt zitten verrassingen door werkzaamheden van al die jaren. Ook dit is een interessant project. Door dit soort projecten en werkzaamheden wordt het steeds meer duidelijk dat er ook in de toekomst mensen nodig zijn die deze restauratiewerkzaamheden kunnen blijven uitvoeren. De restauratieopleiding is daarom zeer belangrijk voor onze toekomst.
Grote belangstelling voor themamiddag BoerderijEnZeeland De themamiddag van BoerderijEnZeeland is een groot succes geworden. Op 13 mei kwamen op Hof Werendijke in Zoutelande ruim zeventig genodigden bijeen om kennis te nemen van de laatste ontwikkelingen op het gebied van agrarisch erfgoed. De sfeer op deze zonnige dag was laagdrempelig informeel en vooral gezellig.
SLZ-voorzitter Lous Coppoolse overhandigt het eerste exemplaar van de gids aan gedeputeerde Ben de Reu (links op de foto).
Primaire doelgroep van deze bijeenkomst waren boerderijeigenaren en vrijwilligers op het gebied van agrarisch erfgoed. Gedurende de middag konden zij presentaties bijwonen, aan rondleidingen deelnemen en zich informeren door middel van de boerderijententoonstelling ‘Van Woonstalhuis tot Damwandloods’ en een vijftiental informatiestands. Belangrijk moment vormde de presentatie van de gids De kleine historische elementen in Zeeland. Een gids voor instandhouding en herstel van Frans Rothuizen. ’s Morgens was gedurende een persmoment al een eerste exemplaar van dit boekwerkje overhandigd aan Ben de Reu, de nieuwe gedeputeerde voor cultuur van de Provincie Zeeland. De themamiddag werd georganiseerd door Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ), de Boerderijenstichting Zeeland en SCEZ. In de presentaties kwam vooral de wenselijkheid, maar ook de noodzaak tot samenwerking tussen de deelnemende stichtingen tot uiting; nu de culturele sector in zwaar weer verkeert is het belangrijk om elkaar aan te vullen en te versterken, daar waar mogelijk. Iedere organisatie heeft nu eenmaal haar eigen specifieke kennis en deskundigheid in huis. Het slim inzetten hiervan zal het agrarisch erfgoed in Zeeland in de nabije toekomst zeker ten goede komen, ook in tijden van bezuinigingen.
De belangstelling voor de boerderijententoonstelling en de informatiestands was groot.
www.boerderijenzeeland.nl Subsidie voor instandhouding rijksmonumenten zwaar overtekend De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort heeft bekendgemaakt dat de Brim-subsidie, bedoeld voor instandhouding van rijksmonumenten, in 2011 zwaar overtekend is. Op de eerste dag, zaterdag 15 januari 2011, kwamen al meer dan 2.200 aanvragen binnen. Hiermee was de subsidiepot direct overvraagd. Omdat het beschikbare budget verdeeld wordt in volgorde van ontvangst van de aanvragen, gerekend per dag, vond op 20 april een loting plaats die een rangorde aanbracht in de op 15 januari ontvangen aanvragen. In die volgorde worden de aanvragen nu inhoudelijk beoordeeld, zolang er subsidiebudget is. Alle aanvragers horen in de periode april-juni 2011, maar uiterlijk 30 juni of hun subsidieverzoek gehonoreerd wordt.
Zeeuws Erfgoed
Van de 2.200 op 15 januari ingediende aanvragen werden 1.136 aanvragen voor kerken ingediend, 780 voor overige gebouwde monumenten, 38 voor woonhuizen, 194 voor groene en 6 voor archeologische monumenten. Voor het Brim 2011 is in totaal 57,2 miljoen euro beschikbaar voor gebouwde en groene monumenten en 800.000 euro voor archeologische monumenten. Overigens bleken bij 12% van de aanvragen stukken te ontbreken of was de aanvraag onduidelijk. De desbetreffende aanvragers hebben inmiddels een opvraagbrief ontvangen waarin om aanvullende informatie is verzocht. Voor archeologische monumenten is apart budget beschikbaar. Deze worden behandeld in volgorde van ontvangst. Gezien het beperkte aantal op 15 januari ontvangen archeologieaanvragen is hiervoor naar verwachting geen loting nodig.
18 juni 2011/02 • M
ONUMENTENN
De monumentenwacht op inspectie Rijdend door de provincie op weg naar een abonnee passeren we op een morgen diverse gedenktekens. Op 4 mei herdenken we ieder jaar de slachtoffers van oorlogsgeweld en op 5 mei vieren we de bevrijding van ons land. Een zee van bloemen is de stille getuigenis van de herdenkingen die daar hebben plaatsgevonden.
gekomen. Als stille getuige van wat zich eens rondom de kerk heeft afgespeeld zit het stuk granaatscherf nog steeds in het hout. Op een minder prominente plaats dan de gedenktekens in het dorp, maar voor de monumentenwacht niet minder indrukwekkend.
Juist in die week staat een inspectie door de monumentenwacht op het program van een kerk die door het oorlogsgeweld zwaar getroffen is. Een plaquette in de gevel toont de namen van de in dit dorp gevallen slachtoffers. Tijdens beschietingen heeft deze kerk de nodige schade opgelopen. Het dak en de gevels waren zwaar beschadigd, zo verhaalt de koster, maar gelukkig is er geen brand uitgebroken. Direct na de bevrijding is een aanvang genomen met herstelwerkzaamheden. Met het materiaal dat voorhanden was is de kerk gerepareerd en dat is in de kapconstructie goed te zien: dakbeschot dat hergebruikt is en de verfsporen van eerder gebruik toont. De kapspanten zijn niet hersteld. Wel zijn deze op diverse plaatsen beschadigd door de beschietingen en zijn splinters hout afgebroken. De werklieden in die tijd hebben besloten dat deze spanten nog wel konden blijven zitten en terecht, want de constructie is nog zwaar genoeg. Tijdens de inspectie speuren we in de kap naar sporen van lekkage en eventuele houtaantasters. Bij het beschijnen van de spanten valt ons een vreemde vervorming op aan de achterzijde van een houten spantbeen. Aan de voorzijde zit een diep langwerpig gat van 12 centimeter lang en enkele centimeters breed. Bij nadere bestudering van de bult aan de achterzijde van de balk blijkt er een stuk ijzer uit het hout te steken.
Doorboord spantbeen in de kapconstructie van de kerk.
Verbaasd komen we tot de conclusie dat er in het hout een granaatscherf zit. Een stuk dat bij de inslag diep in het hout is geslagen en nu zestig jaar later als een stuk vervormd ijzer zichtbaar is. Dwars door de dakbedekking en het dakbeschot heen is het stuk granaat in het spantbeen terecht-
Bouwkundige inspectie van de Kloveniersdoelen in Middelburg met gebruik van een hoogwerker (foto Monumentenwacht Nederland).
Restauratiebeurs drukker bezocht dan ooit De 6e editie van de Nederlandse Restauratiebeurs op 14, 15, en 16 april in ’s-Hertogenbosch was niet alleen groter, maar werd ook drukker bezocht dan ooit. Over 3 dagen verspreid trok de beurs meer dan 8.500 bezoekers. Met 3.300 vierkante meter beursvloer en met meer dan 40 lezingen en voordrachten overtrof deze editie alle voorgaande beurzen. De SCEZ leverde bijdragen aan de stands van Monumentenwacht Nederland, Restauratie Opleidingsprojecten en die van de provinciale steunpunten monumentenzorg. (foto Monumentenwacht Nederland)
Zeeuws Erfgoed
19 juni 2011/02 • M
ONUMENTENN
Erfgoed Allerlei PUBLICATIES SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven [commissaire Gérard Audinet], Charley Toorop (Paris: Paris-Musées, 2010) 254 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 978-2-7596-0113-4. Catalogus bij de tentoonstelling ‘Charley Toorop, 18911955’, georganiseerd door het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris, van 19 februari tot en met 9 mei 2010. Deze tentoonstelling was gebaseerd op ‘Vooral geen principes!’, georganiseerd in 2008 door Marja Bosma in het Museum Boijmans-van Beuningen te Rotterdam. Het Franse boek is letterlijk een tweeluik, waarvan het eerste deel tekstbijdragen bevat van onder meer Fabrice Hergott, Marja Bosma (vertaling van Vooral geen principes!), Carel Blotkamp, Catherine Gonnard en Gérard Audinet. Het bevat een lijst van geëxposeerde werken, levenschronologie en een selecte bibliografie. Het tweede deel omvat de weergave van alle expositiewerken en werk van vrienden van Charley Toorop. Fred van Lieburg, Een eiland na de Reformatie: Schouwen-Duiveland 15721700 (Amsterdam: Bert Bakker, 2011) 366 pag.: ill.; ISBN 978-90-351-33440. Van Lieburg schetst de opkomst van het calvinisme in Zeeland in de beginperiode van de Opstand tegen de Spaanse overheersing. Op SchouwenDuiveland leidde dat tot een vrijwel homogene gereformeerde samenleving, gekenmerkt door een strenge orthodoxie - afgezien van enkele kleine rooms-katholieke en doopsgezinde minderheden. Van Lieburg schetst het eerste begin, de organisatie van de gereformeerde kerk, het burgerlijke en kerkelijke bestuur, de eredienst, de gereformeerde leer, de kerkelijke tucht tegenover lidmaten en bemoeienis met de openbare orde. Tot slot de wederzijdse beïnvloeding van kerk en staat op het gebied van politiek, waaronder de strijd tegen Spanje en later Engeland en Frankrijk. Met enkele afbeeldingen in zwart-wit, eindnoten, een literatuuroverzicht en register. Johannes Minnaard, Bijnamen van toen in Yerseke (Yerseke: Hoekman, 2010) 77 pag.; ill., foto’s. De auteur was tijdens zijn leven actief als visser en bij Van Oord in Werkendam. Hij verzamelde voor dit boekje tal van dorpsverhalen waarin de bijnamen van de dorpelingen de hoofdrol spelen. Arie van Steensel, Edelen in Zeeland. Macht, rijkdom en status in een laatmiddeleeuwse samenleving. Adelsgeschiedenis VIII (Hilversum: Verloren, 2010) 492 pag.; ill., tab., fig., graf.; ISBN 978-90-8704-185-4. Handelseditie van een proefschrift dat in Leiden verscheen. Welkome studie over de adelsgeschiedenis van Zeeland
met aandacht voor adeldom en edelen in laatmiddeleeuws Zeeland (deel I), leengoederen, grondbezit, ambten, politieke invloed en militaire macht (deel II), familie, huwelijk, bezit, machtsuitoefening, netwerken, carrières, levensstijl en beeldvorming (deel III). De studie wordt afgesloten met een slotbeschouwing en een summary. In de bijlagen zijn de namen van alle edelen uit de onderzoekspopulatie weergegeven. Bevat lijst van afbeeldingen, kaarten, tabellen, afkortingen en rekeneenheden, geraadpleegde bronnen en literatuur en een persoonsregister. Frans Westra, Bouwers van sterke werken. Nederlandse ingenieurs in het tweede tijdperk van de Tachtigjarige Oorlog, 1605-1648 (Utrecht: Stichting Menno van Coehoorn, 2010) 96 pag.; ill., foto’s, krt., tek., grav., tab.; ISBN 97890-6469-854-5. Bevat besprekingen van militaire ingenieurs en hun werk, vervat in vele bijgevoegde kaarten en tekeningen. In het boek staan vele Zeeuws-Vlaamse en Zeeuwse forten vermeld. Bevat eindnoten, twee bijlagen, een lijst van archivalia, geraadpleegde literatuur en persoonsregister.
• Tijdschriften Aad de Klerk, ‘De gang van het Walcherse water; over watergangen op Walcheren’, in: Zeeuws Landschap 27/1 (2011) 12-14. Jan J.B. Kuipers, ‘De strao op Schouwen. Strand, zee en paarden’, in: Traditie 17/1 (2011) 6-12. Zeeland 20/1 (2011) 1-40. In dit nummer van Zeeland een uitgebreid artikel van M. van den Broeke: ‘Een theater voor ‘tuinoefeningen’. Job Baster en zijn tuin Het Zonnehof in Zierikzee’ ofwel een verhaal over de man die de goudvis in Nederland introduceerde. P.W. Moerdijk schreef ‘De fossiele schelpen van de Nederlandse kust in Zeeuws perspectief ’, naar aanleiding van de publicatie van de atlas van fossiele schelpen van de Nederlandse kust. B.A.M. Ramakers is op zoek naar onderzoekers die de rederijkerscultuur onder de loep willen nemen. Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (2009) 222 pag.; ISSN0166-594X. Sjoerd Faber bespreekt de grenzen van het strafrecht in Zeeland aan de hand van de zaak van twee Zeeuwse meisjes die in 1870 voor diefstal tot jarenlange opsluiting werden veroordeeld. Een groot deel van dit Archief gaat over Florentinus Wibaut: Jeanine Dekker heeft een biografisch artikel, Jan Zwemer plaatst de politicus in het krachtenveld van zijn Middelburgse tijd en omgeving, en Johan de Koning bespreekt de volkshuisvesting onder invloed van Wibaut. Andere bijdragen zijn er van Huib Zuivervaart die het in 1658 opgerichte theatrum anatomicum in Middelburg behandeld en Lo van Driel die de cor-
Zeeuws Erfgoed
respondentie van D.A. Poldermans met P.J. Meertens aan een nader onderzoek onderwerpt. Zeeuws Tijdschrift 61/ 1/2 (2011) 1-74. Het Zeeuws Tijdschrift is ditmaal in zijn geheel gewijd aan de met Pasen op meerdere plaatsen in Zeeland uitgevoerde Matthäus Passion. Arco Willeboordse dook in het archief van het Bach-Comité dat al bijna zestig jaar bestaat, Paul van der Velde interviewde het bestuur en Veronica Frenks sprak met diverse musici over de uitvoering van de Passion in de Sint-Baafs in Aardenburg. Bach-kenner Albert Clement gaat in op de Nederlandse muziektraditie van het stuk; Maarten ’t Hart wijdde zelfs een heel boek aan Bach en laat een kort fragment lezen; Lineke Broos sprak mensen die de Passion aangrijpen voor een jaarlijkse familiereünie; en André van der Veeke schreef een gedicht over het Aardenburgse Bachmonument. Een aparte bijdrage is er van Ans J. Veltman-van den Bos over Petronella Moens, de blinde maar ziende dichteres uit Aardenburg. Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 35 (2010)128 pag.; ISBN 90-70511-44-9. Frans Beekman schreef een beschouwing over 35 jaar regionale geschiedschrijving in de Kroniek. Adri van Vliet besteedt aandacht aan de Zierikzeese admiraal Adriaan Willem Simonsz. (circa 15501597), en Henk Looijesteijn aan de Zeeuwse jaren van de eveneens van Zierikzee afkomstige P.C. Plockhoy (circa 1620-1654). W.D.R. van Oostrum ontrukt Rijkje Bubbezon en haar dichtende dochters aan de vergetelheid. Albert Clobus bespreekt de familie Stofregen uit Zierikzee (17501850) en E.F.G.M. Gelderman doet een biografische vertelling van zijn grootouders Johanna Maria de Crane en Edzard Jacob Gelderman. Als laatste bespreekt Daan van der Wekken de Zierikzeese schoolmeester en kunstschilder G.H. Breetvelt (1892-1982). Nehalennia. Archeologie, cultuurhistorie, streektaal en volkscultuur van Zeeland en Goeree-Overflakkee, het bulletin van de Werkgroep CultuurHistorie van het Zeeuws Genootschap en de Zêêuwse Dialect Verênigieng, biedt in afl. 171, voorjaar 2011, naast de vaste rubrieken artikelen over het verdronken dorp Edekinge op Noord-Beveland (Gerard van der Wal), het kunstwerk ‘De Wind’ van Marinus Boezem (Leen Moelker), Ed. Hoorniks gedicht over Middelharnis (Pau Heerschap) en een aflevering van ‘Uit de oude doos’ over een dialectwoordenlijst uit de omgeving van het dorp Serooskerke op Schouwen (Veronique De Tier).
• Heemen oudheidkundige bladen Schouwen-Duiveland In het eerste nummer van 2011 van Stad en Lande, Historische bijdragen en mededelingen van de Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland, staan gewoontegetrouw de jaarverslagen (in dit geval die van 2010) van de diverse commissies. Daarnaast schenkt R. van Langeraad aandacht aan de uitgestrekte
20 juni 2011/02 • E
RFGOED
ALLERLEIN
bezittingen van Jacob Cats in ZeeuwsVlaanderen. Over een ansichtkaart, verstuurd door Anton Pieck uit Zierikzee, verhaalt A. Rotte. H. Uil verzorgde een ‘In memoriam Maatje Jansen-Glas (1919-2011)’. Mevrouw Jansen was van 1973 tot 1985 bestuurslid van de Vereniging Stad en Lande, had interesse in de geschiedenis en het landschap en zette zich op veel gebieden in. Ook haar kennis over streekdrachten was groot. Van ‘De reorganisatie van de ZLM (1916-1918 ) op SchouwenDuiveland’ brengt J. Zwemer ons op de hoogte. Walcheren Het onderwerp ‘levensloop van mensen’ is voor dit jaar door de redactie van De Wete (2011, 1) gekozen als onderdeel van immaterieel erfgoed. R. Goudbeek laat een staaltje doorzettingsvermogen zien van de ZuidBevelandse boer Ko van ’t Westeinde, die zijn zinnen had gezet op de in 1906 overstroomde Calandpolder. Na veel moeilijkheden kreeg hij zijn zin, en nu boeren de kleinkinderen van Ko van ’t Westeinde nog steeds in de Calandpolder. J. Simons onderzocht de geschiedenis van hof Valkenisse, jaren geleden gesloopt, na onderdeel uitgemaakt te hebben van de camping van de familie Vos. Over de Veerse stadskranen schrijft J. Midavaine en over een tekst op een balk in een Veerse gevel heeft S. Hendrikse een ontdekking gedaan. I. Doorenweerd heeft al verschillende artikelen over documenten in het archief van de Weeskamer van Veere geschreven. Ook in dit nummer neemt zij een bijzonder document onder de loep. Het ‘Vadertje’ van F. van den Driest gaat dit keer over de Walcherse trekpaarden, jammer genoeg na de Tweede Wereldoorlog voor het grootste deel vervangen door tractoren. In De Wete (2011, 2) staat ook weer de ‘levensloop van mensen’ centraal. Drie auteurs hebben het levensverhaal van Karel van Drunen gekozen als uitgangspunt voor artikelen over Middelburg in het eerste kwart van de twintigste eeuw. Het eerste artikel, van P. Smallegange, gaat over de geschiedenis van de School der Nederlands Hervormde Gemeente, waar Van Drunen van 1910 tot 1926 hoofdonderwijzer was. In de komende nummers van De Wete zullen de twee volgende artikelen over Van Drunen worden gepubliceerd. L. van der Vliet leidt de artikelen in met een biografische schets. J. Kaljouw vertelt ons over de vroegere buitenplaats Poelwijk bij Groot-Abeele. J. Braat leverde ‘Bent u geraakt?’, een stuk over het Huis van Bewaring in Middelburg, dat in de Tweede Wereldoorlog dienst deed als interneringsdepot voor ongewenste vreemdelingen. Vervolgens lezen we over ‘keutjes’ - geldmiddelen gebruikt voor de slavenhandel en later gebruikt bij gezelschapsspelletjes - geschreven door W. Vreeke. Als vervolg op het artikel in De Wete (2011, 1) van S. Hendrikse is er een stuk van J. Midavaine over het pand waarvan Hendrikse een balk met inscriptie beschreef. Hij gaat in op de geschiedenis van het bewuste pand.
Het Polderhuis Blad (maart 2011) is nu al weer voor de vijftigste maal verschenen. Een mijlpaal om trots op te zijn! Polderhuis Westkapelle probeert een steentje bij te dragen aan het weren van de honger in de wereld: er wordt Fairtrade koffie geschonken en men heeft meegewerkt aan de actie voor de Voedselbank Walcheren, die een succes is geworden. Eind 2010 is de officiële ‘Polderhuis-Hyves’ de lucht ingegaan, met veel informatie over het museum. De exposities voor 2011 worden in dit nummer aangekondigd en de initiatieven die worden genomen om een kunstwerk te realiseren ter herinnering aan Charley Toorop.
maquette van Biervliet van de Stichting Monumenten Biervliet, in een speciaal daarvoor verbouwde kamer. Pieter de Deckere is de enige kunstenaar uit de middeleeuwen die bekend is uit overgeleverde documenten uit de Vier Ambachten. R. van Elslande laat zien dat het gebied over eigen kunstenaars kon beschikken en niet alleen afhankelijk was van import van kunstwerken. We kennen de naam van De Deckere alleen uit documenten - er is geen enkel kunstwerk van hem bewaard gebleven - maar uit de functies die hij uitoefende in het Brugse schildersgilde en uit zijn opdrachten blijkt dat hij tijdens zijn leven zeer gewaardeerd werd.
De Bevelanden H. van Dam reconstrueert gebeurtenissen van 20 maart 1945, toen bij Nieuwdorp een Engelse Lancaster bommenwerper neerstortte. In de vorige Spuije schreef A. Willeboordse over misdaad in Reimerswaal in de vijftiende eeuw. Hij levert in dit nummer het vervolg op dat artikel: over het strafproces, de strafmaat en de uitvoering van de straf. G.J. Lepoeter biedt het artikel aan: ‘Diaconale zorg op zijn smalst’. Hij laat zien hoe moeilijk het was in de negentiende eeuw te krijgen waar je recht op had, en hoe onmenslievend een kerkenraad in Kapelle zich kon opstellen. ‘Jan Hogerwerve, een overmoedig lid van de stedelijke garde in 1796’ is geschreven door W.P. den Toom. De lastige gardenier werd voor dertig jaar verbannen uit Goes.
Het Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ (2011, 1) bevat naast huishoudelijke mededelingen een terugblik op de Janseniusherdenking, waarvoor het initiatief genomen werd door de oudheidkundige kring. De lezing van professor Peter Nissen vormde de hoofdmoot van de academische zitting in de Basiliek van de H. Willibrordus in Hulst; een gedeelte van die lezing is in dit nummer opgenomen.
Zeeuws-Vlaanderen In de Nieuwsbrief, Heemkundige Vereniging Terneuzen (2011, 1), bijt J. de Koning het spits af met zijn artikel ‘Een pionier onder de Zeeuwse architecten. Levinus de Bruijne transformeert de Kanaalzone’. Levinus de Bruijne (1873-1955) was de oprichter in 1899 van het eerste architectenbureau in Zeeland, dat langer dan honderd jaar een vooraanstaande plaats innam in de Kanaalzone. De Bruijne begon met het ontwerpen van boerderijen, maar wist daarna heel wat opdrachten in de wacht te slepen voor herenhuizen en moderne villa’s. Ook ontwierp de architect de uitbreidingen van de Walzenmolen uit 1911 en 1939, en een groot aantal bedrijfsgebouwen langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen. K. de Kruijter vertelt over de vriendschappelijke contacten tussen schoolmeester Jacob Kosten (18741941) in Zaamslag en oud-priester, later predikant Albert Lauwers (18701955). De auteur geeft bijzonderheden over hun leven en over de inhoud van bewaarde brieven van Lauwers aan Kosten. ’t Trefpunt van Biervliet is de plaats waar jong en oud elkaar ontmoeten. R. Willemsen beschrijft de geschiedenis van het gebouw waarvan de aanbesteding plaatsvond op 22 juni 1910. Het werk werd gegund aan Louis Bertou, hij leverde het gebouw op in januari 1911. Het gebouw is voor veel doeleinden gebruikt: zondagsschool, catechisatie, vergaderingen, jongens- en meisjesclub. Ook voor bruiloften en recepties kon men er terecht. Het werd een multifunctioneel gebouw voor alle gezindten. Het gebouw, dat nu honderd jaar in gebruik is bij de Biervlietse bevolking, herbergt sinds mei 2010 de
In het Tijdschrift, bulletin van de Heemkundige Kring West-ZeeuwsVlaanderen (2011, 2), vinden we het verslag van de jaarvergadering 2010. A.L. Kort leert ons de Oostburgse gifmengster Maria Risseeuw kennen, die haar oma om het leven gebracht zou hebben. R. Willemsen schrijft ‘De handel en wandel van meneer Carpreau’. Carpreau was de baas van een administratiekantoor in IJzendijke, rentmeester voor verschillende Gentse landeigenaren en voorstander van vernieuwingen in de landbouw. Hij onderhield als rentmeester een uitgebreide briefwisseling met Jean Lacombe, eigenaar van onder andere een stuk land, het Schorre genoemd. Zijn brieven zijn zeer informatief doordat hij de zaken goed en duidelijk kon weergeven. I. van Damme vertelt over de emigratie van E. van Dierendonck uit Hoofdplaat naar Noord-Amerika in 1910. Het blijkt een wat triest verlopen emigratie te zijn van een jong echtpaar dat zijn droom niet heeft zien uitkomen. In ‘De Kelder’ van M. Haak staan fragmenten uit het dagboek van mevrouw de Vries-Balhuizen centraal; het dagboek is geschreven in ZeeuwsVlaanderen tussen 31 augustus en 28 november 1944. De ‘kelder’ was de kelder van de hofstede van Frans Haak in de Sint-Pieterspolder ten westen van Biervliet, waar verschillende families onderdak gevonden hadden in de gevaarlijke maanden voor de bevrijding. A. R. Bauwens bespreekt de straatnaam de Baanstpoldersedijk bij Nieuwvliet en J.C. Bliek in een volgend artikel de grafzerken in de Grote Kerk van Groede.
Zeeuws Erfgoed
Geschiedenis van Zeeland
1550 tot 1700 (deel 2): Zeeuwse contrasten
Het is nu ruim twee jaar geleden (november 2008) dat het startschot is gegeven voor het door de Provincie Zeeland gefinancierde langlopende project ‘Geschiedenis van Zeeland’, dat in 2014 afgesloten zal worden. Vanwege die lange looptijd is het goed om tussentijds verslag te doen van de vorderingen. In november 2009 is de Matrix voor de Geschiedenis van Zeeland gepresenteerd en hebben de eindredacteur en alle deelredacteuren een presentatie gegeven over de opzet van alle vier de delen. In november 2010 hebben de redacteur en auteurs van deel I over hun vorderingen gesproken. Nu is het de beurt aan de redacteur en auteurs van deel 2 om te laten zien hoe ver ze zijn en hoe zij de matrix hebben gebruikt of denken te gaan gebruiken. Op 24 juni 2011 zullen zij iets vertellen over de voorlopige resultaten van hun werk in uitvoering. Er is gelegenheid tot het stellen van vragen en voor discussie. De bijeenkomst wordt kort onderbroken voor een wandelende lunch en na afloop worden koffie en thee geserveerd. Het seminar ‘Zeeuwse contrasten’ vindt plaats in de filmzaal van het Provinciehuis (Abdij Middelburg) en begint om 10.30 uur.
Programma tweede seminar in de serie ‘Werk in Uitvoering’ 10.30-10.35 Welkomstwoord, drs. Marlies Jongejan, vice-voorzitter SHOZ 10.35-10.45 Over de opzet van de studie, prof. dr. Wijnand Mijnhardt 10.45-11.05 Politieke ontwikkelingen, prof. dr. Simon Groenveld 11.05-11.25 De 17e eeuw: het Zeeuwse Wirtschaftswunder, mr. dr. Piet van Cruyningen 11.25-11.45 De hervorming in Zeeland, dr. Clasien Rooze Stouthamer 11.45-12.05 Religie en cultuur, dr. Arno Neele 12.05-12.45 Wandelende lunch 12.45-13.00 IJkpunt 1700 en de matrix, prof. dr. Wijnand Mijnhardt 13.00-13.45 Mogelijkheid tot het stellen van vragen en debat met een forum van auteurs 13.45-14.30 Napraten met koffie en thee
Locatie en aanmelden Locatie Ingang Datum Aanvang Kosten Aanmelden
21 juni 2011/02 • E
RFGOED
: Filmzaal Provinciehuis Middelburg : Abdijplein 8 : 24 juni 2011 : 10.30 uur : geen : tot 17 juni bij
[email protected]
ALLERLEIN
Twee nieuwe herinneringsmonumenten voor Zeeland In maart is onze provincie verrijkt met twee bijzondere herinneringsmonumenten. De monumenten, waarvan een in Middelburg en de ander in Westkapelle, gedenken twee gebeurtenissen uit de Zeeuwse geschiedenis halverwege de twintigste eeuw. Middelburg: lange reis van Zeeuwse joden Op 24 maart 1942 worden zo’n tachtig Zeeuwse joden via station Middelburg door het naziregime op transport gesteld. Een groot deel van hen zijn Middelburgers. Zij zien hun stad die dag voor het laatst. Hun reis eindigt in de Duitse vernietigingskampen. In totaal komen ongeveer honderdentwintig Zeeuwse joden om in de Tweede Wereldoorlog. Initiatief Het initiatief voor een plaquette in de stationshal van Middelburg, die herinnert aan dat bewuste transport, werd genomen door oud-wethouder Jan van der Weel. De Stichting Synagoge Middelburg heeft zich ingezet om het kunstwerk te realiseren, met steun van de gemeente en de Provincie Zeeland. Ontwerp en onthulling Het ontwerp is van Appie Drielsma (1937) die zelf de Holocaust heeft overleefd. Hij heeft ook de bronzen deuren van de Arke in de Middelburgse Synagoge vervaardigd. Op woensdag 16 maart 2011 is de herinneringsplaquette onthuld door de commissaris van de koningin in Zeeland, Karla Peijs, en de burgemeester van Middelburg, Koos Schouwenaar, in aanwezigheid van opperrabbijn Binyomin Jacobs.
Joods herinneringsplaquette in de stationshal van Middelburg.
Commissaris van de koningin Karla Peijs bij het monument in gesprek met opperrabijn Binyomin Jacobs (links) en Léon Dewitte van Stichting Steun Bevrijders Walcheren. Westkapelle: opvangkamp voor Molukkers Op 21 maart 1951 komen de eerste Molukse gezinnen aan in Nederland. Het zijn de politieke problemen in Indonesië die hen naar hier brengen. De gezinnen worden ondergebracht in diverse woonoorden, waaronder het kamp Westkapelle. Daar vindt als tragisch dieptepunt de beschieting op het kamp plaats, waarbij enkele Molukkers gewond raken. Initiatief Nu bijna alle barakken zijn gesloopt, heeft de Provincie Zeeland samen met de gemeente Veere, onder wie voormalig gemeenteraadslid Tiny Polderman, het initiatief genomen om een monument voor de Molukse gemeenschap te laten maken ter herinnering aan het voormalig kamp in Westkapelle. Ontwerp en onthulling Samen met de Molukse gemeenschap is de keuze gevallen op het ontwerp van Trinette Ledelay, die door haar achtergrond zich daar sterk mee verbonden voelt. Voorwaarde was dat het monument elementen bevat uit het voormalige kamp. Dit heeft Trinette vorm gegeven door de stenen van de barakken als gruis te gebruiken voor de letters in de sokkel van het beeld. Het gedenkteken staat op de zeedijk in Westkapelle en is daar op maandag 21 maart 2011 onthuld door de commissaris van de koningin, Karla Peijs. Zie ook de achterpagina van deze nieuwsbrief, rubriek MOnuMENTaal.
Afscheid Harry van Waveren Het is nog even wennen: Harry van Waveren, oud-gedeputeerde. Vanaf 2003 heeft Harry van Waveren als gedeputeerde voor cultuur op inspirerende wijze handen en voeten gegeven aan het provinciaal erfgoedbeleid. Er verschenen in 2006 en 2007 in totaal vier uitwerkingsnota’s op deelterreinen. Het veld is ermee aan de slag gegaan en niet zonder effect. Het erfgoed is inmiddels stevig in de Zeeuwse samenleving verankerd. Op 27 april werd hier op een voor Harry volstrekt onverwacht moment nog even bij stilgestaan. In het Bevrijdingsmuseum Zeeland in Nieuwdorp mocht hij het eerste exemplaar van het boekje Fietsen langs sporen van de oorlog in Zeeland in ontvangst nemen. Maar voordat het zover was, werd ingebroken in het officiële programma. Wim Scholten, directeur van de SCEZ, verraste Harry met een bijzonder erfgoedpakket. In zijn aanbiedingstoespraakje memoreerde Wim de bijzondere combinatie die Harry als bestuurder kenmerkte. Hij combineerde persoonlijke betrokkenheid, inhoud en visie met bestuurlijke daadkracht en zakelijkheid. Daar hebben de ruim honderdvijftig erfgoedorganisaties, de vele tienduizenden burgers die actief of passief bij het erfgoed betrokken zijn en natuurlijk het erfgoed zelf in de afgelopen jaren veel baat bij gehad. Het erfgoedpakket dat Harry kreeg aangeboden bevatte alle ingrediënten om Zeeuwse pannenkoeken te bakken. Verder was een speciaal keukenschort bijgevoegd met negen afbeeldingen van Harry op bijzondere momenten, alle voorzien van onderschriften in het Zeeuws. Harry van Waveren met het keukenschort dat hij door Wim Scholten kreeg overhandigd.
Zeeuws Erfgoed
22 juni 2011/02 • E
RFGOED
ALLERLEIN
Nieuw boek over Zeeuwen in Amerika Sinds kort is Zeeland een bijzonder boek rijker over de geschiedenis van Zeeuwen in de Verenigde Staten. Op 19 mei werd in het Roosevelt Study Center in Middelburg het boek Zeeuwen in Amerika gepresenteerd, van de hand van Lilian Dominicus. Emigratie naar het beloofde land Zeeuwen in Amerika is een rijk geïllustreerde afsluiting van de reportagereeks die Lilian Dominicus in het kader van het project ‘Zeeland herontdekt Amerika 1609-2009’ voor de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) heeft geschreven. In de bundel staan verhalen over de lotgevallen van de vele duizenden Zeeuwen die vanaf de negentiende eeuw naar de Verenigde Staten vertrokken. Vaak vertrokken ze uit armoede, na een periode van slechte oogsten of van oorlog. Ze zochten hun geluk in het beloofde land, in Amerika. Vaak werd de reis aangevangen in de Rotterdamse haven, om vervolgens enige tijd later op de kade van New York aan te monsteren.
Zeeland herontdekt Amerika In het project ‘Zeeland herontdekt Amerika 1609-2009’ werden in het herdenkingsjaar 2009 de ZeeuwsAmerikaanse betrekkingen in het verleden en het heden inzichtelijk gemaakt. Aanleiding hiertoe vormde de landing van Henry Hudson in 1609 op de kust van het eiland Manhattan, het latere Nieuw-Amsterdam (en huidige New York). Aan het Zeeuwse project namen diverse instellingen deel, waaronder de SCEZ.
Droevige en succesverhalen Aan de hand van onder meer verhalen en beeldmateriaal van hun nazaten is te reconstrueren of deze Zeeuwse emigranten het geluk ook daadwerkelijk vonden. De droevige verhalen én de successtory’s zijn te lezen in Zeeuwen in Amerika, een bundeling van artikelen en foto’s die in de PZC zijn verschenen. Veel verhalen zijn ook terug te lezen op de weblog van Lilian Dominicus: http://liliangoesamerica.wordpress.com.
Zeeuwen in Amerika, door Lilian Dominicus (Kats/Rotterdam, Uitgeverij deBUITENSPELERS 2011) 287 pag.; ISBN 978-90-71359-38-5; 29,95 euro.
Musea
Musea trakteren bezoekers Op 2 en 3 april jongsleden vond het 30ste Museumweekend plaats. Landelijk thema was ‘Laat je trakteren door het museum’. In Zeeland lieten bezoekers zich trakteren op een bijzonder liefdesdrankje (Museum De Schotse Huizen, Veere), overheerlijke appeltaart (Fruitteeltmuseum, Kapelle) of krukels en krentenbrood (OosterscheldeMuseum, Yerseke), maar vooral ook op historische voorwerpen, kunstzinnige schilderijen en bijzondere verhalen. Er namen 32 musea deel aan het Museumweekend (gratis of met korting toegankelijk). Het publiek werd ook op veel nieuwe tentoonstellingen getrakteerd, zoals in Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland, Historisch Museum De Bevelanden in Goes, Marie Tak van Poortvliet Museum in Domburg, Streekmuseum Het Land van Axel en Museum De Vier Ambachten in Hulst. Ook waren er in veel musea speciale activiteiten. Helaas speelde het mooie lenteweer de musea (zeker op zaterdag) toch wat parten. Er kwamen zo’n 8.500 bezoekers naar de musea. Dat is iets minder dan in 2010, toen 10.000 bezoekers werden geregistreerd. Koploper was het Zeeuws Museum in Middelburg, met 1.443 bezoekers. Het Museumweekend is voor veel Zeeuwse musea traditioneel de start van een nieuw seizoen. De musea bieden ook in 2011 weer een gevarieerd programma aan met tentoonstellingen, evenementen en fietstochten. Zie hiervoor www.zeelandmuseumland.nl.
Liefdesdrank in Veere.
De Museumgids 2011-2012, verkrijgbaar bij de Zeeuwse musea en de SCEZ.
Appeltaart in Kapelle.
Zeeuws Erfgoed
23 juni 2011/02 • M
USEAN
Museumvoorwerpen in de zorg Enkele Zeeuwse musea ontwikkelen dit jaar een reminiscentieproject. De SCEZ organiseerde daarvoor op 17 maart een workshop onder leiding van Karin van Leengoed. Met reminiscentie wordt bedoeld het ophalen van herinneringen, met een nadruk op fijne herinneringen. Deze kunnen helend werken bij ouderen. Het cultureel erfgoed biedt goede mogelijkheden om hierop in te spelen. Het zien van een foto of het vasthouden van een gebruiksvoorwerp uit het verleden, het ruiken van een ‘ouderwetse’ geur of het horen van een verhaal in dialect kan allerlei associaties oproepen, die ouderen in een zorginstelling met elkaar in gesprek doen gaan. De deelnemende musea zijn: Streekmuseum De Meestoof, Streek- en Landbouwmuseum Goemanszorg, OosterscheldeMuseum, Museum De Schotse Huizen en Streekmuseum Het Land van Axel.
Sylvia van Dam Merret van Museum De Schotse Huizen in Veere weet dat bij haar de meeste museumvoorwerpen te oud zijn. “Die kent men niet uit eigen herinnering. Wij kunnen wel goed binnen dit project met streekdrachten werken. Maar hoe maak je de koppeling met de rest van het museum?” Bij Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland doet men al aan educatie voor kinderen, vertelt Elna Wesdorp. “Nu willen we ook iets voor ouderen ontwikkelen. Voor kinderen zijn er webquests, waarbij we met museumvoorwerpen naar de scholen toe gaan. Twee jaar geleden hadden we een expositie ‘Hoe de was was’. Ik heb nu een wasklopper meegenomen. Daarmee kun je herinneringen ophalen aan het wasritueel. Velen zullen herinnering hebben aan het wassen door hun moeder.’’ Ingrid van Oudeniel: “Op dit moment hebben we bij De Meestoof een expositie over thee. Met theepotten, mutsen, zeven… Dat is ook een mooi onderwerp voor reminiscentie.” “Ook in Zeeland wordt de herinnering aan de streekdracht steeds minder”, beseffen Marjan van der Heijden en Nellie de Kraker van Streekmuseum Het Land van Axel. “Wij gaan met onderdelen van de streekdracht naar de ouderen toe. Zij halen herinneringen op en dat is zo leuk. Daar steken wij ook weer wat van op. Het is voor ons ook belangrijk om de kennis over streekdracht op die manier te bewaren.’’
Workshop Museumvoorwerpen in de zorg. De afgelopen jaren ontwikkelden diverse Zeeuwse musea educatieve leskisten voor het onderwijs, maar themakoffers voor in de ouderenzorg zijn vrij nieuw voor de musea. Tijdens de workshop is door Karin van Leengoed aan vertegenwoordigers van de musea uitgelegd op welke manier de musea aanbod voor de nieuwe doelgroep kunnen ontwikkelen. Het doel is om met een koffer met museumvoorwerpen naar zorginstellingen te gaan of, wanneer dat mogelijk is, met de ouderen van zorginstellingen of dagopvang naar de musea te komen. Zij kunnen dan prettige herinneringen ophalen door middel van de voorwerpen. Die moeten hen prikkelen om goed na te denken en goed te kijken. Deze activiteit beperkt in zekere mate de achteruitgang van ouderen. De voorwerpen moeten uit de dagelijkse omgeving komen en van hooguit zeventig tot tachtig jaar geleden zijn. Te denken valt aan een koffiekan, melkbus, theemuts, oude kruik of gehaktmolen. Herinneringen uit de kindertijd van de deelnemers komen hierdoor terug. Ook in spelvorm kunnen de voorwerpen behandeld worden. Tevens kunnen oude ansichtkaarten worden ingezet. Een feest van herkenning “Ons museum richt zich op de periode tussen de twee wereldoorlogen in”, vertelt Annemarie Berkulin van Streek- en Landbouwmuseum Goemanszorg in Dreischor. “Eigenlijk doen wij al aan zorg. Vanuit Zorgcentrum Duinoord in Burgh-Haamstede komen ouderen al jaren naar ons museum.” Volgens Rien Mol is Museum Goemanszorg “een feest van herkenning.” “Daarom spreekt dit project mij aan”, zegt hij. “Ons museum biedt veel mogelijkheden binnen de zorg.” Jaap van Wieringen van het OosterscheldeMuseum heeft uit Yerseke een houten juk meegebracht naar de workshop. “Ik hou van verhalen vertellen”, zegt hij. Eef Kloezen vult hem aan: “Met dit juk leurde men met mosselen langs de deur. Daarvóór werd het gebruikt om water naar schepen te dragen. Het juk is tot aan de Tweede Wereldoorlog gebruikt. Daarna kwam de waterleiding. Helaas hebben we er geen foto’s bij. Eigenlijk is dit voorwerp ook al te oud. De mensen die dit meegemaakt hebben, leven niet meer.’’
Zeeuws Erfgoed
Uitwerking Het OosterscheldeMuseum wil vijf à zes actieve ouderen naar het museum halen. Het vervoer wordt door de gemeente geregeld. Museum De Schotse Huizen ziet meer in het museum naar de zorginstelling brengen. Sylvia van Dam Merret: “Wij willen foto’s van onze tentoonstelling maken en die in een diashow zetten. We gaan beginnen met het leggen van contacten dicht bij onze kern. We willen de activiteitenbegeleiders van de zorginstelling enthousiasmeren en laten meedenken over de uitvoering.” Ook ‘De Zeeuwse Klapbank’ met geluidsopnames van verhalen in dialect kan ingezet worden in de ouderenzorg. De geluidsfragmenten zijn te raadplegen op www.zeeuwseklapbank.nl en voorzien van Nederlands bijschrift. Er zijn plannen bij de SCEZ voor een apart reminiscentieproject rondom streektaal. In het najaar komen de deelnemende musea nog een keer bijeen om te zien welke projecten zijn opgezet en om ervaringen uit te wisselen. Geïnteresseerde zorginstellingen kunnen contact opnemen met de SCEZ (
[email protected]).
Voorwerpen in een naoorlogs interieur (Streekmuseum De Meestoof ).
24 juni 2011/02 • M
USEA
Vrijwilligers in musea In het kader van het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk 2011 bood de SCEZ op 21 maart de cursus ‘Vrijwilligersmanagement in musea’ aan. Twaalf vertegenwoordigers van verschillende Zeeuwse musea waren hierbij aanwezig. Zij kwamen van grote en kleine musea, musea die volledig op vrijwilligers draaien en musea die ook betaalde krachten in dienst hebben. De aanwezigen kregen veel praktische instrumenten aangereikt voor een effectieve inzet van vrijwilligers en het opbouwen van een goede vrijwilligersorganisatie.
In de 45 Zeeuwse musea zijn zo’n 1.750 vrijwilligers actief (en daarnaast zo’n 75 betaalde krachten). Heel veel werk in musea wordt dus door onbetaalde krachten gedaan. In deze tijden van crisis hebben vooral de middelgrote musea met medewerkers in loondienst het zwaar. Sommige zullen in de toekomst wellicht moeten omschakelen naar een vrijwilligersorganisatie. Hier komt de kracht naar boven van de musea die al jaren voor 100 procent op vrijwilligers draaien. Het uitwisselen van ervaringen is erg belangrijk voor het goed functioneren van vrijwilligersorganisaties. Het Industrieel Museum in Sas van Gent heeft vrijwilligers met technische kennis vanuit hun (oorspronkelijk) beroep. Bennie Vermandel vertelt: “De ene zegt: ‘Die bout zit verkeerd. De bout moet boven en de moer onder, vanwege inwateren’. De andere zegt: ‘Nee hoor, het is juist andersom, zodat je een gat ziet als de bout door trilling losraakt’. Dat zijn mooie discussies tussen specialisten.” In Sas van Gent hebben ze een klussenlijst met taken die vrijwilligers vrijblijvend kunnen doen. “Als het rustig is in het museum en de baliemedewerker heeft op zo’n dag weinig te doen, dan is dat niet echt motiverend”, weet Vermandel. “De klussenlijst met kleine activiteiten stimuleert ze om toch iets meer te doen dan alleen maar achter de balie te zitten.” Armand van Avermaete van Streekmuseum Het Land van Axel voegt daar aan toe: “Het is belangrijk hoe je met mensen omgaat. Dat moet je leren. Wil je iets gedaan krijgen, vraag dan bij sommige vrijwilligers niet: ‘Wil je dit even maken?’ Dan krijg je als antwoord: ‘Nee, ik heb het te druk.’ Vraag je het op een andere manier: ‘Zou jij dit kunnen maken; ik heb het al aan zes mensen gevraagd en die konden het niet.’ Dan is de uitdaging groter en antwoordt de vrijwilliger met: ‘Kom maar hier!”
Zeeuws Erfgoed
Maaike Klunne van het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk stelt dat vrijwilligerswerk een sociaalmaatschappelijke functie heeft. “Deze maatschappelijke taak kan een doel van je museum zijn. Vier je successen dan ook met je vrijwilligers! Positief nieuws is altijd leuk en de vrijwilligers maken het mogelijk dat er gevierd kan worden. Het stimuleert.” Het Watersnoodmuseum biedt in de zomer als maatschappelijke stage balieondersteuning aan. “Ook doen we mee aan de klussenactie van het Oranje Fonds NL DOET”, vertelt Klunne. “De Rotary SchouwenDuiveland meldde zich aan om de balie op te knappen en zandzakjes voor de verkoop te vullen. Het was een groot succes en een mooie promotie/ambassadeursdag om vrijwilligers te werven.” Lenie Welten van het Historisch Museum De Bevelanden in Goes: “Vrijwilligers zorgen voor draagvlak. Eén vrijwilliger heeft zelf honderd nieuwe vrienden geworven! Het zijn de ambassadeurs van je organisatie, ook richting de politiek. Met veel vrijwilligers en vrienden sta je sterker.” Historisch Museum De Bevelanden doet ook aan sociale werkvoorziening via De Betho. De mensen zijn helemaal opgenomen in de groep en doen bijvoorbeeld collectiewerk waar niet al te nadrukkelijke deadlines aan zijn verbonden. Ook het Watersnoodmuseum doet aan sociale werkvoorziening via De Zuidhoek. “Deze mensen zijn ontzettend enthousiast en alle vrijwilligers lopen er mee weg. Een groep mensen die vaak buiten de boot valt kan in musea vaak prima aan de slag. Er zijn best een hoop bronnen van arbeid die je kunt aanboren. Een win-win-situatie.”
3Vrijwilligerswerk in musea is niet vrijblijvend (illustratie Rob Wighman).
Inspraak Over in hoeverre vrijwilligers ook inspraak moeten hebben in de gang van zaken bij de musea, zijn de deelnemers aan de cursus verdeeld. Eén museum geeft aan dat men van een werkwijze met inspraak naar een topdown-benadering is gegaan, omdat inspraak niet werkte en nergens toe leidde. Ook bij de plannen voor een nieuw museum krijgen vrijwilligers geen inspraak, omdat je anders jaren bezig bent met plannen en dan kom je nergens. Aan de andere kant wordt wel aangekaart dat je met de factor betrokkenheid als inspraak wel wat kan. Contract Twee musea uit de groep leggen de taak- en functieomschrijving van de vrijwilliger vast in een contract. De logische aspecten worden vastgelegd en als raamwerk gebruikt. Vrijwilligers voelen zich hierdoor serieus genomen. Ze vinden dat prima en het schept duidelijkheid. Sommige musea zijn bang dat vrijwilligers dan afhaken omdat het te formeel is of dat vrijwilligers dan
25 juni 2011/02 • M
USEA
4
helemaal niets meer buiten hun kader zullen doen. Maar alle musea die een overeenkomst met vrijwilligers afsluiten hebben nadien geen weerzin en gaan er altijd mee door. Ter voorkoming van ellende is het verstandig om dingen vast te leggen. Veel mensen hebben er plezier van dat ze een contract hebben. De loyaliteit en motivatie komen hier niet door in het gedrang. Ze werken vrijwillig, maar niet vrijblijvend.
Vrijwilligers gezocht De musea in Zeeland zoeken altijd enthousiaste en trouwe vrijwilligers als aanvulling op de groep vrijwilligers die de musea nu al ondersteunt. Heeft u affiniteit met kunst en cultuur? Heeft u tijd beschikbaar? De musea zijn erg blij als u hen kunt helpen. Kijk eens op www.zeelandmuseumland.nl voor een leuk museum bij u in de buurt en meld u aan via
[email protected].
Knelpunten Uiteraard gaat er ook wel eens iets mis met vrijwilligerswerk. Soms loopt er weleens iets uit de hand omdat vrijwilligers meer doen dan hen eigenlijk opgedragen is. Dat kan mislopen en zelfs leiden tot het opstappen van vrijwilligers. Beëindigen Soms moet de vrijwilligerscoördinator van een museum een harde boodschap brengen. Aan mensen die niet in de groep passen of hun werk niet goed doen. Ook bij de Zeeuwse musea komt dat wel eens voor. Er wordt een voorbeeld gegeven van een vrijwilliger die tachtig jaar en licht dementerend is. Hij kon zijn werk als suppoost niet meer uitvoeren. Een tip is zo’n geval: neem contact op met zijn familie. De familie vindt dan vaak dat het museum nog geruime tijd met de betreffende persoon door is gegaan. En vervolgens kan er samen naar een oplossing worden gezocht. Hij is nu verteller in het museum, maar heeft verder geen verantwoordelijkheden. Op deze manier is zijn sociale netwerk niet zomaar afgekapt, maar kan hij elke woensdagmiddag op de koffie komen en verhalen vertellen.
Musea in Zeeland zoeken vrijwilligers.
Eerste reacties op mysterieus voorwerp In januari kreeg de SCEZ een melding van Niels Ribbers uit Café Michielsen aan de Vlasmarkt in Middelburg. Tijdens een verbouwing was daar een mysterieus, twee meter lang, houten voorwerp ontdekt. Over wat voor voorwerp het precies was, deden verschillende theorieën de ronde.
Afbeelding van houtsnede (publicatie in Exploration of the Works of Nature uit 1637, Chinapedia.com).
Om dit mysterie te ontrafelen zijn verschillende landbouwmusea in Zeeland ingeschakeld, is een persbericht verstuurd en informatie op de website van de SCEZ geplaatst. Dat leverde al snel enkele waardevolle reacties op. Een tipgever uit Zeeuws-Vlaanderen reageerde dat het wel eens om een tredmolen zou kunnen gaan, die ze vroeger in China gebruikten om de rijstvelden te bevloeien. Vierkante houten plankjes voerden het water van een rivier naar hoger land. Een historische foto waarop Chinezen het apparaat gebruiken, toont een vergelijkbaar werktuig. Een tweede tipgever kwam met foto’s uit een museum in China waarin hetzelfde voorwerp tentoongesteld was.
Chinese tredmolen in Museum in YueYang, provincie Hunan, China (foto Anne Simonse).
Zeeuws Erfgoed
26 juni 2011/02 • M
USEA
4
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 10 nr. 2 • juni 2011
Zeeuws Erfgoed is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Deze nieuwsbrief informeert over archeologie, cultuurhistorie, erfgoededucatie, monumenten, musea en streektalen in Zeeland. Zeeuws Erfgoed wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Abonnementen en adreswijzigingen alleen schriftelijk via postbus 49 o.v.v. Zeeuws Erfgoed. redactie Marinus van Dintel, Aad de Klerk, Jan Kuipers, Veronique De Tier, Tony Veenstra en Janneke de Wit eindredactie Saskia Buitenkamp, Aad de Klerk en Jan Kuipers foto’s Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, tenzij anders vermeld. De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbenden. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor beeldmateriaal, door derden aangeleverd, waarop auteursrecht berust. opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg druk Verhage & Zoon, Middelburg
Meegezonden - Zeeuws Archief Nieuws nr. 50 Aan dit nummer droegen bij • ARCHEOLOGIE Guus Besuijen, Robert van Dierendonck, Leida Goldschmitz-Wielinga, Henk Hendrikse, Hans Jongepier, Jan Kuipers, Ilona van der Weide-Haas • CULTUURHISTORIE Aad de Klerk • ERFGOEDEDUCATIE Marcel de Koning • MONUMENTEN Marinus van Dintel, Wim Jakobsen, David Koren en Jan van Zon • MUSEA Janneke de Wit • STREEKTALEN Veronique De Tier • ALLERLEI Johan Francke en Truus Trimpe Burger-Mekking
Aanlevering van kopij Voor het volgende nummer en/of reacties op deze nieuwsbrief bij voorkeur digitaal tot 17 oktober 2011,
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed.
contact Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres locatie De Burg, Groenmarkt 13 T 0118-670870 | F 0118-670880 | E
[email protected]
www.scez.nl
3 Historische foto van een tredmolen in China (publicatie in het blad Panorama uit 1917). Het onderschrift luidt: "Het bevloeien der rijstvelden in China. Een aardig-bedachte inrichting om water op te pompen. Door een vierkanten houten koker zonder eind met houten schakels. Elke schakel draagt een vierkant plankje, dat precies in den koker past. Deze plankjes voeren bij het voortbewegen van den ketting door een koker het water met zich mee. Door middel van een tredrad wordt de ketting rondgedraaid. Op de foto zien we papa en zijn beide zoons aan dezen arbeid bezig. Een leuning behoedt hen voor vallen."
Een derde tipgever uit Tholen legde connecties met Chinese vrienden die met een link naar de website van de Chinese Wikipedia kwamen. Daarop wordt het apparaat een ‘kettingpomp’ genoemd. Ook hierbij eenzelfde model als het Chinese museumvoorwerp en het apparaat op de historische foto. Of de schenking ook uit China afkomstig is, valt te betwijfelen. Een verscheping vanuit Nederlands-Indië lijkt meer voor de hand te liggen. In maart is het mysterieuze voorwerp overgedragen aan Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland, alwaar het in de nieuwe expositie van modellen van landbouwwerktuigen terecht is gekomen. Niet alleen werd de
Zeeuws Erfgoed
museumcollectie op Tholen hiermee met een geheel nieuw voorwerp uitgebreid; ook werd door de melding in januari een historisch voorwerp van de vuilcontainer gered. Nieuwe tips over de gebruikstoepassing blijven welkom via de website van de SCEZ, www.scez.nl.
27 juni 2011/02 • C
OLOFON
| KORTELINGS
Nieuwe bestemming bij Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland (foto Frank Kousemaker).
M On u M E N Ta a l
Het Moluks Monument op de zeedijk in Westkapelle.
Molukse opening op schelp (foto Evie Malawauw).
Kamp Westkapelle circa 1950 (bron: Zeeuwse Bibliotheek /Beeldbank Zeeland).
Onthulling door Karla Peijs (foto Evie Malawauw).