NIEUWSBRIEF VAN DE S TICHTING C ULTUREEL E RFGOED Z EELAND
jaargang 9, december 2010
04
A R C H E O L O G I E C U LT U U R H I S T O R I E E R F G O E D E D U C A T I E M O N U M E N T E N M U S E A S T R E E K T A L E N
Inhoudsopgave 2
SCEZpresse
3 4
CULTUURHISTORIE Hoe mooi (of hoe lelijk) is Zeeland eigenlijk? Lijst van Leemten op geschiedeniszeeland.nl
5 6 • 7 • 8 9 10 11 12
13
14
16 • 19
MONUMENTEN Nieuwe toekomst voor bedreigd erfgoed Themamiddag historische landbouwschuren Rapport ‘Havens en ligplaatsen’ digitaal beschikbaar Nieuw rapportagesjabloon voor monumentenwacht Huien van de kerktoren Klimoefeningen, en net iets meer... Zorgen over kerken gedeeld Wijzigingen in het Brim Fort Ellewoutsdijk: van verdedigingswerk tot opleidingsproject Monumentenronde: Stichting Bunkerbehoud ALGEMEEN Een kijkje in Het Schuitvlot, de tweede locatie van de SCEZ: Drukbezochte Open Monumentendag ARCHEOLOGIE | ERFGOEDEDUCATIE Themadag Archeologie & Publiek ARCHEOLOGIE Archeologisch Nieuws Onderzoek en meldingen Vondst voor het voetlicht: Middeleeuws vuurscherm uit Sluise bodem
20 21 •
MUSEA Volkscultuur Nieuws Schoolkinderen gaan de strijd aan tegen het water Boeiende nacht over waterwerken en landwinnen
22
ERFGOED ALLERLEI Publicaties
24 • 25 • • • 26 •
STREEKTALEN Streektaal Varia De Zeeuwse Dialectdag en een luisterboek Streektaaloverleg en Streektaalconferentie Kennismakingscursus Zeeuws Zeeuwse Klapbank: immaterieel erfgoed Bijeenkomst Zeeuws-Vlaamse informanten Thools dictee Zing Zeeuws
27 • •
Colofon Bij de Omslag MOnuMENTaal: Zoemhout
32
MOnuMENTaal
4 De RK kerk Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming. Gebouwd in 1953/54 door de architecten A. Siebers en W. van Dael. In 2008 aangewezen als rijksmonument. Op de achtergrond de koorschildering van E. Dekker uit 1955 met als onderwerp de Hemelvaart van Maria.
SCEZpresse De verkiezingen in het afgelopen jaar hebben het politieke landschap veranderd. De economische crisis werkt door in collegeprogramma’s en regeerakkoord. Dat zal voor het collegeprogramma van Gedeputeerde Staten van Zeeland na de provinciale verkiezingen van 2 maart niet anders zijn. Op alle overheidsniveaus is sprake van drastische bezuinigingsmaatregelen. Kiezen is belangrijker dan ooit. Niet álles kan meer in stand worden gehouden. Dat geldt ook voor de cultuursector in Zeeland. De goede keuzes sluiten aan op de kernkwaliteiten en de bijzonderheden van onze prachtige provincie. Veel daarvan is terug te vinden in het landschap. Niet het politieke maar het échte landschap. Dan gaat het over water, ruimte, cultuurhistorie, natuur, monumenten en erfgoed. Dat is het ware kapitaal van Zeeland. Het is kapitaal waarvan ik vind dat het in maatschappelijk en economisch opzicht nog onvoldoende wordt benut. Er moet snel een cultuurprofiel voor Zeeland komen dat hier op inspeelt. Dat zal dan niet alleen onderscheidend zijn, maar ook nog eens profijt opleveren. Hoe houden we in deze periode van bezuinigingen de kwaliteit van ruimte, erfgoed en landschap op peil? Hoe zorgen we ervoor dat de kwaliteitsbepalende elementen niet verloren gaan? Denk bijvoorbeeld aan de vele historische kerken, die in toenemende mate hun oorspronkelijke functie verliezen. Op 4 november ging het hierover in een bijeenkomst van het Platform Historische Kerken Zeeland. De bijeenkomst werd gehouden in een van de jongste rijksmonumenten van Zeeland: de in 1954 in gebruik genomen parochiekerk Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming in Philippine. Maar ook deze bijzondere kerk verliest binnen afzienbare tijd zijn functie en wat dan? Dan komt het aan op een zorgvuldige samenwerking van alle betrokken partijen, waardoor de juiste keuzes gemaakt kunnen worden en de juiste maatregelen kunnen worden getroffen. Dat betekent dat de regelgeving praktischer moet worden, de subsidieregelingen efficiënter en dat er moet worden geïnvesteerd in herbestemming en nevengebruik. Dat betekent ook een meer pragmatische, ontwikkelingsgerichte aanpak, meer publiekprivate financiering, het bundelen van kennis en vooral ook het maximaliseren van het maatschappelijk draagvlak. We weten wat ons de komende jaren te doen staat. Weinig erfgoed blijft zoals het oorspronkelijk was. Alles verandert en niets is voor de eeuwigheid. Wat ons niet van de plicht ontheft om zorgvuldig met ons erfgoed om te gaan. De nieuwjaarskaart van de SCEZ verbeeldt iets van die voortdurende verandering op de verschillende werkterreinen: archeologie, cultuurhistorie, erfgoededucatie, monumenten, musea en streektalen. De nieuwjaarskaart is ook een verwijzing naar de actualiteit van volgend jaar. Het jaar 2011 is door het NCV uitgeroepen tot het Jaar van het Immaterieel Erfgoed (evenals 2012). Het is tevens het Europese Jaar van de Vrijwilliger. In 2011 gaat ook nog eens het Nationaal Programma Herbestemming van start. Ik wens u goede dagen en een voorspoedig Nieuwjaar. Wim Scholten, directeur
Cultuurhistorie
Hoe mooi (of hoe lelijk) is Zeeland eigenlijk? Landschapsminnend Zeeland stond deze zomer op zijn achterste benen. Men was getroffen door het bericht dat het Zeeuwse landschap het rapportcijfer 2,2 had gekregen, een kwalificatie bijna net zo slecht als die voor Drenthe (met een 2,1) en voor Flevoland (met een 1,7). Het hoogste cijfer was Friesland ten deel gevallen: 7,2. Vrijwel iedere Zeeuw die er in dit verband toe doet, sprak schande van deze onheuse bejegening van ‘ons’ landschap en vond vele ingezondenbrievenschrijvers aan zijn zijde. De teneur van de meeste reacties was: hier moest wel broddelwerk zijn geleverd; en: Zeeland is wél mooi, wat deskundigen van elders ook mogen vinden. Het was de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC), onder andere bekend van het sterspotje ‘Nederland weer mooi’, die zich het negatieve oordeel over het Zeeuwse landschap aanmatigde. Om de schijn van subjectiviteit (want wat is in wiens ogen eigenlijk mooi?) te vermijden, hanteerde ze daarbij enkele criteria. Grote wateren werden bij het oordeel buiten beschouwing gelaten. Veel natuurgebied en veel bos zouden bijdragen aan een hoge score. Dat zou ook gelden voor die delen van het landschap waar de oorspronkelijke verkaveling en een zekere kleinschaligheid herkenbaar zijn gebleven in de blauwe dooradering met sloten en de groene belijning met houtwallen en heggen. Geen wonder dat met deze maatstaven gemeten het Zeeuwse landschap er bekaaid vanaf komt. Grote wateren zijn in onze provincie juist alles overheersend, terwijl bos vanouds de grote afwezige is. Zeeland heeft zwaar geleden onder rampspoeden en is - mede tengevolge daarvan de meest ruil- en herverkavelde van alle provincies. De vroegere eilandenstructuur bracht in de vorige eeuw relatief veel infrastructurele werken met zich mee die het landschap vaak bruut doorsnijden. De door de VNC bespeurde lelijkheid is dus voor een deel te verklaren en hangt voor een ander deel samen met de gebruikte criteria. Soms slaat men de plank ver mis. Walcheren te typeren als “een leeg en kaal land waar je wegwaait”, getuigt van pure onkunde. De zogenaamde Belvederegebieden noemt men leeg. Alsof de Zak van Zuid-Beveland 4 met zijn vele boomdijken leeg is! 4
Zeeuws Erfgoed
5 Onmiskenbaar mooi: heggengebied bij Nisse (foto Natuurmonumenten). 6 Mooi of minder mooi? Akkerland net buiten Middelburg.
3 december 2010/04 • C
ULTUURHISTORIE
Is Zeeland dus mooier dan de schoolmeesters van de VNC ons willen doen geloven? Ja en nee. Natuurlijk telt Zeeland heel veel mooie plekken. Diverse organisaties en vele vrijwilligers zetten zich er dagelijks voor in om al dat moois te behouden en zo mogelijk uit te breiden. Ook is het goed te bedenken dat wie de historie - in Zeeland vaak gerelateerd aan het water - van een plek of een landschap beter kent, daar meer waardering voor opbrengt. Natuurlijk, smaken verschillen, maar een grootschalig verkavelde, weidse polder kan ongelooflijk mooi zijn. Er zijn zelfs mensen die de schoonheid van hoogspanningsmasten bezingen. Maar toch. Laten we onszelf ook niet te rijk rekenen aan landschappelijk schoon. De voor de recreatie ingerichte gebieden achter de Schouwse, Walcherse en Zeeuwsvlaamse kust zijn in een aantal gevallen ronduit lelijk. Juist daar ontvangt Zeeland zijn gasten, dus zijn dit de visitekaartjes die we afgeven. Nog altijd ook lijken daar nieuwe projecten in de pijplijn
te zitten. Onze bedrijventerreinen zijn per definitie niet om aan te zien. En dan de uitbreiding van dorp en stad: welke verdient er een schoonheidsprijs? Dankzij de VNC-rapportage stond het landschap wekenlang hoog op de agenda. Dat was misschien wel de belangrijkste winst. Daarnaast: gepaste trots op ons Zeeuwse landschap is zeker niet misplaatst, maar oprechte bezorgdheid over het vele lelijks en de voortwoekerende verrommeling moet misschien wel de boventoon voeren. Want een mooi landschap met veel erfgoed blijkt een omgeving op te leveren waarin zowel mensen zich welbevinden als de economie gedijt. Dat zijn in deze barre tijden belangrijke zekerheden. Aad de Klerk, adviseur cultuurhistorie en landschap
Lijst van Leemten op geschiedeniszeeland.nl Sinds een aantal maanden is de zogenaamde ‘Lijst van Leemten’ als pdf-document op www.geschiedeniszeeland.nl te vinden. Hierdoor hebben zowel onderzoekers als geïnteresseerden gemakkelijk inzicht in onderwerpen uit de Zeeuwse geschiedenis waarover tot op heden nog weinig of geen literatuur verschenen is. De Lijst van Leemten werd in 1984 voor het eerst gepubliceerd met als doel het wetenschappelijk onderzoek naar deze onderwerpen te promoten. De lijst, die tot voor kort alleen in brochurevorm verkrijgbaar was, wordt regelmatig geactualiseerd door medewerkers van het Zeeuws Archief, de Zeeuwse Bibliotheek, de SCEZ en de Werkgroep CultuurHistorie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Dit gebeurt naar aanleiding van recent verschenen publicaties. De Lijst van Leemten is overigens niet compleet; sommige onderwerpen zijn bewust niet opgenomen omdat er weinig of geen bronnenmateriaal voorhanden is. Maar ook zullen onderwerpen aan de aandacht van de opstellers ontsnapt zijn. Indien u een onderwerp op de lijst mist, dan kunt u dit aanmelden via
[email protected]. Via bovenstaand e-mailadres kunt u ook uw eigen onderzoek aanmelden. Hierdoor draagt u bij aan het actueel houden van de lijst. Naast de Lijst van Leemten vindt u op geschiedeniszeeland.nl ook alle adressen en organisaties op het gebied van cultuurhistorisch erfgoed in Zeeland. Aarzel niet om contact op te nemen, de medewerkers van de desbetreffende organisaties zullen u graag met uw onderzoek helpen.
4 Omslag van de brochure ‘Lijst van Leemten’ uit 1999.
Zeeuws Erfgoed
4 december 2010/04 • C
ULTUURHISTORIE
Monumenten
Nieuwe toekomst voor bedreigd erfgoed
Op de website www.meldpunterfgoedzeeland.nl kan een breed publiek melding maken van bedreigd, onbekend en/of ondergewaardeerd erfgoed in Zeeland. Hierdoor wordt dit erfgoed in een zo vroeg mogelijk stadium geïnventariseerd en kunnen desgewenst behoudsmaatregelen getroffen worden. Sinds de start van het Meldpunt in februari 2009 zijn ruim 150 meldingen gedaan. Hoewel er veel meldingen binnenkomen van onbekend en ondergewaardeerd erfgoed, heeft een aanzienlijk gedeelte van de meldingen betrekking op erfgoed dat met sloop bedreigd wordt. Bij deze laatste categorie meldingen is het van belang dat nog eens kan worden nagegaan of alle wegen tot behoud en eventueel herbestemming bewandeld zijn. De onderstaande voorbeelden met (uiteindelijk) een goede afloop maken dit duidelijk. Hof Kromwege in Oost-Souburg Afgelopen maanden is in Oost-Souburg hard gewerkt aan de restauratie van de zeventiende-eeuwse woning van Hof Kromwege, gelegen aan de Kromwegesingel 18. Jarenlang was het boerenwoonhuis onbewoond en bevond het zich in een dermate vervallen staat, dat voor toekomstig behoud gevreesd moest worden. Doordat het dak op verschillende plaatsen open lag, ging het verval extra hard. Op het laatste moment kon het tij worden gekeerd voor dit rijksmonument uit 1664. De huidige eigenaar, wooncorporatie Woonburg, heeft de afgelopen maanden het casco laten opknappen. Hierbij werd het houtwerk grotendeels vervangen en werd ook het metselwerk hersteld. De woning krijgt een (tijdelijke) nieuwe bestemming als informatiecentrum voor de nog te bouwen brede school op het omliggende terrein. Helaas kon voor het nabijgelegen varkenshok blijkbaar geen herbestemming gevonden worden; het eveneens vervallen, maar behoudenswaardige erfonderdeel kon afgelopen zomer niet aan de slopershamer ontkomen.
Zij- en achtergevel van de zeventiende-eeuwse woning van Hof Kromwege.
Het Zuiderhoofd in Westkapelle Het Zuiderhoofd in Westkappelle verkeert al geruime tijd in slechte staat van onderhoud. Hierdoor wordt het elk jaar vanuit veiligheidsredenen voor het publiek afgesloten. Om verder verval en eventueel sloop op termijn tegen te gaan heeft het waterschap Zeeuwse Eilanden afgelopen zomer bekend gemaakt op korte termijn het Zuiderhoofd op te laten knappen. De kosten ervan, circa € 450.000 zullen grotendeels voor rekening komen van de gemeente Veere, Projectbureau Zeeweringen, sportvisserij Zuid-West Nederland, sportvisserij Nederland en het waterschap. Alle genoemde partijen zijn op een bepaalde manier betrokken bij het Zuiderhoofd. Zo liggen beheer en onderhoud van het paalhoofd bij het waterschap en van het plankier bij de gemeente. Bij het opknappen van het Zuiderhoofd wordt rekening gehouden met een financiële bijdrage van de Provincie Zeeland. 6 Door de slechte staat van onderhoud is het Zuiderhoofd niet toegankelijk voor het publiek.
Zeeuws Erfgoed
In het metselwerk van de woning zijn nog veel bouwsporen zichtbaar. 6 Kuststrook ten zuiden van het Zuiderhoofd.
5 december 2010/04 • M
ONUMENTEN
Themamiddag historische landbouwschuren
Een rondleiding door de onlangs gerestaureerde landbouwschuur van boerderij Land en Zeezicht maakte deel uit van het programma.
Op 15 september organiseerde de SCEZ in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een themabijeenkomst over de instandhouding van historische landbouwschuren. De themamiddag was specifiek bedoeld voor de monumentenambtenaren van de Zeeuwse gemeenten, daarnaast waren direct betrokken organisaties zoals de Boerderijenstichting Zeeland, Stichting Landschapsbeheer Zeeland en de stichting Dorp, Stad en Land uitgenodigd. De bijeenkomst vond plaats in de onlangs gerestaureerde landbouwschuur van de rijksmonumentale boerderij Land en Zeezicht in Kamperland.
de gemeenten om deze eigenaren zo goed mogelijk te informeren en te adviseren. Ondersteuning zou kunnen plaatsvinden in natura (aanbieden van faciliteiten, het verstrekken van hulp en advies), als door het verlenen van financiële bijstand (onkostenvergoeding of subsidieverstrekking). Draagvlak Beleidsmatig kan binnen gemeenten bescherming zoveel mogelijk geborgd worden binnen de beleidsterreinen RO (bestemmingsplan, welstandsnota) en monumentenzorg (gemeentelijke monumentenlijst, specifieke subsidieregelingen). De aanwezige monumentenambtenaren onderschreven het belang hiervan, maar de meesten benadrukten dat binnen de eigen gemeente weinig draagvlak hiertoe bestaat. Zeker met het oog op de bezuinigingen heeft monumentenzorg geen prioriteit en wordt veel overgelaten aan het particuliere initiatief. Niet in alle gemeenten blijkt er echter sprake van een negatieve teneur; zo vervult binnen Zeeland de gemeente Borsele nog steeds een voorbeeldfunctie als het gaat om behoud van agrarisch erfgoed. De monumentenambtenaar van de gemeente wist dit in zijn presentatie goed te verwoorden. Positieve reacties Naast bovengenoemde presentatie werden ook inleidingen gegeven door de mede-eigenaar van boerderij Land en Zeezicht, de SCEZ, de Provincie Zeeland en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De regiovertegenwoordiger van de rijksdienst lichtte een tipje van de sluier op over de inhoud van de nieuwe beleidsfolder van de rijksdienst over herbestemming van agrarisch erfgoed. Deze folder zal ook in Zeeland een toegevoegde waarde hebben in de informatievoorziening over behoud en herbestemming. De aanwezigen waren positief over het verloop van de themamiddag en konden zich vinden in de woorden van de (mid)dagvoorzitter dat deze bijeenkomst vooral gezien moet worden als een aftrap voor een nadere uitwerking van de problematiek in de nabije toekomst.
Rol Zeeuwse gemeenten De themabijeenkomst werd georganiseerd met het oog op de rol die de Zeeuwse gemeenten kunnen spelen bij het behoud van cultuurhistorisch waardevolle landbouwschuren. Veel van deze schuren verdwijnen onnodig uit het Zeeuwse landschap, mede doordat boerderijeigenaren onvoldoende op de hoogte zijn van de mogelijkheden voor behoud en herbestemming. Het is onder andere aan
Rapport ‘Havens en ligplaatsen’ digitaal beschikbaar Het rapport Havens en ligplaatsen in de Zeeuwse Delta is nu ook als pfd-document te raadplegen. Het rapport, dat in 2008 door het Platform Maritiem Erfgoed Zeeland werd opgesteld, staat sinds kort op de algemene SCEZ-website, www.scez.nl. In het rapport wordt een overzicht gegeven van havens en ligplaatsen voor historische schepen in Zeeland. Hierbij is zowel rekening gehouden met het type als de afmetingen van de schepen. Vooral de eigenaren van de grotere schepen, veelal in gebruik als charterschepen, ondervinden knelpunten bij het varend houden van hun erfgoed; steeds meer lig- en passantenplaatsen verdwijnen of dreigen op korte termijn te verdwijnen. Daarbij is het aanbod van voorzieningen zoals water en elektra niet overal voldoende en ontberen havens vaak veilige af- en opstapplaatsen. Voor een duurzame instandhouding is het van groot belang dat bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen het varend erfgoed zoveel mogelijk een centrale rol krijgt toebedeeld. In het rapport wordt hierop ingespeeld door de huidige lig- en aanlegplaatsen zo goed mogelijk weer te geven en mogelijkheden voor de toekomst duidelijk te vermelden. Het rapport kunt u vinden op: www.scez.nl/havens-en-ligplaatsen Historische schepen aan de Loskade in Middelburg tijdens Koninginnedag 2010.
Zeeuws Erfgoed
6 december 2010/04 • M
ONUMENTEN
Nieuw rapportagesjabloon voor monumentenwacht Vanaf 5 oktober werkt de monumentenwacht bij het vervaardigen van haar inspectierapporten met een geheel nieuw inspectiesjabloon, Inspectio genaamd. Het sjabloon is ontwikkeld door de Vereniging Monumentenwacht Nederland, de overkoepelende organisatie in Amersfoort waarbij alle provinciale monumentenwachten zijn aangesloten. Dit sjabloon is voor het eerst ingebruikgenomen in 2005 voor de uitvoering van nulmetingen van alle historische molens, in het kader van de invoering van de Brimsubsidieregeling. Het oude rapportagesjabloon was samengesteld op basis van een Wordbestand, het nieuwe sjabloon is ontwikkeld op basis van een databasebestand. Het zogenaamde ‘molensjabloon’ is vanaf 2005 verder ontwikkeld en aangevuld. Inmiddels is het tot volle tevredenheid al enkele jaren in gebruik bij de monumentenwachten van Zuid-Holland en Utrecht. Er kunnen nu meer gegevens van een object in het rapport worden opgenomen. Hierdoor kan op eenvoudige wijze de bouwkundige staat van een object door de jaren heen worden gevolgd. In de database kunnen ook extra gegevens worden ingevoerd, die bruikbaar zijn bij het opstellen van PIP’s - de periodieke instandhoudingsplannen - die nodig zijn voor de aanvraag van een Brim-subsidie.
De invoering van het inspectiesjabloon heeft behalve de diverse toepassingsmogelijkheden voor de monumentenwacht zelf, ook voordelen voor anderen. Wat zal de abonnee bijvoorbeeld van Inspectio merken? Hij ontvangt in het vervolg een uitgebreider inspectierapport, waarin nog meer aandacht wordt besteed aan nuttige en praktische hersteladviezen, waarmee hij direct aan de slag kan gaan. Op deze wijze kan de monumentenwacht ook naar de abonnee de dienstverlening verbeteren en verder uitbreiden.
Een ander voordeel van Inspectio is de mogelijkheid om ontwikkelingsgegevens te raadplegen van een of meerdere bouwonderdelen van verschillende objecten. De behoefte aan dit soort gegevens neemt landelijk steeds meer toe, en was een zeer arbeidsintensieve (handmatige) en kostbare aangelegenheid.
Huien van de kerktoren Eind jaren zestig - in zijn jeugd op weg naar school in een klein dorp op Walcheren - kwam hij altijd langs de dorpskerk met zijn statige toren. Ontzagwekkend en vroom stond de toren in de lucht te priemen. Over die toren deed een verhaal de ronde. Pas jaren later verneemt Wim Jakobsen, intussen monumentenwachter, het ware verhaal.
diverse mensen onderzoek gedaan naar de waarheidsgetrouwheid van dit verhaal en wat blijkt: er is nog nooit een stukje koeienhuid teruggevonden die op deze wijze werd gebruikt. Waarom zou men dit immers doen, kostbare huiden onder een fundering stoppen en hiermee de draagkracht van de ondergrond voor de bouw van een toren verbeteren?
“Ik verheugde me evenals mijn leeftijdgenoten al op het moment dat er een feestdag was. Dan werd de vlag uit een luik van de torenspits gestoken, om zo de hele dag de vaderlandse driekleur aan de dorpsgemeenschap te tonen. Tegen het vallen van de avond verzamelde de dorpsjeugd zich voor het toegangshek van de toren. Als de gemeentewerkman de vlag naar binnen ging halen, mochten er enkele gelukkigen mee de toren in en de wenteltrap op. Eenmaal bovengekomen had je vanuit het vlaggenluik een prachtig uitzicht over de omgeving. In die tijd hoorde ik van de gemeentewerkman voor het eerst het verhaal dat de toren gebouwd was op huiden. Diep onder de grond lagen volgens hem koeienvellen waarop men begonnen was met de bouw van de toren. (bron: Stichting Platform Fundering Nederland).
Jaren later kwam ik het verhaal weer tegen. En niet alleen op ons dorp maar in elk dorp of iedere stad doet dit verhaal van de koeienhuiden de ronde. Inmiddels hebben
Zeeuws Erfgoed
4
7 december 2010/04 • M
ONUMENTEN
de grond in geslagen. In die gevallen waar men op staal kon funderen maar toch de ondergrond wat wilde verbeteren, werden er ronde houten tonnen ingegraven tot ruim onder het plaatselijke grondwaterpeil. Deze tonnen of vierkant roosterwerk zonder bodem of deksel, werden rondom goed aangevuld met aarde en in de ton werden dunne boomstammen (slieten) met een lengte van enkele meters de grond ingeslagen/geheid. Deze tonnen met boomstammen werden huien genoemd. Had men zo’n serie huien geslagen, dan werden daaroverheen zware eiken balken geplaatst, waar dan vervolgens de voet van het gebouw op werd gelegd.
4 Tonnen fundering. In de ton bevinden zich lange houten palen, de slieten (foto Stichting Platform Fundering Nederland).
6 De torenspits als oefen- en toonmodel (foto Niek Beeke).
In het woord heien zit nu net de spraakverwarring. Een oud woord voor heien is haaien of huien. Het huien diende dus om de draagkracht van de ondergrond van een gebouw te vergroten. Met enig fantasie en spraakverbastering lijkt huien inderdaad op huiden. En zo is weer een volksverhaal ontstaan. Een verhaal dat mysterieus en spannend tegelijk is. Zouden de dorpsbewoners werkelijk hun dieren geofferd hebben voor de bouw van de toren? Om de traditie voort te zetten heb ik dit verhaal van de huiden ook aan mijn kinderen doorverteld. Gelukkig lezen ook zij Zeeuws Erfgoed!”
Nee, we moeten het eerder zoeken in een verbastering van benamingen en de daarmee gepaard gaande spraakverwarringen. Het bouwen van een pand begint met maken van een goede fundering op een vaste ondergrond. Als men direct op een vaste grondslag de fundering van een gebouw plaatst, noemt men dat funderen op staal. Staedel, stael of staal is een ander woord voor ondergrond. In een omgeving met een slappe ondergrond waar niet op staal kan worden gefundeerd, werden er houten heipalen
Klimoefeningen, en net iets meer... Op de aankondiging van de Open Dag van Het Schuitvlot stond het al vermeld: “Klimoefeningen”. Voor deze gelegenheid had de monumentenwacht in het depot één dakvlak van een torenspits nagebouwd op ware grootte. Behalve om tijdens zo’n evenement bezoekers zelf naar boven te laten klimmen, dient de spits nog twee andere doelen. Raar ding eigenlijk, die ‘torenspits’, hij is duidelijk niet helemaal afgewerkt. Maar een klein deel is met leien gedekt, een nog kleiner deel met pannen. Verder zie je dat er klim- of staphaken, ladderhaken en veiligheidsogen op zijn aangebracht. Op de Open Dag was het voor de kinderen al snel duidelijk hoe het voelt om zelf eens monumentenwachter te zijn. Helemaal zelfstandig mochten ze naar boven klimmen, als ze tenminste groot genoeg waren voor een van de beschikbaar gestelde veiligheidsgordels. Natuurlijk wel beveiligd met een extra lijn, in handen van een ervaren lid van de klimploeg van de wacht. Na een geslaagde klim naar boven kon de afdaling vanaf de bestaande balustrade beginnen aan een klimlijn, die in de handen van de eerder genoemde begeleider rustte. Voor de kinderen een spannende activiteit. Voor de toeschouwers een demonstratie van het gebruik van de veiligheidsvoorzieningen zoals die door monumentenwacht wordt geadviseerd om te kunnen werken op en aan uw monument. En daar staat hij dan, de klimtoren. Dankzij de opengewerkte constructie ziet u alles, als door de ogen van de vakman, de wijze van bevestigen, de verdere afwerkingen. Voor de monumentenwacht zelf is hij ook van nut. Vanaf nu kunnen de wachters namelijk binnenshuis hun klimvaardigheden op peil houden en bovendien elkaar en anderen instructie geven. Maar hij staat er vooral voor u, als abonnee, aannemer, (kerk)bestuur of belangstellende. Met de spits als toonmodel kan de monumentenwacht zijn adviezen omtrent het plaatsen van voorzieningen concreet visualiseren en onderschrijven. Hierdoor krijgt u een duidelijk beeld van de (technische) mogelijkheden, voordat u tot plaatsing van de voorzieningen overgaat volgens de arbonorm. De monumentenwacht geeft ook graag aanvullend advies over (fraaie) afwerking e.d. Afspraak maken Wilt u meer weten over de diverse mogelijkheden of welke veiligheidsvoorzieningen geschikt zijn voor uw monument, maak dan (op een vrijdagochtend) een afspraak met het secretariaat van de monumentenwacht: 0118-670870. Op locatie Het Schuitvlot aan de Looierssingel in Middelburg kunt u dan terecht voor specialistisch advies van onze monumentenwacht. Met dank aan de firma Bové Draadproducten uit Ravenstein en de firma Jobse uit Middelburg voor het ter beschikking stellen van deze gecertificeerde veiligheidsvoorzieningen.
Zeeuws Erfgoed
8 december 2010/04 • M
ONUMENTEN
Zorgen over kerken gedeeld Op 21 september vond op het gemeentehuis van Reimerswaal een dialoogavond tussen kerk en overheid plaats over instandhouding van de in deze gemeente aanwezige kerkgebouwen. De gemeente Reimerswaal werd vertegenwoordigd door wethouder Jaap Sinke en er waren vertegenwoordigers van de vele kerkgenootschappen die de gemeente rijk is. De avond werd geleid door Peter van Hecke, voorzitter en initiatiefnemer van het Platform Historische Kerken Zeeland (ondersteund door de SCEZ). Het doel was uitwisseling: enerzijds om de problemen die er zijn in kaart te brengen en anderzijds om met elkaar te kijken naar mogelijke oplossingen. Te vaak proberen kerken immers binnen eigen kring problemen op te lossen terwijl soortgelijke problemen ook elders voorkomen en ook bepaalde oplossingsrichtingen al beproefd zijn. Diverse onderwerpen passeerden de revue. Technische problemen zoals scheurvorming en onderhoud, maar ook problemen waarbij een kerkelijke gemeente voor de keuze staat een van de twee gebouwen af te stoten. In dit laatste geval werden de alternatieven besproken: welke vormen van her- of nevenbestemming zijn mogelijk om het andere gebouw te sparen, en welke factoren dienen in een dergelijk proces meegewogen te worden? Vanuit de aanwezigen kwamen bijvoorbeeld de tips om gemeenteleden mee te laten denken over de (her)bestemming van beide kerken, maar ook om - als het onvermijdelijk is - een besluit tot sluiting snel te nemen zodat de gemeenteleden kunnen wennen aan het idee. Vanzelfsprekend vormden exploitatie en financiële situatie van de kerken ook een belangrijk thema. Hierbij zijn diverse organisaties genoemd die kerkelijke gemeenten van dienst kunnen zijn. De SCEZ gaf ook allerhande beleidsmatige informatie. De wethouder concludeerde aan het einde van de avond veel nieuwe dingen gehoord te hebben. De uitwisseling werd door de aanwezigen als waardevol ervaren. Met name om te horen hoe ‘anderen’ het doen, om eens over de muren van het gebouw heen te kijken en om kennis te delen. De volgende dialoogavond die vanuit het Platform Historische Kerken Zeeland georganiseerd zal worden, zal plaatsvinden in Terneuzen, voorjaar 2011.
De in expressionistische stijl gebouwde Petruskerk in Vlissingen, voorbeeld van een leegstaande kerk, wachtend op herbestemming (foto’s Ramon de Nennie).
Zeeuws Erfgoed
9 december 2010/04 • M
ONUMENTEN
Wijzigingen in het Brim De regeling voor de duurzame instandhouding van rijksmonumenten Brim zal per 1 januari 2011 worden gewijzigd en ‘Brim 2011’ worden genoemd. De overheid wil met deze regeling een financiële bijdrage bieden aan monumenteneigenaren voor de extra kosten die ze maken om hun monument in goede staat te houden door het sober en planmatig te onderhouden. De belangrijkste wijzigingen betreffen de inhoud van de regeling: deze wordt uitgebreid naar nieuwe monumentcategorieën. Zo kunnen bijvoorbeeld archeologische, maar ook ‘groene monumenten’ als tuinen, parken en begraafplaatsen voortaan aanspraak maken op subsidie voor de instandhouding. De systematiek van het Brim 2011 is nagenoeg hetzelfde gebleven als die van het ‘oude’ Brim. De uitgangspunten blijven dan ook ongewijzigd: planmatig onderhoud, eenvoudiger regelgeving, korte procedures en voldoende waarborg voor de kwaliteit van de monumentenzorg. Er is echter één belangrijke wijziging te melden: onder het Brim moest een aanvraag betrekking hebben op datgene wat als één beschermd monument in het monumentenregister was ingeschreven. Dat kwam neer op één aanvraag per monumentnummer. Deze eis is in het Brim 2011 losgelaten, omdat het register minder geschikt bleek om de subsidieverdeling op te baseren. Vergelijkbare monumenten zijn namelijk in de loop der jaren op verschillende manieren geregistreerd.
Park Zorgvliet te Ellewoutsdijk is een van de voorbeelden van rijksmonumentale parken die in 2011 ook van de Brim-regeling gebruik kunnen gaan maken.
Eigenaar staat centraal Uitgangspunt in het Brim 2011 is dat niet de registratiewijze van het monument, maar de eigenaar centraal staat. In de systematiek van het Brim 2011 wordt uitgegaan van een ‘zelfstandig onderdeel’ van een beschermd monument. Veel beschermde monumenten zijn één geheel, zonder dat verschillende zelfstandige onderdelen te onderscheiden zijn. Het komt echter regelmatig voor dat een gebouwd monument bestaat uit meerdere zelfstandige onderdelen. In dergelijke gevallen kan ook voor zo’n zelfstandig onderdeel een lening of subsidie worden aangevraagd. Door ontkoppeling van instandhoudingsregeling en monumentenregister is onder het Brim 2011 niet langer
Zeeuws Erfgoed
relevant of sprake is van een zogenaamde ‘complexbescherming’. De gedachte achter subsidiëring van complexen was de samenhang tussen beschermde monumenten in stand te houden. Deze doelstelling kon echter niet op een voor alle monumenteigenaren gelijke wijze worden bewerkstelligd. Er zijn immers ook complexen die niet als zodanig zijn geregistreerd. Voor een aantal eigenaren van woonhuizen die onderdeel uitmaken van een complex komt hiermee de aanspraak op subsidie, zoals die bestond onder het Brim, te vervallen. Ook hiermee is een ongelijke situatie opgeheven. Er bestaan immers ook woonhuizen die een samenhang vertonen met naastgelegen monumenten, zonder dat sprake is van een complexbescherming. Dit onderdeel is dan ook uit het Brim 2011 geschrapt, hetgeen een vereenvoudiging van de regeling oplevert. Woonhuiseigenaren komen onder het Brim 2011 in aanmerking voor een lening. Dit geldt ook voor eigenaren van woonhuizen die als zelfstandig onderdeel kunnen worden aangemerkt, zoals woonhuizen die met een fabriek of een kerk onder één monumentnummer zijn ingeschreven in het monumentenregister. Woonhuizen, kerkgebouwen en ‘overige’ Met de ontkoppeling van het register is tevens het aantal categorieën monumenten in het Brim 2011 teruggebracht van vijf naar drie: woonhuizen, kerkgebouwen en ‘overige’. Het is overigens wel van belang te constateren dat eigenaren vroeg moeten zijn met hun subsidieaanvraag. Steeds meer mensen weten immers de weg te vinden en steeds meer monumentcategorieën kunnen gebruik maken van de regeling. Dit betekent dat het geld ook steeds eerder opraakt en mensen een jaar moeten wachten alvorens zij opnieuw kunnen meedingen naar subsidie op basis van een periodiek instandhoudingsplan van zes jaar. Meer informatie over de regeling is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl en www.monumenten.nl. De SCEZ zal met het Rijk overleggen in hoeverre er (extra) voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd zullen worden om burgers en beleidsmakers voor te lichten over deze nieuwe regeling.
10 december 2010/04 • M
ONUMENTEN
Fort Ellewoutsdijk: van verdedigingswerk tot opleidingsproject Fort Ellewoutsdijk heeft een bijzondere geschiedenis. Het is onderdeel van een negentiende-eeuwse verdedigingslinie. Het fort is gebouwd tussen 1835 en 1839, na de afscheiding van België. Het fort moest voorkomen dat vijandelijke schepen naar Antwerpen konden varen. Samen met kanonnen op de vesting van Terneuzen verdedigde Fort Ellewoutsdijk de Westerschelde. Het fort werd gebouwd in de vorm van een zeshoek en was volledig omgracht. Aan de buitenzijde is het vestingwerk 80 meter breed en 110 meter lang. De buitenmuren die rechtstreeks uit het water oprijzen zijn 10 meter hoog. In het muurwerk aan de zeezijde bevinden zich 19 rechthoekige bomvrije ruimten die voorzien zijn van in zwaar metselwerk uitgevoerde tongewelven. Bovenop de gewelven is 2 meter grondbedekking aangebracht. Daarbovenop lag oorspronkelijk een aarden borstwering waarachter de kanonnen stonden opgesteld en aan de bovenzijde is het metselwerk met een dikke laag grond bedekt. Vóór de uitvinding van het getrokken geschut en de brisantgranaat (jaren 80 van de 19de eeuw) was fort Ellewoutsdijk bomvrij. In totaal konden er 500 manschappen in het fort gelegerd worden. In de Tweede Wereldoorlog kwam het fort in Duitse handen en zijn bunkers aangebracht. Fort Ellewoutsdijk heeft toen als gevangenis gediend. Bijzonder is dat er na de oorlog NSB-ers gevangenen gezeten hebben. Voordat Natuurmonumenten het fort in 1981 in beheer kreeg, heeft het als opslagplaats voor Defensie gediend. Op 30 augustus is gestart met de restauratie van het fort. Zo moet er onder meer bestrating van het binnenplein worden verbeterd, voegwerk worden hersteld en vocht worden bestreden. De restauratie is hard nodig om het rijksmonument duurzaam te behouden en om deze reden is het fort tot begin 2011 niet toegankelijk. Het fort ligt in een wandelroute met daaraan een (vogel)uitkijkpunt van waar men een bijzonder mooi uitzicht heeft over de Westerschelde. Natuurmonumenten zoekt nog naar een geschikte herbestemming van het fort na restauratie. Daarbij wordt gedacht aan een verdere openstelling van het fort door bijvoorbeeld het publiek te informeren over de geschiedenis van het fort en de Westerschelde. Ook is het idee om er een kleine horecaonderneming te vestigen. Begin februari 2011 zou de restauratie gereed moeten zijn. De gemeente Borsele zal ook bijdragen aan het onderbrengen van tentoonstellingen en exposities in het fort. Natuurmonumenten heeft als opdrachtgever de volledige medewerking verleend om de restauratie van het fort als restauratie opleidingsproject te laten uitvoeren. Voor de leerling-restauratiemetselaar is het een hele klus om de dikke zware muren weer op een goede manier te herstellen. Opgemerkt moet worden dat door kogelinslagen beschadigde stenen gehandhaafd worden; het zijn immers sporen die de historie van het fort illustreren. Voor de leerling restauratietimmerman zit ook veel werk in het herstel van de deuren, waarvan sommige 10 centimeter dik zijn. De kozijnen moeten gerestaureerd worden en luiken en ramen moeten weer goed draai- en sluitbaar gemaakt worden. Elke week worden er foto’s
Zeeuws Erfgoed
gemaakt van de restauratie; deze staan op de website van Natuurmonumenten onder Natuurgebieden:
www.natuurmonumenten.nl Lopende ROP-projecten Het Fort Ellewoutsdijk is niet het enige restauratieproject waar leerlingen opgeleid worden. De volgende projecten zijn door opdrachtgevers inmiddels ook aangemerkt als Restauratie Opleidingsproject (ROP): -
NH Kerk in Nisse NH Kerk in Oost-Souburg Oostpoort in Sluis Belfort in Sluis Molen De Jager in Oud-Vossemeer Hof Kromwege in Oost-Souburg voormalige Brouwerij Van Waes-Boodts in Westdorpe Stadhuismuseum in Zierikzee diverse kerktorens op Schouwen-Duiveland RK Kerk in Kloosterzande NH Kerk in Wilhelminadorp
www.scez.nl/rop-zeeland
11 december 2010/04 • M
ONUMENTEN
Een leerling timmeren brengt de betonbekisting aan de bovenrand van het fort aan. Dit onder toezicht van de leermeester/uitvoerder van het project.
MONUMENTENRONDE
Stichting Bunkerbehoud Doel en werkzaamheden De Stichting Bunkerbehoud is in 1999 opgericht met als doel het behouden, beschermen en restaureren van waardevolle bunkers en verdedigingswerken. Inmiddels heeft de stichting meerdere bunkers gerestaureerd en in beheer. Deze worden regelmatig voor het publiek opengesteld. De Stichting Bunkerbehoud is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardige vestingbouwkundige organisatie, die op het gebied van vestingwerken uit de Tweede Wereldoorlog leidend is in Nederland. De werkzaamheden van de stichting zijn de laatste jaren fors uitgebreid en onder te verdelen naar de drie kernactiviteiten: - Bezoekersfunctie: verschillende museumbunkers in Zoutelande, Vlissingen en Middelburg; - Kenniscentrum: op het gebied van vestingbouw in Zeeland en specifiek van de Slag om de Schelde. Hierbij worden battlefield tours en rondleidingen georganiseerd voor groepen belangstellenden, waaronder de militaire academies uit binnen- en buitenland; - Adviestaak: het geven van gevraagd (en ongevraagd) advies aan overheden en particulieren op het gebied van het behoud van vestingbouw, zoals bij het Walcherse Landfront, bunkers op Schouwen-Duiveland en in ZeeuwsVlaanderen. Moderne vestingbouw De stichting richt zich hoofdzakelijk op moderne vestingbouw. Daarmee bedoelen wij betonnen verdedigingswerken vanaf de Eerste Wereldoorlog. Het belangrijkste aandachtsgebied van de stichting is de Atlantikwall, een verdedigingslinie aangelegd door de Duitsers tussen 1942-1944 die liep van Noorwegen tot aan de Frans-Spaanse grens. De Nederlandse kust, gelegen voor het Duitse moederland, werd krachtig verdedigd. De Zeeuwse Delta en met name West-Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren werden zwaar verdedigd met duizenden bunkers en versperringen. Dit gebeurde in verband met de strategische positie van deze regio’s aan de monding van de Westerschelde, de toegang tot de wereldhaven Antwerpen. Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen veel bunkers en andere verdedigingswerken onder de slopershamer, thans rest nog slechts 10% van wat ooit gebouwd is. 6 Werk in uitvoering aan de zogenaamde Bunkerroute 2e fase, bij de rotonde Rondweg Koudekerke-Duinstraat (foto Stichting Bunkerbehoud).
Zeeuws Erfgoed
Toenemende belangstelling De laatste jaren is er een grote belangstelling ontstaan voor de eerder genoemde restanten uit de Tweede Wereldoorlog. Ook bij de overheden is het besef gegroeid om representatieve onderdelen te bewaren als tastbare herinnering aan de voor Zeeland zo ingrijpende Tweede Wereldoorlog. Met name in relatie tot de ‘vergeten slag’ om de Schelde worden de nog aanwezige vestingwerken gezien als belangrijke relicten die in direct verband staan met het bombardement van Breskens in september 1944, de inundatie van Walcheren in oktober 1944 en de direct daaropvolgende landingen bij Westkapelle en Vlissingen op 1 november. Internationaal symposium Atlantikwall Een recente activiteit van de stichting was een tweedaags internationaal Atlantikwall-symposium, dat begin september voor het eerst in Nederland werd georganiseerd. De eerste dag werd gehouden bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort. Aan de directeur van de Rijksdienst werd door de samenwerkende bunkerorganisaties in Nederland een selectievoorstel van beschermingswaardig Atlantikwall-erfgoed aangeboden. De tweede dag van het symposium vond plaats in Middelburg en kenmerkte zich als een ‘velddag’, met een rondrit langs het Walcherse Landfront. Momenteel wordt dit Walchers Landfront ontsloten door enkele fietsroutes en is het onderwerp voor verdere studie naar landschappelijke ontwikkeling. Toekomstvisie Als erfgoedorganisatie wil de Zeeuwse Stichting Bunkerboud haar rol in Nederland verder uitbouwen en het belang van de bunker als waardevol cultureel erfgoed onder de aandacht brengen. Dat in Zeeland daadwerkelijk om de Atlantikwall is gevochten en de Slag om de Schelde medebepalend is geweest voor het verloop van de Tweede Wereldoorlog, zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Kerngegevens De Stichting Bunkerbehoud heeft: - circa 30 actieve vrijwilligers - circa 250 donateurs - circa 20.000 bezoekers op jaarbasis bij de museumbunkers en Battle-field tours - een halfjaarlijks mededelingen- en informatieblad in kleur voor de donateurs en relaties
12 december 2010/04 • M
ONUMENTEN
Een kijkje in Het Schuitvlot, de tweede locatie van de SCEZ
Drukbezochte Open Monumentendag 11 september 2010 was een prachtige dag met veel zonneschijn, waarop in heel Zeeland weer veel te beleven viel: de zaterdag van de Open Monumentendag. Velen waren dan ook als vrijwilliger of bezoeker op stap om hun bijdrage te leveren aan deze feestelijke dag. Ook voor de SCEZ en een groot deel van haar medewerkers was die zaterdag bijzonder, omdat het Open Dag was in haar tweede huisvesting Het Schuitvlot aan de Looierssingel in Middelburg. In juni verscheen over dit pand - de voormalige brandweerkazerne - al een special bij Zeeuws Erfgoed, en op 11 september werden de deuren van de verbouwde locatie opengezet voor belangstellenden en nieuwsgierigen die toch ook wel eens wilden zien wat er allemaal was veranderd in het gebouw. Op het terrein aan de achterzijde speelde zich ook van alles af. Daar stonden in de felle zon de roodglimmende Magirus, de bluswagen van de brandweer uit 1931, en de eveneens historische Opel Blitz uit 1958. Twee brandweerlieden van het Stadsgewest gaven uitleg over beide wagens. Bij de kraam van leerbewerkster Judith konden geïnteresseerden zich laten informeren over leren schoeiselen oude bewerkingstechnieken uit de middeleeuwen. In de garage- en opslagruimte van de monumentenwacht stonden verschillende tentoonstellingen opgesteld, waaronder de verrijdbare Erfgoedmobiel en de Zeeuwse Klapbank. Rondom was een erfgoedmarkt met diverse kraampjes ingericht. Voor wie meer wilde weten over het archeologisch depot en de ondergrondse bunker werden rondleidingen verzorgd, onder andere door de vrijwilligers van Stichting Bunkerbehoud onder leiding van Hans Sakkers. Vrijwilligers van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Zeeland, presenteerden zich in passende middeleeuwse kledij bij een nagebootste beerput met voorwerpen en een mooie kraam. De Open Dag trok vele - naar schatting ruim zevenhonderd - nieuwsgierige bezoekers vanuit Middelburg en van ver daarbuiten. De SCEZ wil graag iedereen bedanken die deze dag tot een succes heeft gemaakt! Het beeldverslag van deze Open Dag laat u meeproeven van de sfeer. 5Erfgoedmarkt met tentoonstellingen (foto Niek Beeke). | 5Demonstratie van het ambacht leerbewerking. 45Klimmen als een monumentenwachter (foto Niek Beeke). 4Hans Sakkers in het ‘hart’ van de bunker. 6Uitlegruimte voor bodemvondsten (foto Niek Beeke). | 6 Mobiel erfgoed: de Magirus 1931.
Zeeuws Erfgoed
13 december 2010/04 • A
LGEMEEN
Archeologie Themadag Archeologie Zaterdag 9 oktober namen 78 personen in de Mauritshof in IJzendijke deel aan de grensoverschrijdende Themadag Archeologie & Publiek, georganiseerd door de provincies Oost- en West-Vlaanderen en Zeeland, met een belangrijke bijdrage van de SCEZ. Al tijdens de koffie en ook in de lunchpauze kon kennis genomen worden van een groot aanbod aan educatieve archeologische projecten van het Ten Duinen Museum in Koksijde, de archeologische dienst Raakvlak uit Brugge, de provinciale archeologische musea van Oost-Vlaanderen te Ename en Velzeke en de SCEZ (onder andere met de Erfgoedmobiel). Gedeputeerde Harry van Waveren constateerde in zijn welkomstwoord dat archeologie in Zeeland in een rustiger vaarwater was gekomen en dat de tijd nu rijp was om juist aandacht te besteden aan het onderwerp van deze dag. Zijn collega, Marleen Titeca-Decraene van West-Vlaanderen, benadrukte ook het belang van grensoverschrijdende samenwerking. Nadat Robert van Dierendonck (SCEZ) en Luc Bauters, provinciaal archeoloog van Oost-Vlaanderen, in het kort het archeologisch beleid aan weerszijden van de grens met elkaar hadden vergeleken, werd het thema van de dag ingeleid door Evert van Ginkel van de Nederlandse Stichting Archeologie en Publiek. Daarbij schetste Van Ginkel in het kort alle bekende mogelijkheden die op dit moment benut worden om archeologie dichter bij het publiek te brengen, van publieksboek tot website over archeologische resultaten en van informatiebord tot kunstwerk op een vindplaats. Naast de bekende voorbeelden zag hij vooral op het gebied van de nieuwe media grote kansen om het publiek te bereiken. Maarten Berkers blikte terug op de dag van het Forum Vlaamse Archeologie die in april aan het thema was gewijd onder andere met een filmpje waarin de Mechelse marktgangers gevraagd werd naar hun belangstelling voor archeologie en de rol die zij archeologie wilden toekennen. Ondanks het feit dat te Mechelen een grote opgraving met veel publiciteit aan de gang was, bleken mensen toch niet op de hoogte, terwijl anderen het archeologisch belang (te) hoog inschatten. Levendige discussie Onder leiding van Evert van Ginkel ontspon zich daarna een levendige discussie over de publiekswerking in de archeologie. Belangrijke constateringen hierin waren dat het publiek altijd graag wil weten wat het resultaat is van archeologisch onderzoek. Publiekswerking is echter vaak niet opgenomen bij archeologisch onderzoek en, als dat wel het geval is, sneuvelt het als sluitpost meestal in het kostenplaatje. Door de deelnemers werd aangedrongen op initiatieven van de overheden, zeker als ze opdrachtgever zijn van het onderzoek, dat dan ook deels door de belastingbetaler wordt bekostigd. Maar ook de archeologen moeten bereid zijn de leuke en belangrijke dingen van hun vak te laten zien en zelf initiatieven nemen, om het belang van de archeologie voor het publiek bij overheden, projectontwikkelaars en bouwers in beeld te brengen. Veel bewoners van een nieuwbouwwijk hechten aan de geschiedenis en de identiteit van hun nieuwe omgeving. Communicatie is een apart vak en archeologen hebben mediatraining nodig om hun nieuws aan de man te brengen. Leerzame workshops De middag was ingeruimd voor vier workshops die tweemaal werden gegeven. Bij de workshop ‘Verbeelding’ riep een prikkelende stelling van Bernard Meijlink (Walcherse Archeologische Dienst) dat de publieksvraag en dus de politiek het onderwerp van archeologisch onderzoek bepaalt, een scherpe discussie op: archeologisch onderzoek moet geënt blijven op wetenschappelijke vraagstellingen. Stefaan Gheysen (Westtoer) waarschuwde te waken voor te veel verbeelding in het landschap: publiek was volgens hem alleen maar geïnteresseerd in topvondsten. Jan van Damme (PZC) en Stijn Lybeert (Focus-wtv) gaven in de workshop ‘Media’ verhelderend inzicht in het proces van nieuwsverwerking door de pers. Daarbij blijken persoonlijke contacten met journalisten van eminent belang. Een nieuwsbericht dient ook aan een aantal criteria te voldoen om kans op publiciteit te maken en voor tv is verrassend beeld erg belangrijk. In de workshop ‘Musea’ stelde Katelijne Vertongen (Museum Brugge) dat de doelgroep van de museumbezoeker bij de inrichting van een museale opstelling sterk bepaalt wat visueel en tekstueel aangeboden wordt en beperkingen stelt aan wat de archeoloog wil vertellen. Paul Bailleul (Bailleul Ontwerpbureau) maakte duidelijk dat ook politieke wil en politieke invloed nodig zijn om een goed project tot stand te brengen. Hieronder wordt wat uitgebreider ingegaan op de workshop ‘Onderwijs’. Na een inleidende lezing van Mathieu De Meyer, projectleider Forten en Linies in Grensbreed Perspectief, over de vestingwerken van IJzendijke, werd in drie groepen een rondwandeling gemaakt langs de vestingwerken en het Museum Het Bolwerk en werd in de Mauritshof nog een hapje en een drankje genuttigd. Van de themadag zal nog een uitgebreid verslag worden gepubliceerd. 5 Evert van Ginkel van de Nederlandse Stichting Archeologie en Publiek. 3 Discussie met de zaal. 6 Gebak in stijl.
Zeeuws Erfgoed
14 december 2010/04 • A
RCHEOLOGIE
| ERFGOEDEDUCATIE
&
Erfgoededucatie
Publiek
(Hoe) past archeologie in het onderwijs? Evert van Ginkel stelde in zijn lezing dat er weinig zicht en greep is op de behandeling van archeologie in lesmethodes. Er zijn geen evaluaties uitgevoerd, waardoor het niet bekend is of producten aansluiten bij of worden gebruikt in het onderwijs. Archeologie is slecht vertegenwoordigd in de Nederlandse Canon. “We doen maar wat”, stelt Van Ginkel. Binnen de workshop ‘Onderwijs’ werd bekeken of dat echt zo is. De workshop werd verzorgd door Geert Berings, lector geschiedenis en vakdidactiek geschiedenis aan de lerarenopleiding van de Arteveldehogeschool Gent, en Josien Pootjes, adviseur erfgoededucatie van de SCEZ.
Onderwijsstructuur Geert Berings bekeek de structuur van het onderwijs in België. Wat zijn daarbinnen de problemen en waar liggen de kansen voor archeologie? In België wordt bij het vak geschiedenis in het secundair (voortgezet) onderwijs gewerkt volgens een chronologische tijdlijn. De tijd vanaf de prehistorie, of ‘Tijd van jagers en boeren’ tot aan de ‘Tijd van televisie en de computer’ (vanaf 1950), wordt veelal maar één keer behandeld. Deze chronologische aanbieding van de geschiedenistijdvakken biedt daarom weinig mogelijkheden om in hogere leerjaren archeologie aan te bieden. Een excursie naar een archeologisch museum is niet voor de hand liggend als op dat moment het tijdvak televisie en computers wordt aangeboden. Om leerlingen van de hoogste klassen bij hun keuzes voor een vervolgstudie te interesseren voor het vak archeologie, is dus weinig mogelijkheid. In Nederland zijn er in het primair onderwijs diverse geschiedenismethodes die chronologisch concentrisch werken; de tijdperiodes komen een paar keer terug. Binnen alle geschiedenismethodes wordt ruimte gemaakt voor archeologie opdrachten. De begrippen archeologie en de archeoloog worden behandeld. Berings had diverse materialen, zoals werkboekjes en dvd’s bekeken. De regelgeving omtrent archeologie verandert zo snel, dat na twee jaar deze producten echt verouderd zijn. Zijn zoektocht naar internetinformatie over archeologie en educatie leverde bedroevend weinig op. Een enthousiaste leraar zal hier slecht de informatie vinden die hij zoekt. Een uitzondering vormt de overzichtelijke website van het Provinciaal Archeologisch Museum Velzeke: www.pam-velzeke.be. Archeologieprojecten Josien Pootjes bekeek de mogelijkheden van archeologie in het onderwijs vanuit het aanbod. Het aanbod is voor docenten te vinden op www.scez.nl/projector en op de provinciale site www.cultuureducatiezeeland.nl. Hoe kunnen de archeologieprojecten binnen het onderwijs ingezet worden? Het project ‘Uit de put’, voorheen gepresenteerd in de Erfgoedmobiel, werd uitgebreid getoond. Verder bestaat er aanbod in de vorm van leskisten, museumeducatie, digitale projecten met een verwijzing naar www.kich.nl (‘KennisInfrastructuur CultuurHistorie’: kaarten met archeologische waarden), gastlessen in samenwerking met de vrijwilligers van de AWN (Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Zeeland) en worden er uitstapjes geregeld van scholen naar opgravingssites. De SCEZ biedt een snuffelstage aan voor leerlingen uit de hoogste klassen van het vwo. Kansen voor archeologieprojecten zijn er volgens Pootjes binnen de zogenoemde ‘Leonardoscholen’ en het gymnasiumonderwijs. Leonardoscholen zijn opgezet voor hoogbegaafde leerlingen, die veelal doorstromen naar de gymnasia. Deze scholen vragen ook om extra aanbod buitenom de reguliere lessen. Het gymnasiumonderwijs biedt onderwijs over de cultuur van de klassieke oudheid. Het ‘Nieuwe Leren’, een term waar vele vernieuwende onderwijsvormen vanaf 2000 onder vallen en die tot doel heeft om ‘beter’ onderwijs aan te bieden, biedt eveneens kansen. In de basisscholen wordt bij geschiedenis de ‘beleving’ belangrijk. Leren moet plaatsvinden in een authentieke omgeving. Dat kan door mensen en materialen in de school te halen en door leerlingen buiten de school te laten leren. Vaardigheden (competenties) moeten aangeleerd worden, zoals samenwerken, overleggen, ICT (computeronderwijs). Allemaal kansen voor archeologielessen. Bij de discussie kwamen vragen los over de mogelijkheden om met leerlingen een opgraving te bezoeken. Kunnen leerkrachten wellicht via Twitter een waarschuwing krijgen als die mogelijkheid zich voordoet? Kunnen studenten van de lerarenopleidingen worden ingezet om rondleidingen te verzorgen op de site? Vragen die de moeite waard zijn om verder te onderzoeken. Scholen in Zeeland kunnen hierover contact opnemen met de adviseur erfgoededucatie, Josien Pootjes, 0118-670604,
[email protected]. 5 Discussie met de zaal. 4 Workshop ‘Onderwijs’. 6 Archeologieprojecten op de markt.
Zeeuws Erfgoed
15 december 2010/04 • A
RCHEOLOGIE
| ERFGOEDEDUCATIE
Archeologisch Nieuws Onderzoek Romeins Aardenburg gestart Op 6 september ging het Odyssee-project van de eerste uitwerking van Romeins Aardenburg van start. Op de startvergadering in Middelburg zijn de eerste werkafspraken gemaakt en is de voorlopige indeling van het eind 2011 te verschijnen rapport vastgelegd. In dat rapport wordt ook een deelonderzoek opgenomen, dat Wouter Dhaeze voor zijn promotie aan de Universiteit Gent heeft uitgevoerd en beschreven. De resultaten van zijn studie komen met deze publicatie ook beschikbaar voor het project. Guus Besuijen van Hazenberg Archeologie heeft voor zijn werkzaamheden een werkplek gekregen in locatie Het Schuitvlot (SCEZ). Hij is bezig met het ordenen van de gegevens van circa 1.400 fragmenten versierde terra sigillata, die al grotendeels beschreven zijn door de opgraver, de voormalige provinciaal archeoloog Jan Trimpe Burger. De data van de 340 stempels op terra sigillata zijn al geordend en ter beschikking gesteld aan Ester van der Linden (Hazenberg Archeologie), die de
gegevens controleert en aanvult naar de recente stand van kennis. Ook aan de munten wordt gewerkt: daarbij is geconstateerd dat een deel ervan in kwaliteit achteruit is gegaan, en dat nieuwe bestudering voor dat deel niet meer mogelijk is. Benno Ridderhof van het bedrijf Mud, Blood en Beer (MBB) is al enige tijd bezig met het bewerken van de gescande opgravingstekeningen van Aardenburg, zodat deze tekeningen aan elkaar gekoppeld, en de vondstgegevens aan de sporen gelinkt kunnen worden. Deze tekeningen zijn dan weer digitaal te bewerken voor analyse van de gedateerde sporen en voor publicatie in het rapport. Vorderingen en informatie over het project worden bijgehouden op de websites www.erfgoednederland.nl/odyssee en www.romeinsekust.nl. Presentatie van de onderzoeksresultaten vindt in 2012 ook plaats in een tentoonstelling in het Gemeentelijk Archeologisch Museum in Aardenburg.
Opgraving in Aardenburg, perceel Van der Hooft (1966). Tweede man van links (zonder pet): ir. J.A. Trimpe Burger.
Onderzoek en meldingen WALCHEREN Duizend jaar oude boerderij Domburg Op de locatie van het voetbalveldje bij de Golfslag te Domburg is door de gemeente Veere de bouw van een nieuwe school gepland. De Walcherse Archeologische Dienst (WAD) voerde hier in de zomer van 2010 een opgraving uit die op grote belangstelling van het publiek en de media kon rekenen. Het vooronderzoek, uitgevoerd door de WAD en SOB Research, had al aangetoond dat het hier om een interessante locatie ging, net ten zuiden van de vroegmiddeleeuwse ringwalburg en op de rand van de hoger gelegen kreekrug. Tijdens de opgraving werden de resten van een boerderij en erf van omstreeks 1000 na Chr. gevonden. De plattegrond is nagenoeg compleet en meet ongeveer 10 bij 6 meter. Rond de boerderij bevonden zich
Zeeuws Erfgoed
verschillende grachten en kuilen die in de tiende en elfde eeuw gedateerd kunnen worden. De boerderij is drieschepig en komt sterk overeen met plattegronden gevonden bij opgravingen in Oost-Souburg. De complexe oversnijdingen van de sporen tonen aan dat er op het terrein sprake is van verschillende fases van gebruik. Opvallend is de vondst van een aantal middeleeuwse benen fragmenten van glissen, een soort primitieve schaatsen. Misschien bevond zich hier wel, aan de rand van het dorp bij de laaggelegen poelgronden, een mooi schaatsplekje? De WAD is druk bezig met het bekijken van alle vondsten en het ontrafelen van de sporen. De resultaten worden gepubliceerd in een Walchers Archeologisch Rapport.
16 december 2010/04 • A
RCHEOLOGIE
‘
Een glis en een bakpan met holle steel (fragment) uit opgraving de Golfslag in Domburg (foto WAD).
Actiefoto van de opgraving bij de Golfslag, Domburg (foto WAD).
kwamen in de top van de kreekrug minstens twee cirkelvormige greppels van circa 5-7 meter in diameter te voorschijn die te interpreteren zijn als resten van hooimijten. De sporen waren maar ondiep bewaard en bevatten aardewerk uit de twaalfde/dertiende eeuw. In de nabije omgeving van de hooimijten bevond zich een aantal kuilen en smalle greppels. Ook werd een reeks kleine paalgaatjes opgetekend die iets jonger leken te zijn en zeer waarschijnlijk tot een hekwerk of een soortgelijke constructie behoord hebben. Al deze sporen zijn toe te schrijven aan agrarische activiteiten aan de rand van Oostkapelle. Middeleeuwse hooimijten worden in verschillende opgravingen in Zeeland aangetroffen, zoals bij de N57 bij Serooskerke, de Absdaalseweg bij Hulst en in Zaamslag. Hun grootte verschilt sterk, van 1,5-9 meter in diameter. Alle lijken dienst gedaan te hebben als tijdelijke opslag van diverse gewassen. Bij onderzoek naar de inhoud van een van de greppels, gevonden bij het onderzoek van de nieuwe N57 te Serooskerke, werden verkoolde zaden van diverse soorten als broodtarwe, gerst, erwt (en wikke), vlas en huttentut (olie) vastgesteld (vermoedelijk als gevolg van het ‘eesten’, conservering met behulp van verhitting). De gewassen werden op de grond opgeslagen, al dan niet op een verhoging met grond uit de gracht/greppel. Ook zijn er soms bescheiden houten constructies gebruikt.
Vondstmeldingen en archeologisch spreekuur Melding van archeologische vondsten dient te geschieden bij de SCEZ. Het materiaal wordt wanneer nodig geregistreerd en gedocumenteerd, maar blijft altijd in het bezit van de melder, tenzij deze het zelf wil afstaan. Uw melding van vondst(en) of waarneming(en) kan ook schriftelijk of telefonisch geschieden bij: SCEZ Postbus 49 4330 AA Middelburg T 0118-670870 E
[email protected] Daarnaast houdt de SCEZ op elke eerste dinsdagmiddag van de maand een archeologisch spreekuur. U kunt het spreekuur in locatie De Burg Groenmarkt 13 te Middelburg bezoeken om voorwerpen te laten determineren (geldwaarde wordt niet getaxeerd), vondstmeldingen te doen, of allerlei vragen op het gebied van de Zeeuwse archeologie voor te leggen.
Boerderij uit Oost-Souburg, te vergelijken met die uit Domburg. Middeleeuwse agrarische sporen Oostkapelle Bij Oostkapelle wil de gemeente Veere aan de Brouwerijstraat 36b in de nabije toekomst woningen bouwen. Het perceel is gelegen op een brede kreekrug aan de zuidoostelijke rand van het dorp, vlakbij de camping ‘In de Bongerd’. De Walcherse Archeologische Dienst heeft hier in de zomer van 2010 een kleine opgraving uitgevoerd. Hierbij werden sporen gevonden van een middeleeuwse akkerlaag uit de dertiende en veertiende eeuw. Onder deze laag
ZEEUWS-VLAANDEREN Middeleeuwse fundamenten buiten Biervliet Op 13 oktober is door de SCEZ, een AWN-lid en een medewerker van Artefact een grote bakstenen fundering opgemeten langs de N61 bij Biervliet. De vondstmelding kwam van de heer G. van der Maas van Rijkswaterstaat. De fundering was aangetroffen in een put, die in opdracht van Rijkswaterstaat was gegraven in verband met munitieonderzoek. Van dit terrein waren nog geen archeologische
Zeeuws Erfgoed
Archeologisch onderzoek aan de Brouwerijstraat, Oostkapelle.
vondsten in de landelijke database Archis geregistreerd. De fundering bevindt zich buiten de grenzen van het middeleeuwse Biervliet. Na het schoonmaken bleek het te gaan om een muur van een zeer groot gebouw: een gasthuis, klooster of versterkt huis - mogelijk het befaamde kasteel van Biervliet, dat overigens ook aan de oostzijde van middeleeuws Biervliet wordt gesitueerd. De 16 meter lange zichtbare fundering had nog twee zijstukjes, waarvan er één nog in de (zuidelijke) putwand doorliep. Het andere stuk hield op, maar was niet
17 december 2010/04 • A
RCHEOLOGIE
De eerstvolgende archeologische spreekuren vinden plaats op de dinsdagmiddagen 7 december, 4 januari, 1 februari en 1 maart van 15.30 tot 16.30 uur.
4
Dank voor uw medewerking!
Fundering van een groot middeleeuws gebouw langs de N61 bij Biervliet.
Kogelpotje (Schinveld) uit Oud-Hontenisse, datering twaalfde/dertiende eeuw.
Schedel van ‘Francien’, gevonden in OudHontenisse.
afgebroken. Het baksteenformaat bedroeg 28 x 14 x 7 en 28 x 13,5 x 6,5 centimeter; deze wijzen op een middeleeuwse datering, rond 1300. In de akker is in zuidwestelijke richting nog geprikt om de fundering eventueel te volgen; daaruit bleek dat die nog minimaal 20 meter in dezelfde richting doorloopt. De oriëntatie van de fundering is ongeveer westzuidwest-oostnoordoost. De naast de fundering aangetroffen aardewerkfragmenten dateren uit het begin van de veertiende eeuw.
‘Francien’ uit Oud-Hontenisse Een Antwerpse fotograaf vond op 6 september bij toeval in de omgeving van Kruisdorp, buitendijks in het slik, een menselijke schedel. De vinder meldde de vondst bij de politie in Hulst, waarna de schedel is opgehaald voor deponering in het Zeeuws Archeologisch Depot en eventueel verder onderzoek. De schedel is vermoedelijk van een vrouw, en waarschijnlijk afkomstig van het in 1509 verdronken dorp Oud-Hontenisse. Op het politiebureau kreeg de vrouw de naam Francien. In dezelfde omgeving ontdekte de heer M. Jansen uit Geleen in het begin van de jaren zeventig een onbeschadigd kogelpotje van circa 12 centimeter. Het lichtgekleurde potje had enkele rode verfstrepen op wand en bodem, en kan in het productiecentrum Schinveld (Zuid-Limburg) zijn vervaardigd (datering twaalfde/dertiende eeuw). Hij meldde het voorwerp op 12 oktober bij de SCEZ aan, waarna hij het in bruikleen overdroeg aan mevrouw J. Meijers van de Stichting Het Zeeuwse Landschap voor opstelling in het bezoekerscentrum Saeftinghe te Emmadorp. Het gave potje dateert uit de vroegste periode van Oud-Hontenisse, dat als Guntenesse in 1183 voor het eerst wordt vermeld.
Het nieuw gegraven slootprofiel werd eerder onderzocht op archeologische resten. Na het blootleggen van de fundering bleek het waarschijnlijk te gaan om een vierkante poer van 1,60 x 1,60 meter, die als fundering van een spaarboog diende. In het sloottalud is met de prikstok geprikt om de fundering eventueel te volgen, maar die liep in westelijke richting niet verder door. In oostelijke richting was de begrenzing al vastgesteld. De oriëntatie van het gebouw waarvan de poer deel uitmaakte, was ongeveer westzuidwest-oostnoordoost. Dat is dezelfde oriëntatie als die van een funderingsstuk dat in 2009 in de wegsloot langs de provinciale weg is aangetroffen. De afstand tussen de twee funderingsstukken bedraagt ongeveer 30 meter. Tempeliers, Johannieters, Franciscanen De fundering bestond voornamelijk uit stukken baksteen; er waren weinig gave exemplaren aanwezig. Het formaat van de rode bakstenen bedroeg 26 x 13 x 6 centimeter. Het binnenste gedeelte van de poer was niet dichtgemetseld, maar volgegooid met stukken baksteen. De poer bevond zich op 1,40 meter beneden maaiveld en bleek nog een meter dieper door te lopen. De poer was door het (intacte) veen gegraven en rust naar alle waarschijnlijkheid op pleistoceen zand. Op een iets hoger niveau in het westelijke talud van de sloot kwam uit noord-noordwestelijke richting een andere fundering tevoorschijn. Hoewel de bakstenen min of meer in verband lagen was deze fundering iets meer ‘verrommeld’. Het zal een tussenmuur zijn geweest tussen beide funderingen, die als buitenmuur van een groot gebouw kunnen worden geïnterpreteerd. Dit is vermoedelijk het in middeleeuwse oorkonden genoemde hospitaal van de Hospitaalridders of Johannieters (sinds 1540 een klooster van de derde orde van Sint-Franciscus). Iets ten westen van het hospitaal bevond zich vanaf het eind van de dertiende eeuw een commanderij van de tempeliers. De complexen verdronken in 1586 als gevolg van inundatie. Uit het profiel van de sloot zijn enkele aardewerkfragmenten verzameld. Deze dateren voornamelijk uit de vijftiende eeuw.
Nieuwe sporen Johannieters Zaamslag Op 9 september heeft de SCEZ met hulp van AWN-leden een bakstenen funderingsstuk schoongemaakt en ingemeten in een nieuw gegraven sloot langs de Groeneweg bij Zaamslag, in opdracht van Waterschap Zeeuws-Vlaanderen.
Zeeuws Erfgoed
Middeleeuwse bakstenen poer in een sloot langs de Groeneweg te Zaamslag.
18 december 2010/04 • A
RCHEOLOGIE
Vondst voor het voetlicht
Middeleeuws vuurscherm uit Sluise bodem Een middeleeuwse afvalkuil aan de Hoogstraat in Sluis leverde een bijzondere vondst op: een vuurscherm uit omstreeks 1350, voorzien van een ‘portret’.
Van klok naar scherm Naast het feit dat het Sluise vuurscherm met een expressieve kop is versierd, is de vorm van het voorwerp ook van belang. De meeste uit opgravingen bekende middeleeuwse voorwerpen met dezelfde functie zijn namelijk vuurklokken. Pas toen de haard van de centrale plaats in de woning naar de wand verhuisde, kreeg het voorwerp zijn halfronde vorm. Dit betekende ook dat de woning inmiddels stenen in plaats van houten wanden had. Vuurklokken zijn doorgaans dus ouder dan vuurschermen.
Medewerkers van het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland (PACZ), nu onderdeel van de SCEZ, voerden in oktober 2000 een archeologische verkenning uit wegens de voorgenomen bouw van een appartementencomplex aan de Hoogstraat in Sluis. Leden van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), afdeling Zeeland, verleenden medewerking. Na het onderzoek is de bouwput verder uitgegraven tot het gewenste niveau en zijn de werkzaamheden gevolgd door enkele amateurarcheologen, in de hoop nog niet waargenomen bewoningssporen aan te treffen. Tijdens die waarneming is ook het restant van een laatmiddeleeuwse afvalkuil aangetroffen. De vondsten daaruit zijn overgedragen aan het Zeeuws Archeologisch Depot van de SCEZ (ZAD).
Aanziende portretten zoals op ons vuurscherm zien we bijvoorbeeld ook op tin/loden broches uit dezelfde periode, circa het midden van de veertiende eeuw, en op munten uit deze tijd, bijvoorbeeld de penny’s van de verschillende Edwards uit Engeland.
Voorbeelden van gepubliceerde vuurschermen Tegen brandgevaar Vuurscherm van roodbakkend aardewerk met dit type portretten zijn mij onbekend; met aanziend portret van een man. Het vondstmateriaal uit de kuil bestond uit we mogen het vuurscherm uit Sluis dan ook als Bodemvondst uit Sluis, 2000. gebruikelijke keramiek zoals fragmenten van redelijk uniek beschouwen. Hoogte 34 centimeter, gerestaureerd. steengoedkannen en scherven rood- en grijsIn de literatuur vond ik alleen een vermelding Datering 14e eeuw, inv. nr. 506-14. bakkend aardewerk. Ook werden enkele van een applique in de vorm van een vrouwenglasfragmenten verzameld, waaronder een hoofd, op een fragment van een vuurscherm klein fragment van een glas-in-loodraam met de afbeelding van een gevonden in Sommelsdijk.*) Overigens is het vuurscherm uit Sluis vogeltje. Tussen al deze zaken bevonden zich twee zeer interessante óók een fragment, maar er bleek voldoende van bewaard om een voorwerpen. Het eerste is een deksel, vervaardigd uit Spaans verantwoorde reconstructie mogelijk te maken. goudlustermajolica met een fragment van een bijpassende kom. Deze restauratie is uitgevoerd door de heer P. Leenhouwers uit Sluis. Het andere vormt het onderwerp van deze bijdrage: een vuurscherm Hierdoor is het weer mogelijk om dit exemplaar bij diverse van roodbakkend aardewerk met loodglazuur en koperoxide. Direct presentaties zoals tentoonstellingen in te zetten. Voorlopig wordt in het oog springend hierop is het ‘aanziende’ portret van vermoedelijk het vuurscherm opgesteld in de archeologievitrine van het Zeeuws een man. Archeologisch Depot in locatie Het Schuitvlot aan de Looierssingel in Middelburg. Een vuurscherm is een halfrond met de hand vervaardigd voorwerp, bedoeld om de vuurresten in de haard zodanig af te dekken dat Henk Hendrikse, depotbeheerder eventuele vonken geen brand konden stichten. Een ander in de middeleeuwen vaak voorkomend voorwerp met dezelfde functie is de vuurklok of vuurstolp. Aan de bovenzijde van het vuurscherm zijn twee luchtgaten aangebracht die ervoor zorgen dat het smeulende vuur ’s nachts aan bleef. Vuur maken was nu eenmaal een tijdrovende bezigheid; als het uit was moest men buitenshuis om vuur gaan, waarvoor betaald moest worden. Aan de bovenzijde van het scherm zit een handgreep met omgeslagen randen, om het makkelijk te kunnen verplaatsen. Aan de binnenzijde van vuurschermen vinden we vaak een roetkorst, waardoor ook scherven van vuurschermen door de archeoloog makkelijk te herkennen zijn.
Zeeuws Erfgoed
Broche van tin/lood afkomstig uit de opgraving Korte Nobelstraat, Zierikzee, 2003. Diameter 1,9 centimeter, datering 14e eeuw.
*) Rias Olivier (red.), Bodemvondsten uit Goeree-Overvlakkee, 25 jaar archeologisch en historisch onderzoek door De Motte (Ouddorp 1994), 179.
19 december 2010/04 • A
RCHEOLOGIE
Musea
Volkscultuur Nieuws
2011-2012 Jaren van het Immaterieel Erfgoed Op 15 oktober werd tijdens het symposium‘Waarborgen voor de toekomst. Immaterieel erfgoed in de praktijk’ in Maarssen, georganiseerd door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur (NCV), officieel het landelijk Jaar van de Tradities afgesloten. Datzelfde NCV heeft 2011 en 2012 uitgeroepen tot Jaren van het Immaterieel Erfgoed. Binnenkort wordt de zorg voor het immaterieel erfgoed formeel geregeld als Nederland de UNESCO-conventie ter bescherming van het immaterieel erfgoed ondertekent. UNESCO formuleert het immaterieel erfgoed ook wel als het “niet tastbaar levend cultureel erfgoed”. Zij hecht er veel waarde aan dat de vele plaatselijke organisaties, die zich inzetten voor het immaterieel erfgoed, betrokken worden bij de uitvoering van de conventie. Tradities en gebruiken zijn levend erfgoed en kunnen niet worden geconserveerd in tegenstelling tot het materieel erfgoed. Tradities,
gebruiken en dialecten verdwijnen wanneer ze niet meer worden onderhouden. De gemeenschap zelf draagt de zorg hiervoor en is verantwoordelijk om het kwetsbare erfgoed in stand te houden. Het immaterieel erfgoed is de culturele bagage die ons vormt en ieder van ons met zich meedraagt. Kennis van elkaars gewoonten en gebruiken zorgt voor een sociale cohesie in de samenleving. Immaterieel erfgoed boeit omdat het over de eigen omgeving en het verleden gaat, en bindt mensen aan hun omgeving en aan elkaar. Zeeland zal, met de komst van een adviseur volkscultuur bij de SCEZ, in de komende twee jaar aansluiting zoeken bij de landelijke projecten zoals ‘levenslooprituelen’ en ‘what’s in a name’, rituelen rond namen en naamgeving. Ook zal, na ratificatie van de UNESCO-conventie, worden bijgedragen aan een nationale inventarisatie van het immaterieel erfgoed.
T-shirttentoonstelling ‘Tradities’ gratis te huur Tien Zeeuwse tradities zijn op T-shirts afgebeeld en van een verklarende tekst voorzien. De tentoonstelling is compact en samengesteld door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur in samenwerking met de SCEZ. Deze makkelijk rond te vervoeren tentoonstelling kan gratis in bruikleen worden gevraagd door erfgoedinstellingen, verenigingen en scholen. Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met adviseur volkscultuur Hesther van den Donk, 0118-670617,
[email protected].
Reünie DOG-borduurders Het is al weer tien jaren geleden dat het project de langste merklap van de wereld ‘Door Ons Gedaen’ van start ging. Op 11 november werd in depotlocatie Het Schuitvlot een reünie voor de borduurders georganiseerd. Het was een hartelijk weerzien van 75 reünisten die allen zeer geboeid luisterden naar de presentatie van Eef de Jonge. In de presentatie werd teruggekeken op de fijne samenwerking en de vele successen van DOG. Mia Elmont inventariseerde met de borduurders de ideeën voor een nieuw textielproject waarbij mogelijk ook de jeugd betrokken zal worden. Met een kijkje in het depot, waar de merklap uitgerold lag, werd de bijeenkomst afgesloten. De reünie van de langste merklap werd ook bijgewoond door twee trotse jonge borduursters.
Koninklijke onderscheiding voor Wim van der Heijden Op 20 oktober, tijdens een vergadering van het algemeen bestuur van de Stichting De Zeeuwse Streekdrachten in locatie De Burg, werd aftredend secretaris Wim van der Heijden (links op de foto) onverwacht verrast. De Middelburgse wethouder Aalberts kwam binnen met de boodschap dat het Hare Majesteit had behaagd Wim te onderscheiden met het ridderschap in de Orde van Oranje-Nassau. En dat vooral, maar niet uitsluitend voor zijn inzet op het gebied van de Zeeuwse streekdrachten. Zo was Wim medeoprichter van de Stichting De Zeeuwse Streekdrachten en heeft hij zich samen met echtgenote Liza ingezet voor de totstandkoming van het boek De Zeeuwse streekdrachten 1800-2000. Daarnaast was Wim onder meer medeoprichter van de Heemkundige Kring Walcheren, en actief in kerk (in Kleverskerke) en museum (in Arnemuiden).
Zeeuws Erfgoed
20 december 2010/04 • M
USEA
Schoolkinderen gaan de strijd aan tegen het water
Voor het verplaatsen van de zandzakken naar de waterkant werd al snel een rij gemaakt (foto’s Fred Ernst).
De winnende school De Wegwijzer uit Serooskerke met hun zelfgebouwde dijk van zandzakken. Yell, yell, yell, De Wegwijzer wint wel!
De nationale Week van de Geschiedenis is op 15 oktober officieel geopend bij Deltapark Neeltje Jans met een grote waterstrijd. Twee Zeeuwse basisschoolklassen van De Wegwijzer uit Serooskerke en De Vossenburch uit Midddelburg bouwden dijken met de zandzakken van de Week. Een strijd tegen het water en tegen elkaar: wie bouwt de stevigste dijk? Valentijn Byvanck, inhoudelijk directeur van het Nationaal Historisch Museum, gaf het startsein. Het werkeiland Neeltje Jans - als onderdeel van de Oosterscheldekering - is een historische locatie die aansluit op het thema van dit jaar ‘Land en Water’.
Boeiende nacht over waterwerken en landwinnen De Zeeuwse MuseumNa|8 op vrijdagavond 22 oktober heeft 1.831 bezoekers in het donker van de nacht naar de musea getrokken. Mensen genoten van activiteiten rondom thema’s als: ‘(onderwater)werk’, ‘met de VOC in zee’, ‘water: bedreiging en uitdaging’, ‘herinneringen aan de Deltawerken’, ‘Dijkval: verloren Zuidland’, ‘Weemoed en Wildernis: veranderingen op Tiengemeten’, ‘Wrakkenroute’, ‘De Schelde: vergeten trots’ en ‘Let op de dijk!’.
55In het schoolklasje van Streekmuseum De Meestoof werd op eenvoudige wijze het TV spelletje Timboektoe nagespeeld, met als hoofdprijs de Meestoof Timboektoebokaal 2010 (foto Streekmuseum De Meestoof ). 5Overal ‘land en water’ in het Zeeuws maritiem muZEEum. Een wedstrijdje oorlogvoeren door met kanonnen op schepen te schieten.
55Optreden van het fluitensemble van de Zeeuwse Muziekschool in Historisch Museum De Bevelanden. 5Directeur Maaike Klunne-Mol spreekt het publiek toe in het Watersnoodmuseum, na afloop van de theatervoorstelling (scene uit Dijkval) en uitvoering van muziekkorps Kunst en Eer met koor Waisisi.
Zeeuws Erfgoed
21 december 2010/04 • M
USEA
5Kinderen vermaakten zich prima met het computersimulatiespel Dijkwacht bij Museum Het Polderhuis in Westkapelle. Inspecteer de waterkering en voorkom zo een dijkdoorbraak.
Erfgoed Allerlei PUBLICATIES SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Tom Boudewijns, Motor- en autotoertochten. Tweede Wereldoorlog. Deel 1: Nederland (Noord-Brabant, Zeeland, Zuid-Holland) (Alkmaar: de Alk, 2010) 160 pag.+ cd, ISBN 978-90-6013 -321-7. In deze reisgids van de Tweede Wereldoorlog zijn tien motor- en autotochten opgenomen. De vijfde, zesde en zevende tocht voeren door Zeeland van Brasschaat naar Sas van Gent (136 km.), van Sas van Gent tot Domburg (168 km.) en van Domburg naar Oostvoorne (139 km.). De gids geeft een reisbeschrijving en allerlei kruisbestuivingen met andere bezienswaardigheden; achtergrondinformatie over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog ontbreekt nagenoeg. Phons Bakx, Zoemhout: De wereldomvatttende cultuurgeschiedenis van een zoemtoon (Middelburg: Stichting Antropodium, 2010) 244 pag.; foto’s; www.antropodium.nl. Encyclopedische uitgave en catalogus over het oeroude klankinstrument zoemhout, waarin Zeeuws kunstenaar Bakx zijn artistieke werk verbindt met de cultuurwetenschap. Het boek behandelt de mechanische werking, de akoestische eigenschappen en alle 32 antropologen en godsdienstpsychologen die het magische instrument ooit hebben bestudeerd. Met foto’s van 158 door Bakx zelf gemaakte replica’s. Op 22 oktober 2010 vond het (Ludiek) Wereldkampioenschap Zoemhoutslingeren plaats in Middelburg. Zie ook MOnuMENTaal, pag. 28. Barbara Van den Bossche en Rinus Willemsen, Biervliet tussen eb en overvloed (Terneuzen: Gemeente Terneuzen, 2010) 238 pag.; ill., foto’s; ISBN 97890-804637-4-5. De geschiedenis van Biervliet en omgeving in dertien hoofdstukken, waarbij Barbara Van den Bossche de oudste fase en de stad Biervliet als onderdeel van het graafschap Vlaanderen behandelt, waarna Rinus Willemsen het verhaal na 1572 vervolgt. Met twaalf bijlagen (met o.a. de Keur van 1358, lijsten van burgemeesters, predikanten en pastoors),
begrippen- en jaartallenlijst en index. Ton Crijnen en Ina Herbers, P.C. Callenfels. Het veelbewogen leven van de NSB-burgemeester van Vlissingen en Woerden (Soesterberg: Uitgeverij Aspekt, 2010) 212 pag.; ISBN 97890-59-119666. Piet Callenfels was NSB-burgemeester van Vlissingen en Woerden. De auteurs proberen met deze studie het ontstane beeld van Callenfels in het juiste perspectief te plaatsen. De studie omvat tien hoofdstukken voorzien van eindnoten die over de oorlogsjaren, vlucht, proces en latere jaren handelen. Er is een nawoord, lijst van geraadpleegde literatuur, bronnen, een dankwoord en persoonsregister. Lo van Driel, ‘Met de rug naar de zee. Cadzands mengelwerk’, Bijdragen tot de geschiedenis van West-ZeeuwsVlaanderen 38 (Aardenburg: Heemkundige Kring West-ZeeuwsVlaanderen 2010) 424 pag. Een vuistdik verzamelwerk met tien artikelen die zich afspelen in West-ZeeuwsVlaanderen. Van Driel gaat bijvoorbeeld dieper in op de kwestie Jobse over een ontspoorde bovenmeester, de Franse intocht in Aardenburg in 1794 en het feest in 1872 aldaar; verder twee artikelen over Van Dale en ook twee artikelen over Cadzand en het slotartikel over een ‘onbekende’ vrouw die een ander licht werpt op het leven van J. de Hullu. Bevat voetnoten, per artikel beredeneerde lijst van archivalia, lijst van geraadpleegde literatuur, vier bijlagen en een persoonsnamenregister. Mart van Duijvenvoorde, Tussen Oudewater en Middelburg. Herinneringen van een geelbuik (Soest: Boekscout, 2010) 341 pag.; ISBN 97894-6089-537-1. Levensverhaal van Mart van Duijvenvoorde, die in Oudewater werd geboren maar voor de oorlog naar Zeeland verhuisde. Er wordt verteld over de Tweede Wereldoorlog, de militaire dienstplicht in Nederlands-Indië en de Watersnoodramp van 1953, aangevuld met latere reisverhalen. Het boek kent geen hoofdstukindeling, maar wel opeenvolgende paragrafen. Theo Giele, Herinnering aan de verdwenen stad (Raamsdonksveer: Vèrse Hoeven, 2010) 128 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-75703-40-5. Verhalen en foto’s van Middelburg
Zeeuws Erfgoed
van voor het bombardement van 17 mei 1940. De korte verhalen van ooggetuigen verschenen eerder in de PZC en zijn in dit boek gebundeld. Jan de Jonge, Van Hoogstammen en Land en Heren van Stand. Een geschiedenis van de fruitteelt op Zuid-Beveland. De Zeeuwsche Fruitteelt Maatschappij (Goes: Heemkundige Kring De Bevelanden; Stichting Vrienden van het Fruitteeltmuseum, 2010), 112 pag. ISBN 978-90-70298-26-5. Aan de hand van de geschiedenis van de NV Zeeuwsche Landmaatschappij (18951902) en de NV Zeeuwsche Fruitteelt Maatschappij (1902; in 1958 opgegaan in ‘De Bathpolders’) wordt de historie van de fruitteelt op Zuid-Beveland verteld. Met een apart hoofdstuk over de - ook op dit terrein - toonaangevende families als Van den Bosch, Kakebeeke, Lenshoek, Fransen van de Putte en Van der Have. Met bijlagen met gegevens over personeel, bestuurders en aandeelhouders. A.P. de Klerk, ‘Zuidwestelijk zeekleilandschap’ geeft een geactualiseerde samenvatting van de ontstaansgeschiedenis van het Zeeuwse landschap. Onderdeel van: S. Barends e.a. (red.), Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering (Utrecht: Matrijs, tiende herziene druk, 2010), pag. 32-45. Jan J.B. Kuipers & Gert P. Kuipers, Hannelore. Kind van een Duitse moeder in oorlogstijd, 1940-1947 (Vlissingen: Den Boer/de Ruiter, 2010) pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-79875-13-9. Aangrijpend verhaal over onrecht van Hannelore Meijaard, een kind van een Duitse moeder en Nederlandse vader die in Ovezande woonde toen de oorlog uitbrak. Als gevolg daarvan verandert de positie van het gezin in het dorp op slag. Het huis brandt af nadat het is aangestoken en de vader wordt na de oorlog geïnterneerd. Met verantwoording, bronnen- en literatuurlijst, en een bijlage. Adrie de Kraker, ‘Landschapsonderzoek in de Zeeuwse Delta, 1990-2010’ biedt een overzicht van het cultuurhistorisch onderzoek van het Deltalandschap in de voorbije twintig jaar en doet enkele aanbevelingen voor toekomstig onderzoek. De bijdrage vormt een hoofdstuk in: G.J. Borger, Ph. Breuker en H. de Jong (red.), Van Groningen tot Zeeland. Geschiedenis van het cultuurhistorisch landschapsonderzoek naar het kustlandschap (Hilversum: Verloren, 2010), pag. 123-144 en 161-164 (literatuur).
22 december 2010/04 • E
RFGOED
ALLERLEI
Ruud Paesie, Zeeuwse kaarten voor de VOC. Het kaartenmakersbedrijf van de Kamer Zeeland in de 17de en 18de eeuw (Zutphen: Walburg Pers, 2010) 104 pag.; ill., foto’s, tek., krt.; ISBN 97890-5730-678-5. Naast de bekende Amsterdamse kaartenmakers Blaeu blijkt ook in Zeeland een familiebedrijf actief te zijn geweest in de productie van geheime, voor de VOC bestemde zeekaarten: Arent Roggeveen, zijn oudste zoon Johan en diens stiefzoon Abraham Anias. Doeke Roos, Rinus van Es (red.) en Agnes van der Veen (fotogr.), Loodsen bij nacht en ontij. De ‘erfgenamen’ van Frans Naerebout. 125 jaar loodsen op en om de Schelde (Vlissingen: Vereniging Nederlandse Loodsen Sociëteit, cop. 2009) 207 pag.; ill., foto’s, tek., krt., tab.; ISBN 978-90-8144471-2. Uitgave ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Vereniging Nederlandse Loodsen Sociëteit. Roos behandelt in zes hoofdstukken het ontstaan van het loodswezen in 1814 tot en met heden. Een zevende hoofdstuk gaat over de activiteiten van de loodsen. Verder zijn er een in memoriam, nabeschouwing, dankwoord, lijst van bronnen en literatuur, illustratieverantwoording, naamlijst met Scheldemond loodsen van 1814 tot heden en een index. Henk Smeets & Corzas Nanuruw, Molukkers in Zeeland, 1951-2009 (Utrecht/Middelburg: Museum Maluku, 2009) 217 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-74352-16-1. Deze overzichtsstudie over de tijd dat de Molukkers in Zeeland verblijven tot heden, is opgedeeld in twee stukken: de kampen en de wijken. Het eerste deel handelt onder meer over aankomst, opvang, de gemeenschap, dagelijks leven en contact met de omgeving. Het tweede deel behandelt de bouw van de wijken, opkomst van de RMS, welzijnswerk, religie, cultuur en openbare orde en de omgang met de Nederlandse samenleving. Bevat een lijst van bronnen en literatuur, interviews, personenregister en afkortingenlijst. Cees Steutel, Adri Meerman en Jacques de Hond met een bijdr. van Jules Braat, Joods Vlissingen. Een roerige en bewogen geschiedenis (Vlissingen: Den Boer/de Ruiter, 2010) 192 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-79-875177-7. De auteurs bespreken samen de ondergang van een aantal stadgenoten en bedrijven. Bevat tientallen korte hoofdstukjes met onder meer biografische hoofdstukken over personen en bedrijven, maar vooral
de cultuur, synagoges, vluchtelingen in het interbellum, onderwijs, etc. Met bijlagen waaronder een persoonsnamenregister en woordenlijst. A.G. Verhulst, Dagboek 1943-1945. Krijgsgevangen in Stalag IV-B ([S.l.]: Lulu.com, 2009) 324 pag.; ill., tek.; ISBN 978-91-4457-5548-9. Integrale weergave van de dagboeken die door de Middelburger Verhulst werden bijgehouden als krijgsgevangen dwangarbeider in Stalag IV-B in Mühlberg aan de Elbe. Hij schreef dagelijks over zijn ervaringen in het kamp, de contacten met zijn medegevangenen, het thuisfront en hoe in het kamp de oorlog ervaren werd. In het boek wordt de periode van aankomst in het kamp in juli 1943 tot en met de reis naar huis in mei 1945 verteld. Titelpagina vermeldt ook het kampnummer 97.401. J.P.B. Zuurdeeg, Oud-Vossemeer en Roosevelt (Tholen: gemeente Tholen, 2010) 40 pag.; ill., foto’s, krt., tek. Genealogische beschrijving van de Zeeuwse oorsprong van de Amerikaanse presidentenfamilie.
• Tijdschriften Zeeuws Tijdschrift 60/ 3/4 (2010) 1-106. Een grote hoeveelheid onderwerpen in dit ZT, met literaire invulling van Floortje Zwigtman en Franca Treur, historische onderwerpen in de vorm van de financiën van Jacob Roggeveen, de slaven van het Zeeuwse schip ‘Witte Leeuw’, Napoleon in Vlaanderen en de Zeeuwse veldwachters, kunstbijdragen over Tinkebell, Lydia Schoutens verdronken dorpen monument en Nanda Runge en nog vele andere onderwerpen en interviews.
• Heemen oudheidkundige bladen Tholen De Nieuwsbrief van de Heemkundekring Stad en Lande van Tholen (september 2010) is gevuld met huishoudelijke mededelingen. Daarnaast heeft de kring Grepen uit Oud-Vossemeers verleden uitgegeven (augustus 2010). Zeshonderd jaar geleden is de grondslag gelegd voor het dorp Oud-Vossemeer, de aanleiding voor de redactie om het achtste jaarboek van de heemkundekring volledig te wijden aan dat dorp. K. de Koning begint met ‘…Haer Landt van Vossemaer…’, waarin hij probeert de onzekerheden rond het
ontstaan van Oud-Vossemeer op te lossen. In 1410 heeft graaf Willem van Beieren land ten noorden van Tholen verkocht om dat in te polderen. De verschillende meningen van de historici Ermerins, Hollestelle en anderen worden door de auteur gegeven; ook behandelt hij het ontstaan van de naam van het dorp. Verder schrijft De Koning een artikel over het wapen van de voormalige gemeente. In de grote zaal van het ambachtsherenhuis in Oud-Vossemeer zijn een groot aantal familiewapens afgebeeld, en de auteur bespreekt de personen die achter die achttiende-eeuwse wapens schuilgaan. B. van den Aarssen schrijft ‘De ronde van 31 augustus 1948’, een artikel waarin hij laat zien wat Oud-Vossemeer onderscheidt van andere kernen in de gemeente: een eigen wielerronde. De ronde van 1948 was de eerste koers in het dorp, die gewonnen werd door Wim van Est, beroemd coureur. Sindsdien wordt er jaarlijks een koers gereden. N. Slager-den Engelsman haalt herinneringen op aan de gang van zaken op een gemaal; het eerste stoomgemaal op Tholen verrees in 1900 en twee generaties Den Engelsman woonden en werkten er in dienst van het waterschap. H. Zuurdeeg verzorgt een bloemlezing uit zijn verzamelde gegevens over straatnamen op Tholen en SintPhilipsland. Walcheren De Wete, gedaan aan de leden van de Heemkundige Kring Walcheren (2010, 4), laat enkele deskundigen terugkijken op de ontwikkelingen in de laatste tien jaar. ‘Walcheren in 2010. Een terugblik en een vooruitblik’ is door bestuurslid L. Faasse geschreven als inleiding op de stukken van die deskundigen: ‘Landbouw op Walcheren anno 2010’ van J. Kodde, ‘Wonen, werken en verkeer op Walcheren anno 2010’ door C.J. Colijn, ‘Natuur en landschap op Walcheren anno 2010’ door M.A. Hemminga en als laatste ‘Recreatie op Walcheren anno 2010’ van de hand van H.J. van Koeveringe. Volgend jaar bestaat de Heemkundige Kring Walcheren veertig jaar, en zullen dezelfde mensen vooruitblikken naar 2025. M. van den Broeke schrijft over het woonverblijf van de ambachtsheren van Melis- en Mariekerke; een verslag over een opgraving van twee jaar geleden naar het huis te Meliskerke is bij het artikel gevoegd. A. Dekker levert een bijdrage over de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij werkte toen als jongmaatje bij de oude wagenmakerij van Frans de Roo
Zeeuws Erfgoed
in Oostkapelle. Hij laat zien dat zonder moeilijke theoretische opleiding uitstekende vakmensen gevormd werden. Het gereedschap van de wagenmaker is nog te zien in de oudheidkamer in de toren van de NH Kerk in Oostkapelle. F. van den Driest schrijft naar aanleiding van het jaar van de fiets over fietsen en fietspaden op Walcheren. In zijn ‘Vadertje’ vertelt hij over het gebruik van de meitak. De meningen over de herkomst van het gebruik blijken nogal verdeeld te zijn. In Den Spiegel, kwartaalblad van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen (2010, 4), behandelt J. de Ridder de geschiedenis van de timmerfabriek in de bijdrage ‘Van timmerwinkel tot stadsmonument’. De bouwgrond werd in 1907 aangekocht en in 1914 wilde de directie van de Koninklijke Maatschappij De Schelde het werk voltooid hebben. Nadat veel ‘hinderwethobbels’ overwonnen waren kwam het gebouw te staan op de hoek van de Aagje Dekenstraat en de Koningsweg. Het reilen en zeilen van de timmerfabriek tot op heden kunnen we dankzij dit artikel volgen. P. van Druenen doet uit de doeken hoe Omroep Zeeland in Souburg terecht kwam, wat daaraan voorafging en wat er verder gebeurde in ‘Heb je nog wat leeg staan?’ Behalve ‘omroepnieuws’ krijgen we ook een stukje onderwijsgeschiedenis te lezen en informatie over het gemeentehuis van Souburg. D. Otten vertelt hoe honderd jaar VOC-cartografie aan de vergetelheid zal worden onttrokken door het boek Zeeuwse kaarten voor de VOC. Het kaartenmakersbedrijf van de Kamer Zeeland in de 17de en 18de eeuw’, geschreven door maritiem historicus R. Paesie. Arneklanken van de Historische vereniging Arnemuiden (2010, 3) begint zoals gewoonlijk met een sfeerimpressie in woord en beeld van G. de Nooijer. L. van Belzen behandelt in zijn genealogische rubriek de familie Schuit in Arnemuiden. Een selectie berichten over Arnemuiden, verzameld door J.C. Bliek uit kranten, geven in dit en in latere nummers van het tijdschrift, een beeld van het sociale leven in de betreffende tijd. Met P. Feij bezoeken we de periode waarin Lodewijk Napoleon over ons land regeerde in de Franse tijd. J. Adriaanse biedt het negende vervolgartikel aan over de afgelopen honderdvijftig jaar geschiedenis van Arnemuiden. Dit keer gaat het over de verkoop van het cultuurhistorisch
23 december 2010/04 • E
RFGOED
ALLERLEI
belangrijke carillon aan een koopman in oud roest. In Arnemuiden worden belangrijke archeologische vondsten bewaard, zoals de middeleeuwse ampul, gevonden bij een opgraving aan de Clasinastraat, die beschreven wordt door L.C. Schouls en R. Schroevers. A. Verouden heeft in Brussel het kohier aangetroffen van de honderdste penning uit 1570 over een bloedbad in 1572, aangericht door de Spanjaarden. Daarna licht hij de kerkenraadsnotulen van 1603-1605 toe. Over een unieke hoogaars - ‘De vrouw Adriana’ Arnemuiden 17 - vertelt J. Lindenbergh-Beunk. De Bevelanden De Spuije, het tijdschrift van de Heemkundige Kring De Bevelanden en de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum De Bevelanden (zomer 2010), begint met een stuk over de Eerste Wereldoorlog: ‘Klein leed in de Grote Oorlog’ door A.J. Barth. Het gaat over militairen en zeelieden die dood aanspoelden op de kust van Noord-Beveland. De meesten naamloos, slechts van enkelen is bekend wie ze waren. Nicolaas van der Vesten werd in 1562 benoemd tot deken van het kapittel in de kerk van Kapelle. De notariële akte waarin die benoeming werd vastgelegd wordt besproken door G.J. Lepoeter. W. Schackmann heeft een artikel geschreven over enkele Bevelandse families die vanaf 1818 naar ZuidwestDrenthe vertrokken, financieel gesteund door beter gesitueerden. Zij probeerden een nieuw bestaan op te bouwen in de landbouwkolonies Frederiksoord, Willemsoord en Wilhelminaoord. Ook in dit nummer aandacht voor de opening van een wandelpad in ’s-Heer Hendrikskinderen, voor een kunstmanifestatie in het Goese havengebied en voor de publicatie van het boek De geschiedenis van de Zeeuwsche Fruitteeltmaatschappij, geschreven door J.P. de Jonge. Zeeuws-Vlaanderen De Nieuwsbrief van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (2010, september) is voor een groot gedeelte gewijd aan de telefoon. ‘De telefoon van toen en nu’ van A.G. Eggebeen, ‘Waar staat de afkorting UV voor?’ en ‘Eerste UV-knooppuntcentrale in het telefoondistrict Breda’ van E. Hamelink. UV blijkt te staan voor Unk Verkeerscentrale; professor Unk heeft bij Philips de snel lopende kiezer U55 (55 standen) ontwikkeld. In 1974 werd in Terneuzen een UV in
gebruik genomen. E. Hamelink schrijft ‘Historisch onderzoek naar de aanlegplaats met toeleidende brug van de voormalige veerdienst in de oude veerhaven te Terneuzen’. De brug met aanleginrichting in Terneuzen is na het beëindigen van de veerdienst Terneuzen-Hoedekenskerke voor verschillende doeleinden gebruikt. Uit het artikel blijkt dat brug en ponton in de Oude Veerhaven een belangrijke functie vervulden. Daarom zou de brug behouden moeten blijven en een nieuw ponton gemaakt moeten worden volgens de auteur. Van E. Hamelink is ook het artikel ‘De economische gevolgen van de komst van de “Nieuwe” sluis bij
Terneuzen in 1910: 100 jaar middensluis in Terneuzen’. In Tijdschrift, het Bulletin van de Heemkundige Kring West-ZeeuwsVlaanderen (2010, juni), fietst Nout somber rond. Hij heeft de indruk dat zijn geestelijke vader, Maurits van IJzendijke, zal gaan verdwijnen, evenals Nout zelf. Met de afgezaagde kop van Maurits achterop zijn bagagedrager fietst Nout weg… tot waar er geen verschil meer was tussen de lucht en de lichte spiegeling op het asfalt. A.L. Kort schrijft ‘Armenzorg in Zeeland’. Deze zorg werd vroeger veelal geregeld door kerkelijke en gemeentelijke armbesturen. Door de toenemende welvaart in de twintigste
eeuw werd het terrein van de armenzorg kleiner. Maar tot lang na de Tweede Wereldoorlog bleven de armbesturen een vangnet voor mensen die buiten de verzorgingsstaat vielen. In ‘De Draad. Over een levensgevaarlijke afrastering tussen Nederland en België 1915-1918’ (auteur A.R. Bauwens) lezen we over een elektrisch hekwerk tussen het drielandenpunt en Knokke, aangebracht in 1915 door de Duitsers, om smokkel tegen te gaan. Aanvankelijk had de draadversperring een afschrikkende werking, maar er kwamen steeds meer handige jongens die de grens wisten te passeren. Regelmatig stond in de krant dat bij vluchtpogingen naar ZeeuwsVlaanderen mensen waren
omgekomen. Na de wapenstilstand was deze ‘draad’ spoedig verdwenen, maar nog steeds vallen er slachtoffers in gebieden waar heersers de boze buitenwereld proberen te weren door muren en hekwerken. R.H.M. van Immerseel geeft als slot nog een voorbeeld van een kunstmatig ontstane rots en ruïne in ZeeuwsVlaanderen, in de tuin van de Heer Benteijn te IJzendijke. De firma Moerkoert uit Utrecht ontwierp rotspartijen, kneppelhouten bruggen en rotswanden voor serres, alles in cementrustiek uitgevoerd. Het buiten Rustwijk van eigenaar Benteijn, waar door Moerkoert een rots en ruïne waren gebouwd, is in zijn geheel verdwenen.
Streektalen • STREEKTAAL VARIA
De Zeeuwse Dialectdag en een luisterboek Op de derde zaterdag van oktober houdt de Zêêuwse Dialect Verênigieng altijd een Zeeuwse dialectdag, die elk jaar honderdvijftig leden of meer bij elkaar brengt in Nieuwdorp. De dag stond deze keer in het teken van het jaar van de fiets. Na de algemene ledenvergadering vertelde prof. dr. J. Taeldeman van de Universiteit Gent over de benamingen voor de fiets in het Zeeuws. De gegevens waren gebaseerd op de vragenlijsten die via Nehalennia en een oproep in dit blad zijn verspreid. In tegenstelling tot Vlaanderen bestaan er weinig dialectische benamingen voor de fiets in het Zeeuws. De fiets is immers relatief nieuw en de woordenschat is dan ook grotendeels Algemeen Nederlands. In Vlaanderen gebruikt men veel meer Franse termen. Een uitzondering is dikwijls het Land van Hulst of de grensstreek. Daar vind je soms dezelfde woorden als in het nabije Waasland. Johan Taeldeman toonde enkele kaartjes om de verspreiding van de termen te illustreren. Het woord voor fiets is in Vlaanderen meestal velo. Een stuur is in Vlaanderen bijvoorbeeld een guidon. Oudere Zeeuwen herinneren zich nog wel de dialectische uitspraak stier.
De rem heet in Vlaanderen nog altijd frein. Een vork is in Vlaanderen een fourche, in Zeeland wordt vork in het woord voorvork dan wel als vurke uitgesproken. Mooie woorden zijn er wel voor het spatbord. Dat heet in Zeeland onder andere spetterbord of slikvanger. In Vlaanderen gardeboe of moorschelp. Volgend jaar wordt de lezing gepubliceerd in Nehalennia. Na de lezing kwamen allerlei liedjes en sketches uit de diverse regio’s met en over de fiets aan bod. Op het einde van het ochtendprogramma stelde de dialectvereniging haar eerste luisterboek voor. George Sponselee uit Hulst kreeg het eerste exemplaar. Hij is een van de vertellers die een plaats kreeg en verdiende op deze cd. Hij werd in de bloemetjes gezet, omdat het zijn laatste publieke optreden was. Ook alle andere vertellers werden even op het podium gevraagd. Het luisterboek Moet je eens even luisteren ... bestaat uit twee cd’s met verhalen van heel Zeeland, van Goeree tot het Land van Hulst, goed voor 140 minuten luisterplezier. De cd is te koop bij de Zeeuwse Dialect Vereniging (informatie bij Rinus Willemsen,
[email protected], 0115-481521).
De verhalenvertellers die meehielpen met het eerste luisterboek (foto BvLmedia.nl).
Zeeuws Erfgoed
24 december 2010/04 • E
RFGOED
ALLERLEI
Streektaaloverleg en Streektaalconferentie Op 23 en 24 november kwamen de Nederlandse en Vlaamse streektaalconsulenten, -adviseurs of -functionarissen bijeen in Enschede, in de Twentse Welle. De eerste dag was een overleg gepland waarbij de activiteiten in de diverse regio’s aan bod kwamen. Dit jaarlijkse overleg is interessant omdat er op die manier veel informatie wordt doorgegeven en we van elkaar kunnen leren. Op 24 november was er de vijfde streektaalconferentie, die dit jaar in het teken van de zorg stond. Een tachtigtal deelnemers verdeeld over beleidsmensen, mensen uit de zorg en mensen die zich met streektaal bezighouden kwamen samen in Prismare, een cultureel centrum dat in de wijk ligt waar ooit de vuurwerkramp gebeurde. De lezingen waren divers. Interessant was bijvoorbeeld de lezing van de neurochirurg Hans van der Aa, die uitlegde wat er in de hersenen allemaal kan gebeuren en wat voor effect dat kan hebben op de taal. Maar de focus lag toch op het feit dat mensen die in hun eigen taal aangesproken worden, zich heel wat geruster voelen bij artsen en verplegend personeel. Een verpleegkundige kwam dat vanuit de praktijk toelichten. In de namiddag werd een lespakket gepresenteerd, ontwikkeld door de IJsselacademie in
De cultuurgedeputeerde van Overijssel Dick Buursink (l) ontvangt van Albert Bartelds, consulent streektalen Overijssel, het eerste exemplaar van de lesbrief. Kampen. Dit lespakket gaat naar alle opleidingen in Overijssel waar studenten les volgen die later in de zorg terechtkomen. Ze krijgen via dit pakket meer informatie over de streektaal. Er is ook een speciale website bij dit project (www.streektaalindezorg.nl). Het is een interessant initiatief dat navolging verdient in de andere provincies.
Kennismakingscursus Zeeuws In november is gestart met de cursus ‘Goed gebekt in het Zeeuws dialect!’. De adviseur streektalen gaf aan vijftien deelnemers een kennismakingscursus over het Zeeuws. In de diverse lessen werd een overzicht gegeven van de geschiedenis van de Zeeuwse dialecten, en kregen de deelnemers een beter zicht op de grammatica, de klankleer, de woordenschat van de diverse Zeeuwse dialecten. Indien er voldoende belangstelling is, wordt de cursus volgend jaar weer herhaald, of komt er een vervolgcursus. Belangstellenden kunnen dat altijd laten weten door een e-mail te sturen aan de adviseur streektalen Veronique De Tier:
[email protected].
Zeeuwse Klapbank: immaterieel erfgoed
Bijeenkomst Zeeuws-Vlaamse informanten van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten
Het is een beetje een moeilijk begrip, immaterieel erfgoed. Dat is erfgoed dat niet-tastbaar is. Voorbeelden daarvan zijn uiteraard tradities, maar ook taal, en dan in het bijzonder onze eigen streektaal, in ons geval de Zeeuwse dialecten. Op 15 oktober werd in Maarssen de aftrap gegeven voor 2011-2012 Jaren van het Immaterieel Erfgoed. Op de informatiemarkt werden allerlei initiatieven getoond waarbij immaterieel erfgoed op een innovatieve manier werd aangepakt. Ook de Zeeuwse Klapbank was uitverkoren om op deze dag aan het publiek getoond te worden als een ‘best practice’, zoals dat tegenwoordig genoemd wordt. De belangstelling was groot. De Zeeuwse dialecten stonden weer eens op de kaart. Ook u kunt zich nog eens onderdompelen in de Zeeuwse dialecten, want alle fragmenten en verhalen uit deze multimediale tentoonstelling staan nu ook online. Luistert u maar eens naar www.zeeuwseklapbank.nl. Het is de bedoeling dat deze site in de jaren van het immaterieel erfgoed verder uitgebouwd wordt met allerlei interessante weetjes en achtergronden over de Zeeuwse dialecten. Op dit ogenblik vindt u er behalve het geluid ook al de dialectenkrant, verwijzingen naar andere taalsites, dialectkaarten en nieuws over de Zeeuwse dialecten. We hopen dat u nu en dan eens gaat kijken.
Op 26 september kwamen de invullers van de vragenlijsten voor het project ‘Woordenboek van de Vlaamse Dialecten’ bij elkaar in Biervliet. Na de bolus en de koffie was er eerst het informatieve gedeelte. Prof. dr. Magda Devos lichtte de stand van zaken toe. Op dit ogenblik wordt de laatste hand gelegd aan de aflevering over het menselijk lichaam. Liesbet Triest toonde een aantal interessante woordkaarten uit deze aflevering en besprak etymologie en herkomst van deze woorden. Veronique De Tier lichtte toe wat er in Zeeland nog zou gebeuren de volgende maanden. Daarna volgde het toeristische gedeelte. Rinus Willemsen, de coördinator van het ZeeuwsVlaamse project, toonde de maquette van Biervliet en gaf uitleg bij de geschiedenis van Biervliet. Daarna kregen de aanwezigen een korte rondleiding door Biervliet. Bij een hapje en een drankje werd ten slotte afscheid genomen van de promotor van het project, Magda Devos. Op 1 oktober ging zij op emeritaat. Ze blijft echter nog met hart en ziel verder werken aan het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten.
De Zeeuws-Vlaamse medewerkers aan het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten krijgen uitleg bij de maquette van Biervliet.
www.zeeuwseklapbank.nl Zeeuws Erfgoed
25 december 2010/04 • S
TREEKTALEN
Geslaagd Thools dictee Het werd een mooie avond in Oud-Vossemeer. Het eerste Thoolse dictee, dat op 3 november werd georganiseerd, was zeer geslaagd. Een volle zaal en enthousiaste deel-
nemers, wat kan een organisatie zich nog meer wensen? Niet alleen de achttien deelnemers, maar ook de meeste mensen in de zaal probeerden het Thoolse dictee mee te schrijven. Nel Slager las het dictee voor. Een dictee van 22 zinnen is wel een serieuze opdracht, ook voor de jury die de dictees mocht corrigeren. Anita Goedegebuure werd de winnaar. Zij maakte 18 fouten. De nummer twee en de nummer drie hadden beiden 21 fouten.
De deelnemers aan het eerste Thoolse dictee.
Terwijl de jury het dictee nakeek werd het publiek beziggehouden met muziek, met een overzicht van leuke Thoolse uitdrukkingen en met een quiz (petje op, petje af ). De laatste deelnemers (ongeveer tien mensen stonden nog recht) kregen de vraag wat tikketêêle betekende en dat was de genadeslag voor negen van hen. Slechts één deelnemer bleef staan en kreeg de mand met streekproducten.
Terwijl de jury nakijkt, speelt het publiek ‘petje op, petje af ’.
De algemene indruk van deelnemers, publiek en organisatie was zeer positief. Het is de bedoeling dit dictee elk jaar te organiseren op de eerste woensdag van november. Dat is een mooi voornemen, niet omdat we nu per se dialect moeten leren schrijven, maar door een dictee te maken, word je je wel heel erg bewust van je eigen dialect en wat de verschillen zijn met het Nederlands. Een idee voor andere regio’s? In OudVossemeer was het een heel leuke avond met heel veel belangstellenden!
Zing Zeeuws 2010 in De Klomp te Ovezande Op 6 november was het weer zover. In Ovezande werd de finale van de wedstrijd ‘Zing Zeeuws!’ gehouden. Er waren twee categorieën. In de categorie tekst en muziek dongen tien deelnemers mee naar drie hoofdprijzen. De tweede categorie was dit jaar moeilijker gemaakt dan de vorige jaren, en dat was ook te merken aan het deelnemersveld. Slechts drie tekstschrijvers slaagden er in een groep of zanger te vinden om hun lied uit te voeren. Ze vielen dan ook allemaal in de prijzen deze keer. Het werd een gezellige avond, met heel diverse optredens. De Stamgasten traden op in gezinsverband. Tess (12), Henk (11) en Pjer (10) brachten samen met hun vaders hun nummer. Er was ook een Zeeuws-Vlaamse tango. De deelnemers kwamen uit heel diverse regio’s maar dit jaar was Zeeuws-Vlaanderen opvallend aanwezig. Er waren oudere deelnemers en jongere. De winnaars van de eerste categorie waren Ries de Vuyst, Fûck en Eigen Wies. In de categorie teksten won Gijs Kamphuis voor Jan Lauret en Hanny de Backere.
Ries de Vuyst, winnaar van de eerste prijs voor tekst en muziek met het lied Zwaktebod.
De publieksprijs - dit jaar een boerinnetje gemaakt door Jan Davidse (l) - ging naar de jonge groep Fûck, die twee keer in de prijzen viel. De prijzen werden uitgereikt door cultuurgedeputeerde Harry van Waveren (r).
Zeeuws Erfgoed
De jongste deelnemers van ‘Zing Zeeuws 2010’, de Stamgasten uit Ellemeet met een van de vaders.
26 december 2010/04 • S
TREEKTALEN
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 9 nr. 4 • december 2010
Zeeuws Erfgoed is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Deze nieuwsbrief informeert over archeologie, cultuurhistorie, erfgoededucatie, monumenten, musea en streektalen in Zeeland. Abonnementen en adreswijzigingen alleen schriftelijk via postbus 49 o.v.v. Zeeuws Erfgoed. redactie Marinus van Dintel, Aad de Klerk, David Koren, Jan Kuipers, Veronique De Tier, Tony Veenstra en Janneke de Wit eindredactie Saskia Buitenkamp, Aad de Klerk, Jan Kuipers en Veronique De Tier foto’s Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, tenzij anders vermeld. De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbenden. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor beeldmateriaal, door derden aangeleverd, waarop auteursrecht berust.
Meegezonden - Zeeuws Archief Nieuws nr. 48 Aan dit nummer droegen bij • ARCHEOLOGIE Robert van Dierendonck, Henk Hendrikse, Hans Jongepier, Jan Kuipers, Bernard Meijlink en Bram Silkens • CULTUURHISTORIE Marinus van Dintel en Aad de Klerk • ERFGOEDEDUCATIE Josien Pootjes • MONUMENTEN Marinus van Dintel, Cor Heijkoop, Wim Jakobsen, David Koren, Henk van de Schraaf, Coert van Spall en Jan van Zon • MUSEA Hesther van den Donk en Janneke de Wit • STREEKTALEN Veronique De Tier • MONUMENTAAL Phons Bakx • ALGEMEEN Tony Veenstra • ALLERLEI Johan Francke en Truus Trimpe Burger-Mekking
Aanlevering van kopij Voor het volgende nummer en/of reacties op deze nieuwsbrief bij voorkeur digitaal tot 17 januari 2011,
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed.
opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg druk Verhage & Zoon, Middelburg Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres locatie De Burg, Groenmarkt 13 Telefoon 0118-670870 | Fax 0118-670880 | E-mail
[email protected] Internet www.scez.nl
Bij de Omslag
MOnuMENTaal
De vuurtoren van Breskens, ook wel de vuurtoren van Nieuwesluis genoemd, is de oudste nog bestaande gietijzeren vuurtoren van Nederland. De toren werd gebouwd in 1866-1867, naar een ontwerp van de Nederlandse architect Quirinus Harder. Harder ontwierp diverse vuurtorens uit gietijzer, dat als constructiemateriaal in het midden van de negentiende eeuw nieuw was. Bij de vuurtoren van Breskens is het gietijzer ook in toegepaste vorm terug te vinden, onder andere in de balustrade van het lichthuis en de gietijzeren trappen in het interieur. Bij de bouw werden overigens ook andere materialen gebruikt; zo kreeg het ijzeren lichthuis een koperen koepel als bekroning. Oorspronkelijk was de achtkantige, taps toelopende vuurtoren voorzien van een vast licht. Hiermee vormde hij samen met het zuidwestelijker geplaatste kustlicht een lichtlijn langs de kust van de Westerschelde. Toen na de Tweede Wereldoorlog dit tweede kustlicht niet meer in werking werd gesteld, kreeg de vuurtoren van Breskens een licht dat elke tien seconden onderbroken wordt. Ook werd de vuurtoren in een ander jasje gestoken; de vooroorlogse roodwitte banden werden vervangen door de huidige zwart-witte banden.
Alhoewel geen typisch Zeeuws gebruik, wint het oeroude zoemhoutslingeren aan populariteit in Zeeland. In de historische ambiance van het middeleeuwse Abdijcomplex in Middelburg waagden tientallen mededingers en omstanders in oktober een poging om de titel ‘ludiek wereldkampioen zoemhoutslingeren’ voor de drie categorieën schoonslingeren, middelgewicht- en zwaarslingeren in de wacht te slepen. Het zoemhout, ook wel snorrebot genoemd indien van been, gewei of hoorn gemaakt, bestaat uit een houten plankje dat aan één uiteinde met een koord verbonden is en waaraan het in de rondte wordt geslingerd. Hoewel het zoemhout in de geschiedenis zeer omvangrijk is beschreven, beschrijft het zelf niet meer dan een cirkelbaan in de lucht. Dat is althans de basis om het zoemhout rond te draaien. Maar er gebeurt nog iets anders met het plankje voordat er een toon klinkt. Het plankje moet tijdens de rotatie ook nog eens snel rond zijn eigen as aan het koord rondwervelen. Pas als dit gebeurt, ontstaat er een snorrende zoemtoon. De wetenschap is verdeeld over de betekenis van dit muziekinstrument (zie verder bij Publicaties).
In 1982 werd de vuurtoren van Breskens aangewezen als rijksmonument. In de bescherming is niet alleen het exterieur, maar ook het interieur, waaronder het Fresnel-optiek van Barbier, Bénard & Turenne, opgenomen.
Zeeuws Erfgoed
27 december 2010/04 • C
OLOFON
| BIJ DE OMSLAG
M On u M E N Ta a l
(foto’s Ramon de Nennie)