NIEUWSBRIEF VAN DE S TICHTING C ULTUREEL E RFGOED Z EELAND
jaargang 10, december 2011
03|04
A R C H E O L O G I E C U LT U U R H I S T O R I E E R F G O E D E D U C A T I E M O N U M E N T E N M U S E A S T R E E K T A L E N
Inhoudsopgave 2
SCEZpresse
3 4 • 5 6 • 7 8 • 9
MONUMENTEN Bijzondere opening Open Monumentendag in Aardenburg Natte maar geslaagde eerste Fortennacht Ondersteuning moleneigenaren bij Brim-aanvraag 2012 Monumenten Nieuws Stavenisser noodwoningen als cultureel erfgoed Koninklijke onderscheiding voor Maurice Kindt Metselen of inboeten? Stucplafonds Beroemd Zeeuws erfgoed Monumentenronde: Vereniging De Zeeuwse Molen
10 11 12 13 14
MUSEA Activiteiten in de Maand van de Geschiedenis Museumnacht ’t Wasschappels gevoel Vrijwilligers brengen panoramaschilderij van Yerseke tot leven Collectiewacht voor Zeeuwse musea
14 • • 15 •
ALGEMEEN 2012 Zeeuws Jaar van het water 2012 Zeeuws Jaar van de Historische Buitenplaats Kijk op geschiedeniszeeland.nl en stuur een gratis e-card! Tien jaar SCEZ: presentatie themanummer Zeeuws Tijdschrift Bezoek aan Het Schuitvlot
16 17
CULTUURHISTORIE Zeeland of de Waddeneilanden? Verschil moet er zijn Cultuurhistorie Nieuws
18
STREEKTALEN Streektaal Varia
20 21 • 25
ARCHEOLOGIE Archeologisch Nieuws Personalia Onderzoek en meldingen Vondst voor het voetlicht: Een middeleeuws zwaard uit Cadzand
26 •
ERFGOEDEDUCATIE Canonkaravaan naar Zeeland in 2012 Onderwijsproject in Biezelinge en Kapelle
27 30
Erfgoed Allerlei Publicaties Kennismaking met de Meester van der Heijdengroeve
31
Colofon | Kortelings | Monumentaal
32
MOnuMENTaal (zie ook pagina 31)
Bij de Omslag Schaatsen op de Vlissingsche Watergang bij buurtschap Nieuw Abeele, in de groene geledingszone tussen Middelburg en Vlissingen. De nabijgelegen bunkers langs het zogenaamde Bunkerpad maken deel uit van het Landfront Vlissingen, een aaneengesloten linie van Duitse verdedigingswerken uit de Tweede Wereldoorlog tussen Groot-Valkenisse en Fort Rammekens (foto Marinus van Dintel). 4 Op 2 september werd het themanummer over erfgoed en de SCEZ van het Zeeuws Tijdschrift gepresenteerd. Een van de eerste exemplaren ging naar voormalig cultuurgedeputeerde Harry van Waveren (l) (foto Anda van Riet).
SCEZpresse De uitgave van Zeeuws Erfgoed is in september eenmalig vervangen door de uitgave van een dubbeldik themanummer over erfgoed en de SCEZ van het Zeeuws Tijdschrift. Aanleiding was het tienjarig bestaan van de SCEZ. Het nummer werd gepresenteerd tijdens een sfeervolle bijeenkomst in de Middelburgse Kloveniersdoelen, aansluitend op een voorstelling van De Rietdekker en voorafgaand aan de bekendmaking van de longlist van de Zeeuws Boekenprijs. Zo vielen op 2 september veel dingen samen, met erfgoed als verbindend thema. In tien jaar is veel hetzelfde gebleven en is gelukkig ook veel veranderd. De komende tien jaar zal dat niet anders zijn. Wat bedoel ik hiermee? Welnu, wat gelukkig veel hetzelfde is gebleven is het erfgoed in al zijn verschijningsvormen: van museumvoorwerpen, monumenten, tradities en cultuurhistorische elementen in het landschap tot verhalen en archeologische voorwerpen. Zeeland is rijk voorzien van erfgoed en dat moeten we vooral zo zien te houden. Maar die onveranderlijkheid van het erfgoed zal niet lukken zonder verandering in de omgang daarmee. Impliciet aan het behoud van het erfgoed is ontwikkeling, ontwikkeling dan als exponent van maatschappelijke zingeving. Een van de interessantste ontwikkelingen die enige jaren geleden al is ingezet en die met ingang van volgend jaar een nieuw fase ingaat, is het benutten van het ruimtelijkeordeningsinstrumentarium voor de erfgoedzorg. Kort gezegd komt dat hier op neer, dat met ingang van 1 januari aanstaande bij besluiten over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aandacht moet worden besteed aan archeologie, monumenten én cultuurhistorie. Dit laatste is nieuw. Het betekent dat vanaf volgend jaar ook rekening gehouden moet worden met de cultuurhistorische waarden in een bepaald gebied. Voor het onroerende erfgoed is de publieke opgave daarmee primair een ruimtelijke opgave geworden. Zeker zo interessant aan deze ontwikkeling naar gebiedsgerichte omgang met erfgoed is de verbinding naar andere maatschappelijke belangen en opgaven. De duurzaamheidsdriehoek mens, omgeving en economie biedt hiervoor een prima denkkader. Een van de voor Zeeland kansrijke verbindingen is die tussen erfgoed en economie en ecologie, een verbinding die zich met name in het landschap openbaart. Het Rijk spreekt in zijn recent gepubliceerde visie op erfgoed en ruimte in dit verband over het levende landschap, met provincie en gemeenten als belangrijke spelers. Ik denk dat de ontwikkeling naar gebiedsgericht erfgoedbeheer voor de komende jaren wel eens bepalend kan zijn voor de omgang met ons erfgoed. Vandaar dat de SCEZ haar dienstverlening aan de Zeeuwse overheden zal intensiveren en uitbreiden, bij voorkeur in het kader van slim ingerichte interbestuurlijke samenwerkingsverbanden. Centraal daarbij staan de advisering en ondersteuning bij de verdere beleidsontwikkeling en het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden. Ik wens u een plezierige jaarwisseling toe en voor het nieuwe jaar veel inspiratie en genoegen in uw omgang met het erfgoed. Wim Scholten, directeur
Monumenten
Bijzondere opening Open Monumentendag in Aardenburg De opening van de Open Monumentendag op 9 september in de Sint-Baafskerk in Aardenburg was in dubbel opzicht bijzonder. Bijzonder vanwege het grensoverschrijdende karakter én bijzonder vanwege de combinatie met de Fortennacht. Er was met circa 145 aanwezigen veel belangstelling. De organisatie was in handen van de SCEZ en de gemeente Sluis, in samenwerking met de werkgroep Fortennacht Zeeuws-Vlaanderen en de Open Monumentendag-comités van de gemeenten Knokke-Heist, Damme, Maldegem en Sint-Laureins. De opening vormde de aanzet voor de 25ste Open Monumentendag in Nederland en de 23ste Open Monumentendag in Vlaanderen. De Fortennacht werd dit jaar voor de eerste keer gehouden. De thema’s sloten mooi op elkaar aan: respectievelijk herbestemming, conflict en forten. In de grensregio Zeeland-Vlaanderen is het niet moeilijk om monumenten of plekken te vinden waarin de drie thema’s samenkomen. In Aardenburg is er bijvoorbeeld het archeologisch museum, gevestigd in een voormalige patriciërswoning uit de zeventiende eeuw. Het is een rijksmonument, oorspronkelijk een woning en nu dus een museum. Een mooi voorbeeld van herbestemming. In het museum wordt onder andere een skelet van een Germaanse krijger uit omstreeks 275 na Chr. geëxposeerd. Het hoofd vertoont een gat, waarschijnlijk als gevolg van een gevecht. Daar moet een conflict aan ten grondslag hebben gelegen. Ook laat het museum voorwerpen zien, afkomstig van het Romeinse castellum, een fort. Een deel van de fundering van dit fort is zichtbaar gemaakt in het plaveisel, op een flinke steenworp afstand van het museum. Boeiend openingsprogramma De sprekers verbonden de drie thema’s ieder op eigen wijze, met de Staats-Spaanse Linies min of meer als Leitmotiv. Wethouder Peter Ploegaert van de gemeente Sluis gaf de gemeentelijke kaders aan waarbinnen herbestemming plaatsvindt. Hij noemde ook de spanning tussen enerzijds het relatief grote aanbod aan her te bestemmen monumenten en anderzijds de beperkt beschikbare middelen in een krimpgemeente als Sluis. Dit vraagt volgens hem om een gebundelde aanpak van overheden en particulier initiatief. Ed Peerbolte, verbonden aan de NV Economische Impuls Zeeland, zag nadrukkelijk mogelijkheden op het gebied van de cultuurhistorie. Hier liggen zijns inziens nog kansen voor Zeeland. Dat moet dan echter verder gaan dan het aanbieden van streekproducten. Professor Piet Lombaerde uit Antwerpen hield een boeiend betoog over de verschillende manieren van benadering van herbestemming. Het intermezzo in het programma werd verzorgd door streekzaalzanger en conferencier Adrie Oosterling. Met zijn activiteiten in het Slijkstraatje in Groede heeft hij vrijwel dagelijks met herbestemming te maken. Hij wist de aanwezigen met zijn voordracht en liedjes aan het lachen te maken en te ontroeren. Winant Halfwerk, projectleider Staats-Spaanse Linies van de Provincie Zeeland, maakte in een beeldrapportage nog eens duidelijk wat de publiekspotentie van de linies is en wat er dienaangaande in de toekomst nog meer mogelijk is. Gedeputeerde Kees van Beveren gaf aan dat er al de nodige initiatieven op het terrein van de herbestemming zijn ontwikkeld of in ontwikkeling zijn. Hij noemde onder andere het Industrieel Museum in Sas van Gent en het door de provincie ondersteunde project van de landelijke Stichting Behoud en Herbestemming van Religieus Erfgoed naar de mogelijkheden van de Nieuwe Kerk in Zierikzee. Het openingsprogramma werd afgesloten met de feestelijke presentatie van het aan de Staats-Spaanse Linies gewijde Suske en Wiske-album De Laaiende Linies aan Paul Breyne, gouverneur van de Provincie West-Vlaanderen. Dit gebeurde via de speciale bemiddeling van de stadsomroeper van Sluis.
Zeeuws Erfgoed
V.l.n.r.: Gouverneur Paul Breyne, gedeputeerde Kees van Beveren, wethouder Peter Ploegaert en de stadsomroeper van Sluis.
Na het openingsprogramma in de Sint-Baafskerk in Aardenburg vond nog een receptie plaats, waarbij voor de eerste maal de nieuwe presentatiewand van de Monumentenwacht stond opgesteld.
3 december 2011/03|04 • M
ONUMENTEN
Natte maar geslaagde eerste Fortennacht Na maanden van grensoverschrijdende en vooral lokale voorbereiding vond op zaterdagavond 10 september 2011 de eerste Fortennacht plaats. Ondanks het feit dat de weersomstandigheden in Zeeland sterk van invloed waren, kan er worden teruggekeken op een geslaagd evenement. In IJzendijke waren de vijftig deelnemers aan de fiets- en wandeltocht vlak voor het onweer binnen. De opvoering van de evocatie ‘Philips II ontmoet Maurits’ trok tweehonderdvijftig bezoekers en moest na uitstel vanwege een eerste onweersbui onder hagel en bliksem worden gestaakt. Het bleef echter lang druk en gezellig in de schuilplaats museum Het Bolwerk. Op 8 oktober werd het levende schaakspel alsnog met succes uitgevoerd voor vierhonderd (!) aanwezigen. Ook in Koewacht was de opkomst groot. De wandel- en fietstocht trokken ieder circa 60 deelnemers en de vossenjacht voor de jeugd 157 deelnemers, ook waren er nog
veel ouders aanwezig. De liniedijk aan weerszijden van fort Sint-Jacob krioelde soms van de mensen. Alle activiteiten waren hier gelukkig precies klaar voordat ook hier de hemelsluizen open gingen. In Aardenburg zorgde het dreigende onweer al voor een lage opkomst bij de activiteiten. Om die reden werd de fietstocht met negen deelnemers vrij snel gestaakt en gingen de weinige wandelaars mee met de huifkartocht naar de Kruisdijkschans. In Hulst werd vanwege het onweer na een kwartier alles afgelast. Voor alle deelnemers was er uiteindelijk de beloning van het speciale Suske en Wiske-album De Laaiende Linies. Deze strip werd bij de officiële start van de Fortennacht bij het Fort van Beieren in Koolkerke (B) die middag gepresenteerd en gesigneerd door de makers. Gezien de grote belangstelling bij deelnemers en organiserende vrijwilligers wordt bezien of de Fortennacht een terugkerend evenement kan worden.
Deelnemers aan de Fortennachtactiviteiten van Koewacht bij de evenemententent naast fort Sint-Livinus (foto E. van Waes).
Ondersteuning moleneigenaren bij Brim-aanvraag 2012 Molens behoren samen met de kerken en de boerderijen tot de bakens in het Zeeuwse landschap. Er zijn er nog ongeveer tachtig te bewonderen, dankzij de gezamenlijke inspanningen van overheden, stichtingen en vrijwilligers in redelijke en goede staat. Het onderhoud van molens luistert echter heel erg nauw en het is zaak dat tijdig en planmatig te doen. Gebeurt dat niet dan dreigen er ingrijpender (restauratie)maatregelen en die zijn kostbaar. Het Rijk stelt met het Brim (Besluit rijkssubsidiering instandhouding monumenten) geld beschikbaar voor (planmatig) onderhoud. In 2006 konden moleneigenaren voor de eerste keer een onderhoudssubsidie aanvragen. Deze was bedoeld voor een periode van zes jaar. Die periode loopt volgend jaar af. Moleneigenaren kunnen vanaf 16 januari 2012 een vervolgaanvraag indienen voor een nieuwe periode van zes jaar.
Zeeuws Erfgoed
Voor het indienen van een aanvraag komt het nodige kijken. Er moet een (gekwantificeerd) inspectierapport worden opgesteld, inclusief overzichtsfoto’s, detailfoto’s en tekeningen en er moet op basis daarvan een werkomschrijving en een meerjarenbegroting (een PIP: periodiek instandhoudingsplan) worden gemaakt. Vanuit het Provinciaal Molenplatform en de vereniging De Zeeuwse Molen is geïnformeerd naar de mogelijkheden van de SCEZ om moleneigenaren te ondersteunen bij de subsidieaanvraag en het leveren van de noodzakelijke stukken. De Monumentenwacht heeft daar invulling aan gegeven en een aanbod gedaan voor het opstellen van zowel de inspectierapporten als de PIP’s. Voor het opstellen van de PIP’s wordt samengewerkt met Haak Adviesbureau en Bouwkundig Adviesbureau Business Care Solutions. Inmiddels heeft de SCEZ voor 24 molens aanvragen in behandeling.
4 december 2011/03|04 • M
ONUMENTEN
Monumenten Nieuws Hoge waardering voor cursus Actualiteiten en Ontwikkelingen Op 18 oktober organiseerde Erfgoed in de Praktijk, een initiatief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en het Nationaal Restauratiefonds (NRF), in samenwerking met de SCEZ en de Provincie Zeeland de jaarlijkse netwerkbijeenkomst ‘Actualiteiten en Ontwikkelingen’. Dit jaar vond de bijeenkomst plaats in Grand Café De Werf in Zierikzee. Gedurende de dag werden de Zeeuwse gemeenteambtenaren cultuurhistorie en ruimtelijke ordening en andere erfgoedprofessionals bijgepraat over de landelijke en regionale actualiteiten en ontwikkelingen in de monumentenzorg. Door de RCE en het NRF werden toelichtingen gegeven op de wijzigingen in het kader van MoMo (Modernisering Monumentenzorg) en het Brim 2012 (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten). Vervolgens werden vanuit de regio presentaties gehouden over het gebruik van bouwhistorische waardenkaarten door de gemeente Middelburg, de uitbreiding van de (betaalde) dienstverlening door de SCEZ en het restauratieproces van het Grand Café door de uitvoerend architect. In de namiddag stond een rondwandeling door de nabijgelegen buurtschap Schuddebeurs op het programma, waarna het programma werd afgesloten met een discussieronde
met concrete voorbeelden uit de praktijk als leidraad. De aanwezigen waren positief over het verloop van de bijeenkomst, waarbij naast de aangeboden informatie vooral de onderlinge uitwisseling van kennis en ervaring als extra meerwaarde werd gezien.
Nieuwe publicatie over vier Zeeuwse klippers In het historisch onderzoek naar het nautisch verleden van Zeeland is de beurtvaart lange tijd een ondergeschoven kindje geweest. Met de publicaties van Adrie Koppejan is hierin de afgelopen jaren aanzienlijk verandering gekomen. Na Sturen en Turen (2002) en De Blikken Motor (2008) weet de auteur met zijn nieuwe publicatie opnieuw belangstelling voor de verrichtingen van de voormalige Zeeuwse beurtschippers en hun schepen te wekken. Met co-auteur Dennis Helmich beschrijft Koppejan in Een veger wind de geschiedenis van vier Zeeuwse klippers: de Avontuur, de Elizabeth (1), de Elizabeth (2) en de Marigje. Deze zusterschepen, gebouwd tussen 1912 en 1915, behoren tot de laatste generatie zeilkippers, die bij oplevering direct moest concurreren met de eerste motorschepen en de veel grotere sleepschepen. Behalve de geschiedenis van de vier bovengenoemde schepen, komen in het boek ook de verhalen van oudschippers en schipperskinderen aan bod; zij halen herinneringen op aan het leven en werken aan boord. Zo vertellen ze boeiende verhalen over het alledaagse leven op deze binnenvaartklippers, maar ook over de oorlogstijd en over barre zeiltochten op de verraderlijke Zeeuwse stromen. Deze verhalen, aangevuld met uniek beeldmateriaal en waardevolle documenten, geven een compleet beeld van de geschiedenis van de schepen. Van de bovengenoemde zusterschepen is de Avontuur als enige als authentieke tweemastklipper behouden gebleven, vooral door de inzet van een grote groep vrijwilligers (binnen de Stichting Zeeuwse Klipper Avontuur). Het schip, dat nog volop op de Zeeuwse wateren te
Zeeuws Erfgoed
bewonderen valt, is echter aan een grote renovatie toe. Met de opbrengt van Een veger wind hopen de auteurs, eveneens vrijwilligers bij de bovengenoemde stichting, hiertoe een bijdrage te kunnen leveren. Een veger wind, De geschiedenis van vier Zeeuwse klippers, ISBN 978-90-817256-1-3, 248 pagina’s, gebonden € 26,50. Het boek is te koop in de Zeeuwse boekhandels of te bestellen via
[email protected] en
[email protected].
5 december 2011/03|04 • M
ONUMENTEN
De excursie door het groene Schuddebeurs leverde de deelnemers aan de netwerkbijeenkomst veel nieuwe inzichten op.
Stavenisser noodwoningen als cultureel erfgoed
Een aantal van de karakteristieke Noorse noodwoningen in de Koning Haakonstraat is nog (grotendeels) authentiek.
Op 13 augustus 1954 brengen Koningin Juliana en Koning Haakon van Noorwegen een bezoek aan Stavenisse. Op de achtergrond de door Noorwegen geschonken noodwoningen in de Koning Haakonstraat (foto Zeeuwse Bibliotheek/Beeldbank Zeeland).
Na de Watersnoodramp van 1953 werden door diverse landen houten noodwoningen aan de getroffen provincies geschonken. Vanuit Noorwegen werden tweehonderd woningen als bouwpakket naar Nederland verscheept, waarvan er negentien in de Koning Haakonstraat in Stavenisse werden opgebouwd.
Deze houten woningen waren ondanks hun benaming van ‘noodwoning’ zeer luxe uitgevoerd, zeker naar de maatstaven van ruim vijftig jaar geleden. Ze beschikten over een hal, een ruime keuken en woonkamer en op de eerste verdieping vier slaapkamers en een douche. De Noorse noodwoning was in 1946 als zogenaamde crisiswoning voor de Noorse wederopbouw ontworpen. Dit om de woningnood, ontstaan als gevolg van de Duitse verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog, zo snel mogelijk op te lossen. De Zeeuwen die er in 1954 een kregen toegewezen waren blij verrast met het Noorse concept, des te meer toen bleek dat het hout duurzamer was dan verwacht. Door de jaren heen zijn de meeste woningen uitgebouwd of zelfs versteend; toch zijn nog enkele exemplaren in originele staat bewaard gebleven. De woning op adres Koning Haakonstraat 9, die volgens de woningcorporatie gesloopt moest worden, is in 2003 met financiële steun van o.a. de gemeente Tholen, de Provincie en museum De Meestoof verplaatst naar Sint-Annaland. Hier is zij naast het bovengenoemde museum in originele staat herbouwd, waarbij het te bezichtigen interieur in de jaren vijftig stijl van de vorige eeuw is ingericht. Voor het zuidwesten van Nederland zijn de noodwoningen met name van groot belang geweest in het opvangen van de woningnood na de Watersnoodramp van 1953. Vanuit diverse Europese landen werden honderden van deze houten prefabwoningen naar Nederland getransporteerd, waar ze in snel tempo in de getroffen gebieden werden opgebouwd en bewoonbaar gemaakt. Bijna zestig jaar na dato is een klein deel van deze noodwoningen herkenbaar bewaard gebleven. Aangezien de woningen tot het gebouwde erfgoed gerekend kunnen worden, is het belangrijk om die exemplaren die nog (vrij) authentiek zijn, als jonge (gemeentelijke/rijks-) monumenten aan te wijzen. Het draagvlak hiervoor zal mogelijk alleen nog maar toenemen nu momenteel in het Brabantse Raamsdonksveer een van de laatste authentiek bewaard gebleven Noorse noodwoningen gedemonteerd wordt om in 2012 in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem herbouwd te worden. Maar zover hoeft men het in Zeeland niet te zoeken; een bezoek aan de Noorse woning in Museum De Meestoof of een blik in de Koning Haakonstraat in Stavenisse zal zeker de interesse voor ‘het Noorse concept’ doen toenemen.
Koninklijke onderscheiding voor Maurice Kindt Het is inmiddels al weer enige maanden geleden, maar we mogen niet onvermeld laten dat het Hare Majesteit heeft behaagd om Maurice Kindt uit Westdorpe tot lid in de Orde van Oranje-Nassau te benoemen. Maurice Kindt is hiermee beloond voor zijn jarenlange strijd om een bouwvallige, maar zeer bijzondere, laat achttiende-eeuwse zeesluis even buiten zijn dorp voor het nageslacht te behouden. Onvermoeibaar heeft Maurice Kindt, daarin mede ondersteund door de Stichting Landschapsbeheer Zeeland en de SCEZ, gestreden om dit monument onder de aandacht te krijgen en gelden te verzamelen voor restauratie en consolidatie. Daarin is hij meer dan
Zeeuws Erfgoed
geslaagd. Het lukte hem verschillende organisaties, waaronder Rijkswaterstaat, waterschap Scheldestromen, Provincie Zeeland en gemeente Terneuzen aan zijn doel te committeren, waardoor de sluis in 2009 gerestaureerd kon worden en er weer prachtig bij ligt. Maurice is daarmee een voorbeeld voor eenieder die in de eigen omgeving een bijdrage wil leveren aan het behoud van bijzondere kwaliteiten en aantoont dat de inspanningen van één individu tot grote resultaten kunnen leiden. De SCEZ feliciteert Maurice Kindt van harte met zijn bijzondere erkenning!
6 december 2011/03|04 • M
ONUMENTEN
Metselen of inboeten? Bij metselen in de nieuwbouw gaat het om grote aantallen stenen te vermetselen. In de restauratie pas je inboeten toe, een techniek waarbij je stenen vervangt. Maar als metselaar ben je nog geen restauratiemetselaar. Het verschil zit ’m in kennis en gevoel. Kennis die leerlingen restauratiemetselen van het ROC momenteel in de praktijk brengen bij een aantal lopende ROP-projecten.
Het vochttransport in de gevels mag nergens hinder ondervinden. Belangrijk voor de restauratiemetselaar is zijn gevoel voor historische materialen en technieken. Die maken het inboeten tot een geslaagde restauratie!
In nieuwbouw worden meestal stenen van gevelkwaliteit gebruikt met metselmortels op basis van portlandcement. Bij een ongelijkmatige zetting, door wat voor oorzaak dan ook, kan schuurvorming optreden van onder- tot bovenin de muur. Eigenlijk bestaat de muur dan uit twee delen. De laatste jaren is men er daarom van doordrongen dat mortels in de nieuwbouw beter een plastische samenstelling kunnen hebben. Inboeten is het herstellen van beschadigd metselwerk in gevels, met name van historische monumentenpanden. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor de schade aan het metselwerk: ongelijkmatige zettingen in de ondergrond, rottende koppen van heipalen bij dalende grondwaterstand, boomwortels die de muren opdrukken, roestend ijzer in de muren et cetera. 5Uitgehakt anker aan de Heilige Martinuskerk in Kloosterzande.
ROP Zeeland In Zeeland zijn er op dit moment circa twaalf leerlingen metselen van diverse ROC’s werkzaam in de restauratiebouw. Zij zullen de uitstroom restauratie maken op niveau 3 in hun opleiding. Naast de theorie op school kunnen zij praktijkervaring opdoen bij diverse ROPprojecten zoals: - de kademuren in Middelburg; - de RK Kerk in Kloosterzande; - de Catharinakerk in Zoutelande; - de korenmolen in Stavenisse; - de Noord- en Zuidhavenpoort in Zierikzee. De coördinator van het ROP Zeeland verzorgt voor de leerlingen verder excursies en gastlessen.
3Herstelmetselwerk aan de Oostpoort in Sluis.
6Inboetwerk aan de molenromp in Stavenisse.
Men kan zich voorstellen dat voor al die bovengenoemde projecten verschillende mortels en stenen moeten worden gebruikt. Voor de kademuren zijn er bijvoorbeeld mortels en stenen nodig die langdurig in contact kunnen staan met zoet of zout water. Kerken hebben veel last van de regenzijde of de vorstkant. Molens zijn een verhaal apart, die hebben door de conische vorm van de molenromp toch al meer te lijden van regen en indringing van vocht. Bijkomend probleem is ook nog een keer dat de molenromp aan beweging onderhevig is waardoor de noodzaak nog groter is om een plastische mortel te gebruiken. Voor deze specialistische materie bestaan er diverse instellingen en bureaus die zich bezighouden met het voorschrijven van de toe te passen herstelmaterialen. Maar waar de nieuwbouwmetselaar druk bezig is om voldoende stenen te vermetselen op één dag, is de restauratiemetselaar drukdoende met het herstellen van metselwerk op een manier die past bij de bouw van het monument. Inboeten is niets anders dan het uithakken van beschadigde delen van gevels en het terugmetselen van stenen, ‘vol en zat’, zodat er geen open ruimtes in het muurwerk overblijven. Het voegwerk bezit daarbij dezelfde eigenschappen als de metselmortels.
Zeeuws Erfgoed
7 december 2011/03|04 • M
ONUMENTEN
Stucplafonds 4 Vooral bij rieten pleisterdragers is alertheidvereist bij waterschade.
Een mooi geornamenteerd stucplafond is een sierraad voor een woning of bedrijfspand. Status en rijkdom waren vooral in de zeventiende tot aan het begin van de twintigste eeuw de drijfveren om een plafond in een woonhuis rijk te laten versieren.
Rococo stucplafond in het stadhuis van Goes vervaardigd in 1775 door Giuseppe Soldati. Zo’n fraai versierd plafond is opgebouwd uit verschillende lagen. Allereerst een constructieve ondergrond, vaak van hout en bevestigd aan een balklaag. Vervolgens een pleisterdrager van bijvoorbeeld latjes, riet of steengaas waarop de stuclaag is aangebracht, en daarna een afwerklaag. In de dagelijkse praktijk van de Monumentenwacht zien we veel stucplafonds waaraan schade is ontstaan; schade door gebruik van het pand, ondeskundige reparaties of calamiteiten die zich hebben voorgedaan. Ook de vele
schilderbeurten maken de ornamenten en lijsten soms ‘onzichtbaar’, weggestopt onder de dikke lagen verf. Het ergste wat er met een stucplafond kan gebeuren, is een lekkage vanaf de bovengelegen vloer of het doorzakken van de houten balklaag waaraan het plafond bevestigd is. Om deze problemen op te lossen is een rigoureuze aanpak vereist. Maar in elk oud plafond, gepleisterd of niet, kunnen scheuren voorkomen. Bij behandeling ervan is het op de eerste plaats van belang om te weten of het plafond ondanks de scheuren nog stevig aan de balklaag bevestigd is. Vooral bij rieten plafonds die sporen vertonen van eerder geleden waterschade is extra alertheid nodig. De rieten pleisterdrager kan door een oude lekkage van een goot of een ongelukje met een op zolder geplaatste wasmachine nat geworden zijn. Door rotting van het riet en doorgeroeste plafondbevestigingen kan het plafond na enkele jaren pardoes naar beneden komen. Reparatie van loshangende en beschadigde plafonddelen is werk voor een vakman. Ontdekt u schade aan plafonddelen in uw monument, neem dan contact op met de Monumentenwacht om u deskundig te laten adviseren over de herstelwerkzaamheden.
Beroemd Zeeuws erfgoed
Herbestemming van beroemd Zeeuws erfgoed. Onderaan de balk doet het stroopblikje dienst als opvangblik voor lekkend vet.
De Monumentenwacht komt in de praktijk van alledag wel eens leuke en onverwachte zaken tegen. Niet alleen de ontmoetingen met eigenaren en beheerders van monumentale panden zijn in een aantal gevallen bijzonder, maar ook de aangetroffen toestand van het monument of het gebruik hiervan. In een Zeeuwse molen trof de Monumentwacht een heel oud blikje aan dat een tweede leven had gekregen. Zoals misschien bekend, bevindt zich in een molen een verticale as die ervoor zorgt dat de door de wieken opgewekte omwentelingen naar de molenstenen worden overgebracht. Deze zware houten koningspil of koning, want zo heet een dergelijke as, kan grote afmetingen hebben. Exemplaren van 40 bij 40 centimeter en een lengte van 5 meter zijn geen uitzondering.
molenaar in het verleden een ‘lekbakje’ aangebracht. Waarschijnlijk heeft de goede man aan zijn vrouw gevraagd of ze geen leeg blikje bewaard had. En jawel, zij had een exemplaar bewaard waarin de overheerlijke “beroemde en bijzonder voedzame Zeeuwsche keukenstroop” in kiloverpakking had gezeten. Met wat knutselwerk heeft de molenaar het stroopblikje omgebouwd tot lekblikje en onderaan de balk vastgemaakt. Tot op de dag van vandaag doet het uitstekend dienst om het vet op te vangen.
Om deze koningsspil om zijn as te laten wentelen, staat deze met de onderzijde op een lager of taatspot. Een ijzeren pen aan de onderzijde van de spil staat hierbij in een ijzeren bakje gevuld met vet om zo min mogelijk wrijving te veroorzaken tijdens de omwentelingen. Door de draaiende beweging van de as wordt het vet warm en kan het uit de taatspot gaan lekken. Omdat het voor een molenaar erg vervelend kan zijn als er voortdurend vet op de vloer druipt, heeft deze
Zeeuws Erfgoed
8 december 2011/03|04 • M
ONUMENTEN
MONUMENTENRONDE
Vereniging De Zeeuwse Molen
“Zolang de winden waaien zullen de Zeeuwse molens draaien” In januari 1975 is de vereniging De Zeeuwse Molen opgericht, dus een goede 36 jaar geleden. De initiatiefnemers, onder leiding van de toenmalige burgemeester van Goes, de heer mr. F.G.A. Huber, wilden bewerkstelligen dat de molens in Zeeland meer in de belangstelling zouden komen. Tot op de dag van vandaag ziet de vereniging dat als haar belangrijkste taakstelling, maar er is meer. Naast algemene bekendheid is er de zorg voor eigenaren om de objecten in redelijke en liefst goede staat te houden. Voor velen een forse inspanning. We noemen in dit verband het verzekeren tegen brand- en stormschade. Zeker ook wanneer men de molen tegen herbouw wenst te verzekeren is het al met al een enorme kostenpost. Uiteraard is dit afhankelijk van de grootte van de molen, zo zijn er molens bekend die tegen de 3.000 euro op jaarbasis aan premie kosten. Daarnaast is er ook de zorg van het voorkomen en verhelpen van gebreken. Voor veel particuliere eigenaren een niet geringe opgave! Neem daarnaast het gegeven dat een molen gemiddeld 10.000 euro op jaarbasis kost aan instandhouding. En dan te bedenken dat het op een enkele uitzondering na gaat om economisch volstrekt onrendabele objecten.
maal per jaar verschijnt. Daarnaast is er een heus ‘molenmuseum’ ingericht in molen De Noorman te Westkapelle en is er uiteraard een ‘papieren’ archief, dat op verzoek raadpleegbaar is. Jaarlijks worden twee vergaderingen belegd voor de leden. Dit gebeurt samen met het Gilde van Vrijwillige Molenaars. Zij die zich willen aansluiten bij de vereniging De Zeeuwse Molen kunnen lid worden voor 15 euro per jaar. Voor adresgegevens zie www.zeeuwsemolens.nl. Aspirant leden van het Gilde van Vrijwillige Molenaars kunnen zich eveneens via deze site aanmelden.
De Zeeuwse Molen, die overigens nauw samenwerkt met de afdeling Zeeland van het Gilde van Vrijwillige Molenaars, adviseert desgewenst eigenaren waar het technische aangelegenheden betreft, maar ook op het vlak van verzekeringen. Het is van groot belang de molens ook letterlijk te beschouwen als monumenten van bedrijf en techniek. De rol van de actieve vrijwillige molenaar kan daarbij niet voldoende geroemd worden. Immers, het is de vrijwilliger die de molen regelmatig laat draaien, kleine gebreken opmerkt en die waar mogelijk verhelpt en natuurlijk ook gestalte geeft aan de rol van gastheer. In Zeeland is nog niet voor elke molen een gediplomeerd vrijwillig molenaar beschikbaar. In de praktijk zouden in veel gevallen twee vrijwilligers verantwoordelijk voor één molen kunnen zijn, zeker als de mogelijkheid bestaat dat men op verschillende dagen tijd kan en wil vrijmaken voor de molen. Dus ook hier de oproep: indien het u wat lijkt om zelf een molen te kunnen en mogen bedienen: neem contact op met het Gilde en loop een keer mee op een molen en proef en smaak dit aloude ambacht! Een bijzonder onderwerp is de ‘molenbiotoop’, dat wil zeggen de omgeving van een molen die van directe invloed is voor de windvang, de zichtbaarheid en de beleving van de molen in het landschap. Er zijn een aantal richtlijnen opgesteld door de vereniging De Hollandsche Molen, aan de hand hiervan kan bepaald worden in welke mate een bepaalde belemmering van negatieve invloed is op de molen. Toch blijft het maatwerk om de molenomgeving zodanig in te richten dat het molenbelang overeind blijft. Vaak wordt een molenomgeving, ook wel molenbeschermingszone genoemd, ervaren als een belemmering bij uitbreidings- of nieuwbouwplannen. Dit terwijl juist een molen vanwege zijn verschijningsvorm kansen biedt om te benutten en daarbij een extra dimensie vormt voor een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. De vereniging adviseert op dit punt gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De Zeeuwse Molen onderhoudt contact met haar leden via de site www.zeeuwsemolens.nl en het verenigingsblad De Windmolen, dat vier
Zeeuws Erfgoed
Feestelijke opening van molen De Korenbloem in Kortgene op 1 oktober jl. (foto A.H. Oele).
9 december 2011/03|04 • M
ONUMENTEN
Musea
Activiteiten in de Maand van de Geschiedenis
4Geïnteresseerde bezoekers krijgen in het depot van het Zeeuws Archief uitleg van archivaris Peter Blom (foto Leo Hollestelle).
Speurtocht door het Zeeuws Museum (foto Anda van Riet).
4Middeleeuwse spelletjes rond het mottekasteel (foto Terra Maris).
De maand oktober organiseerde het Nationaal Historisch Museum de Maand van de Geschiedenis. Honderden culturele instellingen in het hele land namen deel aan dit grootste historische evenement van Nederland. Het maandthema ‘Ik en wij’ was voor de musea en archieven in Zeeland uitnodigend genoeg om allerlei bijzondere activiteiten rond de verschillende aspecten van de eigen Zeeuwse identiteit te organiseren. De SCEZ coördineert deze maand in Zeeland. Bij het insturen van de kopij voor deze aflevering waren we net over de helft van de Maand van de Geschiedenis. Hieronder krijgt u een impressie van een drietal activiteiten die in de tweede helft van oktober gehouden zijn.
15 oktober stond het Abdijplein en het museum bol van de activiteiten om het vijftigjarig bestaan van het Zeeuws Museum te gedenken. Voor deze feestelijke gelegenheid was een speciaal programma gemaakt en waren er bijzondere activiteiten gericht op het verleden, het heden en in het bijzonder op de toekomst van het museum. In het jubileumprogramma wordt de komende tijd de rol van de museumbezoeker onder de loep genomen. De bezoekers hebben de vrijheid om het erfgoed van het Zeeuws Museum aan te vullen, te veranderen of te herschikken. Om dit uit te drukken is de U en de W in het logo van het museum goud gekleurd. Het is UW Zeeuws Museum! Met het project ‘Eilanden’ (tot september 2012) doet het museum een grootschalige oproep aan de inwoners en bezoekers van Zeeland om een filmpje te maken met het antwoord op de vraag ‘Wat wil jij bewaren?’ Aansluitend gaan een aantal filmmakers en kunstenaars aan de slag om met het materiaal een viertal nieuwe films te maken. Doel van het project is om de hedendaagse cultuur van Zeeland vast te leggen voor de toekomst. Open Archievendag 15 oktober werd de Open Archievendag Zeeland gehouden. Het Zeeuws Archief en het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland lieten het publiek kennismaken met
Zeeuws Erfgoed
stamboomonderzoek en genealogie. In Zierikzee vertelde gemeentearchivaris Huib Uil hoe je op zoek kunt gaan naar je voorouders. Stamboomonderzoek of genealogie is voor velen een spannende tocht naar het verleden. Het gemeentearchief opende de deuren van de archiefbewaarplaats, zodat iedereen een indruk kon krijgen van allerlei documenten, kaarten, foto’s en films. Vrijwilligers lieten zien hoe je door middel van stamboomonderzoek kunt uitzoeken wie je voorouders waren, wat ze deden, hoe en waar ze leefden en of ze arm of rijk waren. ‘Wilt u uw voorouders leren kennen?’ Het Zeeuws Archief riep via Twitter geïnteresseerden op voor de Genealogische Contactdag Zeeland, die samen met de Open Archievendag werd gehouden. Tweehonderdvijftig bezoekers waren nieuwsgierig naar de mogelijkheden van het doen van genealogieonderzoek. Kinderactiviteit ‘Beleef de middeleeuwen’ 18 en 24 oktober herleefden de middeleeuwen in Terra Maris. Kinderen vanaf 6 jaar konden in het decor van het mottekasteel in de landschapstuin meedoen aan middeleeuwse spelletjes zoals boogschieten, kloslopen, hoepelen, kegelen, zaklopen, botvangen en speerwerpen. Ook kregen ze het verhaal van het mottekasteel, een middeleeuwse verdedigingstoren, te horen. Waar werd het kasteel voor gebruikt en hoe leefden de mensen in die tijd? En natuurlijk werden de vliedberg en de toren beklommen. De deelnemertjes mochten ook een middeleeuws beursje maken of een ketting rijgen. Kortom twee uurtjes terug in de tijd!
Een zeer succesvolle activiteit binnen de Maand van de Geschiedenis is de MuseumNa|8. Op de avond van 21 oktober hielden de Zeeuwse musea samen met de SCEZ al weer voor de vijfde maal een Zeeuwse Museumnacht. Zie de foto-impressie hiernaast.
10 december 2011/03|04 • M
USEA
De Zeeuwse herfstvakantie begon goed dit jaar met de 5de editie van de MuseumNa|8, vrijdagavond 21 oktober. Thema dit jaar was ‘Ik en wij’. 26 musea door heel Zeeland verwelkomden van 8 uur ’s avonds tot middernacht ruim 1.700 bezoekers met bijzondere programma’s, een hapje en een drankje. Overal stond het wij-gevoel centraal. De musea waren feestelijk aangekleed en ook was er traditioneel weer veel muziek zoals doedelzakken, klezmer en shanty-zingen. Het publiek kon verder genieten van verhalenvertellers, boeiende lezingen en spannende speurtochten. Kortom: de MuseumNa|8 bood wederom een boordevol en zeer afwisselend programma. Een mooie kans om de Zeeuwse musea op een nieuwe manier te beleven.
Van links naar rechts: quizzen in Veere, klezmer in Het Land van Axel, restauratie in het OosterscheldeMuseum, veiling in Goemanszorg, lint doorknippen in Westkapelle, Toorop in Domburg, re-enactment in museum Gdynia, de verlichte scheepswerf in Arnemuiden en spannende monsterspeurtocht in Goes.
Zeeuws Erfgoed
11 december 2011/03|04 • M
USEA
VOLKSCULTUUR NIEUWS
’t Wasschappels gevoel ’t Wasschappels gevoel bestaat. Dat stond voor de medewerkers van het Polderhuis vast. Maar waaruit dan? En houdt het voor iedereen hetzelfde in? Dat waren vragen waarop het museum in Westkapelle graag een antwoord wilde hebben. Hoe kijken Westkappelaars tegen hun dorp aan? Wat is voor hen ’t Wasschappels gevoel? En wat vinden buitenstaanders? Wat maakt voor hen de identiteit van het dorp uit?
De vuurtoren van Westkapelle is het meest kenmerkende onderdeel van het Wasschappels gevoel (foto Polderhuis Westkapelle).
Het Polderhuis Westkapelle zette gedurende de zomermaanden een enquête uit onder inwoners en bezoekers van het dorp. Op maandag 17 oktober presenteerde Ada van Hoof van het museum de onderzoeksresultaten. Vertegenwoordigers van de gemeente Veere, VVV, PZC, Federatie van Ondernemersverenigingen Veere, werkgroep Marketing Polderhuis en SCEZ namen het eindrapport in ontvangst. Op een bijeenkomst van de SCEZ dit voorjaar raakte Ada van Hoof geïnspireerd door het thema van de Maand van de Geschiedenis, ‘Ik en wij’. Daarop nam zij met het museum het initiatief tot een onderzoek naar ’t Wasschappels gevoel. Het onderzoek was bedoeld om te weten te komen of Westkappelaars een andere kijk op hun dorp hebben dan de bezoekers. En of mannen en vrouwen, jongeren en ouderen andere voorkeuren hebben. 329 personen stuurden het enquêteformulier terug. Onder hen een aanzienlijk aantal jongeren. Iedereen maakte op een formulier zijn waardering kenbaar voor foto’s in zeven categorieën: symbolen, natuur, bakens, monumenten, woonklimaat, traditie en toerisme. De keuze was beperkt tot drie foto’s per categorie. Een aantal aspecten van het Westkappelse dorpsleven, zoals de kermis, het koor en het gaaischieten, viel buiten de boot. De vuurtoren en de rode daken van Westkapelle verbeelden ‘t Wasschappels gevoel het best. Zij kregen over het geheel genomen de meeste punten. Daarnaast ontlenen mensen de identiteit van Westkapelle aan de
natuur die het dorp omringt. De duinen en de kreek staan op nummer drie en vier. Het belangrijkste monument is de liberty bridge, een eerbetoon aan de geallieerde militairen die omkwamen bij de bevrijding van Westkapelle in 1944. Deze eindigt in de totaallijst op de vijfde plaats, voornamelijk door stemmen van buiten Westkapelle. Als het om monumenten gaat, voelen de Westkappelaars zelf het meest voor het monument op het kerkhof. Het museum staat in de totaallijst op de vijftiende plaats, net na het ringsteken. Verrassend wellicht is dat de Westkappelaars het heien de belangrijkste traditie van hun dorp vinden. Het dijkwerkambacht won het van ringrijden en streekdracht. De oprichting van de Wasschappelse Heiploeg ruim tien jaar geleden heeft deze traditie nieuw leven ingeblazen. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de inwoners van Westkapelle het heien als een bepalend element van hun identiteit zijn gaan zien. Vermoedelijk is het heien ook populair omdat Westkapelle zich hiermee onderscheidt van andere dorpen. Het heien komt elders op Walcheren niet voor. Overigens vinden ook de Walcherenaren en mensen uit de andere provincies het heien het meest karakteristiek voor Westkapelle. De overige Zeeuwen en buitenlanders, uitgezonderd de Duitsers, zetten het ringsteken op één. Voor Duitsers is streekdracht de belangrijkste traditie in Westkapelle. Het Wasschappels gevoel bestaat uit verschillende elementen die niet voor iedereen dezelfde betekenis hebben. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat de Westkappelaars hun dorp anders beleven dan mensen van buiten het dorp. Het duidelijkst laat zich dat zien bij de monumenten en tradities. Om een identiteit te vormen, zoeken mensen naar overeenkomsten en grenzen zij tegelijkertijd af. Westkappelaars onderscheiden zich van andere Zeeuwen en Nederlanders met een heiploeg, een tank op de dijk en een kerktoren als vuurtoren. Maar net als bij andere Zeeuwen en Nederlanders steekt onvermijdelijk de Oranjekoorts de kop op als het Nederlands voetbalelftal een WK wedstrijd speelt. ‘Ik en wij’: het is maar net vanuit welk perspectief je het bekijkt.
Westkappelaars vinden het heien de belangrijkste traditie van hun dorp (foto Polderhuis Westkapelle).
Zeeuws Erfgoed
12 december 2011/03|04 • M
USEA
Vrijwilligers brengen panoramaschilderij van Yerseke tot leven 2011 is het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk. In Nederland doen zo’n vijf miljoen vrijwilligers onschatbaar werk voor de samenleving. Ook het Zeeuwse museumlandschap wordt voor het overgrote deel gerund door vrijwilligers. Een bijzonder Zeeuws vrijwilligersproject is de reddingsactie van een panoramaschilderij in Yerseke. De teller op de website bewijst dat het OosterscheldeMuseum bijna zijn doel heeft bereikt: voor de restauratie van ‘Gezicht op de haven van Yerseke’ is al een bedrag van 39.996 euro verzameld. Met subsidies, donaties, certificaten, sleutelhangers en… koekjes. Het einddoel: 46.000 euro. Het museum draait volledig op vrijwilligers. Ze organiseren elk jaar een speciale dag voor hun vrijwilligersteam. Maar deze reddingsactie is letterlijk en figuurlijk heel andere koek. Crowdfunding in Yerseke, hoe hebben ze dat aangepakt? Alles draait om het panoramaschilderij van kunstenaar W.F.A.I. Vaarzon Morel, uit 1913. Het doek meet zes bij vier meter en wordt in oude glorie hersteld omdat het gaat om uniek Zeeuws erfgoed. Het is een kostbare restauratieklus. Vrijwilligers Jan van Helden, Rida Vervoorn en Truus Vercouteren vertellen over hun werkwijze. Jan: “We waren aan het vergaderen over mogelijke acties. Mijn vrouw had koekjes gebakken voor bij de koffie, zogenaamde ijzerwafeltjes naar een oud boerenrecept. Bij de eerste hap keek iedereen elkaar aan: dit gaat ’m worden!” Truus: “We hebben in weer en wind koekjes verkocht, er kwam niemand voorbij onze kraam. Tot nu toe hebben we 8.000 wafeltjes verkocht, dat is bijna 2.000 euro aan koekjes!” Rida: “In elk zakje zit een briefje met informatie over onze actie. Mensen nemen de koekjes mee, geven ze cadeau. Het lastige van fondsenwerving is de mensen blijvend betrokken te houden. Een muismat of balpen verkopen is een eenmalige actie. Maar koekjes gaan op en dat is juist de kracht, die moet je weer opnieuw kopen. Zo hebben we onze campagne levend gehouden.” Jan: “We verkopen ook certificaten, voor 25 euro kun je een stukje restauratiewerk adopteren. Het zijn op naam gestelde, genummerde certificaten die een gewild aandenken aan het worden zijn. Tot nu toe hebben die 8.000 euro opgebracht.”
Truus: “Het is ritselen en hosselen. Je moet mensen blijven aanspreken en ook simpele dingen niet vergeten: een fooienpot bij de ingang en een emmertje voor kleingeld bij het toilet hebben al meer dan 1.000 euro opgebracht.” Het kost de vrijwilligers veel energie om de aandacht niet te laten verslappen. Maar iedereen is nog steeds enthousiast en de vorderingen van de restauratie sporen aan om ook het laatste bedrag binnen te halen. Rida: “Op onze website is alles te volgen, ook dankzij vrijwilligers: elke week is er nieuw fotomateriaal en we maken ook een film van het restauratieproces. Beide zijn gratis gerealiseerd door mensen uit het dorp.” Het museum krijgt hele leuke reacties, ook na de tentoonstelling met oude trouwfoto’s. Het schilderij van Vaarzon Morel was vroeger namelijk dé trouwachtergrond. Mensen brachten originele foto’s en oude 16 mm-films. Jan: “Iedereen kijkt nu anders naar het schilderij. Een tijd terug was het nog ‘behang’, maar eindelijk krijgt het de aandacht die het verdient. Mensen gaan écht kijken en ontdekken het opnieuw: ‘Hee, dat loodsje was van mijn opa!’ Het schilderij is echt tot leven gekomen in Yerseke.” Help mee met de laatste loodjes, kijk op www.oosterscheldemuseum.nl. Het museum kan altijd meer vrijwilligers gebruiken, net zoals alle musea in Zeeland. Baliewerk, collectieregistratie, technische ondersteuning, educatie: er is genoeg te doen, dus geef u op als vrijwilliger!
Overal in Yerseke doken museumvrijwilligers op om te flyeren en persoonlijk over de restauratie te vertellen: in winkels, verzorgingstehuizen en bij bedrijven. Truus droomt inmiddels van de koekjes. Ze waren bij elk evenement present: van Mosseldag tot de Open Monumentendag. Ineens was er een omslagpunt en werd de reddingsactie ook door andere vrijwilligers omarmd. Rida: “Mensen gaan met je meedenken en er kwamen mooie nieuwe initiatieven: de boekhandel verkoopt kalenders, er zijn borduurpakketten en een verhalenboekje. De kampioen oestersteken kwam langs als publieksattractie, een liedjeszanger schonk zijn honorarium.”
Zeeuws Erfgoed
13 december 2011/03|04 • M
USEA
Vrijwilligers Rida, Jan en Truus voor het ‘Gezicht op de haven van Yerseke’.
Collectiewacht voor Zeeuwse musea
Het team van Zeeuwse collectiewachters tijdens de presentatie op 5 juli in Veere.
In navolging van Gelderland is Zeeland als tweede provincie gestart met een Collectiewacht. Dit is een service aan musea, te vergelijken met de Monumentenwacht. Doel is om de behoudsbehoefte van collecties te kwantificeren, conserveringsachterstanden weg te werken, kennis over de collectie te verbeteren en te verdiepen en veiligheid voor de collectie te bevorderen. Dit gebeurt op locatie in een samenwerking tussen materiaaldeskundigen én museummedewerkers. Ook in de provincies NoordBrabant, Groningen, Friesland en Utrecht bestaan plannen voor een Collectiewacht.
De Collectiewacht werkt in het museum samen met de collectiebeheerders die daarmee een regelmatige en ter zake kundige begeleiding krijgen betreffende de conditie en het onderhoud van de collectie. Zo wordt een wakend oog op de collectie geboden, steun op maat en praktische samenwerking op de vloer. De Collectiewacht Zeeland is een samenwerkingsverband van de SCEZ en Zeeuwse restauratoren. De Collectiewacht is op 5 juli gepresenteerd in het Stadhuismuseum De Vierschaar in Veere. De komende drie jaar zal de Collectiewacht Zeeland werkzaam zijn in Streekmuseum Het Land van Axel, Museum De Schotse Huizen (Veere), Stadhuismuseum De Vierschaar (Veere), Streek- en Landbouwmuseum Goemanszorg (Dreischor), Historisch Museum De Bevelanden (Goes), Fruitteeltmuseum (Kapelle) en Museum De Vier Ambachten (Hulst). Dit werk wordt mogelijk gemaakt dankzij financiële bijdragen van het Steunfonds voor de Zeeuwse Musea, het Prins Bernhard Cultuurfonds Zeeland en de SCEZ.
2012
Zeeuws Jaar van het Water De Provincie Zeeland heeft 2012 uitgeroepen tot Zeeuws Jaar van het Water. Aanleiding is dat er 2012 enkele belangrijke waterevenementen staan gepland. Met het Jaar van het Water wil de provincie aan inwoners van en bezoekers laten zien dat Zeeland als geen andere regio leeft met het water. De wisselwerking tussen land en water vormt de kern van de Zeeuwse identiteit. Het themajaar ging al op 4 oktober van start met de festiviteiten rondom 25 jaar Oosterscheldekering. Erfgoedorganisaties die een bijdrage willen leveren aan het Zeeuws Jaar van het Water, kunnen dit aanmelden via
[email protected].
Jaar van de Historische Buitenplaats Landelijk is 2012 uitgeroepen tot Jaar van de Historische Buitenplaats. In Zeeland zijn nog zeventien, als complex beschermde historische buitenplaatsen waarbij huis, tuin en park samen een rijksmonument vormen. Daarnaast zijn er nog tientallen buitenplaatsen die minder compleet bewaard zijn gebleven en voormalige buitenplaatsen (de ‘verborgen buitens’) waarvan alleen nog restanten aanwezig zijn. Het Zeeuwse programma is enerzijds gericht op kennismaking van het algemene publiek met dit belangwekkend cultureel erfgoed en anderzijds op het informeren van de eigenaren/beheerders van de buitenplaatsen op het terrein van behoud en beheer. Vanaf begin 2012 is het programma te vinden op de webpagina van het Platform Kastelen en Buitenplaatsen in Zeeland via www.scez.nl/monumenten. Kasteel Ter Hooge bij Middelburg.
25 jaar Oosterscheldekering.
Nieuwsgierig naar Zeeuwse foto’s en verhalen van vroeger?
Kijk op geschiedeniszeeland.nl en stuur een gratis e-card! Webportaal geschiedeniszeeland.nl is vernieuwd. Na vijf jaar gebruikservaring (het webportaal is in december 2006 online gegaan), overdenking en voorbereiding is het nieuwe jasje klaar. Een nieuwe mogelijkheid is het gratis versturen van leuke historische kaarten. Nieuwe kleuren en nieuwe vormen maken dat geschiedeniszeeland.nl er wat jonger uitziet. Het hoekige is ervan af. Ook de techniek is verbeterd. De menustructuur is overzichtelijker en de informatie vollediger. Er zijn meer ingangen om onderwerpen uit de rijke Zeeuwse geschiedenis te doorzoeken: op personen, op plaatsen. Bovendien zijn nu ook de nieuwsberichten doorzoekbaar. Het sterkste wapen van geschiedeniszeeland.nl blijft ook nu centraal staan: de Aquabrowser Library. Deze zoekmachine doorzoekt de collecties van organisaties die in geschiedeniszeeland.nl samenwerken. Eén zoekopdracht brengt al deze bronnen tegelijkertijd binnen handbereik. Via de zoekresultaten kan worden doorgelinkt naar de oorspronkelijke collecties, waar
Zeeuws Erfgoed
aanvullende informatie te vinden is. Geheel nieuw aan geschiedeniszeeland.nl is de verzendmodule, zichtbaar op de startpagina. De kaarten combineren oude beelden van vroeger met eigentijdse uitspraken. Uiteraard is het de bedoeling dat er kaarten bijkomen, maar met vier stuks is het begin gemaakt. Dus… kijk vooral eens op www.geschiedeniszeeland.nl en stuur een grappige kaart aan familie en vrienden tijdens de decemberfeestmaand!
14 december 2011/03|04 • M
USEA
| ALGEMEENZe
Tien jaar SCEZ: presentatie themanummer Zeeuws Tijdschrift De vroeg zeventiende-eeuwse Kloveniersdoelen in Middelburg vormde op vrijdagavond 2 september het passende decor voor de presentatie van het themanummer over erfgoed van het Zeeuws Tijdschrift. Het nummer verscheen naar aanleiding van tien jaar SCEZ en verving eenmalig de eigen nieuwsbrief Zeeuws Erfgoed. De presentatie volgde op de indrukwekkende voorstelling van De Rietdekker. Voor directeur Wim Scholten was met de Kloveniersdoelen en De Rietdekker tegelijkertijd ook de volle breedte van het erfgoed geduid. Erfgoed is niet alleen materieel, maar ook immaterieel van aard. De combinatie maakt erfgoed juist zo waardevol voor mens, omgeving en economie van Zeeland. In zijn toespraak ging Wim Scholten kort in op de ontwikkelingen in de afgelopen tien jaar en memoreerde hij de stimulerende rol die de voormalige gedeputeerden voor cultuur Gert de Kok en Harry van Waveren hierin hebben gespeeld. Op speelse wijze werden wat onderwerpen belicht waarmee zij ‘in functie’ te maken kregen: fietsen, borduren en het landschap. Beide gedeputeerden kregen van Wim Scholten en Paul van der Velde, hoofdredacteur van het Zeeuws Tijdschrift, de eerste exemplaren van het themanummer overhandigd.
Er werden die avond meer verbindingen op het terrein van het erfgoed gelegd. Paul van der Velde interviewde Rinus Spruit, de schrijver van Zwieg Stille, het boek dat ten grondslag ligt aan de voorstelling, en Bram Kwekkeboom, de acteur. De kracht van het boek en de voorstelling blijkt vooral de persoonlijke dimensie, en in die zin ook de Zeeuwse afkomst van auteur en acteur te zijn. Schrijfster Floortje Zwigtman maakte later op de avond de longlist van de Zeeuwse Boekenprijs 2011 bekend. Zij won die prijs vorig jaar en schreef voor het themanummer ‘Verhaaltjes voor het slapen gaan’, haar Zeeuws erfgoed.
Voormalig cultuurgedeputeerden Gert de Kok (l) en Harry van Waveren gaven na de overhandiging van het jubileumnummer een korte reflectie op de SCEZ (foto Anda van Riet).
Bezoek aan Het Schuitvlot De SCEZ is gevestigd op twee locaties: De Burg en Het Schuitvlot. De laatste locatie is in juni vorig jaar in gebruik genomen. Op 7 oktober brachten de gemeenteraad van Middelburg en de Statencommissie Bestuur, Financiën en Welzijn een bezoek aan Het Schuitvlot. De gemeenteraad was vooral geïnteresseerd in het nieuwe gebouw, gelegen aan de rand van het beschermd stadsgezicht van Middelburg. De kern van het gebouw is de voormalige gemeentelijke brandweerkazerne met aangebouwde sporthal. De kazerne is gebouwd bovenop de bunker van de commandopost Bescherming Bevolking. De bunker is in 1965 opgeleverd, de kazerne een jaar later. Na het vertrek van de brandweer is de kazerne aangekocht door de Provincie Zeeland, met als doel huisvesting van het Zeeuws Archeologisch Depot en de Monumentenwacht van de SCEZ. Het gebouw is naar ontwerp van de Architecten Alliantie in Goes geheel gerenoveerd en voorzien van een nieuwbouwgedeelte voor het archeologisch depot. De drie functies van het gebouw zijn in materiaalkeuze aan het exterieur af te lezen: koper voor het kantoorgedeelte, stortsteen voor garage- en opslagruimte en damwand voor het depotgedeelte. De gemeenteraad is in het bijzonder geïnformeerd over het werk van de Monumentenwacht en de taken van het Zeeuws Archeologisch Depot. De Statencommissie had een dubbele insteek:
4Leden van de gemeenteraad Middelburg in het algemeen depot voor archeologische vondsten van keramiek en glas. Zij bezochten ook het metaaldepot en het organisch depot voor houten en leren bodemvondsten.
het nieuwe gebouw bekijken en geïnformeerd worden over de taken en werkzaamheden van de SCEZ, mede gezien de kerntakendiscussie en bezuinigingstaakstelling. De commissieleden kregen een presentatie aangeboden waarin de beleidskaders en de keuzes voor de toekomst werden toegelicht. Hier kwamen aspecten aan de orde als verbreding van het werkterrein in de richting van landschap, natuur en ruimte, andere financieringsstromen, meer doen voor gemeenten in het kader van gewijzigde weten regelgeving en zoeken naar een nieuwe, organisatorische setting. Ook bij dit bezoek werd ingegaan op de Monumentenwacht en het Zeeuws Archeologisch Depot. De commissieleden kregen een rondleiding met tussenstops in de depotruimten, de gang met vitrines en de garageruimte. 4Ook cultuurgedeputeerde Ben de Reu nam deel aan het werkbezoek van de Statencommissie. In de garageruimte van de Monumentenwacht klom hij moedig naar boven op een nagebootste torenspits met verplichte veiligheidsvoorzieningen.
Zeeuws Erfgoed
15 december 2011/03|04 • A
LGEMEEN
Cultuurhistorie
Zeeland of de Waddeneilanden? Verschil moet er zijn Wie jaar na jaar vanuit Zeeland naar een van de (Nederlandse) Waddeneilanden trekt om daar een vakantie door te brengen, heeft wat uit te leggen. Wat hebben die eilanden te bieden wat Zeeland mogelijk mist? Een vraag die niet zonder betekenis is, nu toeristisch Zeeland eind september met zorg heeft moeten constateren dat Nederlanders (overigens ánders dan Belgen en Duitsers) onze provincie steeds meer mijden als vakantiebestemming. En ook de permanente zoektocht naar identiteit, imago, ‘merk’ van Zeeland rechtvaardigt enige vergelijking.
Wie zich wat meer dan oppervlakkig in de vraag verdiept zal al snel merken dat beide regio’s aan elkaar gewaagd zijn als het gaat om het ophemelen van de eigen verworvenheden. De eenvoudige zonzoeker mag volgens de ene website de meeste zonuren verwachten in Vlissingen; de andere site overbiedt met een net iets hoger aantal uren zon in de regio Den Helder en Texel. De cultuurtoerist - die lijken we tegenwoordig hoger aan te slaan dan de zon-, zee- en strandliefhebber - zal constateren dat ook op dat terrein provincies en gemeenten met elkaar wedijveren, bijvoorbeeld om de hoogste museumdichtheid. Volgens sommige bronnen kan Friesland daar aanspraak op maken. Ameland zou zelfs de hoogste dichtheid ter wereld hebben, met vijf musea op een bevolking van 3.500. We weten dat ook Zeeland op dit punt hoog scoort. En dan natuurlijk het veel bezongen Zeeuwse licht: is dat echt iets anders dan het licht boven de Wadden? Ik dacht van niet. Dat licht lokte, dankzij de verbeterde spoorverbinding sinds de negentiende eeuw kunstenaars en in hun kielzog de eerste toeristen naar Walcheren. Voor de Wadden, met Ameland voorop, geldt iets dergelijks; daar waren het de sindsdien verbeterde veerverbindingen die een reis vergemakkelijkten. De Waddeneilanden lijken een gevoel van authenticiteit op te roepen dat er ondanks alle verandering en schaalvergroting voelbaar is. Jan Kolen bespeurt iets dergelijks ook in Zeeland, in de ‘trage landschappen’ van onze provincie, getuige zijn bijdrage in het recente SCEZnummer van het Zeeuws Tijdschrift. Maar schuilt dat gevoel van authenticiteit eigenlijk wel in het cultuurlandschap? Dat is niet erg waarschijnlijk. Vrijwel heel Zeeland ging door ruil- en herverkaveling op de schop, Walcheren zelfs twee keer. Het landschappelijk spoor van de allereerste ruilverkaveling van ons land, die van de Ballumer Mieden op Ameland (in 1916), is al lang weer uitgewist door een volgende herinrichting. De Waddeneilanden weten zich sinds 2009 omarmd door werelderfgoed (want die status bezit de Waddenzee), maar zelf vallen ze erbuiten, althans de Nederlandse Waddeneilanden. Wel kennen ze een aantal fraaie, deels beschermde dorpsgezichten en een grootse natuur. Hoe dan ook, het gevoel van authenticiteit lijkt op de Wadden toch intenser dan in Zeeland. Natuurlijk wordt het versterkt door de veerverbinding die een reis naar de eilanden omslachtiger, duurder en selectiever, maar wel boeiender en verwachtingsvoller maakt dan de autorit over de A58. Met die bootreis ontstaat het eilandgevoel, het gevoel dat we in Zeeland hebben overbrugd en ondertunneld.
Zeeuws Erfgoed
Beschermd dorpsgezicht Schiermonnikoog (Langestreek om de Noord). De Waddeneilanden kennen een grote plaatstrouw: je gaat, vanuit Friesland of vanuit Groningen, je leven lang bewust naar Ameland en niet naar Schiermonnikoog, niet naar Terschelling maar wel naar Vlieland. Ook eilandhoppen komt vrijwel niet voor. In Zeeland lijkt van plaatstrouw niet veel meer over. Willen we de bezoekers aan onze provincie blijvend boeien en binden, dan is er dus inspanning nodig. We moeten hen ervan overtuigen dat ze Zeeland pas hebben gezien als ze alle délen van Zeeland hebben gezien. Maar dan moet Schouwen niet als twee druppels water gaan lijken op Noord-Beveland, en de Bevelanden niet op west- of oost-ZeeuwsVlaanderen. Verschíl moet er zijn. Probeer, zonder daarvoor dammen door te steken of bruggen op te halen, de vroegere eilandenstructuur zichtbaar te houden. Ook die van de eilanden en dus van de scheidslijnen van nóg vroeger: Gouwe, Schenge, Zwake, Braakman. De Zeeuwse identiteit schuilt erin dat we juist meer dan één identiteit bezitten. Alles wat herinnert aan Zeeland als land van overkanten: koester dat. Koester dus het rondje met een pontje met alles wat daarbij hoort aan infrastructuur: een tijhaventje, havenplein, aanlegsteiger. Die identiteiten schuilen deels in fysieke kenmerken, in materieel erfgoed, in landschap. Maar ze schuilen zeker ook in het immateriële. En ook op dat terrein valt wel wat te verbeteren. In willekeurig welk dorp kan de toerist zich tijdens het ringrijseizoen oprecht vergapen aan de bijzondere dracht van die streek en zich verwonderen over de specifieke taal van die streek. Maar hij moet zich wel oprecht verbazen over de muziek die uit de luidsprekers schalt: die is op een Brabantse of Drentse of Terschellinger braderie niet anders. Over identiteit gesproken! Aad de Klerk, adviseur cultuurhistorie en landschap
16 december 2011/03|04 • C
ULTUURHISTORIE
Walviskaken als afrastering langs de weg in Hollum anno 1930: tastbare herinneringen aan de vanuit Ameland ondernomen walvisvaart.
Cultuurhistorie Nieuws Jan Kempeneers geëerd Een uitermate heugelijk en gedenkwaardig moment voor de Heemkundekring Philippuslandt, dat was 26 april. In de algemene ledenvergadering van de kring stond men die avond namelijk stil bij het tienjarig bestaan. Inmiddels zijn meer dan vijfhonderdvijftig leden bij de kring aangesloten; een prestatie die er mag zijn. Voor een belangrijk deel is de sterke ledenaanwas de
verdienste van Jan Kempeneers, tien jaar geleden oprichter en sindsdien ook een aantal jaren voorzitter en de drijvende kracht achter het tijdschrift van de kring, voluit de Cronicke van den lande van Philippuslandt. Jan Kempeneers - niet aanwezig bij de vergadering in verband met gezondheidsproblemen - was eerder die dag en meer dan terecht benoemd tot lid van verdienste.
HKW-Cultuurfondsprijs voor Hans Houterman en Hans Sakkers Alweer voor de vierde keer werd de HKW-Cultuurfondsprijs uitgereikt. Dat gebeurde tijdens de jaarvergadering van de Heemkundige Kring Walcheren op 27 april in Middelburg. De prijs is een onderscheiding voor inzet die geleverd is in de niet-professionele sfeer, ten bate van het Walchers cultuurgoed. In principe eenmaal in de drie jaar pakt de kring hiermee uit. Na Frans van den Driest (2001), Polderhuis Westkapelle, Dijk- en Oorlogsmuseum (in 2005) en Piet Smallegange (2008) waren ditmaal Hans Houterman te Middelburg en Hans Sakkers te Koudekerke de gelukkigen. Zij ontvingen de prijs voor hun onderzoek, uitmondend in diverse publicaties, dat volgens het juryrapport een ‘betekenisvolle bijdrage’ heeft geleverd aan de geschiedschrijving van Zeeland, in het bijzonder van Walcheren, in de Tweede Wereldoorlog. Voor dat onderzoek raadpleegden zij vaak tot dan toe nauwelijks geraadpleegde bronnen, waaronder Duitse (militaire) archieven, en interviewden zij Duitse overlevenden en/of hun familie. Ook hun nadrukkelijke
aandacht ‘voor het (behoud van het) erfgoed van de oorlog en de landschappelijke context daarvan’ werd in de argumentatie voor toekenning van de prijs geroemd.
Commissie Regionale Geschiedbeoefening Zeeland opgeheven De Commissie Regionale Geschiedbeoefening Zeeland is opgeheven. De commissie is in 2001 door de SCEZ in het leven geroepen om enkele (lopende) projecten en activiteiten van de voormalige Stichting Regionale Geschiedbeoefening Zeeland te begeleiden en verder vorm en inhoud te geven aan de provinciale samenwerking op het terrein van de geschiedbeoefening. In de afgelopen jaren zijn de verschillende projecten en activiteiten succesvol afgerond. Het laatste onderzoeksproject van de commissie is in april van dit jaar afgesloten met de publicatie Onrust en welvaart van Jan Zwemer. De informatievoorziening op het terrein van de geschiedbeoefening, ook een belangrijke taak van de voormalige stichting, is geregeld via de nieuwsbrieven van het Zeeuws
Archief en de SCEZ en via het webportaal geschiedeniszeeland.nl. Het webportaal is daarnaast uitgegroeid tot een stevig samenwerkingsverband van Zeeuws Archief, Zeeuwse Bibliotheek, Zeeuws Museum, SCEZ en de gemeentearchieven. De commissie was ook belast met het uitvoeren van de subsidieregeling van de onderzoeksvergoedingen. Deze regeling is in feite steeds minder nodig gebleken. Er werd nauwelijks meer een beroep op gedaan sinds studenten zijn voorzien van een OV-kaart, waardoor reiskosten geen belemmering meer zijn om in Zeeland onderzoek te doen. Daarom wordt de regeling onderzoeksvergoeding definitief per 1 januari 2012 beëindigd. Lopende aanvragen zullen nog worden afgehandeld.
Zeeuws Erfgoed
Prijswinnaars Hans Houterman (l) en Hans Sakkers (foto Mirjam Wondergem).
17 december 2011/03|04 • C
ULTUURHISTORIE
•
STREEKTAAL VARIA
Een mooie dag, de Zeeuwse dialectendag 15 oktober begint mooi. Er hangt - ondanks de koude een zomers herfstsfeertje met de grote opgaande zon die iedereen die op weg was naar Landlust wel moet hebben
Op de dialectendag worden er tijdens de zonnige pauze nieuwe contacten gelegd en worden oude vriendschapsbanden weer nauwer aangehaald.
gezien. Na de gebruikelijke ochtendvergadering waarin enkele inhoudelijke en financiële zaken besproken worden, wordt het publiek geboeid door het verhaal van Rob van Hoek. Het thema is immers beeld en geluid. Rob van Hoek was verantwoordelijk voor Zeeland in Van Gewest tot Gewest. Zijn voordracht over de thema’s die in dit programma aan bod kwamen in de loop van de periode dat Van Gewest tot Gewest op tv te zien was, wordt begeleid door mooie beelden uit Zeeland. Leuk dat ook enkele bekende Zeeuws-Vlaamse dialectliefhebbers even de revue passeren. Engel Reinhoudt zorgt op gepaste wijze voor een mooie afsluiter van het ochtendprogramma. Wat heeft die man weinig nodig om een hele zaal aan het lachen te brengen, elk jaar opnieuw. Velen zullen jaloers zijn op zijn gave om zo gepast te kunnen reageren op de kleine dingen van het leven, zoals de eerste tv in het dorp en het meegluren van de andere bewoners van de straat. De middagpauze is gezellig omdat iedereen lekker buiten kan staan praten met jan en alleman. Toch is iedereen gedisciplineerd genoeg om stipt om 14.00 uur weer binnen te komen en te luisteren naar de verhalen die in het namiddagprogramma geprogrammeerd zijn. Het was weer een mooie dag! Volgend jaar 20 oktober is het weer zover. Het thema is dan dieren in en rond het huis. Wie erbij wil zijn, kan de datum nu al noteren.
Zesde streektaalconferentie in Heerde Het was ver weg, dit jaar. Met het openbaar vervoer was het vrijwel onmogelijk om zonder overnachting de streektaalconferentie bij te wonen als je in Zeeland woont. Gelukkig was er toch een Zeeuwse inbreng, want Joop van den Bremen uit Vlissingen was een van de sprekers. Het was een soort thuiswedstrijd voor hem, want zijn roots liggen daar, in de buurt van Heerde. De lezingen waren interessant en zeer divers. Dialect en muziek is ook een dankbaar thema. Joop bracht een mooi overzicht van wat er allemaal is in Nederland. De Vlaamse Walter Evenepoel bracht - hij is zelf zanger - in zijn lezing zeker wat variatie door nu en dan te zingen. Ook de andere lezing over streektaalmuziek in Vlaanderen zorgde voor Vlaamse klanken, zij het deze keer niet uit eigen mond. Ook Friesland, Drenthe, de Stellingwerven, Twente kwamen uitgebreid aan bod in diverse verhalen. Op www.zeeuwseklapbank.nl kunt u binnenkort enkele van de lezingen beluisteren.
5Joop van den Bremen vertelt over Nederlandse streektaalmuziek en 3Walter Evenepoel voegt de daad bij het woord tijdens zijn lezing over de Vlaamse dialectmuziek en geeft een gratis miniconcert.
Gezocht voor Zing Zeeuws 2012: Jonge enthousiaste medewerkers die van ‘Zing Zeeuws’ weer een feest willen maken! In het najaar van 2012 komt er een vierde editie van de dialectwedstrijd ‘Zing Zeeuws’. We zoeken nog enkele enthousiaste vrijwilligers om mee te helpen. We willen er immers nog meer jongeren bij betrekken. Geef een seintje aan de adviseur streektaal als dit iets voor u is (
[email protected]). Meer informatie op www.zingzeeuws.nl.
Zeeuws Erfgoed
18 december 2011/03|04 • S
TREEKTALEN
Streektalen
Cursus Kennismaking met het Zeeuws Na Middelburg is Zierikzee aan de beurt. Vanaf 5 oktober volgen twaalf dappere mannen en vooral vrouwen de cursus ‘Goed gebekt in het Zeeuws dialect! Kennismaking met het Zeeuws’. De eerste cursusavond kwam er ook een journalist meevolgen. Zijn verslag stond op 7 oktober in de Schouwse editie van de PZC (www.scez.nl/streektalen of www.zeeuwseklapbank.nl). In de cursus komen de diverse dialecten van Zeeland aan de orde. Woordenschat, klankleer, grammatica, het komt allemaal aan bod. Het vertrekpunt is de regio waar de cursus plaatsvindt. Daarna vergelijken we het met de andere regio’s. Wat zijn de verschillen, wat zijn de gelijkenissen?
Welke woorden komen waar voor, enz. Het is een echte kennismaking met de verschillende taalregio’s in ons Zeeuwse gebied. Op 6 februari start de cursus in Terneuzen. De lessen worden gegeven in het Zeldenrust-Steelantcollege, Zeldenrustlaan 2, Terneuzen op maandagavond van 19.00 uur tot 21.00 uur. Er is plaats voor een vijftiental cursisten. Inschrijven kan bij de ZVU en kost 40 euro. De cursus wordt mogelijk gemaakt dankzij een subsidie van de Provincie Zeeland. Meer informatie op www.volksuniversiteitzeeland.nl/algemeen/zeeuwse-dialecten.
Vrijwilligersgroepje Op onze oproep voor vrijwilligers kwam al enige reactie. Ondertussen zijn we dan ook met enkele mensen van start gegaan om wat er al over het Zeeuws is verzameld op een goede manier te ontsluiten. De werkjes zijn divers. Zo zoeken we nog altijd mensen die oude vragenlijsten in een database of excelformulier willen omzetten, zodat de gegevens beschikbaar komen voor het tekenen van bijvoorbeeld dialectkaarten zoals deze kaart van de ragebol. Een ander werkje is het digitaliseren van het gesproken Zeeuws materiaal. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw zijn allerlei gesprekken in het Zeeuws op band opgenomen. Die kan u deels horen op de website www.zeeuwseklapbank.nl en op die van het Meertens Instituut, www.meertens.knaw.nl/soundbites. Van sommige van deze gesprekken bestaan al transcripties of uitgeschreven teksten. Die willen we digitaliseren. Helaas komen er bij het omzetten van de scans heel wat fouten voor in de dialectweergave. We zoeken dus correctoren om deze teksten na te lezen en ondertussen te luisteren naar de verhalen om eventuele fouten recht te zetten. Verder bereiden we in 2012 ook een mooi programma voor zorginstellingen en andere instituten voor. We zijn zeer benieuwd naar de al bestaande vertelprogramma’s van onze verhalenvertellers, zodat we een overzicht
kunnen maken van wat er al bestaat aan dergelijke initiatieven. In dit kader zoeken we ook ‘taalreporters’, die bereid zijn om her en der verhalen te verzamelen en op te nemen. Dat kunnen levensverhalen zijn maar ook leuke verhaaltjes om aan anderen te vertellen. Werk genoeg dus voor wie graag iets met de Zeeuwse taal doet. We kijken uit naar jullie reacties. In het voorjaar proberen we de vrijwilligers eens samen te brengen om ideeën uit te wisselen en eventuele nieuwe projecten op te starten.
Taal in de MuseumNa|8
Net verschenen
Streekmuseum De Meestoof heeft wel iets met dialecten. Jaren geleden gaven ze het Zeeuwse leesplankje uit en dit jaar was er op de MuseumNa|8 een lezing over de woordenschat van het trekpaard. Heel wat bezoekers weten nu waar het kachteltje op de diek vandaan komt, of wat een toam of een grêêl is. Hebt u bijvoorbeeld het oude woord oorslop nog gehoord? Het zou een Thools woord moeten zijn voor het haam van het paard. Dit en andere wetenswaardigheden rond het paard kwamen aan bod tijdens de MuseumNa|8 (zie elders in deze aflevering). Er waren uiteraard ook echte paarden aanwezig, waar je de bevelen haerop en hito direct op kon uitproberen.
De dialectatlas van Nederland biedt een mooi overzicht van dialectkaarten op het vlak van woordenschat, klanken, grammaticale verschijnselen en namen. Dialectatlas van het Nederlands bevat ongeveer honderdvijftig paginagrote kaarten waarop de verspreiding van een taalverschijnsel wordt getoond. Aan elke kaart is een pagina met duidelijke uitleg en commentaar toegevoegd. Het boek wordt ingeleid met een hoofdstuk over de geschiedenis van de Nederlandse dialecten. Het is nu te koop in de boekhandel. De dialectkaart voor ‘zoen’ laat zien dat in Zeeland niet alleen ‘kos’ (verspreid) maar ook ‘toot’ (Oost-Zeeuws-Vlaanderen) te horen is.
Zeeuws Erfgoed
19 december 2011/03|04 • S
TREEKTALENN
Archeologie
Archeologisch Nieuws Project Probleemloos Toegankelijk Wederom heeft de registratie van vondsten uit Zeeuwse musea leuke nieuwe gegevens opgeleverd, vooral uit het verdronken dorp Aendijcke bij Zaamslag. Naast het bekende pijpaarden beeldje van Christus als kind zijn er nog fragmenten van drie andere beeldjes in de inventarisatie aan het licht gekomen, waarvan twee van roodbakkend aardewerk, bedekt met een witte engobe. Tegen de verwachting in bleek Jeroen Ras (SOB Research) nog in staat bijna alle fragmenten leer uit Aendijcke te conserveren; daaronder bevonden zich resten van schoenen uit de dertiende en de veertiende eeuw, die nu geschikt zijn om tentoongesteld te worden. Heel bijzonder is een fragment van een Rijnlandse wijnamfoor uit de tiende of elfde eeuw, heel wat ouder dan de oudste vermelding van het dorp Adendijk in 1170!
Drie fragmenten van een vrij gevormd beeld van roodbakkend aardewerk met witte engobe, voorstellende rug en achterhoofd van een menselijke figuur; datering vijftiende-zestiende eeuw.
Het project voor het inlopen van de achterstanden in de ontsluiting van het Zeeuws Archeologisch Depot ligt goed op stoom en velen dragen daar aan bij. Zo ook voormalig assistent-provinciaal archeoloog Bas Oele. In de afgelopen maanden heeft Bas enige duizenden gedigitaliseerde negatieven van onderzoek in Zeeland, waarvan een groot deel door hem zelf is gemaakt, voorzien van een globale beschrijving. Voor hem (en ook voor zijn vrouw Koos) was dat een bijzondere reis door het eigen verleden, waarmee informatie is verkregen die door niemand anders meer kon worden gegeven.
Bovenleer en zool van een veertiende-eeuwse schoen uit Aendijcke. Fossiele mammoetkies uit het pleistoceen, gevonden in een laatmiddeleeuwse puinlaag in Aendijcke. Veel ouder nog is een fossiele kies van een mammoet, gevonden tussen het laatmiddeleeuwse puin van het verdronken dorp. Duidelijk is dat hij in de late middeleeuwen al eens is gevonden en benut, maar de vraag is of men de kies als zodanig of als iets speciaals heeft herkend, of hem gewoon heeft beschouwd en gebruikt als bouwmateriaal.
Aankondiging ZAAD 2012: 17 maart
Een nieuwe medewerkster, Ina Dellebeke, vervult een belangrijke taak bij de invoer van data. Inmiddels zijn er circa 14.000 vondsten geregistreerd en wordt nu prioriteit gegeven aan de invoer van 3.500 oude onderzoeks- en vondstmeldingdossiers in de documentatiedatabase. De database die gemaakt is voor de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland is daar nu ook in opgenomen, waarmee in één keer circa 600 dossiers zijn toegevoegd. De beschrijving van de tekeningen is eind oktober afgerond en de laatste 900 tekeningen worden nu gescand.
Zeeuws Erfgoed
De dertiende Zeeuwse Amateur Archeologen Dag vindt plaats op zaterdag 17 maart 2012 in SCEZlocatie Het Schuitvlot in Middelburg. Noteer de datum vast in uw agenda! Het programma zal aandacht schenken aan twee belangrijke themajaren voor Zeeland: het Jaar van de Historische Buitenplaats 2012 en het Zeeuws Jaar van het Water.
20 december 2011/03|04 • A
RCHEOLOGIE
Personalia ‘Nog meer jubilea’ Stagiaire en vrijwilligster Céline den Engelsman schreef in augustus het volgende bericht over haar werkzaamheden in het archeologisch depot aan het Armeniaans Schuitvlot: “Misschien heeft u mij weleens zien rondlopen op de SCEZ of op archeologische bijeenkomsten. Ik ben dat kleine meisje dat wel wat opvalt tussen de rest, vanwege haar leeftijd (en lengte). Mijn naam is Céline den Engelsman (16 jaar). En in deze maand vier ik mijn 1-jarig jubileum bij de SCEZ en in de archeologie! Ik heb een jaar lang elke dinsdagmiddag als vrijwilliger geholpen bij het inlopen van de achterstanden. Voor mijn maatschappelijke stage moest ik 72 uur vrijwilligerswerk doen. En daarna ben ik gewoon lekker doorgegaan. Het werk dat ik er doe is erg divers. Als er een doos binnenkomt controleer ik de volledigheid en inventariseer ik de inhoud, voor zover dat nog niet gebeurd is. Ook maak ik foto’s en heb ik weleens mogen tekenen. Zo kom ik in aanraking met de vondsten. Scherven, potten, munten, gewichten, botten, hout, textiel, leer, ik kom van alles tegen! Maar ik heb zelf ook al eens opgegraven. Dat was supergaaf! En zo raak ik vertrouwd met beide kanten van het archeologisch bedrijf: opgraven en verwerken van vondsten. Later wil ik archeologie gaan studeren. En dan veldarcheoloog worden, dat weet ik zeker. Ook ben ik dit jaar op de open dag van de Universiteit Leiden geweest. Uiteraard heb ik dat meteen even gecombineerd met een bezoekje aan het Rijksmuseum van Oudheden.
Stagiaire en vrijwilligster Céline den Engelsman. Promotie Wouter Dhaeze Vrijdag 23 september verdedigde Wouter Dhaeze zijn proefschrift De Romeinse kustverdediging langs de Noordzee en het Kanaal van 120 tot 410 na Chr. aan de universiteit van Gent. Wouter begon zijn archeologische loopbaan al omstreeks 1988, toen hij als kleine jongen meehielp bij archeologisch onderzoek in Aardenburg, waarbij ook het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten (nu het werkveld archeologie van de SCEZ) was betrokken. De contacten zijn sindsdien nooit verbroken.
Met deze kleine bijdrage aan Zeeuws Erfgoed wil ik graag een aantal mensen van harte bedanken. Allereerst Antoinette van Duijn, mijn lerares, die mij enthousiast maakte voor deze geweldige wetenschap. Robert van Dierendonck die de stage regelde, en mij een onuitputtelijk enthousiasme meegaf. Bernard Meijlink en Bram Silkens van de WAD, met wie ik mee mocht helpen op hun opgraving op Hof Essenvelt. Maar ook Dicky de Koning, Leida Goldschmitz, Niek Beeke, Hans Bostelaar, Jan Kuipers en Ina Dellebeke. En vooral niet te vergeten: Henk Hendrikse, mijn strenge maar rechtvaardige ‘mentor’ die me elke week weer begeleidt en me zijn kennis bijbrengt. Ik heb het hier erg naar mijn zin, en ik hoop dan ook op nog meer jubilea.”
Wouter Dhaeze met zijn proefschrift over de Romeinse kustverdediging.
Onderzoek en meldingen SCHOUWEN-DUIVELAND Zegelstempels uit Schouwen-Duiveland Ruim vijf jaar na de uitgave van Zegelstempels en Zegelringen uit Zeeuwse bodem blijkt de voorraad zegelstempels in het bodemarchief nog steeds niet te zijn uitgeput. Degenen dit het boek kennen, weten dat vondsten uit Schouwen-Duiveland hierin weinig vertegenwoordigd zijn. Niet omdat het gebruik van zegelstempels in die regio onbekend was, maar omdat de bodemvondsten eenvoudigweg niet werden aangemeld. Gelukkig is dat manco door de melding van de heer S. Nelisse enigszins rechtgetrokken. De afgelopen tijd liet hij maar liefs vijftien zegelstempels zien die hij in de laatste tien jaar aantrof op verschillende Schouwen-Duivelandse vindplaatsen. Kwaliteit en datering lopen erg uiteen. Zo
Zeeuws Erfgoed
zijn er mooie zegelstempels uit de late middeleeuwen, maar daarbij ook materiaal dat bewust gekapt en beschadigd is (om misbruik door onbevoegden te voorkomen). Ook zeventiende- en achttiende-eeuwse stempels komen onder de aangemelde vondsten voor. Een opvallend zegelstempel (hier afgebeeld) is vervaardigd uit zilver en dateert uit de veertiende eeuw. Zilveren middeleeuwse zegelstempels zijn uiterst zeldzaam en dit is dan ook slechts het tweede exemplaar uit Zeeuwse bodem dat de laatste tien jaar is aangemeld. Centraal op het stempel is een aanziend portret van vermoedelijk een man bekroond door een dubbelkoppige adelaar. Het geheel is geplaatst in een veelhoekig motief met acht roosjes in de hoeken. De greep is voorzien van een driepas. Een naam is niet vermeld, hetgeen ongebruikelijk is bij middeleeuw-
21 december 2011/03|04 • A
RCHEOLOGIE
Zegelstempel uit Schouwen-Duiveland, in zilver met aanziend portret. Diameter 1,9 centimeter; hoogte 2,4 centimeter (collectie S. Nelisse).
se zegelstempels. Mogelijk gaat het hier om een contrastempel: een stempel dat aan de keerzijde in de was onder de akte werd gedrukt om fraude te voorkomen. Slimmeriken konden namelijk de was aan de keerzijde verwijderen en een eigen beeldmerk aan een akte bevestigen. Door een contrastempel werd dit tegengegaan. Dat dit alleen bij akten van grote importantie gebeurde lijkt logisch. Het feit dat de uitvoering van het zegelstempel in zilver is, bewijst de hogere dan gemiddelde status van de eigenaar. Sinds de publicatie van Zegelstempels en Zegelringen met daarin de beschrijving en/of afbeelding van 275 zegelstempels is de tellerstand inmiddels opgelopen tot een totaal van 365 exemplaren. Naast belangrijke informatie over het voorkomen van diverse typen zegelstempels op Schouwen-Duiveland leveren de aangemelde vondsten kennis op van nieuwe vindplaatsen. Deze informatie wordt door de Werkgroep
ZEEUWS-VLAANDEREN
4Dubbelwandige waterput naast het badgebouw. Het Romeinse badgebouw van Aardenburg; reconstructie door Mikko Kriek.
Onderzoek Romeins Aardenburg De thermen van Aardenburg Het Aardenburgse Odysseeproject schrijdt voort. In september is begonnen met het beschrijven van de structuren, nadat eerder alle bij de opgravingen opgetekende sporen digitaal waren verwerkt. Zo zijn overzichten van alle Romeinse grondsporen van de verschillende opgravingen verkregen. Hieruit zijn de belangrijkste structuren geselecteerd, die nu verder worden uitgewerkt. Een bijzondere ontdekking bij dit onderzoek is een Romeins badgebouw, ook wel thermae of thermen genoemd, waarvan de sporen in 1965 werden aangetroffen op het terrein van de voormalige Gasfabriek in Aardenburg, ter hoogte van de Beekmanstraat. Van het gebouw werden de sporen van de funderingen en muurwerk aangetroffen, met daaromheen grote hoeveelheden puin. Dat het om een badgebouw moet gaan blijkt uit de verschillende ruimtes voor de heet-, lauw- en koudwater-
Metaalvondsten Zeeland (WMZ) beheerd maar ook opgeslagen in het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA). Bestudering van deze gegevens in combinatie met de vondsten kan weer aanleiding zijn tot nieuwe inzichten in de SchouwenDuivelandse en dus Zeeuwse archeologie. Hopelijk komen hierdoor nieuwe meldingen binnen van vondsten uit die regio.
baden die binnen de structuur herkenbaar zijn. Het zware gebouw was deels gefundeerd op houten paaltjes. Deze manier van funderen kennen we ook van het hoofdgebouw van de Romeinse vesting. Het patroon van deze paaltjesfundering laat zien dat de warme ruimtes door middel van een ondergronds verwarmingssysteem (hypocaustum) werden verhit. Op basis van deze gegevens is een reconstructie van het badgebouw gemaakt, met van zuid naar noord het praefurnium (stookruimte), het caldarium (heetwaterruimte), in het midden het tepidarium (lauwwaterruimte) en daarboven het frigidarium (koudwaterruimte). Hierbij is uitgegaan van de klassieke indeling van een Romeins badgebouw, waarbij de bezoeker een vaste route volgde van koud naar lauw naar heet. Ieder badgebouw had ook een apodyterium (kleedruimte). Deze is in het Aardenburgse gebouw niet opgegraven, maar moet tegen de koudwaterruimte aan gelegen hebben. Vermoedelijk lag aan de noordwestgebouw een omsloten hof.
Het water voor dit badhuis was waarschijnlijk afkomstig van de waterput die enkele meters ten zuiden van het gebouw is opgegraven. Het betreft een grote vierkante houten waterput met dubbele bekisting; deze was waarschijnlijk bedoeld om verontreiniging van het water van de omliggende bodem te voorkomen. Het badcomplex was gelegen aan een nieuw ontdekte Romeinse weg ten oosten van de ommuurde nederzetting. Het gebouw is georiënteerd op deze weg en heeft eveneens dezelfde oriëntatie als de Romeinse gebouwen binnen de muren. Ten zuiden van de weg lag een industriële zone met ovens waar zout, vissaus en kalk kan zijn geproduceerd en ijzer werd gesmolten of gesmeed. Momenteel worden de andere structuren van de Romeinse nederzetting uitgewerkt en beschreven. Het wetenschappelijk deel van het project zal in het eerste kwartaal van 2012 worden afgerond. Daarna zijn een publieksboek en een tentoonstelling voorzien.
Zeeuws Erfgoed
22 december 2011/03|04 • A
RCHEOLOGIE
Metaalvondsten uit Sluis De heer J.P. Schoutens uit Retranchement meldde de vondst van een groot aantal voornamelijk metalen voorwerpen uit de middeleeuwen en nieuwe tijd uit Sluis. Ze zijn merendeels afkomstig uit de stortgrond van een opgraving, die in januari 2011 door het archeologisch bedrijf Artefact in samenwerking met de Grontmij is uitgevoerd bij de Brugstraat (plan Smeedtoren). Andere vondsten komen van diverse rioleringsprojecten uit de binnenstad van Sluis, waaronder die uit de J.H. van Dalestraat, de Ridderstraat en de Handboogstraat. De SCEZ heeft alle voorwerpen gedocumenteerd en gefotografeerd. De vondsten van de opgraving worden in een rapport van Artefact gepubliceerd. Erotisch insigne uit de Handboogstraat in Sluis (collectie J.P. Schoutens).
Inspecties rioleringswerk Oostburg De SCEZ heeft afgelopen zomer enkele archeologische inspecties van de rioleringswerkzaamheden in de Veerhoeklaan te Oostburg uitgevoerd. Op de kruising van de Veerhoeklaan met de Pastoor van Genklaan werden drie handgevormde aardewerkfragmenten aangetroffen in de top van het Hollandveen. De aardewerkfragmenten dateren waarschijnlijk uit de Romeinse tijd. Daarnaast kwam in de top van het veen, zowel in het profiel als in het vlak, een dun rood brokkelig laagje tevoorschijn,
bestaande uit een soort zeer fijn baksteenpuin. Dit laagje is over een lengte van minimaal 3 meter waargenomen en is bemonsterd. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend. Het bodemprofiel is gedocumenteerd en gefotografeerd. Het Hollandveen was intact aanwezig, met een harde veraarde bovenlaag en onderin stukken natuurlijk hout. Boven het veen bevond zich een 1,5 meter dikke vette kleilaag, die waarschijnlijk in de middeleeuwen is gevormd. Onder het veen lag pleistoceen zand uit het eind van de laatste ijstijd.
Dijken in Saeftinghe Op 31 augustus, 19 september en 4 oktober verrichtte de SCEZ in samenwerking met de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) en leden van een archeologische werkgroep Saeftinghe, archeologische waarnemingen en boringen bij twee buitendijks gelegen oude dijken in het oostelijke deel van het Verdronken Land van Saeftinghe. Waarschijnlijk dateren deze dijken uit de middeleeuwen. De werkgroep Saeftinghe stond onder leiding van de heer M. Buise, tevens melder van de dijken en gids in het gebied. De eerste en langste dijk, die langs de Schelde loopt en bij laag water bloot ligt, is momenteel ongeveer 200 meter lang zichtbaar met een noord-noordwest/zuid-zuidoost oriëntatie, dus bijna gelijk aan die van de Scheldeloop. De dijk is volgens de heer Buise al voor een deel geërodeerd, zowel in de diepte als in de lengte. Vroeger was de dijk hoger en liep verder de Schelde in. De breedte kon niet goed worden bepaald, daar er aan de zijkanten nog veel slib aanwezig was. Het profiel van het dijklichaam bestond uit een afwisseling van klei en veen op natuurlijk Hollandveen. De dijk was grotendeels opgebouwd uit kleiplaggen, maar hier en daar ook uit veenplaggen. Uit de boringen bleek dat de dijk is aangelegd op een laagje klei dat zich op het natuurlijke Hollandveen bevindt en dat hij in de ondergrond nog verder in zuidelijke richting onder het slib doorloopt. Hoever de dijk doorloopt is nog niet bekend, maar aanvullende boringen kunnen hierover uitsluitsel geven. Tijdens de laatste tocht is een nieuw stuk dijk ontdekt, dat min of meer haaks op de dijk de Schelde inliep. Door erosie van het slib waren diverse kleiplaggen te voorschijn gekomen. In dit nog onbekende dijktracé is een boring gezet, waaruit bleek dat de opbouw vrijwel identiek was aan die van de eerste dijk. De tweede dijk bevond zich circa 200 meter ten westen van de eerste dijk en was zowel in het vlak als in het
profiel van een geul prachtig zichtbaar, direct langs het schor. De dijk is in het vlak nog veel beter bewaard als de eerstgenoemde dijk, daar de tweede voor het grootste gedeelte pas in de loop van 2011 verder tevoorschijn is gekomen door een vrij snelle erosie van het schor. De zichtbare lengte van deze dijk bedraagt 30 meter. De oriëntatie is bijna dezelfde als die van de eerste dijk, maar nu iets meer noord-zuid. Zeer waarschijnlijk loopt de dijk zowel in noordelijke als in zuidelijke richting nog verder door. De breedte van de basis van de dijk bedraagt 18 meter. Uit boringen bleek dat het resterende dijklichaam uit enkel veenplaggen bestaat en dat de dijk direct op het Hollandveen is aangelegd. De plaggen hadden een vrij onregelmatige grootte en vorm (zowel vierkant als rechthoekig als trapezium-/ruitvormig). Van het dijklichaam resteert nog een stuk van 1,30 à 1,40 meter hoog, gerekend van de voet van de dijk tot de top in het midden. Onder het Hollandveen is in de boor nog pleistoceen zand aangetroffen, waarvan de top waarschijnlijk nog intact is. In de basis van het schor - in het verlengde van de dijk - is een boring gezet om te kijken of er eventueel een kleibekleding aanwezig is geweest op de veenplaggen. Dit kon op die plek echter niet worden aangetoond.
Zeeuws Erfgoed
De tweede (veen)dijk in het Verdronken Land van Saeftinghe.
23 december 2011/03|04 • A
RCHEOLOGIE
Scheepsrestanten werpen nieuw licht op handelsverleden Hulst Vondstmeldingen en archeologisch spreekuur Melding van archeologische vondsten dient te geschieden bij de SCEZ. Het materiaal wordt wanneer nodig geregistreerd en gedocumenteerd, maar blijft altijd in het bezit van de melder, tenzij deze het zelf wil afstaan. Uw melding van vondst(en) of waarneming(en) kan ook schriftelijk of telefonisch geschieden bij: SCEZ Postbus 49 4330 AA Middelburg T 0118-670870 E
[email protected] Daarnaast houdt de SCEZ op elke eerste dinsdagmiddag van de maand een archeologisch spreekuur. U kunt het spreekuur in locatie
In de binnenstad van Hulst is het plan De Nieuwe Bierkaai in ontwikkeling. Een onderdeel van het plan is de waterpartij, gelegen op de plek waar zich in de late middeleeuwen de haven bevond. Tijdens het vooronderzoek werd duidelijk dat er grootschalig archeologisch onderzoek nodig was. Op basis van de stadsplattegrond van Jacob van Deventer uit circa 1560 bleek dat bij de ontgraving van de nieuwe haven de restanten van twee bruggen konden worden aangetroffen, alsook resten van kades, havenactiviteiten en huizen. Bij voorbereidende werkzaamheden werden dan ook niet geheel onverwacht de resten van de Visbrug gevonden; en later stuitte men nog op de resten van de Steenbrugghe. Dit betrof een massief bakstenen bruggenhoofd uit de vijftiende-zestiende eeuw met een aanzet van een boog. Gezien de monumentaliteit van de vondst onderzoekt de gemeente Hulst de mogelijkheden om het bruggenhoofd te behouden en zichtbaar te maken in het straatbeeld. In tegenstelling tot de gangbare praktijk koos de gemeente voor de verdere uitvoering van het plan voor een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden in plaats van een opgraving. De archeologen van Arcadis en Artefact hebben tot eind september onder soms zware omstandigheden gedreven en nauwgezet gewerkt. Hierbij werden ze veelvuldig bijgestaan door leden van de Werkgroep Archeologie Hulst, die niet alleen assisteerden bij het veldwerk, maar ook een onmisbare bijdrage bij de vondstverwerking hebben geleverd.
De Burg Groenmarkt 13 te Middelburg bezoeken om voorwerpen te laten determineren (geldwaarde wordt niet getaxeerd), vondstmeldingen te doen, of allerlei vragen op het gebied van de Zeeuwse archeologie voor te leggen. De eerstvolgende archeologische spreekuren vinden plaats op de dinsdagmiddagen 3 januari, 7 februari en 6 maart van 15.30 tot 16.30 uur. Dank voor uw medewerking!
Veldtechnicus Hans Bostelaar (Artefact) veegt de planken van de dertiende-eeuwse schepen schoon. Zoals verwacht werden grote hoeveelheden vondsten van laatmiddeleeuwse woningen aangetroffen. Ook werd de loop van de havengeul teruggevonden, die in de vijftiende en zestiende eeuw voorzien was van bakstenen en natuurstenen kademuren. In de kade werden bovendien twee houten trappen en een grote natuurstenen trap ontdekt. De stenen trap en een deel van de kademuur kunnen worden behouden in de nieuwe kade. Delen van de houten kade bleken uit hergebruikt scheepshout te bestaan. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werd om advies gevraagd hoe hiermee om te gaan, omdat de vondst van laatmiddeleeuwse scheepswrakken zeer bijzonder is. Het was niet mogelijk om vanuit het Rijk extra gelden beschikbaar te krijgen voor nader onderzoek naar de scheepsdelen. Arcadis zag uitgebreide documentatie van de scheepsresten als meerwerk, ondanks het feit dat deze vondst in de archeologische verwachting van het Programma van Eisen omschreven was. Helaas had ook de gemeente geen extra financiën beschikbaar. Door deze patstelling dreigden belangrijke archeologische relicten het onderspit te delven.
Zeeuws Erfgoed
Restanten van het bakstenen bruggenhoofd binnen de kademuren van de Nieuwe Haven; datering vijftiende-zestiende eeuw. Op de achtergrond de Dobbele Poort/Keldermanspoort. Nog net op tijd kon een beroep worden gedaan op de deskundigheid van prof. dr. André van Holk, hoogleraar maritieme archeologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, die concludeerde dat de haven en de scheepsdelen een uitermate interessant ensemble vormden voor de kennis over het Zeeuwse maritieme verleden. Nader onderzoek naar de scheepsdelen zou nieuwe informatie kunnen opleveren over de handelscontacten van Hulst. Scheepsresten vormen in de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ) een belangrijk speerpunt. Daarom heeft de Provincie Zeeland de Vlaamse scheepsarcheoloog Jeroen Vermeersch ingeschakeld om de scheepsresten op te graven. Door de inzet van deze scheepsarcheoloog, archeologen van de SCEZ en vrijwilligers konden de scheepsresten binnen de gestelde termijn worden opgegraven. Er werden delen van tenminste vier verschillende schepen gevonden, alle verwerkt in de kadebeschoeiingen. Er werden hier bepaalde Scandinavische kenmerken in herkend, die er op wijzen dat in het dertiende-eeuwse Hulst al contacten met Noord-Europa bestonden. Inmiddels zijn de scheepsdelen overgedragen aan het Nationaal Scheepsarcheologisch Depot in Lelystad voor verder onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen. Hoewel het veldonderzoek is afgerond, begint nu pas het belangrijkste onderdeel van het proces om tot een goed verhaal over het verleden van het gebied te kunnen komen. De vele vondsten en onderzoeksgegevens moeten worden verwerkt en geanalyseerd door deskundigen tot een standaardrapportage en publieksboek. En natuurlijk moeten de vondsten worden geconserveerd voor behoud in depot of vitrines. Het laatste verdient aanbeveling. Wellicht dat de gemeente Hulst hiervoor zo dicht mogelijk bij de plek van opgraving een voorziening kan creëren. IJzeren helm uit de Tachtigjarige Oorlog, gebruikt als schietdoel. De schietgaten zijn nog duidelijk zichtbaar.
24 december 2011/03|04 • A
RCHEOLOGIE
Vondst voor het voetlicht
Een middeleeuws zwaard uit Cadzand Tijdens munitieonderzoek bij Cadzand is in oktober 2010 een ijzeren zwaard gevonden op 1,20 meter diepte. Het betreft een klein exemplaar uit waarschijnlijk het tweede kwart van de veertiende eeuw (1325-1350). Het geconserveerde zwaard wordt tentoongesteld in museum Het Bolwerk in IJzendijke (bruikleen SCEZ). De gemeente Sluis meldde dit bijzondere voorwerp aan als toevalsvondst bij de SCEZ. De conservering vond plaats bij het bedrijf Archeoplan in Delft. In het kader van de conservering is het zwaard mechanisch en elektrolytisch gereinigd, ontzout en beschermd met microwas. De gemeente Sluis heeft de conservering bekostigd.
De kling van het Cadzandse zwaard is vol, dat wil zeggen kennelijk van ruitvormige doorsnede en zonder een centrale geul of meerdere geulen. Deze geulen werden vaak aangebracht om het gewicht van de kling te verminderen en deze tegelijkertijd toch stijf te houden; de in de populaire cultuur nog altijd gangbare functie van ‘bloedgeul’ is een mythe. De volle kling komt voor in de periode 1350-1550. De vorm van de pareerstang zoals aangetroffen aan het Cadzandse zwaard komt niet vaak voor en wordt gedateerd in de periode 1300-1340. Deze twee dateringen samen nemend, kan het zwaard voorzichtig gedateerd worden in de periode 1325-1350.
Zwaard gevonden in Cadzand, datering ongeveer 1325-1350. Klein, maar ‘volwassen’ Met een huidige lengte van 63 centimeter (dat wil zeggen van kling plus angel) gaat het om een klein zwaard, dat echter het formaat van een dolk te boven gaat. De kling van het wapen uit Cadzand is onderaan afgebroken. Waarschijnlijk ontbreekt een stuk van ongeveer 8 tot 10 centimeter. Inclusief ongeveer 5 centimeter voor de ontbrekende pommel (gevestknop) en een stukje angel - het dunnere stuk waar ooit de greep op heeft gezeten zal het zwaard oorspronkelijk een totaallengte van ongeveer 77 centimeter hebben gehad. Vermoedelijk was het een wapen voor een volwassene (dus geen speelgoedwapen), omdat de overblijvende angel nogal groot is. Kennelijk was dit een nogal dikke greep. Vermoedelijk is van de angel alleen het bovenste stuk verdwenen, het stuk dat in de gevestknop zat. De angel zal net onder de gevestknop zijn afgebroken.
Belangrijke onderdelen van een zwaard - Het gevest is de handgreep van een zwaard en bestaat uit verschillende onderdelen. De greep is het deel waar de hand past; de pareerstang of stootplaat is de metalen stang tussen greep en kling, die gebruikt wordt om slagen van het wapen van de tegenstander op te vangen; - De pommel (gevestknop) bevindt zich aan het uiteinde van het gevest en heeft verschillende functies: uitbalancering, voorkoming van het wegglijden van de hand, houvast voor de andere hand, soms ook bevestiging van de kling aan het gevest. Niet elk zwaard was uitgerust met een pommel. De pommel kon door geoefende zwaardvechters ook worden gebruikt om ‘benedenhandse’ stoten uit te delen; - De angel is het (niet zichtbare) deel onderaan de kling, dat zorgt voor de verankering in het gevest; - De kling of lemmet is het blad van het zwaard; de snede vormt de scherpe kant ervan. Er zijn zowel dubbelzijdige zwaarden met een snede aan beide zijden van de kling, als enkelzijdige met één scherpe kant. De botte kant heet bij enkelzijdig gescherpte klingen de rug.
Zwaardvechters te paard; afbeelding uit het beroemde liederenhandschrift ‘Codex Manesse’ (Zürich, circa 1304-1340). Hans Jongepier (m.m.v. de heer J.P. Puype en Jan Kuipers)
Miniatuurzwaard, in 2006 gevonden in Sluis.
Zeeuws Erfgoed
25 december 2011/03|04 • A
RCHEOLOGIE
Erfgoededucatie
Canonkaravaan naar Zeeland in 2012
De Canonkaravaan trekt weer door ’t land. Sinds augustus 2010 staat de Canon van de Nederlandse geschiedenis in de kerndoelen voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. In 2011 en 2012 trekt daarom de Canonkaravaan weer door het land met een scholingsprogramma. De Canonkaravaan is een inspirerende nascholingsdag voor leerkrachten basisonderwijs rond de Canon van Nederland, met boeiende sprekers, prikkelende workshops, enthousiaste collega’s en praktische lestips. Op 14 maart 2012 doet de Canonkaravaan Zeeland aan.
Wat, wanneer en waar • Woensdag 14 maart 2012, in de Abdij van Middelburg; • Dagvoorzitter is Valentijn Byvanck; • Kijk voor het programma op www.entoen.nu/canonkaravaan/middelburg. Op deze website kunt u zich ook aanmelden; • De kosten bedragen 75 euro per persoon. Neem ook uw collega’s mee: bij meer inschrijvingen van dezelfde school geldt een korting van 10% op de entreeprijs; • Iedere deelnemer ontvangt het nascholingscertificaat van stichting entoen.nu.
Canon van Nederland De Canon van Nederland telt vijftig vensters: belangrijke personen, creaties en gebeurtenissen die samen laten zien hoe Nederland zich ontwikkeld heeft tot het land waarin we nu leven. Samen vormen zij de bron waaruit leerkrachten kunnen putten om de tien geschiedenistijdvakken te illustreren. Hoe? Daarover gaat deze Canonkaravaan! Canon in de klas Sinds 2010 staat de Canon van Nederland in de kern-doelen. Elke school staat dus voor de vraag: wat doen we met de Canon in ons - toch al zo drukke - lesprogramma? De Canonkaravaan is een nascholingsdag waarop deze vraag vanuit verschillende invalshoeken van een direct toepasbaar antwoord wordt voorzien. Met praktische tips die meteen in praktijk kunnen worden gebracht.
Het verleden is dichterbij dan je denkt
Onderwijsproject in Biezelinge en Kapelle Heemkundige Kring De Bevelanden heeft sinds 2009 een regionaal project waarbij enkele leden van de kring de hoogste groepen van de basisschool bezoeken. Het project omvat een gastles en een wandeling in de eigen omgeving.
Ook in de toekomst wil Heemkundige Kring De Bevelanden verder gaan met dit project. Omdat het project door een klein aantal vrijwilligers wordt uitgevoerd, kunnen per jaar slechts enkele scholen worden bezocht.
De Heemkundige Kring De Bevelanden heeft onder andere als doel het bevorderen en verspreiden van kennis over de geschiedenis, volkskunde, taalkunde en oudheden van Noord- en Zuid-Beveland en de bestudering van de levensomstandigheden, gewoonten en gebruiken van de mensen die dit gebied bewonen en bewoond hebben. Tot haar taak rekent ze ook het stimuleren van de belangstelling van jongeren voor het verleden van de eigen omgeving. Het onderwijsproject bestaat uit twee delen: 1. Een gastles van ongeveer een uur. Hierin wordt verteld over het ontstaan en de ontwikkeling van het betreffende dorp. Dit wordt (digitaal) geïllustreerd aan de hand van foto’s of kaartjes; 2. Ongeveer een week later is er vervolgens een wandeling van de groep(en) met een gids door het dorp (anderhalf tot twee uur). Daarbij kijken de leerlingen naar wat er nu nog zichtbaar is van het verleden en de ontwikkeling van het dorp. Dat kan aan de hand van landschapselementen, de kerk, een molen, voormalige winkels en bedrijven en dergelijke. De eerste basisscholen die met het project gewerkt hebben, waren in 2009 die van Wolphaartsdijk / Oud-Sabbinge, vervolgens in 2010 die van Nisse en dit jaar waren Biezelinge en Kapelle aan de beurt. Op alle deelnemende scholen kregen de gastdocenten enthousiaste reacties van leerlingen en leerkrachten. Iedere keer blijkt dat het niet altijd de ‘grote’ geschiedenis is die het meeste boeit. Juist de aandacht voor de eigen, bekende omgeving spreekt veel leerlingen aan. Zaken waar ze altijd achteloos aan voorbij liepen, blijken soms een interessant stukje tastbaar verleden.
Zeeuws Erfgoed
Trijnie Lepoeter tijdens de dorpswandeling in Biezelinge met de leerlingen van De Linge.
Gratis format voor wandeling Scholen die ook met hun leerlingen in de eigen regio een stads- of dorpswandeling willen houden, kunnen kijken op website www.scez.nl/projector > Omgevingsonderwijs - ‘Het verleden is dichterbij dan je denkt’ voor het aanbod in hun buurt. Het format voor deze wandeling kan kosteloos bij de SCEZ worden opgevraagd.
26 december 2011/03|04 • E
RFGOEDEDUCATIE
Erfgoed Allerlei PUBLICATIES SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Marty Bax, Ben Joppe, schilder van het onmogelijke ([Zierikzee]: Stichting Ben Joppe, 2011) 104 pag.; ill., foto’s. Retrospectief van de Zierikzeese schilder Ben Joppe (1915-2007). Joppe was een kunstenaar die veel heeft gereisd en in het buitenland verbleef. De hoofdstukken zijn dan ook chronologisch ingedeeld naar periodes in het buitenland in Nederlands-Indië, Bali, Maleisië, Japan, Italië, Canada en Frankrijk. Daarnaast was Joppe nog actief als secretaris van dirigent Bernard Haitink en werkte hij voor het platenlabel Phonogram in Japan. Uiteraard zijn in dit boek vele kleurenafdrukken van het werk van Joppe opgenomen. Jeanne van Bijlevelt, Het meisje in het mandje (mijn twintigste eeuw) ([S.l.]: Jeanne van Bijlevelt, 2011) 168 pag.; ill., foto’s. Autobiografisch levensverhaal van Jeanne van Bijlevelt (Zierikzee 1935), die na vijf jaar Voorburg en 55 jaar in Zeeland te hebben gewoond, naar Frankrijk verhuisde. Vandaar kijkt ze terug op een turbulent leven. Kees van Boven, Noord-Beveland en de Noord-Bevelanders (Wissenkerke: BPZW, 2011) 160 pag.; ill., foto’s, tek. Bevat een verzameling verhalen in dialect, gedichten, toneelstukken en historische stukken over de geschiedenis van Noord-Beveland en zijn bewoners. Hoewel het boekje op de gehele geschiedenis is afgestemd ligt de focus toch vooral op de Ramp en de twintigste-eeuwse geschiedenis. Richard Brooks, Graham Turner (ill.), Walcheren 1944. Storming Hitler´s island fortress (Oxford: Osprey, 2011) 96 pag.; ill., foto´s, krt., tek., ISBN 978-1-84908-237-2. Na een inleiding volgt een korte chronologische lijst van gebeurtenissen. Vervolgens komen drie korte hoofdstukken over de bevelvoerders, strijdkrachten en plannen aan geallieerde en Duitse zijde. Het grootste hoofdstuk wordt gevormd door de beschrijving van operatie Infatuate. Tevens is er aandacht voor het gebeurde na afloop van de operatie en voor wat er nog van het voormalige slagveld is te zien in het hedendaagse landschap. Het boek sluit af met een literatuurlijst, lijst van afkortingen en index. Bijzonder fraai geïllustreerd. Paul Brusse, Gevallen stad. Stedelijke netwerken en het platteland. Zeeland
1750-1850. Balans tussen stad en platteland 1 (Utrecht: Waanders/ Universiteit Utrecht, 2011) 247 pag.; tab., graf.; ISBN 978-90-400-7790-6. Eerste deel uit het desurbanisatie project. Brusse beziet de stedelijke ontwikkelingen in Zierikzee, Vlissingen en Middelburg in het vermelde tijdvak aan de hand van acht hoofdstukken over ontstedelijking, de stedelijke economie, migranten en belastingbetalers, de plattelandseconomie, stedelijke buitens en landerijen op het platteland, welvaart en elitevorming op het platteland en een synthese. Met summary, bijlagen, lijst van literatuur en archivalia, notenapparaat en namenregister. Paul Brusse and Wijnand W. Mijnhardt, Towards a new template for Dutch history. De-urbanization and the balance between city and countryside. Balance between city and countryside 4 (Utrecht: Waander/Universiteit Utrecht, 2011) 115 pag.; ill., krt., fig., tab. Brusse beziet Zeeland hierin vanuit een grotere context. Het eerste van drie hoofdstukken gaat over de achteruitgang van de stedelijke samenleving en de desurbanisatie in de vroegmoderne periode in Europa. Het tweede hoofdstuk behandelt Zeeland in deze periode. In het derde hoofdstuk wordt deze problematiek op Nederland toeggepast. Met bibliografie en notenapparaat. Carlo Buijsrogge en George Sponselee, Het hof te Zande met zijn kerkje te Kloosterzande in de loop der eeuwen (Kloosterzande: Carlo Buijsrogge, 2011) 95 pag.; ill., foto’s, krt., tek. Historische beschrijving van de enige in Zeeland overgebleven restanten van Cisterciënzer bouwkunst. Doorlopende tekst met bronnenopgave.
Jacques Cats, Bèl, bèl! Zeeuwse streekdrachten in een ander daglicht (Middelburg: Uitgave in eigen beheer, 2011) 155 pag.; ill., foto’s. Op geheel eigen wijze signaleert en registreert Cats ontwikkelingen en gebeurtenissen rond de Zeeuwse streekdrachten. Het resultaat is een bonte verzameling van ruim tachtig verhalen en berichten, de ene keer goed voor een glimlach, de andere keer voor een blik van verbazing.
Zeeuws Erfgoed
Het boek is rijkelijk geïllustreerd met foto’s en reclame-uitingen met (verwijzingen naar) de Zeeuwse streekdracht als blikvanger. Tijdens de totstandkoming van de publicatie voorzag de SCEZ de schrijver van adviezen.
muntvondst, maar ook op de geschiedenis van Serooskerke zelf en de reden waarom de schat er mogelijk begraven is, de veiling van de munten en wat de gemeente met de opbrengst bewerkstelligd heeft.
J. Claeys, N.L. Jaspers en S. Ostkamp, [et.al.], Vier eeuwen leven en sterven aan de Dokkershaven in Vlissingen. Een archeologische opgraving van een postmiddeleeuwse stadswijk in het Scheldekwartier in Vlissingen. ADC monografie 9 (ADC: Archeo Projecten, 2010) 728 pag.; ill., foto’s, krt., tek., tab.; ISBN. Archeologisch rapport over de Dokhaven in Vlissingen waarbij de gevonden voorwerpen vanuit een archeologische en historische invalshoek worden belicht. Bevat tien bijlagen, literatuurlijst, lijst van afbeeldingen, tabellen een CD en een losse kaartbijlage.
Dulu di wijk =[Vroeger in de wijk]. 50 jaar verhalen uit de Molukse wijk (Oost-Souburg: Stichting Mae-Uku, 2011) 108 pag.; ill., foto’s. Verzameling van verhalen en foto’s van vijftig jaar geschiedenis van de Molukse gemeenschap in de Oost-Souburgse wijk.
Jeanine Dekker, Onderdanig en opstandig. Desurbanisatie en de politieke verhoudingen op het platteland in Zeeland 1750-1850. Balans tussen stad en platteland 2 (Utrecht: Waanders/Universiteit Utrecht, 2011) 224 pag.; tab., graf.; ISBN 978-90400-7796-8. Wat gebeurde er met het politieke bewustzijn van de plattelandsbevolking toen het goed ging in de landbouw en de steden in verval raakten? Dekker besteedt aandacht aan deze vraag in drie grote hoofdstukken: politieke macht als stedelijk belang: de ambachtsheren, politieke macht en collectief belang: de lokale besturen op het platteland en de politieke ideeënwereld op het platteland. Tot slot is er een synthese, een summary, een lijst met bijlagen, afkortingen, gebruikt bronnenmateriaal, notenapparaat en een register op persoons- en geografische namen. Arjan van Dixhoorn, Lustige geesten. Rederijkers in de Noordelijke Nederlanden (1480-1650) (Amsterdam: University Press, 2009) 441 pag.; ill., tab., graf., krt.; ISBN 978-90-8964104-5. Eén van de eerste hernieuwde aanzetten tot onderzoek naar de rederijkerscultuur in de Nederlanden en Zeeland. In elf hoofdstukken worden de volgende zaken behandeld: onderzoek naar rederijkers, literaire netwerksamenleving, organisatieprincipe, de kamerbroeders, scholen van retorica, meesters en scholieren, feesten en publieksschrijvers, strijd om het publieke domein, festivals en prijsschrijvers, publicisten en geleerden en welsprekendheid. Met bijlagen, lijst van afkortingen, eindnoten, bibliografie en drie indexen. Frans van den Driest, De goudschat van Serooskerke. Het verhaal achter de grote goudvondst in 1966 (Serooskerke: Dorpsraad Serooskerke/Kunst- en Cultuurroute, 2011) 46 pag.; ill., krt., tek., foto’s, In het boekje wordt ingegaan op de geschiedenis van de
27 december 2011/03|04 • E
RFGOED
ALLERLEIN
Eric Hageman en Toon Franken, Hop en gerst veredeld. De geschiedenis van bier in en rond Middelburg 18002000. Over bierbrouwerijen, bierhandel en biercultuur (Middelburg: Stichting Bier in Zeeland/ Zeeuws Archief, 2011) 188 pag.; ill., krt., tek., foto’s; ISBN 978-90-817638-06. Het boek bestaat uit een deel A en B van ieder drie hoofdstukken. Deel A omvat een inleiding en hoofdstukken over de biercultuur en –wetgeving in de perioden 1800-1870, 1870-1917 en 1917 en later. Deel B gaat in op de drie Middelburgse brouwerijen de Moriaan, de Lelie en de Vijfhoek, en geeft een overzicht van brouwerijen die zich manifesteerden op de Middelburgse biermarkt in de periode 1870-1917 en de periode na 1917. Een epiloog behandelt de nieuwe biercultuur. Bevat een overzicht van bierhandelaren van 1870-1917, lijst met geraadpleegde literatuur, illustratieverantwoording en eindnoten. Kor van der Have, Zonnemaire. Oe leefden die in de Jaeren Dèrteg en Feerteg van de Twintegste Eêuw? Antekenienhen uut de buurtschap Diek’uusje heléhe in de Heméénte Zonnemaire en ’t ouwe Bommenêê (Koudekerke: L.K. van der Have, 2011) 180 pag.; ill., foto’s, krt., tek.; ISBN 978-90-85-70283-2. In dialect geschreven boek over Zonnemaire in de jaren dertig en veertig waarin de auteur, afkomstig van een landarbeidersgezin, terugblikt op zijn kindertijd, dorpsleven, school, speeltijd, winkeliers, muziek, voetbalvereniging, kerken en de Tweede Wereldoorlog. Het manuscript werd al in 2001 voltooid, maar het boek werd pas in 2009 voor het eerst uitgegeven. Ada van Hoof, Het niet vertelde verhaal van 44 (Westkapelle: Polderhuis dijk- en Oorlogmuseum, 2011) 167 pag.; ill., foto’s, krt., 978-90-79210-008. In dit boek zijn de persoonlijke herinneringen van bewoners, bevrijders en bezetters opgetekend aan de bevrijding van Westkapelle in oktober/november 1944; velen hiervan vielen in week 44 en niet minder dan 44 kinderen en 44 mensen van ouder dan 60 jaar kwamen om, terwijl in molen de Roos ook nog eens 44 slachtoffers vielen. De informatie in het boek is voor een belangrijk deel ontleend aan het project Memories to Share.
R.H.M. van Immerseel met medew. van A.M.M. van Haperen, “Dat de Overduinsche bloemhof bloei” De geschiedenis van de buitenplaats Overduin te Oostkapelle ([S.l.]: Stichting In Arcadië, 2011) 96 pag.; ill., foto’s, krt., tek. Van Immerseel, zelf werkzaam bij de uitgever van het boek, beschrijft de geschiedenis van het buiten in vijf hoofdstukken: een inleiding, het eerste hoofdstuk over de bouwgeschiedenis van boerderij, huis Overduin en buitenplaats, de eigenaren en bewoners, tuin en park en het Oranjebos. In een bijlage zijn de eigenaren en bewoners opgenomen en verder is er een literatuurlijst en een lijst met eindnoten. De kleine historische elementen in Zeeland. Een gids voor instandhouding en herstel (Goes: Stichting Landschapsbeheer Zeeland, 2011) bevat 25 katernen in 1 ringband; ill., foto’s, tek., krt. In de katernen komen alle afzonderlijke historische elementen uit de Zeeuwse architectuur aan bod: van metselverband en stenen tot metselwerk, voegen, dakvormen, kapconstructies, dakpannen, ramen, deuren, luiken, potdekselwerk, hang- en sluitwerk, hekken, hout, zink en lood, kleur en verf tot corrosie. Handige gids voor een verkennend onderzoek bij restauratie van een monumentaal pand. A.P. de Klerk, Wegbeplanting in de Tuin van Zeeland. Aspecten van het ontstaan en het vroegere beheer van de wegbeplanting op Walcheren (Middelburg: Waterschap Scheldestromen i.s.m. SCEZ en Stichting Tuin van Zeeland) 48 pag.; foto’s; ISBN 978-90-817293-1-4. Toen in 1998 het waterschap Zeeuwse Eilanden met een plan kwam om de wegbeplanting om te vormen en op Walcheren de Stichting Tuin van Zeeland daartegen te hoop liep, kwam bij Aad de Klerk de vraag op: hoe werd er vroeger met de wegbeplanting op Walcheren omgegaan? En waar bestond die beplanting uit? Dit boekje geeft daarop nu het antwoord; na grondig onderzoek in het archief van het voormalige waterschap Walcheren, en met veel afbeeldingen van de vroegere en recente situatie. Jan J.B. Kuipers m.m.v. Goffe Jensma en Oebele Vries, Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuws verleden (Zutphen: Walburg Pers) 192 pag.; geb., ill., fulcolour,; ISBN 978.90.5730.776.8. De canon, aldus Piet de Rooy, een van de initiatiefnemers van de historische canon van Nederland, heeft zich ontwikkeld tot een nieuw historisch genre. Nederland in de middeleeuwen, een nieuwe aanwinst in dit genre, bevat geen onwrikbare ijkpunten, maar presenteert onze middeleeuwse geschiedenis voor een breed publiek.
Bij de keuze van de vijftig vensters speelden zowel de traditie als nieuwe inzichten een rol. De lezer vindt overbekende feiten als de moord op Floris V, maar verneemt ook over plattelandsleven, ridderideaal, kloosterwezen, overzeese handel, klimaatontwikkeling, ketters en bonte volkscultuur. Het graafschap Holland en Zeeland wordt ruim behandeld. Andere voor Zeeland belangrijke onderwerpen als stormvloeden, ontginningsgeschiedenis, Noormannen en Jacoba van Beieren komen ook aan bod. Gerard Lepoeter (et al.), ‘Allemaal Zorro’s op het dorp!’ Het SintSebastiaans- of Handbooggilde te Kloetinge (Goes: De Koperen Tuin, 2011) 124 pag.; ill., foto’s; ISBN 97890-7681531-2. Woord vooraf door de ambachtsvrouwe van Kloetinge, waarna het boek in twee delen te splitsen valt; de geschiedenis van het handbooggilde geschreven door Gerard Lepoeter (met bronnenlijst) en de bijlagen met een overzicht van de ingetreden gildebroeders vanaf 1784, de samenstelling van het gilde in 1714 en de aanschaf van rouwmantels of pellen. Het grootste deel van het boek wordt ingeruimd voor interviews met alle gildebroeders anno 2011 door Marloes Matthijssen. Liefs van Annie. De mooiste brieven van Annie M.G. Schmidt, ingeleid door Annejet van der Zijl (Amsterdam: Querido, 2011) 368 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-21-43958-7. Bundeling van brieven van Annie M.G. Schmidt die zij schreef aan haar moeder, haar geliefde, haar zoon en haar vriendinnen. Het boek is chronologisch opgebouwd, en ingedeeld naar alle plaatsen (Kapelle, Schiedam, Amsterdam, Vlissingen, Amsterdam, Berkel en Rodenrijs, Le Rouret) waar Schmidt gewoond heeft. Arno Neele, De ontdekking van het Zeeuwse platteland. Culturele verhoudingen tussen stad en platteland in Zeeland 1750-1850. Balans tussen stad en platteland 3 (Utrecht: Waanders/Universiteit Utrecht, 2011) 224 pag.; tab., graf.; ISBN 978-90400-7797-5. Dit deel van de desurbanisatie reeks is een proefschrift. Neele schetst de culturele verhoudingen op het platteland aan de hand van vijf hoofdstukken: de problematisering van het platteland in het Nederlandse Verlichtingsdenken, de beschaving op het platteland: participatie en verzet, het ontstaan van een zelfbewuste plattelandscultuur, het opheffen van de periferie: soevereiniteit, re-urbanisatie en landbouwbevordering en het cultiveren van de periferie: de Zeeuw wordt boer. Bevat een synthese, summary, bijlagen, lijst met bronnen, afkortingen, literatuur en notenapparaat en register.
Zeeuws Erfgoed
Corstiaan Prince, De RAF tijdens de slag om de Schelde, september-november 1944 (Krabbendijke: Stichting Wings to Victory, 2011) 71 pag., ill., foto’s, ; ISBN 978-90-816580-2-0. Gaat in op de vraag hoe belangrijk de tactische luchtsteun was voor het succes van de grondtroepen tijdens operatie Infatuate. De schrijver analyseert hierbij langs chronologische weg het verloop van de gebeurtenissen. Gerard Smallegange, Tuin van mijn verhalen (Goes: Koperen Tuin, 2011) [153] pag.; ill., foto’s; ISBN 978-9076815-30-5. De auteur beschrijft chronologisch een jaar lang werken, plukken en oogsten in zijn eigen tuin in het Zuid-Bevelandse Nisse. Bert Stulp, Verdwenen dorpen in Nederland. Deel 5: Zeeland (Alkmaar: Falstaff Media, 2011) 330 pag.; ill., tek.; ISBN 978-94-6129045-8. Stulp schreef een vijfdelige reeks over verdwenen dorpen in Nederland, en Zeeland is de enige provincie met een boek geheel gewijd aan haar verdwenen dorpen. Bevat tien hoofdstukken waarin telkens een eiland of deel van de provincie wordt besproken waarin vele dorpen in de loop van de tijd zijn verdwenen. Het eerste hoofdstuk is een introductie en het derde hoofdstuk een overzicht van stormvloeden in Nederland. De verdwenen dorpen van Schouwen-Duiveland worden zelfs besproken in twee hoofdstukken: voor en na de Ramp. Met literatuuropgave en register. Martin van Thiel (fotografie), Jorien Brugmans en Jan J.B. Kuipers (poëzie en proza), Golven. Walcheren in woord en beeld (Utrecht: Uitgeverij Dichterbij, 2011) 96 pag.; ill., foto’s; ISBN 97890-79003-08-2. Fotoboek met als thematiek het water, de zee, Westerschelde, duin/dijk en land. Elk thema is voorzien van een of meerdere gedichten. Francisca van Vloten, met bijdragen van André Groeneveld en Renée Smithuis, Nieuw licht! Jan Toorop en de Domburgsche tentoonstellingen 19111921 (Deventer: De Factory, 2011) 232 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 97890-811727-4-5. Het boek is onderverdeeld in vier grote hoofdstukken: Domburg de bakermat van het Nederlandse luminisme; Katwijk, een kunstenaarsdorp met een lange traditie; Jan Toorop en de Domburgse tentoonstellingen; en Jan Toorop en zijn relatie tot Bergen en de Bergense school. Vervolgens volgen de catalogi van de tentoonstellingen in Katwijk, Domburg en Bergen en lijsten met deelnemers in Domburg, literatuurverantwoording en fotoverantwoording, personenregister en colofon.
28 december 2011/03|04 • E
RFGOED
ALLERLEIN
• Tijdschriften Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (2010) 1-160. Vier grote artikelen in dit jaarboek. Caroline van Santen opent met ‘Een Zeeuwse rancher in Canada’, over Meinard Jacob Iman Sprenger en de collectie van de zwartvoet indianen die deze Middelburger het KZGW naliet. Wim Dirksen beschouwt ‘de Opstand en de weg naar Zeeuwse gewestelijke financiën (1572-circa 1580)’ en Johan Francke en Katie Heyning schreven een dubbelartikel over leven en werk en de kunstcollectie van de Middelburgse burgemeester, koopman-reder en kunstverzamelaar Jean Walleran Sandra (1661-1712). Nehalennia. Archeologie, cultuurhistorie, streektaal en volkscultuur van Zeeland en Goeree-Overflakkee afl. 172, zomer 2011, bevat een groot artikel ‘’Dream and determination’ in Oostburg, Wisconsin’ van Arco Willeboordse. Ko de Jonge schrijft over Australische sporen van de ondergang van ‘De Zuytdorp’ (1712); Veronique De Tier behandelt ‘Nog meer uit de ‘Lijst van Woorden, die gebruikt worden op het eiland Schouwen, in den omtrek van het dorp Serooskerke’’ (eind negentiende eeuw). Afl. 173, najaar 2011, heeft als thema ‘Sport in Zeeland’ met bijdragen van Nico van Horn (‘Bronnen voor Zeeuwse sportgeschiedenis’), PZC-redacteur Rudy Boogert (over de ontwikkeling van de Zeeuwse sportjournalistiek) en Veronique De Tier & Johan Taeldeman (Vlaamse en Zeeuwse namen voor de fiets en zijn onderdelen). Zeeland 20/3 (2011) 81-120. In dit nummer drie artikelen. J.P. Zwemer schreef een eerste artikel uit een driedelige reeks over huwelijk en sociaal-economische omstandigheden op de Zeeuwse eilanden in de halve eeuw voor 1880, J.K. Vrijling bespreekt de voordracht die op 20 november 2010 werd gehouden op het symposium ‘Zeeland en zeewater’, aangaande het advies van de nieuwe Deltacommissie. Roosanne Goudbeek verhaalt over het verloop van een reis door Zeeland gemaakt door Louise de Coligny in 1594. Verder de rubrieken aanwinsten en de boekrecensies. Zeeuws Tijdschrift 61/ 5/8 (2011) 1-74. Dit nummer van Zeeuws Tijdschrift is vooral gewijd aan het tienjarig bestaan van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ). De grotere bijdragen in deze uitgave zijn een interview met SCEZ-iconen Wim Scholten en Leo Adriaanse; Jan Kolen bespreekt de waarde en toekomst van het Zeeuwse cultuurlandschap; Jan van de Voorde bespreekt de stand van zaken met betrekking tot restauratieobjecten in
de provincie; en Roosanne Goudbeek legt uit wat het belang is van de opname van het archief van de Middelburgsche Commercie Compagnie op de Werelderfgoedlijst. Verder zijn er kleinere bijdragen met boekrecensies, over dialect, beiaardiers en literaire uitstapjes van onder anderen Mario Molegraaf en André van der Veeke.
• Heem- en oudheidkundige bladen Schouwen-Duiveland Stad en Lande, Historische bijdragen en mededelingen van de Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland (juli 2011), besteedt aandacht aan Job Baster, bekend medicus in de achttiende eeuw te Zierikzee. De Rotaryclub Zierikzee organiseerde een herdenking ter gelegenheid van de driehonderdste geboortedag van Baster en H. Uil schrijft een biografie en vertelt over de vele verdiensten van deze beroemde stadgenoot. S. den Haan geeft de geschiedenis van de herberg in Schuddebeurs in de negentiende eeuw, uitgaande van een boekje uit 1821 van een schoolmeester, Pieter Nicolaas Muyt. De auteur laat zien dat de uitspanning twee eeuwen later nog steeds in trek is. R. van Langeraad beschrijft de uitzet van een Schouwse bruidegom aan het begin van de twintigste eeuw. Tholen De Nieuwsbrief van de Heemkundekring Stad en Lande van Tholen (augustus 2011) gaat over de benoeming van een nieuwe voorzitter, de jaarlijkse excursie, de Open Monumentendag, een bezoek aan de hervormde kerk in Oud-Vossemeer, de collectie van de fotowerkgroep en een lezing over boerderijen door G. Smallegange. Walcheren Het hoofdartikel in De Wete gedaan aan de leden van de Heemkundige Kring Walcheren (juli 2011) is van I. VogelWessels Boer: ‘Kinderzorgkinderen. De eerste twintig jaar van de Vereeniging Kinderzorg te Middelburg’. Het is het tweede deel van een serie artikelen over J. van Drunen, van 1910 tot 1926 verbonden aan De Casembrootschool aan de Zuidsingel in Middelburg. Veel van de kinderen van de Vereeniging Kinderzorg bezochten deze hervormde school. De auteur beschrijft de oprichting van de vereniging, de huisvesting, de financiën en de pupillen en het personeel. De teksten van de vier lezingen in het kader van ‘Walcheren 2025’ zijn opgenomen in dit nummer van De Wete. De lezingen zijn gehouden door H.J. van Koeveringen, directeur Roompot Recreatie Beheer B.V. (recreatie), C.J. Colijn, directeur Ruimte, Milieu en Water van de Provincie
Zeeland (wonen, werken en verkeer), Ch. Jacobusse, hoofd ecologie stichting Het Zeeuwse Landschap (natuur), en J. Kodde Azn, landbouwer in Arnemuiden (landbouw). De teksten van de lezingen zijn afgesloten met een nabeschouwing door L. Faasse. L. Hollestelle laat de lezers kennismaken met zeven trouwe auteurs van De Wete: F. van den Driest, T. Franken, J. Kaljouw, J. Midavaine, J. Braat, M. van den Broeke en J. Simons. Zij verdienen applaus zowel van de lezers als van de redactie, maar volgens de auteurs zelf verdient eindredacteur L. Hollestelle het grootste applaus. In De Wete van oktober 2011 vinden we het derde deel van de Van Drunenartikelen. In dit deel beschrijft L. van der Vliet de tijd van de Eerste Wereldoorlog, een moeilijke tijd voor Middelburg en de bewoners. Aan de hand van de geschreven herinneringen van Van Drunen vertelt de auteur over die moeilijke periode. L. Hollestelle schrijft over smid en schrijver Hendrik Sturm uit Serooskerke, naar aanleiding van een artikel in De Spiegel uit 1956. Er is ook een verhaaltje opgenomen met de titel ‘De nieuwe burgemeester’, dat Hendrik heeft geschreven. M. van den Broeke licht ons in over ongenode gasten in de buitenplaats Huis ten Duine in de Manteling bij Oostkapelle. Het ‘Vadertje’ van F. van den Driest gaat over een briefje dat door molenaars getoond moest kunnen worden als bewijs dat ze hun maalbelasting betaald hadden. In 1574 hadden de Staten van Zeeland besloten belasting te heffen op verschillende zaken, om van de opbrengst de Tachtigjarige Oorlog te kunnen financieren. Na de vrede in 1648 werden de belastingen niet ingetrokken. In Den Spiegel, tijdschrift van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen (juli 2011), lezen we over de gesprekken van de vertrekkende gemeentearchivaris Adri Meerman met het redactielid A. Verdonk-Rodenhuis. Na bijna 46 jaar gaat de archivaris met welverdiend pensioen; hij wordt opgevolgd door Ad Tramper. Het afscheid van Meerman is gevierd met een minisymposium en aansluitend een afscheidsreceptie. J. den Exter beschrijft een stukje geschiedenis van Vlissingen uit de jaren dertig van de twintigste eeuw - tijdens het Franco-tijdperk - in: ‘Het Spaanse Goud in Vlissingen. Met de tapissière naar de sequester’. Het gaat over het S.S. Thorpehall, in 1936 gecharterd door de Baskische regering om de belegerde stad Bilbao van voedsel te voorzien. Het schip is in 1938 gezonken buiten Valencia na een bombardement door Spaanse Nationalistische vliegtuigen. Het schip werd opgebracht naar Vlissingen, waarna een juridische strijd volgt over
de kostbaarheden aan boord. Na veel gekrakeel wordt alles in een kluis van de bank van de Nederlandsche Handel Maatschappij opgeslagen en na enkele jaren aan de rechtmatige eigenaars teruggegeven. R. Paesie verschaft nieuwe inzichten over het leven van Abraham Crijnsens, een bekende kapitein-commandeur die in 1667 Suriname veroverde op de Engelsen. ‘Een modern droogdok voor een moderne haven’ is een artikel van P. van Druenen, die hiermee het dokje van Perry in internationaal perspectief zet. Het dokje staat bekend als het oudste droogdok van Nederland. Arneklanken, kwartaalblad van de Historische Vereniging Arnemuiden (2011, 2), is volgens de eindredacteur een kleine ‘museumspecial’, omdat er drie unieke zaken uit het Arnemuidse museum in gepresenteerd worden. Het gaat om een collectie nooit eerder vertoonde foto’s van de visserij in Veere en Arnemuiden uit 1955-1960 van jhr. W.L. den Beer Poortugael, twee beiaardklokken uit het vroegere carillon van 1556 tot 1583 en een unieke serie Spaans-Moorse vloertegels. Over de beiaardklokken vertelt L. Schouls en over de vloertegels - misschien de belangrijkste vondst in Nederland van dit materiaal tot nu toe - horen we alle bijzonderheden van R. Rijken. L. van Belzen vervolgt de genealogie van zijn familie en J. Simons schrijft over de oud-secretaris van Arnemuiden, Pieter Cannoije. In het derde nummer van Arneklanken in 2011 wordt de genealogie van Van Belzen vervolgd. P.J. Feij bespreekt de gevolgen voor Arnemuiden nadat ons land een deel van het keizerrijk van Napoleon is geworden. De nationale dienstplicht was een flinke tegenvaller, er waren veel werklozen en de armoede was groot. Er waren ook positieve ontwikkelingen, zoals een betere registratie van geboorten, huwelijken en sterfgevallen. Len F.W. de Klerk beschrijft het leven en werk van Lein de Klerk en zijn vrouw Elisabeth Nederhand. Hij werd spoorwegwerker in Arnemuiden en zijn vrouw overwegwachteres. ‘Arnemuiden in de jaren 1894, 1895 en 1896’ is van de hand van J. Adriaanse, en L.C. Schouls bespreekt een schenking aan het museum: een aflevering van het tijdschrift Het Leven Geïllustreerd van 26 juli 1924, waarin een scheepsramp van 18 juli 1924 wordt vermeld waarbij vijf Arnemuidse vissers omkwamen. In Het Polderhuis Blad (zomer 2011) veel aandacht voor een expositie van schilderijen en tekeningen die deze zomer te zien was van Rob Meijer, vader van de overleden vormgeefster van het museum; het werk heeft te maken met zijn veelbewogen leven. In 2011 staan levenslooprituelen centraal. Mevrouw E. Flipse-Minderhoud uit Westkapelle vertelt hoe zij als kind elk jaar eind december bij de lokale
Zeeuws Erfgoed
ambachtsmensen de rekeningen op moest halen voor een oom die paarden en koeien had. De volgende dag moest ze de rekeningen gaan betalen. Volwassenen kregen soms een sigaar, kinderen een snoepje. Het was een algemeen gebruik in Westkapelle. Er is een nieuw boek van het Polderhuis verschenen over de periode van week 40 tot en met 44 in 1944. In deze aflevering van het tijdschrift lezen we een aantal fragmenten uit het boek. De Bevelanden Het eerste artikel in De Spuije, het tijdschrift van de Heemkundige Kring De Bevelanden en de vereniging Vrienden van het Historisch Museum De Bevelanden, is van J. Kloosterman. Zij beschrijft het leven en werk van de huisarts Willem Hendrik Klos in Nisse. De auto van de arts, van het Nederlandse merk Eysink, krijgt veel aandacht in het verhaal. De auto is jarenlang in het bezit geweest van de familie Louisse, maar werd in 1976 bij de verkoop van hun garagebedrijf ondergebracht in een stichting die de Eysink in bruikleen gaf aan het Autotron in Drunen. In een volgend artikel laat J. Adriaanse ons rondkijken in Goes in het jaar 1711. Veel verschillende onderwerpen komen aan de orde, zoals het functioneren van de kerken en het stadsbestuur, de openbare orde, de schutterijen en de zorg en het onderwijs. K. Sluijter bespreekt een schilderij uit de collectie van het museum, en B. Chamuleau daalt met de lezers af naar de bodem van Oost-Zuid-Beveland, en vertelt over zaken die bij graafwerkzaamheden aan het licht gekomen zijn. Er volgen nog artikelen over het ‘Parlevinkerspad Hansweert’, de ‘Onthulling van het monument bij de Postbrug’, ‘Herstelde travalje in ’s-Heer Arendskerke’, een ‘Lezing over de Sailing Letters door Erik van der Doe’ en een ‘Aanvulling crash bij Nieuwdorp’. Zeeuws-Vlaanderen Het eerste artikel in de Nieuwsbrief van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (september 2011) is van K. Stoffels: ‘De Citadel van Antwerpen’. De Citadel was het laatste steunpunt van koning Willem I aan het einde van de Belgische opstand. De informatie over de belegering van de Citadel is grotendeels gebaseerd op een artikel van P. Lombaerde in het tijdschrift ‘Vesting’. ‘Het leven op een klein boerderijtje op ’t naaikussen’ is geschreven door J.L. Platteeuw. Met ‘het naaikussen’ werd het gehucht Driewegen bedoeld en het beschreven boerderijtje is gebouwd in 1885 en was het bezit van Christiaan ’t Gilde. In 1976 werd het onteigend in verband met uitbreiding van de industrie van Terneuzen. P.W. Stuij schreef ‘De Hoekse en de Neuzense twisten’. In 1816 ontstond door bedijking een
29 december 2011/03|04 • E
RFGOED
ALLERLEIN
gebiedsuitbreiding, gelegen voor de grensscheiding van de gemeenten Hoek en Terneuzen. De nieuwe polder moest verdeeld worden, wat onenigheid opriep. De gemeenten konden zelf de moeilijkheden niet oplossen, zodat er een beslissing werd genomen door de Kroon. Tot de herindeling van ZeeuwsVlaanderen in 1970 bleef de toen vastgelegde grens bestaan. Van 3 tot en met 20 september 1944, de laatste dagen voor de bevrijding van ZeeuwsVlaanderen, heeft Izaak Dierx een dagboek bijgehouden, nu opgenomen in deze Nieuwsbrief. In Tijdschrift, het bulletin van de Heemkundige Kring West-Zeeuws-
Vlaanderen (2011, 3), schrijft N.M.P. Peterse het verslag van de onthulling in 2011 van het herdenkingsmonument 1940-1945 in Oostburg. Het monument is ontworpen door de kunstenaar Ton Koops uit IJzendijke, die uitgegaan lijkt te zijn van de beelden van de verwoestingen in de oorlog, en vooral van de triestige aanblik van de ingezakte watertoren. J. Poissonnier biedt het artikel aan: ‘Nazaten van Isaac Benteijn (1738-1799), landbouwer op Scherpbier’. De ware geschiedenis van de familie Benteijn blijkt anders verlopen te zijn dan door de musicus Cor Schijve beschreven is in het ‘Kezands spel’ Jaontje, maar beide histories geven de dramatiek
van het leven weer. Van L. van Driel is het verhaal over Jacobus Rosseel, een markante figuur in Aardenburg, geboren in de Isabellapolder in 1895. Na de uitgebreide biografie volgt de tekst van de herinneringen van Jacobus Rosseel zelf, vanaf 1 mei 1901. Voor het tweede deel van ‘Van veemeester tot dierenarts’ door I. van Damme, is de auteur in de verschillende kranten uit de negentiende eeuw gaan snuffelen om er achter te komen hoe in West-ZeeuwsVlaanderen de verhouding was tussen afgestudeerde veeartsen en boeren, maar ook de paraveterinairen worden in haar onderzoek betrokken. R. Willemsen schrijft het derde en laat-
ste deel over ‘De handel en wandel van meneer Carpreau’. Carpreaus functioneren als deurwaarder en plaatselijk kerkbestuurder hebben we in eerdere artikelen al kunnen lezen, nu gaat het voornamelijk over de manier van verkoop van landbouwproducten en zijn sociale houding. Behalve over de hoofdpersoon gaat het stuk over het dagelijkse leven rondom IJzendijke in de negentiende eeuw. De straatnamen die A.R. Bauwens in dit nummer onder de loep neemt zijn de Schorerweg, de mr. Willem Schorerstraat en Schorersgraf. De beide straten en het graf liggen in de driehoek Hoofdplaat-BiervlietIJzendijke.
Het plioceen-avontuur van Evert van Ginkel
Kennismaking met de Meester van der Heijdengroeve Een eervolle uitnodiging “In 2010 gaf ik een korte lezing te Middelburg over Zeeuws erfgoed en archeologie. Omdat ik bij die gelegenheid het publiek aan het lachen had weten te krijgen, had een collega mijn naam genoemd toen er werd gezocht naar een onderhoudende rondleider bij de opening van de Meester van der Heijdengroeve in NieuwNamen. Wilde ik daar iets komen vertellen over de archeologie en geologie van dit monument? Ik geef in zulke gevallen automatisch mijn jawoord en ga dan pas kijken, wat er te vertellen valt. Noch van Nieuw-Namen, noch van de groeve in het bijzonder had ik ooit gehoord. Het oudste strand van Zeeland Ten onrechte, zo bleek al snel. De groeve, las ik, is de enige plaats in Nederland waar te zien is hoe een strand uit het plioceen direct grenst aan pleistoceen dekzand. Dat zei me al iets meer. Het plioceen is de voorlaatste geologische periode, het tijdvak direct vóórdat de ijstijden hun invloed deden gelden. Wikipedia dateert het plioceen opvallend nauwkeurig, van 5,332 tot 2,588 miljoen jaar geleden. Het was er warmer dan nu (en zeker dan in de ijstijden) maar koeler ten opzichte van de voorgaande tijdvakken. Nederland lag onder water, op wat kustzones na die nu onze zuidelijke een oostelijke grensregio’s vormen. Het enige nog zichtbare stukje van die kust van miljoenen jaren terug - ‘het oudste strand van Zeeland’ - is te zien in de Nieuw-Namense groeve. De groeve zelf is een kijkgaatje in een enorme pliocene zandbank, de Kauter, die de geschiedenis en het karakter van de omgeving bepaalt. Op verkenning De door de Provincie Zeeland toegestuurde informatie en het Wikipedialemma waren nuttig als introductie, maar voor een rondleiding voor een volkomen vreemd publiek over een volkomen nieuw onderwerp was meer voorbereiding nodig. Ik reisde af naar Middelburg, waar Hans Jongepier van de SCEZ me in twintig
minuten bijpraatte over wat ik in Nieuw-Namen kon verwachten. Hij liet me ook de vondsten zien uit steen-, brons- en ijzertijd die ter plekke waren gedaan, waardoor ik ook het archeologische deel van mijn verhaal kon invullen. “Dat is allemaal gevonden door Richard Bleijenberg, de beheerder”, zei Hans; “die zul je toch zeker ook wel ontmoeten”. Die ontmoeting vond nog dezelfde middag plaats, in Richards woning, vlak om de hoek bij de groeve. Een gedreven man, die heeft gelééfd voor de groeve en wie het duidelijk aan het hart ging, dat hij na ruim een kwart eeuw rondleidingen te hebben gegeven, afstand moest nemen.
en tenslotte groot onderhoud in de tunnels rond Antwerpen, waardoor ik ruimschoots te laat in de groeve arriveerde. De feestelijkheden waren toen al in volle gang en het leek me niet opportuun, alsnog het woord te vragen. Voor wie die dag naar me had willen luisteren: u moet het doen met dit artikeltje, en ieder ander mag ik van harte aanraden op een mooie dag naar de Meester van der Heijdengroeve af te reizen. De natuur én de ontwerpers van Staatsbosbeheer hebben samen gezorgd voor een uniek monument, dat inhoudelijk de moeite waard is om te leren kennen en een bijzondere ruimtelijke belevenis vormt.”
Aan de rand van de groeve Op grond van wat Hans Jongepier me had verteld, wist ik wel ongeveer wat ik kon verwachten. Waar ik niet op had gerekend, was de inrichting die Staatsbosbeheer in de groeve had gerealiseerd en die bijna klaar was: het ruime, houten looppad dat boven de miljoenen jaren oude zandvlakte kronkelde. Daarnaast was het profiel zichtbaar dat me door Hans was uitgelegd: de verkitte lagen plioceen zand, met daarboven het opvallende rode ‘rostzand’ dat aan het eind van het pleistoceen (meer in het bijzonder: het einde van de laatste ijstijd, enkele tienduizenden jaren geleden) over het fossiele strand was gewaaid. Ook op een niet-geoloog (ik heb de klok wel horen luiden...) maakte het geheel een diepe indruk. Richard Bleijenberg testte ter plaatse mijn kennis, leek redelijk tevreden en zegde toe om op het moment suprême geen kritische opmerkingen te maken tenminste: niet op heel luide toon. Ontluisterend einde Dat moment, hoe zorgvuldig ik het ook had voorbereid, kwam nooit. Op 1 juni kreeg ik te maken met een zelden voorkomende combinatie van een stukgetrokken bovenleiding bij Roosendaal, een defecte auto van de collega die me in Bergen op Zoom kwam oppikken,
Zeeuws Erfgoed
30 december 2011/03|04 • E
RFGOED
Vrijwilliger Richard Bleijenberg in de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen. Evert van Ginkel, archeoloog en eigenaar van presentatiebureau TGV teksten en presentatie
ALLERLEI
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 10 nr. 3|4 • december 2011
Zeeuws Erfgoed is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Deze nieuwsbrief informeert over archeologie, cultuurhistorie, erfgoededucatie, monumenten, musea en streektalen in Zeeland. Zeeuws Erfgoed wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Abonnementen en adreswijzigingen alleen schriftelijk via postbus 49 o.v.v. Zeeuws Erfgoed.
Meegezonden - Zeeuws Archief Nieuws nr. 52 Aan dit nummer droegen bij • ARCHEOLOGIE Guus Besuijen, Robert van Dierendonck, Henk Hendrikse, Hans Jongepier, Marcel de Koning, Jan Kuipers, J.P. Puype en Ilona van der Weide-Haas • CULTUURHISTORIE Marinus van Dintel en Aad de Klerk • ERFGOEDEDUCATIE Josien Pootjes • MONUMENTEN Robert van Dierendonck, Marinus van Dintel, Wim Jakobsen, David Koren, Gerard Ottevanger, Wim Scholten en Jan van Zon • MUSEA Leo Adriaanse, Jeanine Dekker, Marloes Matthijssen en Josien Pootjes • STREEKTALEN Veronique De Tier • MONUMENTAAL David Koren • ALGEMEEN Leo Adriaanse, Saskia Buitenkamp en Wim Scholten • ALLERLEI Johan Francke en Truus Trimpe Burger-Mekking en Evert van Ginkel
redactie Marinus van Dintel, Aad de Klerk, Jan Kuipers, Veronique De Tier, Tony Veenstra en Janneke de Wit eindredactie Saskia Buitenkamp, Aad de Klerk en Jan Kuipers foto’s Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, tenzij anders vermeld. De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbenden. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor beeldmateriaal, door derden aangeleverd, waarop auteursrecht berust. opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg druk Verhage, Middelburg
Aanlevering van kopij Voor het volgende nummer en/of reacties op deze nieuwsbrief bij voorkeur digitaal tot 17 oktober 2011,
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed.
contact Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres locatie De Burg, Groenmarkt 13 T 0118-670870 | F 0118-670880 | E
[email protected]
www.scez.nl
MonuMENTaal
KORTelings in dienst
Jeanine Dekker, adviseur volkscultuur Vanaf 15 september is Jeanine Dekker bij de SCEZ in dienst als adviseur volkscultuur. Zij volgt in die functie Hesther van den Donk op. Jeanine groeide op te midden van Zeeuwse volkscultuur. Tijdens haar studie sociologie aan de universiteit in Tilburg leerde zij de betekenis van volkscultuur te benoemen vanuit sociaal perspectief. En nadat zij zich ging bezighouden met de geschiedwetenschap, kreeg zij zicht op de historische ontwikkelingslijnen ervan. Jeanine publiceerde na haar opleiding en promotie boeken en artikelen, voornamelijk op het terrein van de Zeeuwse geschiedenis. Zij werkte onder andere mee aan het boek over de Zeeuwse streekdrachten. Als adviseur volkscultuur gaat zij haar kennis inzetten ten behoeve van de instellingen, verenigingen en particulieren die op dit terrein actief zijn. Tot eind 2012 werkt Jeanine twee dagen per week voor de SCEZ. De andere dagen zijn voor Inhistory, haar onderneming in geschiedenisproducties.
Zeeuws Erfgoed
De Oostkerk werd tussen 1648 en 1667 speciaal voor de protestantse eredienst gebouwd voor de gemeente van de “Nieuwe Stad”, de grote zeventiende-eeuwse stadsuitbreiding van Middelburg. De stad groeide juist in deze periode sterk vanwege de komst van vele Zuid-Nederlandse handelslieden na de Val van Antwerpen. Tegelijkertijd ging Middelburg een eigen actieve handelspolitiek voeren en kreeg de stad - na Amsterdam - de belangrijkste Kamers in zowel de VOC als de WIC. De kaapvaart en slavenhandel brachten ongekende welvaart en de Oostkerk is hier een uitdrukking van. De kerk is een rijk uitgevoerde achthoekige classicistische centraalbouw voorzien van een enorme koepel en met lantaarn. Onder de rondboogvensters bevinden zich festoenen (guirlandes) met symbolen van leven en dood, met op de hoeken kolossale Ionische pilasters. Ook het interieur dateert nog geheel uit de bouwtijd. Bartolomeus Drijfhout tekende voor het ontwerp, daarbij terzijde gestaan door niemand minder dan Pieter Post. Het is nog altijd een van de meest markante monumenten van Middelburg en wordt op grond van zijn kunsthistorisch belang gerekend tot de top-100 monumenten van ons land. Helaas is de kerkelijke gemeenschap niet meer zo vitaal als het kerkgebouw zelf. Hoe pijnlijk ook, de kerk behoeft een herbestemming of op z’n minst een nevenbestemming die voldoende inkomsten kan genereren voor instandhouding van het gebouw. In een uiterst monumentaal kerkgebouw als de Oostkerk is dit heel wat moeilijker dan in een minder rijk uitgevoerd gebouw. De kerk staat hiermee dan ook voor de grootste uitdaging uit haar trotse geschiedenis.
31 december 2011/03|04 • C
OLOFON
| KORTELINGS | MONUMENTAAL
M On u M E N Ta a l