NIEUWSBRIEF VAN DE S TICHTING C ULTUREEL E RFGOED Z EELAND
jaargang 10, maart 2011
01
A R C H E O L O G I E C U LT U U R H I S T O R I E E R F G O E D E D U C A T I E M O N U M E N T E N M U S E A S T R E E K T A L E N
Inhoudsopgave 2
SCEZpresse
3 5 • 6 •
MUSEA Recordaantal bezoekers Zeeuwse musea Jaar van het Vrijwilligerswerk Bezuinigingen voor Zeeuwse musea in 2011 vallen mee Immaterieel erfgoed en de Unesco Conventie Plusregeling Cultuurparticipatie voor volkscultuur
7 8 • 9 • 10
ARCHEOLOGIE Vondst voor het voetlicht: Een middeleeuwse barbecue in Zierikzee Fortennacht Staats-Spaanse Linies 10 september 2011 Onderzoek Romeins Aardenburg, Odyssee-project Walcherse Archeologische Dienst (WAD) lanceert website Onderzoek en meldingen Opgraving vroegmiddeleeuwse Duinburg in Domburg
12 • 13
STREEKTALEN Cursus ‘Kennismaking met het Zeeuws’ Nieuws uit de Zeeuwse Dialect Vereniging Schelden doet geen zeer! Hoe wij elkaar typeren
14 •
ERFGOEDEDUCATIE Je eigen omgeving door het oog van de camera Uitleen Erfgoedmobiel stopt na 1 juli
17 18
MONUMENTEN Monumenten waar muziek in zit... Staatsbosbeheer krijgt subsidie voor restauratie fort Rammekens Brochure over herbestemming van monumentale boerderijen Dreigende sloop van mogelijk oudste huis van Heikant toont noodzaak gemeentelijk monumentenbeleid Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen in de provincie Zeeland Restaureren: roeping, voorrecht of uitdaging?
19 20
CULTUURHISTORIE Vroege krimp Cursus over groene geschiedenis afgerond
20 21 • 22
MONUMENTEN Landelijk dekkend netwerk interieurwacht? Rott(ig)e kelderluiken Seizoensproblemen in en rond uw monument Winnaars fotowedstrijd ‘De smaak van de 19e eeuw in Zeeland’
23 26 •
Erfgoed Allerlei Publicaties Bij de Omslag Kerken in krimpscenario
27 •
Colofon Kortelings
15 • 16 •
4In 2002 verscheen het eerste nummer van Zeeuws Erfgoed. In dat jaar werd ook gebouw De Burg door de SCEZ in gebruik genomen. Dat verklaart de afbeelding van dit voormalige hotel op de omslag van het eerste nummer. De nieuwsbrief is inmiddels toe aan zijn tiende jaargang en op 1 april bestaat de SCEZ ook precies tien jaar. Gebouw De Burg is een functioneel, sober gebouwd pand. Toch zijn ook hier interessante interieurelementen te vinden, waaronder de vier gebrandschilderde raampjes uit circa 1952 in de voormalige bruidssuite.
SCEZpresse Wie gewend is met erfgoed om te gaan, die denkt in termen van duurzaamheid en dan is tien jaar niet meer dan een stipje op een lange, lange lijn. Wie gewend is met erfgoed om te gaan, die denkt in eeuwen en niet in jaren. Verantwoord beheer en goed rentmeesterschap zijn zaken van lange adem. Vanuit dat perspectief beschouwd is het feit dat de SCEZ op 1 april aanstaande tien jaar bestaat niet echt indrukwekkend. Ook in vergelijking met collega-instellingen is tien jaar weinig bijzonder. Het Zeeuws Museum bestaat dit jaar 50 jaar en Het Zeeuwse Landschap zelfs 75 jaar. Dan hebben we het nog niet eens over de Zeeuwse Bibliotheek, inmiddels 152 jaar oud. Die tien jaar van de SCEZ kan met goed fatsoen nog wel wat worden verlengd, want haar rechtsvoorganger is de Stichting Monumentenwacht Zeeland en die is in 1977 opgericht. Maar toch, het aantal jaren blijft bescheiden. Leeftijd zegt daarentegen ook weer niet alles. Ook in een beperkt aantal jaren kan het nodige tot stand worden gebracht. Bladerend in de tientallen afleveringen van Zeeuws Erfgoed en terugdenkend aan de veelheid aan projecten en activiteiten die, samen met andere instellingen en organisaties en met medewerking van heel veel betrokken burgers zijn gerealiseerd, de netwerkstructuren die zich hebben gevormd en het draagvlak dat is opgebouwd, kom ik tot de conclusie dat we met elkaar in het afgelopen decennium in Zeeland heel veel tot stand hebben gebracht. Erfgoed doet ertoe in Zeeland en daar zullen we dit lustrumjaar zeker nog de aandacht op vestigen. Als lezer van Zeeuws Erfgoed zult u dat in het bijzonder merken, want voor het septembernummer is een samenwerkingsverband aangegaan met de Stichting Zeeuws Tijdschrift. Lezers van Zeeuws Erfgoed (jaargang 10) en lezers van het Zeeuws Tijdschrift (jaargang 61) kunnen in september iets moois op de deurmat verwachten. Een van de aspecten van de Modernisering van de Monumentenzorg die dit jaar zijn beslag krijgt is een vereenvoudiging van de regelgeving, waaronder ook monumentenvergunningen. Die vereenvoudiging houdt onder andere in dat eigenaren klein onderhoud en kleine wijzigingen aan hun rijksmonument in het vervolg zonder vergunning kunnen realiseren. Daar zijn risico’s aan verbonden, want niet altijd heeft de eigenaar bij een interne verbouwing voldoende zicht op de cultuurhistorische waarde van interieuronderdelen, wat kan leiden tot ongewilde vernietiging van erfgoed. Wijzigingen in de structuur van het gebouw (bijvoorbeeld het doorbreken van een muur) blijven overigens gewoon vergunningplichtig. De grootste groep monumenteigenaren is de groep particuliere eigenaren, voor wie het rijksmonument in de eerste plaats woonhuis is. Deze groep heeft vaak bewust gekozen voor het wonen in een monumentenpand en is over het algemeen ook zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van het gebouw. Maar onbekend maakt onbemind. Vanuit dat besef moet, juist bij een soepeler vergunningplicht, worden ingezet op kennisoverdracht. Eigenaren moeten kunnen beschikken over goede informatie en deskundig advies over de cultuurhistorische waarde van hun monument. Dat betreft dan niet alleen de buitenkant, maar ook de binnenkant. Ik vind dat we de daar de komende tijd voor Zeeland krachtig op in moeten zetten. Met kennisoverdracht en bewustwording is nog veel te bereiken, zeker als een vergunningstelsel in de praktijk niet is te handhaven. Vandaar dat ik een ontwikkeling als de interieurwacht, elders in Zeeuws Erfgoed toegelicht, van harte toejuich. Vanouds is de monumentenwacht sterk in bouwkundige inspecties. Dat zou uitgebreid kunnen worden met inspecties van het historische interieur. Wim Scholten, directeur
Recordaantal bezoekers Zeeuwse musea De 43 Zeeuwse musea hebben in 2010 zo’n 60.000 bezoekers meer getrokken dan in 2009. Totaal passeerden bijna 475.000 bezoekers de entree van een museum in Zeeland. Dat is een toename van ruim 15% t.o.v. de ruim 411.000 bezoekers in het jaar daarvoor, zo blijkt uit een inventarisatie van de SCEZ, begin januari. Een bijzondere prestatie in een jaar waarin de verwachting was dat door de crisis de bezoekcijfers zouden stagneren of teruglopen. Maar misschien ligt in die crisis ook een deel van de toename. De 43 Zeeuwse musea passen goed bij het aanbod van kleinere Zeeuwse dagattracties. Het museumbezoek is daarmee een leuk en betaalbaar uitstapje gebleven, in vergelijking met de vaak duurdere grote dagattracties. Top 5 musea in Zeeland Een echte uitschieter is het in 2009 heropende Watersnoodmuseum met ruim 62.000 bezoekers, dat daarmee in december 2010 als eerste museum in Zeeland in de Top 55 van Nederlandse musea is gekomen. Het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk (met een winst van 9.000 ten opzichte van het jaar ervoor) wordt gevolgd door het Spoorwegmuseum Stoomtrein Goes-Borsele dat 2010 afsloot met ruim 47.000 bezoekers, een winst van 2.000 ten opzichte van 2009. De vanouds grootste musea in Zeeland, Zeeuws Museum in Middelburg en Zeeuws maritiem muZEEum in Vlissingen, sloten 2010 beide af met ruim 38.000 bezoekers. De Top 5 in Zeeland wordt voltooid door Terra Maris, museum voor natuur en landschap in Oostkapelle, dat het bezoekersaantal weer boven de 30.000 wist te krijgen.
Musea
Speciale vermelding verdienen het Dijk- en Oorlogsmuseum Het Polderhuis in Westkapelle (vierde in 2010 zijn 5-jarig bestaan) met ruim 30.000 bezoekers, het in 2010 door bezuinigingen bedreigde Historisch Museum De Bevelanden in Goes met ruim 21.000 bezoekers en Bevrijdingsmuseum Zeeland in Nieuwdorp met ruim 18.000 bezoekers (10 keer meer dan voor de heropening in 2009). Inventarisatie museumbezoek Op 21 december publiceerde de Nederlandse Museumvereniging een overzicht van de bezoekcijfers bij de 55 grootste musea in Nederland. Daaruit bleek dat landelijk de bezoekersaantallen met ruim 4% zijn gestegen. Uit de inventarisatie van de SCEZ blijkt nu dat de stijging in Zeeland dus veel hoger uitkomt, maar liefst ruim 15%. De Nederlandse Museumvereniging geeft aan dat de groei van de bezoekersaantallen voor een belangrijk deel op het conto van de Museumkaart komt. Voor zover de top van de Zeeuwse musea de Museumkaart accepteert, stemt dit landelijke beeld overeen met Zeeland. Het Zeeuws Museum in Middelburg kende in 2010 het hoogste aantal bezoeken met een Museumkaart in Zeeland (36%), gevolgd door het muZEEum in Vlissingen (16%). Stoomtrein Goes-Borsele kende 100% betaalde entree. Het Watersnoodmuseum ontving ruim 80% betalende bezoekers. Een noemenswaardige trend is dat de musea in de top van de Zeeuwse ranglijst vrijwel allemaal inhaakten op het ‘Zeeuws jaar van de fiets’, door het samenstellen van fietsarrangementen ter verkenning van het cultureel erfgoed in de regio. Een aantal fietstochten is nog steeds te vinden op de provinciale website ZeelandMuseumland.nl.
w w w . z e e l a n d m u s e u m l a n d . n l
1
2
Het Watersnoodmuseum besteedde tijdens de Week van de Geschiedenis in oktober 2010 veel aandacht aan het thema ‘Land en Water’. Er kwamen ruim 2.100 bezoekers op af. Tijdens de MuseumNa/8 werd een scène uit de musical ‘Dijkval’ uitgevoerd, een voor de vele aanwezigen indrukwekkend moment.
Stoomtrein Goes-Borsele ontving op 11 december van het afgelopen jaar de Stimuleringsprijs 2010 van het Prins Bernhard Cultuurfonds Zeeland. Aan de prijs is een bedrag van 10.000 euro verbonden (in 2010 eenmalig verhoogd tot 15.000 euro vanwege het 70-jarig bestaan van het fonds), dat wordt besteed aan de aankoop van historisch verantwoorde uniformen van het treinpersoneel (foto Ed Aartse).
Zeeuws Erfgoed
3 maart 2011/01 • M
USEA
3
4
Een van de tentoonstellingen waarmee het Zeeuws Museum 2010 afsloot was ‘Soort van steen’, met als bijzonder onderdeel het werk van Maartje Korstanje. 2011 wordt een heel bijzonder jaar voor het museum, want in oktober viert het zijn 50-jarig bestaan. Er zullen vele activiteiten rondom dit jubileum plaatsvinden (foto Anda van Riet, Zeeuws Museum).
Het Zeeuws maritiem muZEEum was in 2010 een van de locaties voor het project ‘Vrijdag Museumdag’, waarbij bewoners van verpleeghuizen en zorgcentra werden getrakteerd op een speciale ochtend in het museum. Een van de bezochte tentoonstellingen was ‘Han Reijnhout, een Zeeuws meester in detail’ (foto Zeeuws maritiem muZEEum).
Geregistreerd Museum
5 Terra Maris, museum voor natuur en landschap, wist met de tentoonstelling ‘Zilt en Wild’ in 2010 weer boven de 30.000 bezoekers te komen. Deze tentoonstelling gaat over de échte wilde natuur in Zeeland, over het leven op de platen en schorren in de Oosterschelde en de Westerschelde (foto Peter Steutel).
Zeeuws Erfgoed
Bevrijdingsmuseum Zeeland is in 2010 officieel toegelaten tot het Nederlands Museumregister. Om in aanmerking te komen voor deze waardering, moet een museum voldoen aan allerlei kwaliteitscriteria. Op 29 oktober 2010 is door cultuurgedeputeerde Harry van Waveren het muurschildje met registratielogo aan de gevel van het museumgebouw in Nieuwdorp geschroefd. Daarna overhandigde hij namens de Stichting Nederlands Museumregister aan het museumbestuur het officiële certificaat ‘Geregistreerd Museum’.
4 maart 2011/01 • M
USEA
Jaar van het Vrijwilligerswerk 2011 is het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk. Dat jaar creëert een goed podium om ook de Zeeuwse museumvrijwilligers eens in het zonnetje te zetten.
Heeft u interesse voor vrijwilligerswerk in een museum bij u in de buurt? Kijk op www.zeelandmuseumland.nl voor informatie over de musea.
Vrijwilligerswerk In de Zeeuwse musea zijn ruim 1.500 vrijwilligers actief. Zij zetten zich in om de musea draaiende te houden. Taken als baliemedewerker, collectiebeheerder of onderhoudsmedewerker zijn van onschatbare waarde. Veel musea in Zeeland zijn geheel van vrijwilligers afhankelijk. In 2011 willen wij iedereen laten zien hoe belangrijk vrijwilligers voor de Zeeuwse musea zijn. De Zeeuwse museumvrijwilligers verdienen een groot compliment. Menigeen besteedt er vele uren tijd aan, investeert er eigen kennis in en zorgt voor promotie van het museum. Gelukkig krijgt men hier ook wat voor terug: sociale contacten, werkervaring, nieuwe kennis en vaardigheden en uiteraard een plezierige tijdsbesteding. De waardering zit hem in de gezelligheid, aandacht en betrokkenheid. Maatschappelijke stage Vanaf schooljaar 2011-2012 is de maatschappelijke stage verplicht voor leerlingen uit het voorgezet onderwijs. De maatschappelijke stage houdt in dat jongeren vrijwilligerswerk doen tijdens hun schoolcarrière. Dat is voor hun persoonlijke ontwikkeling en uiteraard ook goed voor anderen. Het levert meer belangstelling voor vrijwilligerswerk op. De jongeren van nu zijn de vrijwilligers van morgen! Rondom de MuseumNa|8 (Zeeuwse Museumnacht, afgelopen jaar op 22 oktober) was ook een maatschappelijk stagiair voor de SCEZ actief. Tara Coppoolse heeft geholpen met de organisatie van dit jaarlijkse evenement; door een bijdrage te leveren aan de verzending van de affiches, het maken van een sfeerverslag en analyse van de publieksenquête. Deze versterking is zo goed bevallen dat we voor volgend jaar al weer een nieuwe maatschappelijk stagiair hebben!
Het Industrieel Museum wordt momenteel verplaatst naar de voormalige suikerloods in Sas van Gent. Over drie jaar moet daar het nieuwe Industrieel Museum Zeeland verrijzen. Vrijwilligers hebben honderden uren gestoken in de conservering en demontage van de stoomgenerator uit het bedrijf Heros. Ze bouwen nu weer op, wat eerst heel voorzichtig werd gedemonteerd (foto Gemeente Terneuzen).
Bezuinigingen voor Zeeuwse musea in 2011 vallen mee Sinds het kabinet Rutte op 14 oktober 2010 aantrad, zijn de aangekondigde bezuinigingen op de culturele sector (200 miljoen vanaf 2014) hoofdonderwerp van gesprek. Een van de daarbij gehanteerde argumenten is dat de overheid in de loop der jaren steeds meer subsidie aan cultuur is gaan geven, maar dat dat niet heeft geleid tot een stijging van het aantal bezoekers. In de landelijke politiek lijkt het beeld te bestaan dat de bezuiniging vooral ten koste van de podiumkunsten gaat, omdat het kabinet niet wil bezuinigen op musea. Daarnaast gaat ook de btw op kaartjes voor culturele voorstellingen omhoog. Maar op provinciaal of lokaal niveau zouden de verhoudingen wel eens heel anders kunnen liggen. In Zeeland ontvangt geen enkel museum structurele subsidie van de rijksoverheid. Eén museum ontvangt structurele subsidie van de provincie en de meerderheid van de musea ontvangt alleen subsidie van de gemeentelijke overheid. En juist daar zit wel een knelpunt, want ook de provincie en gemeenten worden de komende jaren flink gekort en dat vertaalt zich al snel
Zeeuws Erfgoed
naar bezuinigingen op gemeentelijke cultuur. Uit inventarisaties vanuit heel Nederland blijkt dat die bezuinigingen toch al snel oplopen van 10 tot 25%. De SCEZ inventariseerde eind 2010 onder de Zeeuwse musea welke gevolgen de bezuinigingen voor hen in 2011 hebben. Daaruit blijkt dat het voor dit jaar in de Zeeuwse gemeenten gelukkig meevalt. De bezuinigingen variëren tussen de 2 en 10%. Voor de jaren daarna zijn de zorgen groter, met name waar het gaat om de huur van de museumgebouwen, energiekosten en voor een aantal musea de personeelskosten. De grootste zorgen waren er op de Bevelanden, waar lange tijd een bezuiniging van 150.000 euro boven een begroting van 560.000 euro hing, een bezuiniging van 27%. Bij het ter perse gaan van deze Zeeuws Erfgoed leek het tij van deze Bevelandse bezuiniging wat te keren. De komende drie jaar zal, buiten de generieke bezuiniging van 2%, voor het Historisch Museum De Bevelanden en het Fruitteeltmuseum geen extra bezuiniging worden doorgevoerd.
5 maart 2011/01 • M
USEA
Immaterieel erfgoed en de Unesco Conventie
Hoeveel snikkeraars telt Zeeland nog?
Immaterieel erfgoed - zoals tradities, rituelen en streektalen - staat meer dan ooit in de belangstelling. Het is erfgoed dat leeft, dat onderdeel uitmaakt van ons leven, dat we willen doorgeven aan komende generaties. Het besef groeit dat het belangrijk is voor culturele diversiteit in de wereld, maar ook vluchtig en kwetsbaar.
gaan ondertekenen. Een lidstaat is niet verplicht om voordrachten te doen voor de internationale lijsten van Unesco en Nederland ziet hier voorlopig van af. Samen met het Nederlands Centrum voor Volkscultuur wordt in 2011 en 2012, de ‘Jaren van het Immaterieel Erfgoed’, gekeken welke tradities, gewoontes en rituelen de moeite waard zijn te registreren en te documenteren.
Sinds de inwerkingtreding in 2006 van het Verdrag ter Bescherming van het Immateriële Erfgoed van de Mensheid (uit 2003) heeft Unesco er twee lijsten bij: de Representatieve lijst, met een breed overzicht van het immaterieel erfgoed, en de Urgentielijst, met een overzicht van immaterieel erfgoed dat dringend bescherming behoeft; erfgoed dat ondanks pogingen van de gemeenschap moeilijk in stand te houden is. In november 2010 maakte Unesco een aantal internationale tradities bekend die opgenomen werden in de Representatieve lijst. Uit Europa waren deze voordrachten onder andere de Franse keuken, de Spaanse flamenco, bij onze zuiderburen het Feest van Krakelingen en Tonnekensbrand in Geraardsbergen en het Aalster Carnaval.
Het immateriële erfgoed is moeilijk te benoemen omdat het niet tastbaar is, het is een deel van ons verleden dat we geërfd hebben en wij door willen geven aan anderen. Erfgoed is overdraagbaar en van ons allemaal. Tradities kunnen niet geconserveerd of kunstmatig levend gehouden worden. Het zichtbaar maken en het doorgeven aan de jongere generatie is essentieel. De plaatselijke gemeenschappen, de dragers van het erfgoed, moeten dit zelf ook in stand willen houden. Hun betrokkenheid is belangrijk evenals de participatie van mensen, jong en oud. Tevens moet het erfgoed dynamisch zijn en met de tijd mee ontwikkelen, want des te groter is de kans dat het erfgoed kan overleven en zich door de nieuwe generatie eigen wordt gemaakt. Het weer onder de aandacht brengen van tradities is niet altijd gemakkelijk, maar het vergroten van cultuurparticipatie kan nieuwe invalshoeken opleveren.
Nederland Nederland heeft het verdrag nog steeds niet ondertekend, maar de voorbereidingen hiervoor zijn wel in gang gezet. Ons land heeft toegezegd het immaterieel erfgoed voor de toekomst te willen gaan waarborgen en het verdrag te
Zeeuwse tradities op Nederlandse erfgoedlijst Onze provincie is rijk aan tradities en heeft haar eigen culturele kenmerken en identiteit. De komende twee jaren zullen de Zeeuwse gewoontes en tradities worden bekeken en geïnventariseerd. Uw hulp als drager van dit erfgoed is onmisbaar en van groot belang. De SCEZ wil graag weten wat u als inwoner, familie, groep of vereniging voor Zeeland op de inventarislijst zou willen zetten. Meld ons wat u belangrijk vindt om voor de toekomst vast te leggen of te behouden. Dat kunt u doen door een bericht met uw motivatie en uw kennis over de traditie, gewoonte of ritueel te sturen naar
[email protected]. Voor informatie kunt u contact opnemen met Hesther van den Donk, adviseur volkscultuur, 0118-670617,
[email protected]. Samen met de landelijke experts en het Nederlands Centrum voor Volkscultuur zal worden gekeken wat uit de verschillende deelgebieden op de Nederlandse erfgoedlijst gezet kan worden.
Plusregeling Cultuurparticipatie voor volkscultuur De Plusregeling Cultuurparticipatie is een subsidieregeling voor projecten die actieve cultuurparticipatie in Nederland stimuleren en van belang zijn voor de ontwikkeling van actieve cultuurparticipatie in Nederland. Het gaat om projecten die mensen aanzetten tot actieve participatie op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie of volkscultuur in Nederland. Het Fonds voor Cultuurparticipatie wil de komende twee jaren naast provincies en gemeenten ook culturele organisaties subsidies verlenen. Het fonds hanteert voor deze zogenaamde Plusregeling Cultuurparticipatie drie belangrijke criteria: - het project bewerkstelligt een bredere bekendheid en waardering voor volkscultuur waarbij samengewerkt kan worden met andere spelers uit het culturele veld;
Zeeuws Erfgoed
- het project zorgt voor cultuurparticipatie waarbij zoveel mogelijk mensen worden aangezet om actief deel te nemen en nieuwe doelgroepen bereikt worden; -
het project is onderscheidend of voorbeeldstellend door een nieuwe vorm van overdracht, opzet of presentatie. Het legt nieuwe verbindingen of het zorgt voor een kader of een duurzame verankering.
De aanvraag wordt beoordeeld op inhoud waarbij een goed plan van aanpak hoort. Het moet realistisch worden begroot en het volksculturele project moet haalbaar zijn. Meer informatie vindt u op de website van het fonds, www.cultuurparticipatie.nl. Op deze website kunt u de subsidiewijzer raadplegen en lezen aan welke voorwaarden uw aanvraag moet voldoen, ook kunt u speciale formulieren downloaden.
6 maart 2011/01 • M
USEA
Vondst voor het voetlicht
Een middeleeuwse barbecue in Zierikzee Het vorige nummer van Zeeuws Erfgoed (2010-4) besteedde aandacht aan een bijzonder middeleeuws vuurscherm uit Sluis. De vondst die nu voor het voetlicht komt is een laatmiddeleeuwse spitsteun uit Zierikzee: eveneens een attribuut dat bij de haard hoorde. In 2003 zijn in de Korte Nobelstraat in Zierikzee twee rijkversierde voorwerpen gevonden van roodgebakken klei. Het bleken fragmenten van twee verschillende spitsteunen of spitdragers te zijn. Het voorwerp diende om het vlees aan het spit op de juiste afstand van het vuur te houden, zodat het niet verbrandde. Door gaten of holtes in de steun werd een draaispit gestoken waaraan het vlees werd gespietst. Door het spit rond te draaien werd het vlees gelijkmatig gaar. Vaak stond een vetvanger onder het gebraad om de sappen op te vangen. Het meest complete exemplaar van de twee is klein en zal gebruikt zijn om kleine stukjes vlees te roosteren. De grotere - helaas zwaar beschadigde - steun heeft een verbrede basis en was bedoeld voor grotere stukken vlees. Deze steun wordt hier niet verder besproken. De kleine spitdrager is een trapeziumvormige ‘baksteen’. Het standvlak is 14 x 6,5 centimeter en de hoogte is 11,3 centimeter. Het voorwerp is niet compleet. Het vertoont op 8 en 9,5 centimeter hoogte vanaf het standvlak een gat of holte met een doorsnede van 2,5 centimeter. Al naar gelang het gewenste niveau kon het spit erdoor worden gestoken. Spitsteunen zijn tamelijk zeldzaam. De twee uit Zierikzee zijn voor zover bekend de enige Zeeuwse uit een archeologische context. Elders zijn spitsteunen gevonden met meerdere gaten op verschillende hoogten, wat het gebruik van meer dan één spit tegelijk aannemelijk maakt. Versiering Het meest opvallend is de versiering. Op het standvlak na is geen stukje van het voorwerp onversierd. Men spreekt in dit geval wel van ‘horror vacui’, de afschuw voor het ledige. Voor het aanbrengen van de versiering zijn drie soorten gereedschap gebruikt: messen, een paar passers en stempels. Verspreid over de zijkanten zien we een onregelmatig patroon van kleine en iets grotere mespuntindrukken en ingekraste lijnen. De voor- en achterzijde vertonen naast de mespuntindrukken een wielvormige figuur en een rechthoek, uitgesneden in zogenaamde ‘Kerbschnitt’ (kerfsnede). Duidelijk is te zien dat er eerst met een passer een cirkel in de klei werd getrokken waarna de figuur door middel van kerfsneden werd aangebracht. Ook de rechthoeken en rijen driehoekige kerfsnedepatronen zijn langs tevoren aangebrachte lijnen uitgestoken. Het aanbrengen van de versiering in de nog natte, leerdroge klei moet arbeidsintensief zijn geweest. Van massaproductie lijkt dan ook geen sprake te zijn geweest. De spitsteun was niet geglazuurd, maar met een crèmekleurige engobe (kleipap) bedekt die nog aanwezig is in de
Zeeuws Erfgoed
verdiepte delen. Er zijn geen brand- of roetsporen te zien. Stempelindrukken zijn niet aanwezig. Bijgeloof Er is een samenhang tussen de geometrische figuren op de spitdrager en het haardvuur: de figuren zijn magische (afweer)tekens. Ze verwijzen naar het als vaag bijgeloof overgebleven idee van de haard als woning van de vooroudergeesten. Deze figuren komen ook voor op vuurklokken, dovers en kandelaars van gebakken klei. Opmerkelijk is dat er spitsteunen zijn gevonden met antropomorfe kopjes als versiering. Ook op het vuurscherm uit Sluis kijkt een menselijk gezicht de beschouwer aan. Spitdragers waren waarschijnlijk in gebruik in rijkere huishoudens, want vers vlees werd niet vaak gegeten. ‘Gewone’ mensen aten gezouten of gedroogd vlees dat eerst moest worden gekookt. De vindplaatsen zijn te relateren aan de baksteenen tegelproductiecentra, vooral in verstedelijkte gebieden. Bakstenen spitsteunen werden vervaardigd van de dertiende tot de zestiende eeuw. De Zierikzeese spitsteunen dateren uit de vijftiende eeuw. Na de vijftiende eeuw zijn de bakstenen dragers verdrongen door ijzeren dragers, die overigens al veel langer bestonden. Niet lang daarna verdwenen eveneens de hierboven genoemde overige haardattributen van gebakken klei. In die tijd namen de bevolking en de welvaart (weer) toe, waardoor meer mensen zich vers vlees konden permitteren en er meer vraag was naar spitdragers. Waarom verdwenen de bakstenen dragers? Waren ze uit de mode? Of was het voor de baksteenindustrie te veel werk om deze dragers te maken? We weten het gewoon niet. Leida Goldschmitz-Wielinga Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Zeeland
Literatuur Maria Garthoff-Zwaan, Communicerende vaten: beeldtaal van slibversiering op laat-middeleeuws aardewerk in de Nederlanden, Rotterdam 1988. H.A. Heidinga en E.H. Smink, ‘Brick Spit-supports in the Netherlands (13th-16th century)’, in: J.G.N. Renaud (red.), Rotterdam Papers IV. A contribution to medieval archaeology, Rotterdam 1982. Bart Klück, ‘Huis en Haard’, in: H.L. de Groot, (red.), Het Vuur Beschouwd, Rotterdam 1990.
7 maart 2011/01 • A
RCHEOLOGIE
Archeologie
Archeologisch Nieuws ‘Herbestemming, ‘Conflict’, Suske en Wiske
Fortennacht Staats-Spaanse Linies 10 september 2011 In het kader van het grensoverschrijdende project ‘Forten en Linies in Grensbreed Perspectief ’ wordt in de participerende provincies in Nederland en Vlaanderen op 10 september 2011 voor de eerste maal de Fortennacht georganiseerd. Deze vestigt de aandacht op de forten en linies als herinneringsplekken en dragende monumenten Ook over het Verdronken Land van Saeftinghe verscheen al eens een album van het befaamde duo Suske en Wiske. 4 De Kruisdijkschans bij Sluis. Deze schans werd in 1997 als een van de eerste verdedigingswerken van de Staats-Spaanse Linies gedeeltelijk gereconstrueerd (foto Provincie Zeeland).
van cultuurhistorie, natuur en landschap. De nacht wordt gecombineerd met de Open Monumentendagen en daarmee corresponderende thema’s, in Nederland het thema ‘Herbestemming’, in Vlaanderen ‘Conflict’. Vier locaties in Zeeuws-Vlaanderen herbergen in deze ‘nacht’ van 18.00 uur tot 24.00 uur een keur van activiteiten: het zijn vesting Aardenburg met de Olieschans, vesting IJzendijke met de Jonkvrouwschans, de forten Sint-Jacob, Sint-Jozef, Sint-Livinus en Moerspui te Koewacht en vesting Hulst. De activiteiten, gepland door de werkgroep Fortennacht en vier comités, variëren van natuurexcursies tot muziekuitvoeringen en van poëzievoordrachten tot culinaire proeverijen. Voorafgaand is de provinciale opening van Open Monumentendag, vermoedelijk in Hulst, ook deels gewijd aan het thema ‘Herbestemming’ en de Fortennacht. Op deze bijeenkomst wordt een nieuwe Suske en Wiske gepresenteerd over de Staats-Spaanse Linies en de Tachtigjarige Oorlog. Deze Suske en Wiske is tijdens de Fortennacht gratis verkrijgbaar.
Het terra sigillata-aardewerk
Onderzoek Romeins Aardenburg, Odyssee-project Terra sigillata (‘gestempelde aarde’), roodglanzend luxe aardewerk uit de Romeinse tijd, is in Aardenburg in grote hoeveelheden gevonden. Dit aardewerk is voor een deel voorzien van naamstempels van pottenbakkers of fabriekseigenaren (vandaar de naam); een ander deel heeft aan de buitenzijde een reliëfversiering met ornamenten en veelal mythologische voorstellingen. Binnen het Odyssee-project is het te onderzoeken gedeelte van het terra sigillataaardewerk nu geïnventariseerd en de papieren documentatie ervan gedigitaliseerd. Toenmalig provinciaal-archeoloog Jan Trimpe Burger, de grote opgraver van Romeins Aardenburg, was terra sigillata-specialist en heeft een grote hoeveelheid documentatie nagelaten. Dit archief is onmisbaar bij de uitwerking van de opgravingen. Aan de hand van de versieringen en de pottenbakkersstempels kunnen productieplaats en vaak ook de producent worden bepaald, en dus ook de datering. De nauwkeurig te dateren terra sigillata biedt zo een uitstekend handvat bij het ontrafelen van de sporen van gebouwen en structuren in en om het Romeinse castellum.
Terra sigillata met het stempel van Polionibus.
uit deze regio’s gevonden is, maakt duidelijk dat de Romeinse nederzetting in de vroegere perioden nog geen belangrijke plaats was. Van de versierde terra sigillata en de pottenbakkersstempels verschijnt in het kader van dit onderzoek een catalogus. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en de Provincie Zeeland.
Het grootste deel van de Aardenburgse terra sigillata komt uit het Duitse Rijngebied, van twee grote productieplaatsen Rheinzabern en Trier. Deze exporteerden vooral vanaf de tweede helft van de tweede eeuw na Chr. tot in de tweede helft van de derde eeuw. In de voorafgaande periode is dit aardewerk vooral afkomstig uit productieplaatsen in Midden- en ZuidFrankrijk. Dat er in Aardenburg veel minder terra sigillata
Zeeuws Erfgoed
8 maart 2011/01 • A
RCHEOLOGIE
Terra sigillata-kom van het type Dragendorff 37, met erotisch motief.
Walcherse Archeologische Dienst (WAD) lanceert website De Walcherse Archeologische Dienst, die nu vier jaar bestaat, heeft een eigen website: www.archeologiewalcheren.nl. De website biedt informatie over de WAD zelf, de Walcherse historie en bodem, het archeologiebeleid en de verschillende archeologische projecten. Gedurende vier jaar WAD is veel gebeurd op het vlak van de Walcherse archeologie. Gedetailleerde verwachtingskaarten zijn opgesteld en vormen met de Walcherse onderzoeksagenda de basis voor een degelijk beleidskader, dat nu in nagenoeg alle bestemmingsplannen verankerd is. Advisering voor de diverse overheden en particulieren gebeurt snel en op maat. Naast beleidsmatig werk zijn verschillende projecten uitgevoerd, zoals de opgravingen van kruitmolen De Eendracht, Hof Ramsburg en Hof Essenvelt in
Middelburg, de Spuistraat en het Scheldekwartier in Vlissingen en onlangs van een deel van de vroegmiddeleeuwse ringwalburg ‘de Duinburg’ te Domburg (zie ook verderop). Het archeologisch onderzoek aan de N57 bracht een nieuwe kijk op Walcheren in de ijzertijd en Romeinse tijd. Verschillende luisterrijke zeventiende- en achttiendeeeuwse buitenplaatsen zijn in ere hersteld dankzij het project ‘Verborgen Buitens’ van en in samenwerking met Stichting Landschapsbeheer Zeeland. Daarnaast zijn op tal van plekken interessante vondsten gedaan en vastgelegd. Voor bewoners en bezoekers van Walcheren hield de WAD rondleidingen op opgravingen en lezingen. Zij publiceerde brochures en een eerste publieksboek in de reeks Archeologie op Walcheren. Twee andere boeken zijn in voorbereiding.
Onderzoek en meldingen ‘Eerste’ Romeinse vondst uit Ouwerkerk! De heer R. van der Zande uit Ouwerkerk meldde de vondst van zeker zes Romeinse munten, een fragment van een Romeinse fibula (mantelspeld), enkele middeleeuwse muntjes en andere metalen voorwerpen uit de vroege en late middeleeuwen. Hij vond deze in 2010 met behulp van een metaaldetector op een akker bij Ouwerkerk. Aan de oppervlakte van de akker lag bovendien een groot aantal aardewerkfragmenten uit verschillende perioden, merendeels na 1500. Met name de Romeinse munten wekten verbazing, daar dit de eerste keer was dat uit dat deel van Schouwen-Duiveland Romeins materiaal is aangetroffen.
Daarnaast houdt de SCEZ op elke eerste dinsdagmiddag van de maand een archeologisch spreekuur. U kunt het spreekuur in locatie De Burg Groenmarkt 13 te Middelburg
Romeinse munt uit de omgeving van Ouwerkerk.
ZUID-BEVELAND en dateren uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Mevrouw M. Vanhommerig van de gemeente Goes had al eerder een hoeveelheid aardewerkfragmenten bij de SCEZ aangemeld, afkomstig van dezelfde locatie.
ZEEUWS-VLAANDEREN Archeologisch onderzoek door het Zeeuwse advies- en onderzoeksbureau Artefact in bouwplan ‘Hart van Sluis’ te Sluis. Onder zeer slechte weersomstandigheden worden fundamenten van een middeleeuwse stadswoning opgegraven. Te zien is onder meer de bakstenen vloer van de woning (foto Henk Hendrikse).
Zeeuws Erfgoed
Melding van archeologische vondsten dient te geschieden bij de SCEZ. Het materiaal wordt wanneer nodig geregistreerd en gedocumenteerd, maar blijft altijd in het bezit van de melder, tenzij deze het zelf wil afstaan. Uw melding van vondst(en) of waarneming(en) kan ook schriftelijk of telefonisch geschieden bij: SCEZ Postbus 49 4330 AA Middelburg T 0118-670870 E
[email protected]
SCHOUWEN-DUIVELAND
Metaalvondsten centrum Goes De heren P. Pinxteren uit Kloetinge en P. Hengsdijk uit Goes meldden vele metaalvondsten uit de binnenstad van Goes. Ze zijn in hoofdzaak afkomstig uit de Korte Vorststraat, waar rioleringswerkzaamheden plaatsvonden,
Vondstmeldingen en archeologisch spreekuur
bezoeken om voorwerpen te laten determineren (geldwaarde wordt niet getaxeerd), vondstmeldingen te doen, of allerlei vragen op het gebied van de Zeeuwse archeologie voor te leggen. De eerstvolgende archeologische spreekuren vinden plaats op de dinsdagmiddagen 5 april, 3 mei, 7 juni en 5 juli van 15.30 tot 16.30 uur. Dank voor uw medewerking!
9 maart 2011/01 • A
RCHEOLOGIE
WALCHEREN
Domburg na de Vikingtijd
Opgraving vroegmiddeleeuwse Duinburg in Domburg De wal was in die tijd dus nog zichtbaar, want vormde de scheiding tussen een westelijke parochie met als moederkerk die van Westkapelle en een oostelijke parochie met als moederkerk die van Oostkapelle. In 1320 verplaatste men de oostelijke parochiekerk, gewijd aan Sint Agatha, meer inlands naar het huidige Aagtekerke. Het nieuwe Domburg ontwikkelde zich ten westen van de burg, rond de kerk. Het centrale wegenpatroon van de Duinburg is nog herkenbaar in het huidige stratenpatroon.
Résidence Wijngaerde in ontwikkeling. In het centrum van Domburg ontwikkelt ARCUS exploitatie bv Résidence Wijngaerde. Hier is in november/december 2010 een archeologisch onderzoek uitgevoerd door Archaeological Research and Consultancy bv (ARC bv) en de Walcherse Archeologische Dienst. Op deze plek is zo’n elfhonderd jaar geleden een grote ronde versterking aangelegd tegen de invallen van de Vikingen, de zogenaamde ringwalburg. De onderzoekslocatie bevindt zich in het noordwestelijke kwart van de burg. Hoewel resten van de Duinburg op verschillende locaties in Domburg zijn opgetekend blijft onze kennis over de ringwalburgen en de bewoners beperkt. Voor de opgraving bij ‘t Groentje is de bodem uitgegraven tot op het niveau van de aan te leggen parkeerkelder. Hierbij hebben de archeologen meerdere bewoningsniveaus binnen de burg opgegraven. De onderste (en oudste) niveaus bevinden zich nog dieper en blijven in de bodem bewaard, onder de vloeren van de nieuwbouw. Nooit eerder kon de burg op zo’n grote schaal bestudeerd worden.
‘De Noormannen voor Dorestad’, een bekende schoolplaat van J.H. Isings, circa 1928.
Cirkelvormige versterkingen Vanaf de negende eeuw teisterden de Vikingen of Noormannen de kust- en rivierengebieden van West-Europa. Ook de rijke handelsnederzetting Walichrum bij Domburg werd hierbij niet gespaard. Als reactie wierp men, vermoedelijk onder centraal bestuur van de graaf van Walcheren, aan het eind van de negende eeuw drie ringwalburgen op: de zuidelijke burg te Souburg, de middelste te Middelburg en de duinburg te Domburg. Aanvankelijk hadden de burgen enkel een verdedigende functie. De burgen van Middelburg en Souburg waren al snel na hun oprichting bewoond; die van Domburg is pas vanaf 1000 na Chr. bebouwd. Impressie van het leven in de ringwalburg van Oost-Souburg (tekening C. de Jonge).
De burgen bestonden uit cirkelvormige aarden wallen, met een gracht en een houten palissade. In het centrum stonden huizen. Twee hoofdwegen kruisten elkaar in het centrum en gaven uit op een toegangspoort. Vanuit de ringwalburgen ontwikkelden zich de Walcherse dorpen en steden.
Boerderijen Het archeologisch onderzoek op de Duinburg leverde spectaculaire resultaten op. Ondanks het winterse weer is nagenoeg het hele terrein onderzocht en in kaart gebracht. Op basis van de eerste bevindingen zou het onderzochte niveau rond 1100 na Chr. dateren, de jongste bewoningsfase van de burg. Verder onderzoek moet dit uitwijzen.
De Duinburg verviel snel. Vanaf de elfde eeuw is de locatie herhaaldelijk overstoven met duinzand. In de dertiende eeuw werd de burg definitief verlaten. Een bron uit 1235 spreekt van Domburg ‘infra castellum’ en ‘extra castellum’ (Domburg binnen en buiten de wal).
Zeeuws Erfgoed
4
10 maart 2011/01 • A
RCHEOLOGIE
5Boerderij in de Duinburg, Domburg (foto WAD). 4Wanden van houten stammen en vlechtwerk, bekleed met mest en/of klei (foto WAD). 4Detail van een vlechtwerkwand (foto ARC bv).
In deze tijd stonden langs de noord-zuidelijke hoofdweg, de huidige Badstraat, minstens twee grote boerderijen, elk met eigen erf. Omdat de structuren zich op meer dan vier meter onder het huidige maaiveld bevonden, onder grondwaterniveau, bleef de toestand van het constructiehout uitermate goed. De huizen waren gebouwd van grotendeels onbewerkte houten stammen van onder meer iep. Tussen de stammen waren kleine staakjes geslagen, waartussen zorgvuldig houten twijgen waren gevlochten. Deze vlechtwerkwanden waren waarschijnlijk met mest en/of klei bekleed. De muurbasis werd verstevigd met plaggen. Een van de boerderijen lijkt aan de binnenzijde eerst te zijn verdiept, waarna een vloer van op elkaar gestapelde plaggen is aangelegd. Het lijkt erop dat deze boerderij meerdere fases van herstel heeft gekend. De boerderijen hadden waarschijnlijk ook een stalgedeelte, getuige dikke mestpakketten in bepaalde zones. Op de erven zijn sporen gevonden van afrasteringen en kleine bijgebouwen. Mogelijk was er zelfs een smidse. Opvallend is de grote hoeveelheid dierlijk botmateriaal in deze zones. De huizen werden goed schoon gehouden, het slachtafval belandde buiten op het erf. Uit deze zones komen ook enkele mooie vondsten, met name fraai gedecoreerde mantelspelden (fibulae). De komende maanden buigen archeologen en specialisten zich over alle documentatie en vondsten. De WAD-website www.archeologiewalcheren.nl zal regelmatig een ‘update’ bieden. Fragment van een fibula (mantelspeld) uit de Duinburg (foto WAD).
Zeeuws Erfgoed
11 maart 2011/01 • A
RCHEOLOGIE
Streektalen •
STREEKTAAL VARIA
Cursus ‘Kennismaking met het Zeeuws’ In het najaar van 2010 verzorgde de Stichting Zeeuwse Volksuniversiteit (ZVU) in samenwerking met de SCEZ een cursus ‘Kennismaking met het Zeeuws’. Voor de cursus, mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland, schreven achttien bereidwillige of nieuwsgierige dialectliefhebbers zich in. Een kwart van hen sprak zelf geen Zeeuws en/of was niet in Zeeland geboren en opgegroeid. De meesten woonden op Walcheren en Zuid-Beveland. Een dappere Zeeuws-Vlaming maakte zes keer de oversteek naar de overkant. In zes avonden van twee uur kregen de deelnemers inzicht in de geschiedenis van de dialecten in het algemeen en van het Zeeuws in het bijzonder. Per regio kwamen uitspraak, grammatica en woordenschat aan bod. Ook dialectspelling kwam even aan de orde. In de mate van het mogelijke werden de cursisten bij de cursus betrokken. Sommigen vertelden een verhaal in hun dialect dat als uitgangspunt voor de regionale beschrijving diende; anderen gaven een bijdrage over hun eigen specifieke dialect, zoals het dialect van Westkapelle. De cursisten hadden het niet getroffen met het weer. Toch trotseerden de meeste deelnemers sneeuwbuien, gladde wegen, hagel en regen om zo veel mogelijk aanwezig te zijn op die maandagavonden. Het smaakt naar meer. Zowel de lesgever als de cursisten waren enthousiast. Uiteraard waren er ook wat minpuntjes, het was immers de eerste keer dat deze cursus
werd aangeboden. De aangeboden stof was soms iets te moeilijk, maar over het algemeen waren de evaluaties positief tot zeer positief. De SCEZ overweegt om een dergelijke cursus ook te verzorgen op Schouwen-Duiveland en in ZeeuwsVlaanderen, als er voldoende belangstelling is. Bent u geïnteresseerd in een cursus over het Zeeuws, dan horen we dat graag (
[email protected]). Samen met de ZVU wordt dan nagegaan waar de cursus kan worden aangeboden.
Enthousiaste deelnemers tijdens de laatste cursusdag in december 2010.
Nieuws uit de Zeeuwse Dialect Vereniging Adri Scheele uit Axel wordt de nieuwe voorzitter van de Zeeuwse Dialect Vereniging. We wensen hem veel boeiende uren en hopen dat hij net als zijn voorganger heel wat mooie initiatieven neemt samen met zijn bestuur. Rinus Willemsen, de secretaris van de vereniging, ging eind 2010 op pensioen als leerkracht. Rinus is altijd al heel bedrijvig geweest in de vereniging. Hij is niet alleen secretaris, maar ook eindredacteur voor het dialectgedeelte in het tijdschrift Nehalennia (het ledenblad van de vereniging). Verder houdt hij zich bezig met geschiedenis, schrijft hij columns in de PZC en is hij verhalenteller. Nu hij op rust is, zullen we ongetwijfeld nog meer van hem horen in de dialectwereld. We wensen hem veel plezier en succes in deze nieuwe periode in zijn leven. Rinus Willemsen nam eind 2010 afscheid van zijn collega’s in het onderwijs.
Zeeuws Erfgoed
12 maart 2011/01 • S
TREEKTALEN
11de Nederlandse Dialectendag in Delft
Schelden doet geen zeer! Hoe wij elkaar typeren Op 26 maart 2011 is het weer zover. De tweejaarlijkse Nederlandse Dialectendag wordt zoals altijd in de maand maart gehouden. Dit jaar is de Stichting Nederlandse Dialecten (SND) te gast in Delft in het Unesco-IHE Institute for Water Education. Voor de Zeeuwse dialectliefhebbers valt de afstand dus mee, dit jaar. Het thema van deze elfde dialectendag is ‘Schelden doet geen zeer! Hoe wij elkaar typeren’. Hoe typeren we anderen in de diverse dialecten. Scheldwoorden, schimpnamen, vloeken, het uiten van gevoelens, enz. zijn geen objectieve taaluitingen. Mensen worden meestal getypeerd aan de hand van (afwijkende) karaktereigenschappen of uiterlijke kenmerken. Die spelen ook bij het schelden, het vloeken of het geven van bijnamen een rol. Je emoties uitdrukken door te schelden, te vloeken of door het uitvergroten van handelingen en toestanden kent in de taal heel wat variatie. Op deze elfde dialectendag komen enkele facetten hiervan aan bod. In het ochtendprogramma kunt u luisteren naar drie plenaire lezingen. Na de verwelkoming door de voorzitter en de directeur van het erfgoedhuis Zuid-Holland, leert Piet van Sterkenburg ons emowoorden kennen in ‘Emoties, karaktereigenschappen en kalmeringsmiddelen voor nerveuze en agressieve neigingen’. Karaktereigenschappen zijn verantwoordelijk voor allerlei soorten taal. Wanneer iemand een afwijkende eigenschap bezit, willen we die uitvergroten. Karaktereigenschappen zijn niet alleen het voorwerp van spot en uitvergroting. Zij doen nog veel meer; zij verrijken onze taal met veel woorden en vaste verbindingen voor positieve en negatieve emoties, de emowoorden. Siemon Reker, oud-voorzitter van de Stichting, heeft het over woorden als strontbezopen, ladderzat, poedelnaakt in het noorden en zuiden van het taalgebied: ‘Dronkener dan dronken, moeër dan moe en nog naakter dan naakt. ‘Dikke’ woorden in enkele dialecten van het Nederlandse taalgebied’.
Op de infomarkt zelf zullen enkele korte presentaties van een kwartier te zien of te volgen zijn. Deze presentaties kunt u naar eigen voorkeur volgen tussen 14.00 uur en 15.00 uur. U hoeft zich niet vooraf aan te melden, maar u kiest op de dag zelf. Bij de bevestiging van uw deelname, ontvangt u wel al een lijst van wat er allemaal te beleven is. U krijgt de mogelijkheid om drie of vier interessante presentaties te volgen. De SND heeft uiteraard ook de Zuid-Hollandse (dialect)verenigingen uitgenodigd voor deze dialectencarrousel. Hebt u zelf iets dat u wilt laten zien aan dialectliefhebbers, neem dan contact op met het bestuur van de SND. Een presentatie mag niet langer duren dan een kwartier. De SCEZ laat hier bijvoorbeeld de Zeeuwse Klapbank zien en beluisteren. Van 15.00 uur tot 15.45 uur luisteren we in het auditorium naar de Haagse flamencogroep de Régâhs. Daarna is er een dialectquiz waaraan bekende en minder bekende dialectliefhebbers zullen deelnemen, maar waarbij ook het publiek actief zal betrokken worden. Wie liever de stad Delft wil bezoeken, kan deelnemen aan de geleide wandeling. Deze wandeling van 1,5 uur kost 3 euro per persoon en vertrekt om 13.30 uur. Het dialectenboek krijgt na tien kleurige en altijd dikker wordende boekjes een nieuwe vorm en lay-out. Hoe het nieuwe boek er uit zal zien, ziet u pas op de dialectendag zelf. Uiteraard vindt u er weer de lezingen van het ochtendprogramma in. In het regionale gedeelte komen veel diverse kleinere artikelen, anekdotes, columns enzovoort. Het boek zal na 26 maart te koop zijn voor 20 euro. Als u het boek op de dialectendag zelf meeneemt, krijgt u 25% korting en betaalt u 15 euro. Wil u erbij zijn op 26 maart, dan kunt u een inschrijfformulier aanvragen bij adviseur streektalen Veronique De Tier, of downloaden vanaf www.scez.nl. Inschrijven kost 17,50 euro per persoon (inclusief koffie en lunch). Voor meer informatie kunt u ook bij de adviseur terecht:
[email protected]. Meer informatie ook op www.scez.nl of www.nederlandsedialecten.be of www.erfgoedhuis-zh.nl.
Willy Van Langendonck neemt ons mee naar de schoolbanken en onderzoekt op welke manier scholieren en studenten bijnamen verzinnen voor hun leraars. In zijn bijdrage ‘Motivaties in bijnamen van Vlaamse leerkrachten’ toont hij aan dat jongeren focussen op uiterlijke, vooral lichamelijke kenmerken, op opvallend gedrag of een speciaal karakter. Wellicht herkennen we hier en daar een leraar uit onze schooltijd. Als afsluiter van het ochtendprogramma is er Sjaak Bral, bekend van het Groen Geile Boekie. Deze bekende Nederlandse cabaretier/columnist/schrijver zal ons ongetwijfeld onderhouden over zijn liefde voor de Haagse taal: ‘Haags: de oeâhtaal der mensheid’. Na tien dialectendagen heeft de SND besloten het concept van het middagprogramma te veranderen. Na de lunch vervallen de traditionele workshops en het café chantant. De infomarkt blijft behouden maar is nu enkel te bezoeken vanaf 13.00 uur tot 15.00 uur.
Zeeuws Erfgoed
13 maart 2011/01 • S
TREEKTALEN
Erfgoededucatie Je eigen omgeving door het oog van de camera Het hele schooljaar 2010-2011 is de Erfgoedmobiel in gebruik op scholen in de gemeentes Veere en Vlissingen. Kunsteducatie Walcheren koppelt aan dit erfgoedproject een schitterend fotografieproject.
3 Brug Westhove, door Sjoerd en Angelon van obs De Regenboog. 3Toren, door Sander en Jeffrey van obs De Knotwilg. 3 Stilleven, door Swen en Loen van obs De Knotwilg.
De Erfgoedmobiel is ingericht met de Zeeuwse Canon. Zes vensters uit die canon zijn in deze trailer verder uitgediept. Basisscholen in de gemeentes Veere en Vlissingen krijgen dit project dit schooljaar aangeboden binnen het cultuurmenu via Kunsteducatie Walcheren. De lessen starten met een introductieles van een gastdocent. Zo ontvangt Peter Blom, archivaris van het Zeeuws Archief, schoolgroepen voor een les in de Erfgoedmobiel. De leerlingen worden door Peter met veel voorbeelden gewezen op de geschiedenis van hun omgeving. Vervolgens gaan de leerlingen zelf in de trailer aan het werk met de opdrachtenboekjes en de vele bronnen in de vensters. De verwerkingsles die daarna volgt, ‘Venster op de eigen omgeving’, is door fotografe Karin den Boer met de leerlingen uitgevoerd in een fotoproject. Voor het fotoproject bekijken de leerlingen het erfgoed in de eigen omgeving. Ze verkennen de omgeving van hun school en brengen onder andere een bezoek aan de Oudheidkamer in de toren van de PKN-kerk in Oostkapelle. Enthousiast hebben jonge onderzoekers dit cultureel erfgoed vastgelegd in foto’s. De resultaten zijn dan ook erg geslaagd.
6Plant met fossiel, door Simon van obs De Regenboog.
De kijk van leerlingen op het erfgoed van hun eigen omgeving:
Uitleen Erfgoedmobiel stopt na 1 juli Het project ‘Collecties Onderweg’, waarbinnen de Erfgoedmobiel is ontwikkeld, stopt na dit schooljaar. De subsidie die door het ministerie van OCW en de Provincie Zeeland is verstrekt voor de uitvoering van dit project, is dan helemaal besteed. Vanaf 2001 is gestart met de ontwikkeling van het project en vanaf 2004 is de Erfgoedmobiel uitgezet in het onderwijs. Tweederde van de scholen in Zeeland heeft gewerkt met de modules ‘Uit de put’ (archeologie) en ‘Vensters op Zeeuws Erfgoed’ (Zeeuwse Canon). Voor veel leerlingen heeft dit project een leuke en leerzame kennismaking betekend met het erfgoed in Zeeland. In 2008 maakten studenten van de Rotterdamse Hogeschool Inholland een promotiefilmpje over ‘Vensters op Zeeuws Erfgoed’. Dit is te bekijken op YouTube via de zoekterm ‘erfgoedmobiel’. Met deze foto’s kijken we kort terug op dit mooie project. 3 In juni 2005 is er hoog bezoek voor de Erfgoedmobiel. Voormalig staatssecretaris van cultuur, Medy van der Laan, komt op bezoek, terwijl leerlingen werken met de eerste module, ‘Uit de put’. 6 Leerlingen van de Pontes Scholengroep Zierikzee gaan de Erfgoedmobiel in (2004).
De tweede module ‘Vensters op Zeeuws Erfgoed’, met zes vensters uit de Zeeuwse Canon, waaronder de VOC (2008).
Zeeuws Erfgoed
14 maart 2011/01 • E
6Leerling van groep vijf aan het werk met de vensters (2009).
RFGOEDEDUCATIE
Monumenten
Monumenten waar muziek in zit… Een categorie monumenten waar vaak - zowel letterlijk als figuurlijk aan voorbij gegaan wordt, vormen de muziektenten. Een opmerkelijk gegeven als men bedenkt dat deze objecten vaak centraal in een stad of dorp gelegen zijn. Maar zoals voor andere monumenten ook geldt, speelt de herbestemmingsproblematiek de muziektenten al enige tijd parten. Sinds enkele decennia raken muziektenten steeds meer in onbruik, waardoor menig exemplaar al het veld heeft moeten ruimen; vaak vormen ze een sta-in-de-weg bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, en daarbij zijn de onderhoudskosten meestal onevenredig hoog.
voorbeelden van klein erfgoed, met architectonische waarde wat betreft vorm en details. Daarnaast hangt de geschiedenis ervan nauw samen met die van de plaatselijke muziekvereniging en meer in het algemeen met die van de dorpsgemeenschap. Het is daarom belangrijk dit gebouwde erfgoed te koesteren en eveneens zorg te dragen voor instandhouding en een goed hergebruik en/of goede herbestemming.
In Zeeland staat nog een aanzienlijk aantal muziektenten, waarvan enkele op zeer markante locaties zoals in Groede en Nisse. En hoewel muziektenten ogenschijnlijk allemaal gelijk aan elkaar lijken te zijn, zijn er bij nader inzien verschillen in datering, materiaalgebruik en soms detaillering. De vormgeving is in Zeeland vaak gelijk, een achthoekige grondvorm met een licht verhoogde vloer (podium). Daarentegen kan het materiaal van zowel de kolommen als het dak verschillen. Zo hebben de meeste muziektenten in Zeeuws-Vlaanderen gegoten ijzeren kolommen, terwijl de kolommen van de tenten op Zuid-Beveland veelal van hout zijn. De meeste Zeeuwse muziektenten zijn overigens gebouwd tussen 1900 en 1960, waarbij de tenten uit de wederopbouwperiode opvallen door het gebruik van ruitpanelen, dit om de muzikanten zoveel mogelijk tegen wind en regen te beschermen. Het merendeel van de ooit in Zeeland gebouwde houten en bakstenen muziektenten is anno 2011 verdwenen. Van de exemplaren die de tand des tijds hebben doorstaan, zijn er een paar die een gemeentelijke of rijksbeschermde status hebben. De overige ‘muziektempels’ genieten geen juridische bescherming en zouden relatief eenvoudig uit het straatbeeld kunnen verdwijnen. Dat is jammer, aangezien muziektenten een belangrijke cultuurhistorische waarde hebben. Het zijn in eerste instantie
De achthoekige muziektent van Nieuwvliet, in 1950 gebouwd in wederopbouwstijl.
Staatsbosbeheer krijgt subsidie voor restauratie van fort Rammekens Staatsbosbeheer heeft op 13 januari uit handen van staatssecretaris Zijlstra van OCW een subsidie gekregen van 1.406.392 euro voor de restauratie van fort Rammekens bij Ritthem. Het oudste zeefort van West-Europa verkeert al jaren in vervallen staat; door de verstrekking van deze incidentele rijkssubsidie zal hier binnenkort een einde aan komen. Uniek fort Fort Rammekens is als verdedigingswerk uniek omdat het een van de weinige bewaard gebleven forten is dat in Italiaanse renaissancestijl is opgetrokken. Het werd in 1547 in opdracht van landvoogdes Maria van Hongarije gebouwd op de zuidoostpunt van Walcheren, een strategische locatie aan de toegangspoort tot de Zeeuwse Delta. Vanuit hier konden de economisch belangrijke vaarverbindingen en de plaatselijke bevolking beveiligd worden. Ontwerper van het fort was Donato de Boni di Pellezuoli, een Italiaanse ingenieur in Spaanse dienst die eveneens het Keizersbolwerk in Vlissingen (1548) ontwierp. Het fort, dat ook enige tijd in Engelse en Franse handen was, werd in 1869 als vesting opgeheven. Vervolgens werd het onder andere gebruikt als kruitmagazijn en als champignonkwekerij. In 1972 kwam het fort in beheer van Staatsbosbeheer.
dat de openstelling en de pr voor het fort verzorgt. Het ligt in de verwachting dat het aantal bezoekers de komende jaren zal toenemen, zeker nadat het Nationaal Historisch Museum fort Rammekens vorig jaar heeft aangewezen als zogenaamde ‘plaats van herinnering’. De restauratie van het fort zal overigens niet geheel met rijksgelden bekostigd worden; naast het ministerie van OCW hebben ook de Provincie Zeeland, de gemeente Vlissingen, het havenbedrijf Zeeland Seaports en Staatsbosbeheer zelf financiële middelen beschikbaar gesteld. De werkzaamheden zullen naar verwachting na de zomervakantie starten.
www.fortrammekens.nl Van de oorspronkelijke aanleg van fort Rammekens is, behalve twee halfbastions met kazematten, de natuurstenen toegangspoort in vroege renaissancestijl overgebleven.
Publieksfunctie De restauratie van fort Rammekens biedt betere mogelijkheden voor het publiek en voor het organiseren van evenementen. Op dit punt werkt Staatsbosbeheer intensief samen met het Zeeuws maritiem muZEEum,
Zeeuws Erfgoed
15 maart 2011/01 • M
ONUMENTEN
Brochure over herbestemming van monumentale boerderijen Steeds meer boerderijen verliezen hun oorspronkelijke agrarische functie. Naar verwachting zullen de komende 15 jaar ten minste 17.000 boerderijen in de verkoop komen, zo blijkt uit een onderzoek van de Universiteit Wageningen.
van een geslaagde herbestemming. Om zowel de boerderijeigenaar als overheden en professionals (onder anderen architecten) een praktische handreiking te bieden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een brochure uitgegeven. De brochure met de titel Een toekomst voor boerderijen laat zien hoe de verbouwing en herbestemming van monumentale boerderijen uitgevoerd kunnen worden. Een vastomlijnd recept daarvoor bestaat niet; in de monumentenzorg staat maatwerk immers voorop. Toch zijn er belangrijke algemene uitgangspunten, richtlijnen en tips die maken dat een verbouwings- of herbestemmingsproject een succes kan worden. In de brochure zijn deze richtlijnen en tips samengebracht.
Vooral de schaalvergroting in de landbouw en de gestage afname van het aantal agrariërs liggen ten grondslag aan deze ontwikkeling. Om verval en sloop van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen zoveel mogelijk te voorkomen is het belangrijk een goede herbestemming voor deze objecten te vinden. Het betreft dan niet alleen het boerenwoonhuis, maar ook de bijgebouwen, zoals in Zeeland onder andere de landbouwschuur, het wagenhuis en het varkenshok. Herbestemming stelt echter nieuwe eisen aan een gebouw, zoals extra daglicht of meer wooncomfort. De aanpassingen die dat met zich meebrengt vragen om het maken van afwegingen, waarbij de historische en architectonische waarden van het monumentale object bij voorkeur onderkend en gerespecteerd worden. Dit vraagt om de juiste kennis en een goede voorbereiding. Ervaring, dialoog, samenwerking en vakmanschap vormen de basis
De brochure is te raadplegen als pdf-document op de website van de Rijksdienst (www.cultureelerfgoed.nl). U kunt via deze website ook een exemplaar bestellen. Meer informatie over (de herbestemming van) Zeeuwse boerderijen kunt u vinden op:
www.boerderijenzeeland.nl
Dreigende sloop van mogelijk oudste huis van Heikant toont noodzaak gemeentelijk monumentenbeleid Helaas spreekt een ‘eenvoudig woonhuis’ zoals dit object minder tot de verbeelding dan een kerk, molen of kasteel. En dit wordt nog eens versterkt als de staat van onderhoud slecht is. Toch is het jammer dat op deze manier behoudenswaardige objecten voor de gemeenschap verloren gaan. Want in opgeknapte staat en mét meer kennis over de geschiedenis van een dergelijke pand zouden beduidend meer inwoners zich sterk maken voor behoud. Daarentegen gaat nu een historisch pand verloren, zelfs zonder dat het goed voor het nageslacht is vastgelegd.
Vorig jaar september werd bij het Meldpunt Erfgoed Zeeland melding gemaakt van de dreigende sloop van mogelijk het oudste huis van Heikant. Nadat in eerste instantie de sloop werd stilgelegd, werd half november door de gemeente Hulst een omgevingsvergunning voor sloop verleend. Het vervallen woonhuis aan de Julianastraat 109 in Heikant is karakteristiek voor de streek en heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Sloop lijkt echter onvermijdelijk (foto Gerry van Eeden).
‘Eenvoudig woonhuis’ Het eeuwenoude pand, gelegen aan de Julianastraat nabij de Belgische grens, heeft in het verleden niet alleen dienst gedaan als boerenwoonhuis, maar volgens sommigen ook als tolhuis. Hoewel het pand door jarenlange leegstand enigszins in verval is geraakt, kan het desalniettemin als authentiek en karakteristiek voor de regio bestempeld worden. Dit geldt zowel voor het interieur als voor het exterieur.
Belang gemeentelijke inventarisatie In een reactie aan het voorportaal van het Meldpunt Erfgoed Zeeland heeft de ambtenaar belast met monumenten laten weten dat de gemeente sloop niet kan weigeren. Tevens gaf de ambtenaar aan dat de gemeente het desbetreffende pand niet als bijzonder of behoudenswaardig beschouwt en nu eenmaal niet alles behouden kan blijven. De coördinator van het Meldpunt kan zich in deze laatste uitspraak vinden. Voorwaarde is dan wel dat bij de gemeente bekend is welke behoudenswaardige objecten zich in de gemeente bevinden. Zolang er geen goede inventarisatie heeft plaatsgevonden en een gemeentelijk monumentenbeleid ontbreekt zal van een goede afweging bij sloopaanvragen geen sprake kunnen zijn. Hopelijk zal in 2011 het behoud van het gebouwde erfgoed in de gemeente Hulst beter gewaarborgd kunnen worden. Helaas zal een dergelijke veiligstelling voor het pand aan de Julianastraat te laat komen…
www.meldpunterfgoedzeeland.nl Zeeuws Erfgoed
16 maart 2011/01 • M
ONUMENTEN
MONUMENTENRONDE
Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen in de provincie Zeeland De Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen in de provincie Zeeland (SBKGZ) zet zich in om eigenaren van kerkelijke gebouwen in de provincie Zeeland behulpzaam te zijn bij onderhoud, restauratie en verbouwing, bij subsidieaanvragen en bij onderhoudsplanning. De stichting is in 1990 officieel opgericht als Hervormde Stichting tot Behoud van Kerkelijke Gebouwen in Zeeland, maar is al actief sinds 1988. In 2007 is door een statutenwijzing de doelgroep van kerken vergroot.
onderzoek was na te gaan hoe het stond met de voorbereidingen voor de Brim-aanvragen. Van 93% van de kerken werd een reactie ontvangen. Aan de hand van de antwoorden zijn gericht brieven verstuurd waarin hulp wordt aangeboden en wordt gewezen op een tijdige en juiste aanvraag van subsidie. Op deze brief is in ruime mate positief gereageerd.
Werkzaamheden De diensten van de stichting bestaan onder andere uit het verstrekken van adviezen bij: - het opstellen van (bouwkundige) onderhoudsplannen en de begeleiding van de uitvoering van onderhoud, de projectbegeleiding van verbouw- en restauratieplannen; advisering bij de uitvoering van restauraties en bij het opstellen en uitvoeren van restauratieplannen. - de begeleiding en uitvoering van verbouwplannen, het werven van subsidies en fondsen voor bovengenoemde plannen (bijv. de Brim-regeling), het oplossen van specifieke technische problemen. De adviezen kunnen ook over incidentele zaken gaan. Ook de beoordeling van uitgebrachte offertes, prijsaanbiedingen of advies behoort tot de mogelijkheden. De beslissing op welke manier de problemen worden opgelost ligt bij de kerkrentmeesters. In eerste instantie werkt de SBKGZ binnen het verband van de Protestantse Kerken in Nederland, maar ook andere kerkgenootschappen kunnen van haar diensten gebruik maken. Dit alles gebeurt in goed overleg met de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer (VKB) afd. Zeeland, de Gemeenteadviseur Kerkbeheer Zuid Nederland van de PKN, het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken (RCBB) en de Regionale Werkgroep Kerkbouw Zeeland (RWKZ). De stichting is verder vertegenwoordigd in het landelijke OVO (Overleg Orgaan Stichtingen Behoud Kerkelijke Gebouwen), het Meldpunt Erfgoed Zeeland en het Platform Historische Kerken Zeeland. Aanpak De stichting doet haar werk met de hulp van vrijwilligers. De adviezen worden tegen een geringe vergoeding uitgebracht door de twee vrijwillige technische adviseurs. Het bestuur bestaat ook uit vrijwilligers. De voor het functioneren van de stichting benodigde gelden worden verkregen uit donaties van de kerkelijke gemeenten. De jaarlijkse bijdrage bedraagt 15 euro per kerkelijke gemeente. Activiteiten De advisering door de technische adviseurs betreft voor een belangrijk deel monumentale gebouwen, maar adviseren over gebouwen zónder monumentale status gebeurt ook. Daarnaast wordt jaarlijks een nieuwsbrief uitgebracht met daarin aandacht voor wet- en regelgeving, vergunningen, gebruiksvoorschriften, subsidieregelingen, inspectie, onderhoud en planning, brandpreventie enzovoort. Omdat uit de contacten met de kerkelijke gemeenten de indruk was ontstaan dat er behoefte bestond aan informatie over en hulp bij het aanvragen van een Brim-subsidie (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten) is eind 2009 begin 2010 een schriftelijke enquête gehouden onder 116 kerkrentmeesters van de PKN-kerken in Zeeland. Doel van het
Zeeuws Erfgoed
De Catharinakerk in Zoutelande. Toekomst Het is de bedoeling om in nog nauwere samenwerking met de VKB, het RCBB en de gemeenteadviseur de dienstverlening aan de kerkrentmeesters verder uit te bouwen en te intensiveren. Contact www.SBKGZ.nl Secretariaat Marga Klompélaan 10 4385 JL Vlissingen E
[email protected] T 0118-465637 Technisch adviseurs Classis IJzendijke (en Tholen) De heer M.P. Vermaire E
[email protected] T 0118-626937 Classes Goes/Middelburg/Zierikzee De heer J.M. Huige E
[email protected] T 0118-616876
17 maart 2011/01 • M
ONUMENTEN
Restaureren: roeping, voorrecht of uitdaging? Aannemersbedrijf Huurman uit Delft en is begin 2011 afgerond. Op dit project werden twee leerlingen restauratietimmeren en één leerling restauratiemetselen opgeleid. Opgemerkt moet worden dat door de opdrachtgever, de gemeente Schouwen-Duiveland, het project in de besteksvoorwaarden al aangemerkt was als restauratie opleidingsproject. In de restauratie kwamen de leerlingen veel onderdelen tegen zoals herstel van het metselwerk van de gevels, herstel van de balklagen en vloeren, herstel van de dakconstructie en aanbrengen van natuurstenen elementen. Omdat het Stadhuismuseum na restauratie weer toegang moet bieden aan publiek, zijn er voorzieningen getroffen zoals toiletgroepen die ook geschikt zijn voor mindervaliden. Eveneens zijn er voorzieningen in de vloeren aangebracht voor de liftinstallatie en voldoet het pand aan de huidige brandveiligheidseisen.
Een van de belangrijkste monumenten van de stad Zierikzee is toch wel het oude stadhuis. Het oudste gedeelte, het oorspronkelijke vleeshuis en het benedenstuk van de toren, dateert van 1550-1554 en is in sobere renaissancestijl uitgevoerd. Het gebouw met de imposante houten kapconstructie vormde ruim twee jaar een opleidingsproject voor leerlingen in de restauratie.
Het moet haast wel een roeping zijn om een opleiding in de restauratie te willen volgen, het is in ieder geval een voorrecht om op een project te mogen werken als het Stadhuismuseum in Zierikzee en het vormt een uitdaging om dit historisch verantwoord te restaureren!
Tentoonstellingszaal met zestiende-eeuwse kapconstructie van eiken. Verbouwingen en bestemmingen De achthoekige toren werd medio zestiende eeuw voorzien van een bekroning van waarop de zeegod Neptunus uitkijkt over de stad. In 1661 is er een burgemeesterskamer toegevoegd. In de periode 1772-1779 is het stadhuis nog grondig verbouwd. In het stadhuis zetelde niet alleen het stadsbestuur maar hadden ook de rechtbank en het waterschap hun onderkomen. Sinds de gemeentelijke herindeling is Zierikzee opgegaan in de gemeente Schouwen-Duiveland en beschikt ze over een nieuw modern gemeentehuis. Het oude stadhuis had zijn functie verloren en werd ingericht als museum onder de naam ‘Stadhuismuseum’. Museum op zich Zowel aan de buiten- als binnenkant is het gebouw een museum op zich. In de hal beneden zijn op de balken de wapens van de steden en heerlijkheden van SchouwenDuiveland te zien. Op de eerste verdieping zijn zalen te zien die in Lodewijk XV-stijl zijn verbouwd. De oude spiltrap leidt ons naar de zolderverdieping waar men zicht heeft op een imposante zestiende-eeuwse eiken kapconstructie. Het is indrukwekkend om te zien hoe vakmensen in die tijd dit hebben kunnen realiseren; indrukwekkend zijn niet alleen de verbindingen in de constructie maar is ook het gewicht van de diverse onderdelen. In het Stadhuismuseum is een vaste expositie te zien van de rijke geschiedenis van de stad Zierikzee. Thema’s zijn onder andere het verbouwen en verwerken van de meekrap, de watersnoodramp van 1953 en de strijd tegen het water. Op Schouwen-Duiveland was Zierikzee een belangrijke stad, hier werd de oogst van de boeren verhandeld en verscheept.
Leerling metselen brengt de nokvorsten opnieuw aan onder toezicht van de leermeester (foto Arie Bijl).
ROP-project In augustus 2009 is er wederom gestart met een restauratie. Deze restauratie werd uitgevoerd door
Zeeuws Erfgoed
Leerlingen timmeren bezig met het vervangen en aanpassen van de balklaag (foto Arie Bijl).
18 maart 2011/01 • M
ONUMENTEN
Vroege krimp
Cultuurhistorie
Al enige tijd waart het rond als een spook, vooral in de vanuit de Randstad zo beschouwde - buitengewesten, en dus ook in Zeeland: krimp! In onze provincie is het vooral Zeeuws-Vlaanderen waar men met dit verschijnsel wordt geconfronteerd. De bevolking vergrijst, met als gevolg leegstand, verkrotting en uiteindelijk afbraak van woningen, en sluiting van scholen en andere voorzieningen. Het zijn enkele onderdelen van een doemscenario dat al werkelijkheid wordt. In het oog springend zijn bovendien kerksluitingen en samenvoeging van parochies. Ook dat begon in alle hevigheid in Zeeuws-Vlaanderen, maar inmiddels doet ook Zeeland boven de Westerschelde mee met parochies die, mede uit financiële nood, tot schaalvergroting moeten overgaan. Het komt een historicus bekend voor, want het is eerder vertoond in Zeeland, weliswaar onder heel andere omstandigheden maar met enkele opvallende overeenkomsten. Sinds de twaalfde, dertiende eeuw beschikte vrijwel elk Zeeuws dorp, hoe klein ook en hoe nabij soms ook het buurdorp, over een eigen parochiekerk. De meest toegepaste plaatsnaam in onze provincie eindigde niet voor niets op -kerke. In geen enkel ander gewest is dat type naam zo rijk vertegenwoordigd als hier. De kerk kwam in het hart van de samenleving te staan, op veel plaatsen - (kerk)ringdorpen! - zelfs ook letterlijk in het hart van het dorp. Maar al spoedig bleek dat er teveel kerken waren gesticht. In enkele dorpen staken als gevolg van geringe toeloop al snel financiële problemen de kop op. Doorslaggevend voor de toekomst van kerk en dorp was de beginfase van de Opstand tegen Spanje, de jaren 1572-1577. De strijdende partijen, Geuzen tegenover Spanjaarden, voerden toen op het Zeeuwse platteland een guerrillaoorlog waarbij vrijwel alle kerkgebouwen het moesten ontgelden. Na het luwen van de strijd was Zeeland een waar ‘kerkenkerkhof ’. Geldgebrek was de belangrijkste reden dat niet elk beschadigd kerkgebouw op restauratiesteun vanuit Middelburg kon rekenen. De Zeeuwse Staten namen toen besluiten met uiteindelijk ver strekkende gevolgen: slechts een beperkt aantal kerken mocht - soms in verkleinde vorm - worden hersteld, van andere trok de overheid haar handen af. Nog sterker: enkele kerken dan wel dorpen werden bewust afgebroken. Dat gebeurde bijvoorbeeld met het Walcherse Boudewijnskerke en Sint-Janskerke. Op Schouwen mochten de kerkruïnes van Nieuwerkerke, Duivendijke, Brijdorpe en Looperskapelle (verder) worden afgebroken. En op Tholen moesten de inwoners van Schakerloo voortaan maar ter kerke in de stad Tholen.
inmiddels hervormde - kerkgemeente. Op de andere eilanden ging het niet anders. En met de wereldlijke gemeenten ging het trouwens, met enige vertraging, net zo. Ook daar was schaalvergroting aan de orde. De herinneringen aan deze ingrijpende ontwikkelingen zijn, voor wie daar oog voor heeft, overal in Zeeland zichtbaar. Een weinig opvallende verhoging in de vorm van een voormalig kerkhof, in het gunstigste geval gemarkeerd door een plaatsnaambord. Een bord bijvoorbeeld met Nieuwerkerke, maar de kerk zelf is al in geen eeuwen en in geen velden of wegen meer te zien. Terug naar de krimp van vandaag. Welke les die ons leert is nog niet duidelijk. Bestuurders spreken graag van kansen die de krimp biedt in plaats van bedreigingen. Maar in het perspectief van de vroegere krimp valt in elk geval wel te hopen dat de toekomst van de kerken beter is gegarandeerd. Zoals de gewestelijke overheid toen met veel kerken is omgesprongen lijkt vandaag ondenkbaar. De religieuze rol van steeds meer kerken mag dan anno 2011 zijn uitgespeeld, andere functies bieden hoopvolle perspectieven. Zo kan de kerk - figuurlijk én letterlijk - blijven waar ze sinds de middeleeuwen stond: in het midden van het Zeeuwse dorp. Aad de Klerk, adviseur cultuurhistorie en landschap
Het gevolg was schaalvergroting. Want met het verlies van de kerk verloor het dorp de toen belangrijkste voorziening. Een voorziening met veel meer dan alleen religieuze betekenis, want in of bij de kerk werd bijvoorbeeld ook recht gesproken. Het hart verdween uit zo’n dorp waarna het ten dode was opgeschreven. De bevolking vertrok uit de kerkloze dorpen en vestigde zich in plaatsen waar de kerk wél op steun kon rekenen. Wat na leegloop overbleef kromp ineen tot een gehucht of nog minder. Had Walcheren ooit 36 parochies geteld, eind zestiende, begin zeventiende eeuw was eenderde daarvan opgeheven en samengevoegd tot een nieuwe -
Zeeuws Erfgoed
Boudewijnskerke (Walcheren): voorbeeld van een gekrompen dorp.
19 maart 2011/01 • C
ULTUURHISTORIE
De kerk (nog altijd) in het midden van het dorp (Koudekerke) (luchtfoto Jacqueline Midavaine).
Cursus over groene geschiedenis afgerond
4Cursisten op excursie in het winterse Slikkenbosch bij Oostkapelle (foto Maurits Schipper).
Onder uitzonderlijke omstandigheden werd op zaterdag 27 november 2010 de succesvolle cursus ‘Grepen uit de groene geschiedenis van Walcheren’ afgerond. De eerstgevallen sneeuw van het seizoen maakte de omgeving van de eendenkooi in het Slikkenbosch bij Oostkapelle tot een waar sprookje. Anton van Haperen leidde daar de cursisten rond. Er waren vier cursusavonden aan voorafgegaan; elk daarvan was gewijd aan een thema op het snijvlak van geschiedenis en ecologie: de buitenplaatsen in de Manteling; de wegbeplanting in de (voormalige) Tuin van Zeeland; de naoorlogse kreekgebieden; en het duingebied tussen Westkapelle en Vrouwenpolder. Twintig deelnemers volgden de cursus - georganiseerd in een samenwerkingsverband van Staatsbosbeheer, SCEZ en Stichting Zeeuwse Volksuniversiteit dat voor herhaling vatbaar is. Een vervolg op de cursus behoort dus zeker tot de mogelijkheden. De groene geschiedenis van Walcheren, van Zeeland biedt nog tal van kansen!
Landelijk dekkend netwerk interieurwacht? inspecteert, noodreparaties uitvoert en eigenaren adviseert over het onderhoud ervan, zo zou een landelijk dekkend netwerk van provinciale interieurwachten in navolging van de reguliere monumentenwachten wenselijk zijn. In Noord-Brabant en Vlaanderen zijn al enkele jaren interieurwachters actief, wat een groot succes blijkt te zijn. Hun inspectierapporten zorgen voor duurzaam behoud van de historische interieurs.
Historische interieurs staan steeds meer in de belangstelling, zeker sinds 2001, het Jaar van het Historisch Interieur. Sindsdien zijn een groot aantal initiatieven ontplooid om de belangstelling voor en de kennis over historische interieurs te stimuleren. Vaak door onwetendheid, maar ook door renovatiewoede van nieuwe eigenaren van monumentale panden, verdwijnen delen van of soms zelfs complete historisch waardevolle interieurs. Dat komt omdat deze interieurs niet beschreven staan als onderdeel van het rijksmonument, maar ook omdat de nieuwe eigenaren hier geen weet van hebben.
Het rapport is te downloaden vanaf de website van de RCE, www.cultureelerfgoed.nl (zie: actueel/persberichten/interieurwacht moet monumenten van binnen en buiten beschermen). Een papieren exemplaar is aan te schaffen bij de balie van de SCEZ aan de Groenmarkt 13 in Middelburg voor 7,50 euro.
Op 25 november 2010 vond ten kantore van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort een symposium plaats met de titel ‘Interieurwacht moet monumenten van binnen beschermen’. Ook werd er het rapport Landelijke interieurwacht: een publieke zaak? gepresenteerd. Dit rapport onderstreept het belang van het opzetten van een landelijk netwerk van interieur-wachters dat ervoor kan zorgen dat de nog aanwezige bijzondere historische interieurs van tienduizenden Nederlandse en ook Zeeuwse rijksbeschermde monumenten behouden blijven. Dit kunnen de interieurs betreffen van kastelen, kerken, woonhuizen, (voormalige)overheidsgebouwen, maar ook historische boerderijen en scholen. Het rapport is opgesteld door de rijksdienst en Monumentenwacht Nederland. Door achterstallig onderhoud, slechte klimatologische omstandigheden, onachtzaamheid of onwetendheid van eigenaren en het ontbreken van periodieke inspecties, ontstaat aan monumentale interieurs vaak onnodig veel en soms onherstelbare schade. Eigenaren en beheerders willen graag de juiste maatregelen treffen, maar hebben vaak niet de kennis of de mogelijkheden om verantwoord onderhoud te plegen. Zoals elke provincie in Nederland een eigen monumentenwacht heeft die de buitenkant van monumenten
Zeeuws Erfgoed
20 maart 2011/01 • C
ULTUURHISTORIE
| MONUMENTEN
Rott(ig)e kelderluiken
Monumenten
Veel panden in historische binnensteden zijn onderkelderd. Een waar genot als de kelder droog is en blijft, en voldoende stahoogte heeft. Het gebruik ervan is legio; was in het verleden de kelder het werkterrein van de dienstbode of de voorraadopslag van kolen voor de kachel, tegenwoordig dient de kelder tal van andere uiteenlopende doelen. De monumentenwacht komt tijdens haar inspecties allerlei vormen van keldergebruik tegen. Deze variëren van restaurant tot opslagruimte, van wijnkelder tot werkplaats en van kunstgalerie tot oefenruimte voor een muziekbandje.
Om dit te voorkomen heeft de monumentenwacht de volgende tip: zorg dat de luiken niet op het straatwerk rusten, maar één tot enkele centimeters vrij liggen. Dit is eenvoudig te realiseren door aan de onderzijde van de luiken stootdopjes te schroeven, de rubberen dopjes die ook in gebruik zijn als deurstopper of die op de muur worden aangebracht op de plaats waar de deurkruk tegen de wand stoot. Door deze dopjes aan de onderzijde te bevestigen, rusten de houten luiken niet meer direct op de bestrating en ontstaat er een kier tussen de luiken en de bestrating. Hierdoor blijft het kwetsbare houtwerk droog en kan de kelder enigszins ventileren, wat op zijn beurt van belang is voor een goed binnenklimaat in de kelder. Een investering van enkele euro’s kan u in ieder geval hele dure reparaties aan uw kelderluiken besparen.
Essentieel voor het functioneel gebruik van zo’n kelderruimte is de bereikbaarheid ervan. De toegang tot de kelder van binnenuit is vaak gesitueerd in de gang van het pand, waar men via een trap naar de onderliggende ruimte kan afdalen. Maar vaak is er ook een toegang van buitenaf, vooral bij monumentale panden in de binnenstad. Aan de straatzijde zijn dan een paar horizontale luiken aanwezig, meegenomen in de bestrating, of de luiken zijn schuin tegen de voorgevel geplaatst. Via deze luiken kwamen de voorraad kolen of andere goederen in de kelder onder het betreffende pand. De luiken zijn meestal van hout en staan dag in dag uit bloot aan weer en wind. Horizontale luiken hebben het daarbij extra te verduren door bijvoorbeeld regenwater dat erop blijft staan of schuifelende kindervoetjes. Dergelijke gebouwonderdelen hebben veel onderhoud nodig. Het schilderwerk heeft veel te lijden en houtrot ligt op de loer. De grootste boosdoener is vocht, vooral bij de schuinliggende kelderluiken, waarvan de houten onderzijde op de bestrating rust. In de dagelijkse praktijk van de monumentenwacht blijkt juist op deze plaats in veel gevallen houtrot voor te komen.
Seizoensproblemen in en rond uw monument Natuurlijk groen zoals bomen en struikgewas vormt samen met monumentale objecten een prachtige combinatie die de onderlinge beleving versterkt. Maar zoals zo vaak bij goede combinaties, kunnen ze elkaar ook tot last zijn. Bomen en struiken die te dicht bij gebouwen in de buurt staan, kunnen overlast geven en schade aan de gebouwen veroorzaken. Kijkt u eens naar de vorm van beplanting in de buurt van uw pand, nu de bomen en struiken nog niet vol in blad staan. Zijn er overhangende takken die uw pand kunnen beschadigen of die in de herfst de goten met hun blad kunnen verstoppen? Bedenk ook dat de takken van bomen in blad zwaarder worden en gaan ‘doorhangen’. Hierbij kunnen ze, door de wind geholpen, tegen uw pand gaan schuren en het schilderwerk van goten, gevelbeschietingen en kozijnen, of zelfs de gehele gevel, lelijk beschadigen. Door de bomen iets terug te snoeien of een enkele tak flink in te korten, kunt u al veel ‘seizoensschade’ voorkomen. Medio december 2010 barstte de winter in volle hevigheid los. Wind, sneeuw en vorst waren aan de orde van de dag, met alle leuke en minder leuke gevolgen die daarbij horen. Bij de inval van de dooi kwamen bij de SCEZ diverse telefoontjes binnen van eigenaren van panden die al dan niet bij de monumentenwacht aangesloten zijn. Het ging vooral om problemen met de afvoer van smeltwater van de daken van monumentale objecten en de daarmee gepaard gaande lekkages. Door bladval in de herfst waren verscheidene goten vol geraakt en soms zelfs verstopt. De afvoerpijpen van de meeste dakgoten hebben een diameter die varieert van zeven tot tien centimeter. Dat is erg klein als u bedenkt dat er soms maar één afvoer aan de goot van een pand aanwezig is. Door vallend blad kan de opening van de afvoer makkelijk afgedekt raken in het najaar. Bij regen is er een kans dat het blad wegspoelt en de opening van de afvoerpijp weer vrij komt. Maar de afgelopen winter vroor en dooide het geregeld. In de gootbodem vastgevroren bladeren kunnen de opening naar de afvoerpijp hermetisch afsluiten. Met daarop nog een sneeuwdek van tien of meer centimeter zoals afgelopen december het geval was, is de mogelijkheid om het smeltwater af te voeren volledig geblokkeerd. Vergeet dus niet geregeld de openingen van hemelwaterafvoeren vrij te maken en de goten schoon te houden en voorkom zo nare lekkages.
Zeeuws Erfgoed
21 maart 2011/01 • M
ONUMENTEN
Winnaars fotowedstrijd ‘De smaak van de 19e eeuw in Zeeland’
‘Detail van een grote boerenschuur’ - Matty Geschiere, 60 jaar Bij het detail van de grote, prachtig gerestaureerde negentiende-eeuwse landbouwschuur van boerderij Land en Zeezicht in Kamperland was de jury getroffen door de eenvoud in kleurstelling. Matty Geschiere heeft met vier structuren - een schuurraam, gepotdekseld houtwerk, een wolkenpartij en een dakraam - een monumentaal, maar ook ongewoon beeld weten vast te leggen. Bijzonder is de op het eerste gezicht tweedimensionale compositie van een viertal elementen, die sámen een onverwachte dieptewerking aan deze foto geeft. Om deze doorkijk met luchtweerspiegeling zo te kunnen vastleggen, heeft de fotografe haar positie vooraf zorgvuldig bepaald, dat kan niet anders. Geheel terecht dat Matty Geschiere haar foto “Een plaatje!” noemt.
‘De smaak van de 19e eeuw?!’ - Céline den Engelsman, 15 jaar De gedenknaald voor Filips van Marnix, heer van Sint-Aldegonde en WestSouburg, past naadloos in de negentiende eeuw, de tijd van het ontluikende nationale gevoel. Het vrij onbekende monument op het Marnixplein in WestSouburg krijgt op de foto van Céline den Engelsman de extra aandacht die het verdient. Het monument is in 1872 opgericht op initiatief van de Antwerpse Geuzenbond, een liberale groepering die zich sterk maakte voor de positie van het Nederlands in Vlaanderen en België. In 1898 werd er ter herdenking van Marnix’ 300e sterfdag nog een bronzen lauwertak op aangebracht. Vanwege de gangbare traditionele stijl is de titel “De smaak van de 19e eeuw?!” goed gekozen. Een mooie foto van Céline den Engelsman.
Unaniem juryoordeel Tot 1 oktober 2010 kon iedereen meedoen aan de fotowedstrijd van de SCEZ rond het thema van Open Monumentendag 2010: ‘De smaak van de 19e eeuw in Zeeland’. De uitdaging was om een bijzondere, aansprekende, eigenzinnige of gewoon een heel mooi foto te maken van een monument of historisch object uit de negentiende eeuw. De jury - bestaande uit vakfotografe Mechteld Jansen, oud-wethouder Gerrit Schoenmakers en Tony Veenstra, SCEZ-sectorhoofd instandhouding - heeft uit een voorselectie van tien foto’s twee winnaars gekozen. De winnaar voor de categorie jeugd is Céline den Engelsman uit Oost-Souburg geworden; de andere winnaar is mevrouw Matty Geschiere uit Grijpskerke. Beiden hebben uit handen van Wim Scholten, directeur van de SCEZ, op 24 november hun prijs in ontvangst genomen.
Erfgoed Allerlei het twaalfde-eeuwse Biervliet, de ontwikkeling van de stad, stormvloeden, de Tachtigjarige Oorlog, de Staatse Tijd (1573-1794), de Franse Tijd, onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden en drie hoofdstukken over de laatste anderhalve eeuw. Bijlagen bevatten lijsten van onder meer pastoors, predikanten en burgemeesters. Bevat verder een kalendarium, begrippenlijst en index.
PUBLICATIES SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Ben van den Aarssen (red.) et al., Grepen uit Oud-Vossemeers verleden. Jaarboek Heemkundekring Stad en Lande van Tholen, vol. 7 (Tholen: Heemkundekring Stad en Lande van Tholen, 2010) 60 pag.; ill., foto’s; 978-90808651-8-1. In dit jaarboek onder meer bijdragen over de wiellerronde van 31 augustus 1948, de mensen achter de wapens op de schouw in het ambachtsherenhuis, het leven op het stoomgemaal, straatnamen in Oud-Vossemeer en de vos in het wapen van Oud-Vossemeer.
Carlo Buijsrogge, Lamswaarde door de jaren heen (Lamswaarde: [s.n.], 2010) 365 pag.; ill., foto’s, krt., tab.; ISBN 978-90-9025390-2. De geschiedenis van Lamswaarde in dertien hoofdstukken over onder meer de geschiedenis van de abdij Boudelo, natuur- en oorlogsgeweld in de zestiende en zeventiende eeuw, het bestuur van het Hulsterambacht, de parochie Hulst, onderwijs, veldwachters, de Tweede Wereldoorlog, de watersnood van 1953 en overige buurtschappen. Met voorwoord, nawoord en lijst van geraadpleegde werken.
Rinus Antonisse, Echt Zeeuws?! (Huizen: Contour uitgevers, 2010) 64 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-94-6132-002-5. Uitgegeven in samenwerking met de SCEZ en het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. In dit boekje zijn in het kader van het Jaar van de Tradities (2009) - Zeeuwse tradities in tien groepen en evenzoveel hoofdstukken ingedeeld: volkssporten, streekproducten, streekdrachten, streektaal, volkskunst, volksfeesten, jaargebruiken, spelen, religieuze tradities en fietsen.
De twee winnaars van een cadeaubon voor een iPod. Rechts op de foto Céline den Engelsman. Mevrouw Geschiere kon niet bij de uitreiking aanwezig zijn, zij werd vertegenwoordigd door haar echtgenoot.
Het juryberaad, met (v.l.n.r.) Tony Veenstra, Gerrit Schoenmakers en Mechteld Jansen. Eervolle vermelding (midden v.l.n.r.) Drie inzenders kregen van de jury een eervolle vermelding: • ‘Ku(n)stlicht’ - Niek Beeke, 48 jaar. • ‘Middelburgs contrast’ - Jelte Mense, 20 jaar. • ‘Broeksknopen van mijn overgrootvader’ - Jordy Eggebeen, 11 jaar. Overige kanshebbenden (onder v.l.n.r.) • ‘Interieur van de mooie kamer van Hoeve Van der Meulen in ’s-Heer Abtskerke’ - Piet Grim, 67 jaar. • ‘Zeeuwse muziekschool in Goes’ - Mark Joosse, 11 jaar. • ‘Vismarkt of Sint-Jacobshofje aan de Sint-Domusstraat in Zierikzee’ - Jörgen Heming, 38 jaar. • ‘Middelburg’ - Jack Gravenmaker, 59 jaar. • ‘Huis aan de Seissingel in Middelburg’ - Jacqueline Pruijsers, 54 jaar.
Jacques Cats, De Schelde schrijft geschiedenis (Middelburg: Jacques Cats, 2010) 162 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-815856-1-3. De geschiedenis van de scheepswerf verteld in korte stukjes thematische tekst van telkens twee pagina’s. Hierbij komen niet alleen gebouwen en schepen aan de orde, maar ook vliegtuigbouw, werknemers, het dopen van schepen en andere zaken.
Michal Bauwens, Tussen theocratie en tolerantie. De classis Walcheren en haar invloed op religieuze coëxistentie in Walcheren en Staats-Vlaanderen. Met bijlage (1602-1630) (Gent: Michal Bauwens, 2010) 162 + 183 pag.; ill., foto’s, krt., grav., tab. In deze thesis van de Universiteit Gent gaat de auteur in op de Reformatie, de verhouding tussen kerk en staat en de omgang met dissidente religieuze groeperingen. Bevat een bibliografie en een uitgebreide bijlage in een aparte bundel.
Clifford Crane Bear, Caroline van Santen en Lea Zuyderhoudt (tekst), Ivo Wennekes (foto’s), Zwartvoet indianen. De collectie Sprenger (Middelburg: Zeeuws Museum, 2010) 65 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-74038-21-8. De in deze publicatie opgenomen Zwartvoet citaten zijn afkomstig uit een in 2009 en 2010 uitgevoerd film- en onderzoeksproject door de auteurs die hen de objecten uit de verzameling lieten zien. Alle afgebeelde objecten behoren tot de collectie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en werden in 2010 tentoongesteld in het Zeeuws Museum.
Johan D.C. Berrevoets, Schouwen-Duiveland in de jaren 1970-1990 gezien door de ogen van fotograaf Johan D.C. Berrevoets met teksten van Marijke Vael. Omslagtitel: Het juiste moment (Zierikzee: JeVanHet, 2009) 62 pag.; ill., foto’s. Fotoboek van de Schouwen-Duivelandse fotograaf Berrevoets met veel aandacht voor personen, waterstaatkundige werken, en andere historisch belangrijke evenementen die plaats hadden.
Frans P.J. Doeleman, Met oog voor detail. 25 jaar Middelburgs Theater (Middelburg: Middelburgs Theater, 2010) 80 pag., ill., foto’s. Gaat in op de 25-jarige geschiedenis van het theater in de Zeeuwse hoofdstad dat is ontstaan uit de fusie van drie theaterverenigingen. Het boek bezit geen inhoudsopgave. Marjan Groothuis (et al.), In het licht van Walcheren. Schildersweek Domburg 2010 (Domburg: Stichting Art & Performance, 2010) 96 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 978-90-7987511-5. Overzicht van de schildersweek die van 7 tot en met 16 mei van 2010 werd gehouden in Domburg. Daarnaast komen alle 25 deelnemende kunstenaars en hun werk aan bod. De getoonde werken van de kunstenaars vormen tezamen een caleidoscopisch beeld van postimpressionistische taferelen tot modernistisch realistische schilderkunst.
Dick en Joan Blonk-van der Wijst, Zelandia comitatus. Geschiedenis en Cartobibliografie van de provincie Zeeland tot 1860 (Houten: HES & de Graaf, 2010) 513 pag.; ill., foto’s, krt., grav.; ISBN 978-90-6194-240-5. Fraai gebonden standaardwerk over de cartografie van Zeeland. Na een inleidend hoofdstuk over de kartering van Zeeland in de periode 1549-1860 waarin alle kaartenmakers de revue passeren, volgt een chronologische cartobibliografie, lijst van historische kaarten en deelkaarten. Met summary, lijst van bibliotheken, beeldverantwoording, lijst van kaarttitels, literatuur en register.
Ludo Haers, Bloewoste mee juun = Bloedworst met uitjes. Een culinaire biografie, een passie voor eten en drinken (Sas van Gent: Ludo Haers, 2010) 120 pag.; ill., foto’s. Ludo Haers, geboren en getogen in Zeeuws-Vlaanderen, beschrijft in dit boek zijn herinneringen aan zijn prilste jeugd tot heden. Bovenal gaat dit boek echter over eten en drinken, wijnreizen, en recepten en anekdotes in het restaurant. Een bijzondere biografie waar niet de persoon maar het culinaire gedeelte de rode draad vormt.
Barbara Van den Bossche en Rinus Willemsen, Biervliet tussen eb en overvloed (Terneuzen: Gemeente Terneuzen, 2010) 238 pag.; ill., foto’s, krt., tek.; ISBN 978-90804637-4-5. Geschiedenisboek van Biervliet in dertien hoofdstukken. Hierin onder meer aandacht voor de geografische situering,
Zeeuws Erfgoed
23 maart 2011/01 • E
RFGOED
ALLERLEI
Piet van der Have, Marijke van Hamelsveld* en Simon van der Haagen* (samenst. inventarisatie en fotografie *), De monumenten van de watersnood 1953. Omslag en titelblad vermelden tevens ‘het water, de storm, de stilte’ (Ouwerkerk: Watersnoodmuseum, 2010) 310 pag.; ill., foto’s, tab., krt., tek.; ISBN 97890-807535-2-5. Bevat een opsomming van alle monumenten voor slachtoffers, helpers maar ook monumenten geschonken uit dank van getroffenen. Alle monumenten uit Zeeland, NoordBrabant en Zuid- en Noord-Holland staan vermeld met daarbij gegevens als lijsten van omgekomen personen, plaats, kunstenaar, details en materiaal. Met register van kunstenaars en plaatsnamen. Peter Heijkoop & Jeroen Rijpsma, De Atlantikwall op SchouwenDuiveland. Planning en realisatie 1940-1945 (Middelburg: Heijkoop en Rijpsma, 2010) 240 pag.; ill., foto’s, tek., krt.; ISBN 978-90-78012-07-8. Het boek over de bouw en planning van de Duitse verdedigingsmuur op Schouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog bevat dertien hoofdstukken over onder meer de komst van de Duitsers in 1940, de kustverdediging, het Atlantikwall bouwprogramma, het vliegveld Haamstede, commandovoering, de watervoorziening en bunkers. Verder een epiloog, literatuuren bronnenlijst, fotoverantwoording en een legenda van bunkerplattegronden. Jan Hutsebaut (red., et al.), Verstild versteend verleden. Monumenten in Knokke-Heist, Damme, Maldegem, Sint-Laureins en Sluis (S.l.: [s.n.], 2010) 44 pag.; ill., foto’s. Korte beschrijving van twintig bezienswaardige monumenten, voorzien van kleurrijke foto’s, gepubliceerd naar aanleiding van Open Monumentendag. Jet Idskes, Van zwartwit naar kleur. 50 jaar jachtclub Veere, 1960-13 februari 2010 (Veere: 50 jarig Jubileum Jachtclub Veere, 2010) 304 pag.; ill., foto’s, tab., tek. Het jubileum van de jachtclub was aanleiding tot een uitgave waarin alle mogelijke facetten op en rondom de jachtclub aan bod komen. Hierbij wordt een deel van de leden nader geïntroduceerd, heden en verleden van de haven en van de club besproken, het dichten van de Veersegatdam en de gevolgen, de vloot, de havenmeesters en de sociëteit van de club. Tevens is het rijk geïllustreerde boek voorzien van allerhande kaderteksten over diverse onderwerpen. Sunny J. Jansen (tekst), Jan Braamhorst (ill.), Paniek op het slagveld. De strijd van Jacoba van Beieren (Amsterdam: SWP, 2010) 64 pag., ill., tek., krt., ISBN 978-908560-541-6. Historische roman voor kinderen vanaf 10 jaar. Dit deel uit de serie ‘Historische helden’ gaat over Jacoba van Beieren (1401-1436) en haar jarenlange strijd tegen haar neef Filips de Goede, die haar graafschappen wil besturen. Het begint in 1425 met Jacoba’s ontsnapping uit het Gravensteen in Gent waar Filips haar had opgesloten en eindigt in 1434 met haar huwelijk met een ridder.
Het kerkje (tekst: Recht door zee, foto’s: Jan en Annelies) (Sas van Gent: Recht door zee, 2010) 66 pag.; ill., foto’s. Beschrijving van de voormalige Nederlands Hervormde Kerk in Sas van Gent, die na een grondige verbouwing in gebruik is genomen als kantoor en woning. Bevat de geschiedenis van de kerk, een hoofdstuk over de besluitvorming en de verbouwing en verhalen over missers tijdens de verbouwing. Jacomien Kodde, Zeeuwse ridders [DVD] (S.l.: Art & Film Support, 2010) 73 min.; kleur. Documentaire over de passie voor de traditie van het ringsteken door een inkijk in het leven van een aantal betrokkenen. We zien de schoonheid van deze populaire traditie en sport maar ook hoe deze de actualiteit van het moderne leven soms moet zien te weerstaan. Kees de Koning en Kees Droogers, Oud-Vossemeer 1962. Handboek bij de film “Oud-Vossemeer 1962” (OudVossemeer: K. Droogers, 2010) 94 pag.; ill., foto’s, tab. Bevat een uitgewerkte tabel met alle personen die per minuut op de film uit 1962 zijn te zien. Verder zijn er inleidende hoofdstukjes over het ontstaan van de film, het dorp omstreeks 1962, winkels en de school. Jan J.B. Kuipers, ‘Ik ben een stenenbikker’ Peter de Jong (1920-1990), beeldhouwer (Vlissingen: Den Boer/De Ruiter, 2010) 64 pag., ill., foto’s, ISBN 978-90-79875-23-8. De Hagenees Peter de Jong kwam na de oorlog naar Middelburg en werkte decennia lang als restaurator aan het stadhuis. Daarnaast realiseerde hij tientallen bekende kunstwerken in de stad, de provincie en in Nederland, waaronder de Dijkwerkers bij de Veersegatdam en de Middelburgse bijdrage aan het Vredespark in Nagasaki. Kuipers gaat in deze biografie onder meer in op het restauratiewerk aan het stadhuis, het werk als docent, opdrachten en exposities. Marc Legendre (tek.) en René Broens (tekst), Reynaert de Vos (Amsterdam: Atlas, 2010) 130 pag.; ill., tek.; ISBN 978-90-450-5940-2. Realistisch getekend beeldverhaal van de Reynaert sage waarin de vos de zwaktes van zijn tegenhangers - jambische viervoeters ruikt en uitbuit. De strip is op eigentijdse wijze weergegeven. Bevat een nawoord van de schrijver. Ben Muller, Stützpunkt Groede van artillerieopstelling in de Atlantikwall tot Groede Podium 1942-2010 2de herz. dr. (Middelburg: Ben Muller, 2010) 56 pag.; ill., foto’s, krt., tek., tab.; ISBN 978-90-804294-3-7. Herziene herdruk van een in 1998 uitgegeven boekje dat opnieuw is uitgegeven door de Werkgroep Militaire Historie Zeeland. Met voorwoord, inleiding en nawoord. Vertelt de geschiedenis van de verdedigingswerken van de Atlantikwall. Museumgids Terneuzen = Museum Directory Terneuzen (Terneuzen: Gemeente Terneuzen en Samenwerkende musea Terneuzen, 2009) 24 p.; ill., foto’s, krt. Teksten in het
Zeeuws Erfgoed
Nederlands met daaronder de Engelse vertaling. Geeft een kort overzicht van alle tien musea in de gemeente Terneuzen, inclusief een kaartje van de omgeving. Harold A.E. Sarneel, Sarneel: genealogie: ’s HeerNeels, Tserneels, Serneels: over de oorsprong en de afstammeling uit het Land van Mechelen van de families Sarneel in Nederland: feiten, foto’s en verhalen (Middelburg: H.A.E. Sarneel, cop. 2010) 184 pag.; ill., foto’s, tek., krt., tab. Familiegenealogie die teruggaat tot voor 1600 met aandacht voor de herkomst van de naam en de generaties Sarneel via de Zeeuws-Brabantse lijn, de Vlissingse lijn, de Maastrichtse lijn en enkele onbekende Sarneels, samengebracht in tien hoofdstukken. Ton Roos en Margje Eshuis, Os Capaixabas Holandeses. Uma história holandesa no Brasil (Barneveld: Koninklijke BDU, 2008) 160 pag.; ill., foto’s, tab., krt., tek.; ISBN 978-90-8788055-2. Uitgegeven ter gelegenheid van 150 jaar Nederlandse emigranten in de staat Espírito Santo in Brazilië. Portugese vertaling van: Op een dag zullen ze ons vinden. Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië. In vijftien hoofdstukken en drie delen wordt de emigratiegeschiedenis van Zeeuwen naar de Braziliaanse provincie Espírito Santo uit de doeken gedaan. Met vier bijlagen, bibliografie en illustratieverantwoording. Roel Rozenburg (foto’s), Groeten uit Vlissingen. Een eeuw verstreken (Den Haag: Hannaboek, 2009) 88 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-7691536-4. Historisch fotoboek van Vlissingen, waarbij de aangezichten uit het verleden worden vergeleken met hetzelfde camerastandpunt nu. Paul de Schipper, De Sterke van Saeftinghe (Amsterdam/Anwerpen: Atlas, 2010) 333 pag.; ill., foto’s, krt.; ISBN 978-90-450-1605-4. Dit boek is een familiekroniek met de Scheldedelta bij het Verdronken Land van Saeftinghe als natuurhistorische achtergrond. Een actueel onderwerp, want het handelt over de streek waarin de Hertogin Hedwigepolder ligt, waarover het kabinet op 9 oktober 2009 besloot deze onder water te zetten. Het boek is in drie delen opgezet: ‘Grensgevallen’, ‘Het spoor van Ran’ en ‘De klokkenluider’, waarin de auteur de familie De Maayer haar verhaal laat vertellen bij monde van drie generaties in de vorm van Staf de Sterke (stroper, baggeraar en stamvader), diens zoon Ran (smokkelaar en baggeraar) en schoonzoon Richard Bleijenberg (baggeraar en later natuurgids). Kees Slager, Matty Verkamman (eindred), Watersnood (Kats: deBuitenspelers, 2010) 672 pag.; ill., foto’s, krt., tek.; ISBN 978-90-7135913-2. Een 4,5 kg. zwaar fotoboek over alle watersnoden in het deltagebied met de nadruk op de watersnood van 1953. Uitgegeven in samenwerking met het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. Bevat veel nog niet eerder bekende of gepubliceerde kleurenfoto’s van onder meer Rykel ten Kate. Na een korte
24 maart 2011/01 • E
RFGOED
ALLERLEI
inleiding volgen enkele overzichten van verdronken dorpen en stormvloeden, waarna de kern van het boek aan bod komt. De overstroomde regio’s van 1953 zijn in dertien gebieden onderverdeeld waarbij alle steden en dorpen afzonderlijk worden besproken en van foto’s voorzien. Daarnaast zijn er thematische hoofdstukken over bijvoorbeeld de evacuatie, hulpverlening, media, slachtoffers, dijkherstel etc. Als laatste zijn enkele moderne hoofdstukken toegevoegd over onder andere het Deltaplan en het Watersnoodmuseum. Bevat een namenregister, colofon, verantwoording en intekenlijst. Ria Sponselee-van Geertruij, Arie en George Sponselee, De geschiedenis van de parochie Stoppeldijk. Uitgebracht bij gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de parochiekerk (Stoppeldijk: Personele Unie van de parochies Boschkapelle, Hengstdijk en Stoppeldijk, 2010) 160 pag.; ill., foto’s, krt., tek.; ISBN 978-90-816108-1-0. Bevat grotendeels de tekst van het boekje van G.J.G. Bongenaar dat de kerkelijke geschiedenis tot 1959 vertelt. De huidige auteurs nemen de laatste vijftig jaar voor hun rekening. Met lijst van geraadpleegde bronnen. Wilma Valk, Reggie Corijn en Frans Meijaard, Over Bresjes. Een greep uit historie en heden van een bruisend dorp (Breskens: Stichting Op Bresjes, 2010) ISBN 978-90-816042-1-5. Bevat geen inhoudsopgave of indeling. In het boek worden markante personages besproken, bedrijven, belangrijke historische gebeurtenissen in heden en verleden, verenigingsleven, anekdotes, de veerdienst, visserij et cetera. Met tijdtafel, personenregister, lijst van gebruikte bronnen. C.J.P. van Westreenen, Persoonlijke notitie aangaande het bombardement van Middelburg (Laren: Van Westreenen, 2009) 10, 7 blz.; ill., luchtfoto’s, krt. Korte persoonlijke analyse over de Duitse opmars in Zeeland en de gebeurtenissen in Middelburg rond de meidagen van 1940. Met literatuurlijst. • Tijdschriften Zeeland 19/3 (2010) 81-119. Het tijdschrift bevat ditmaal diverse onderwerpen, zoals een artikel over de aanschaf van de tazza van de familie Courten door Katie Heyning, een bijdrage over standshuwelijken op het platteland van de Zeeuwse eilanden tussen 1835 en 1921 van Jan Zwemer, een geografische schets over Hendrick Thibaut (1604-1667) door R.H.M. van Immerseel en een artikeltje over het Leidens ontzet door de Zeeuwse vloot (1574) door Doeke Roos. Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (2009) 222 pag.; ISSN0166-594X. Deze jaargang bevat een zestal iets kleinere artikelen dan gebruikelijk: Sjoerd Faber, ‘De zaak van de Zeeuwse meisjes (1870-1970) en de grenzen van het strafrecht’, Jeanine Dekker, ‘Florentinus Marinus Wibaut: een kosmopoliet in Middelburg’, Jan Zwemer, ‘Floor Wibaut in het politieke krachtenveld van zijn (Middelburgse)
tijd en omgeving, Johan de Koning, ‘Volkshuisvesting onder invloed van Wibaut’, Huib Zuidervaart, ‘Het in 1658 opgerichte theatrum anatomicum te Middelburg’ en Lo van Driel, ‘Zelfportret in brieven’, over de correspondentie van D.A. Poldermans met P.J. Meertens. Jan de Kort en Jan Lockefeer, ‘Cornelius Jansenius van Hulst 15101576, Theoloog en Pastor, Bisschop van Gent’, in: Jaarboek Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ (20092010). Cornelius Jansenius van Hulst was hoogleraar theologie in Leuven en eerste besschop van Gent. Hij was een medespeler in de strijd tussen reformatie en contrareformatie. Bevat zes hoofdstukken over Jansenius in zijn samenleving, bestuur in Hulst, familie en contact met de stad Hulst, pastoor en prelaat in de Reformatietijd, carrière en de geestelijke nalatenschap. Met bibliografie, bronnenlijst, register op persoons- en plaatsnamen, illustratieverantwoording en kaarten. Zeeuws Tijdschrift 60/ 5/6 (2010) 1-82. Dit nummer staat in zijn geheel in het teken van de Zeeuwse illuminator, kaartenmaker, tekenaar en boekhandelaar Cornelius Markée (1710-1769). Uit de collectie van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde zijn vele fraaie achttiende-eeuwse tekeningen van zijn hand weergegeven die ons planten, vruchten, insecten, rupsen en vlinders tonen. Alle in kleur.
• Heemen oudheidkundige bladen Schouwen-Duiveland In Stad en Lande, Historische bijdragen en mededelingen van de Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland (november 2010), vertelt R. van Langeraad KAzn. ons over de rooie rakker uit Dreischor: Krijn Adriaan van Langeraad (1837-1919). Onder het pseudoniem Opmerker of K. van Schouwen publiceerde hij kritische artikelen over het landbouwbeleid in Nederland en over het marxisme in de wereldpolitiek. Tot zijn overlijden in 1943 behield hij een ongebroken vertrouwen in de komst van een socialistische wereldorde. W. Schackman schrijft over de mensen van Schouwen-Duiveland die vanaf 1818 naar de landbouwkoloniën Frederiksoord, Willemsoord en Wilhelminaoord trokken. Zij zochten daar een nieuw bestaan. Ondanks een streng regiem bleven verschillende mensen de koloniën trouw: je had er de zekerheid van werk, de gezondheidszorg was goed en er was zelfs leerplicht, wat in de rest van Nederland nog niet bestond. Over de lotgevallen van het standbeeld van Jacob Cats in Brouwershaven verschaft H. Uil ons bijzonderheden. Voorafgaand lezen we uitgebreid over de levensloop en het werk van de zeventiende-eeuwse dichter en staatsman. F. Westra schrijft over een aantal gedenkstenen en gedenkplaten in Noordwelle en Viane en B. Bijkerk licht ons in over de geschiedenis van
de beplanting van de dorpskom in Burgh. Sint-Philipsland In de Cronicke van den lande van Philippuslandt, uitgave van de heemkundekring Philippuslandt (december 2010) geeft de voorzitter van het bestuur, F. Vleghels, een overzicht van de stand van zaken betreffende de weegbrug aan de Oostdijk bij de haven. De gemeente Tholen wil de brug graag overnemen van de huidige eigenaar. Het is een stuk cultureel erfgoed, belangrijk om te bewaren en te restaureren, waarvoor de heemkundekring zich graag wil inzetten. In het volgende artikel wordt het bezoek van Koning Willem III aan Anna Jacobapolder op 29 mei 1862 verhaald. Daarna wordt het hele nummer gevuld met ‘…..dat er bij Pieter een stamhouder geboren zou worden’, verteld door J. Kempeneers. Het gaat over bewoners van het eiland en hun familie op de buureilanden en op de vaste wal van Brabant. Walcheren Den Spiegel, orgaan van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen (2011, 1), opent met een artikel met de opruiende titel ‘Slaat ze dood, de sterrendragers!’ door J. Braat. Het gaat over onlusten onder militairen aan het eind van de Eerste Wereldoorlog in Vlissingen en Souburg. Een wonder kan het uitbreken van ongeregeldheden niet genoemd worden: de militairen waren al vier jaar op hun post om de vijand op te wachten, en ze waren de omstandigheden beu. Het intrekken van de verloven en voedselschaarste deden rellen uitbreken in Amersfoort, Den Bosch, Harskamp, Utrecht, Hellevoetsluis en op Walcheren. J. Simons vervolgt met ‘Van Koudekerkse Speelhof tot Vlissingse Scoutingboerderij’. Naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van Scouting Nederland beschrijft hij de geschiedenis van de voormalige buitenplaats en boerenwoning Mon Repos, die door vier scoutinggroepen uit Vlissingen als thuisbasis gebruikt wordt. Van de eerste eigenaar van de speelhof Maerten Simons in 1648, komen we via volgende eigenaren uit bij de familie Van Vlaanderen, die in 1805 Mon Repos in handen kreeg. De Van Vlaanderens bleven eigenaar tot 1973, daarna kocht de gemeente het bezit, en verhuurde het in 1976 aan de plaatselijke scouting. In het artikel van P. van Druenen, ‘Mailboten en treinen in Vlissingen’ lezen we hoe de komst van dammen en spoorlijnen ervoor zorgde dat Vlissingen de belangrijkste posthaven van West-Europa werd. In Arneklanken, het kwartaalblad van de historische vereniging Arnemuiden (december 2010) vertelt G. de Nooijer over het zware werk dat drie Arnemuidse dames moeten verzetten om de liefhebbers van zeekraal tevreden te stellen. P.J. Feij beschrijft wat Koning Lodewijk Napoleon voor Nederland heeft gedaan tijdens zijn regeerperiode (1806-1810). De koning blijkt een sociaal bewogen
Zeeuws Erfgoed
mens te zijn die probeerde maatregelen te nemen die nijverheid en landbouw nieuwe impulsen zouden geven. Tijdens zijn regeerperiode is men begonnen te vaccineren tegen pokken, het onderwijs te verbeteren en hij wilde een betere organisatie van armenzorg. De vissers uit Arnemuiden werd het echter niet gemakkelijk gemaakt om hun beroep lucratief uit te oefenen door de strenge maatregelen die communicatie met ‘vijanden van het Rijk verboden’. B. Janson geeft bijzonderheden over drie kostbare gouden munten, gevonden bij opgravingen aan de Clasinastraat, en L. van Belzen leert ons de spelregels van ‘Pot en bure’, een oud gezelschapsspel. J. Adriaanse vertelt over de jaren 1888, 1889 en 1890 in Arnemuiden, toen het er op economisch gebied niet zo slecht uitzag. Op kerkelijk terrein was het een nogal rumoerige periode. Ook bewerkte deze auteur een artikel dat geleverd werd door P. Baaijens over de middenstand in Arnemuiden in 1938; het eerste deel ervan vindt u in dit nummer. J. Simons Siereveld weet alles over Suzanna, de vrouw van Daniël Radermacher, de eigenaar van het schorgebied dat na inpoldering de Suzannapolder werd. De aanleg van een dam en een spoorlijn, oorlogsgeweld en stormvloeden hebben invloed gehad op dit gebied, dat doorsneden wordt door de A58 en de spoorlijn. Natuurlijk vervolgt A. Verouden zijn ‘kerkenraadsnotulen’, deze keer over de jaren 1606-1609 en G. van de Ketterij laat zien hoeveel er uit een opschrift op een grafzerk uit de oude kruiskerk valt af te leiden. In een bijlage bij Arneklanken geeft L. van Belzen de ‘Bewoners Arnemuiden 1830’, een vervolg op zijn onderzoeken uit voorgaande jaren, die in de jaren 2001-2007 in het tijdschrift verschenen. Het Polderhuis Blad, informatieblad over Westkapelle (december 2010), is voornamelijk gevuld met huishoudelijke zaken. Er wordt hard gewerkt door de vrijwilligers van Stichting VerBEELDing Charley Toorop om een beeld van deze schilderes in Westkapelle te krijgen, en een verslag over de stand van zaken vinden we in dit nummer. In januari is een nieuwe tentoonstelling ingericht met de titel ‘Stilstaande bij de Beweging’. De schilderijen zijn gemaakt door Rob Meijer, kunstenaar en vader van een bevlogen vrijwilligster van het Polderhuis, vormgeefster Ingrid Meijer, die in 2007 veel te jong is overleden. In de koffiekamer van het Polderhuis is een grote verzameling kranten aanwezig, nog steeds aangevuld door schenkingen van particulieren. Er zijn 158 Zeeuwse kranten en 161 landelijke bladen, Duitse en Engelse kranten, verzetsbladen en NSB-materiaal. De Bevelanden In De Spuije, het tijdschrift van de Heemkundige Kring de Bevelanden en de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum De Bevelanden (winter 2010), gaat J. de Ruiter van start met ‘Bevelandse weesjongens voor
25 maart 2011/01 • E
RFGOED
ALLERLEI
Napoleon’. Het Franse leger had voortdurend gebrek aan manschappen en uit de vazalstaten zoals Holland werden weesjongens naar militaire scholen gestuurd. Na de inlijving bij Frankrijk vormden ze een apart regiment dat een opleiding kreeg in Versailles. De Ruiter heeft uitgezocht welke jongens uit Zeeland naar Frankrijk werden gestuurd en hoe het hen daar verging. A.Willeboordse leverde het artikel ‘Wes vrouwe schelt, sal den steen dragen’ (deel 1). Uit zijn stuk blijkt dat er in de vijftiende eeuw een groot verschil bestond tussen mannen en vrouwen, en ook in de straffen die opgelegd werden. De auteur brengt ons op de hoogte van veel gekrakeel en andere narigheid in Reimerswaal en de straffen die daarvoor werden uitgesproken. Een van de voorkomende schandstraffen, speciaal voor vrouwen, was het ‘steendragen’, waarover tot in de achttiende eeuw veel rechtsteksten zijn bewaard gebleven. Twee van die teksten, opgetekend in twee verordeningen uit Reimerswaal, zijn in juridische studies niet genoemd. In een volgend nummer van het tijdschrift zullen we meer lezen over hoe ruziezaken concreet werden aangepakt door de bestuurders en wat de oorsprong en historische achtergrond was van het ‘steendragen’. Het Historisch Museum, dat 150 jaar bestaat, krijgt de nodige aandacht in dit nummer. Er is een prachtige tentoonstelling ingericht met bekende en minder bekende stukken uit de immense verzameling. Daar meer dan de helft van de bezoekers van het museum van buiten Zeeland komt, is het ook als toeristische attractie zeer de moeite waard en betekent het een ramp als het voortbestaan van dit mooie museum in gevaar is. Zeeuws-Vlaanderen In de Nieuwsbrief van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (december 2010) begint R. Willemsen met een verhaal over ’t Hoog Huis ‘t ‘Ôôguus - in de Helenapolder onder Biervliet. Hij schrijft over de gebouwen en de bewoners. Op een kaart van 1692 staat het Hoog Huis aangegeven als eigendom van Zacharias Paspoort. De auteur volgt de opeenvolgende bewoners tot op heden, nu het gebouw bewoond wordt door de familie Goossens. Een volgend artikel is van H. Sakkers: ‘Koude oorlog in Oost-ZeeuwsVlaanderen’. Het gaat over de betonnen palen van de Mijnen Uitkijk Dienst en de luchtwachttorens in Oost-ZeeuwsVlaanderen. Van beide is de huidige conditie verre van rooskleurig, maar in elk geval is er in Zeeuws-Vlaanderen nog een illustratief beeld van te krijgen, iets wat ergens anders niet meer mogelijk is. In Zaamslag zijn weer overblijfselen aangetroffen van de commanderij van de Tempeliers laat J. van Houdt ons weten. J. de Zeeuw brengt verslag uit over het jaarlijkse uitstapje van de leden van de vereniging naar het Watersnoodmuseum. J.A. Oostdijk en S.J.P. Oostdijk-de Kraker beginnen met een genealogisch verslag over de familie van onderwijzer meester Gerard Versloot. Daarna wordt
zijn reilen en zeilen als schoolmeester verhaald. F. Inniger biedt ons een lijst met autochtone namen uit het Land van Axel en hun oorspronkelijke herkomst. De Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten stuurde het Jaarboek 20092010 met de titel Cornelius Jansenius van Hulst 1510-1576. Theoloog en Pastor Bisschop van Gent. Cornelius was een kernfiguur in de zuidelijke Nederlanden van die tijd. Zijn dagelijkse zorg ging uit naar slachtoffers van de pest en de armoedige levensomstandigheden van velen. Hij was ervan overtuigd dat de Bijbelse benadering van het geloof aan christenen de basis gaf om niet op te geven in die onrustige tijden. Tegenover de Calvinisten was hij een bekwame gesprekspartner, maar ook belangrijk was zijn duidelijkheid tegenover de katholieken. Hij verafschuwde afwijkingen als visioenen, bijgeloof en waarzeggerij. Verschillende auteurs schrijven over de veranderende samenleving in zijn tijd, de geschiedenis van de familie in Hulst en het reilen en zeilen van bestuurders: schepenen, notabelen en landsheren. Ook wordt een uitgebreide biografie van Cornelius Jansenius van Hulst gegeven.
Tijdschrift, het Bulletin van de Heemkundige Kring West-ZeeuwsVlaanderen (2010, 4), bevat een ‘In memoriam Willy Wintein’, oudbestuurslid van de Heemkundige kring, aan wie nog heel lang met dankbaarheid gedacht zal worden (auteur A. Bauwens), gevolgd door de laatste bijdrage van Wintein aan het Tijdschrift : ‘Nieuwe inzichten over het ontstaan van het landschap in de Zwinstreek’. Na een wat sombere dag voor Nout Eikenhout op de fiets volgt een verhaal ‘Over een schoenmaker te Schoondijke in de eerste helft van de twintigste eeuw’ van I.H.J. Poissonnier. ‘Van vet zand en vruchtbare jonge zeeklei: de Austerlitzpolder van generaal Vandamme’ is van de hand van M. de Groote. Zij beschrijft de herkomst van de naam, de bedijkingsgeschiedenis en de eigenaren, pachters en bestuurders van de polder. A.R. Bauwens levert ‘Naar Nunspeet eind december 1914. Over Belgische vluchtelingen en het speciaal voor hen gebouwde kamp’. Na de historische gebeurtenissen geeft de auteur een rapportage die hij in het archief van J.N. Pattist vond, dat bewaard wordt in het Zeeuws Archief. Het verslag is geschreven door het toenmalige hoofd van de lagere school te Eede, C.C.
Nagel, en gaat over de reis met 103 Belgische vluchtelingen van Oostburg naar ’t vluchtelingenkamp te Nunspeet. Van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent is de Kroniek 2010 verschenen. Zoals altijd een goed gevuld jaarboek met verslagen over de financiën, excursies, mutaties enzovoort. G. Vogelvanger leverde een verslag over een reis naar Polen in 1925. M. Erpelink doet uit de doeken waaraan de Tiendstraat en de Leepstraat hun naam danken, en hij geeft ook de geschiedenis van ‘Royal Axminster. De Tapijtfabriek in Sas van Gent’. J.G.M. van Hecke interviewde Jeanette de Roos over het ontstaan van de huidige zaak Tonijn Bloemwerken. In een ander artikel beschrijft hij hoe een glas-in-loodraam als industrieel erfgoed werd veiliggesteld. Dit raam bevindt zich nu in het Industrieel Museum te Sas van Gent. In het jaarboek is veel fotomateriaal te bewonderen: foto’s van de glasplaten die door de heer Neeteson geschonken zijn, foto’s van de Walzenmolen, de meelfabriek van Sas van Gent, van de winter 2010 en van ‘wat er ging en kwam in 2009-2010’. De Heemkundige Kring heeft ook een
schrift uitgegeven, met verhalen en liedjes van Eugenie Sophie van den Abeele. Zij schonk het schrift aan de heer F. Puylaert, waarna J. Vinke en A. Korst zorgden voor de vormgeving en het met medewerking van de Heemkundige Kring Sas van Gent kon worden uitgegeven.
Bij de Omslag Collage van eerder verschenen afleveringen van Zeeuws Erfgoed vanaf jaargang 2 (zie achterpagina linksboven) tot en met jaargang 9. In dit kader de eerste 3 nummers.
Kerken in krimpscenario Op donderdag 17 maart 2011 houdt de Vereniging van Beheerders van Monumentale Kerkgebouwen in Nederland (VBMK) een regiobijeenkomst, bedoeld voor kerkbeheerders en belangstellenden uit Zeeland. De VBMK heeft de bijeenkomst georganiseerd in samenwerking met het Platform Historische Kerken Zeeland, de Protestantse Gemeente Middelburg en de SCEZ. Plaats van samenkomst is de Oostkerk te Middelburg. Sinds het Jaar van het Religieus Erfgoed in 2008 wordt er veel nagedacht over de toekomst van monumentale kerkgebouwen. In Zeeland heeft het Platform Historische Kerken de discussie hierover aangezwengeld en afstemming gerealiseerd met en tussen de kerkelijke en de burgerlijke overheid. In de provinciale en gemeentelijke bijeenkomsten van het platform wordt informatie uitgewisseld en worden ervaringen gedeeld op het terrein van instandhouding, nevengebruik en herbestemming. Een van de pijlers van de nieuwe Modernisering Monumentenzorg is herbestemming. De Provincie Zeeland draagt bij aan een landelijke pilot ‘Behoud en Herbestemming Religieus Erfgoed’, die voorziet in scans van historisch kerkgebouwen op behoudsmogelijkheden. In de laatste bijeenkomst van het platform, op 4 november vorig jaar in de monumentale katholieke kerk in Philippine, is daarover informatie gegeven. Het vraagstuk hoe monumentale kerkgebouwen in een situatie van krimp (afnemende middelen, afnemend aantal lidmaten en parochianen) te behouden, staat centraal in de regiobijeenkomst van 17 maart. De Protestantse Gemeente te Middelburg heeft een plan van aanpak voor reorganisatie en wil dat graag met de Oostkerk als voorbeeld voor het voetlicht brengen. Aansluitend zal ook zo’n plan van aanpak gepresenteerd worden vanuit de Rooms-katholieke Kerk. De VBMK zal een beeld schetsen van de landelijke situatie en tevens ingaan op wat de organisatie voor de kerkbeheerders kan betekenen. De bijeenkomst start om 13.30 uur en wordt om 17.00 uur afgesloten. Aan deelname zijn geen kosten verbonden. Aanmelden kan via
[email protected]. Verdere informatie is te vinden op de www.vbmk.nl.
Zeeuws Erfgoed
De Oostkerk is in 1648-1667 speciaal voor de protestantse eredienst gebouwd, naar een ontwerp van Bartholomeus Drijfhout en Arend van ’s-Gravesande. De koepel met lantaarn en de rijke verziering met classicistische stijlelementen zijn karakteristiek voor dit fraaie monument. Op de regiobijeenkomst van 17 maart gaat het over het behoud van monumentale kerkgebouwen, waaronder ook de Oostkerk.
26 maart 2011/01 • E
RFGOED
ALLERLEI
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 10 nr. 1 • maart 2011
Zeeuws Erfgoed is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Deze nieuwsbrief informeert over archeologie, cultuurhistorie, erfgoededucatie, monumenten, musea en streektalen in Zeeland. Zeeuws Erfgoed wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Abonnementen en adreswijzigingen alleen schriftelijk via postbus 49 o.v.v. Zeeuws Erfgoed. redactie Marinus van Dintel, Aad de Klerk, Jan Kuipers, Veronique De Tier, Tony Veenstra en Janneke de Wit eindredactie Saskia Buitenkamp, Aad de Klerk en Jan Kuipers foto’s Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, tenzij anders vermeld. De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbenden. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor beeldmateriaal, door derden aangeleverd, waarop auteursrecht berust. opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg druk Verhage & Zoon, Middelburg
Meegezonden - Zeeuws Archief Nieuws nr. 49 Aan dit nummer droegen bij • ARCHEOLOGIE Guus Besuijen (Hazenberg Archeologie), Robert van Dierendonck, Leida Goldschmitz-Wielinga (AWN), Henk Hendrikse, Hans Jongepier, Jan Kuipers, Bernard Meijlink (WAD) en Bram Silkens (WAD) • CULTUURHISTORIE Aad de Klerk • ERFGOEDEDUCATIE Josien Pootjes • MONUMENTEN Marinus van Dintel, Hans van Houte (SBKGZ), Wim Jakobsen, Tony Veenstra en Jan van Zon • MUSEA Leo Adriaanse, Hesther van den Donk en Janneke de Wit • STREEKTALEN Veronique De Tier • ALLERLEI Johan Francke en Truus Trimpe Burger-Mekking
Aanlevering van kopij Voor het volgende nummer en/of reacties op deze nieuwsbrief bij voorkeur digitaal tot 18 april 2011,
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed.
contact Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres locatie De Burg, Groenmarkt 13 T 0118-670870 | F 0118-670880 | E
[email protected]
www.scez.nl KORTelings in dienst
Aukje-Tjitske Dieleman-Hovinga, projectmedewerker registratie In Het Schuitvlot, tegenover het bureau van de depotbeheerder, zit Aukje-Tjitske Dieleman-Hovinga (26 jaar), sinds 2010 projectmedewerker registratie binnen het project ‘Probleemloos Toegankelijk’. Ze helpt met het verwerken van de registratieachterstanden in het Provinciaal Archeologisch Depot (PAD) en het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA). Hiervoor werkte Aukje-Tjitske bijna anderhalf jaar lang als laborante voor pollenanalyse en als manusje van alles (onder andere assistent dendrochronologisch onderzoek) bij het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) in Brussel, een behoorlijk eind bij Leiden vandaan, waar ze destijds archeologie studeerde. In 2008 startte ze Semper Scribo Tekst- en Redactiebureau op en werd zo tekstschrijfster, naast haar andere baan als archeologe.
Zeeuws Erfgoed
27 december 2010/04 • C
OLOFON
| KORTELINGS
M On u M E N Ta a l
(foto’s Ramon de Nennie)