wo-master Master in Affective Neuroscience Universiteit Maastricht 16 augustus 2007 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
10 10 13 19 22 24 27
Bijlage 1: Samenstelling panel
30
Bijlage 2: Programma site visit
31
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
33
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
34
NVAO |
| |
1 Samenvattend advies Deze rapportage bevat de toetsing van de internationale postgraduate masteropleiding Affective Neuroscience waarin vijf instituten uit vier landen samenwerken en die wordt aangeboden door de Universiteit Maastricht en de universiteit van Florence. Het panel heeft alle onderwerpen als voldoende beoordeeld. De interpretatie van de facetten in het licht van een postinitiële masteropleiding en als gevolg daarvan de beoordeling, heeft op onderdelen tot uitvoerig beraad geleid. Het panel heeft zijn afwegingen soms ook van aanbevelingen aan de opleiding vergezeld doen gaan. De deeltijd opleiding Affective Neuroscience wordt in de huidige vorm aangeboden vanaf 2003 en is gericht op de onderzoeksmatige benadering van angst- en stemmingstoornissen. De opleiding beoogt zowel bij te dragen aan de wetenschappelijke onderbouwing van behandelingen (evidence based) als de ontwikkeling van het wetenschapsgebied zelf verder te brengen. De eindcompetenties van de opleiding zijn gerealiseerd als een peer reviewed wetenschappelijk tijdschrift (een deel van) het afstudeerwerkstuk (de “dissertatie”) van de student als artikel voor publicatie accepteert. De eindkwalificaties voldoen aan internationaal geaccepteerde standaards. Het niveau van de eindkwalificaties van de opleiding ligt tussen een initiële masteropleiding en een promotie in. In de ogen van studenten is de meerwaarde van deze masteropleiding dat hier geleerd wordt hoe een op onderzoek gebaseerd publiceerbaar wetenschappelijk artikel tot stand is te brengen. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding inderdaad leidt tot wetenschappelijke output. Het cursusgedeelte van het programma, de twee summerschools en het winterseminar, vertoont grote overeenkomst met de opzet en werkwijze op wetenschappelijke conferenties. Het cursusgedeelte vindt voornamelijk plaats in Maastricht maar ook in Florence en Bristol. Studenten leren over de actuele vraagstukken en de stand van zaken met betrekking tot angst- en stemmingstoornissen, bespreken hun voorstel voor het afstudeerwerkstuk (de “dissertatie”) en komen tot voorstellen voor het onderzoeksproject. In het onderwijs wordt gewerkt met probleemgestuurd leren. De presentaties van studenten (mondeling en schriftelijk) moeten voldoen aan academische criteria. Naast de cursussen voeren studenten individueel een onderzoeksproject uit en werken aan hun “dissertatie”. Zij worden begeleid door één van de leden van de internationale ‘board of directors’. Studenten houden een portfolio bij waarin ze posterpresentaties, voordrachten en artikelen opnemen. Een pluspunt van het programma is dat studenten op een vanzelfsprekende manier geïntroduceerd en opgenomen worden in het wetenschappelijk netwerk. Dit ontstaat haast als vanzelf. Een knelpunt is de beperkte contacttijd die beschikbaar is voor onderwijs. In dit licht heeft het panel aanbevelingen gedaan om in het programma aandacht te besteden aan transculturele psychiatrie, het onderwijs over onderzoekmethoden te verbreden naar het onderzoeksproject en daarbij de mogelijkheden van samenwerkend leren in een digitale leeromgeving te benutten. Het panel acht bevredigend aangetoond dat het didactisch concept en de werkvormen goed zijn afgestemd op het beoogde inhoudelijk samenhangend programma en ten dienste staan van de eindcompetenties. De ontstaansgeschiedenis van deze internationale masteropleiding, de internationale context en het samenwerkingsverband scheppen specifieke condities met betrekking tot de inzet van personeel en kwaliteitszorg. De centrale spil van de opleiding wordt gevormd door
pagina 3
NVAO | | |
de internationale board of directors. Zij participeren altijd in het contactonderwijs. Het panel heeft kunnen verifiëren dat de board of directors en docenten allen internationaal gerespecteerde experts zijn op het gebied van angst- en stemmingstoornissen en actief zijn in het onderzoeksgebied. De locatie waar de opleiding is gevestigd heeft eigen formatie beschikbaar gesteld ter ondersteuning van het onderzoek in de opleiding. Het docententeam wisselt per summerschool of seminar en komt dan bij elkaar. Bij het panel is het beeld ontstaan van een grote betrokkenheid bij de opleiding die tevens een weinig formeel karakter en losse structuur heeft. Misschien paradoxaal maar dit lijkt juist de waarborging te zijn voor de continuïteit van deze internationale masteropleiding. Desalniettemin adviseert het panel de opleiding dringend om vaart te maken met de afronding van de OER. Het panel constateert eveneens dat de opleiding het contactonderwijs systematisch en op de relevante aspecten evalueert maar nog geen systeem van interne kwaliteitszorg hanteert. Het panel heeft er alle vertrouwen in dat de opleiding de aanbevelingen op het gebied van de interne kwaliteitszorg ter harte neemt en aansluiting zal zoeken bij de kwaliteitszorgsystematiek van de Universiteit Maastricht. Het panel heeft geconstateerd dat de studenten kunnen beschikken over goede voorzieningen en dat garanties voor continuïteit aanwezig zijn. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe postinitiële wo-master Master in Affective Neuroscience van de Universiteit Maastricht.
Den Haag, 16 augustus 2007 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Master in Affective Neuroscience van de Universiteit Maastricht,
Prof. dr. F. Sturmans (voorzitter)
pagina 4
NVAO | | |
drs. R.A.H. de Jong (secretaris)
2 Inleiding en verantwoording Deze rapportage geeft de beoordeling weer van het door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) ingestelde panel voor toetsing van de nieuwe wo-ma Master in Affective Neuroscience, aangevraagd door de Universiteit Maastricht op 30 november 2006. 2.1
Werkwijze panel Het panel heeft het aanvraagdossier getoetst en beoordeeld op basis van het Toetsingskader Nieuwe Opleiding van de NVAO (14 februari 2003). Om te beginnen is het informatiedossier van de postinitiële master opleiding Affective Neuroscience door de panelleden individueel bestudeerd. Tijdens de voorbereidende bijeenkomst van het panel op 13 april 2007 is de werkwijze besproken die van het panel verwacht wordt bij de toetsing van een postinitiële masteropleiding. Ook zijn onderling de bevindingen uitgewisseld en zijn nadere vragen geformuleerd ter verheldering van onduidelijkheden. Het panel heeft besloten een aantal vragen aan de opleiding voor te leggen met het verzoek deze te beantwoorden voorafgaande aan het panelbezoek. De andere vragen heeft het panel gereserveerd als gesprekspunten voor het werkbezoek op de locatie. De antwoorden van de opleiding op de vragen zijn door het panel gebruikt om de gespreksagenda van het bezoek nader te bepalen. Dit vond plaats op een tweede voorbereidende bijeenkomst op 20 mei 2007, de avond voorafgaande aan het locatiebezoek. Het panel beschikte toen tevens over literatuur en dissertaties zodat het zich een beeld kon vormen over het niveau en de kwaliteit ervan. Het programma van het werkbezoek op 21 mei 2007 is opgenomen als bijlage bij dit rapport (Bijlage 2 Programma Site visit). Het panel heeft besloten een aantal van de vragen tijdens het bezoek voor te leggen aan alle gesprekspartners/delegaties om breed informatie te verzamelen op aspecten die het panel als hoofdzaak beschouwde. Tijdens het werkbezoek is nog om een nadere detaillering van het onderwijsprogramma van de seminars gevraagd. Na interne tussentijdse beraadslaging heeft het panel besloten om het management van de opleiding de constatering voor te leggen dat veel schriftelijke informatie met betrekking tot de facetten uit het beoordelingskader ontbrak. Het panel had tijdens de gesprekken de indruk gekregen dat meer informatie aanwezig was dan tot dan toe ter beschikking was gesteld. Uit het gesprek met de directie van de opleiding bleek dit deels te berusten op een misverstand over de uitwerking van het informatiedossier met betrekking tot een postinitiële masteropleiding. Na beraad heeft het panel ervoor gekozen om de opleiding de gelegenheid te bieden om in korte tijd het informatiedossier aan te vullen. Het telefonische interview met directieleden in Florence en Tel Aviv is daarop niet doorgegaan. Prof. David Nutt heeft als lid van de board of directors van de opleiding deelgenomen aan de gesprekken. Hij was ter plaatse aanwezig. Aansluitend op het werkbezoek heeft het panel in een besloten bijeenkomst alle informatie gewogen en afgezet tegen de voorlopige oordelen. Het panel heeft daarbij op de geconstateerde lacunes aandachtspunten geformuleerd om het mogelijk te maken gericht tot een eindbeoordeling te komen op basis van de aangeleverde aanvullende informatie. Vervolgens is door de secretaris een concept-toetsingsrapport opgesteld waarin het panel in een eindafweging zijn oordelen formuleert per facet en per onderwerp en is een samenvattend advies geformuleerd. In een enkel geval heeft het panel ook aanbevelingen ten behoeve van de opleiding geformuleerd. Na overleg daarover is het toetsingsrapport vastgesteld.
pagina 5
NVAO | | |
2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit toetsingsrapport is hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding toetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten die in het Toetsingskader ‘Toets Nieuwe Opleiding’ zijn opgenomen. Per onderwerp is eerst de formulering van het facet weergegeven. Vervolgens is bij ‘bevindingen’ een samenvatting gegeven van de door de instelling aangeleverde informatie. Onder ’overwegingen’ geeft het panel overwegingen weer mede gebaseerd op de aanvullende informatie uit de gesprekken en het ter plekke bestudeerde materiaal. Tot slot trekt het panel op basis van de bevindingen en overwegingen een conclusie en beoordeelt het facet. Elk onderwerp wordt afgesloten met een samenvattend oordeel over het onderwerp op basis van de oordelen over de facetten, eventueel gevolgd met enkele aanbevelingen aan de opleiding. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van de opleiding opgenomen, bestaande uit het profiel van de opleiding, de eindkwalificaties en de opbouw van het programma. In hoofdstuk 5 is samenvattend een overzicht opgenomen van de oordelen van het panel.
pagina 6
NVAO | | |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Universiteit Maastricht Master in Affective Neuroscience master wo Msc Maastricht, Florence (met seminar in Bristol) deeltijd (distance education) gezondheidszorg
Profiel instelling De opleidingen van de Universiteit Maastricht hebben als een van de eerste in Nederland Probleemgestuurd Onderwijs (PGO) als onderwijskundig concept ingevoerd. Curricula zijn grotendeels interdisciplinair ingericht en vakken maken gebruik van een thematische insteek. Het onderwijs heeft zich ontwikkeld tot een mix waarin naast het visitekaartje ‘kleinschalig groepsonderwijs’ ook ruimte is voor disciplinaire hoorcolleges. In PGO werken studenten groepsgewijs aan cases, formuleren daarbij probleemstellingen en stellen daarbij hun eigen leerdoelen op. De Faculteit Health, Medicine & Life Sciences bestaat sinds 1 januari 2007 en is ontstaan uit een fusie van de Faculteiten Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. De opleiding Affective Neuroscience komt voort uit nascholingscursussen die vanuit de Universiteit Maastricht in 1989 zijn gestart als “European Certificate in Anxiety and Mood disorders” en in 2003 zijn overgegaan in het Masterprogramma Affective Neuroscience.
3.3
Profiel opleiding De Master in Affective Neuroscience bestaat als postgraduate masteropleiding sinds 2003 en komt voort uit een internationaal scholingsprogramma ‘European Certificate in Anxiety and Mood Disorders’. Het programma is gebaseerd op intensieve samenwerking van vijf instituten: Psychopharmocology Unit (Bristol University, UK), Chaim Sheba Medical Center (Tel-Aviv University, Israel) and Anxiety Disorders Clinical and research Unit (Vita-Salute University, Milan, Italy). Het programma wordt afwisselend aangeboden door de Faculty of Medicine van de Universiteit Maastricht en de Universiteit van Florence. Eén van de seminars vindt ook plaats in Bristol. Angst- en stemmingstoornissen zijn zeer sterk vertegenwoordigd onder de geestesziekten. Zij komen ongeveer tien maal zoveel voor dan psychose en dementie. Toch zijn er voor psychiaters en psychologen die zich op dit gebied willen specialiseren weinig opleidingsmogelijkheden. Om in deze lacune te voorzien heeft een internationaal team van clinici en wetenschappers, gespecialiseerd op het gebied van stemmingsstoornissen en angst, de internationale masteropleiding in Affective Neuroscience ontwikkeld. Het hoofddoel van deze opleiding is om kritische, onderzoeksgeoriënteerde clinici op de gebieden angst- en stemmingstoornissen op te leiden. Het hoofdaccent van de opleiding
pagina 7
NVAO | | |
ligt dus op een onderzoeksmatige benadering van affectieve pathologie. De opleiding begeeft zich op het snijvlak van mentaal disfunctioneren zoals dat naar voren komt in klinische pathologie en het brede veld van fundamentele en toegepaste neurowetenschappen en wil zowel direct als indirect ten dienste staan van de praktijk. Afgestudeerden beschikken over expertise op het gebied van actuele diagnostische en therapeutische ontwikkelingen. Zij zullen, op basis van de ontwikkelde onderzoeksmatige benadering en wetenschappelijke fundering, de behandeling van individuele cliënten vooral baseren op de betrouwbaarheid van de bewijslast met betrekking tot de effectiviteit van behandelwijzen (strict reliance on evidence based). Alle studenten die instromen in de master opleiding hebben een initiële masteropleiding afgerond in Geneeskunde, Psychologie of gedragswetenschappen. De Master in Affective Neuroscience is een postgraduate opleiding die zich onderscheidt door een crossdisciplinaire benadering en zich positioneert als een mogelijke eerste fase van een promotie traject. De doelen van de opleiding zijn als volgt geformuleerd: to provide a specific scientific competence in the field of anxiety and mood pathology, to be of direct and indirect benefit in clinical work. Aanvullende doelen zijn: to develop knowledge and competence on the basis of interdisciplinarity, the requirement of at least one publication in the international scientific literature (as first author or as co-author), to contribute to the emergence of a new subspecialty in clinical affective neuroscience (lange termijn perspectief). Het programma bestaat uit een combinatie van de volgende 4 onderdelen: onderwijs bestaande uit cursussen en seminars (intern en op locatie), begeleid onderzoek, een dissertatie als afronding van de masteropleiding en een portfolio. • Het onderwijs bestaat uit 2 cursussen ( summerschool, winterseminar): één over angst- en één over stemmingsstoornissen. Deze cursussen worden om het jaar georganiseerd in de vorm van een zomeruniversiteit. Aanvullend vindt een wintersessie met vervolgseminars plaats. Het winterseminar omvat een selectie van onderwerpen op het gebied van gedragsneurowetenschappen, experimentele farmacologie, taxonomie en methodologie. Het onderwijs omvat in totaal 22 % van de opleiding. • Presentatie door studenten van de voorlopige resultaten van hun begeleid onderzoek op één van de drie onderwijsgelegenheden. Het begeleide onderzoek omvat in totaal 26% van de opleiding. • Het schrijven van een masterdissertatie als afronding van de opleiding. De begeleiding vindt plaats in de vorm van individuele supervisie. Om de opleiding met succes af te ronden moet ten minste een deel van de dissertatie toegelaten zijn als publicatie in een peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift. De dissertatie omvat in totaal 26% van de opleiding. • Wetenschappelijke activiteiten en producten zoals papers, posterpresentaties, voordrachten ed. nemen studenten op in hun persoonlijk portfolio. Ook het portfolio omvat in totaal 26% van de opleiding
pagina 8
NVAO | | |
Nieuwe opleiding voor Nederland Deze opleiding is nieuw, zowel voor Nederland als internationaal. Nieuwe opleiding voor de instelling Deze opleiding is nieuw voor de Universiteit Maastricht, wordt samen aangeboden met de universiteit van Florence en is tevens een internationaal samenwerkingsverband waarin 4 landen en 5 universiteiten participeren. Naast de genoemde universiteiten tevens: Bristol University, UK, Tel-Aviv University, Israel, Vita-Salute University, Milan, Italy Studieomvang 61 ects De opleiding wordt in deeltijd aangeboden en kan in minimaal 2 jaar worden afgerond.
pagina 9
NVAO | | |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de doelstellingen wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Uit de aanvraagdocumentatie wordt duidelijk dat de opleiding het antwoord is op de gevoelde behoefte aan specialisatie op het gebied van onderzoek naar (de behandeling van) angst- en stemmingstoornissen. De behoefte is internationaal onderkend en heeft geleid tot het samenwerkingsverband dat deze opleiding aanbiedt. De opleiding is ontwikkeld door, en valt onder de verantwoordelijkheid van internationaal erkende experts op het gebied van angst- en stemmingstoornissen. Door de eis te stellen dat de opleiding pas kan worden afgerond als een onderzoeksartikel van de student (als eerste of co-auteur met significante bijdrage) geaccepteerd wordt in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift, is de aansluiting op de internationale eisen van het vakgebied en de beroepspraktijk gegarandeerd. Overwegingen Uit de gesprekken met studenten blijkt dat de instroom in de opleiding vooral bestaat uit medici (voornamelijk psychiaters) in opleiding en psychologen die zich willen specialiseren op angst- en stemmingstoornissen. Zij beschouwen deze opleiding als ‘de enige in zijn soort’. Zij zijn zeer te spreken over het niveau. Alle gesprekspartners beschouwen het tot stand brengen van een afgeronde internationale publicatie als hoofddoel van de opleiding. Studenten zien hierin de meerwaarde van de opleiding als eerste fase van een promotietraject. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
pagina 10
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master.
NVAO | | |
Bevindingen Om de eindkwalificaties te positioneren heeft de opleiding bij de verschillende Dublin descriptoren zowel het (graduate) masterniveau als beginniveau omschreven en het doctoraatniveau als eindniveau van wetenschappelijke studie. Vervolgens geeft de opleiding aan waar de doelen van de postgraduate master zijn gepositioneerd ten opzichte van dit begin- en eindniveau. - Kennis en inzicht De 3 domeinen waarop studenten kennis verwerven zijn: epidemiologie en genetica, neurobiologie en farmacologie en gedragswetenschappen. Zij verwerven een samenvattend overzicht met betrekking tot de ontwikkelingen in het onderzoek op het gebied van angst, stemmingsstoornissen (depressie) en onderliggende affectieve functies. Daarbij worden tevens de basisconcepten en principes uit de genoemde domeinen opgehaald. – Toepassen kennis en inzicht Toepassen van kennis en inzicht blijkt uit het bijdragen aan het forum van de wetenschap door een eigen publicatie die op basis van peer-review is geaccepteerd door een internationaal wetenschappelijk tijdschrift. Om dit te realiseren doen studenten zelf wetenschappelijk onderzoek. – Oordeelsvorming Het vermogen tot oordeelvorming, in het bijzonder analyseren, relateren en operationaliseren wordt ontwikkeld in de besprekingen van onderzoeksvoorstellen van (mede) studenten en in de seminars waar studenten elkaar over thema’s een up to date overzicht geven. – Communicatie Studenten moeten aantonen de mondelinge- en schriftelijke communicatiemiddelen van de wetenschap goed te kunnen hanteren. Zoals bijvoorbeeld presentaties, posters, lezingen ed. Deze zijn opgenomen in het portfolio. – Leervaardigheden Het niveau van de opleiding gaat ervan uit dat studenten hun leervaardigheden gebruiken die zij in de initiële masteropleiding hebben verworven. Ze worden geacht zelfstandig te werken, hun eigen leerproces te sturen en voldoende zelfdiscipline te hebben om voortgang in de opleiding te realiseren. Overwegingen Het panel heeft een aanvullend verzoek gedaan om de eindtermen van de opleiding concreter te formuleren en beter te relateren aan de Dublin descriptoren. De opleiding heeft vervolgens in de verantwoording van de Dublin descriptoren aangegeven dat de eindkwalificaties van de postgraduate Master in Affective Neuroscience beter te typeren zijn met de omschrijving Master + niveau op de specialisatie Affectieve pathologie. Het panel kan zich vinden in de wijze waarop de opleiding de doelen van de Master heeft gepositioneerd. Het panel heeft zich op de hoogte gesteld van de dissertaties van studenten waarvan de artikelen geaccepteerd zijn in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Het panel heeft geconstateerd dat daadwerkelijk sprake is van een master+ niveau. Dit is bevestigd in de gesprekken met studenten waarvan velen, naast de masteropleiding tevens bezig zijn met promotieonderzoek. Het panel signaleert dat de opleiding weinig gebruik maakt van de mogelijkheid om leer- en reflectievaardigheden verder te verdiepen. Dit aspect is niet opgenomen in het portfolio waardoor deze een productgerichte invulling krijgt. Het panel constateert dat er sprake is van een diversiteit in de instroom van de opleiding en dat er geen cursussen zijn waarmee studenten hun voorkennis kunnen aanvullen.
pagina 11
NVAO | | |
Studenten brengen naar voren dat dit vooral speelt met betrekking tot farmacologie. Zij vullen hun lacunes zelfstandig aan en in combinatie met de literatuur geven zij aan het niveau van de onderdelen in de seminars daarover goed te kunnen volgen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende. 4.1.3
Oriëntatie wo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in wo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. – Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen De masteropleiding is oorspronkelijk tot stand gekomen omdat er internationaal geconstateerd was dat het werkveld behoefte had aan specialisatie op het gebied van angst- en stemmingstoornissen. De belangrijkste eindkwalificatie, namelijk de publicatie van een artikel in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift komt tegemoet aan de kwalificatie om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen. Ook impliceert de publicatie dat de auteurs participeren in de internationale discussie met betrekking tot angsten stemmingstoornissen. Overwegingen De gesprekspartners vanuit het management van de opleiding schetsen de ontstaansgeschiedenis van de opleiding en de internationale context waarin dat heeft plaatsgevonden. Studenten geven in het gesprek met het panel een beeld van de wijze waarop zij toewerken naar een internationale publicatie. Ook is in de aanvraagdocumentatie een lijst opgenomen van gepubliceerde artikelen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie wo’ als voldoende.
4.1.4
pagina 12
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel constateert dat een modus is gevonden om de eindcompetenties van de masteropleiding te verduidelijken door het verschil te introduceren tussen eindtermen op master- en doctoraatsniveau. Er is inderdaad sprake van eindcompetenties op een master+ niveau. De eindtermen sluiten aan op de internationaal gedeelde behoeften van de bij angst- en stemmingstoornissen betrokken disciplines om gespecialiseerde kennis te genereren. Het panel is tevens van oordeel dat de doelstellingen voldoen aan internationale standaarden en beoordeelt het onderwerp Doelstellingen als voldoende.
NVAO | | |
4.2
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen wo (facet 2.1) – Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een wo-opleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. – Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. – Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Bevindingen Het programma bestaat uit een uitgebalanceerd geheel van onderwijs en onderzoek (zie ook hoofdstuk 3). De zomercursussen en het winterseminar worden door studenten individueel voorbereid. Tijdens de vaardigheidsworkshops in de zomercursus moeten studenten hun onderzoeksvoorstel voor de dissertatie presenteren en bediscussiëren. Als gevolg van de dynamiek tussen de onderwijsactiviteiten en het gepresenteerde onderzoek ontstaan weer nieuwe ideeën voor onderzoek. Deze kunnen de aanleiding zijn tot het researchproject dat studenten moeten gaan uitvoeren. De opleiding typeert het programmaonderdeel researchproject als ‘hands-on training’. Studenten ontwikkelen hun vaardigheden in het doen van wetenschappelijk onderzoek en worden daarin begeleid door één van de leden van de ‘Board’ die mentor is. Tijdens de onderwijsweken nemen studenten deel aan workshops op het gebied van mondelinge en schriftelijke rapportage (Pretalk briefing) en op het gebied van Protocol screening waarin de analyse van onderzoeksvoorstellen centraal staat met nadruk op vraagstukken van validiteit en betrouwbaarheid. De interactie met de beroepspraktijk en de aansluiting op actuele ontwikkelingen en theorieën waarborgt de opleiding met het beleidsuitgangspunt dat ongeveer de helft van de sprekers en begeleiders van de zomercursussen en het winterseminar bestaat uit externe gastsprekers. “However, the essential feature fostering openess and innovative thinking is the diversity of the audience itself. Due to its international format, the programme mixes together students and scientists from many different scientific institutions in a wide variety of locations”. Overwegingen Het panel heeft over de inhoud van het programma gesproken met leden van de Board, studenten en afgestudeerden. Alle gesprekspartners benadrukken de kracht van de interactie tussen internationaal erkende experts en studenten. Studenten en afgestudeerden benadrukken de intensiteit van de discussies in de werkgroepen over de uitgevoerde opdrachten. Deze gaan vaak nog door in het informele avondprogramma. Studenten ontwikkelen zo ook een netwerk waarvan zij tijdens en na hun opleiding gebruik maken. Een van de zwakheden van het programma, die ook door de opleiding als zodanig onderkend wordt, is gelegen in het feit dat het aantal bijeenkomsten suboptimaal is. De vraag is of op deze manier niet een al te groot beroep gedaan wordt op het zelflerend vermogen van de
pagina 13
NVAO | | |
student. Een enkele student is kritisch over de actualiteit van de literatuur vooral op het gebied van neuroscience. Het panel deelt die mening. De directie geeft aan de basisliteratuur up-to-date te houden door deze aan te vullen met actuele artikelen. Het panel constateert dat er weliswaar veel internationale uitwisseling is maar dat er binnen de universiteit van Maastricht als hoofdvestiging van de opleiding, weinig uitwisseling en samenwerking plaats vindt met andere relevante onderzoeksgroepen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen De filosofie van de masteropleiding is dat de wetenschappelijke oriëntatie en houding zich het beste kan ontwikkelen in de wetenschappelijke praktijk zelf. Vandaar dat in de opleiding de nadruk ligt op de individuele uitoefening van wetenschappelijk onderzoek en op het verzamelen en evalueren van in de wetenschap gebruikelijke producten zoals presentaties en publicaties. De programmaonderdelen zijn slechts globaal beschreven. Hoewel het panel dan ook graag een verdere uitwerking van het programma gezien had, heeft men toch een redelijk beeld van de geboden theorie gekregen mede op basis van de boeken waarin de te bestuderen literatuur is samengevat. Het didactisch concept dat de opleiding hanteert is problem based learning. Dit geldt vooral voor de onderwijsactiviteiten waar studenten in kleine groepen (8-12 of 15 personen) opdrachten uitvoeren die aansluiten bij de plenaire lezingen. Gastsprekers en leden van de board begeleiden deze sessies als tutor. Naast het groepswerk staat het individuele werken van de studenten centraal, zowel in de voorbereiding van de onderwijsactiviteiten als bij het onderzoekswerk. Zij worden daarbij begeleid door hun mentor. De opleiding beschouwt ook de internationale dimensie als een belangrijk aspect van het didactisch concept. De masteropleiding zelf is internationaal, heeft een internationaal management en docententeam en de mastergraad wordt uitgereikt door zowel de Universiteit Maastricht als de universiteit van Florence. De internationale studenten- en docentenpopulatie voegt, naar de mening van het opleidingsmanagement, een multiculturele dimensie toe aan het programma. Overwegingen De studenten en afgestudeerden zijn zeer te spreken over de zomercursussen en het winterseminar. Het is noodzakelijk, vanwege het internationale aspect dat alle deelnemers verblijven in het hotel waar ook het onderwijsprogramma plaats vindt. Zij beschouwen dit als meerwaarde. Studenten zijn over het algemeen te spreken over de begeleiding van de docenten en de vele interactiemogelijkheden. Alle studenten geven aan zich individueel goed voor te bereiden op de cursussen en seminars. Het panel heeft geen kennis kunnen nemen van individuele opdrachten en groepsopdrachten die in de zomercursussen en het winterseminar worden gebruikt. Het panel heeft dus geen beeld van het onderwijsmateriaal.
pagina 14
NVAO | | |
Uit navraag bij de studenten blijkt dat er in de cursusdoelen en het onderwijsprogramma geen aandacht is voor transculturele aspecten van angst- en stemmingstoornissen. Ook de beoordelingsprocedure en de beoordelingscriteria zijn onvoldoende helder. Studenten zeggen niet te weten waarop hun presentaties in de workshop beoordeeld worden. Zij krijgen meestal achteraf te horen of deze voldoende zijn of niet. Het onderwijsprogramma wordt getoetst met een open boek tentamen. Studenten geven daarvan aan dat het tentamen het karakter heeft van een controle op de uitvoering van studieactiviteiten. Op basis van de bestudeerde literatuur, de opdrachten en groepsdiscussies is het goed te doen. Zeer weinig studenten halen dan ook onvoldoende. Het panel constateert dat op de door docenten ingevulde beoordelingsformulieren veel kritische opmerkingen gemaakt worden. Toch wordt het hoge cijfer 8 toegekend. De ratio hierachter is onduidelijk. Over de begeleiding van het onderzoekswerk en de dissertatie zijn de studenten tevreden. Zij benadrukken dat zij altijd bij hun mentor terecht kunnen als zij aangeven dat zij vast zitten. De begeleiding op afstand functioneert goed. Wel signaleert het panel dat de opleiding geen richtlijnen voor omvang en inhoud van de begeleiding hanteert waardoor deze nogal van persoon tot persoon verschilt. Docenten benadrukken dat zij stimuleren dat studenten ook tussen de cursussen en seminars door via email met elkaar communiceren. Studenten brengen naar voren dat de opleiding zelf het principe van collaborative learning meer kan benutten dan ze nu doet. Zij geven als voorbeeld het researchproject dat studenten individueel uitvoeren. Zij zouden het toejuichen als daarbij meer gebruik gemaakt wordt van projectgroepen van studenten. Ondanks deze kritische opmerkingen lijkt het doel van minimaal 1 internationale publicatie gehaald te worden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De inhoudelijke samenhang in het programma wordt gevormd door het gebied van de psychische aandoeningen binnen de geestelijke gezondheidszorg, met name angst- en stemmingstoornissen. Daarbinnen ligt de focus op wetenschappelijk onderzoek, niet op behandeling. In het programma staan steeds de volgende invalshoeken centraal: a) bestudering van ‘the state of the art’, b) bestudering en uitwerking van onderzoeksvraagstukken, c) de publicatie en deelname aan het wetenschappelijk debat. Overwegingen Het panel heeft met het opleidingsmanagement van gedachten gewisseld over het programmaonderdeel Onderzoek. Het panel heeft vastgesteld dat studenten deze onderzoeksprojecten zowel uitvoeren in een instituut in hun eigen land als ook op één van de instituten van de leden van de board, meestal in Maastricht. Er is gesproken over de eisen die de masteropleiding stelt aan de onderzoeksomgeving waarin studenten hun onderzoeksproject uitvoeren. Daarbij is naar voren gekomen dat de board daarbij afgaat op de kwaliteit van de begeleiders ter plekke en op wat de student hierover naar voren brengt. Leden van de board kennen over het algemeen collega’s in de instituten waar de studenten
pagina 15
NVAO | | |
hun onderzoeksproject doen, niet zelden zijn dat zelfs de plaatselijke begeleiders. Als er geen mogelijkheden zijn om daadwerkelijk onderzoek uit te voeren dan gaat de voorkeur van de directie uit naar de volgende constructie. De student analyseert een literatuursearch met daaraan gekoppeld enkele weken laboratoriumonderzoek. De vertegenwoordiger van het werkveld, tevens de locatie waar de masteropleiding is gevestigd, heeft een toelichting gegeven op de onderzoeksfaciliteiten die zij de opleiding bieden. Daarbij is het tevens mogelijk dat buitenlandse studenten met hulp van onderzoeksassistenten, onderzoek doen bij Nederlandse patiënten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De onderwijsactiviteiten omvatten samen 13 ects. De overige drie onderdelen (onderzoeksproject, dissertatie en portfolio) omvatten elk 16 ects. Een gedetailleerdere aanduiding van de studielast heeft de opleiding niet gegeven. Overwegingen Het panel heeft zowel bij studenten, afgestudeerden als gesprekspartners vanuit het werkveld gevraagd of het programma studeerbaar is. Op basis van de aanvraagdocumentatie is daarover geen duidelijkheid te krijgen. Het panel heeft daarbij het uitgangspunt gehanteerd dat 61 ects het equivalent is van een fulltime jaarprogramma. Vertegenwoordigers van het werkveld schatten in dat dit ongeveer klopt. Ook afgestudeerden denken dat dit het geval is. Maar zowel studenten als afgestudeerden geven aan dat zij zelf in wezen kunnen bepalen hoe lang zij over de opleiding willen doen. Omdat de opleiding in deze vorm vanaf 2003 wordt aangeboden, zijn er deelnemers die besloten hebben om de opleiding als geheel te gaan volgen nadat zij één van de zomercursussen hebben afgerond. Voor een zomercursus kon namelijk altijd een afzonderlijk certificaat behaald worden. Zij worden in de instroomgegevens opgenomen nadat zij al een zomercursus gevolgd hebben. Hun inschrijvingsduur is daarmee minstens een half jaar geflatteerd. Alhoewel de master een parttime opleiding is, is onduidelijk hoe de verhouding is tussen de tijdsbesteding aan de opleiding en de andere werkzaamheden van de studenten. Uit de gesprekken blijkt dat het merendeel van studenten zich specialiseert (in één van de medische wetenschappen) of een promotietraject volgt. Conclusie Aangezien het panel geen bewijzen heeft gehoord van het tegendeel, beoordeelt het panel het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
pagina 16
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
NVAO | | |
Bevindingen Jaarlijks kunnen 30 studenten instromen. De opleiding maakt gebruik van een selectieprocedure omdat er jaarlijks meer aanvragen komen dan er opleidingsplaatsen zijn. Allereerst moeten toekomstige studenten beschikken over een afgeronde masteropleiding in de medische- of gedragswetenschappen. Vervolgens vullen zij een gestandaardiseerde elektronische vragenlijst in. Daarnaast wordt gevraagd: een aanbevelingsbrief van een seniorstaflid die de kandidaat goed kent, een kort CV. inclusief een lijst met publicaties en documentatie waaruit de bijzondere interesse van de kandidaat voor het onderzoeksveld cq. voor angst- en stemmingstoornissen blijkt. Toelating vindt plaats op basis van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Daarnaast hanteert het management het uitgangspunt dat kandidaten met minimaal één (inter)nationale peer-reviewed publicatie of werkervaring in de patiëntenzorg of in onderzoek altijd geplaatst worden. Ook streeft het management van de opleiding naar een gemengde samenstelling van de cursistengroep: meer en minder ervaren onderzoekers, diversiteit in landen van herkomst en in professionele achtergrond. Overwegingen Uit de instroomgegevens die de opleiding in het aanvraagdossier heeft opgenomen blijkt dat het aantal mannen en vrouwen onder de studenten ongeveer gelijk ligt en dat het merendeel van de studenten werkzaam is in de psychiatrie. Uit de uitstroomgegevens blijkt dat naar verhouding evenveel studenten met een medische- als met een gedragswetenschappelijke achtergrond afstuderen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: wo-master met minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Bevindingen Uit de gegevens blijkt dat de opleiding een omvang heeft van 61 ects. Overwegingen Het panel heeft geen kritische kanttekeningen gehoord van studenten of docenten over de studieduur (zie ook facet 2.4:studielast). Doordat bij de begeleiding van de onderzoeksactiviteiten (project en dissertatie) het uitgangspunt is dat de student het tempo bepaalt (deze geeft namelijk aan wanneer er behoefte is aan begeleiding), is het ook mogelijk dat een student aanzienlijk langer over de opleiding doet. Het panel acht het van belang dat de opleiding naar studenten duidelijk is over het gewenste tempo en dus over de gewenste tijdsinvestering. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
pagina 17
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Daar alle facetten als voldoende zijn beoordeeld is het oordeel over het onderwerp Programma als geheel ook voldoende. Tevens wil het panel de opleiding een viertal
NVAO | | |
aanbevelingen doen over aspecten die in de loop van de gesprekken naar voren zijn gekomen. Het is aan te bevelen om in het onderwijsprogramma tevens tijd in te ruimen voor transculturele psychiatrie en de aandacht voor onderzoeksmethodologie nog verder te versterken, De opleiding wint aan kwaliteit als beoordelingscriteria en -procedures voor de studenten volledig transparant zijn, Het gericht inzetten van een digitale leeromgeving is bij uitstek geschikt voor deze internationale opleiding die kampt met een relatief beperkt aantal contactmomenten.
pagina 18
NVAO | | |
4.3 4.3.1
Inzet personeel Eisen wo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een woopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Bevindingen De centrale spil van de opleiding wordt gevormd door de internationale directie. Zij zijn altijd betrokken bij het onderwijs in de zomer- en winterseminars. De leden van de directie zijn gerespecteerd op hun vakgebied, publiceren regelmatig en dragen actief bij aan de ontwikkeling van het vakgebied. Hetzelfde geldt voor de docenten in de seminars. Het merendeel van hen is aangesteld als (associate) professor. Alle docenten doen zelf ook onderzoek. Overwegingen Het panel heeft geconstateerd dat alle docenten onderzoek doen dat verbonden is met thematiek die aan de orde is in de cursussen van de opleiding. Studenten geven aan dat zij zich bij hun keuze voor de masteropleiding oriënteren, via de vaktijdschriften, op de onderzoeksterreinen en de kwaliteit van de staf. Zij brengen naar voren ervan overtuigd te zijn dat zij met de masteropleiding de aansluiting hebben gevonden op de toekomstige ontwikkelingen in het gebied van affective neuroscience. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen In totaal is gemiddeld 1,78 fte. beschikbaar voor 50-60 studenten, 1 fte per 32 studenten. Onduidelijk is hoeveel tijd er besteed wordt aan onderzoeksbegeleiding ter plekke door de leden van de ‘board of directors’ of hun medewerkers. Overwegingen Uit het gesprek met de representant van het werkveld, Vijverdal komt naar voren dat zij het onderzoek dat masterstudenten binnen Vijverdal uitvoeren faciliteren. Tot voor kort hoopten zij daarvoor wat terug te krijgen bijvoorbeeld op het gebied van behandelinstrumentarium. Recent zijn de eisen aangescherpt en moet de onderzoeksoutput ook ten dienste staan van Vijverdal. Vijverdal heeft ongeveer 0,8 fte formatie beschikbaar ter ondersteuning van onderzoek van de master affective neuroscience. De omvang van de begeleiding door docenten van de opleiding is onduidelijk. De opleiding beschikt niet over een onderzoeksbeleid. Hiermee kan inzichtelijk worden hoe fte’s voor onderzoeksbegeleiding ingezet kunnen worden. Wel lijken de onderzoeksprojecten van studenten aan te sluiten op actuele discussies uit de summerschools en op de specialismen van de docent/begeleiders.
pagina 19
NVAO | | |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als gevolg van de onvolledige informatie hieromtrent als onvoldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen – Inhoud De stafleden zijn expliciet gekozen vanwege hun functie als opinieleiders op hun gebied. Juist omdat zij hart hebben voor het te ontwikkelen wetenschapsgebied voelen zij zich betrokken bij jonge onderzoekers die willen publiceren op deelgebieden van affective neuroscience en daar wellicht ook op willen promoveren. – Didactiek De opleiding gaat ervan uit dat het didactisch niveau van de docenten goed is. Zij krijgen geen ondersteuning aangereikt. Wel draaien toekomstige docenten een jaar mee in de begeleiding van de summerschool en/of het seminar. De opleiding heeft als thuisbasis Maastricht en maakt in de seminars gebruik van probleem gestuurd onderwijs, in die zin dat in sessies steeds praktijkproblemen of onderzoeksproblemen centraal staan. – Organisatie De board of directors en stafleden hebben zich verbonden om jaarlijks het opleidingsprogramma te organiseren. Er is een grote groep van wetenschappelijk onderzoekers bereid om als gastdocent in het programma te participeren. Overwegingen De docenten zijn inhoudelijk uitstekend op de hoogte van de actuele discussies binnen het wetenschapsgebied. Het panel heeft de indruk dat enkele docenten die zelfs belichamen. Het panel constateert ook dat de instroom van studenten deels verloopt via de docenten die hen op het bestaan van de masteropleiding attenderen. Het mes lijkt dan aan twee kanten te snijden. In de masteropleiding leren studenten hoe zij hun onderzoek gepubliceerd krijgen en docenten staan bij de publicaties veelal genoemd als co-auteur. Studenten en docenten dragen zo dus samen bij aan de ontwikkeling van het vakgebied. De seminars nemen in de opleiding een centrale plaats in. Zij zijn kleinschalig en intensief. Er wordt gewerkt in groepen van 10 personen, studenten presenteren bevindingen en ontvangen feedback van medestudenten en begeleider. Over het geheel genomen zijn studenten te spreken over de didactische kwaliteiten van de docenten. Enkele punten kunnen verbeteren. Genoemd worden bijvoorbeeld de kwaliteit van de presentatievaardigheden bij colleges en het keuzes maken in verband met de beperkte omvang van de onderwijstijd. Het is lastig voor het panel om uitspraken te doen over de supervisie aangezien hier organisatorische en didactische kaders ontbreken. De supervisie lijkt op maat te zijn aangezien het merendeel van studenten tevreden is over hun begeleiding. De organisatorische- en didactische kwaliteiten van het management en de staf is onvoldoende gedocumenteerd. Uit de gesprekken met de verschillende vertegenwoordigers van de opleiding is bij het panel het beeld ontstaan dat de onderlinge betrokkenheid groot is en de opleiding een weinig formeel karakter heeft. Het ontbreekt aan strategische beleidsdocumenten, uitgetekende procedures etc.). Juist zo’n losse structuur en organisatie
pagina 20
NVAO | | |
zou wel eens de kracht van deze opleiding kunnen zijn en geschikt om een dergelijke internationale opleiding te realiseren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
pagina 21
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Gelet op het feit dat twee van de drie facetten als voldoende beoordeeld worden, beoordeelt het panel het onderwerp Inzet personeel als voldoende.
NVAO | | |
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Het internationale masterprogramma kent twee momenten in het jaar waarin de cursussen plaatsvinden: de summerschool en het winterseminar. De zomercursus vindt plaats in Maastricht, de wintercursus afwisselend in Bristol en Florence. In de hotelaccommodatie waar de internationale groep studenten verblijft zijn ook de cursusfaciliteiten. Vanwege hun inschrijving aan de Universiteit Maastricht hebben alle studenten toegang tot recente literatuur en kunnen ze tijdens de summerschool literatuursearches uitvoeren via de universiteitsbibliotheek. Voor de overige opleidingsonderdelen zoals het onderzoekswerk zijn de studenten aangewezen op hun dagelijkse werkplek waar ze onderzoek doen. Over het algemeen is dat bij instituten al of niet verbonden aan de universiteiten waar zij onderzoek doen. Aangenomen wordt dat deze faciliteiten adequaat zijn. Overwegingen In de gesprekken hebben de betrokken studenten naar voren gebracht dat zij te spreken zijn over de opzet en accommodatie van de summerschool. Het feit dat alle studenten ‘intern’ zijn zorgt voor een leerklimaat waarin het georganiseerde formele leren doorgaat in de informele momenten. Discussies stoppen niet bij het einde van een sessie maar kunnen doorlopen tot in de kleine uurtjes. Het panel heeft zich een beperkt beeld kunnen vormen van de materiele voorzieningen van de studenten in de researchfase. Vanuit de opleiding worden daaraan geen eisen gesteld. Men gaat ervan uit dat dit de verantwoordelijkheid is van het instituut waar de post graduate student onderzoek doet. De studenten hebben daarover geen klachten naar voren gebracht. Momenteel doen enkele buitenlandse postgraduate studenten onderzoek in het kader van hun master in Maastricht op de locatie van het psycho-medisch streekcentrum Vijverdal waar de masteropleiding is gevestigd. Een dreigend ruimtegebrek is daar opgelost door de inrichting van ‘flex-plekken’. In het gesprek met een representant van het werkveld, tevens eindverantwoordelijke voor de locatie waar de opleiding is gevestigd, is naar voren gebracht dat Vijverdal, naast ruimte en andere materiele voorzieningen ook het goed geoutilleerde angstcentrum open stelt voor klinisch onderzoek. Buitenlandse onderzoekers kunnen voor hun onderzoek gebruik maken van de op het angstcentrum aanwezige onderzoeksassistenten. Daarmee is een taalbarrière in verband met het doen van klinisch onderzoek geslecht. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang.
pagina 22
NVAO | | |
Bevindingen – Studiebegeleiding De postgraduate master maakt gebruik van drie vormen van studiebegeleiding: screening of protocols-workshops, supervisie en tele-workshops. De begeleiding in de screening of protocols workshop is gericht op de peer review en verbetering van het eerste onderzoeksvoorstel van de student. Deze workshop vindt plaats in de summercourse. Nadat de onderzoeksvoorstellen door de board zijn goedgekeurd krijgt de student een supervisor toegewezen. De supervisor begeleidt het onderzoek van de student en is de eerste waarmee de student problemen met de voortgang in de opleiding bespreekt. De supervisor ontvangt elk kwartaal een voortgangsrapportage van de student. De student bepaalt de frequentie van de contacten. De begeleiding vindt voornamelijk plaats via mail, soms ook telefonisch. De opleiding adviseert om minimaal elk jaar, in de zomersessies face to face overleg met elkaar te hebben. Ten aanzien van de tele-workshops heeft het panel zich geen oordeel kunnen vormen. - Informatievoorzieningen Centraal punt in de informatievoorziening is het secretariaat van de opleiding. Daar kunnen studenten met verzoeken en vragen terecht. Het secretariaat organiseert ook de zomer- en wintercursussen. Overwegingen Studenten zijn tevreden over de informatievoorziening door de opleiding. Ook zijn zij te spreken over de begeleiding door de staf/supervisoren. Uit de gesprekken komt naar voren dat de omvang van de begeleiding per student kan verschillen. De opleiding hanteert geen indicaties voor het aantal en de omvang van de supervisie. Zowel de studenten als de staf spreken de wens uit om meer gebruik te gaan maken van een digitale leeromgeving. Via de universiteit van Maastricht is die in principe beschikbaar. Studenten doen de aanbeveling om ook in de fase van (individueel) onderzoek vanuit de opleiding samenwerking tussen studenten te stimuleren en projecten te organiseren zodat de meerwaarde van collaborative learning ook na de seminars wordt doorgezet. Alhoewel er in het informatiedossier sprake is van tele-workshops waarin studenten hun resultaten en knelpunten aan medestudenten en een begeleider kunnen voorleggen, is door de studenten hierover niet gesproken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
pagina 23
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het geheel overziend beoordeelt het panel het onderwerp Voorzieningen als geheel voldoende.
NVAO | | |
4.5 4.5.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen De internationale masteropleiding heeft een eigen systeem van kwaliteitszorg ontwikkeld dat afgestemd is op de organisatie en het opleidingsprogramma. In het aanvraagdossier zijn taken en verantwoordelijkheden van betrokkenen in een figuur toegelicht. De board of directors is eindverantwoordelijk voor de coördinatie, ontwikkeling, evaluatie en verbetering van het masterprogramma. Het directeurenoverleg vergadert gewoonlijk één maal per maand (telefonisch) en daarnaast ook minimaal 2x per jaar face tot face. De evaluatie van de opleiding vindt plaats in de onderwijscommissie. De onderwijscommissie wordt jaarlijks samengesteld en bestaat uit twee van de directeuren en drie studenten die worden gekozen tijdens de summercourse. De taak van de onderwijscommissie bestaat uit: het monitoren van de onderwijskwaliteit, het adviseren over onderwijszaken en examinering en adviseren over mogelijke verbetering van de begeleiding op afstand. De commissie rapporteert aan het directeurenoverleg. De directeuren overleggen minimaal 1x per jaar met de onderwijscommissie over de evaluatie van het programma. De opleiding maakt standaard gebruik van twee meetinstrumenten: Quality Assessment of Residential Teaching (QART) en Global Assessment of the Programme (GAP). Met QART evalueren studenten de zomercursussen resp. onderwijsseminars. De vragen hebben betrekking op de inhoud, kwaliteit van het materiaal, de presentatie en begeleiding van docenten, de organisatie van het onderwijs en de leiding van de cursussen en op het aantal uren dat studenten besteed hebben aan voorbereiding en studieactiviteiten. Als een student de opleiding heeft afgerond wordt de GAP afgenomen waarmee het gehele programma geëvalueerd wordt. Naast een algemeen oordeel over de opleiding wordt de student gevraagd om de kwaliteit van de zomercursussen en seminars te evalueren, een oordeel te geven over de kwaliteit van colleges, de begeleiding op afstand, de examinering en de begeleiding van de dissertatie. Ook wordt gevraagd naar het oordeel over de kwaliteit van de literatuur en de studielast. Overwegingen Het management brengt naar voren dat zij er groot belang aan hechten dat studenten de onderwijsactiviteiten positief evalueren. Zij benadrukken dat, gezien de kleinschaligheid van de onderwijsactiviteiten er snel en informeel verbeteringen worden doorgevoerd als gevolg van suggesties van studenten. Ook zijn enkele verbeteringen genoemd die in de loop der jaren zijn doorgevoerd. Studenten brengen naar voren dat docenten hun aanpak bijstellen als gevolg van informeel commentaar van studenten. Van een terugkoppeling op hun schriftelijke evaluatie is geen sprake. Studenten zijn scherp gefocust op de kwaliteit van het onderwijs gezien de beperkte onderwijstijd. Inhoud en kwaliteit moet raak zijn. Zij brengen naar voren dat de echt goede docenten prioriteiten weten te stellen en zich in hun colleges en in de begeleiding richten op de hoofdzaken. Daarnaast zien zij meer mogelijkheden dan er benut worden om de individuele begeleiding van studenten collectiever te maken en zo te benutten als gemeenschappelijke leeractiviteit. Een digitale leeromgeving kan hierin een grote rol spelen.
pagina 24
NVAO | | |
Het panel constateert dat de opleiding nog geen gebruik maakt van de kwaliteitszorg systematiek van de Universiteit Maastricht. De opleiding beschikt ook nog niet over een evaluatieplan inclusief tijdpad en procedures. Het panel begrijpt hoe dit zo gegroeid is als gevolg van het internationale initiatief tot oprichting van de opleiding en het daaruit voortvloeiende samenwerkingsverband. Het panel mist vooralsnog een regulier evaluatieplan dat de kwaliteitszorg voor alle betrokkenen inzichtelijk maakt. Het panel mist ook een planmatig verbeterbeleid. Voor een meer structurele inbedding van de kwaliteitszorg biedt de aansluiting bij de reguliere kwaliteitszorgsystematiek van de universiteit van Maastricht goede mogelijkheden. Tegen deze achtergrond heeft het panel er dan ook alle vertrouwen in dat de vooralsnog geconstateerde tekortkomingen op korte termijn weggewerkt zullen worden en dat het lange termijn interne kwaliteitszorgsysteem zal gaan voldoen aan de hiervoor geldende criteria. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen – Medewerkers – Studenten en alumni De medewerkers, studenten en alumni zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg (zie facet 5.1). Het panel heeft geen informatie in hoeverre er regulier een jaarlijkse terugkoppeling plaatsvindt van de bevindingen van de onderwijscommissie en het directeurenoverleg naar het docententeam en de studenten. Van een docententeam zoals bij reguliere opleidingen is bij deze internationale opleiding geen sprake. Wel overlegt het docententeam dat actief is in de summercourse of in het seminar met elkaar. – Afnemend beroepenveld Het opleidingsprogramma wordt ondersteund door de World Federation of Societies of Biological Psychiatry (WFSBP) en door de World Psychiatric Association (WPA). Ook Pfizer Neuroscience sponsort het programma met wetenschappelijke en didactische input. Overwegingen Uit de gesprekken is het panel gebleken dat er geëvalueerd wordt en dat de betrokkenen daarover tevreden zijn. Van systematische terugkoppeling is geen sprake, ook zijn de gevolgde procedures niet helder. Het afnemend beroepenveld is in het informatiedossier vertegenwoordigd met steunbetuigingen. Alleen die van de WPA is van recente datum en kan dus betrekking hebben op de huidige masteropleiding. De inhoud en omvang van de sponsoring is het panel niet duidelijk geworden. Het panel constateert verder dat het beroepenveld internationaal is en breed. Het bestaat uit collega-onderzoekers en behandelaars die zich eveneens bezighouden met vraagstukken van angst- en stemmingstoornissen, daarover publiceren of gebruik maken van de onderzoeksresultaten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
pagina 25
NVAO | | |
4.5.3
pagina 26
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Gelet op het voldoende oordeel inzake de systematische aanpak bij de interne kwaliteitszorg en het voldoende oordeel over de betrokkenheid kan het samenvattend oordeel ook voldoende luiden.
NVAO | | |
4.6 4.6.1
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Het aanvraagdossier is door het college van bestuur van de Universiteit Maastricht ingediend en zowel de medische faculteiten van de Universiteit Maastricht en de universiteit van Florence garanderen dat studenten het programma kunnen doorlopen vanaf het moment dat zij zijn toegelaten. Overwegingen Het panel vertrouwt erop dat het samenwerkingsverband van de genoemde universiteiten, ondersteund door de samenwerkingspartners in Bristol, Tel-Aviv en Milaan studenten de afstudeergarantie biedt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De opleiding en de verwante eraan voorafgaande postacademische cursussen worden al meer dan 20 jaar succesvol aangeboden. De faculteit staat in voor voldoende stafcapaciteit en de benodigde voorzieningen voor de seminars zijn langjarig vastgelegd. Het directeurenoverleg is in 2004 verbreed van 2 naar 6 leden waarmee op de lange termijn de continuïteit van het management en de organisatie van de opleiding gegarandeerd. Overwegingen Het panel vertrouwt erop dat de investeringen (vooral in personen) voldoende zijn om de opleiding te continueren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen De masteropleiding komt voort uit nascholingscursussen die werden afgesloten met een certificaat. De nascholingskosten werden door de deelnemers (of hun werkgevers) betaald.
pagina 27
NVAO | | |
De post graduate masteropleiding Affective Neuroscience is al vier jaar operationeel. Van aanloopverliezen is dan ook geen sprake. Overwegingen Er is feitelijk geen sprake van een nieuwe opleiding. Het panel ziet dan ook geen aanleiding om verdere informatie over de financiën op te vragen en gaat ervan uit dat de financiële voorzieningen voldoende zijn doordat dat de opleiding al enkele jaren “selfsupporting” is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 28
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Gegeven de positieve oordelen op de drie facetten beoordeelt het panel het onderwerp Continuïteit als voldoende.
NVAO | | |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen V
2 Programma
V
3 Inzet personeel V
4 Voorzieningen V 5 Interne kwaliteitszorg V 6 Continuïteit V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie wo
V
2.1 Eisen wo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen wo
V
3.2 Kwantiteit
O
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 29
Oordeel
NVAO | | |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter: Prof. dr. F. Sturmans Prof.dr. Sturmans was wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor Sociale Geneeskunde in Nijmegen. Zijn promotie vond plaats in 1967. Van 1976 tot 1982 buitengewoon hoogleraar Gezondheidsleer aan de Landbouwhogeschool Wageningen; van 1979 tot 1985 hoogleraar Sociale Geneeskunde i.h.b. de Epidemiologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, en van 1982 tot 1997 hoogleraar Epidemiologie aan de Universiteit Maastricht. Van 1993 tot 2002 was hij algemeen directeur van de GGD in Rotterdam. Van 1997 tot 2003 was hij tevens hoogleraar epidemiologie en Gezondheidsbeleid aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Panellid: Prof. dr. Peter Paul De Deyn, vakdeskundig/werkvelddeskundig; hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen, Dept. Biomedische wetenschappen; verzorgt het onderwijs in o.a http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=peter.dedeyn&n=16&ct=ood2006&e=1MNMHAND06medische aspecten handicap volwassenen (neurodegeneratieve stoornissen, NAH, spieren beenderstelsel, psychiatrisch, sensoriële handicaps) Panellid: Prof. dr. Jean Vroomen, vakdeskundig/ werkvelddeskundig; hoogleraar Cognitieve Psychologie aan de Universiteit van Tilburg. Hij onderzoekt met name de integratie van spatiele, temporele, fonetische en emotionele informatie via de klassieke gedragsmethoden en Event Related Potentials (ERP’s); PhD in 1992. Eerdere ervaring bij TU Eindhoven en KNAW (fellowship)
Secretaris: Drs. Riekje A.H. de Jong Senior adviseur IOWO, adviesbureau voor onderwijs, beleid en organisatie; Studie Sociale Psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam; Meerdere malen panellid en secretaris voor de beoordeling van wo- en hbo bachelor- en masteropleidingen Procescoördinator NVAO: Drs. Niek Pronk, beleidsmedewerker NVAO
pagina 30
NVAO | | |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 21 mei 2007 voor de toetsing van de nieuwe opleiding Master in Affective Neuroscience - Universiteit Maastricht. Locatie: Psychomedisch streekcentrum Vijverdal te Maastricht Programma Site visit 09.30-10.15
10.15-11.00
11.00-11.45
Meeting with students: -Inez Ramakers -Filip Van den Eede -Valentina Niccolai -Martin Deseilles Meeting with alumni: -Petra Kuijpers (2003) -Pauline Aalten (2003) -Gabriel Esquivel (2005) -Rene Hurlemann (2006) Meeting with the professional field (part I): Telephone meeting - Prof. Frans Verhey (043 3884175) Meeting with the professional field (part II): - Dr. Nancy Nicolson - Dr. Henk Milius
11.45-13.30 13.30-14.45
14.30-15.00
Lunch at Hotel Van der Valk + visit facilities summer courses Meeting with faculty: - Dr. Stefan Claes (will leave meeting at 14.30 due to other obligations) - Dr. Alessandro Serretti - Dr. Andrea Malizia - Prof. Eric Griez Internal meeting committee
15.00-16.00 Meeting with management (part I): - Prof. Eric Griez, Chairman Board of directors (Maastricht University) - Dr. Andrea Malizia, Associate director (Bristol University) - Liesbet Goossens, Scientific assistant (Maastricht University) - Leni Noteborn, Programme secretary (Maastricht University)
pagina 31
NVAO | | |
16.00-16.15
16.15-…
pagina 32
Meeting with management (part II): Telephone meeting (cancelled) - Prof. Carlo Faravelli, Director (Florence Univeristy) (+39 3349137256) - Prof. Joseph Zohar, Director (Tel-Aviv University) (+972 526666560) - Prof. David Nutt, Director (Bristol University) (+44 1173313143) Internal meeting committee
NVAO | | |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling – Aanvraagdossier Bijlagen bij aanvraagdossier – Official documents: – Approval of the Master in Affective Neuroscience by the Executive Board of Maastricht University, – Agreements between the Faculty of Florence and the Maastricht University and the ‘Brain and Behaviour Institute’ – Agreement between the University of Florence and the University of Maastricht – Approval of the Master in Affective Neuroscience by the Senate of the University of Florence, – Minutes Extract of the Administrative Council of the Florence University, – Endorsement by WFSBP, – Endorsement by WPA, – Brief C.V’s of the directors and associate directors, – Faculty List, – Countries of Origin, – Dissertation Titles, – Publications for graduation, – Portfolio & Dissertation Guidelines. Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek – Programma winterseminars 2006 Florence, Italy – Programma winterseminars 2007 Bristol, UK Overige documenten – Bijlagen met betrekking tot het programma – Master in Affective Neuroscience: A glimpse in the future, – Objectives Course A, – Objectives Course M, – Inflow Profile., – Throughput Profile. – Sample list of currunt positions of Alumni, – Evaluation Course A and M 2004-2006, – GAP, – QART, – OER Draft
pagina 33
NVAO | | |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
pagina 34
ba
bachelor
ECTS
European Credit Transfer System
hbo
hoger beroepsonderwijs
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
WFSBP
World Federation of Societies of Biological Psychiatry
WPA
World Psychiatric Association
wo
wetenschappelijk onderwijs
NVAO | | |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding Master in Affective Neuroscience van Universiteit Maastricht. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E [email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 35
# 1581
NVAO | | |