Gemeente Waddinxveen Wijzigingsplan Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen
De woning aan de Zesde Tochtweg 4a.
IDN
NL.IMRO.0627.WPzesdetochtweg4a-0301
Status Concept Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
Datum 25 april 2014 16 juni 2014 7 juli 2014
Opmerkingen 1e concept 1e versie 1e versie
IntROview B.V. Sterrenlaan 24 2743 LS Waddinxveen www.introview.nl
Toelichting
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
2
Inhoudsopgave 1.
1.1 1.2 1.3 1.4 2.
2.1 3.
3.1 3.2 3.3 3.4 4.
INLEIDING
Aanleiding Ligging en begrenzing plangebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer BESTAANDE SITUATIE
Ruimtelijke en functionele structuur PLANBESCHRIJVING
Beleidsmatige ontwikkelingen Plattelandswoningen Nieuwe situatie Verkeer en parkeren BELEIDSKADER
4.1 Rijksbeleid 4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (2011) 4.2 Provinciaal beleid 4.2.1 Provinciale Visie op Zuid-Holland 4.2.2 Verordening Ruimte 4.3 Regionaal beleid 4.3.1 Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas 4.3.2 Handboek kwaliteit Zuidplaspolder 4.4 Gemeentelijk beleid 4.4.1 Structuurvisie Waddinxveen 2030 4.4.2 Groenstructuurplan 4.5 Conclusie 5.
5.1 5.2 5.3 5.4 6.
6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.1.4 6.1.5 6.2 6.3 6.4 6.4.1 7.
7.1 7.2
WATER
Inleiding Beleid gemeente Beleid hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Waterhuishouding MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN
Milieu Milieuzonering Wegverkeerslawaai Bodem Luchtkwaliteit Externe veiligheid Archeologie Flora- en fauna Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten Kabels en leidingen JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING
Algemeen Verbeelding
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
pagina 5
5 5 5 6 7
7 9
9 9 9 9 11
11 11 11 11 12 13 13 14 15 15 16 17 18
19 19 19 20 23
23 23 25 26 26 27 29 30 31 31 33
33 33
3
7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.3.4 7.4 8.
8.1 9.
9.1 9.2 9.3
Planregels Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotregels Handhaving wijzigingsplan ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Financiële haalbaarheid
33 33 33 34 34 34 37
37
MAATSCHAPPELIJKE BETROKKENHEID
39
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro Communicatie Zienswijzen
39 39 39
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
4
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
Op het perceel Zesde Tochtweg 4a staat een bedrijfswoning welke toebehoorde aan een glastuinbouwbedrijf. Het glastuinbouwbedrijf is, behoudens de bedrijfswoning, circa zeventien jaar geleden overgenomen door potplantenkwekerij Sjaloom B.V. aan de Abraham Kroesweg 31. De eigenaar/ bewoner is vervolgens in dienst getreden bij Sjaloom. Feitelijk is de woning niet meer in gebruik ten behoeve van het bedrijf, waarin het perceel is bestemd voor “Agrarisch Glastuinbouw" met de aanduiding ‘Bedrijfswoning’. Met de inwerkingtreding van de Wet plattelandswoningen op 1 januari 2013 is het mogelijk geworden om bestaande bedrijfswoningen om te zetten in een zogenaamde ‘plattelandswoning’. Het bestemmingsplan Zuidplas-Noord maakt dit mogelijk door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Dit wijzigingsplan maakt de voorgenomen functiewijziging van het plangebied juridisch planologisch mogelijk.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt aan de Zesde Tochtweg in het westelijke buitengebied van Waddinxveen. Het deelgebied ten zuidwesten van de Zesde Tochtweg maakt onderdeel uit van de glasontwikkeling in de Zuidplaspolder. Het gebied ten noordoosten hiervan is nog grotendeels in gebruik als akkerbouwgrond. In oostelijke richting begint verderop de bebouwde kom van Waddinxveen. In noord/westelijke richting ligt Moerkapelle. Een situatietekening is opgenomen in figuur 1.
plangebied
Figuur 1: Situering plangebied en omgeving.
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het betreffende plangebied geldt het volgende bestemmingsplan: Bestemmingsplan Bestemmingsplan “Zuidplas-Noord”
Raadsbesluit 26 juni 2013
Raad van State
Het plangebied is bestemd voor ‘Agrarisch – Glastuinbouw’. De bedrijfswoning is als zodanig met een functieaanduiding opgenomen (zie figuur 2). In artikel 4.6.2 van de regels van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van plattelandswoning. Hierin is vastgelegd dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn door middel van toevoeging van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ het plan te wijzigen ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat: a. De woonfunctie aanvaardbaar dient te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
5
b. Er geen sprake is van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen voor omliggende (agrarische) bedrijven. c. Het voormalige bijbehorend bedrijf, zoals blijkt uit het bouwvlak, afstand doet van betreffende bedrijfswoning. d. Voor het overige de regels in 4.2 met betrekking tot een bedrijfswoning en bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, van toepassing zijn. Om hieraan medewerking te verlenen is een wijzigingsplan noodzakelijk. Voldaan kan worden aan de in de regels genoemde voorwaarden voor een omzetting. Dit wordt aangetoond in deze toelichting.
Figuur 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Zuidplas-Noord. Plangebied rood omlijnd.
1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie en hoofdstuk 3 geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. In hoofdstuk 4 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit wijzigingsplan relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de waterparagraaf. Het zesde hoofdstuk omvat de omgevingsaspecten. Ook uitvoeringsaspecten worden hier beschreven. In hoofdstuk 7 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. Het achtste hoofdstuk is gewijd aan de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 9 Hier wordt ingegaan op de uitkomsten van de gehouden inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Luchtfoto plangebied en omgeving (bron: Google Earth).
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
6
2.
Bestaande situatie
2.1
Ruimtelijke en functionele structuur
Het plangebied ligt in de polder Zuidplas van het buitengebied in Waddinxveen. Ten zuidwesten hiervan ligt het glastuinbouwgebied aan de Abr. Kroesweg. Het tegenover de Zesde Tochtweg gelegen gebied is in gebruik voor de akkerbouw. Het plangebied is groot 1.410 m². De gronden zijn thans in gebruik als woondoeleinden. Tot 17 jaar geleden maakte de woning onderdeel uit van een glastuinbouwbedrijf. Het glastuinbouwbedrijf is toen verkocht aan potplantenkwekerij Sjaloom, welke gevestigd is aan de Abr. Kroesweg. De woning is gekoppeld aan potplantenkwekerij Sjaloom en heeft de status van bedrijfswoning. Ten noordwesten van het perceel staan twee woningen, welke als zodanig zijn bestemd. Ten zuidoosten van het perceel ligt eveneens een woning. Dit perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ met de aanduiding ‘glastuinbouwgerelateerd bedrijf’. Op grond hiervan is glastuinbouwgerelateerde bedrijvigheid toegestaan tot maximaal categorie 2. Rechts Zesde Tochtweg. Links glastuinbouw.
Abr. Kroesweg.
Achterzijde woning.
Zesde Tochtweg met bestaande lintbebouwing.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
7
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
8
3.
Planbeschrijving
3.1
Beleidsmatige ontwikkelingen
Het plangebied maakt onderdeel uit van het ruimtelijk beleid van de Zuidplaspolder, zoals beschreven in het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP). Het plangebied maakt hier onderdeel van het glastuinbouwgebied.
3.2
Plattelandswoningen
Met de inwerkingtreding van de Wet Plattelandswoningen op 1 januari 2013 kan geregeld worden dat voormalige bedrijfswoningen niet worden beschermd tegen hinder van het voormalig agrarisch bedrijf. Bedrijfswoningen van landbouwinrichtingen die door burgers worden bewoond, blijven onderdeel van de inrichting, zolang ze zijn bestemd als bedrijfswoning. De bestemming is bepalend. Bewoning door derden is dan in strijd met het bestemmingsplan. Om bewoning door derden mogelijk te maken, kan deze woning worden herbestemd. In dat geval moet het bevoegd gezag beoordelen of ter plaatse van de betreffende woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat en of het agrarisch bedrijf al dan niet in zijn belangen wordt geschaad. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om zogenaamde “plattelandswoningen” toe te staan. Dit houdt in dat een bedrijfswoning dat oorspronkelijk behoort bij een agrarisch bedrijf bewoond mag worden door een persoon of een huishouden dat geen binding heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf.
3.3
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie wordt de bestemming van de bedrijfswoning gewijzigd in een plattelandswoning. Voldaan wordt aan de in artikel 4.6.2 genoemde voorwaarden. In hoofdstuk 6 (milieu en omgevingsaspecten) wordt aangetoond dat de woonfunctie aanvaardbaar is vanuit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en er voor omliggende (agrarische) bedrijven geen sprake is van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen. Het voormalige bijbehorend bedrijf heeft ingestemd met dit (voorontwerp) wijzigingsplan waarmee is aangetoond dat zij afstand doet van betreffende bedrijfswoning.
3.4
Verkeer en parkeren
Verkeer Het plangebied is vanaf de kernen Waddinxveen en Moerkapelle bereikbaar. De weg is ter plaatse een 60 km/uur zone. De functiewijziging zal geen toename van het verkeer genereren. De verkeersintensiteit van de Zesde Tochtweg is overigens laag. Parkeren De woning wordt vanaf de bestaande uitrit ontsloten op de Zesde Tochtweg. Het plangebied is van dusdanige omvang dat er meerdere voertuigen op eigen terrein kunnen worden geparkeerd. Dit betekent dat wordt voldaan aan de parkeernorm van de richtlijnen van het CROW 2012 (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek), op grond waarvan 2 parkeerplaatsen per woning zijn voorgeschreven.
Voorzijde woning.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
Oprit naar garage/berging.
9
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
10
4.
Beleidskader
4.1
Rijksbeleid
4.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (2011) Op 22 november 2011 heeft de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Ruimte heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de nieuwe Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de hierbij behorende ministeriële regeling zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Conclusie De Structuurvisie bevat hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen en hoofdzaken van het door het Rijk te voeren ruimtelijk beleid. Bij kleinere ontwikkelingen heeft het rijksbeleid een te hoog abstractieniveau voor een concrete toetsing.
4.2
Provinciaal beleid
4.2.1 Provinciale Visie op Zuid-Holland Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening voor de hele provincie een integrale Structuurvisie, genaamd Visie op ZuidHolland, op 2 juli 2010 vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. In de Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de Structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal ZuidHolland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie 2020 zich nadrukkelijk ook op het beschermen en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteiten. Functie en kwaliteit staan niet los van elkaar. De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. De planlocatie ligt buiten de bebouwingscontour. In de Structuurvisie wordt bevestigd dat duurzaamheid en klimaatbestendige ontwikkeling centraal blijven staan in de Zuidplaspolder. Het is de bedoeling water-, natuur-, woon- en
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
11
werkfuncties op een slimme manier te combineren. Over het startprogramma tot 2020 is met een groot aantal partijen overeenstemming: 7.000 woningen1, 280 hectare glas, 110 hectare bedrijventerreinen, ontwikkeling van 325 hectare natuur en betere bereikbaarheid via spoor en weg. De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijke beleid tot 2020. Op de functiekaart van de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als 'Glastuinbouwbedrijvenlandschap' (figuur 3).
Plangebied
Figuur 3: Uitsnede functiekaart.
Actualisering 2011 en 2012 provinciale Structuurvisie Provinciale Staten hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. Op 30 januari 2013 is de Actualisering 2012 vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid zijn ongewijzigd gebleven. Voorbereiding nieuwe provinciale Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit Momenteel werkt de provincie aan een nieuwe visie, omdat sprake is van veranderende economische en demografische omstandigheden. Deze ontwikkelingen werken structureel door op onder meer de kantoren- en woningmarkt. In dat kader heeft overleg plaatsgevonden met gemeenten om te spreken over de oplossingen voor deze ruimtelijke vraagstukken. De ontwerpvisie heeft vanaf 8 januari 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De visie zal naar verwachting op 9 juli 2014 door Provinciale Staten worden vastgesteld. De nieuwe Structuurvisie heeft voor deze planontwikkeling geen gevolgen. 4.2.2 Verordening Ruimte Op grond van artikel 3, lid 1 van de Verordening Ruimte dienen bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren nieuwvestiging van stedelijke functies uit te sluiten. In afwijking hiervan kunnen bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontour de volgende ontwikkelingen mogelijk maken (citaat: artikel 3, lid 2, sub c van de Verordening):
1
Inmiddels is het startprogramma in verband met de gewijzigde woningmarkt naar beneden bijgesteld tot 1.340 woningen.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
12
Vrijkomende agrarische bebouwing Niet-agrarische functies (waaronder woningen) in vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: i de nieuwe functie brengt uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven; ii de nieuwe functie heeft niet meer dan een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking; iii de nieuwe functie wordt gehuisvest in de bestaande bebouwing (uitgezonderd in kassen); iv …. v ..... De in dit wijzigingsplan opgenomen functiewijziging voldoet aan het provinciale belang met betrekking tot vrijkomende agrarische bebouwing, omdat de bestaande burgerwoning is onttrokken aan de agrarische bestemming. Voorts is de woning op minimaal 25 meter gelegen van de dichtstbijzijnde kassen. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde onder omtrent de belemmering van omliggende agrarische bedrijven. Hiertoe wordt verder verwezen naar het gestelde in paragraaf 6.1.1, milieuzonering. Daarnaast is in artikel 3 (regels voor het gebied buiten de bebouwingscontouren) in lid 2 sub k van de Verordening Ruimte een uitzondering opgenomen om buiten de bebouwingscontouren de volgende ontwikkeling mogelijk te maken: woningen in linten in Zuidplas Nieuwe woningen in linten in overeenstemming met de voorwaarden zoals opgenomen in het voormalige streekplan Zuid-Holland Oost, tweede partiële herziening, Zuidplas (Provinciale Staten, 24 mei 2006). De functiewijziging naar plattelandswoning valt onder deze uitzonderingsbepaling. Conclusie De in dit wijzigingsplan opgenomen planontwikkeling voldoet aan het provinciale belang met betrekking tot woningen in linten overeenkomstig de regeling uit het voormalige streekplan ZuidHolland Oost Zuidplas.
4.3
Regionaal beleid
4.3.1 Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas Het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) is een gezamenlijk plan van de thans drie gemeenten (Gouda, Waddinxveen en Zuidplas 2). Het ISP is onder bestuurlijke regie van de Stuurgroep driehoek RZG tot stand gekomen, dat wil zeggen in samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Gelijktijdig heeft de provincie de tweede partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost Zuidplas vastgesteld. Dit plan is inmiddels opgegaan in de Provinciale Structuurvisie (zie hoofdstuk 2.2.1). Het ISP is een uitwerking van de vastgestelde Interregionale Structuurvisie (2004). Het plan geeft inzicht over de ontwikkelingen in de Zuidplas tot 2030, waarbij het accent ligt op de periode 20102020. Het streven is om het ISP binnen deze periode in fasen uit te werken en uit te voeren. Het ISP is voor de gemeenten in de Zuidplas de basis voor het ruimtelijk beleid. De gemeentebesturen moeten zich bij het maken van bestemmingsplannen houden aan wat in het ISP staat. Voor burgers en organisaties komen uit het ISP geen juridisch bindende gevolgen voort. Dat gebeurt pas na de vaststelling van bestemmingsplannen. Aan het ISP kunnen dan ook door burgers en bedrijven niet direct rechten worden ontleend. Het ISP is door de gemeenteraad van Waddinxveen op 1 februari 2006 vastgesteld. Het ISP omvat: Een inrichtingsschets voor de Zuidplaspolder op schaal 1:25.000 De hoofdstructuur voor groen, water en verkeer Aantallen te bouwen woningen 2
De gemeenten Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle zijn per 1 januari 2010 gefuseerd tot de gemeente Zuidplas.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
13
Aantallen hectares voor bedrijventerreinen en glastuinbouw Een visie op de financiering Een visie op de ontwikkelingsorganisatie Een fasering van het programma.
Het plangebied Zuidplas bestaat globaal uit de Zuidplaspolder, de bovenlanden langs de Hollandsche IJssel, de Eendragtspolder, de Tweemanspolder, Polder de Wilde Veenen en een zone ten westen van Waddinxveen. Het betreft het grondgebied van de Zuidplasgemeenten Gouda, Waddinxveen en Zuidplas. De belangrijkste richtinggevende uitspraken voor het ruimtelijk beleid in de Zuidplas, zoals geformuleerd in de Interregionale Structuurvisie (vanuit de lagenbenadering) zijn voor zover betrekking op het noordelijke gebied: Droogmakerijen (zoals de Zuidplas) lenen zich beter voor intensieve verstedelijking dan de veenweidegebieden. Uitbreiding van de groenstructuur is in de Zuidvleugel nodig. De Rottewig vormt met de Eendragtspolder, de Tweemanspolder en Polder de Wilde Veenen met het Bentwoud een robuuste groene as. Aan de zuidkant wordt de groenstructuur gecompleteerd met de Krimpenerwaard, de Hollandsche IJssel en Hitland en het restveengebied van de Zuidplas. Conclusie De plankaart (figuur 4) kent drie lagen: ‘groenblauw casco’, ‘infranetwerk’ en ‘occupatie’. Het plangebied is hierin aangeduid als ‘lintzone' tussen het glastuinbouwlandschap’ en het reservegebied glastuinbouw of nieuw wonen. De functiewijziging is hiermee in overeenstemming. Het plangebied is met een zwarte pijl aangeduid op de plankaart.
Figuur 4: Plankaart ISP.
4.3.2 Handboek kwaliteit Zuidplaspolder In het Handboek kwaliteit Zuidplaspolder (2008) zijn de ruimtelijke en milieutechnische ambities en richtlijnen opgenomen voor de ontwikkeling van de Zuidplaspolder. Dit Handboek is niet vastgesteld, maar dient wel als uitgangspunt bij toetsing bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
14
Het Handboek bevat een omvangrijke set uitspraken over drie kwalitatieve aspecten, waarmee in de verdere planvorming voor de deelgebieden rekening moet worden gehouden: 1. duurzaamheid; 2. hoofdplanstructuur van de Zuidplaspolder; 3. kwaliteit in de deelgebieden. Conclusie De tochten en lanen zijn uitgewerkt in profielen. Voor de Zesde Tochtweg geldt dat er een afstand van 25 meter (vrijwaringszone) dient te worden aangehouden tussen kassen en woningen (figuur 4). De planontwikkeling voldoet aan de in het Handboek genoemde criteria, zodat inpassing mogelijk is van een bestaande woning, die dit wijzigingsplan mogelijk maakt. De achter de woning aanwezige kassen liggen op een afstand van 40 meter. Onderhavige planontwikkeling is in overeenstemming met dit beleidsdocument.
Figuur 4: profiel Zesde Tochtweg.
4.4
Gemeentelijk beleid
4.4.1 Structuurvisie Waddinxveen 2030 De gemeenteraad van Waddinxveen heeft op 3 oktober 2012 de structuurvisie Waddinxveen 2030 "Positief en realistisch naar 2030" vastgesteld. De structuurvisie van 2006 is herzien, omdat in de periode na 2006 veel is veranderd. De huidige economische situatie en bijgestelde groeiprognoses hebben gevolgen voor bijvoorbeeld het beleid dat gericht is op de woningbouwplanning. Er is opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die Waddinxveen heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. Het karakter van de structuurvisie is positief en realistisch. Concreet betekent dit dat de ambities haalbaar en uitvoerbaar zijn, maar dat de visie ook uitdaagt en perspectief biedt. De nieuwe structuurvisie moet zowel de gemeente als burgers, bedrijven en andere betrokken partijen inspireren om actief mee te werken en te bouwen aan de toekomst van Waddinxveen. De structuurvisie schept een duidelijk kader voor de ontwikkeling van het buitengebied, aan beide zijden van de kern Waddinxveen. Als één van de uitgangspunten is benoemd dat er behoefte is aan ruimte voor de glastuinbouw, niet alleen in Waddinxveen, maar ook in andere gemeenten in de regio. Grote toekomstopgave voor het landelijk gebied is het verbreden van de landbouw en het benutten van de potentie van recreatie. Daarnaast is het van belang om wonen in het buitengebied naast de agrarische sector verder mogelijk te maken. Op de integrale kaart van de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als "Glastuinbouw bestaand" (zie figuur 5). Conclusie Het plangebied ligt aan de Zesde Tochtweg. Deze weg vormt onder andere een verbindingsroute voor langzaam verkeer naar het Bentwoud. Woningen aan de randen van het glastuinbouwgebied zijn inpasbaar, zoals dat met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan Zuidplas-Noord. Mitsdien kan worden gesteld dat de functiewijziging naar plattelandswoning in overeenstemming is met de uitgangspunten van de Structuurvisie.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
15
Figuur 5: Integrale kaart structuurvisie.
4.4.2 Groenstructuurplan Vanuit de huidige groenstructuur is een achttal ruimtelijke ontwikkelingsambities geformuleerd in het Groenstructuurplan (2004). De ambities geven weer hoe in de toekomst de ruimtelijke kwaliteit van Waddinxveen versterkt kan worden door de ontwikkeling van nieuwe groenelementen. Het gaat hierbij niet om op zichzelf staande ontwikkelingen die binnen afzienbare tijd gerealiseerd zullen worden. De ambities zullen opgenomen moeten worden in toekomstige stedenbouwkundige uitwerkingen en worden dan ook niet als op zichzelf staande projecten geagendeerd. In het Groenstructuurplan is uitleg gegeven over het ontstaan van structuren, plekken, straten, niveauverschillen en oude bomen. Deze zijn vervolgens vertaald in een groen structuurkaart. Een netwerk van groene verbindingen zorgt ervoor dat de grote groene gebieden en de parken aan elkaar geschakeld worden. Dit voorkomt dat de waardevolle gebieden geïsoleerd komen te liggen. Dit groene netwerk bevat belangrijke ecologische waarden en gaat vaak gepaard met recreatief gebruik. Het recreatieve netwerk maakt dat de groene gebieden functioneel met elkaar verbonden worden. De routes, gevormd door fiets- en wandelpaden verbinden de wijken, de buurten, het centrum, de parken en het buitengebied met elkaar. Op de themakaart staan voor Waddinxveen de belangrijkste bestaande en gewenste verbindingsroutes aangegeven. Het plangebied ligt in het westelijk gelegen buitengebied van Waddinxveen langs de Zesde Tocht. Vanuit het omringde buitengebied komen de landschappelijke lijnen, gebundeld met infrastructuur het dorp binnen. Met de structuren zoals die op de kaart staan wordt getracht relaties vanuit de wijk naar de omgeving te leggen. De Zesde Tochtweg zelf ligt in een 'gewenste groenstructuur met een gewenste recreatieve verbinding' richting het Bentwoud (figuur 6). In het voorliggende wijzigt de bestaande woning alleen van functie. Deze functiewijziging is niet van invloed op de aanwezige groenelementen en bebouwingsmogelijkheden. De lintstructuur wordt evenmin aangetast. Conclusie De planontwikkeling tast de Groenstructuur niet aan.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
16
Figuur 6: Kaart groenstructuur.
4.5
Conclusie
De ontwikkeling van de Zuidplas is gerelateerd aan nationaal en provinciaal beleid. Dit voornemen past binnen de kaders van het hiervoor geschetste beleid. Met een functiewijziging naar plattelandswoning worden de mogelijkheden benut om de kwaliteit en vitaliteit van het buitengebied te verbeteren. Ten behoeve hiervan heeft het rijk aan de provincies gevraagd om een planologisch kader op te stellen voor het thema bebouwing in het buitengebied. Dit provinciale kader moet vastleggen welke randvoorwaarden den provincie hanteert inzake: de mogelijkheden voor hergebruik van bestaande vrijkomende bebouwing; de mogelijkheden om bestaande onbruikbare of niet-waardevolle bebouwing te saneren met behulp van nieuwbouw van woningen (ruimte-voor-ruimte) en; de mogelijkheden voor nieuwbouw gekoppeld aan een substantiële kwaliteitsverbetering van natuur, water, landschap en/of recreatie. De functiewijziging is voorts in overeenstemming met de Wet plattelandswoningen. Met dit wijzigingsplan zijn verder geen rijksbelangen gemoeid. In de provinciale Structuurvisie is het gebied buiten de bebouwingscontour gelegen. Voldaan wordt aan de uitgangspunten en randvoorwaarden, zoals is vastgelegd in artikel 3, lid 2, sub c en k van de Verordening Ruimte. Mitsdien is dit wijzigingsplan in overeenstemming met het provinciale belang. De functiewijziging is voorts in overeenstemming met het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas. Een plattelandswoning is inpasbaar binnen de lintzone. Voorts wordt voldaan aan de uitgangspunten, zoals opgenomen in het Handboek Kwaliteit Zuidplaspolder. De plattelandswoning op onderhavige locatie past voorts binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid, zoals dat is vastgelegd in de hiervoor genoemde beleidsdocumenten. Voldaan wordt aan de gemeentelijke randvoorwaarden, zoals deze zijn vastgelegd in artikel 4.6.2 van het bestemmingsplan Zuidplas-Noord. Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat dit wijzigingsplan in overeenstemming is met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
17
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
18
5.
Water
5.1
Inleiding
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een Watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een wijzigingsplan. Doel van de Watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
5.2
Beleid gemeente
Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het Waterplan Boskoop en Waddinxveen (februari 2010). Dit Waterplan is een gezamenlijk plan van de gemeenten Waddinxveen en Boskoop, het hoogheemraadschap van Rijnland en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Deze partijen hebben het Waterplan opgesteld om knelpunten in het watersysteem aan te pakken en kansen op verbeteringen te benutten. Een opgave voor het Waterplan is te voorzien in de lokale implementatie van het nieuwe waterbeleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water). Ook willen de gemeenten en de hoogheemraadschappen met het Waterplan zorgen voor een optimale, gezamenlijke aanpak van de wateropgaven. De verwachting is dat hierdoor kostenefficiënter kan worden gewerkt. Het waterplan focust op de maatregelen in het bebouwde gebied. Het waterplan heeft tot doel een integrale visie op te stellen over alle aspecten van het water (met uitzondering van drinkwater en zwembaden) en het implementeren van duurzaam waterbeleid in het bebouwd gebied van beide gemeenten. Het waterplan resulteert uiteindelijk in een maatregelenpakket om te komen tot: - een veilig en robuust watersysteem; - het voorkomen van wateroverlast en watertekort; - een goede waterkwaliteit en een ecologisch gezond watersysteem; - het benutten van mogelijkheden voor beleving en recreatie; - het optimaliseren van beheer en onderhoud; - het optimaliseren van communicatie binnen en tussen partijen.
5.3
Beleid hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan: Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
19
De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen; Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd; Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.
Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. Beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012 De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap heeft op 27 juni 2012 het Beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012 vastgesteld. Dit beleid heeft tot doel om ongewenste effecten van verhardingstoename op het watersysteem te voorkomen. Een belangrijk ongewenst effect van verhardingstoenamen is de versnelde afvoer van neerslag. Voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorwaarden beschreven om de te verwachten effecten op het watersysteem te compenseren. Toetsingscriteria Er wordt onderscheid gemaakt in drie typen plannen: kleine, middelgrote en grote ruimtelijke ontwikkelingen. Onderstaand is per type toegelicht hoe HHSK omgaat met de typen ruimtelijke ontwikkelingen: 1. Kleine plannen: Plannen met een verhardingstoename tot 500 m². 2. Middelgrote plannen: Plannen met een verhardingstoename groter dan 500 m² en kleiner dan 10 hectare bruto planoppervlak. 3. Grote plannen: Een plan groter dan 10 hectare bruto planoppervlak. Kleine plannen Voor kleine ruimtelijke ontwikkelingen is geen compensatie noodzakelijk. Kleine plannen hebben een gering effect op de waterhuishouding. Daarnaast bestaat er een zekere onzekerheid in berekening door de invoergegevens, berekeningsmethode en gevolgen van de klimaatsverandering. Door rekening te houden met de onzekerheid en om onevenredige belasting van de organisatie door dergelijke plannen te voorkomen, wordt compensatie voor een geringe verhardingstoename kwijtgescholden. Deze kwijtschelding, namelijk de aftrek van 500 m² verhardingstoename, geldt in verband met gelijkheid voor alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen het beheergebied van HHSK.
5.4
Waterhuishouding
Beschrijving watersysteem Het plangebied maakt waterstaatkundig onderdeel uit van de Zuidplaspolder. Het deel van de Zuidplaspolder waarin Waddinxveen ligt, watert in zuidoostelijke richting af en wordt bemalen door gemaal “De Zuidplas”, welke het water op de Ringvaart uitslaat. Ten behoeve van de wateraanvoer liggen er sloten met een waterpeil van NAP -6,40. Er spelen geen grote knelpunten in de Zuidplaspolder. De wateropgave binnen de bestaande wijken is inzichtelijk gemaakt in het Waterplan (februari 2010), dat gezamenlijk met de gemeente Boskoop is opgesteld. De watergang ten noordoosten van het perceel (parallel aan de Zesde Tochtweg) betreft een hoofdwatergang is. Werkzaamheden die binnen 5 meter van de insteek van het talud van een hoofdwatergang worden uitgevoerd zijn vergunningplichtig op grond van de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard. De bestaande woning ligt ruim buiten deze zone.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
20
Toekomstige situatie en Waterafvoer Het bouwvlak binnen het plangebied is in gebruik als (bedrijfs)woning. In deze situatie is alleen sprake van een functiewijziging van de bestaande bebouwing. Er vindt voorts geen uitbreiding van bebouwing plaats. Op grond van de richtlijnen van het hoogheemraadschap is dan ook geen watercompensatie nodig. Het hemelwater van het dak van de woning wordt afgevoerd op het oppervlaktewater. Het afvalwater van de woning is aangesloten op de bestaande (pers)riolering overeenkomstig het gemeentelijk rioleringsbeleid. Conclusie Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in dit wijzigingsplan opgenomen planontwikkeling.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
21
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
22
6.
Milieu- en omgevingsaspecten
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkeling binnen dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht.
6.1
Milieu
De te behandelen vermelde thema’s die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor deze planontwikkeling van de planlocatie zijn milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Een vrijwillige M.E.R.-beoordeling kan achterwege blijven, omdat hier geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling (er wordt alleen een functiewijziging van de bestaande woning mogelijk gemaakt). 6.1.1 Milieuzonering Wettelijk kader Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. De richtafstanden uit de VNG-publicatie voor de omgevingstypen bij verschillende hindercategorieën zijn in tabel 6.1 vermeld. Tabel 6.1: Richtafstanden en omgevingstype. Milieucategorie 1 2 3.1 3.2
Richtafstand tot omgevingstype rustig buitengebied 10 m 30 m 50 m 100 m
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m
Onderzoek/ beoordeling De Zesde Tochtweg kan worden beschouwd als een gemengd gebied. Naast enkele woningen komen ook glastuinbouwbedrijven en aanverwante bedrijven voor. Met behulp van het inrichtingenbestand is geïnventariseerd welke bedrijven relevant kunnen zijn voor de geplande functiewijziging. Voor het bepalen van de milieuzones is uitgegaan van de afstandsnormen op basis van de VNG-richtlijn. Voor de functiewijziging naar plattelandswoning zijn de volgende nabijgelegen bedrijfsmatige (agrarische) activiteiten relevant: Tabel 6.2: overzicht bestaande bedrijven in directe omgeving plangebied. Bedrijf
Adres
Glastuinbouwbedrijf Sjaloom, (milieucat. 2)
Abr. Kroesweg 32 Waddinxveen
Richtafstand tot rustig buitengebied 30 m
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
Richtafstand tot gemengd gebied 10 m
Opmerking
De afstand tussen het glastuinbouwbedrijf en de woning is meer dan 40 m, zodat er vanuit
23
milieuzonering geen beperkingen zijn. Presentatieruimte Zesde Tochtweg met aan 4b glastuinbouw gerelateerde producten (milieucat. 2)
30 m
10 m
De afstand tussen de perceelsgrens van het bedrijf en de woning is 5 m.
Zesde Tochtweg 4b Op het naastgelegen (zuidoostelijke) perceel aan de Zesde Tochtweg 4b is een glastuinbouw gerelateerd bedrijf gevestigd. De bestaande kas staat op een afstand van minimaal 20 meter. Deze kas wordt gebruikt voor presentatieruimte met aan glastuinbouw gerelateerde producten. De tijdelijke woning met huisnummer 4bis krijgt hier de functie van kantoor. De afstand tussen dit kantoor en de plattelandswoning is circa 13 meter. Deze functiewijziging is mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Zuidplas Noord op basis van een opgestelde ruimtelijke onderbouwing, welke als bijlage is opgenomen in dat bestemmingplan. De bedrijfsactiviteiten worden hierin aangemerkt als ‘Dienstverlening voor de akker en/of tuinbouw – algemeen’, zijnde een bedrijf in milieucategorie 2. Het plangebied is getypeerd als gemengd gebied, zodat een afstand van 10 meter kan worden aangehouden. Vanuit milieuzonering is bij deze gerealiseerde functiewijziging feitelijk al rekening gehouden met de bestaande bedrijfswoning op nummer 4a, omdat deze woning is beschouwd als een woning van derden. Een functiewijziging naar plattelandswoning maakt dat niet anders. Het ligt bovendien niet in de lijn der verwachtingen dat op het naastgelegen perceel (in de nabijheid van de nieuwe plattelandswoning) nieuwe kassen worden gerealiseerd, omdat –zoals initiatiefnemer zelf heeft aangegeven in de ruimtelijke onderbouwing van 12 december 2012, projectcode LM/RH/1952-ruimtelijke-onderbouwing.doc- het perceel feitelijk te klein is voor een volwaardig glastuinbouwbedrijf. Het woon- en leefklimaat van de nieuwe plattelandswoning kan in de nieuwe situatie dan ook in voldoende mate worden gegarandeerd.
Figuur 7: Afstand plattelandswoning tot kassen van glastuinbouw (gerelateerde) bedrijven.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
24
Activiteitenbesluit Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het zogenaamde Activiteitenbesluit). is onder andere van toepassing op glastuinbouwbedrijven. In het Activiteitenbesluit zijn minimale afstanden genoemd, waarbij rekening moet worden gehouden bij een functiewijziging van nabijgelegen milieugevoelige activiteiten (tabel 6.3). Tabel 6.3: Minimale afstanden landbouwbedrijven
minimumafstand binnen de bebouwde kom minimumafstand buiten de bebouwde kom
inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden 100 m 50 m
inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden 50 m 25 m
Toetsing bedrijven aan Activiteitenbesluit Bij het toelaten van nieuwe gevoelige functies bij bestaande glastuinbouwbedrijven dient rekening te worden gehouden met een afstandsnorm van 25 meter, omdat het plangebied buiten de bebouwde kom ligt. Het glastuinbouwbedrijf ten zuidwesten van het plangebied ligt op een afstand van meer dan 40 meter van de woning, zodat er vanuit milieuzonering hiertegen geen bezwaren zijn. Voor het naastgelegen perceel aan de Zesde Tochtweg 4b is in het kader van het bestemmingsplan Zuidplas-Noord een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om de bestemming ‘glastuinbouw gerelateerd bedrijf’ mogelijk te maken. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning van derden was de Zesde Tochtweg 4a. Hierover werd opgemerkt dat verkeer van en naar het bedrijf weinig overlast voor derden zal veroorzaken. De voorgenomen bedrijfsactiviteiten waarbij producten worden gepresenteerd zullen nauwelijks van invloed zijn. Uit milieuzonering oogpunt werd de voorgenomen ontwikkeling toelaatbaar. Een functiewijziging naar plattelandswoning maakt dit niet anders, zodat deze activiteiten evenmin een belemmering vormen voor deze bedrijfsactiviteit. Het woon- en leefklimaat in het plangebied kan dan ook voldoende worden gegarandeerd. Conclusie Met inachtneming van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat in deze situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, omdat de minimale afstand tussen de genoemde (agrarische) bedrijfsmatige activiteiten en de functiewijziging naar plattelandswoning in acht wordt genomen op grond van het bepaalde in het Activiteitenbesluit. De planontwikkeling geeft vanuit milieuzonering geen beperkingen voor aanwezige milieubelastende activiteiten. 6.1.2 Wegverkeerslawaai Wettelijk kader Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk. Onderzoek/ beoordeling Verkeerslawaai De relevante wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn de Zesde Tochtweg en de Abr. Kroesweg. Voor beide wegen geldt een maximum snelheid van 60 km/uur. De wegen zijn buitenstedelijk en hebben beide een zonebreedte van 250 meter. Bij verandering van een bestemmingsplan moet er in principe worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In deze situatie geldt evenwel dat de uitzondering van toepassing is als genoemd
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
25
in artikel 76, lid 3 Wgh3. Dit betekent dat lid 1 en 2 van artikel 76 niet gelden met betrekking tot de woning. De leefomgevingskwaliteit wordt overigens niet in negatieve zin wordt beïnvloed, omdat uit de verkeersmilieukaart voor Waddinxveen blijkt dat in 2010 een verkeersbelasting van minder dan 200 motorvoertuigen per etmaal berekend is. Uit onderzoek blijkt verder dat de woning Zesde Tochtweg 4a niet op een saneringslijst staat en er geen hogere waarde Wgh is verleend. Met behulp van de RVMH is de geluidsbelasting berekend ter plaatse van de gevel van de woning. De geluidsbelasting, in Lden, bedraagt 53 dB. Dit is boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB maar gelijk aan de maximale grenswaarde voor woningen in het buiten stedelijke gebied. Conclusie Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling. 6.1.3 Bodem Wettelijk kader Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft. Onderzoek/ beoordeling De Omgevingsdienst Midden-Holland heeft in oktober 2013 het beleid voor het uitvoeren van bodemonderzoeken in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geactualiseerd. Het nieuwe beleid is vastgelegd in de Nota 'Bodemkwaliteit bij bouwen' van oktober 2013. Dankzij het Bodem Informatie Systeem en de bodemkwaliteitskaart MiddenHolland is als veel bekend van de bodemkwaliteit. Door gebruik te maken van deze kennis kan in veel gevallen worden volstaan met een verminderde onderzoeksinspanning, wat een lastenverlichting voor burgers en bedrijven oplevert. In de beleidsnota worden vele raakvlakken concreet uitgewerkt en het beleid vormt hierdoor een goed handvat bij de beoordeling van bodemonderzoeken voor omgevingsvergunningen. De beleidsregels hebben burgemeester en wethouders van Waddinxveen op 4 maart 2014 vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart heeft de gemeenteraad op 14 december 2011 vastgesteld. Op deze kaart is de lintbebouwing als Wonen aangeduid. Voor het achterliggende gebied zijn de achtergrondwaarden van toepassing. Vanuit oogpunt van bodem bestaan er geen belemmeringen tegen het voorgenomen gebruik, omdat het feitelijke gebruik voor woondoeleinden niet wordt gewijzigd. Wanneer grond van de locatie moet worden afgevoerd of ergens anders zal moeten worden toegepast zal initiatiefnemer de kwaliteit van de vrijkomende grond laten onderzoeken conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit of hetgeen is gesteld in het grondstromenbeleid Midden-Holland. Conclusie Er zijn geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteit op het onderhavige plangebied. 6.1.4 Luchtkwaliteit Wettelijk kader De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). Gelijktijdig is de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriële regeling NIBM, de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden. Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens Artikel 76, lid 3 Wgh luidt als volgt: ”Indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is, gelden het eerste en tweede lid niet met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.” 3
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
26
de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2. Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen. Onderzoek luchtkwaliteit Uit de resultaten van het onderzoek naar luchtkwaliteit in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan Zuidplas-Noord is uit onderzoek van de Omgevingsdienst Midden-Holland4 gebleken dat ter hoogte van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor NO 2 en PM10. De vaststelling van dit wijzigingsplan stuit dan ook niet op bezwaren voor wat betreft luchtkwaliteit. Project is NIBM Het plan omvat alleen een functiewijziging van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning. Door de omvang van dit project is dit een project niet in betekenende mate. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Conclusie Dit wijzigingsplan maakt een functiewijziging naar plattelandswoning mogelijk. Deze planontwikkeling valt onder de noemer “kleine projecten”, zodat een luchtonderzoek achterwege kan blijven. Hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) staat deze planontwikkeling dan ook niet in de weg. 6.1.5 Externe veiligheid Wettelijk kader Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR: rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarljke stoffen plaatsvindt; langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico’s verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Onderzoek/ beoordeling Transport gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de modaliteiten binnenwater, spoor, weg en door buisleidingen. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de transportas dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. Transport over water Er ligt in de omgeving van het plangebied geen hoofdvaarweg, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied. Transport over spoor Er ligt binnen een zone van 200 meter van het plangebied geen spoorbaan, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied.
4
Milieukundig advies Omgevingsdienst Midden-Holland van 25 januari 2013 (rapportnummer 2011114552).
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
27
Wegtransport Er liggen binnen een zone van 200 meter geen provinciale en/ of rijkswegen, zodat dit plan geen belemmering vormt voor het plangebied. Transport per buisleiding Voor zoneringsafstanden van hogedruk gasleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 de nieuwe AMvB Buisleidingen. Hierbij dient te worden uitgegaan van de risicoafstanden zoals aangegeven in de AMvB. Er ligt in de nabijheid van het plangebied geen hoge druk aardgasleiding waarvan de PR en/of GR contour reikt tot het plangebied. Er zijn voor wat betreft het transport door buisleidingen geen beperkingen voor de ontwikkeling. Inrichtingen Binnen de 10-6 contour van een risicovolle inrichting mogen geen kwetsbare bestemmingen geplaatst worden. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de EV relevante inrichtingen dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. In de nabijheid van het plangebied zijn geen EV-relevante inrichtingen gevestigd, zodat het GR hier geen belemmering vormt. Risicokaart Zuid-Holland De risicokaart Zuid-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. Op de risicokaart (figuur 8) zijn in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd, zodat er geen belemmeringen zijn voor deze planontwikkeling.
plangebied
Figuur 8: Uitsnede risicokaart Zuid-Holland.
Conclusie Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) staat de uitvoering van dit wijzigingsplan dan ook niet in de weg.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
28
6.2
Archeologie
Wettelijk kader In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: - archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); - in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; - de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Onderzoek/ beoordeling In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Krimpenerwaard en Gouwestreek (provincie Zuid-Holland) is het gebied niet specifiek aangeduid. Er is onderscheid gemaakt in drie kleuren categorieën (drie tinten bruin). De toekenning van een (zeer) grote, redelijke of lage kans op sporen (kleuren donker-, middel- en lichtbruin) heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische vondsten die in een bepaald gebied verwacht wordt. De witte gebieden hebben een lage trefkans. De plankaart laat zien dat er in dit deelgebied een kleine trefkans op archeologische sporen is. Archeologiebeleid gemeente Waddinxveen (2012) De gemeenteraad van Waddinxveen heeft op grond van de Monumentenwet op 14 november 2012 de 'Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen' vastgesteld. Op de waarden- en verwachtingenkaart is voor het plangebied af te lezen waar welke verwachtingswaarden voorkomen. Op de bijbehorende Archeologische beleidskaart (figuur 9) heeft het gebied een lage verwachtingswaarde. De verwachtingswaarden zijn voorzien van een beleidsadvies. Voor het deelgebied met lage verwachtingswaarden gelden er geen archeologische vereisten. Bovendien vinden er geen grondingrepen plaats.
Figuur 9: Uitsnede Archeologische beleidskaart.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
29
Cultuurhistorie De bestaande bebouwing heeft geen enkele cultuurhistorische waarde. Evenmin komt deze bebouwing voor op inventarisatielijst van de provinciale Monumenten Inventarisatie Project ZuidHolland. Conclusie Het initiatief tast de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.
6.3
Flora- en fauna
Wettelijk kader Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied of beschermd natuurmonument. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied, ‘Broekvelden, - Vettenbroek & Polder Stein’, bevindt zich op een afstand van circa 9 km ten oosten van het plangebied. Sprake is alleen van een functiewijziging van de bestaande woning, zodat dit Natura2000-gebied niet wordt beïnvloed. Evenmin worden (significante) externe effecten op Natura2000-gebieden verwacht als gevolg van continuering van de woonactiviteit. Het plangebied ligt in de nabijheid van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van de provincie Zuid-Holland (figuur 10). Ten oosten ligt de ecologische verbindingszone tussen het Bentwoud en de Krimpenerwaard. Ook hier heeft de functiewijziging geen nadelige gevolgen voor de ecologische hoofdstructuur.
Figuur 10: Ecologische hoofdstructuur in de directe omgeving van het plangebied (plangebied met rode stip aangegeven.)
Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling:
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
30
1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten; 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen. Effect te vergunnen activiteiten Onderhavig initiatief voorziet uitsluitend in een functiewijziging van een bestaande woning. Er vinden voorts geen kap- of snoeiwerkzaamheden plaats van aanwezig groen. De kans is dan ook nihil dat de voorgenomen activiteit een schadelijk effect heeft op beschermde soorten. Dit in combinatie met voortzetting van het gebruik maakt dat hier geen te beschermen ecologische waarden verwacht worden. Om deze reden wordt vanuit een goede ruimtelijke ordening nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. De Flora- en faunawet bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. Wanneer er toch beschermde soorten worden gevonden, dan zal hiervoor tijdig ontheffing worden aangevraagd. Conclusie Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan deze planontwikkeling.
6.4
Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten
6.4.1 Kabels en leidingen In het plangebied liggen naast de gebruikelijke kabels en leidingen geen planologisch relevante watertransportleidingen en gastransportleidingen, zodat een beschermende regeling niet nodig is.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
31
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
32
7.
Juridische planbeschrijving
7.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het wijzigingsplan, de plankaart (de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling) en de regels.
7.2
Verbeelding
Op de verbeelding (plankaart), getekend op een kadastrale ondergrond schaal 1:1.000, zijn door middel van coderingen (via combinatie van letteraanduidingen, arceringen en/of kleur) de bestemmingen aangegeven. Gekozen is voor een gedetailleerd wijzigingsplan.
7.3
Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken: - Hoofdstuk 1 Inleidende regels - Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels - Hoofdstuk 3 Algemene regels - Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 7.3.1 Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen. Artikel 1 Begrippen In het artikel ‘Begrippen’ wordt een aantal in de planregels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van deze begrippen beperkt, waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de rechtszekerheid wordt vergroot. Artikel 2 Wijze van meten In het artikel ‘Wijze van meten’ wordt aangegeven hoe de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald. 7.3.2 Bestemmingsregels Dit hoofdstuk bevat de regels waarin de materiële inhoud van de op de verbeelding gegeven bestemmingen zijn opgenomen. Bij de opzet van de artikelen is, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) bepaalt, een vaste indeling aangehouden. Voor de volgorde van de bestemmingen leidt dit ertoe dat eerst de bestemmingsomschrijvingen worden benoemd en hierna de bouwregels en in voorkomende geval specifieke gebruiksregels. Bij de indeling van de artikelen in hoofdstuk 2 is een vaste volgorde aangehouden. Bestemmingsomschrijving In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd. Bouwregels In de bouwregels zijn de regels opgenomen ten aanzien van de toegelaten bebouwing. Dit lid bevat regels omtrent toegestane bouwwerken die als “recht” kunnen worden opgericht. De gebouwen dienen te worden geplaatst binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Voor de bestemmingen zijn regels opgenomen voor de hoogten. Bij het bepalen van de maatvoeringen is uitgegaan van de gewenste planologische situatie. Artikel 3 Agrarisch - Plattelandswoning Sinds de inwerkingtreding van de Wet Plattelandswoningen is het mogelijk om bedrijfswoningen, die oorspronkelijk behoorden tot een agrarisch bedrijf, te laten bewonen door een persoon of een huishouden dat geen relatie heeft met het gevestigde bedrijf. Belangrijk voordeel van de Wet Plattelandswoningen is dat door een dergelijke bewoning het betreffende agrarische bedrijf niet
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
33
wordt beperkt in zijn bedrijfsvoering. Dit wijzigingsplan maakt de functiewijzing naar plattelandswoning mogelijk. De op de kaart voor ‘Agrarisch - Plattelandswoning’ aangeduide gronden zijn, met inachtneming van de nadere aanduidingen, bestemd voor gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van personen. Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen en aan- of uitbouwen en andere bouwwerken. In de planregels is onder meer de toegestane hoogte van de hoofdgebouwen vastgelegd. Met betrekking tot de situering van de hoofdgebouwen zijn op de plankaart bebouwingsvlakken ingetekend, waarin de hoofdgebouwen gesitueerd dienen te worden. Deze regels zijn conform het bestemmingsplan Zuidplas-Noord. Artikel 4 Water Belangrijke waterlopen- en partijen zijn als ‘Water’ bestemd. 7.3.3 Algemene regels Dit hoofdstuk bevat meerdere artikelen die op de bestemmingen uit hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Artikel 5 Antidubbeltelbepaling Het artikel ‘Antidubbeltelregel‘ bevat een regeling waarmee wordt voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Artikel 6 Algemene bouwregels In het artikel ‘Algemene bouwregels’ is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons en kelders en ondergronds bouwen. Artikel 7 Algemene gebruiksregels In het artikel ‘Algemene gebruiksregels’ is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. Artikel 8 Algemene afwijkingsregels Het artikel ‘Algemene afwijkingsregels’ is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wro en heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Met een door het bevoegd gezag te verlenen afwijking kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoeringen voor bouwwerken, zoals genoemd in hoofdstuk 2 van de regels, worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd. Aan toepassing van de afwijkingsbevoegdheid dient een belangenafweging ten grondslag te liggen. Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. 7.3.4 Overgangs- en slotregels Het laatste hoofdstuk van de planregels bevat twee artikelen. Artikel 9 Overgangsrecht Het artikel ‘Overgangsrecht’ heeft ten doel de rechtstoestand te begeleiden van situaties die afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Lid 1 van dit artikel geeft regels voor bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden, en die afwijken van de bebouwingsregels van het plan. Lid 2 van dit artikel regelt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, afwijkt van de in het plan gegeven bestemming. Artikel 10 Slotbepaling Het artikel ‘Slotregel’ bevat de titel waaronder het wijzigingsplan kan worden geciteerd. Dit artikel wordt dan ook wel het citeerartikel genoemd.
7.4
Handhaving wijzigingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een wijzigingsplan heeft alleen zin, indien na de vaststelling van het wijzigingsplan handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
34
reeds ten tijde van het opstellen van een wijzigingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het wijzigingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de wijzigingsprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het wijzigingsplan is echter wel wenselijk. 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
35
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
36
8.
Economische uitvoerbaarheid
8.1
Financiële haalbaarheid
In deze situatie is alleen sprake van een functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning naar plattelandswoning. Er is dan ook geen sprake van een planontwikkeling als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro, juncto artikel 6.2.1 Bro. Tussen initiatiefnemer en gemeente is een exploitatieovereenkomst gesloten, waaronder verhaal van planschade de planschaderisico’s voor de gemeente af te dekken. Hiermee is de ontwikkeling economisch uitvoerbaar.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
37
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
38
9.
Maatschappelijke betrokkenheid
9.1
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerp wijzigingsplan toegezonden aan de volgende personen en/of instanties: 1. Provincie Zuid-Holland; 2. Hoogheemraadschap van Rijnland, Hierna volgt een bespreking van de inhoudelijke reacties. PM
9.2
Communicatie
Hier volgt een bespreking van de momenten dat omwonenden ingelicht en betrokken zijn bij de planvorming en hoe de argumentatie zijn weerslag in het wijzigingsplan heeft gevonden. PM
9.3
Zienswijzen
Overeenkomstig artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening is uitvoering gegeven aan de eis het ontwerpwijzigingsplan ter inzage te leggen vanaf ... gedurende zes weken. In deze periode zijn wel/ geen zienswijzen ontvangen. Voor de inhoudelijke overwegingen wordt verwezen naar de nota van beantwoording zienswijzen.
Wijzigingsplan "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
39
Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4
Bestemmingsregels Agrarisch - Plattelandswoning Water
9 9 12
Hoofdstuk 3 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels
13 13 14 15 16
Hoofdstuk 4 Artikel 9 Artikel 10
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
17 17 18
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (voorontwerp)
2 2 7
2
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan
Het wijzigingsplan Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen met identificatienummer NL.IMRO.0627.WPzesdetochtweg4a-0301 van de gemeente Waddinxveen. 1.2
wijzigingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3
aanbouw
Een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw. 1.4
aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5
aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6
aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsactiviteit
Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, ambachtelijk, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. 1.7
achtergevel
De van de wegzijde gekeerde gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die evenwijdig of min of meer evenwijdig loopt aan de voorgevel. 1.8
afwijking
Een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo. 1.9
bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.10
bebouwingsgrens
Een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen. 1.11
bebouwingspercentage
Indien het percentage van een bestemmingsvlak betreft de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak; "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
3 indien het percentage een bouwperceel betreft de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bouwperceel; dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het bouwperceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd. 1.12
bed & breakfast
Een kleinschalige overnachtingsgelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is. Onder een bed & breakfast worden niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur. 1.13
bestaande situatie
a. Bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan; b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning. 1.14
bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak. 1.15
bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.16
bevoegd gezag
Het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.17
bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. 1.18
bijgebouw
Een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw. 1.19
bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.20
bouwgrens
De grens van een bouwvlak. 1.21
bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
4 1.22
bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel. 1.23
bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.24
bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.25
bruto-vloeroppervlakte (bvo)
Bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN2580. 1.26
carport
Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal twee gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg. 1.27
dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw. 1.28
dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt. 1.29
dakopbouw
Het vergroten van een bestaande ruimte door het realiseren van een verhoging van het bestaande dak (nokverhoging) of door het optrekken van de gevel. 1.30
erf
De verharde grond deel uitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw. 1.31
erker
Een aan- of uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een hoofdgebouw, die in open verbinding staat met het achterliggend vertrek. 1.32
gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.33
hoofdgebouw:
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
5 1.34
huishouden
Een of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen. 1.35
inwoning
Het bewonen van een niet-zelfstandige woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen. 1.36
kelder
Een afgedekt gedeelte van een gebouw, waarvan meer dan de helft van de inhoud niet boven peil is gelegen. 1.37
kunstwerk
Bouwwerk ten behoeve van infrastructurele en/of waterhuishoudkundige voorzieningen. 1.38
mantelzorg
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende en diens partner door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. 1.39
nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten. 1.40
ondergeschikte functie
Functie waarvoor maximaal 30% van de bruto-vloeroppervlakte als zodanig gebruikt mag worden. 1.41
overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.42
overkapping
Een bouwwerk met een open constructie en een dak met maximaal één gesloten wand. 1.43
peil
a. Voor hoofdgebouwen: de wegkruin van de voorliggende weg; b. voor aan- en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw; c. indien op of in het water gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil; d. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein. 1.44
plangrens
De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
6 1.45
plattelandswoning
een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf. 1.46
prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.47
seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.48
uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.49
voorgevel
Het voorste deel van de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, ligging aan de weg, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.50
voorgevellijn
De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn. 1.51
woning
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. 1.52
wijziging
Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening. 1.53
zijgevel
Een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
7
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is. 2.2
bebouwingspercentage:
Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd. 2.3
de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4
de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5
de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6
de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
Een lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel. 2.7
de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.8
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren). 2.9
de ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, dakgoten, overstekende daken en balkons, voor zover deze niet boven de openbare ruimte gelegen zijn, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1.50 meter bedraagt. Voor lifthuizen op daken geldt dat deze niet meer dan 10 % van het dakoppervlakte van het dak mag bedragen.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
8
2.10
de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.11
de verticale diepte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het laagste ondergrondse punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
9
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch - Plattelandswoning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Plattelandswoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een plattelandswoning; b. aan-huis-verbonden beroepen; met de daarbij behorende: c. hoofdgebouwen, bijgebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde; d. tuinen, erven en terreinen; e. wegen en paden; f. parkeervoorzieningen; g. natuurlijke oevers en bermen; h. kunstwerken; i. groenvoorzieningen; j. water; k. speeltoestellen. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen a. Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming; b. de afstand van bouwwerken tot de bestemming Water bedraagt ten minste 3 m. 3.2.2
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de maximale goothoogte bedraagt 6 m; c. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m; d. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 m; e. de maximale inhoud bedraagt 750 m³; f. de afstand van woningen tot aan de as van de weg bedraagt ten minste 10 m en maximaal 50 m. 3.2.3
Bijbehorende bouwwerken bij de plattelandswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende gebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. de maximale goothoogte bedraagt 3 m; c. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m; d. de maximale gezamenlijke oppervlakte bedraagt 50 m²; e. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de plattelandswoning bedraagt 1 m en de maximale afstand tot de woning bedraagt 50 m. 3.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m; b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staan, bedraagt de hoogte: 1. maximaal 1 m; 2. maximaal 2 m, indien deze tenminste op een afstand van 1 m ten opzichte van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd; c. de hoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 m; "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
10 d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m. 3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Afwijken vergroten afstand tot bestemming 'Water'
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder b ten behoeve van het verkleinen van de afstand van bouwwerken tot de bestemming ‘Water’, met dien verstande dat: a. daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de belangen van de watergang c.q. waterhuishouding; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheersinstantie van de watergang. 3.3.2
Afwijken mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat: a. het bevoegd gezag tevens afwijkt van het wijzigingsplan, zoals bedoeld in 3.5.1; b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt; c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt; d. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend; e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit van maximaal 50 m²; f. na beëindiging van de mantelzorg de overschrijding middels wegnemen van de woonunit ongedaan wordt gemaakt. 3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen behoudens het bepaalde onder 3.5.1; b. horeca; c. seksinrichtingen; d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. 3.4.2
Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsactiviteit
Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Plattelandswoning’ zijn aan-huis-verbonden beroepen ten bedrijfsactiviteiten als ondergeschikte functie toegestaan, met dien verstande dat: a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de plattelandswoning behorende bouwwerken mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m²; b. de plattelandswoning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet; c. de activiteiten worden uitgeoefend door tenminste de bewoner van de plattelandswoning en ten hoogste één werknemer; d. groothandel, horeca en detailhandel zijn uitgesloten, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsactiviteiten alsmede goederen die ter plaatse in het kader van de aan-huisgebonden activiteiten zijn vervaardigd; e. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de plattelandswoning en de buurt als gevolg van bijvoorbeeld geluids- of geuroverlast, reclame, verkeersaantrekkende werking of een onaanvaardbare parkeerdruk in de openbare ruimte waardoor extra verkeersmaatregelen waaronder parkeervoorzieningen noodzakelijk worden; f. er geen activiteiten plaatsvinden waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van milieuwetgeving verplicht is. "Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
11 3.5
Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1
Afwijken mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat: a. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige wordt ingewonnen; b. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen. In zeer bijzondere situaties, zoals hoeksituaties of grote percelen waarbij ter plaatse een niet bebouwbare bestemming ligt, kunnen burgemeester en wethouders hiervan afwijken; c. de afhankelijke woonruimte een maximale oppervlakte mag hebben van 50 m²; d. geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw/afhankelijke woonruimte) van het betreffende bouwperceel plaatsvindt; e. het aantal gebruikers van de afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt; f. aan de afhankelijke woonruimte geen permanent (huis)nummer wordt toegekend zoals bedoeld in de daarvoor bedoelde gemeentelijke verordening (zoals een verordening (straat)naamgeving en (huis)nummering); g. de mantelzorgvoorziening c.q. afhankelijke woonruimte wordt opgeheven/ ongedaan gemaakt zodra de noodzaak tot mantelzorg vervalt. 3.5.2
Afwijken Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 teneinde een Bed & Breakfast toe te staan, met dien verstande dat: a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd dient te blijven; b. de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond; c. de Bed & Breakfast voorziening binnen de ter plaatse, op grond van de bouwregelgeving, toegestane bebouwing (hoofdgebouw met de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen) gerealiseerd dient te worden; d. de toegevoegde voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning; e. het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij als parkeernorm geldt 1 parkeerplaats per kamer, tenzij blijkt dat het parkeren binnen het openbaar gebied niet leidt tot een onevenredige hinder voor de woonomgeving; f. de Bed & Breakfast voorziening geen onevenredige afbreuk mag veroorzaken aan de gebruiksen uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; g. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
12
Artikel 4 4.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. watergangen, oevers en waterpartijen; b. waterhuishoudkundige voorzieningen; c. bermen, taluds en groenvoorzieningen; d. extensief recreatief medegebruik; e. kunstwerken. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemeen
Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: a. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 5 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m. 4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
13
Hoofdstuk 3 Artikel 5
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
14
Artikel 6 6.1
Algemene bouwregels
Algemeen
a. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald; b. bij de beoordeling van de benodigde parkeerruimte wordt voor zowel de maatvoering als normering de ASVV van CROW (2012) gehanteerd; c. in die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden; d. in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid c. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats. 6.2
Vloerpeilen
Ter bescherming van nieuwe gebouwen gelden, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, de volgende regels: a. ter voorkoming van wateroverlast dient het vloerpeil van de bebouwing te liggen op een hoogte van 1,20 meter boven zowel het door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard gehanteerde zomerpeil als toekomstige peil in het/de peilgebied(en) binnen dit plan; b. in het belang van de waterveiligheid binnen het plangebied mag de aanleghoogte van woonbebouwing niet minder bedragen dan NAP –5,00 meter; c. in afwijking van het bepaalde in sub b mogen ruimten die volgens de wettelijke regelingen niet aangemerkt kunnen of zullen worden als woonruimten/-vertrekken zich onder het NAP –5,00 meter niveau bevinden; d. in afwijking van het bepaalde in sub b kan met een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid b voor een afwijkende normering mits de waterveiligheid is gewaarborgd en vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met een afwijkende normering. 6.3
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; f. de ruimte tussen bouwwerken.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
15
Artikel 7
Algemene gebruiksregels
a. Behoudens het bepaalde in Artikel 9 Overgangsrecht gebruik is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; b. het verbod, bedoeld onder a omvat in ieder geval: de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats voor onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie, voor de verkoop en opslag van vuurwerk, voor de exploitatie van een garagebedrijf, voor de exploitatie van een seksinrichting en voor de exploitatie van een coffeeshop, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald; c. in het geval van een ondergeschikte functie, mag maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak als zodanig gebruikt worden.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
16
Artikel 8 8.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijken bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van: a. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken; b. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de bouwregels is toegestaan; c. beneden peil gelegen ruimtes in één laag binnen en buiten het bouwvlak. Voordat afwijking wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap; d. containers, al dan niet beneden peil gelegen, voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval; e. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; f. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt; g. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
17
Hoofdstuk 4 Artikel 9 9.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 9.2
Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 9.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 sub a met maximaal 10%. 9.3
Uitzondering op het overgangsrecht
Lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 9.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 9.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 9.6
Afwijking
Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 9.7
Uitzondering op het gebruik overgangsrecht
Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
18
Artikel 10
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen' van de gemeente Waddinxveen.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen in haar vergadering van De secretaris,
...........................
"Zesde Tochtweg 4a, Waddinxveen" (ontwerp)
De burgemeester,
.......................................
Verbeelding
Legenda Plangebied plangebied
Bestemmingen enkelbestemmingen WA
Water
A-PLW
Agrarisch - Plattelandswoning
Aanduidingen WA
bouwvlak
WA
bouwvlak
Verklaringen A-PLW
ondergrond
WIJZIGINGSPLAN ZESDE TOCHTWEG 4a Gemeente Waddinxveen NL.IMRO.0627.WPzesdetochtweg4a-0301
schaal:
1:1000
voorontwerp:
..-..-.... / tekenaar
projectnr. OPDR:
2014/007
formaat:
A4
ontwerp:
..-..-.... / tekenaar
projectnr. VWP:
14INTVI007
concept:
24-04-2014 / JL
vastgesteld:
..-..-.... / tekenaar
bestandsnaam:
14INTVI007-002.dwg