Gemeente Zuidplas Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle
Plangebied gezien vanaf de naastgelegen toegangsweg naar een glastuinbouwbedrijf.
IDN
NL.IMRO.1892.WpZesdetochtwg1Mkp-Ow01
Status Concept Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
Datum 18 mei 2012 18 juni 2014 11 juli 2014
Opmerkingen 2e concept 3e versie 1e versie
IntROview B.V. Sterrenlaan 24 2743 LS Waddinxveen www.introview.nl
Toelichting
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
2
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING
1.1 1.2 1.3 2.
Aanleiding Ligging plangebied Leeswijzer BELEIDSKADER
2.1 2.1.1 2.1.2 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.3.1 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.5 3.
Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) AMvB Ruimte (2011) Provinciaal beleid Provinciale Visie op Zuid-Holland Verordening Ruimte Regionaal beleid Handboek kwaliteit Zuidplaspolder Gemeentelijk beleid Structuurvisie Zuidplas Bestemmingsplan Zuidplas Noord (2009) Beeldkwaliteitsplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart Regionale Agenda Wonen Welstandbeleid Conclusie PLANBESCHRIJVING
3.1 3.2 3.3 3.4 4.
Bestaande situatie plangebied en omgeving Randvoorwaarden en uitgangspunten Planbeschrijving Verkeer en parkeren OMGEVINGSASPECTEN
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.5 4.6 4.6.1 5.
Milieu M.E.R. Milieuzonering Wegverkeerslawaai Bodem Luchtkwaliteit Externe veiligheid Watertoets Archeologie Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland Gemeentelijke beleidsnota archeologie Landschap Flora- en fauna Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten Kabels en leidingen JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING
5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2
Algemeen Verbeelding Regels Inleidende regels Bestemmingsregels
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
pagina 5
5 5 6 7
7 7 7 8 9 10 11 11 11 11 12 13 13 14 14 17
17 17 18 19 21
21 21 21 24 25 25 27 28 31 31 31 33 33 34 34 35
35 35 35 35 35
3
5.3.3 5.3.4 5.4 6.
Algemene regels Overgangs- en slotregels Handhaving wijzigingsplan UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG
6.1 6.2 6.3
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro BIJLAGEN
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
36 36 36 39
39 39 39 41
4
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
De Zesde Tochtweg maakt onderdeel uit van de laan- en lintstructuur in de Zuidplaspolder. De weg eindigt in noordelijke richting in een T-splitsing. In westelijke richting is de kern Moerkapelle bereikbaar via de Julianastraat. In oostelijke richting is over de Onderweg Waddinxveen te bereiken. Nabij de Zesde Tochtweg 1 ligt een braakliggend perceel grond met hierachter een waterbassin en ten noordoosten hiervan een vijver ten behoeve van wateropvang van aldaar gevestigde glastuinbouwbedrijven. De eigenaar van het braakliggende perceel heeft het voornemen een woning te bouwen. Hiermee kan de lintstructuur worden versterkt. Het plangebied maakt onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan “Zuidplas Noord”. Hierin zijn de gronden bestemd voor 'Lintzone' met een wijzigingsbevoegdheid naar "Wonen". Dit wijzigingsplan maakt de gevraagde planontwikkeling juridisch planologisch mogelijk.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt aan de Zesde Tochtweg in het meest oostelijk gelegen buitengebied van de gemeente Zuidplas in de kern Moerkapelle. Aan de overzijde van de weg ligt het grondgebied van de gemeente Waddinxveen. Het deelgebied ten zuidwesten van de Zesde Tochtweg maakt onderdeel uit van de glasontwikkeling in de Zuidplaspolder. Het gebied ten noordoosten hiervan is nog grotendeels in gebruik als akkerbouwgrond. In westelijke richting begint verderop de bebouwde kom van Moerkapelle. In oostelijke richting ligt Waddinxveen. Het plangebied is met een rode rechthoek aangeduid in figuur 1.
Figuur 1: Situering omgeving plangebied.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
5
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit wijzigingsplan relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. Het vierde hoofdstuk omvat de omgevingsaspecten, waaronder de watertoets. Ook uitvoeringsaspecten worden hier beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. Het zesde hoofdstuk is gewijd aan de uitvoerbaarheid. Hier wordt met name ingegaan op de uitkomsten van de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Luchtfoto's plangebied (bron Google Earth).
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
6
2.
Beleidskader
2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Op 22 november 2011 heeft de Tweede kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Ruimte heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op: rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie; rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Zo wordt bijvoorbeeld de integrale afweging met betrekking tot de gebiedsontwikkeling Zuidplaspolder niet langer opgenomen in de realisatieparagraaf SVIR. Het hieraan gerelateerde Programma Randstad Urgent en Nota Ruimte Budget komt eveneens te vervallen. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de ‘SER-ladder’). Hierdoor neemt de bestuurlijke druk af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Dit betekent voor alle ruimtelijke plannen: 1. eerst kijken of er een regionale vraag is naar een bepaalde ontwikkeling; 2. vervolgens kijken of het bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt; 3. mocht nieuwbouw nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De nieuwe stedelijke ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt is met de drie opeenvolgende stappen nader toegelicht bij het provinciaal beleid. 2.1.2 AMvB Ruimte (2011) De inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (afgekort Wro) op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
7
het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan de AMvB aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk kan het daarbij gaan om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies zoals natuur in de ecologische hoofdstructuur (EHS) of met het vrijwaren van functies, bijvoorbeeld kapitaalintensieve functies in gebieden waar rivierverruiming noodzakelijk is. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de nieuwe Structuurvisie. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de hierbij behorende ministeriële regeling zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Conclusie Het planinitiatief raakt geen rijksbelangen als genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Vanuit rijksbeleid zijn er derhalve geen beperkingen aan deze planontwikkeling.
2.2
Provinciaal beleid
Voor de uitwerking van het planproces voor de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda (RZG) heeft de provincie in 2002 een stuurgroep opgericht waarin de provincie en bestuurders van de bij het gebied betrokken gemeenten, de regio’s, het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties (totaal 23 partijen) samenwerken. Deze Stuurgroep RZG heeft de hoofdkeuzen voor de inrichting van het gebied in een langetermijnvisie vastgelegd: de Interregionale Structuurvisie driehoek RotterdamZoetermeer-Gouda (ISV). In december 2004 hebben Provinciale Staten ingestemd met de ISV en geconstateerd dat deze voldoende basis biedt voor uitwerking in: - een Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP), op te stellen door de vijf betrokken gemeenten (Gouda, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Zevenhuizen-Moerkapelle en Waddinxveen1); - een partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost 2003. Op basis van de Interregionale Structuurvisie zijn voor het structuurplan en de streekplanherziening de volgende kwantitatieve opgaven opgesteld voor de periode 2010 tot 2030: - ruimte voor 15.000 à 30.000 woningen. Tot 2020 wordt daarbij uitgegaan van circa 15.000 waarvan 5.000 - 10.000 woningen ten behoeve van de stadsregio Rotterdam en de overige voor Midden-Holland en de rest van de Zuidvleugel. 2 - 150 à 300 hectare netto bedrijventerrein, waarvan 125 hectare netto tot 2020. - 200 hectare netto voor nieuwvestiging van glastuinbouw (Nota Glastuinbouw, ISV en PS 2004). In het kader van de planvorming van het ISP is aan die 200 hectare nog eens 80 hectare netto voor de hervestiging van glastuinbouwbedrijven uit het plangebied Zuidplas aan de opgave toegevoegd. Aan deze kwantitatieve opgaven zijn kwalitatieve uitgangspunten verbonden zoals te realiseren woonmilieus, ontwikkeling van diverse soorten van bedrijvigheid en duurzaamheid van de te realiseren functies en eisen ten aanzien van bereikbaarheid/ontsluiting, groenstructuur en waterberging en -beheersing.
1
De gemeenten Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle zijn op 1 januari 2010 gefuseerd tot de gemeente Zuidplas. 2 De woningbouwprogrammering tot 2020 is later naar beneden bijgesteld tot 7.000 woningen in verband met de Woonvisie Rotterdam. Eind vorig jaar is het startprogramma in verband met gewijzigde woningmarkt opnieuw naar beneden bijgesteld tot 1.340 woningen.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
8
2.2.1 Provinciale Visie op Zuid-Holland Provinciale Staten hebben op basis van de Wet ruimtelijke ordening op 2 juli 2010 een Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. De integrale Structuurvisie, genaamd Visie op Zuid-Holland, geldt voor de hele provincie. Deze is in de plaats gekomen van de bestaande streekplannen. Voor dit plangebied is dat het streekplan Zuid-Holland Oost en de Streekplanherziening Zuid-Holland Oost, Zuidplas. In deze visie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. In de Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de Structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in ZuidHolland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie 2020 zich nadrukkelijk ook op het beschermen en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteiten. Functie en kwaliteit staan niet los van elkaar. De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. De planlocatie ligt buiten de bebouwingscontour. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.’ In de Structuurvisie wordt bevestigd dat duurzaamheid en klimaatbestendige ontwikkeling centraal blijven staan in de Zuidplaspolder. Het is de bedoeling water-, natuur-, woon- en werkfuncties op een slimme manier te combineren. Over het startprogramma tot 2020 is met een groot aantal partijen overeenstemming: 7.000 woningen, 280 hectare glas, 110 hectare bedrijventerreinen, ontwikkeling van 325 hectare natuur en betere bereikbaarheid via spoor en weg. De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijke beleid tot 2020. Op de functiekaart van de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als "Glastuinbouwbedrijvengebied' (figuur 2). De akkerbouwgronden ten noordoosten van de Zesde Tochtweg zijn aangewezen als een transformatiegebied. In de eerste plaats wordt gedacht aan de ontwikkeling van glastuinbouw voor het geval dat er in de Zuidplaspolder onvoldoende ruimte voor deze functie is gerealiseerd. Mocht een dergelijke transformatie niet nodig zijn dan zou een functiewijziging naar wonen ook te overwegen zijn. Dit vooral gezien de ligging van het gebied nabij het Bentwoud. Provinciale Staten hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. Op 30 januari 2013 is de Actualisering 2012 vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid zijn ongewijzigd gebleven.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
9
Plangebied
Figuur 2: Uitsnede functiekaart.
2.2.2 Verordening Ruimte De in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen ladder voor duurzame verstedelijking is eveneens opgenomen in de actualisatie van de Verordening Ruimte van 30 januari 2013 (artikel 2 van de Verordening). De ladder heeft betrekking op alle stedelijke ontwikkelingen: woningbouw, kantoren, bedrijven, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen. De ladder bestaat uit drie stappen. In eerste instantie moet gekeken worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, kantoren, bedrijven, detailhandel of voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma. Als er (nog) geen regionaal programma is vastgesteld dan kan uit een positief advies van de regio blijken dat regionale afstemming heeft plaatsgevonden. In artikel 3 (regels voor het gebied buiten de bebouwingscontouren) is evenwel in artikel 3, lid 2 sub k van de Verordening Ruimte een uitzondering opgenomen om buiten de bebouwingscontouren de volgende ontwikkeling mogelijk te maken: woningen in linten overeenkomstig regelingen in voormalige streekplannen Nieuwe woningen in linten in overeenstemming met de voorwaarden zoals opgenomen in het voormalige streekplan Zuid-Holland Oost, tweede partiële herziening, Zuidplas (Provinciale Staten, 24 mei 2006). Op het oprichten van één woning valt onder deze uitzonderingsbepaling. Conclusie De in dit wijzigingsplan opgenomen planontwikkeling voldoet aan het provinciale belang met betrekking tot woningen in linten overeenkomstig de regeling uit het voormalige streekplan ZuidHolland Oost Zuidplas. Voorts hebben Gedeputeerde Staten in het kader van het vooroverleg met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan 'Zuidplas Noord' over de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid geen opmerkingen gemaakt.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
10
2.3
Regionaal beleid
2.3.1 Handboek kwaliteit Zuidplaspolder In het Handboek kwaliteit Zuidplaspolder (2008) zijn de ruimtelijke en milieutechnische ambities en richtlijnen opgenomen voor de ontwikkeling van de Zuidplaspolder. Dit Handboek is niet vastgesteld, maar dient wel als uitgangspunt bij toetsing van nieuwe aanvragen. Het Handboek bevat een omvangrijke set uitspraken over drie kwalitatieve aspecten, waarmee in de verdere planvorming voor de deelgebieden rekening moet worden gehouden: 1. duurzaamheid; 2. hoofdplanstructuur van de Zuidplaspolder; 3. kwaliteit in de deelgebieden. Conclusie De tochten en lanen zijn uitgewerkt in profielen. Voor de Zesde Tochtweg geldt dat er een afstand van 25 meter (vrijwaringszone) dient te worden aangehouden tussen kassen en woningen (figuur 3). De planontwikkeling voldoet aan de in het Handboek genoemde criteria, zodat inpassing mogelijk is van de nieuwbouw, die dit wijzigingsplan mogelijk maakt.
Figuur 3: profiel Zesde Tochtweg.
2.4
Gemeentelijk beleid
In dit hoofdstuk zal eerst aandacht worden besteed aan de Structuurvisie. Vervolgens wordt ingegaan op het geldende bestemmingsplan van de voormalige gemeente ZevenhuizenMoerkapelle. Hierna wordt het "Beeldkwaliteitsplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart" aangehaald. 2.4.1 Structuurvisie Zuidplas De gemeenteraad van Zuidplas heeft op 27 november 2012 de Structuurvisie Zuidplas vastgesteld. In deze Structuurvisie presenteert de gemeente Zuidplas op compacte wijze de ruimtelijke visie tot 2030 en daarna. Hierin wordt op hoofdlijnen beschreven welke ambities de gemeente heeft en welke koers wordt gevolgd om die ambities te verwezenlijken. De Structuurvisie biedt een kader voor alle gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren. Met dit document voldoet de gemeente aan de plicht die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt. Veel plannen voor nieuwe woon- en werkgebieden worden minder ambitieus, grootschalige opgaven worden gefaseerd in de tijd en de financieringsmogelijkheden voor groen en infrastructuur nemen af. En toch gaat Zuidplas de uitdaging aan om de leefbaarheid van zijn dorpen te verhogen en de regionale ontwikkelopgave in de Zuidplaspolder te verwezenlijken. Op de plankaart is het gebied aangeduid als 'Glastuinbouw'. De planlocatie is, gelet op het detailniveau, niet specifiek beschreven. De in dit wijzigingsplan opgenomen functiewijziging naar Wonen vloeit voort uit de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan van 2009. Conclusie De planontwikkeling is niet strijdig met de uitgangspunten van de Structuurvisie.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
11
2.4.2 Bestemmingsplan Zuidplas Noord (2009) Voor het betreffende plangebied geldt het volgende, door de gemeenteraad van ZevenhuizenMoerkapelle vastgestelde, bestemmingsplan: Bestemmingsplan Bestemmingsplan “Zuidplas Noord”
Raadsbesluit 16 juni 2009
Uitspraak Raad van State 10 augustus 2011
Het perceel is hier bestemd voor 'Lintzone', waarop ook een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid vormt de grondslag voor dit initiatief. Op grond van de planregels zijn deze gronden bestemd voor ondermeer lintbebouwing ten behoeve van bestaande bedrijfs- en/ of woningen. Het oprichten van een nieuwe woning is in strijd met de regels. In de wijzigingsregels is evenwel in artikel 50.13 bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming binnen de gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 1’ te wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe lint- of laanbebouwing of vernieuwing van bestaande lint- of laanbebouwing in de lintzone met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van o.a. vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. Het hoofdstuk 'Omgevingsaspecten' van de plantoelichting gaat hierop in. Hierin is onder meer toegelicht dat de nieuw te realiseren woning niet leidt tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De in de wijzigingsbevoegdheid vastgelegde bouw- en gebruiksbepalingen zijn overgenomen in de planregels en op de verbeelding van dit wijzigingsplan. Een uitsnede van de plankaart is opgenomen in figuur 4. De Uitspraak van de Raad van State heeft geen betrekking gehad op onderhavig plangebied.
Figuur 4: Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Zuidplas Noord'.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
12
Conclusie In het vigerende bestemmingsplan "Zuidplas Noord" is voor het oprichten van een woning een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Aan alle voorwaarden uit deze wijzigingsbevoegdheid kan worden voldaan, waardoor er geen sprake is van strijdigheid met het gemeentelijke beleid, mits burgemeester en wethouders de wijzigingsbevoegdheid toepassen voor de voorgenomen ontwikkeling. 2.4.3 Beeldkwaliteitsplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart Op 29 november 2011 heeft de gemeenteraad van Zuidplas het "Beeldkwaliteitsplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart" vastgesteld. Het plan is gericht op de beeldkwaliteit van de te bebouwen kavels en daarmee voor de particuliere terreinen in de betreffende bestemmingen in de respectievelijke bestemmingsplannen. In het beeldkwaliteitplan zijn voor individuele woningbouw en bedrijfsbebouwing algemene eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit beschreven. Het doel is de positieve architectonische en landschappelijke kenmerken van de linten enerzijds te handhaven en deze anderzijds bij verdere ontwikkelingen zo veel mogelijk te versterken. Daarom is in het beeldkwaliteitplan een analyse gemaakt van de huidige kenmerken en zijn op grond daarvan de randvoorwaarden gesteld voor die verdere ontwikkelingen. Naast de algemene kwaliteitseisen voor woningbouw en bedrijfsbebouwing zijn er in het beeldkwaliteitplan extra eisen gesteld voor nader omschreven bijzondere locaties. De specifieke kenmerken van die locaties worden vertaald in extra aandachtspunten. In enkele delen van het gebied waarop het beeldkwaliteitplan betrekking heeft zijn bijzondere woonvormen mogelijk, voor die bijzondere woonvormen zijn extra mogelijkheden en randvoorwaarden gesteld. De in het beeldkwaliteitplan na te streven kwaliteit is voor zover mogelijk onderbouwd, er wordt daarbij een relatie gelegd tussen het doel (wat wordt beoogd) en het middel (kaders). Conclusie Dit wijzigingsplan maakt het oprichten van een vrijstaande woning mogelijk. Deze woning dient te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen, zoals deze zijn vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan. De aanvraag omgevingsvergunning zal om advies worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Aan de in de in het beeldkwaliteitsplan opgenomen vereisten zal worden voldaan. 2.4.4 Regionale Agenda Wonen In het kader van de woningbouwprogrammering in Midden-Holland is door de colleges van Midden-Holland de concept Regionale Agenda Wonen Midden-Holland 2013-2019 (RAW) opgesteld. In die RAW worden de woningbouwbehoeften en de woningbouwlocaties met de aantallen woningen in regionaal verband beschouwd. Het doel van de RAW is tweeledig enerzijds willen partijen inzicht hebben in de behoefte naar woningen in Midden-Holland en om hun (gezamenlijke) woningbouwprogramma daar op af te stemmen. Anderzijds heeft de provincie gelast op regionaal niveau inzicht te geven in de woningbouwbehoefte en het programma. De concept RAW wordt heden verder uitgewerkt en zal later dit jaar voor vaststelling aan de gemeenteraden van de gemeenten in Midden-Holland worden aangeboden. De gemeenten hebben met elkaar geconcludeerd dat regionale samenwerking rond wonen wenselijk is vanwege de sterke samenhang in de woningmarkten van gemeenten. In het verband van Midden-Holland en met de Visie op 'De Nieuwe Regio' in gedachten willen de gemeenten een volwaardige en sterke samenwerkingspartner in wonen zijn voor haar partners, zoals woningcorporaties, commerciële marktpartijen, zorgpartijen en de provincie Zuid-Holland op bovenlokale strategische onderwerpen. Regionale samenwerking tussen de gemeenten in Midden-Holland heeft op het gebied van wonen een meerwaarde bij: het waarborgen van de productie het beter benutten van de kwaliteiten van de regio en het voorzien in de behoefte van specifieke doelgroepen. De resultaten uit de verkenning over deze onderwerpen en het belang voor regionale samenwerking zijn hieronder beknopt beschreven. Gemeenten zetten in op een regionale woningproductie die past bij de behoefte conform de provinciale WoningBehoefteRaming 2010 (migratiesaldo nul). Elke gemeente voert daarvoor de
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
13
maatschappelijk en financieel urgente projecten uit haar woningbouwprogramma 2012 tot en met 2019 uit. Dit bedraagt 12.195 woningen. Rekening houdend met de reeds gerealiseerde netto toename van de woningvoorraad in 2010 en 2011 (1.138) komt het totaal voor de periode 2010-2019 uit op 13.333 woningen. Deze gegevens over de urgente productie 2012-2019 zijn samen met de reeds in 2010 en 2011 gerealiseerde toename van de woningvoorraad vergeleken met de woningbehoefteraming (10.634 woningen) inclusief de opvangtaak voor de Zuidvleugel (3.100 woningen). Hieruit blijkt dat de toename van de woningvoorraad in 2010 en 2011 tezamen met de prognose van de urgente woningvoorraadtoename voor 2012 tot en met 2019 (afgerond 13.300 woningen in totaal) iets lager uitvalt dan de geraamde woningbehoefte inclusief de opvangtaak voor de Zuidvleugel. De woningbehoefteraming inclusief de opvangtaak bedraagt afgerond 13.700 woningen. Aandachtspunt is dat deze opvangtaak voor de Zuidvleugel niet toegerekend kan worden aan andere gemeenten dan Gouda, Waddinxveen en Zuidplas. Met de regio is afgesproken dat Zuidplas in de periode 2012-2019 totaal 2.639 woningen realiseert. Conclusie De woning die dit wijzigingsplan mogelijk maakt draagt bij de productie in de bijlagen bij de concept RAW. Hierover heeft in voldoende mate afstemming plaats gehad met de regio. Het plan voldoet dus aan het bepaalde in de Verordening Ruimte. 2.4.5 Welstandbeleid De gemeenteraad heeft op 21 maart 2013 een nieuwe welstandsnota vastgesteld. De Welstandsnota Zuidplas bevat nog maar drie welstandsniveaus. Structuurbepalende elementen, landschappelijke waardevolle gebieden en historische dorpskernen worden nadrukkelijk beschermd c.q. gestuurd met een zwaar welstandsregime. Het overgrote deel van het gebied dat overblijft, gaat door het nieuwe welstandsbeleid onder sturing van het lichte welstandsregime vallen. Slechts een klein deel van het grondgebied is nu al welstandsvrij en zal dat ook blijven. In het nieuwe welstandsbeleid valt ook infrastructuur onder het welstandsvrije regime. Het plangebied ligt in de Lanen en linten van de Zuidplaspolder (hoofdstuk 3.1) met een zwaar welstandsniveau. Hiervoor zijn de volgende criteria opgesteld: Het open agrarisch gebied is aangewezen als bijzonder welstandsgebied. Belangrijke aspecten daarbij zijn de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de open karakteristiek van het landschap en daarmee de duidelijke zichtbaarheid van (nieuwe) bebouwingselementen. Aandachtspunten voor welstandstoezicht zijn de relatie met het omliggende landschap, de positionering en oriëntatie, de herkenbaarheid functie en identiteit van het gebouw, de samenhang van het ensemble, massa en maatvoering, bouwstijl en materialen en kleuren. De lanen en linten van de Zuidplaspolder zijn voor een deel opgenomen in een beeldkwaliteitsplan (Linten en Kwaliteitzone Ringvaart), waarin is opgenomen hoe zij in relatie tot de Zuidplasontwikkelingen kunnen worden ontwikkeld en vormgegeven (zie hoofdstuk 2.4.3). Conclusie Het bouwplan zal om advies voorgelegd aan de welstandscommissie. Aan de door de commissie te maken opmerkingen zal worden voldaan, zodat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.5
Conclusie
Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat dit wijzigingsplan, dat het oprichten van een woning mogelijk maakt, in overeenstemming is met rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. De ontwikkeling van de Zuidplas was in de Nota Ruimte gerelateerd aan nationaal beleid. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is deze gebiedsontwikkeling evenwel vervallen in de realisatieparagraaf. Er is geen strijdigheid met de rijksbelangen.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
14
In de provinciale Structuurvisie is het gebied buiten de zogenaamde rode contour gelegen. De planontwikkeling wordt evenwel mogelijk gemaakt op grond van artikel 3, lid 2, sub k van de Verordening Ruimte. Het oprichten van een woning wordt opgenomen in de Agenda Wonen Midden-Holland, waarover regionale afstemming plaatsvindt. Mitsdien is dit wijzigingsplan in overeenstemming met het provinciale belang. De nieuwbouw van een woning is voorts in overeenstemming met het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas. Een woning is inpasbaar binnen de lintzone. Voorts wordt voldaan aan de uitgangspunten, zoals opgenomen in het Handboek Kwaliteit Zuidplaspolder. Woningbouw op onderhavige locatie past voorts binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid, zoals dat is vastgelegd in de wijzigingsbevoegdheid van het geldende bestemmingsplan en de hiervoor genoemde beleidsdocumenten. De woning wordt op een landschappelijke wijze ingepast, zodanig dat de cultuurhistorische structuur van het lint langs de Zesde Tochtweg wordt versterkt.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
15
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
16
3.
Planbeschrijving
3.1
Bestaande situatie plangebied en omgeving
Het plangebied ligt in de polder Zuidplas van het buitengebied in Moerkapelle. Ten zuidwesten hiervan ligt het glastuinbouwgebied aan de Hasseltweg. Het tegenover de Zesde Tochtweg gelegen gebied is (nog) in gebruik voor de akkerbouw. Aan het lint zelf staan op grondgebied van de gemeente Waddinxveen aan de overzijde van de Zesde tochtweg op de hoek met de Onderweg twee woonwagens. Schuin tegenover de planlocatie staat een burgerwoning op nummer 1b. Ook is in zuidoostelijke richting een woning aan de Zesde Tochtweg 1 gelegen. Het plangebied zelf is groot circa 500 m². Achter dit graslandje ligt een waterbassin. In noordoostelijke richting ligt een vijver. Deze waterpartijen dienen als wateropvang voor de aldaar gelegen tuinbouwbedrijven. De kassen liggen op een afstand van meer dan 50 meter ten opzichte van de geplande woning. Planlocatie met op de achtergrond 2 woonwagens.
Planlocatie vanaf Julianastraat.
Planlocatie gezien vanaf T-splitsing.
3.2
De Zesde Tochtweg (links nr. 2, rechts nr. 1c).
Randvoorwaarden en uitgangspunten
Een wijzigingsplan is opgesteld overeenkomstig de in de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Zuidplas Noord opgenomen randvoorwaarden en uitgangspunten. Deze zijn opgesomd in artikel 50.13 van het bestemmingsplan. De belangrijkste (niet limitatieve opsomming van) voorwaarden zijn: er wordt een vrijstaande woning ontwikkeld; de breedte van het perceel bedraagt meer dan 30 meter (te weten circa 50 meter); de woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, heeft een inhoud van maximaal 750 m³; het bouwperceel wordt voor maximaal 30% bebouwd; de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 10 meter; de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter; de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter;
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
17
de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30cm en de bouwhoogte van maximaal 5 meter; de afstand van het hoofdgebouw (woning) tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter; de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 70 m²; in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd; de parkeervoorzieningen worden op eigen terrein gerealiseerd; aansluiting wordt gezocht bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving; ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. In hoofdstuk 4 van de plantoelichting wordt dit aangetoond. Daarnaast dient de woning te voldoen aan het "Beeldkwaliteitsplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart" als genoemd in paragraaf 2.4.2 en de Welstandsnota (paragraaf 2.4.5).
3.3
Planbeschrijving
Overeenkomstig de in de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Zuidplas Noord opgenomen randvoorwaarden is een bouwplan ontwikkeld voor het oprichten van een woning. De locatie is mede ingegeven door het feit dat initiatiefnemer in de nabijheid een glastuinbouwbedrijf exploiteert. De inrichting van het plangebied is zodanig dat de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied hiermee een kwaliteitsimpuls krijgt. Een situatietekening van het plangebied, alsmede enkele aanzichttekeningen van de nieuwe woning, is afgebeeld in figuur 5.
Figuur 5: Plangebied (gearceerd).
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
18
Aanzichttekeningen nieuwe woning (voorlopig).
3.4
Verkeer en parkeren
Verkeer Het plangebied is vanaf de kernen Waddinxveen en Moerkapelle bereikbaar. De weg is ter plaatse een 60 km/uur zone. Het voornemen voorziet in de nieuwbouw van een vrijstaande woning. De nieuwbouw zal een zeer beperkte toename van het verkeer toename genereren. De Zesde Tochtweg kan deze toename aan, omdat de verkeersintensiteit laag is. Parkeren De woning wordt vanaf een uitrit ontsloten op de Zesde Tochtweg. Het plangebied is van dusdanige omvang dat er meerdere voertuigen op eigen terrein kunnen worden geparkeerd. Qua parkeernorm dient er uitgegaan te worden van de normering als opgenomen voor 'rest bebouwde kom' (ASVV2004). Voor woningen in het dure segment betreft het een parkeervraag van circa 2,0 parkeerplaatsen per woning. Deze parkeervraag wordt ruimschoots opgelost op eigen terrein bij de woning.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
19
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
20
4.
Omgevingsaspecten
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht.
4.1
Milieu
De te behandelen vermelde thema’s die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor deze planwijziging zijn milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. 4.1.1 M.E.R. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat dit project wordt genoemd in de D-lijst (categorie D 11.2, stedelijk ontwikkelingsproject), maar de omvang onder de drempelwaarde van 2.000 woningen ligt, kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling, die onderdeel moet zijn van deze ruimtelijke onderbouwing. Algemeen De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Plan/besluit Dit plan voorziet in het oprichten van 1 woning. De verkaveling is zodanig dat de lintbebouwing in het buitengebied wordt gerespecteerd. De planontwikkeling zit qua omvang ruim onder de grens voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Zoals de hieronder beschreven milieuparagrafen en -onderzoeken aantonen heeft de aanvraag omgevingsvergunning ook om andere redenen dan de omvang (zoals bijvoorbeeld de aard van de ontwikkeling of een ligging nabij een gevoelig gebied) geen significante nadelige gevolgen voor het milieu. Conclusie Dit wijzigingsplan is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig, en dus ook niet m.e.r.-plichtig. 4.1.2 Milieuzonering Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009).
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
21
De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Sprake is van een gebied met een matige functiemenging. Gebieden die langs (hoofd)infrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Dit betekent dat de richtafstanden met één afstandstap kunnen worden verminderd. Deze richtafstand geldt met name voor het onderdeel geluid. De richtafstanden uit de VNG-publicatie voor de omgevingstypen bij verschillende hindercategorieën zijn in tabel 4.1 vermeld. Tabel 4.1: Richtafstanden en omgevingstype. Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk 1 10 m 2 30 m 3.1 50 m 3.2 100 m
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m
Met behulp van het inrichtingenbestand is geïnventariseerd welke bedrijven relevant kunnen zijn voor de geplande woning. Hierbij is uitgegaan van een rustig landelijk gebied. Voor het bepalen van de milieuzones is uitgegaan van de afstandnormen op basis van de VNG-richtlijn. Voor het oprichten van een woning zijn de volgende in tabel 4.2 genoemde (agrarische) bedrijven relevant. In figuur 6 zijn de bedrijven aangeduid. Tabel 4.2: Overzicht bedrijven in de omgeving van het plangebied. Bedrijf Adres Richtafstand tot Opmerking rustig gebied Anthuriumkwekerij Hasseltweg 32, 30 m De geplande woning in plangebied Evanty Moerkapelle ligt op een afstand van meer dan 50 meter van de kassen van dit bedrijf. Varkenshouderij met Onderweg 34, bedrijfswoning Waddinxveen
200 m (geur) 50 m (geluid) 30 m (stof)
De geplande woning ligt op een afstand meer dan 120 meter van de stal van de varkenshouderij. De dichterbij gelegen stallen zijn niet als zodanig in gebruik (stalling caravans c.a., paarden). Bovendien staan op kortere afstand al twee woon-wagens aan de Onderweg 36 en 36a en een woning aan de Zesde Tochtweg 1b in Waddinxveen.
Anthuriumkwekerij Evanty Hasseltweg 32, Moerkapelle Direct ten westen van het plangebied is het glastuinbouwgebied aan de Hasseltweg gerealiseerd. Op grond van het Besluit glastuinbouw dient de afstand tussen een glastuinbouwbedrijf en woningen van derden (in categorie II) tenminste 25 meter te bedragen. In de nieuwe situatie wordt een vrije afstand aangehouden van minimaal 50 meter ten opzichte van de dichtstbijzijnde kwekerij aan de Hasseltweg 32 in Moerkapelle , zodat er vanuit milieuzonering geen bezwaren zijn tegen realisatie van deze planontwikkeling.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
22
Varkenshouderij Onderweg 34, Waddinxveen In oostelijke richting ligt op grondgebied van Waddinxveen aan de Onderweg 34 een kleinschalige varkenshouderij. Voor dit bedrijf is in 2000 een Wet milieubeheervergunning verleend voor een varkenshouderij met 258 mestvarkens en 4 paarden. Deze vergunning is de vigerende situatie. Er heeft sinds die tijd geen uitbreiding plaatsgevonden. Sinds 1 januari 2013 valt dit bedrijf onder het Activiteitenbesluit. De in gebruik zijnde stal ligt op een afstand van meer dan 120 meter. Twee dichterbij gelegen stallen zijn niet in gebruik ten behoeve een varkenshouderij. Hier worden wel de genoemde paarden in gehouden.
Figuur 6: planlocatie met omliggende functies.
Wet geurhinder en veehouderij Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (afgekort Wgv) gelden er voor veehouderijbedrijven afstanden en normen die in het kader van de milieuvergunningverlening moeten worden aangehouden tussen een veehouderij en woningen c.q. overige geurgevoelige functies. Niet vergunningplichtige bedrijven dienen te voldoen aan het bepaalde in het Activiteitenbesluit. De systematiek van de Wgv is met de wijziging van het Activiteitenbesluit per 1 januari 2013 opgenomen in dit besluit. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat. Tevens moet beoordeeld worden of het bedrijf niet onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Gezien de korte afstand tussen de geplande woning en het bedrijf is nader geuronderzoek derhalve noodzakelijk. Geuronderzoek Bij het toelaten van nieuwe geurgevoelige functies en de bestaande varkenshouderij aan de Onderweg 34 in Waddinxveen dient rekening te worden gehouden met de normen uit het Activiteitenbesluit. Hiertoe is door EW Milieu-advies onderzoek verricht (Geuronderzoek nabij Zesde Tochtweg 1 Moerkapelle, van 6 april 2014, bijlage 1). Uit het onderzoek is gebleken dat de geurbelasting op basis van de huidige ligging van de stal maximaal 4,5 ouE/m3 bedraagt. Daarmee is het woon- en leefklimaat passend bij het buitengebied. Ook aan de vereiste afstand voor vaste afstandsdieren (paarden) wordt voldaan. Omdat in de nabijheid van de planlocatie geen andere intensieve veehouderijen liggen, is de cumulatieve geurbelasting voor deze situatie niet van belang.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
23
Wel blijkt dat het veehouderijbedrijf in de huidige situatie nog niet op slot zit. Daarom is gekeken naar de maximale planologische mogelijkheden. Het bedrijf kan de hoeveelheid varkens nog beperkt uitbreiden. Deze uitbreiding wordt echter beperkt door de al bestaande geurgevoelige objecten. Omdat de geurbelasting van de nieuw te realiseren woning lager is dan die op de bestaande geurgevoelige objecten, zal de nieuwe woning geen extra beperkingen opleggen aan een eventuele toename van de hoeveelheid varkens. Ook zal het woon- en leefklimaat, bij de geschetste beperkte uitbreiding, ter plaatste van de planlocatie niet dusdanig verslechteren, dat er geen sprake meer zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voorts heeft de veehouderij nog enige ruimte om zijn emissiepunt te verplaatsen. Uit een berekening met een verplaatst emissiepunt blijkt dat de woonwagens en de Zesde Tochtweg 1b eerder beperkend zijn voor de geschetste verplaatsingsmogelijkheden dan de nieuw te realiseren woning. Gezien de ligging van deze objecten ten opzichte van de planlocatie, zal dit ook voor eventuele andere verplaatsingsmogelijkheden gelden. Dit geldt ook voor de stal voor de vaste afstandsdieren (paarden). De nieuw te realiseren woning zal dan ook geen schade toebrengen aan de belangen van de veehouderij aan de Onderweg 34 in Waddinxveen. Tevens zal ook bij een verplaatsing van het emissiepunt, voor zover die ruimte er binnen de huidige situatie is, er sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (geurbelasting lager dan 8,0 ouE/m3). Conclusie Met inachtneming van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er in deze situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit geldt ook wanneer de maximale planologische mogelijkheden in ogenschouw worden genomen. Ook de belangen van het bedrijf aan de Onderweg 34 in Waddinxveen en overige bedrijven worden niet onevenredig geschaad door de realisering van de woning. Vanuit milieuzonering bestaan er geen bezwaren tegen deze planontwikkeling. 4.1.3 Wegverkeerslawaai Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, voor zover sprake is van wonen. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk. De relevante wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn de Zesde Tochtweg, Julianastraat en Onderweg. Voor deze wegen geldt een maximum snelheid van 60 km/uur. Bij verandering van een wijzigingsplan moet er in principe worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In verband met het vorenstaande is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door S&W Consultancy te Vlissingen (rapportnummer 2120466 van 6 november 2012, bijlage 2). Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat ten gevolge van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 (dB) Lden voor de woning ten gevolge van genoemde wegen wordt overschreden. De maximale waarde bedraagt 52 dB op de voorgevel van de woning na 5 dB aftrek volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder. De maximaal toelaatbare waarde van 53 dB wordt niet overschreden. Uit berekeningen blijkt dat bron- en overdrachtsmaatregelen onvoldoende effectief kunnen worden toegepast. Dit betekent dat een hogere waarde dient te worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders voor de woning, nadat hiervoor een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai is doorlopen. Deze procedure zal gelijktijdig worden gestart met de tervisielegging van het ontwerpwijzigingsplan. In het kader van het Bouwbesluit zal voor de woning een onderzoek plaatsvinden naar de geluidwering van de gevels van de woning. Bij dit onderzoek dient uitgegaan te worden van de cumulatieve geluidsbelasting van alle wegen zonder aftrek op grond van artikel 110 Wet geluidhinder. Dit onderzoek zal te zijner tijd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning om advies worden voorgelegd aan de Omgevingsdienst Midden-Holland.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
24
Conclusie Gezien bovenstaande gelden vanuit de Wet geluidhinder geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, nadat een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai is doorlopen. 4.1.4 Bodem De gemeenten in de regio Midden-Holland, waaronder de gemeente Zuidplas, hebben nieuw bodembeleid opgesteld voor bodemonderzoeken bij omgevingsvergunningen. Het nieuwe beleid haakt aan bij het Bodem Informatie Systeem en houdt rekening met de lokale achtergrondgehalten (bodemkwaliteitskaarten). In de Nota Bodembeheer 2011 worden vele raakvlakken concreet uitgewerkt en het beleid vormt hierdoor een goed handvat bij de beoordeling van bodemonderzoeken bij omgevingsvergunningen. Op de bodemkwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als Wonen. Mede ten behoeve van dit wijzigingsplan is een verkennend bodemonderzoek overeenkomstig NEN 5740 uitgevoerd door Hoste Milieutechniek B.V. te Hazerswoude-Dorp (projectcode 12129EVM van 29 mei 2012, bijlage 3). Zintuiglijk zijn er geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen. Voorts zijn in het opgeboorde bodemmateriaal geen (mogelijk) asbesthoudende materialen aangetroffen. Uit de analyseresultaten blijkt voorts dat de grond en het grondwater niet tot slechts licht verontreinigd zijn met de onderzochte stoffen. Op basis van deze onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de locatie vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt wordt geacht voor de voorgenomen nieuwbouw op de locatie. Wanneer grond van de locatie moet worden afgevoerd of ergens anders zal moeten worden toegepast zal initiatiefnemer de kwaliteit van de vrijkomende grond laten onderzoeken conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit of hetgeen is gesteld in het grondstromenbeleid Midden-Holland. Conclusie Er zijn geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteiten op het onderhavige plangebied. 4.1.5 Luchtkwaliteit Wet- en regelgeving De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). In de wet zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. In tabel 4.5 is een overzicht gegeven van de grenswaarden. Tabel 4.5: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer Stof Toetsing norm Grenswaarden
geldig
Stikstofdioxide (NO2) Jaargemiddelde concentratie
40 g/m3
vanaf 2015
Jaargemiddelde concentratie
40 g/m3
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
Max. 35 keer p.j. meer
vanaf 11 juni 2011
Fijn stof (PM10)*
dan 50 g/m3 * Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wet milieubeheer behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
25
a. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde; b. de luchtkwaliteit tengevolge van de plannen (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft; c. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% van de grenswaarde verstaan; d. het project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Verder is er met deze wijziging een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit opgesteld. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL) is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Doel van het NSL is: 1. Negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken; 2. Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren door tijdig aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit te voldoen. Het NSL is een bundeling van de regionale actieprogramma's en de Rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL bevat enerzijds maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Het NSL brengt deze twee aspecten in evenwicht. Het Rijk coördineert het nationale programma. Het Rijk maakt met provincies en gemeenten afspraken over toetsbare resultaten; in de gebieden moeten de normen voor luchtkwaliteit stap voor stap dichterbij komen. De overheden kunnen op die resultaten worden afgerekend. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en Ministeriële Regelingen (mr) die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking zijn getreden, waaronder de AMvB en Ministeriele Regeling niet in betekenende mate (afgekort NIBM). AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM) De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO 2 en /of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen. De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Het betreft onder anderen de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd: Woningbouw: ≤ 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Kantoorlocaties: ≤ 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Woningbouw en kantoorlocaties: 0,0008*aantal woningen+ 0,000012*bruto vloeroppervlak kantoren in m2 ≤ 1,2 bij één ontsluitingsweg en 0,0004*aantal woningen+ 0,000006*bruto vloeroppervlak kantoren in m2 ≤ 1,2 bij één ontsluitingsweg. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
26
meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Project is NIBM Het plan omvat alleen de nieuwbouw van een woning. Door de omvang van dit project is dit een project niet in betekenende mate, omdat sprake is van een woningbouwlocatie, die netto niet meer dan 1.500 woningen omvat. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Conclusie De op te richten woning valt onder de noemer “kleine projecten”, zodat voor deze planontwikkeling een luchtonderzoek achterwege kan blijven. Hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) staat deze planontwikkeling dan ook niet in de weg. 4.1.6 Externe veiligheid Wettelijk kader Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR: rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarljke stoffen plaatsvindt; langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico’s verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Transport gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de modaliteiten binnenwater, spoor, weg en door buisleidingen. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de transportas dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. Transport over water Er ligt in de omgeving van het plangebied geen hoofdvaarweg, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied. Transport over spoor Er ligt in de omgeving van het plangebied geen spoorbaan, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied. Wegtransport Er ligt in de directe omgeving van het plangebied (binnen 200 meter) geen rijksweg of provinciale weg met een route gevaarlijke stoffen, zodat deze planontwikkeling geen belemmering vormt. De Zesde tochtweg is ook niet opgenomen als een route gevaarlijke stoffen. Transport per buisleiding Voor risico-afstanden van hogedruk gasleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 de nieuwe AMvB Buisleidingen. Er ligt in de nabijheid van het plangebied geen hoge druk aardgasleiding waarvan de PR en/of GR contour reikt tot het plangebied. Er zijn voor wat betreft het transport door buisleidingen geen beperkingen voor de ontwikkeling.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
27
Inrichtingen Binnen de 10-6 contour van een risicovolle inrichting mogen geen kwetsbare bestemmingen geplaatst worden. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de EV relevante inrichtingen dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. In de nabijheid van het plangebied zijn geen EV-relevante inrichtingen gevestigd, zodat het GR hier geen belemmering vormt. Risicokaart Zuid-Holland De risicokaart Zuid-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. Op de risicokaart (zie figuur 7) zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle activiteiten vermeld, zodat er geen belemmering is voor deze planontwikkeling.
Plangebied
Figuur 7: Uitsnede risicokaart Zuid-Holland.
Conclusie Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) staat de uitvoering van deze bouwactiviteit dan ook niet in de weg.
4.2
Watertoets
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een bestemmingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
28
Beleidskader rijk, provincie en gemeente Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota’s verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota’s. Europa Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KWR) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een ‘goede ecologische’ toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een ‘goed ecologisch potentieel’ (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt. Rijk In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Provincie Op provinciaal niveau heeft de provincie Zuid-Holland het beleid vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015. In dit Plan staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. Waarborgen waterveiligheid 2. Zorgen voor mooi en schoon water 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. Beleid hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
29
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan: Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe; De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen; Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd; Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert. Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. Beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012 De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap heeft op 27 juni 2012 het Beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012 vastgesteld. Dit beleid heeft tot doel om ongewenste effecten van verhardingstoename op het watersysteem te voorkomen. Een belangrijk ongewenst effect van verhardingstoenamen is de versnelde afvoer van neerslag. Voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorwaarden beschreven om de te verwachten effecten op het watersysteem te compenseren. Toetsingscriteria Er wordt onderscheid gemaakt in drie typen plannen: kleine, middelgrote en grote ruimtelijke ontwikkelingen. Onderstaand is per type toegelicht hoe HHSK omgaat met de typen ruimtelijke ontwikkelingen: 1. Kleine plannen: Plannen met een verhardingstoename tot 500 m² 2. Middelgrote plannen: Plannen met een verhardingstoename groter dan 500 m² en kleiner dan 10 hectare bruto planoppervlak 3. Grote plannen: Een plan groter dan 10 hectare bruto planoppervlak Kleine plannen Voor kleine ruimtelijke ontwikkelingen verhardingstoename is geen compensatie noodzakelijk. Kleine plannen hebben een gering effect op de waterhuishouding. Daarnaast bestaat er een zekere onzekerheid in berekening door de invoergegevens, berekeningsmethode en gevolgen van de klimaatsverandering. Door rekening te houden met de onzekerheid en om onevenredige belasting van de organisatie door dergelijke plannen te voorkomen, wordt compensatie voor een geringe verhardingstoename kwijtgescholden. Deze kwijtschelding, namelijk de aftrek van 500 m² verhardingstoename, geldt in verband met gelijkheid voor alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen het beheergebied van HHSK. In verband met de nieuwbouw zal het verhard oppervlak in beperkte mate toenemen met circa 125 m². Op grond van de richtlijnen van het hoogheemraadschap is dan ook geen watercompensatie nodig. De nieuwbouw zal worden aangesloten op de gemeentelijke riolering overeenkomstig de door de gemeente gestelde eisen. Geen gebruik zal worden gemaakt van uitloogbare materialen. Voor vergunningplichtige activiteiten zal tijdig een Waterwetvergunning worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap. Conclusie Bij brief van 10 juli 2014 heeft het hoogheemraadschap medegedeeld geen bezwaren te hebben tegen vaststelling van dit plan. Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de gevraagde planontwikkeling.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
30
4.3
Archeologie
4.3.1 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: - archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); - in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; - de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 41 van de gewijzigde Monumentenwet 1988 kan een aanvrager van een omgevingsvergunning worden verplicht om in het belang van monumentenzorg een rapport te overleggen. Een onderzoek is niet nodig wanneer sprake is van projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Krimpenerwaard en Gouwestreek (provincie Zuid-Holland) is het gebied niet specifiek aangeduid. Er is onderscheid gemaakt in drie kleuren categorieën (drie tinten bruin). De toekenning van een (zeer) grote, redelijke of lage kans op sporen (kleuren donker-, middel- en lichtbruin) heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische vondsten die in een bepaald gebied verwacht wordt. De witte gebieden hebben een lage trefkans. De plankaart laat zien dat er in dit deelgebied een lage trefkans op archeologische sporen is (zie figuur 8).
Plangebied
Figuur 8: Gecombineerde Waardenkaart CHS provincie Zuid-Holland.
4.3.2 Gemeentelijke beleidsnota archeologie De gemeenteraad van Zuidplas heeft op 23 november 2010 de gemeentelijke beleidsnota archeologie vastgesteld. In deze nota is voor het gehele gemeentelijke grondgebied een
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
31
archeologische inventarisatie uitgevoerd en vervolgens een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. Op de verwachtingskaart staan naast de reeds bekende archeologische waarden ook de te verwachte archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans. Hiermee wordt een beeld verkregen waar archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig kunnen zijn. Voor de verschillende archeologische verwachtingswaarden is een archeologiebeleid opgesteld. De archeologische beleidsadvieskaart is afgeleid uit de archeologische verwachtingskaart, waarbij de beleidsadviezen in de legenda zijn opgenomen. De archeologische verwachtingswaarden in de gemeente zijn bepaald door een koppeling te maken tussen de landschapskenmerken en de bekende archeologische waarden om vervolgens elke archeolandschappelijke eenheid om te zetten in een archeologische verwachting. De aanwezigheid van een bepaald landschapstype zegt immers veel over de oorspronkelijke hoogteligging, ontwatering en bodemvruchtbaarheid; drie factoren die bij de locatiekeuze van nederzettingen en akkers in het verleden een belangrijke rol speelden. Er is rekening gehouden met meerdere archeologische niveaus vanwege het aanwezige gelaagde landschap. De bekende archeologische en historische waarden zijn op de verwachtingskaart opgenomen, omdat in de directe omgeving archeologische resten in de bodem aanwezig kunnen zijn. De informatie over de op de verwachtingskaart opgenomen bodemverstoringen is afkomstig van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) en van de gedetailleerde bodemkaarten. De verwachtingswaarden zijn opgesplitst naar archeologische perioden en diepteligging. Voor het plangebied is de archeologische beleidsadvieskaart van toepassing. Op deze kaart heeft de locatie een lage archeologische verwachting (figuur 9). Archeologisch onderzoek is alleen noodzakelijk bij geplande bodemverstoringen met oppervlakten gelijk aan of groter dan 0,5 ha en verstoringen vanaf 30 cm beneden maaiveld. In verband hiermede is geen onderzoek naar archeologie noodzakelijk.
Plangebied
Figuur 9: Uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart.
Conclusie Het initiatief tast de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
32
4.4
Landschap
Bij het in cultuur brengen van de Zuidplaspolder zijn lange smalle wegen aangelegd, waarlangs verspreide bebouwing is ontstaan. De Lanen en Linten onderscheiden zich van andere woonmilieus door een grote variëteit aan woonvormen en functies. In de bestaande linten wordt het agrarisch gebruik van de kavels geleidelijk verdrongen door woningbouw eventueel in combinatie met kleinschalige bedrijvigheid. Het plangebied zelf ligt aan een polderweg langs de Zesde Tocht. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Krimpenerwaard en Gouwestreek (provincie Zuid-Holland) is de weg aangeduid als een lijnelement met redelijk hoge waarde (zie figuur 8). Deze lijn wordt niet aangetast. De woning zelf zal op een landschappelijke wijze worden ingepast. Conclusie De landschappelijke waarden worden niet aangetast, zodat er uit dien hoofde geen beperkingen worden gesteld aan onderhavige planontwikkeling.
4.5
Flora- en fauna
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen speciale beschermingszones aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, zodat uit dien hoofde geen beperkingen worden opgelegd aan het oprichten van één woning. Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling: 1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten; 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen. Bij nieuwbouwplannen dient nagegaan te worden of mogelijk waardevolle flora en/of fauna verstoord worden. Het betreffende perceel ligt in het buitengebied bij de kern Moerkapelle en kent van oudsher de agrarische bedrijfsfunctie. Het gebied grenst niet aan een Vogel- of Habitatrichtlijngebied. Gezien het verharde groene karakter (grasland) en de ligging van de aangrenzende waterbassin en vijver kan worden gesteld dat geen beschermwaardige, te mitigeren of te compenseren natuurwaarden op de ontwikkelingslocatie aanwezig zijn, waardoor een natuurtoets achterwege is gelaten in het kader van de Flora- en Faunawet. Algemene zorgplicht De Flora- en faunawet bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. Wanneer er toch beschermde soorten worden gevonden, dan zal hiervoor tijdig ontheffing worden aangevraagd.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
33
Conclusie Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan deze nieuwbouwontwikkeling wanneer de hiervoor genoemde zorgmaatregelen in acht worden genomen.
Het plangebied betreft een alleen een perceel grasland. Rechts het waterbassin. Op de achtergrond de woning aan de Zesde Tochtweg 1.
4.6
Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten
4.6.1 Kabels en leidingen In het plangebied liggen naast de gebruikelijke kabels en leidingen geen waterstransportleidingen en gastransportleidingen, zodat een beschermende regeling niet nodig is.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
34
5.
Juridische planbeschrijving
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het wijzigingsplan, de plankaart (de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling) en de regels.
5.2
Verbeelding
Op de verbeelding (plankaart), getekend op een kadastrale ondergrond (GBKN) schaal 1:1.000, zijn door middel van coderingen (via combinatie van letteraanduidingen, arceringen en/of kleur) de bestemmingen aangegeven. Gekozen is voor een gedetailleerd wijzigingsplan.
5.3
Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken: - Hoofdstuk 1 Inleidende regels - Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels - Hoofdstuk 3 Algemene regels - Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 5.3.1 Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen. Artikel 1 Begrippen In het artikel ‘Begrippen’ wordt een aantal in de planregels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van deze begrippen beperkt, waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de rechtszekerheid wordt vergroot. Artikel 2 Wijze van meten In het artikel ‘Wijze van meten’ wordt aangegeven hoe de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald. 5.3.2 Bestemmingsregels Dit hoofdstuk bevat de regels waarin de materiële inhoud van de op de verbeelding gegeven bestemmingen zijn opgenomen. Bij de opzet van de artikelen is, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) bepaalt, een vaste indeling aangehouden. Voor de volgorde van de bestemmingen leidt dit ertoe dat eerst de bestemmingsomschrijvingen worden benoemd en hierna de bouwregels en in voorkomende geval specifieke gebruiksregels. Bij de indeling van de artikelen in hoofdstuk 2 is een vaste volgorde aangehouden. Bestemmingsomschrijving In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd. Bouwregels In de bouwregels zijn de regels opgenomen ten aanzien van de toegelaten bebouwing. Dit lid bevat regels omtrent toegestane bouwwerken die als “recht” kunnen worden opgericht. De gebouwen dienen te worden geplaatst binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Voor de bestemmingen zijn regels opgenomen voor de hoogten en /of dakhelling. Bij het bepalen van de maatvoeringen is uitgegaan van de gewenste planologische situatie. Artikel 3 Wonen De op de kaart voor ‘Wonen’ aangeduide gronden zijn, met inachtneming van de nadere aanduidingen, bestemd voor gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- of uitbouwen en andere
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
35
bouwwerken. In de planregels zijn onder meer de toegestane hoogte van de hoofdgebouwen en de maximale inhoud van een hoofdgebouw vastgelegd. Met betrekking tot de situering van de hoofdgebouwen zijn op de plankaart bebouwingsvlakken ingetekend, waarin de hoofdgebouwen gesitueerd dienen te worden. 5.3.3 Algemene regels Dit hoofdstuk bevat meerdere artikelen die op de bestemmingen uit hoofdstuk 2 van de regels toepassing zijn. Artikel 4 Antidubbeltelbepaling Het artikel ‘Antidubbeltelregel‘ bevat een regeling waarmee wordt voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Artikel 5 Algemene bouwregels In het artikel ‘algemene bouwregels’ is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders. Artikel 6 Algemene gebruiksregels In het artikel ‘Algemene gebruiksregels’ is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. Artikel 7 Algemene afwijkingsregels Het artikel ‘Algemene afwijkingsregels’ is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wro en heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Met een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor mantelzorg. Aan toepassing van de afwijkingsbevoegdheid dient een belangenafweging ten grondslag te liggen. Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. 5.3.4 Overgangs- en slotregels Het laatste hoofdstuk van de planregels bevat twee artikelen. Artikel 8 Overgangsrecht Het artikel ‘Overgangsrecht’ heeft ten doel de rechtstoestand te begeleiden van situaties die afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Lid 1 van dit artikel geeft regels voor bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden, en die afwijken van de bebouwingsregels van het plan. Lid 2 van dit artikel regelt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, afwijkt van de in het plan gegeven bestemming. Artikel 9 Slotbepaling Het artikel ‘Slotregel’ bevat de titel waaronder het wijzigingsplan kan worden geciteerd. Dit artikel wordt dan ook wel het citeerartikel genoemd.
5.4
Handhaving wijzigingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een wijzigingsplan heeft alleen zin, indien na de vaststelling van het wijzigingsplan handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een wijzigingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het wijzigingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de wijzigingsprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
36
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het wijzigingsplan is echter wel wenselijk. 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. Conclusie Het wijzigingsplan is zodanig opgesteld met toelichting, regels en verbeelding dat handhaving op naleving hiervan goed mogelijk is.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
37
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
38
6.
Uitvoerbaarheid en resultaten overleg
6.1
Economische uitvoerbaarheid
De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. Het betreft een particulier voornemen waarvan de lasten door initiatiefnemer zullen worden gedragen. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale, regionale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant gesloten anterieure exploitatieovereenkomst. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen om een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de overeenkomst. De economische uitvoerbaarheid door initiatiefnemer is voorts voldoende aangetoond.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor onderhavig ontwerpwijzigingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.3
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de volgende personen en/of instanties: 1. Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit; 2. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het voorontwerpwijzigingsplan is door middel van een E-formulier bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aangemeld. Voorts is het voorontwerp toegezonden aan het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Bij brief van 10 juli 2014 heeft het Hoogheemraadschap medegedeeld dat het plan geen nadelige invloed heeft op het watersysteem. Er zijn in het gebied geen bijzondere waterhuishoudkundige belangen. Het hoogheemraadschap heeft daarom geen bezwaar tegen de vaststelling van het plan.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
39
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
40
Bijlagen Separaat bij deze ruimtelijke onderbouwing zijn de volgende bijlagen in te zien: 1. Geurrapport nabij Zesde Tochtweg 1, Moerkapelle; EW Milieu-advies te Utrecht van 6 april 2014. 2. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai; S&W Consultancy te Vlissingen van 6 november 2012. 3. Verkennend bodemonderzoek; Hoste Milieutechniek B.V. te Hazerswoude-Dorp van 29 mei 2012.
Wijzigingsplan Zesde Tochtweg nabij 1, Moerkapelle (ontwerp)
41