Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam Opleiding: Croho: Varianten:
Informatie, Multimedia en Management; Information Sciences 56869 IMM wo-bachelor 60255 IS wo-master voltijd
Visitatiedatum: 16 september 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2009
2/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 9 10
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 20 33 36 39 43
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
47 48 55 60 62 64
3/65
4/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
5/65
6/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding bachelor Informatie, Multimedia en Management (IMM) en master Information Sciences van de Vrije Universiteit Amsterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van wetenschappelijke opleidingen. Het onderzoek is begonnen in juli 2009 toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 16 september 2009. Het panel bestond uit: De heer prof.dr. J.J.M.T. Vanthienen (voorzitter,domeinpanellid); De heer prof.dr. P.M. Ribbers (domeinpanellid); De heer prof.dr.ir. A.P. de Vries (domeinpanellid); De heer M.J. van Strien BICT (studentpanellid); De heer drs. J.H. Boerke (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Vrije Universiteit heeft 13 faculteiten die 47 bachelor- en ongeveer 100 masteropleidingen verzorgen. De opleidingen Informatie, Multimedia en Management (IMM) en Information Sciences (IS) vallen onder de Faculteit Exacte Wetenschappen.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
7/65
De universiteit heeft meer dan 20.000 studenten. De Faculteit Exacte Wetenschappen biedt 10 bachelor en 12 masteropeidingen aan. De faculteit had in december 2008 969 studenten. De faculteit omvat 4 afdelingen met een wetenschappelijke staf van in totaal 394 personen. Het totaal aantal fte van de faculteit MB bedraagt 353,06. De opleidingen Informatie, Multimedia en Management en Information Sciences vallen onder de afdeling Informatica en worden aangestuurd door de opleidingsdirecteur. Het onderwijs wordt deels verzorgd door andere faculteiten, de Economische en Sociaal-wetenschappelijke faculteiten. De driejarige bachelor is in 2003 van start gegaan, evenals de masteropleiding De bacheloropleiding had in het studiejaar 2008/2009 122 studenten, de masteropleiding in dat studiejaar 52 studenten. Aan het premastertraject namen 32 studenten deel. De wetenschappelijke staf van de afdeling Informatica bestaat uit 151 personen: 121 mannen, 30 vrouwen verdeeld over 34,05 fte. De fte/studentratio student-stafverhouding bedraagt in 2008 1:21,75. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode augustus en september 2009 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 16 september 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welk internationaal domeinspecifieke kader het opleidingsprogramma is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden
8/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
gesprekken plaats met het (opleidings)management, docenten, studenten, afgestudeerden en een werkveldvertegenwoordiging. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in oktober 2009 een concept van het van het Onderwerp- (deel A) en Facetrapport (deel B)voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2009. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. In het rapport worden de twee opleidingen steeds per facet beschreven en beoordeeld. Waar het facet voor beide opleidingen geldt, wordt dat expliciet aangegeven 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
9/65
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Opleidingen Ba IMM Ma IS Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed Goed 1.2 Niveau bachelor/master Goed Goed 1.3 Oriëntatie wo Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen WO Voldoende Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende Goed 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende Voldoende 2.4 Studielast Goed Goed 2.5 Instroom Goed Goed 2.6 Duur Voldaan Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen WO Goed Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed Voldoende 3.3 Kwaliteit personeel Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Goed Goed 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed Goed 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau Voldoende Goed 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief
10/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Doelstellingen opleiding Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn voor beide opleidingen met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Programma De facetten Eisen HBO, Relatie doelstellingen en inhoud, Samenhang, Beoordeling en toetsing zijn voor de bacheloropleiding met een voldoende gehonoreerd, de facetten Studielast, Instroom en Afstemming tussen vormgeving en inhoud zijn met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Alle drie de facetten zijn voor de bacheloropleiding met een goed beoordeeld. Het facet Kwantiteit personeel is bij de masteropleiding met een voldoende beantwoord. De ander twee met een goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Voorzieningen Het facet Materiële voorzieningen is voor beide opleidingen met een goed beoordeeld, het facet Begeleiding met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het facet Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld is voor beide opleidingen met een voldoende beoordeeld, de ander twee facetten met een goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Het facet Gerealiseerd niveau is voor de bacheloropleiding met een voldoende, voor de masteropleiding met een goed beoordeeld. Het facet Onderwijsrendement is voor beide opleidingen met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
11/65
12/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
13/65
14/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Ba: Goed; Ma:Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • De opleidingen geven in het zelfevaluatierapport aan dat ze nog goed aansluiten bij de omschrijving zoals die in 1999 is gebruikt bij de inschrijving in het CROHO: ”Informatiekunde richt zich op theorievorming en onderzoek naar het effectief structureren, verwerken en communiceren van informatie en de rol die ICT daarbij speelt. Informatieprocessen bij individuen en organisaties worden niet alleen uit technisch, maar ook uit cognitief, sociaal en bedrijfskundig perspectief bezien.” • Naast deze algemene omschrijving is kenmerkend voor de opleidingen informatiekunde dat ze multidisciplinair zijn. Er wordt bijvoorbeeld samengewerkt met Economische en Sociaal-wetenschappelijke faculteiten. Ook zijn er banden met verschillende multidisciplinaire onderzoeksinstituten. • Voor het domeinspecifieke referentiekader baseert de bacheloropleiding zich op het wereldwijd gebruikte IS 2002 Model Curriculum and Guidelines for Undergraduate Degree Programs in Information Systems, dat gezamenlijk is opgesteld door de Association for Computing Machinery (ACM), de Association for Information Systems (AIS) en the Association of Information Technology Professionals (AITP). Recent is een gezamenlijke taskforce van de ACM en AIS een proces gestart om het IS 2002 model curriculum te herzien. De taskforce is van mening dat IS curricula continu moeten worden aangepast als gevolg van de voortdurende ontwikkelingen in het vakgebied. In Revising Undergraduate IS Model Curriculum: New Outcome Expectations” wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen genoemd en aanpassingen op het IS 2002 curriculum voorgesteld. • Op grond van de algemene omschrijving en het domeinspecifieke kader heeft de opleiding 8 eindkwalificaties geformuleerd verdeeld over de 5 Dublin descriptoren (zie bijlage 5). Deze eindkwalificaties zijn vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
15/65
•
•
•
•
De opleiding onderscheidt een zestal algemene kenmerken van wetenschappelijke vorming: a. Een wetenschappelijke, onderzoekende attitude bezitten en deze kunnen gebruiken bij de benadering van problemen. b. Logisch kunnen redeneren, analytisch en kritisch kunnen denken en deze vaardigheden kunnen toepassen bij het beoordelen van een (wetenschappelijk) betoog. c. Zelfstandig (wetenschappelijke) informatie kunnen verzamelen en ordenen en deze gebruiken bij het analyseren of oplossen van problemen. d. Kunnen samenwerken aan de oplossing van een probleem. e. Gedachten gestructureerd kunnen uitdrukken in woord en geschrift en in staat zijn daarmee te communiceren met vakgenoten. f. Reflectie op het denken en handelen en hierin ethische, normatieve en maatschappelijke aspecten kunnen betrekken. Deze algemene kenmerken van wetenschappelijke vorming voor de bacheloropleiding komen terug in de eindtermen. De vaardigheden a, b en c in eindkwalificatie 3, 5 en 6; d in 4; e in 7; f in 5 en 6. Het panel is van oordeel dat er sprake is van een verzameling eindtermen die past binnen het domein informatiekunde en goed aansluit bij het internationale domeinspecifieke referentiekader. De opleiding streeft naar informatica in de context van breder (sociaalwetenschappelijke) perspectieven. Ze onderscheidt zich van bijvoorbeeld de Technische Universiteit Delft omdat de vergelijkbare opleiding daar technischer is. Aan de Universiteit van Amsterdam ligt er meer nadruk op de IT-kant. De BIT-opleiding in Twente is sterker op ontwerpen gericht. IMM onderscheidt zich doordat het Web-aspect dominant is. Bovendien is anders dan elders de aandacht voor informatieontsluiting in de culturele sector (multimedia) een focuspunt. Met vergelijkbare Amerikaanse opleidingen zijn er veel parallellen met name waar het gaat om de mix van IT en een ander domein. De opleidingen daar zijn echter wat traditioneler; de opleiding van de VU heeft de omslag naar een actueler programma al gemaakt. De opleiding doet deels al wat in het te actualiseren internationale referentiekader wordt voorgesteld. (zie 1.3). Vergelijking met Duitse opleidingen laat zien dat wat de VU doet, lijkt op wat daar genoemd wordt ‘Wirtschaftsinformatik, maar de VU legt meer de nadruk op het modelleren van processen in een bedrijfsorganisatorische en culturele context (zie ook 2.2).
Masteropleiding • De Master of Sciene opleiding IS bouwt voort op de Bachelor of Scienceopleiding Informatie, Multimedia en Management. Een Master of Science opleiding op het gebied van Information Science (Amerikaanse term voor Informatiekunde), leidt studenten op voor een leidinggevende positie binnen het werkveld van Information Systems. • Voor het domeinspecifieke referentiekader baseert de opleiding zich op de wereldwijd gebruikte nota “MSIS 2006: Model Curriculum and Guidelines for Graduate Degree Programs in Information Systems” die is opgesteld in een samenwerkingsverband tussen the Association for Computing Machinery (ACM) en the Association for Information Systems (AIS). MSIS 2006 geeft als algemene eindkwalificatie voor afgestudeerden in
16/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
•
• •
het vakgebied dat zij toegerust moeten zijn voor leidinggevende posities in het werkveld van IS. MSIS specificeert dit als volgt: “Graduates will have the following skills, knowledge, and values: - A core of IS management and technology knowledge - Integration of IS and business foundations - Broad business and real world perspective - Communication, interpersonal, and team skills - Analytical and critical thinking skills - Specific skills leading to a career” Op grond van de eerder genoemde algemene omschrijving en het domeinspecifieke kader heeft de opleiding voor de masteropleiding 6 eindkwalificaties geformuleerd (zie bijlage 5) die nader geconcretiseerd worden in leerdoelen (zie 2.2). Deze eindkwalificaties zijn vastgelegd in het Onderwijs-en Examenreglement. Ook hier laat de opleiding zien hoe de kenmerken van wetenschappelijke vorming terugkomen in de verschillende eindkwalificaties, maar met een veel grotere mate van geavanceerdheid en zelfstandigheid. De vaardigheden a, b en c in eindkwalificatie 1, 2, 3.1 en 3.2; d in 2; e in 4; f in 3.1 en 3.2. Het panel is van oordeel dat er sprake is van een adequate verzameling eindtermen die goed aansluit bij het internationale domeinspecifieke referentiekader. Voor de (internationale) positionering zie boven.
Facet 1.2
Niveau bachelor / master
Ba: Goed; Ma:Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren voor de toetsing van het bachelor- en master niveau. Al bij het opstellen van de eindkwalificaties is rekening gehouden met de Dublin descriptoren. • Aan de hand van een tabel in het zelfevaluatierapport heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt dat de eindkwalificaties het wo-niveau weerspiegelen. • Vervolgens geeft de opleiding per descriptor een toelichting. Zo wordt de descriptor ‘oordeelsvorming’ gedekt door de eindkwalificaties ‘de capaciteit om relevante (wetenschappelijke) ontwikkelingen in het vakgebied op hun merites te kunnen beoordelen’ en ‘de capaciteit om de waarde van dergelijke ontwikkelingen te beargumenteren en zowel schriftelijk als mondeling te presenteren’. Deze eindkwalificaties geven aan dat de student met een wetenschappelijke benadering relevante ontwikkelingen in het wetenschapsgebied tot zich kan nemen en deze ook op hun waarde kan schatten en met argumenten omkleed op gepaste wijze kan
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
17/65
presenteren. De student is ook in staat de discipline vanuit een brede wetenschappelijke, wijsgerige en maatschappelijke context te beschouwen. De descriptor ‘Toepassing kennis en inzicht’ wordt ondermeer gedekt door de kwalificatie ‘de capaciteit om samen te werken in een interdisciplinair team aan de oplossing van complexe IT-problemen’. Masteropleiding • De eerst twee bullets van de bacheloropleiding gelden ook voor de master. • De descriptor ‘Kennis en inzicht ‘ wordt gedekt door de volgende eindkwalificatie: heeft voldoende kennis en inzicht van de nieuwste ontwikkelingen en belangrijke thema’s op het gebied van de Informatiekunde en heeft kennis van onderzoek dat relevant is voor het voortgaand probleemoplossen van dergelijke thema’s. De mogelijke thema’s zijn: (1)e-business en innovatie, (2) ontology engineering en semantic web, (3) architecturen, (4) requirements engineering, en (5) multimedia. De descriptor ‘toepassing kennis en inzicht’ wordt gedekt door de eindkwalificatie ‘In staat is om met behulp van de verkregen kennis en begrip uit de bachelor- en mastercursussen een probleemdefinitie en doel van een onderzoeksproject te formuleren en in staat om zelfstandig een geavanceerd project te starten en uit te voeren’.
Facet 1.3
Oriëntatie WO
Ba: Goed; Ma:Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstig beroepenveld; - Een wo-bachelor heeft de kwalficaties voor toegang tot ten minste één verdere wo-studie op masterniveau of eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt; - Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interndisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • Hierboven is reeds aangegeven welke eindkwalificaties de opleiding hanteert, hoe die tot stand gekomen zijn en hoe die gebaseerd zijn op de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening. Het panel is daarover positief. • De opleiding heeft als doel “dat de afgestudeerde – op basis van een gedegen kennis van de informatica – de kloof tussen de exacte en mechanische aard van computers en de aard van het domein waar informatietechnologie wordt ingezet, moet kunnen overbruggen. Ook beoogt de opleiding studenten kennis te laten maken met het belang van informatiekunde in een brede wetenschappelijke, wijsgerige en maatschappelijke context”.
18/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
•
•
Wat betreft de overgang naar een moderner programma, zoals bij 1.1 vermeld, zijn de opleidingen van mening dat ze die slag al in belangrijke mate hebben gemaakt. Dat blijkt uit de keuze voor “de genetwerkte wereld” als samenbindend hoofdthema. Dat blijkt onder andere uit de samenwerking met de Faculteiten der Sociale Wetenschappen en Economie & Bedrijfswetenschappen. Die heeft vorm gekregen in het door het VU-CvB gesteunde en ingestelde Network Institute. Doelstellingen en programma van de bachelor IMM zijn dan ook recent aangepast zodanig dat het moderne netwerkperspectief expliciet op vele plekken aanwezig is in de opleiding, zowel via de docenten als de gereviseerde vakinhoud. Internationaal zijn met name de wetenschappelijke ontwikkelingen rond “Web Science” en “Service Science” van belang. De aan IMM gelieerde docenten spelen een internationaal toonaangevende rol in deze ontwikkelingen Primair uitgangspunt voor de bacheloropleiding is dat de student wordt voorbereid op een masteropleiding in de Information Sciences. Het bachelordiploma IMM geeft het recht om door te stromen naar de master Information Sciences aan de VU. Daarnaast geeft het bachelordiploma IMM van de VU de mogelijkheid om in te stromen in een informatiekunde masteropleiding Information Sciences van andere Nederlandse universiteiten. De opleiding richt zich echter ook op het toetreden tot de arbeidsmarkt. Het geheel van de eindkwalificaties is zodanig dat een betrekking als informatiekundige met een Bachelor IMM mogelijk is. In de praktijk komt het weinig voor dat studenten na de bachelor stoppen. Wel hebben veel studenten na hun bachelor een bijbaan in juniorposities in de IT/IS sector. Dit zijn vaak MKB-bedrijven.
Masteropleiding • Voor de masteropleiding geldt nog in sterkere mate dat wordt aangesloten bij de internationale state- of- the-art van de discipline. Betrokken docenten zijn zelf internationaal vooraanstaande onderzoekers. Hun onderzoeksprojecten genereren masterprojecten waarin studenten niet alleen in aanraking komen met de laatste stand van zaken, maar er ook actief aan werken. Het merendeel van de vakken op masterniveau komt voort uit onderzoek van de afdeling. De master IS sluit goed aan bij het onderwijs op PhD-niveau dat wordt gegeven in het kader van de nationale en KNAWgeaccrediteerde Onderzoekschool SIKS (School for Information & Knowledge Systems). • De primaire doelstelling van de masteropleiding Information Sciences is het opleiden van een academicus die klaar is om zowel zelfstandig onderzoek te verrichten binnen het wetenschappelijke domein van de Informatiekunde als de arbeidsmarkt te betreden met voldoende kennis en vaardigheden. • Voor de academische beroepspraktijk zijn niet alleen vakinhoudelijke kennis en analyseen abstractievermogen van belang, maar ook ‘soft skills’ als werken in project- en teamverband en communiceren met mensen van buiten de discipline (klanten). Deze verschillende eisen worden gedekt door de eindkwalificaties zoals de opleiding in het zelfevaluatierapport laat zien. • Met een Master Information Sciences kan de afgestudeerde student zelfstandig binnen verschillende domeinen complexe problemen en behoeften van stakeholders analyseren, en deze vervolgens vertalen naar ICT-oplossingen die adequaat moeten zijn ingebed in de specifieke organisatorische context. Gebleken is dat studenten met een Master IS snel en gemakkelijk toetreden tot de arbeidsmarkt in functies op academisch niveau. Ze
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
19/65
•
komen terecht in een scala van internationale consultancies, ICT/IS-bedrijven, mediabedrijven, alsook de ICT-tak van grote bedrijven en instellingen van buiten de sector zoals bank- en verzekeringswezen, zorg, etc. Ook hebben meerdere afstudeerders IS met succes een eigen bedrijf opgezet. Voor beide opleidingen zijn er verschillende mechanismen waarmee de wo-oriëntatie geborgd wordt. Het gaat dan om: - de directe interactie met en feedback van studenten en alumni, - de input van de (recente) externe adviesraad, - consultancy-en projectervaringen van diverse docenten die in de praktijk werken, - een breed scala aan (inter)nationale onderzoeksprojecten waarin in consortiumverband samengewerkt wordt met externe instellingen en bedrijven op de hoofdthema’s van de opleidingen IMM/IS.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen WO
Ba:Voldoende; Ma goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines; - Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën; - Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek; - Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding Interactie onderwijs -onderzoek • Vrijwel al het onderwijs in de Afdeling Informatica wordt gegeven door wetenschappers die zelf actief zijn in het wetenschappelijk onderzoek. Meestal is dat in het gebied waar hun onderwijs over gaat. De bacheloropleiding is in eerste instantie gericht op inleidende en ondersteunende onderwerpen, maar er komen ook “meer geavanceerde onderdelen” aan bod. Voorbeelden zijn: het Project Interactieve Multimedia: de docent verricht onderzoek op het gebied van intelligent multimedia, de toepassing van multimedia technologie in digitale dossiers (informatiesystemen voor Cultural Heritage) en Game Development; Computernetwerken: binnen de sectie Computersystemen vindt veel onderzoek plaats naar domeinspecifieke communicatieprotocollen, alsmede mobiele netwerken (w.o. smartphones, RFID en sensornetwerken).
20/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Aansluiting bij relevante wetenschappelijke disciplines • In de verschillende vakken krijgen studenten een beeld van de laatste ontwikkelingen op het gebied van methoden en technieken en wetenschappelijke theorieën. Voorbeelden: Software Engineering (Agile methods, Design patterns, Global Software Engineering); Multimedia Authoring (Virtual Environments, Rich Internet Applications, Interactive Experiences); Computernetwerken (Sensor netwerken, RFID, Wireless netwerken); Graven in Grafen (zogeheten complexe netwerken, waaronder de structuur van het Web en sociale online netwerken). Onderzoeksvaardigheden • De opleiding heeft bewust gekozen voor de integratie van academische vaardigheden in het onderwijs inplaats van te werken met expliciete vaardigheidsvakken. De opleiding onderscheidt een viertal onderzoeksvaardigheden: - wetenschappelijke attitude; komt onder meer aan bod in Sociale en economische aspecten van de genetwerkte wereld, Graven in Grafen en Capita Selecta Bedrijfsinformatica. Oefening met een probleemgerichte wetenschappelijke benadering wordt bijvoorbeeld verkregen, in opklimmende graad van moeilijkheid, in Bedrijfsmodellering en Requirements Engineering, Project Interactieve Multimedia en Project Informatiekunde. - schriftelijke en mondelinge communicatie;schriftelijke verslagen moeten onder meer worden geleverd bij Bedrijfsmodellering en Requirements Engineering en Project Software Engineering. Presentaties zijn er bijvoorbeeld bij Probleemoplossen en Pervasive Computing. - analyse wetenschappelijke teksten; het goed gebruik maken van wetenschappelijke literatuur is een leerdoel van de cursus Sociale en economische aspecten van de genetwerkte wereld, en Capita Selecta Bedrijfsinformatica - exact redeneren; komt specifiek aan bod in vakken als: Logische Taal en Redeneermethoden en Inleiding Logica (aanbevolen keuzevak) - Het panel ziet dat onderzoeksvaardigheden in het curriculum aan bod komen, maar vindt dat dit te nog weinig expliciet en te weinig gestructureerd gebeurt. Studenten hebben daarom moeite zicht en greep op het aanleren van de wetenschappelijke vaardigheden te krijgen. Het panel onderschrijft daarom de visie van de opleiding dat er in het proces van een geïntegreerd aanbod vooruitgang geboekt kan worden door de academische ‘leerlijnen’ explicieter op te zetten en vooral zichtbaar te maken. Waar bij de richting Bedrijfskunde met name het onderdeel Capita Selecta in het derde jaar een belangrijke rol speelt voor het aanleren van die vaardigheden, ontbreekt dat onderdeel bij de richting Multimedia. Actuele praktijk/beroepenveld • Hoewel de opleiding geen specifieke beroepsopleiding is, komen voor de beroepspraktijk relevante kennis en vaardigheden in meerdere programmaonderdelen aan de orde. Zo wordt er in verschillende onderdelen een verband gelegd met de beroepspraktijk van de informatiekundige of worden professionele vaardigheden aangeleerd. Voorbeelden zijn: sociale economische aspecten van de genetwerkte wereld, webtechnologie en online informatiesystemen en met name het afsluitende Project Informatiekunde.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
21/65
•
Gezien de kritische opmerkingen van het panel t.a.v. de onderzoeksvaardigheden in het bachelorcurriculum komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende voor de bacheloropleiding
Masteropleiding Interactie onderwijs -onderzoek • Hierboven is al aangeven dat vrijwel alle onderwijs wordt verzorgd door wetenschappers die zelf actief met onderzoek bezig zijn. Voordat studenten aan een project beginnen, lezen ze een aantal artikelen van de betrokken begeleider. Studenten worden direct betrokken bij lopend onderzoek. Bijvoorbeeld in het onderdeel Ontology engineering. Bij de Sectie Business, Web & Media vindt onderzoek plaats naar het gebruik van ontologieën voor integratie van gedistribueerde informatie en kennis, zoals voor het zoeken in grote virtuele multimedia collecties. Aansluiting bij relevante wetenschappelijke disciplines • De specialisatiethema’s in de Master IS zijn allemaal direct gebaseerd op en verbonden met het internationale onderzoek dat docenten IMM/IS uitvoeren in het kader van “the networked world”. Het is voorts expliciet beleid om onderzoekresultaten te vertalen in nieuwe vakken in het onderwijs. Op masterniveau komt het merendeel van de huidige vakken hiervandaan. Concrete voorbeelden daarvan zijn: E-business Innovation, Ontology Engineering, Software Architecture, Information Retrieval, Advanced Requirements Engineering. Onderzoeksvaardigheden • In het vak Qualitative research methods for Information Sciences gaat het expliciet om onderzoeksvaardigheden op masterniveau, zoals onderzoekontwerp, toetsen van validiteit van resultaten, communicatie van onderzoeksresultaten et cetera. In beperkte mate wordt aandacht besteed aan onderliggende assumpties van wetenschappelijk onderzoek (diverse paradigma’s bijvoorbeeld). Actuele praktijk/beroepenveld • Veel studenten studeren af met een master project bij een extern bedrijf zoals KPMG, Deloitte ERS, IBM Netherlands, ING, ECN et cetera.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Ba:Voldoende; Ma goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen; - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma; - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
22/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • Het huidige IMM-curriculum is in 2003 gestart en in 2008 vernieuwd. Het programma omvat drie jaar. Een bachelor studiejaar bestaat uit totaal 6 periodes, die respectievelijk 8, 8, 4, 8, 8, en 4 weken duren. Een periode van 8 weken beslaat een studielast van 12 ECTS; die van 4 weken een studielast van 6 ECTS. Binnen een periode van 8 weken worden doorgaans slechts twee vakken gedoceerd, met elk een omvang van 6 ECTS. In een periode van 4 weken wordt één vak gedoceerd. Vakken worden na afloop van een periode getoetst, met een herkansing ongeveer een periode later. • Naast de verplichte vakken kent het programma een keuzegedeelte van 30 studiepunten. Een deel daarvan wordt in jaar 2, een deel in jaar 3 gedaan. Het moet multidisciplinair worden ingevuld. Minimaal 12 studiepunten moeten van buiten de afdeling zijn, minimaal 6 punten moeten gekozen worden uit vakken van de afdeling FEW/Informatica. De keuze vindt in principe in overleg met de studieadviseur plaats. De studieadviseur zal daarbij niet afwijken van het OER zonder de examencommissie te raadplegen. Bovendien zijn er afspraken over het niveau van keuzevakken. Daarnaast checkt de examencommissie bij niet reguliere keuzevakken of dit met de studieadviseur besproken is. Het panel heeft uit de gesprekken met studenten èn docenten begrepen dat de feitelijke goedkeuring van dat keuzepakket in de praktijk pas achteraf, bij het aanvragen van het bachelorexamen, plaatsvindt. De opleiding geeft aan dat formeel het vakkenpakket uiterlijk 6 maanden voor het bachelorexamen moet zijn goedgekeurd door de examencommissie. De commissie concludeert dat de uitvoering van de formele regel blijkbaar niet altijd adequaat is. Het is dan ook een goede ontwikkeling dat binnen de faculteit de rol van de examencommissie momenteel geëvalueerd wordt. Met name is het de bedoeling dat deze commissie strenger gaat toezien op het handhaven en implementeren van o.a. bovengenoemde regels. Het panel vindt overigens wel dat formele goedkeuring zou moeten plaatsvinden voorafgaand aan het daadwerkelijk volgen van vakken en niet pas 6 maanden voor het examen. Het panel is gezien bovenstaande van mening dat op dit moment de monitoring van het aansluiten van het omvangrijke keuzepakket bij de nagestreefde eindkwalificaties risicovol is. • De opleiding kent twee varianten (minoren) Bedrijfsinformatica(BI) en Multimedia en Cultuur (MMC). Elke minor omvat 60 studiepunten. Studenten die de BI variant van de opleiding volgen, krijgen basale kennis van bedrijfsinformatica onderwerpen in de vakken Bedrijfsmodellering en requirements engineering, Management Accounting 1.2 en 2.1, Kwaliteitszorg van de informatievoorziening en Capita Selecta Business Informatics. Bovendien is het de bedoeling dat binnen de keuzeruimte 12 ECTS wordt besteed aan bedrijfskundige vakken en bedrijfsinformatica vakken op het masterniveau. Binnen de MMC variant volgen studenten specifieke vakken gericht op het opdoen van kennis over multimediatechnieken zoals Multimedia Authoring en Visual Design en de toepassingsgebieden van multimedia, bijvoorbeeld in Multimedia Casus, Sociale en economische aspecten van de genetwerkte wereld (waarin voorbeelden van toepassingsgebieden aan de orde komen) en voor een deel in Webtechnologie (met name met betrekking tot het effectief inzetten van multimedia voor de toegankelijkheid van informatie).
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
23/65
• •
•
•
•
In een aantal tabellen per studiejaar in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien hoe de eindkwalificaties door de verschillende vakken gedekt worden. Voor alle vakken zijn blijkens de studiegids leerdoelen geformuleerd die overwegend zijn beschreven in termen van waarneembaar gedrag, bijvoorbeeld “kan een pervasive computing systeem analyseren, een paar van zijn typische componenten beschrijven en hun functioneren uitleggen”. In een aanvulling op het zelfevaluatierapport laat de opleiding in een aantal tabellen zien welke leerdoelen in welke vak worden gerealiseerd en aan welke eindkwalificaties die leerdoelen zijn gekoppeld. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek veel aandacht besteed aan de wijze waarop de aspecten bedrijfsinformatica en multimedia en cultuur zoals verwoord in eindkwalificatie 2a en b in het curriculum zijn verwerkt, omdat het daar vanuit het zelfevaluatierapport te weinig zicht op had gekregen. Het panel concludeert dat de doelstelling t.a.v. bedrijfsinformatica slechts ten dele wordt gerealiseerd. Het onderdeel is onvoldoende terug te zien in het vaste programma. Kennis van hoofdlijnen van organisatieleer, bedrijfskunde, IT-strategie en -Management, komt in het verplichte programma nauwelijks aan bod. Weliswaar is er de mogelijkheid om er in het laatste jaar via adequate keuzevakken in te voorzien, maar dat wordt, zoals boven aangegeven onvoldoende geborgd. Kern van de opleiding is in de ogen van het panel het modelleren van systemen ter ondersteuning van processen in een economische of culturele context. Komt dat duidelijker/explicieter tot uiting in de doelstelling dan sluit het curriculum er heel goed op aan. Voor Multimedia en cultuur geldt dat het panel wel ziet dat er een aantal specifieke vakken wordt gegeven, maar dat de variant voor een duidelijke profilering teveel geïntegreerd is in andere vakken. Daardoor is het voor een buitenstaander, maar gezien het gesprek blijkbaar ook voor de studenten, moeilijk om de variant in het totale programma te ontdekken. Hoewel het panel kritische opmerkingen maakt over de aansluiting van het curriculum op één eindkwalificatie, stelt zij vast dat de overige kwalificaties aantoonbaar worden gedekt door het gerealiseerde programma. Het panel komt daarom tot een voldoende op dit facet.
Masteropleiding • Het masterprogramma omvat 1 jaar waarvan de eerste helft bestaat uit vakken waarvan weer de helft uit een voorgeschreven aanbod wordt gekozen. Dit zijn vakken die meestal een thema vormen zoals die zijn beschreven in de eindkwalificatie Kennis en inzicht. Het gaat dan om vakken als E-business Innovatie, Ontology engineering, Multimediacasus. De andere helft bestaat uit keuzevakken die goedgekeurd moeten worden door de examencommissie. Er is tenslotte een onderdeel van 3 studiepunten dat gewijd is aan onderzoeksvaardigheden. De tweede helft van het jaar bestaat uit een master Project van 30 studiepunten. In dit afsluitende project moet de student zelf een onderzoeksvraag, gerelateerd aan een onderwerp uit de Informatiekunde formuleren en daarna uitvoeren en daarover rapporteren in een scriptie. • In een tabel in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien hoe de eindkwalificaties door de verschillende vakken gedekt worden.
24/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
•
•
Voor alle vakken zijn blijkens de studiegids leerdoelen geformuleerd die overwegend zijn beschreven in termen van waarneembaar gedrag, bijvoorbeeld “ To understand and systematically analyze a business model for an innovative e-business idea. To develop and present an e-businessplan with the goal to attract venture capital. In een aanvulling op het zelfevaluatierapport laat de opleiding in een aantal tabellen zien welke leerdoelen in welke vak worden gerealiseerd en aan welke eindkwalificaties die leerdoelen zijn gekoppeld. Het panel concludeert dat het programma duidelijk opgebouwd is vanuit de geformuleerde eindtermen en op een goede wijze geconcretiseerd is in de verschillende onderwijseenheden. De inhoud van het programma biedt studenten goede mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Ba:Voldoende; Ma: voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • Een eerste vorm van samenhang is de opbouw van de eindkwalificaties binnen het programma. Zo komt de eindkwalificatie “een gedegen kennis van de informatica [. .]” terug in de vakken Inleiding Programmeren (jaar1), Probleemoplossen (1), Computernetwerken (2), Webtechnologie (1), Datastructuren en Algoritmen (2), Databases (2) en Human-Computer Interaction (2). Er is dus sprake van verticale en horizontale samenhang. • Een tweede samenhang brengend principe, zowel horizontaal als verticaal is de verdeling van het curriculum in thema’s, door de opleiding ook “inhoudelijk leerlijnen” genoemd en clusters van basiskennis. Er zijn 4 thema’s: (1) Informatie en het Web, (2) Informatie, communicatie en Multimedia, (3) Informatie, (4) Management en Organisatie en Informatiemodellen en systemen. • Zo omvat het thema ‘Informatie en het Web’ de vakken Online informatiesystemen (jaar 1), Ontology engineering (keuzevak jaar 2), Sociale en economische aspecten van de genetwerkte wereld (jaar 1), Web-gebaseerde kennispresentatie (jaar 2/3) en Webtechnologie (jaar 1). • De drie clusters van basiskennis zijn:Logica, taal en redeneren, Computersystemen, en Methoden en technieken. Het eerste cluster omvat de vakken: A1 Kaleidoscoop, Logische taal en redeneermodellen en Graven in Grafen in jaar 1 en het vak Datastructuren en Algoritmen in jaar 2. • Als een rode draad door het hele programma heen loopt het uitgangspunt dat de informatiekundige een brugfunctie vervult; beroepsmatig tussen ICT-technologie en gebruikers/klanten en wetenschappelijk-disciplinair tussen de informatica/informatiewetenschappen en sociaal-wetenschappelijke of
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
25/65
•
economisch/bedrijfskundige disciplines. De opleiding tracht dit uitgangspunt in het programma te bereiken door binnen de leerlijnen vakken op te nemen die een verschillend disciplinair perspectief op een zelfde cluster van vraagstukken/problemen verschaffen. De vakken omvatten tevens een range van meer “hard-core techniek” tot meer soft (communicatie basics bijvoorbeeld). Daarnaast geeft men die brugfunctie vorm in projectgeoriënteerde vakken in het bijzonder in het afsluitende onderdeel Project Informatiekunde (9 EC) waarin het gaat om in teamverband te werken aan een externe probleemstelling aangeleverd door een externe klant. In deze projecten is ook sprake van een integratie van kennis, houding en vaardigheden en tevens wordt daar de relatie/samenhang tussen theorie en praktijk gelegd.
Masteropleiding • De samenhang in het masterjaar wordt vooral gerealiseerd door de hierboven beschreven clustering van vakken rond een eindkwalificatie. Zo wordt de eindkwalificatie “een gedegen kennis van de informatica [. . ]” gerealiseerd in de vakken: E-Business Innovation, Multimedia Casus, Advanced Requirements Engineering, Ontology Engineering en Software Architecture. • Daarnaast is er sprake van een verdieping ten opzichte van de bacheloropleiding bijvoorbeeld in het vak Qualitative Research Methods for the Information sciences. • Ook het masterjaar kent een groot project (30 EC) waarvoor geldt wat hiervoor over projecten in de bachelor is gezegd. • De brugfunctie van de informatiekundige komt hier vooral tot uiting in de multidisciplinaire insteek van de mastervakken. Die insteek kan leiden tot versnippering, maar de opleiding voorkomt dat door de wetenschappelijk-inhoudelijk gezamenlijke noemer die wordt gehanteerd: “het conceptueel modelleren en het conform kunnen implementeren van complexe informatie (in ons onderzoek is het gezamenlijke slagwoord: ontologie) in een genetwerkte wereld”. • Uit het gesprek met zowel bachelor- als masterstudenten is duidelijk geworden dat zij de bovenbeschreven samenhang herkennen. Ze zien de rol van de thema’s en geven aan dat duidelijk is dat het ene blok nodig is voor het volgende. Samenhang is geen onderdeel van de vakevaluatie. Het panel heeft al eerder geconstateerd dat beide curricula uit substantiële keuzeonderdelen bestaan. Niet duidelijk is hoe de samenhang is tussen die keuzeonderdelen en de rest van het programma en hoe die samenhang in de praktijk geborgd wordt (zie 2.2). Het panel komt daarom op dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
26/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor en masteropleiding • De geprogrammeerde studielast bedraagt 42 uur per week. De nominale studielast is evenredig verdeeld over de verschillende jaren: 60 EC per jaar. In het gesprek met de studenten blijkt dat de gerealiseerde studielast per jaar wisselt. In het eerste jaar 30-40 uur, in het tweede 25, in het derde meer dan 40 uur. Voor de master geldt ongeveer 40 uur. Uit evaluatiegegevens wordt duidelijk dat studenten positief oordelen op de vraag of de studielast conform het aantal studiepunten is. • Om de studeerbaarheid te versterken, is de opbouw van het programma vanaf 2008 veranderd. Uitgegaan wordt van onderzoeksresultaten die aangeven dat korte onderwijscycli met weinig parallelvakken tot betere resultaten leiden. Daarom is voor de bachelorfase besloten om het onderwijs in periodes van maximaal 8 weken aan te bieden (zie 2.2). Een vak wordt afgerond aan het einde van een periode. Indien nodig kunnen er vakken van 3 ECTS aangeboden worden. Uit de gesprekken met studenten en docenten is gebleken dat de beoogde intensivering wordt gewaardeerd: studenten zijn intensiever met de stof bezig en er is sprake van meer betrokkenheid van docenten. Op dit moment onderzoekt de opleiding of deze intensivering ook in de masteropleiding moet worden doorgevoerd. • Elk vak wordt na afloop geëvalueerd en één van de vragen betreft de overeenkomst tussen geprogrammeerde en gerealiseerde studielast. In de vergaderingen van de opleidingscommissie is de studeerbaarheid en de studielast een vast onderwerp van bespreking. In de evaluatiebesprekingen tijdens docentenvergaderingen komen zak/slaagpercentages en evaluatiegegevens aan de orde. Is er bij een eerste tentamen sprake van een slagingspercentage van minder dan 50%, dan vindt er een gesprek plaats van opleidingsdirecteur, de verantwoordelijke docent en eventueel examencommissie voordat de cijfers worden gepubliceerd. • Het totaal aantal contacturen bedraagt voor: jaar 1; 498, jaar 2; 378, jaar 3; 106. Het masterjaar kent 128 contacturen. • In het gesprek met de studenten kwamen er geen duidelijk studiebelemmerende factoren naar voren. Evenmin werden er struikelvakken benoemd.
Facet 2.5
Instroom
Ba:Goed; Ma:Goed
Criteria Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: - wo-bachelor: vwo, hbo-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek - wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
27/65
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • De opleiding hanteert de wettelijke instroomeisen. Studenten kunnen instromen met elk vwo-profiel aangevuld tot wiskunde A2 of met B1. Aan de eis voor voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het Staatsexamen NT2, Examen II. De examencommissie kan toegang verlenen tot de opleiding indien zij van mening is dat de vooropleiding van een kandidaat gelijkwaardig is aan de daar genoemde vooropleidingseis. Studenten ouder dan 21 jaar kunnen toegang krijgen door het afleggen van een colloquium doctum. • Uit instroomgegevens blijkt dat er vanaf 2005 een stijgende lijn te constateren is, hoewel de absolute aantallen beperkt blijven (van 21 naar 33) en dat de instroom van vrouwen aan de lage kant blijft (in 2008 5 van de 33). • Het mentoraat(zie 4.2) wordt ingezet om mogelijke aansluitproblemen zowel qua inhoud als qua werkvorm te signaleren en op te lossen. • In de voorlichting wordt informatie gegeven over vorm en inhoud van de opleiding. De afdeling heeft een eigen voorlichter en er zijn ook twee studenten in dienst. De opleiding probeert via veel verschillende activiteiten studenten te werven zoals onder meer: folder, website, voorlichtingsdagen, meeloopdagen, teststuderen. • Vrijstellingen voor bepaalde programmaonderdelen zijn in principe mogelijk, maar worden volgens de studenten in het gesprek slechts mondjesmaat toegekend. • Studenten zijn blijkens het gesprek tevreden over de aansluiting, zowel qua inhoud als vorm, op de vooropleiding. • Voor studenten van buiten de EG heeft de instelling de Code of Conduct getekend. Masteropleiding • Instroomeisen voor de master zijn: een Bachelor of Science studie Informatiekunde van een geaccrediteerde Nederlandse Universiteit of een universitaire Bachelor: Informatica, Bedrijfswiskunde en Informatica onder voorwaarde dat het vakkenpakket tenminste de volgende drie componenten bevat: informatiekunde vakken, bedrijfskundevakken en informaticavakken. Bij deficiënties op één van deze onderdelen kan de potentiële student homologatievakken volgen voor maximaal 60 studiepunten • Studenten met een HBO-vooropleiding moeten een eenjarig pre-masterprogramma volgen. Het exacte programma is afhankelijk van de behaalde vakken op het HBO en wordt individueel vastgesteld. Voor HBO studenten die zijn afgestudeerd van de HEAOBI, Hogere Informatica en HTS opleidingen zijn er drie standaard instroompakketten. Deze zogenaamde pre-masterpakketten zijn zo ingericht dat de hbo-student de Information Sciences opleiding met de daarvoor benodigde voorkennis met succes kan afronden. Ze omvatten respectievelijk 47, 43 en 59 EC. • In alle gevallen moet de examencommissie toestemming geven voordat de student ingeschreven kan worden. • Wat betreft de voorlichting is er elk jaar in februari een master voorlichtingsdag.
28/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
Studenten geven in het gesprek met het panel aan de aansluiting van de vooropleiding op de master, als een sterk punt van de opleiding te ervaren. Ook het premastertraject voor hbo-studenten wordt als positief ervaren, hoewel de keuze van de vakken in dat programma meer maatwerk zou kunnen zijn.
Facet 2.6
Duur
Ba/Ma:Voldaan
Criteria De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: - wo-bachelor: in de regel 180 studiepunten - wo-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding omvat 180 EC verdeeld over 3 jaar van 60 EC. • De omvang en de verdeling van de opleiding is opgenomen in het Onderwijs- en Examenreglement. Masteropleiding • De opleiding omvat 60 EC verdeeld over 1 jaar.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen; - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • De didactische visie is vastgelegd in het document Beleidsnotitie Onderwijs 2008-2009. Daar kennisoverdracht één van de centrale leerdoelen is, blijft de opleiding werken met kennisgestuurde onderwijsvormen. Daarnaast geldt dat leerdoelen optimaal door de gekozen werkvormen moeten worden ondersteund. Daarom worden er ook werkvormen gehanteerd die gericht zijn op het verwerven van vaardigheden als: reflecteren, kunnen samenwerken, helder communiceren, projectmatig werken etc. • Een ander belangrijk uitgangspunt is dat variatie in werkvormen nodig is, omdat studenten individueel verschillend zijn, zodat aan verschillende leerstijlen tegemoet gekomen moet worden. Bovendien evolueren studenten in de loop van de studie en de vorm van het onderwijs dient mee te evolueren. Er is daarom sprake van sterke begeleiding naar zelfstandig werken en van het aanbieden van kleinere brokken kennis naar grotere, van kleine projecten naar omvangrijke(re) projecten. In het rooster zijn
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
29/65
•
•
•
•
•
periodes opgenomen waarin studenten zonder andere verplichtingen aan een project kunnen werken. Er wordt zowel individueel als in groepen gewerkt. Voor het invoeren van de student in de academische wereld vindt de opleiding het belangrijk dat studenten geconfronteerd worden met wetenschappelijke rolmodellen i.c. de docent/onderzoeker. In het kader van de onderwijsvernieuwing is er ook op didactisch vlak gezocht naar verandering in het bijzonder het werken met activerende werkvormen zoals projecten, peer reviewing, groepswerk et cetera. De opleiding heeft de volgende werkvormen: - hoorcollege; - werkcollege, in kleinere groepen; - gecombineerd hoor- en werkcollege; - computerpracticum, veelal in groepen van twee; - werken in groepen; - project; - seminar. Vaak is de basis van het onderwijs in een vak een hoorcollege. Vrijwel altijd wordt dit begeleid door een andere onderwijsvorm. Bij theoretische vakken zal het meestal gaan om werkcolleges die door middel van opgaven het hoorcollege ondersteunen. Vakken die tot doel hebben de student een bepaalde programmeermethodiek bij te brengen, worden ondersteund door computerpractica. Hetzelfde geldt voor vakken op het gebied van ontwerp van systemen waar een practicum of project de student de gelegenheid geeft om het geleerde in praktijk te brengen. Als het gaat om vakken die gericht zijn op toepassingen binnen bedrijf en organisatie zal het begeleidend practicum in de regel projectgeoriënteerd zijn, waarbij wordt samengewerkt in kleine teams. Bij een aantal vakken is het werken in groepen en het uitvoeren van het werk in een vaste bepaalde, relatief korte tijd essentieel. Het panel is van mening dat het uitgevoerde didactische concept goed in lijn is met de geformuleerde doelstellingen en op adequate wijze, met name ook in het projectwerk, vorm heeft gekregen in de gehanteerde werkvormen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Het toetsbeleid is op faculteitsniveau georganiseerd en vastgelegd in de Toetshandleiding FEW. Binnen de faculteit is er een centrale examencommissie die bestaat uit een aantal subcommissies. Alle afdelingen zijn daarin vertegenwoordigd. De
30/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
•
•
•
Examencommissie draagt zorg voor de uitvoering en naleving van de Onderwijs- en Examenregeling. De Examencommissie stelt de regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en de in dat verband te nemen maatregelen. Ze kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling en uitslag van het tentamen. De regels met betrekking tot de tentamens en examens zijn vastgelegd in de nota Regelen & Richtlijnen. De kwaliteit van de toetsing wordt geborgd doordat er in principe intercollegiale afstemming plaats vindt van tentamens. Docenten laten hun tentamens over het algemeen door naaste collega's of betrokken student-assistenten beoordelen op correctheid, helderheid en zwaarte. In de verschillende docententeams worden de gedoceerde vakken besproken en de toetsing maakt daar deel van uit. Uit de gesprekken met studenten en docenten heeft het panel toch de indruk gekregen dat de toetsing nog sterk bepaald is door de individuele verantwoordelijkheid van de docent. Belangrijk borgingsaspect is wel de evaluatie door studenten. Toetsing maakt met vijf items een belangrijk deel uit van de vakevaluaties. Docenten geven aan dat de meesten van hen de Basisopleiding universitair docent (BUD) hebben gedaan, waarvan een module toetsontwikkeling deel uitmaakt. Ook is er blijkens de bijlagen bij het rapport een instructie voor het ontwikkelen van toetsen. Zoals al eerder aangegeven, wordt de docent bij meer dan 50% negatieve uitslagen bij een tentamen aangesproken door de opleidingsdirecteur om de oorzaak te bepalen. De opleidingsdirecteur controleert door middel van schriftelijke enquêtes over onder meer tentaminering. Tentamens vinden in de regel binnen twee weken na afloop van het college plaats. Er is altijd tenminste één mogelijkheid voor een hertentamen. Uitslagen van tentamens uit het bachelorprogramma worden na uiterlijk 20 werkdagen bekend gemaakt via het elektronische tentameninformatiesysteem TIS en een lijst op het daarvoor bestemde mededelingenbord, of via een schriftelijk bewijsstuk uitgereikt aan iedere student. Voor vakken uit het masterprogramma geldt een nakijktermijn van 15 werkdagen. De gemaakte tentamens liggen ter inzage bij het Onderwijsbureau en kunnen daar gekopieerd worden. Daarnaast kunnen de uitwerkingen van tentamens openbaar gemaakt worden. De student kan het tentamen, na beoordeling, inzien bij het Onderwijsbureau en met de docent doorspreken. Indien de student het niet eens is met de beoordeling, dient dit in eerste instantie met de docent te worden besproken. Hierbij kan de Examencommissie zo nodig bemiddelend optreden. De student kan uiteindelijk beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Regels voor de beoordeling van afstudeerprojecten en stages zijn vastgelegd in de Stagehandleiding en op de Master Project Wiki. Naast een afstudeerverslag dient de student een afstudeerpresentatie te houden. Bij de beoordeling van afstudeerprojecten en stages spelen begrip van de behandelde stof, mondelinge en schriftelijke presentatie, inzet, initiatief en samenwerken een rol. De afstudeerdocent heeft de eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling. Hierin wordt meegenomen het oordeel van de tweede lezer en (bij stages) de externe begeleider(s). Al deze punten samen worden ingevuld op het Master Project evaluatieformulier waar ook het eindcijfer van het werk op komt te staan.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
31/65
•
•
•
•
Docenten maken gebruik van een variëteit aan gebruikelijke toetsvormen als schriftelijke en mondelinge tentamens, opdrachten, projectverslagen, presentaties cases, essays. De toetsvormen zijn per vak aangegeven in de studiegids. Het panel heeft een selectie van toetsen bekeken en heeft daar een positieve indruk van gekregen. Er is sprake van voldoende afwisseling aan toetsvormen. Er zijn open- en gesloten boek tentamens; dit zijn tentamens met voornamelijk open vragen. Daarnaast zijn er casustoetsen met bijvoorbeeld vragen aan de hand van modellen en formules, opdrachten en essays. De nadruk op kennisoverdracht (zie 2.7) komt ook in de toetsing tot uiting. Maar daarnaast is er voldoende verscheidenheid om de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden, toepassing en inzicht te kunnen meten. Steekproefsgewijs, door vergelijking met de vakbeschrijvingen in de studiegids, heeft het panel kunnen constateren dat de toetsen goed aansluiten op de leerdoelen, werkvormen en inhoud van de leerstof. Het niveau van de toetsen past bij de fase waarin ze aangeboden worden. Er is sprake van een opklimmende moeilijkheidsgraad. De geformuleerde leerdoelen fungeren als inhoudelijke toetscriteria; ook het gewicht van de verschillende onderdelen van de toetsing is opgenomen in de vakbeschrijvingen. De kwaliteit van de toetsing wordt zoals reeds gezegd meegenomen in de jaarlijkse vakevaluaties. Uit de uitkomsten over 24 cursussen blijkt dat studenten tevreden zijn over de toetsing: tentamens zijn representatief, de voorbereiding op het tentamen (proeftentamens, oefenvragen, studieaanwijzingen is goed), de “meting van kennen en kunnen” is goed (scores boven 3.5 op een vijfpuntsschaal). Dat werd deels bevestigd in het gesprek met de studenten. Kritiek hebben ze op de wijze waarop wordt omgegaan met het zogenoemde meeliften. Hoewel er blijkens het gesprek met de docenten enkele instrumenten zijn om meeliften te voorkomen en regels en procedures zijn aangescherpt – het werken met interne stuurgroepen bijvoorbeeld – noemen studenten meeliften als een probleem en vinden ze dat er te weinig op wordt afgerekend. Daarnaast melden enkele studenten dat de feedback op toetsen en tentamens soms wat laat is. De opleiding merkt hierbij op dat sinds 2009 een strikte naleving van o.a. inleverdata van nagekeken werk wordt gehanteerd. Er komen publiekelijk toegankelijke lijsten met daarop de tijd die een docent genomen heeft om een tentamen na te kijken. De aankondiging alleen heeft al tot een verbetering geleid Gezien de kritische geluiden van de studenten t.a.v. het meeliften en de opmerking over de nog te sterke individuele verantwoordelijkheid van docenten komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
32/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen WO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding. • Al bij onderwerp 2 is aangegeven dat het onderwijs in de afdeling Informatica wordt gegeven door wetenschappers die zelf actief zijn in het wetenschappelijk onderzoek. Slechts in enkele gevallen wordt onderwijs gegeven door docenten die zelf geen onderzoek doen. Een aantal docenten is daarnaast in het veld werkzaam. • Een overwegend deel (nu bijna 60%) van het totale budget van de afdeling Informatica is afkomstig van onderzoekprojecten die in competitie extern zijn verworven. In de aan IMM/IS gelieerde onderzoekgebieden betreft dit, naast interdisciplinaire programma’s zoals die van het Network Institute, vooral projecten van EU (IPs, STREPS, NoEs, zowel als CSAs), NWO (w.o. multimedia, software & services), en BSIK. Deze projecten worden in samenwerking met andere universiteiten, bedrijven en instellingen uitgevoerd, en zijn vaak multidisciplinair van aard. Als bewijs voor de internationale excellentie van het onderzoek verwijzen de opleidingen naar een door de CvB’s van VU en UvA uitgevoerde citatie-benchmarkstudie (jan. 2009) waaruit blijkt dat VU-Informatica behoort tot de top van Europa. Voor relevante deelgebieden als Informatiesystemen en Interdisciplinaire Applicaties is de score zelfs nog iets hoger. • Bij de meeste vakken besteden de docenten aandacht aan de relatie met onderzoek. Studenten worden geconfronteerd met onderzoeksliteratuur en er is in opdrachten aandacht voor onderzoeksmethoden en -technieken. Docenten/onderzoekers begeleiden een groep studenten die aan onderzoek rondom hetzelfde thema werkt. • Studenten zijn positief over de het niveau van de docenten. Met name de inbreng van ook extern werkende docenten wordt hoog gewaardeerd. Op basis van de cv’s die het panel heeft gezien, waarin onder meer expliciet per docent de relatie wordt gelegd tussen onderwijs en onderzoek, is het panel van oordeel dat het onderwijs voor een belangrijk deel wordt verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
33/65
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Ba:Goed; Ma voldoende
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor-en masteropleiding. • De wetenschappelijke staf van de afdeling Informatica bestaat uit 151 personen: 121 mannen, 30 vrouwen verdeeld over 34,05 fte. Zie onderstaande tabel. categorie HL UHD UD promovendi docenten student-assistenten overig WP totaal
• •
•
•
percentage M V totaal gepromoveerden aantal fte’s aantal fte’s aantal fte’s 4,4 1 0,16 14 4,56 100% 13 2,08 1 0,4 7 2,48 100% 6 5 5 1,92 19 6,92 100% 14 3,96 13 1,28 53 5,24 0% 40 1,6 2 1,04 4 2,64 75% 2 19 5,4 3 1 22 6,4 0% 27 4,82 5 1 32 5,82 75% 121 27,26 30 6,8 151 34,06
Deze inzet is door de opleiding niet verder uitgesplitst naar de verschillende door de afdeling verzorgde opleidingen, omdat veel vakken niet uniek aan IMM/IS studenten aangeboden worden. Er zijn geen uniforme afspraken betreffende te hanteren verdeelsleutels. De fte/studentratio bedraagt in 2008 1:21,75. Voor een gedeelte van de opleidingen van de afdeling wordt ook een beroep gedaan op de afdeling Wiskunde, en andere faculteiten. Een belangrijke Faculteit is de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB) waar IMM een aantal vakken afneemt die belangrijk zijn in het curriculum. De inzet van het personeel wordt bepaald door de direct leidinggevende in overleg met de opleidingsdirecteur. In de jaargesprekken wordt de jaarlast voor wat betreft het onderwijs en onderzoek besproken. De werkdruk wordt niet als onoverkomelijk ervaren. Wel is er sprake van enige druk van het onderwijs op onderzoek; wordt die te sterk, dan is de problematiek bespreek- en oplosbaar. Vanuit de studenten zijn er geen klachten vernomen over lesuitval als gevolg van ziekte. Docenten zijn goed bereikbaar. Uit notulen van de opleidingscommissie is gebleken dat het door een personeelsprobleem niet mogelijk is om voor elke student een geschikte begeleider te vinden bij elk individueel afstudeerproject. Blijkens het gesprek met het management wordt het probleem onderkend. Voor de opleiding IMM als zodanig is er voldoende begeleidingscapaciteit. Alleen voor specifieke onderwerpen kunnen er problemen ontstaan. Het wordt veroorzaakt door ziekte en een moeilijk vervangbare vacature. Er is
34/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
inmiddels een afstudeercoördinator benoemd die werkt als ‘lastenverdeler’. Er was ook voorzien in een tijdelijke aanstelling en er is blijkens de reactie van de opleiding op het rapport inmiddels in de openstaande vacature voorzien. Het panel komt op grond van deze, weliswaar onderkende, problematiek tot het oordeel voldoende voor de masteropleiding en niet tot een goed.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor-en masteropleiding. • Het personeelbeleid krijgt vorm op faculteitsniveau en is vastgelegd in de documenten: Beleidsplan informatica 2007-2012, Professionaliseringsplan docenten en Hooglerarenbeleid FEW-FALW. • De universiteit voert het beleid dat voor UD/UHD/HGL-functies in principe alleen gepromoveerde medewerkers worden aangetrokken. Het onderwijs wordt vrijwel volledig uitgevoerd door personeel uit de categorie HGL t/m UD. Promovendi verzorgen onderdelen van sommige vakken. Het panel stelt op basis van bestudeerde cv’s en het gesprek met de docenten vast dat de docenten voldoende gekwalificeerd zijn “voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma”. • Het FEW beleid ten aanzien van professionalisering van docenten is dat in principe iedere beginnende docent deelneemt aan het professionaliseringstraject van het VU Onderwijscentrum. Ook zittende docenten wordt aangeraden gebruik te maken van het professionaliseringsaanbod. Als de evaluatieresultaten daartoe aanleiding geven, kan de docent daartoe worden verplicht. Onderwijs geven in het Engels verdient volgens de opleiding bijzondere aandacht. Studenten zijn blijkens het gesprek zeer tevreden over het Engels van de docenten. Docenten zijn zeer tevreden over de Basisopleiding Universitair Docent die door het Onderwijscentrum wordt verzorgd • Vakmatige scholing vindt onder meer plaats door het bijwonen van congressen en symposia. • De didactische kwaliteiten van docenten van de afdeling Informatica wordt onder ander op de volgende manieren bewaakt: - Bij benoemingsprocedures voor personeel vanaf UD-niveau maakt de opleidingsdirecteur Informatica standaard deel uit van de benoemingsvoorbereidingscommissie. - Al het onderwijs wordt volgens een vast schema geëvalueerd. • De vakevaluaties zijn een vast onderdeel van de jaargesprekken die het afdelingshoofd voert. Een docent kan hierbij worden verwezen naar de door het Onderwijscentrum gegeven cursussen. In de functioneringsgesprekken komen verder jaartaak, verdeling
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
35/65
•
onderwijs/onderzoek en professionalisering aan de orde. Docenten bevestigen dat deze gesprekken daadwerkelijk jaarlijks worden gehouden. en dat de opleidingsdirecteur als informant kan optreden. Studenten zijn blijkens evaluatiegegevens tevreden over de (didactische)kwaliteit van de docenten; op de items ‘uitleg collegestof’, ‘onderscheid hoofd/bijzaken’, ‘voldoende stof behandeld’, ‘stimulering studenteninbreng’ wordt 3.5 of hoger gescoord. Alleen het onderdeel ‘feedback nuttig’ scoort wat minder.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Het grootste deel van het onderwijs vindt plaats in ruimten binnen het gebouw Wiskunde en Natuurwetenschappen (W&N gebouw) van de VU. Hoewel de bètafaculteiten over enkel jaren naar een nieuw gebouw verhuizen is er toch fors geïnvesteerd in de faciliteiten van het bestaande gebouw. Op de plaats van de oorspronkelijke bètabibliotheek zijn nieuwe onderwijsruimtes, werk- en ontmoetingsruimtes gecreëerd. De opleidingen hebben daarom de beschikking over een groot aantal goed geoutilleerde lokalen voor colleges en projectwerk. • Voor het uitvoeren van taken behorende bij de studie zijn voor studenten computervoorzieningen met Windows, Linux, Minix of Mac OSX beschikbaar. In totaal zijn er bijna 200 werkplekken. De computerzalen kunnen gedurende bepaalde perioden gereserveerd zijn voor cursussen of specifieke groepen gebruikers. Er is ook een speciale multimediazaal ingericht met voor dit moment krachtige PC’s en twee schermen die de nieuwste multimedia applicaties draaien. • Over de gehele campus is een wireless netwerk aangelegd, waardoor het aantal werkplekken sterk uitgebreid is. Eerstejaars studenten kunnen met subsidie een laptop aanschaffen. • Alle nieuwe studenten krijgen bij aanvang van de studie een e-mail adres, een login account en serverruimte. Voor hulp bij problemen met de computer kunnen studenten informatie vinden bij de Digidesk of kunnen ze terecht bij de Helpdesk FEW. • Bij het onderwijs wordt gebruik gemaakt van de digitale leeromgeving Blackboard, die via het Web te benaderen is. In Blackboard staat over elk vak algemene informatie over onder andere het rooster, de docenten en de doelstelling van het onderwijs. Ook is er allerlei informatie die bij de colleges of practica hoort, zoals opdrachten, sheets en links
36/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
•
• •
in Blackboard te vinden. Studenten kunnen uitgewerkte (groeps)opdrachten in Blackboard zetten en van elkaar bekijken. Ook kunnen studenten in Blackboard zien of er op het laatste moment wijzigingen in het collegerooster zijn opgetreden. Daarnaast wordt aan de Faculteit de webapplicatie Turn-it-in voor peer-review gebruikt. Deze laatste applicatie wordt bovendien gebruikt om plagiaat in het werk van studenten op te sporen. Enkele stafleden gebruiken een gewone webpagina om de cursusinformatie aan de studenten te publiceren; er is dan wel in Blackboard een link naar de webpagina te vinden. Een nieuwe ontwikkeling binnen de afdeling Informatica is de bouw van de zogenoemde Intertain-labs. Deze labs zijn zowel een plek om moderne toepassingen van informatietechnologie te demonstreren, als een ruimte waar studenten en onderzoekers kunnen experimenteren met informatietechnologie in een nagebootste praktijkomgeving. Per 1 oktober 2009 opent het eerste Intertain-lab in het W&N gebouw, waarin onder andere een huiskamer is nagebouwd die is voorzien van interactieve multimediaelementen. Het panel heeft de plannen en het lab in aanbouw gezien en is enthousiast over deze voorziening die zowel voor onderzoek als inbedding in het onderwijs goede diensten kan bewijzen. De bètabibliotheek bevindt zich op de tweede en derde verdieping van het VU hoofdgebouw. De bètabibliotheek omvat de deelcollecties Informatica, Natuur- en Sterrenkunde, Scheikunde, Wiskunde, Algemene Vorming, Aardwetenschappen, Biologie en een collectie Milieuwetenschappen. Elektronische tijdschriften zijn te vinden op de website van de bibliotheek. De collecties kunnen voor het grootste gedeelte zonder tussenkomst van het bibliotheekpersoneel worden geraadpleegd. Een groot aantal tijdschriften is compleet online beschikbaar. Studenten zijn blijkens het gesprek tevreden over de geboden voorzieningen. Het panel heeft tijdens de rondleiding de materiële voorzieningen bekeken en er een positief beeld van gekregen. Dat geldt zowel voor de onderwijsruimtes als voor de practicumruimtes en de ict-voorzieningen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang; - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • In het document Mentoraat 2008-2009 Afdeling Informatica is het beleid voor de begeleiding van de studenten vastgelegd.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
37/65
•
•
•
•
•
•
•
De studiebegeleiding is volgens het zelfevaluatierapport in de eerste plaats gericht op het optimaliseren van de studievoortgang van de individuele student en die van de verschillende cohorten van studenten. Voornaamste doel van de studiebegeleiding is om studieproblemen te voorkomen en zo die er zijn op te lossen. Daarnaast is het adviseren en ondersteunen van studenten bij het maken van keuzes een belangrijk aspect. Belangrijk uitgangspunt is dat de student zelf verantwoordelijk is voor het gebruik maken van de mogelijkheden. Daarbij zijn de sturing en begeleiding aanvankelijk sterk, maar die nemen in de loop van de opleiding af. In het eerste jaar is voor de begeleiding van belang het mentoraat, de studiecoördinator, het pre-advies voor 1 februari en het studievoortgangsadvies aan het eind van het eerste jaar. Doel van het mentoraat is studenten te helpen bij de aanpassing aan het wetenschappelijk onderwijs (zie ook 2.5) en het tijdig signaleren van problemen. Een mentoraatsgroep bestaat uit 6 studenten, een docent- en studentmentor. De docentmentor is het eerste aanspreekpunt voor de student en de studentmentor. Het programma van het mentoraat is uitgewerkt in 5 á 6 groepsbijeenkomsten, tenminste één individueel gesprek en enkele activiteiten. Er is één studiecoördinator voor de begeleiding van alle eerstejaars studenten van de afdeling informatica. De begeleiding van de eerstejaars studenten richt zich vooral op het signaleren en zo mogelijk verhelpen van problemen. Dreigt een student achterstand op te lopen, dan wordt hij/zij opgeroepen voor een persoonlijk gesprek. Zo nodig wordt verwezen naar vakdocenten voor extra ondersteuning bij de vakken waarin problemen zijn opgetreden. Eventueel wordt doorverwezen naar instanties buiten de faculteit zoals de studentendecanen, -psychologen of wordt er geadviseerd van het volgen van een studievaardigheidcursus. Begin januari wordt het totale bestand van eerstejaars studenten doorgelicht. Dit leidt tot een pre-advies waarbij studenten geadviseerd kan worden om de inschrijving per 1 februari te beëindigen. Bepalend is daarbij of minstens vijftig procent van het op dat moment te behalen studiepunten is gerealiseerd. Zo’n negatief advies gaat altijd gepaard met een oproep voor een gesprek met de studiecoördinator van het eerste jaar. Daarbij kunnen eventuele verwijzingen naar andere opleidingen worden besproken. Voor 1 juli ontvangen alle eerst ingeschrevenen het zogenaamde ABC-advies. Studenten die in het achterliggende studiejaar tenminste 40% van de op dat moment te behalen studiepunten hebben behaald (tenminste een B-advies) ontvangen een oproep voor een eerste gesprek met een begeleider van het tweede en derde bachelorjaar. Het advies is niet bindend. Voor het tweede en derde bachelorjaar is er een studiebegeleider voor Informatie, Multimedia en Management en Informatica samen. Op zijn initiatief wordt iedere student een- of tweemaal per jaar opgeroepen voor een gesprek over de studievoortgang. Als regel vinden deze gesprekken plaats kort voor de aanvang van een semester. Onderwerpen van gesprek zijn het verloop van de studie, mogelijke keuzes en planning in de volgende periode en eventueel ondervonden of te verwachten problemen. Bij ernstige moeilijkheden met de studie en bij persoonlijke problemen worden studenten doorverwezen naar studentendecanen of studentenpsychologen. Indien tijdens de gesprekken blijkt dat in het studieprogramma knelpunten voorkomen, wordt getracht
38/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
• •
•
deze op te lossen, eventueel na bespreking in het convent van studiebegeleiders, en/of de opleidingscommissie. Naast deze gesprekken op regelmatige basis wordt het totale bestand van bachelorstudenten minimaal eenmaal per jaar systematisch doorgelicht om eventuele probleemstudenten op het spoor te komen. Deze studenten ontvangen een extra tussentijdse oproep. Voor de studiebegeleiding in het masterjaar is vooral de afstudeerfase van belang. Dat begint met het vinden en selecteren van een afstudeerproject. De afstudeerdocent is in de regel een lid van de vaste wetenschappelijke staf, dikwijls geassisteerd door een postdoctorale medewerker of een promovendus. Is eenmaal een begeleider gevonden, dan kan afstemming plaatsvinden met de eventuele begeleider bij een externe organisatie. In alle gevallen geldt dat de universiteit de eindverantwoordelijkheid houdt over de dagelijkse begeleiding van studenten. Bij interne projecten zijn er wekelijks of tweewekelijkse bijeenkomsten tussen student en interne begeleider(s). Bij externe projecten is de dagelijkse begeleiding gedelegeerd naar de organisatie waar het project wordt uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden is er regelmatig gezamenlijk overleg tussen de student en interne en externe begeleiders. Bij facet 3.2 is reeds gewezen op de problematiek bij de afstudeerbegeleiding. De informatievoorziening is reeds beschreven onder facet 4.1. Uit het gesprek met studenten is duidelijk geworden dat de begeleiding niet altijd verloopt volgens de hierboven beschreven procedure. De meningen zijn verdeeld. Sommigen zijn zonder meer positief, anderen zijn minder tevreden. Duidelijk wordt dat de begeleiding te afhankelijk is van de betrokken docent. Ook lijkt begeleiding wat te veel afhankelijk te zijn van het eigen initiatief van de student. Dat geldt met name ook voor het premastertraject. De informatievoorziening qua onderwijsinhoud en organisatie (Blackboard onder andere en studiegidsen) is ruim in orde. Hoewel het beleid er goed uitziet, komt het panel op grond van de kritische geluiden van studenten tot het oordeel voldoende op dit facet.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Het kwaliteitszorgbeleid is vastgelegd in het Handboek Onderwijskwaliteit (versie 2005). Hierin zijn de richtlijnen beschreven voor het opzetten van een goede evaluatieprocedure en de implementatie van onderwijsverbeteringen.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
39/65
•
•
•
•
• •
•
•
Aan de hand van 5 thema’s: stage en scripties, studiebegeleiding, onderwijsevaluaties, toetsen en beoordelen, onderwijsorganisatie worden er kwaliteitseisen geformuleerd. Binnen het facultaire kwaliteitszorgsysteem is de PDCA-cirkel het centrale uitgangspunt voor de interne kwaliteitszorg. De evaluatie van het onderwijs dat verzorgd wordt door de Faculteit der Exacte Wetenschappen vindt plaats via een uniforme aanpak die is weergegeven in het ‘Draaiboek Onderwijsevaluatie FEW.’ Er zijn drie soorten evaluaties: vakevaluaties, curriculumevaluaties en opleidingsevaluatie (=zelfstudie). Alle vakken van de afdeling Informatica worden geëvalueerd. Tijdens de evaluatie wordt concreet gekeken naar de aansluiting op het voorafgaande onderwijs, het inhoudelijk niveau van het onderwijs, de didactische vaardigheden van de docent(en), de kwaliteit van het gebruikte onderwijsmateriaal, de vorm van het onderwijs, de kwaliteit / representativiteit van de toetsing, de relevantie van het vak en de relatieve zwaarte van het vak. De evaluaties worden uitgevoerd met behulp van bestaande enquêtes van het VU-Onderwijscentrum, eventueel aangevuld met specifieke vragen. Zo wijkt de evaluatie van een programmaonderdeel met een practicum af van die van een onderdeel met een hoor- en of werkcollege. De curriculumevaluatie vindt jaarlijks plaats tussen oktober en maart, in elk geval vóór het opstellen van het curriculum voor het komende studiejaar. Tijdens de curriculumevaluatie wordt gekeken naar de volgorde van de diverse onderdelen in het totale bachelorprogramma, de aansluiting van de verschillende onderdelen op elkaar, het signaleren van probleemvakken, het vaststellen van eventuele problemen bij nietgeëvalueerde onderdelen, de verdeling van de toetsen en de studielast over het jaar, het volledige rooster (o.a. aansluiting, evenwicht, knelpunten, indeling), afstudeerrendementen en de studievoortgang van de verschillende cohorten. De opleidingsevaluatie kan worden gezien als een curriculumevaluatie waarbij ook de organisatiestructuur van de opleiding en de faculteit alsmede de aanwezige voorzieningen worden betrokken. Minimaal eens in de vijf jaar wordt deze integrale beoordeling van de opleiding gemaakt waarbij alle kwaliteitsaspecten worden betrokken. Voor evaluatie-informatie over afgestudeerden maakt de opleiding gebruik van de WOMonitor waarbij opgemerkt moet worden dat de respons van bachelors beperkt is. Behalve via de enquêtes worden ervaringen verzameld via responsgroepen per opleiding, monitorverslagen van studentmentoren en panelgesprekken. De panelgesprekken, van de studenten van de drie bachelorjaren, worden ongeveer één maal per jaar gehouden. Deze bijeenkomsten worden georganiseerd en geleid door de studentleden van de Opleidingscommissie (OLC). Hierboven is reeds aangegeven dat er per thema inhoudelijke kwaliteitseisen zijn geformuleerd. Bijvoorbeeld over stages en scripties :”Het doel (leerproces dan wel eindtoets) van de studieonderdelen die zijn aangemerkt als stage of scriptie is geëxpliciteerd en vastgelegd in de studiegids van de opleiding/faculteit”. Voor de evaluaties op een vijfpuntsschaal geldt als streefnorm een score van 3,5. Scores daaronder worden onder de aandacht van de opleidingsdirecteur gebracht Voor alle onderwijsevaluaties geldt tevens dat zodra een vak onder het facultair gemiddelde
40/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
beoordeeld wordt de opleidingsdirecteur contact opneemt met de verantwoordelijke docent. Het panel stelt op basis van evaluatieformulieren en - uitkomsten die het heeft gezien vast dat relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd en dat dat gebeurt aan de hand van kwantitatieve streefwaarden. Het panel is tevens van mening dat er voor de vakevaluaties een valide en betrouwbaar meetinstrument wordt gebruikt.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • De onderwijsdirectie is verantwoordelijk voor het kwaliteitszorgproces en stelt daarvoor de benodigde draaiboeken op. De uitslagen van de schriftelijke enquêtes worden door het Onderwijsbureau verzameld en toegestuurd aan de betrokken docent, de opleidingsdirecteur en de onderwijscoördinator. Het Onderwijsbureau zorgt ook voor het aanleveren van de zak- / slaagpercentages van de geënquêteerde vakken. • De uitslagen van de enquêtes en de zak/slaagpercentages worden In het docententeam van de (bachelor)opleiding besproken. Elk vak uit het programma komt zo aan de orde en er wordt gekeken wat de verbeterpunten zouden kunnen zijn. Vaak worden er ook vakpresentaties gegeven tijdens de docententeamvergadering waarin punten uit de enquêtes terugkomen. Een verslag van de bespreking van de enquêtes gaat naar de Opleidingscommissie. • De curriculumevaluatie wordt uitgevoerd in een vergadering van de OLC waarbij ook de opleidingsdirecteur en de studieadviseur aanwezig zijn. Input wordt geleverd vanuit de halfjaarlijkse studentenpanelbijeenkomst, door het Onderwijsbureau aangeleverde zaken slaagpercentages en studievoortgangsgegevens van de verschillende cohorten. De curriculumevaluatie mondt uit in eventuele wijzigingsvoorstellen en een actielijst. De bevindingen van de OLC worden schriftelijk ter kennis gebracht van het afdelingshoofd. De evaluatieresultaten worden verder besproken in het halfjaarlijkse docentenoverleg (zie vakevaluaties). • Belangrijke veranderingen als gevolg van evaluaties zijn: - het invoeren van het zogeheten 8-8-4 systeem (zie 2.2); - het aanpassen van het aantal contacturen per week naar uiteindelijk 16-20 uren overeenkomstig het advies van rendementsstudies zoals uitgevoerd door het ICLON (Leiden); - het aanscherpen en verhelderen van de regels en procedures omtrent projecten;
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
41/65
-
•
•
het opzetten van een Wiki voor het masterproject met actuele informatie over projecten en begeleiders, aangevuld met een omschrijving van het proces om tot een succesvolle realisatie en afronding van het project te komen. Studenten geven aan dat een verandering in een programmaonderdeel wordt gecommuniceerd in de eerste bijeenkomst. In het studiejaar 2009/2010 zal begonnen worden met gerichte aanpassing van het eerstejaarsonderwijs om tot verbeterde studievaardigheden te komen. Deze aanpassingen zullen zich volledig concentreren op de onderwijsvorm. In een uitgebreid overzicht laat de opleiding zien hoe de kritische opmerkingen van de vorige visitatiecommissie (26 stuks) hebben geleid tot verbeteringen/aanpassingen. Zo werd aangegeven dat er meer aandacht zou moeten zijn voor het internationale kader van de opleidingen. In 1.1 is beschreven hoe de opleidingen de modelcurricula IS 2002/2008 als uitgangspunt hebben genomen. De commissie vond ook dat er omtrent regels en richtlijnen met betrekking tot het afstudeerwerkstuk duidelijk meer zou moeten worden gedaan. De opleiding heeft daarop heldere regels en procedures ontwikkeld. Voor de beoordeling van afstudeerwerk zijn tevens heldere criteria geformuleerd en wordt van de begeleidende docent verwacht deze criteria expliciet mee te nemen. Daartoe is een (elektronisch beschikbaar) beoordelingsformulier ontwikkeld. Tevens is de eerder genoemde Wiki ontwikkeld. Een laatste voorbeeld: op kritische opmerkingen over de instroom van hbo-studenten geeft de opleiding aan dat studenten die niet voldoen aan de bij 2.5 genoemde eisen voor wiskunde de toegang tot de opleiding geweigerd wordt. Daarnaast zijn voor de hbo-instroom in de masteropleiding de premasterpakketten ontwikkeld.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Studenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg doordat zij evaluaties invullen en deelnemen aan eventuele panelgesprekken (als nadere informatie gewenst is). Ook zijn ze betrokken bij het uitvoeren van activiteiten. Verder zijn studenten actief binnen de opleidingscommissie. In de opleidingscommissie zitten 3 wetenschappelijke stafleden, 3 studenten en als adviseur een van de studieadviseurs. De opleidingsdirecteur neemt ook deel aan de vergaderingen. De opleidingscommissie vergadert gemiddeld 6 maal per jaar. Zaken die aan de orde komen, zijn: de Onderwijs- en Examenreglementen, vak- en curriculumwijzigingen, het verslag van docententeamvergadering over de vakevaluaties, de algemene gang van zaken in het lopend onderwijs, signalering van problemen of knelpunten, bespreking nieuwe ideeën.
42/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
•
•
Medewerkers zijn vooral betrokken via de docententeamvergaderingen. Het docententeam IMM bestaat uit leden van de vaste wetenschappelijke staf die direct betrokken zijn bij het onderwijs van IMM met aanvullend enkele andere stafleden van de afdeling Informatica. Eens in de drie weken wordt er vergaderd over alle zaken die te maken hebben met het onderwijs en de uitvoering daarvan. Een onderwerp dat vast op de agenda staat, is een vakpresentatie, dit om de kennis over elkaars vakken te vergroten en tot betere inhoudelijke afstemming te komen. Daarnaast komen vakevaluaties en voorlichtingsactiviteiten aan bod. Docenten zijn verder betrokken omdat zij op basis van evaluatieresultaten zo nodig verbetermaatregelen moeten doorvoeren. Er is, zoals de opleiding in het zelfevaluatierapport zelf aangeeft, geen systematisch georganiseerd overleg met alumni. Wel wordt input over de opleiding en het functioneren van (bijna) afgestudeerde studenten verkregen door middel van de intensieve contacten met bedrijven waar afstudeerders stage lopen. Daarnaast heeft de afdeling in 2008 een Raad van Advies ingesteld, bestaande uit senior onderzoekers en consultants, waarvan het grootste deel ook een van de opleidingen IMM, Informatica, of Kunstmatige Intelligentie gevolgd heeft. Deze Raad van Advies komt jaarlijks bijeen, voor het eerst in 2008. De Raad is inmiddels twee keer bij elkaar geweest en moet zijn definitieve werkwijze nog vinden. Zo is er tot nu toe vooral gereageerd op vragen vanuit de opleiding en is er nog weinig input op initiatief van de Raad. Het panel vindt de instelling van zo’n raad een te waarderen initiatief. Gezien het feit dat alumni nog niet structureel bij de kwaliteitszorg als zodanig betrokken zijn en de Raad van Advies nog in ontwikkeling is, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Ba: Voldoende; Ma: Goed
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor het verifiëren van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, hebben de opleidingen voldoende bruikbare instrumenten: de reguliere toetsing, de procedure en beoordeling van de afstudeertrajecten, de rol van externe deskundigen bij de beoordeling. Bacheloropleiding. • De bacheloropleiding wordt afgesloten met het project Informatiekunde. Het doel van dit project is de student inzicht te geven in de problematiek rond het uitvoeren van een extern informatiseringproject. Het gaat hierbij om het ontwerpen of analyseren van
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
43/65
informatiesystemen voor een klant, in teamverband en volgens een planning. De student leert omgaan met de onzekere en onvoorspelbare factoren in een realistische setting. Belangrijk aspect van dit project dat in de loop van de studie opgedane kennis en vaardigheden geïntegreerd worden toegepast. Het uiteindelijke resultaat voor de klant is een ontwerp van een mogelijk informatiesysteem of een gedetailleerde informatieanalyse. Het panel wil wel pleiten voor een eenduidiger naamgeving van het onderdeel op de werkstukken. Het kwam nu tegen: eindwerk, project, bachelorwerkstuk, werkstuk informatiekunde enzovoort. •
Het project wordt beoordeeld door de klant (bruikbaarheid van het resultaat 35%), door een stuurgroep vanuit de universiteit (proces en methode 30%) en door de practicumbegeleiding (op basis van een persoonlijke evaluatie 35%). Criteria zijn opgenomen in het document Information Science Project. Information Analysis and Design (vs Spring 2009). Het panel heeft een tiental bachelorwerkstukken bekeken en vond ze van voldoende (bachelor)niveau. Daarbij moet er wel rekening mee gehouden worden dat het hier niet om een formeel afstudeerproject gaat en het eindwerkstuk hier niet een wetenschappelijk artikel is, maar de oplossing van een praktisch probleem. De uitwerkingen zijn daarom sterk praktijkgericht. De vraag/probleemstellingen zijn steeds actueel en relevant voor het werkveld, maar het niveau ervan verschilt. De vraagstelling wordt wel consequent uitgewerkt naar een oplossing en voldoende onderbouwd. De gebruikte methodes zijn nog beperkt; meestal gaat het om interviews en enquêtes. De mate van literatuurgebruik is wisselend. Het panel vindt dat de onderzoeksmatige kant sterker zou kunnen. De beoordelingen van de docenten waren meestal adequaat, hoewel het panel ze soms wat aan de hoge kant vond. Echte onvoldoendes waren er echter niet, evenmin als uitschieters naar de andere kant. Het panel concludeert dat de Dublin descriptoren voor de bachelor, voor zover die in een dergelijk project zijn te realiseren, gehaald worden. Het panel concludeert op basis van de werkstukken plus wat studenten in het derde jaar aan onderzoeksvaardigheden aangereikt krijgen, dat de gerealiseerde kwalificaties voldoende zijn om het mastertraject in te gaan of in een (junior)functie het bedrijfsleven in te gaan.
Masteropleiding • De masteropleiding wordt afgesloten met het master Project Information Sciences dat 30 ECTS omvat. Doel ervan is: “to demonstrate that you have attained the whole range of scientific and professional skills and attitudes necessary at the Master of Science level”. Het project wordt in een bedrijf uitgevoerd of in een van de projecten van de researchteams van de VU. • De wijze van beoordeling is reeds beschreven in facet 2.8. De criteria hebben betrekking op Research (onder andere Quality, Theoretical Knowledge, technical skills), masterthesis (onder andere abstract, contents, use of literature) en presentation (onder andere contents, media use, discussion). • Het panel heeft tien afstudeerwerken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Daarnaast heeft ze nog een aantal werken ter plekke bekeken. Ook had het panel de beschikking over een overzicht van de laatste 25 afstudeerwerkstukken met beoordeling. Het panel heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: probleemstelling, gebruikte
44/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
•
methodes, gebruik relevante literatuur, beantwoording vraagstelling en voldoende masterniveau. De werkstukken scoren, naar de mening van het panel allemaal voldoende tot goed, waarbij de meerderheid ligt op een 7 à 8. Er is steeds sprake van actuele onderwerpen op een breed terrein van de Information Sciences. De probleemstellingen zijn relevant en voldoende verantwoord. In een aantal gevallen wordt er daadwerkelijk getracht antwoord te geven op nog openstaande wetenschappelijke vragen. De vraagstellingen hebben voldoende diepgang en worden meestal consequent uitgewerkt en behandeld. De opzet en structuur van het onderzoek zijn duidelijk. Er wordt een mix aan onderzoeksmethodes ingezet zoals literatuuronderzoek, interviews, bestudering cases, design, survey, analyse en modellering, toepassing in een case, statistische analyse. De verantwoording van de gebruikte methode/validatie is niet altijd even duidelijk. De conclusies zijn voldoende onderbouwd en er wordt antwoord gegeven op de vraagstelling. Het literatuurgebruik is in een enkel geval beperkt, maar verder in orde tot uitgebreid. Het panel komt tot de conclusie dat de afstudeerwerken van womasterniveau zijn. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kwam slechts in een paar gevallen tot andere beoordelingen; soms iets hoger, soms iets lager. Werkveldvertegenwoordigers (inclusief alumni) met wie het panel heeft gesproken, waren positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden gaven aan dat opleiding en werk goed aansluiten. Alumni voelen zich startbekwaam, omdat ze beschikken over een brede maatschappelijke oriëntatie, theoretisch goed gefundeerd zijn en een breed spectrum hebben gezien. Vanuit het werkveld wordt aangevuld dat ze ook technisch voldoende bekwaam zijn en een link kunnen leggen naar webtechnologie, multimedia of bedrijfsprocessen. Zij zijn in staat zelf een theoretisch kader te bedenken dat vervolgens wordt toegepast. Het niveau daarvan is afhankelijk van het individuele niveau van de afgestudeerde. Alumni wijzen verder op de brede kennis, de aangeleerde onderzoeksvaardigheden en de communicatieve vaardigheden. Ze hebben bovendien geleerd samen te werken en projectmatig te werken. Startfuncties liggen merendeels in het bedrijfsleven en gedacht moet dan worden aan: consultancy, telecom, projectmanagement.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen; - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • In het document Strategisch plan Rendementen (januari 2008) heeft de faculteit de streefwaarden voor de rendementen vastgelegd.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
45/65
•
•
•
•
Deze zijn: - 70% van alle studenten schrijven zich in voor het tweede jaar; - 80% van deze studenten rondt de bacheloropleiding af binnen 4 jaar. Dat houdt in dat het nagestreefde onderwijsrendement 56% bedraagt. - Voor de masteropleiding wordt een rendement van 80% na anderhalf jaar nagestreefd. Waar het gaat om het eerste streefcijfer:dat werd in 2008 gehaald. Van de 31 instromende studenten vielen er 8 uit wat wil zeggen dat 74% naar het tweede jaar doorstroomde. De onderwijsrendementen zijn laag. Van het cohort 2006 heeft slecht 1 student (= 6%) zijn bachelor in drie jaar gehaald. Voor cohort 2005 is dat 19% en voor 2004 11%. Voor > 3 jaar gelden de volgende percentages: cohort 2002 73%, cohort 2003 64%, cohort 2005 31%. Hoewel de streefcijfers aanvankelijk gehaald werden, is dat voor de latere cohorten duidelijk niet meer het geval. Mede om die rendementen te verbeteren heeft de opleiding een aantal vernieuwingen ingevoerd. Daarbij baseert zij zich op de Checklist Rendement Hoger Onderijs. Verantwoording, instrument en onderzoeksinformatie, 2007. Voorbeelden van die vernieuwingen zijn: het invoeren van het bloksysteem (zie 2.4), de meer activerende werkvormen (zie 2.7), het aanscherpen van regels en procedures voor de projecten (2.8). Ook de gerichte aanpassing van het eerstejaarsonderwijs om tot verbeterde studievaardigheden te komen (zie 5.2) moet mede in dit licht gezien worden. Tevens zijn er docententeams per opleiding ingesteld, waarin docenten met elkaar overleggen over de afstemming en rendement van het onderwijs en de doorlopende leerlijnen (Strategisch plan). In het gesprek met de docenten heeft het panel kunnen constateren dat er een oprechte wil is om de rendementen te verbeteren. Eerste analyse van de cohorten 2005 t/m 2008 laat een rendementsverbetering zien voor 2008 van ongeveer 20% behaalde EC na jaar 1, ten opzichte van de situatie voor de invoering van het vernieuwde curriculum. Verwacht wordt dat door de verdere aanpassing van onderwijsvormen zoals nu onder professionele begeleiding plaatsvindt, verdere verbeteringen zullen optreden. Voor de masteropleiding geldt dat in 2007 3 studenten na 0-5 maanden het masterexamen haalden, 4 studenten na 6-12 maanden en 6 van 13 tot 18 maanden. Voor het cohort 2006 waren die cijfers respectievelijk 2, 7 en 7. Een student deed er meer dan 24 maanden over. Het panel is van oordeel dat de opleidingen acceptabele streefdoelen hebben geformuleerd. De nagestreefde rendementen worden deels nog niet gehaald en het panel vindt dit een belangrijk aandachtspunt. Het panel stelt echter ook vast dat de opleidingen dit onderkennen en zowel beleidsmatig als feitelijk ingrijpende maatregelen hebben genomen en gaan nemen om tot verbetering te komen. Er zijn al signalen dat die verbetering is ingezet. Het panel komt daarom voor beide opleidingen tot een voldoende op dit facet.
46/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
47/65
Bijlage 1:
48/65
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
49/65
50/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
51/65
52/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
53/65
54/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Universiteit Twente, bachelor- en masteropleiding BedrijfsInformatieTechnologie,
Adviseur: De heer prof.dr.ir. A.P. de Vries
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Panellid NQA: De heer drs. J.H. Boerke
Panellid: De heer prof.dr. P.M. Ribbers
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer M.J. van Strien BICT
Panellid: De heer prof.dr. J.J.M.T. Vanthienen
Deskundigheid conform Protocol VBI’s
X X
Studentgebonden deskundigheid Internationale deskundigheid
X
X
X
Visitatiedeskundigheid
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer prof.dr. J.J.M.T. Vanthienen Prof. dr. Jan Vanthienen is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. Hij is licentiaat-doctorandus in de toegepaste economische wetenschappen en de beleidsinformatica en doctor in de toegepaste economische wetenschappen te Leuven. Als hoogleraar beleidsinformatica is de heer Vanthienen verbonden aan de onderzoekseenheid Kwantitatieve Beleidsmethoden en Beleidsinformatica van de Katholieke Universiteit Leuven, zijn onderzoeksgebieden zijn informatie- en kennismanagement, business intelligence en business rules, en analyse en ontwerp van informatiesystemen. Hij is medeoprichter van het Leuven Institute for Research in Information Systems (LIRIS) en lid van AIS, ACM, IEEE Computer Society en Studiecentrum Automatische Informatieverwerking (SAI). Hij publiceerde meer dan 100 artikelen in gereviewde internationale tijdschriften en proceedings van conferenties.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
55/65
Hij is titularis van de PricewaterhouseCoopers E-Business leerstoel en co-titularis van de Microsoft Research Chair on Intelligent Environments, beide aan de K.U. Leuven. In het verleden was hij cochair van de European Conference on Verification and Validation of Knowledge Based Systems (EuroVaV). Voor deze visitatie is de heer Vanthienen individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1982 – 1986 1974 – 1979
Werkervaring: 1979 – heden 1979 – 1981 1982 – 1987 1987 1987 – 1991 1991 – 1994 1979 – 1996 1996 – heden Diversen: 2006 2003 – 2004 1996 – 2000
Doctor in Applied Economics – K.U.Leuven – Department of Applied Economics Licentiaat-Doctorandus in de Toegepaste Economische Wetenschappen en de Beleidsinformatica – K.U.Leuven – Department of Applied Economics
K.U. Leuven: Researcher Assistant First assistant Associate professor (docent) Associate professor (hoofddocent) Professor Full Professor
Chairman of the Research Group Management Informatics (LIRIS) Member of the Department Board (Departementsbureau) of the Department of Applied Economics, K.U.Leuven Vice-chairman Department of Applied Economics
Voor cv/publicaties, zie ook: http://www.econ.kuleuven.be/eng/fetew/medewerker/cv.aspx?PID=271
De heer prof.dr. P.M. Ribbers Prof. dr. Ribbers is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. Hij is actief als spreker en als lid van programmacommissies van internationale conferenties als ECIS, HICSS en ICIS. Hij heeft geparticipeerd in diverse Europese onderzoeksprogramma’s, de laatste daarvan is PRIME (Privacy and Identity Management for Europe) waarin hij leiding heeft over het economisch programma. Zijn belangstelling uit naar de bestuurlijke kant van de Bestuurlijke Informatiekunde (in het bijzonder vraagstukken van alignment, governance en information economics, e-commerce, en strategische en organisatorische gevolgen van IT). Hij heeft ruim 60 artikelen in nationale en internationale tijdschriften en enkele boeken op zijn naam staan en is promotor geweest van een 30tal promovendi. Buiten de UvT bekleedt hij diverse functies: gasthoogleraar aan de Universiteit van Hasselt in Belgie, onderzoeker aan RSM – Erasmus universiteit (voor het PRIME project), lid van het Bestuur van het Gridforum, lid van de adviesraad van het NVBI (Nederlandse Vereniging voor Beedigde Informaticaadviseurs), lid van de Adviesgroep Maatschappelijke Vragen van ICT-Regie. Opleiding: 1965 – 1971 1980
56/65
Economie, Katholieke Hogeschool Tilburg (Cum Laude afgestudeerd) Promotie (i.d.) op het proefschrift “Organisatie en Planning van de Inkoopfunctie in de Industriële Onderneming” (ook Cum Laude) (Promotor: prof.dr. H.O. Goldschmidt)
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Werkervaring 1971 – 1983 1983 – 1986 1986 1988 1987 1987 – 1998 1991 – 1995 1986 – heden
Economische Hogeschool Limburg (EHL) te Hasselt; wetenschappelijk medewerker EHL; Hoogleraar Organisatie van de Onderneming Katholieke Universiteit Brabant; Hoogleraar Bestuurlijke Informatiekunde Decaan van de Economische Faculteit KUB Opzetten van de executive opleiding Master in Information Management, TiasNimbas TiasNimbas: lid van DB Washington University, St. Louis USA; affiliate professor Informatie Management TiasNimbas: voorzitter Departement Informatiekunde binnen de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen en Academic Director Opleiding Master of Informatiemanagement
Enkele recente publikaties: • Cokky Hilhorst, Piet Ribbers, Eric van Heck, Martin Smits: Using Dempster-Shafer Theory and Real Options Theory to assess Competing Strategies for Implementing IT Infrastructures: a case study. Decision Support Systems 2008 • Erik Beulen, Pieter Ribbers: Governance of Complex IT outsourcing partnerships. In: S. Rivard, B. Aubert: Information Technology Outsourcing. M.E. Sharpe – Advances in Information Technology Outsourcing, 2008 • Michael Papazoglou, Pieter M. Ribbers: e-Business – Organizational and technical Foundations. John Wiley & Sons, Ltd, 2006 (pp 710) • Erik Beulen, Pieter Ribbers, Jan Roos: Managing IT outsourcing, Governance in Global Partnerships. Routledge, 2006 (pp. 300) • P. Ribbers, E. Beulen: International examples of Large-Scale Systems – Theory and Practice: A Case Study of managing IT outsourcing Partnerships in Asia. Communications of the AIS, volume 11, 2003 • M.T.Smits, K.G.van der Poel, P.M.A.Ribbers: Information Strategy: Assessment of information strategies in insurance companies. In: R.D.Galliers, Dorothy E. Leidner: Strategic Information Management: Challenges and Strategies in Managing Information Systems. Butterworth – Heinemann, 2003 • P.Ribbers, R.Peterson, R.O’Callaghan: Information Technology Governance by Design: Investigating Hybrid Configurations and Integration Mechanisms. In: Orlokowsky, W.J. Weill, P., Ang, S., and Krcmar, H.C. and Degross, J.l. (Eds). Proceedings of the International Conference on Information Systems, Brisbane, Australia, ICIS Administrative Office Atlanta, 2000; p. 435 - 453.
De heer prof.dr.ir. A.P. de Vries Professor De Vries is ingezet als adviseur vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn domeindeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. Over onderwijs- en domeindeskundigheid beschikt de heer De Vries door zijn ervaring als universitair hoofddocent en als hoogleraar Informatieen communicatietheorie, Elektrotechniek en Wiskunde en Informatica. Domeindeskundigheid heeft hij door zijn functie als senior onderzoeker aan het CWI, als strategisch-technisch adviseur bij Teezir B.V. en als technisch consultant bij Thaesis B.V. Door zijn internationale samenwerking voor verschillende publicaties, zijn onderzoek aan de Hong Kong University en zijn stages in Cambridge beschikt de heer De Vries tevens over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is hij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
57/65
Opleiding: 09/’90 – 08/’95 Doctoraal in Computerwetenschappen (cum laude), Universiteit van Twente, Enschede 11/’95 – 12/’99 promovendus Computerwetenschappen en Ergonomie, Centrum voor Telematica en Informatietechnologie, Universiteit van Twente, Enschede Promotor: Professor Peter M.G. Apers Werkervaring: 12/’99 – heden Postdoc/Senior Onderzoeker, Centrum Wiskunde & Informatica (CWI), Amsterdam, (eerste jaar part-time in Twente) 09/’03 – 08’08 Universitair Hoofddocent, Delft Universiteit of Technology, Delft (0.2 fte) 09/’08 – heden Hoogleraar, Delft University of Technology, Delft (0.2 fte)
De heer M.J. van Strien BICT De heer Van Strien is ingezet als panellid student. Hij is tweedejaarsstudent Information Management aan een andere instelling. Naast zijn studie is de heer Van Strien voorzitter van de studievereniging. Door zijn ervaring als lid van de visitatiecommissie van zijn vorige studie HBO Bedrijfskundige Informatica heeft de heer Van Strien kennis van het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs. Hij is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1997 – 2002 2002 – 2003 2003 - 2007 2007 – 2008 2009 – 2010
HAVO (Economie en Maatschappij) Bedrijfskundige Informatica (Hogeschool Rotterdam) Bedrijfskundige Informatica (Hogeschool Zeeland) Premaster Information Management (Universiteit van Tilburg) Master Information Management
Werkervaring: 2005 – 2008 Junior Cognos BI developer (Maxxton BV) 2007 Internee system development (Zeelandia BV) 2009 – heden Service desk employee (SpITs, Tilburg University) Diversen: 2008 – 2009
58/65
Voorzitter studievereniging Asset | SBIT
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
59/65
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie WO-bachelor IMM en WO-master IS op 16 september 2009 Locatie: P423 (W&N-gebouw) Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement Opleidingsmanagement prof. dr. ir. M.R. van Steen (opleidingsdirecteur) prof. dr. A Eliëns (voorzitter OLC) prof. dr. J.M. Akkermans (afdelingshoofd)
11.55 – 12.40 uur
Gesprek met studenten
12.40 – 13.30 uur
Lunchpauze/overleg panel
60/65
Representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding Nick Peterman Information Sciences Dylan Evans Information Sciences Youssef Ibrahimi pre-master programma Hidde van Manen 2-IMM Varsha Bindraban 3-IMM Wouter Schouten pre-master programma
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
13.30 – 14.15 uur
Gesprek met docenten
Representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten etc. prof. dr. ir. J.L. Top dr. M.C.A Klein dr. L. Hollink dr. N. Silvis – Cividjian (studiebegeleiding) dr. A.S. Klusener
14.20 – 15.05 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Indien van toepassing/relevant
dr. J.F.M. Burg werkveld en alumnus Knippenbergh, R.J. van, MSc alumnus S. de Kinderen Alumnus en AIO
15.05– 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement prof. dr. ir. M.R. van Steen (opleidingsdirecteur) prof. dr. A Eliëns (voorzitter OLC) prof. dr. J.M. Akkermans (afdelingshoofd) prof. dr. A. T. Schreiber (voorzitter Docententeam / aankomend opleidingsdirecteur) drs. E.J. Kok O.W. Schrofer
17.30 – 18.00 uur
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
61/65
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Bibliografie Hoofdstuk 1 MSIS 2006. Model Curriculum and Guidelines for Graduate Degree Programs in Information Systems, Revising Undergraduate IS Model Curriculum: New Outcome Expectations, Beleidsplan ‘de genetwerkte wereld’, Onderwijs en examenreglement bachelor Informatie, Multimedia en Management 2008-2009 Onderwijs en examenreglement Master Information Sciences 2008-2009 Hoofdstuk 2 Onderwijs en examenreglement bachelor Informatie, Multimedia en Management 2008-2009 Onderwijs en examenreglement Master Information Sciences 2008-200” Studiegids Exacte Wetenschappen 2008-200”, p17-20 Studiegids Exact Sciences 2008-200”, p33 Checklist Rendement Hoger Onderwijs. Verantwoording, instrument en onderzoeksinformatie, ICLON 2007 Beleids- en Activiteitenplan Onderwijs 2008-2009 Regels en richtlijnen voor de examens Vakkenoverzicht IMM-IS Opstellen van Toetsen Stagehandleiding Naar een vernieuwde Informaticaopleiding(VU, 2008) Premasterformulier Information Sciences Regelen en richtlijnen voor de examens Hoofdstuk 3 Notitie “Onderwijskwalificaties docenten VU” Onderwijs cv’s Hoofdstuk 4 Brochure Bachelor Informatie,multimedia en management Mentoraat 2008-2009 Afdeling Informatica Hoofdstuk 5 Handboek kwaliteitszorg, 2005 Draaiboek bachelor onderwijsevaluatie FEW Evaluatieformulieren en overzichten evaluatieresultaten Hoofdstuk 6 Overzicht 25 afstudeerwerken Strategisch plan Rendementen (januari 2008) Information Science Project. Information Analysis and Design (vs Spring 2009). Kengetallen VU
62/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Verder: • • • • • •
Curriculum materiaal (studieboeken, handboeken, readers) Propedeuse-en hoofdfaseboeken Studiehandleidingen Evaluaties Een representatieve set toetsen Afstudeerwerken
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
63/65
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Voor domeinspecifieke referentiekader zie: Gorgone, J., G. Davis, J. S. Valacich, and H. Topi et al. (2003). "IS 2002 Model Curriculum and Guidelines for Undergraduate Degree Programs in Information Systems," Data Base (34) 1. Topi, H., Valacich, J.S., Wright, R.T., Kaiser, K., Nunamaker Jr., J.F., Sipior, J.C., & Vreede, G.J. de (2008). Revising Undergraduate IS Model Curriculum: New Outcome Expectations. The Communications of the Association for informatiesystemen, 23(32), pp.591-602. Retrieved on March 18th 2009 from http://aisel.aisnet.org/cais/vol23/iss1/32/ Opleidingscompetenties: Bachelor Eindkwalificaties bachelor Informatie, Multimedia en Management Kennis en inzicht: 1. een gedegen kennis van de informatica: analyse en ontwerp van informatiesystemen, gegevensstructuren, netwerken, informatiemodellering, mens-computer interactie en theoretische aspecten, alsmede bedrijfskundige aspecten (m.n. accounting). 2. a) voor BedrijfsInformatica: kennis van de hoofdlijnen van organisatieleer, bedrijfskunde, IT-strategie en -management; b) voor Multimedia en Cultuur: kennis van multimediatechnieken, kennis en inzicht op het gebied van toepassingsgebieden van multimedia in het cultuurdomein. Toepassing kennis en inzicht: 3. de capaciteit om met de verworven multidisciplinaire kennis een brug te slaan tussen informatietechnologie en haar toepassingen in een organisatorische context, met daarin inbegrepen vaardigheid in het omgaan met cliënten en gebruikers. 4. de capaciteit om samen te werken in een interdisciplinair team aan de oplossing van complexe IT-problemen. Oordeelsvorming: 5. de capaciteit om relevante (wetenschappelijke) ontwikkelingen in het vakgebied op hun merites te kunnen beoordelen. 6. de capaciteit om de waarde van dergelijke ontwikkelingen te beargumenteren en zowel schriftelijk als mondeling te presenteren. Communicatie: 7. schriftelijke en mondelinge vaardigheid in de Nederlandse en Engelse taal. Leervaardigheden: 8. voldoende vaardigheden om de master Informatiekunde / Information Sciences met voldoende resultaat te kunnen volgen.
64/65
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam, wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
Masteropleiding Eindkwalificaties master Information Sciences Kennis en inzicht: 1. Voldoende kennis en inzicht heeft van de nieuwste ontwikkelingen en belangrijke thema’s op het gebied van de Informatiekunde en kennis heeft van onderzoek dat relevant is voor het voortgaand probleemoplossen van dergelijke thema’s. De mogelijke thema’s zijn: (1) e-business en innovatie, (2) ontology engineering en semantic web, (3) architecturen, (4) requirements engineering, en (5) multimedia. Toepassing van kennis en inzicht: 2. In staat is om met behulp van de verkregen kennis en begrip uit de bachelor and master cursussen een probleemdefinitie en doel van een onderzoeksproject te formuleren en in staat om zelfstandig een geavanceerd project te starten en uit te voeren. Oordeelsvorming: 3.1 In staat is om een oordeel te geven. 3.2 Heeft een kritisch wetenschappelijke houding. Communicatie: 4 In staat is zowel mondeling als schriftelijk te rapporteren over een geavanceerd project. Leervaardigheden: 5 In staat is nieuwe informatie te vinden en te gebruiken op het terrein van de informatiekunde en daaraan gerelateerde relevante terreinen. Bron: Zelfevaluatie Bachelor Informatie, Multimedia en Management & Master Information Sciences. VU, juni 2009
© NQA - visitatie Vrije Universiteit Amsterdam wo-bachelor IMM en wo-master IS (vt)
65/65