Vergadering: Datum: Locatie:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 14 oktober 2015 09.00 – 11.30 uur Gemeente Alphen aan den Rijn
Onderwerp: Agenda
voorzitter mw. R. van Gelderen
09.00-09.05 01 Opening en vaststelling agenda 09.05-09.10 02 Vaststelling verslag vergadering PHO Maatschappij 09.10-09.30 03 - Mededelingen - Inloopfunctie GGZ: Gemeenten hebben in 2015 gezamenlijk de inloopfuncties GGZ van Rivierduinen gefinancierd. Voor de financiering vanaf 2016 zijn nog geen afspraken gemaakt. Op 26 oktober is er een bestuurlijk overleg met Rivierduinen waar dit onderwerp in besproken wordt. Roos van Gelderen licht mondeling de inzet van dit bestuurlijk overleg toe. - Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming - terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen Ingekomen stukken: 3a Toekomst jeugdhulp 2017: verslag 3 september en memo bestuurlijk afstemmingsoverleg 3b Financiën beschermd wonen: Prognose over 2015, gebaseerd op niet-volledige gegevens. 3c Financiën Begeleiding in de maatschappelijke opvang 2016 en 2017 3d Groslijst PHO Maatschappij versie 29 september 2015 09.30-09.45 04 Academische Werkplaats Gezin aan Zet De Jeugd- en Gezinsteams zijn in alle gemeenten werkzaam. De Awp heeft als doel een zelfevaluatiecyclus te ontwikkelen voor alle JGT’s, te beginnen bij 3 teams (Leiden, Nieuwkoop en Lisse). De opgedane kennis kan door de samenstelling/deelname van veel partners in deze academische werkplaats breed gedeeld worden, ook met andere zelfsturende teams zoals sociale wijkteams, kernteams, tom teams. Voorstel 1. Kennis te nemen van de onderzoeksopgave, gehonoreerd door ZonMw en bijbehorende brief 2. In te stemmen met de financiële bijdrage vanuit gemeenten en deze betalen via de TWO. 09.45-10.15 05 Kwartaalrapportage Q2 inkoop jeugdhulp 2015 Met kwartaalrapportages geeft de regio inzicht in het verloop van de uitvoering van de Jeugdwet in de regio van Holland Rijnland. Deze rapportages bevatten gegevens over het aantal cliënten dat in zorg is en de kosten die hiervoor zijn gemaakt. Zodra de analyse van de gegevens voor de tweede rapportage gereed is, wordt de kwartaalrapportage nagezonden. Voorstel: Bespreken van de kwartaalrapportage Q2
1
10.15-10.35 06 Plan van aanpak meerjarenbeleidskader Opvang en Bescherming In de regio Holland Rijnland is afgesproken dat centrumgemeente Leiden meeloopt met het ondersteuningsprogramma van de VNG om een nieuw beleidskader te ontwikkelen op gebied van Maatschappelijke opvang, Beschermd wonen, regionaal kompas en OGGZ algemeen. De centrumgemeente heeft daartoe een plan van aanpak gemaakt. Ondanks de onzekerheden door landelijke ontwikkelingen op inhoudelijk en financieel gebied, willen we met dit plan van aanpak inhoud en tempo voorlopig vastleggen.
Voorstel: 1. Akkoord te gaan met de inhoudelijke uitgangspunten en doelen voor het beleidskader Opvang en Bescherming 2. Akkoord te gaan met de wijze waarop we cliënten, regiogemeenten en zorgaanbieders betrekken bij het beleidskader 3. Akkoord te gaan met de wijze van inspraak voor regiogemeenten en bestuurlijke planning van het beleidskader 10.35-10.55 07 MEE specialistenpool en coördinatie integrale vroeghulp Cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (zintuiglijk, lichamelijk en verstandelijk, niet-aangeboren hersenletsel en autisme) wordt gegeven door MEE. In 2015 hebben de regiogemeenten allen MEE lokaal gesubsidieerd op vier onderdelen; de lokale inzet van onafhankelijke cliëntondersteuning, de lokale inzet in de Jeugd- en Gezinsteams, de regionale inzet van een specialistenpool en de regionale coördinatie van de integrale vroeghulp. Voorstel is om voor 2016 de regionale voorzieningen opnieuw op regionaal niveau in stand te houden. Voorstel: 1. In 2016 de regionale inzet van MEE ZHN in de specialistenpool en de integrale vroeghulp te blijven bekostigen. (Deze afspraak geldt niet voor de gemeente Voorschoten. Zij zijn inzake de cliëntondersteuning aangesloten bij de regio Haaglanden); 2. Aan MEE als voorwaarde mee te geven dat zij een plan opstellen om het gebruik van de specialistenpool te bevorderen in gemeenten waar nu nog niet veel gebruik van de specialistenpool wordt gemaakt. 3. De kosten voor deze voorzieningen te verdelen over de deelnemende gemeenten op basis van dezelfde verdeelsleutel als in 2015; 4. De kosten voor deze voorzieningen op te nemen in de gemeentelijke subsidiebeschikkingen MEE ZHN 2016. 10.55-11.10 08 Aanbod MBO-onderwijs in de regio Door de gedeeltelijke ontmanteling van ROC Leiden komt het aanbod van MBO-opleidingen in de regio de komende jaren zowel qua inhoud als huisvesting in beweging. De rol van de gemeenten daarbij is niet duidelijk. Het is voor gemeenten van belang dat zowel voor de optimale afstemming onderwijs-arbeidsmarkt als de kansen van kwetsbare jongeren op MBOniveau 1 en 2 er een kwalitatief goed en toegankelijk MBO-onderwijsaanbod in de regio beschikbaar is. Voorstel: 1. Meningsvormend te discussiëren of en welk signaal gemeenten gezamenlijk kunnen afgeven om invloed uit te oefenen op de spreiding en inhoud van het aanbod van MBOonderwijs in de regio. 2. De aanbevelingen van gemeente Noordwijkerhout te bespreken en hierover te besluiten. 11.10-11.30 09 Rondvraag en sluiting
2
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Maatschappij 23 september 2015
Nr.
Gemeente
Naam
Gemeente
Naam
Aanwezig: Leiden Alphen aan den Rijn Kaag & Braassem Kaag & Braassem Katwijk Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijkerhout Oegstgeest
mw. R. van Gelderen (voorzitter) dhr. H. de Jager dhr. F. Schoonderwoerd dhr. Hoek dhr. G. Mostert dhr. J. Gardeniers dhr. A.D. de Roon mw. A. Pietersen dhr. F. Roelfsema dhr. J. Roeffen
Teylingen Noordwijk Leiderdorp Zoeterwoude Leiden
dhr. A. van Kempen mw. M.J. Fles mw. M. van der Eng mw. L. Bloemen Dhr. T. Bruna
Leiden Holland Rijnland Holland Rijnland Holland Rijnland Coöperatie in opr Coöperatie in opr. MareGgroep GGD ZHN
Mw. A. Van Zeijl mw. A. Noordhuis dhr. P. Grob dhr. P. Duijvensz dhr. G.Hoogland Mw. G. ten Brinke Dhr. R. Knoop Dhr. J. Brinks
Advies
Besluit
Agendapunt
01
Opening en vaststelling Agenda vaststellen agenda
02
Verslag vergadering PHO Sociale Agenda 15 juli
Verslag vaststellen
Agendapunt 08 aanbod MBO-onderwijs wordt doorgeschoven naar een volgend overleg ivm afwezigheid dhr. Gotink. In het vertrouwelijk deel komt aan de orde: 1. Contractering JGT’s 2. Inbreng vanuit gemeente Oegstgeest Dhr de Roon: Bij educatie staan een aantal punten genoemd, die praktisch uitgezocht dienen te worden. Dit gaat o.a. Over mogelijkheid taalhuis te financieren uit educatiemiddelen. Dhr Duijvensz geeft aan, dat mw. van Breda i.s.m. Stichting Lezen en schrijven dit uitzoekt. Verslag 15 juli is akkoord
1
03
Mededelingen
04
Rapportage Jeugd-en Gezinsteams Holland Rijnland januari t/m
3 september is bijeenkomst geweest over inkoop jeugdhulp 2016. In het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg van 1 oktober wordt teruggekeken op deze bijeenkomst. 14 oktober komt inkoop jeugdhulp 2016 op agenda pho. Dhr Roelfsema: raad Hillegom wil betrokken worden bij inkoop jeugdhulp. In een motie zijn raadsbreed zorgen uitgesproken. Voorzitter; goed de raden te informeren. TWO kan betrokken raad rechtstreeks informeren. In Hillegom zal mw. Goedhart toelichting verzorgen. Belangrijk dat raden meegaan in uitgangspunten inkoopproces. Mw Bloemen: twee onderwerpen groslijst worden doorgeschoven naar 14 oktober. Is er dan voldoende vergadertijd. Voorzitter; tijd is voldoende. Dhr Hoek, wat is status van ingezonden stuk e, gewijzigde uitvraag JGT’s Wat is relatie met agendapunt 4. Dhr Grob: notitie is informerend. Uitnodiging om input te leveren op beleid dat we al hebben. Dhr Grob stand van zaken na bijeenkomst 3 september. Doorgaan met regionale samenwerking na 2017, niet alleen beleidsmatig, ook operationeel. Dit is mijn bila met u allen. Lastig actualiteit vaak basis van de planning. Bezig met voorbereiding afrekening. Basis zijn afspraken in de DVO’s. Overleg met accountants en financiële medewerkers gemeenten vindt plaats in oktober. Komt ook voorlichting naar accountants. Spannend of zorgaanbieders de gevraagde financiële verantwoording kunnen leveren. Dhr Mostert: goed als na gesprek accountants alle gemeenten een gelijkluidende brief ontvangen. Deze brief kan naar raden. Voorzitter: goed voorstel Dhr. Grob; voor contractering 2016 TWO volop in bespreking met aanbieders. Bezuiniging wordt gehaald. Pho krijgt voorstel hoe bezuinigingen ingevuld gaan worden. Mw Bloemen: lijst ingevuld om bij gesprekken met aanbieders te zijn. Hoe staat het hiermee. Dhr. Grob: in november gesprekken met aanbieders over kwartaal 3. Gesprek over inhoud in relatie tot financiën. Dhr Grob zegt toe, dat leden pho worden benaderd. Voorstel: Kennisnemen van de rapportage en de vervolgstappen
Bij dit agendapunt zijn dhr. Hoogland en mw. Ten Brinke van de coöperatie in oprichting aanwezig om vragen te beantwoorden. Dhr grob: 2
april 2015
Dit is eerste rapportage, klanttevredenheid is hier nog niet in meegenomen. Volgende rapportage maken we hier een begin mee. Mw. Pietersen Doorlooptijd voor rapportage verkorten, het is nu september Behoefte te weten, waar we nu precies staan. Dhr de Roon Kan rapportage niet parallel aan AO jeugd en pho Maatschappij aangeleverd worden. Dhr. Hoek Mist bepaalde elementen, hoe gaat het nu met kwartiermaker voor de coöperatie In kaag en Braassem meer beschikkingen, omdat Kaag en Braassem met een integraal intaketeam werkt. Werkt gebruiksonvriendelijk format geen eigen dossiervorming in de hand. In februari heeft zich in mijn gemeente incident voorgedaan. We doen hier ook een eigen onderzoek. Procesonderzoek in concept gereed. Bij definitieve versie, bereid te delen. Leidt werkdruk niet tot verminderde inzet voor scholing en doorontwikkeling. Dhr van Kempen Beeld rapportage roept herkenning op Na april is er veel gebeurd In Teylingen probeert team slag te maken van kwantiteit naar kwaliteit. Dit mis ik in de aandachtspunten. Dhr Roeffen Vraag, wat is er inhoudelijk bereikt Mw. Bloemen In mei al een notitie gezien, dat de basis is voor dit stuk. Vraag aandacht voor kostenbewustzijn medewerkers Vraag wat de jeugd-en gezinsteams nog nodig hebben van de gemeente Dhr Hoogland Teams zijn na 1 januari gelijk in het diepe gegooid zonder goede kennismaking ICT blijft aandachtspunt. Vraag is of Plusplan goed vehikel is. Plusplan vraagt 1 gezin-1 plan. Niet voor alle vragen is 1 gezin 1plan nodig. Op scholing wordt ingezet. Teams vragen zelf oom scholing. Hier ben ik blij mee. 3
Handelingsverlegenheid van teams komt voor. Bezig met directeeur te zoeken voor coöperatie. Input voor profiel haal ik ook op bij jullie. Ziektevervanging gaat niet zo maar. Medewerkers zijn gekoppeld aan bepaalde klanten. Wisseling van medewerkers levert ook lastigheden op. Bij langer durende ziekte wordt vervanging ingezet. Aan kostenbewustzijn wordt gewerkt. De vraag wat we nodig hebben van de gemeenten neem ik mee terug naar raden van bestuur en leden van de teams. Dhr Mostert Niet teveel hameren op kosten. Als regio zijn we goed bezig. 05
Kwartaalrapportage Q2 Voorstel: Inkoop jeugdhulp 2015 Kennis nemen van de hoofdpunten van de kwartaalrapportage Q2
Dhr Grob licht toe: Rapportage Q2 is er in concept. Verwijzingen gaan meer via JGT dan via huisarts Effect op verminderde inzet gespecialiseerde zorg zien we nog niet Scherpe daling plaatsing in gesloten jeugdhulp. Dit loopt niet parallel met financiële daling Aantal jeugdigen met jeugdbeschermingsmaatregel is afgenomen. Forse stijging veilig thuis. Budgettair is nu 47% totale jaarbudget besteed. Druk op budget neemt toe. In Q3 gaan we zien waar onderbesteding is. Budgetplafons bij aanbieders die het niet nodig hebben, verlagen. Mw Bloemen Hoe staat het met PGB verplichtingen Dhr Grob Gebruik PGB niet scherp. Verwacht overschrijding van het budget Uitvraag bij gemeenten in kwartaalrapportage
06
Informatiemanagement 1In te stemmen met de opdracht jeugdhulp aan een nieuwe Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp 2 De kosten voor het trekke schap van deze werkgroep geraamd € 24.000 te dekken
Dhr Grob Informatiemanagement jeugdhulp heeft duidelijke link met JGT’s Trekkerschap werkgroep kost meer dan 40 uur. Afspraak is dat gemeente die trekker levert, vergoeding krijgt. Als trekker is een medewerker van de gemeente Kaag en Braassem in beeld. Oproep aan gemeenten om medewerkers voor werkgroep te leveren. Dhr Roeffen 4
uit de post Regionale Uitvoering Onvoorzien
Hebben wij informatievoorziening voldoende in de hand. Er is sprake van verschillende leveranciers. Dhr Grob Resultaten werkgroep moet voldoende sturing gaan geven. Besluit PHO is akkoord met voorstel
07
Mw van Gelderen Onderwerp komt 14 oktober terug. Mw Bloemen Ontgaat de noodzaak deze overeenkomst vast te stellen.
Dienstverleningsovereenkomst Gemeenten Holland Rijnland
Besluit Pho is akkoord met voorstel 08
Aanbod MBO onderwijs
09
Regionaal plan SW bedrijven
Agendapunt wordt doorgeschoven naar volgend pho. Inhoudelijke gedachtewisseling Plan SW sector Holland Rijnland
Dhr. Mostert Dit plan is niet goed gecommuniceerd met ambtenaren Dhr Gardeniers Vraag naar verbinding met werkbedrijf Dhr. van Kempen Open blijft waar het het bestaande kan versterken Samenvatting wat moeilijk te volgen, wat leggen gemeenten in en wat is de subsidie van het Rijk Kunnen er nog verdere kosten komen. Mw Damen Het plan had beter afgestemd kunnen worden. Indieningstijd was heel kort en plan moest in vakantieperiode ingediend worden. In uitwerking zorgen dat het goed aansluit op werkbedrijf. Plan nu bij Cedris ingediend. Cedris dient plan bij Ministerie SZW in. Staatssecretaris komt as maandag 28 september naar Leiden. Ik stel doelgroepbepaling voor garantiebanen aan de orde en nu 100 miljoen extra vor beschut werk. We krijgen incidenteel geld voor een structureel probleem. Dhr Knoop (MareGroep) Plan richt zich op drie onderwerpen 1. Uitplaatsing SW medewerkers Hierbij kan meer gebruik 5
10
Invulling korting decentralisatie uitkering Vrouwenopvang
gemaakt worden van sociale media. Voorbeeld web match 2. Expertise vergroting stafmedewerkers, aansluiting bij VSO scholen. Opleiden van extra jobcoaches. Opleiding arbeidsdeskundigen. 3. Inzet infrastructuur SW, ontwikkeling publiek-private samenwerking, bijvoorbeeld Post.nl. Ontwikkeling instrumenten als payrolling en detachering. Middelen mogen niet ingezet worden voor dekking van reguliere tekorten. Uitgangspunt is dat de projecten voor dit geld worden uitgevoerd. Plan is door SW sector opgezet, omdat middelen specifiek aan SW sector toegekend zijn. FNV is uit toetsingscommissie gestapt, omdat plannen teveel gericht zijn op krimp van de SW sector. Plan Holland Rijnland zet niet in op krimp maar op ontwikkeling
Mw. Van Zeijl (gemeente Leiden) Voorstel: Voorstel is n.a.v. opmerkingen vorig pho aangepast. Formulering is 1. De gemeenteraad van Leiden nu dat pho zich in principe uitspreekt voor voortzetting financiering te adviseren om de vanaf 2017 en hierin alle veranderingen betrekt. onderbesteding van de DU VO Er is geen wachtlijst voor vrouwenopvang. Er zijn hier landelijke van 2015 en 2016 te afspraken over gemaakt. bestemmen voor Onderbesteding is ontstaan doordat het Rijk ruim heeft vrouwenopvang en de aanpak gebudgetteerd. Gemeenteraad leiden heeft onderbesteding van huiselijk geweld en deze geoormerkt. middelen in te zetten om de korting op de DU VO vanaf Besluit pho 2017 op te vangen; Pho is akkoord met voorstel. 2. Gemeenten in ZHN onderschrijven het belang om in de komende jaren blijvend stevig in te zetten op de aanpak huiselijk geweld op basis van regionaal geformuleerd beleid. Zij spreken de intentie uit om in de toekomst bij te dragen aan de aanpak van huiselijk geweld, als dat voor een effectieve aanpak noodzakelijk is en voor zover 6
de DU VO te kort schiet om in deze kosten te voorzien. De intentie is om daarbij uit te gaan van het solidariteitsprincipe; 3. Medio 2017, of eerder indien ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, wordt een uitgewerkt voorstel voor financiering van de aanpak van huiselijk geweld voor besluitvorming aan gemeenten voorgelegd. 11
Uitgangspunten Sociale Voorstel: kaart In te stemmen met de uitgangspunten voor een nieuwe sociale kaart, te weten: 1. Regiogemeenten schaffen gezamenlijk een licentie aan en beheren of financieren samen het gebruik van de database SoCard IV; 2. De inrichting van een portal/website en de daarbij behorende functionaliteiten aan afzonderlijke gemeenten (of in een groep) te laten maar deze wel te relateren aan de ontwikkeling van een digitaal preventie-loket dat regio breed vanuit Jeugd wordt opgezet. 3. Na te gaan of het huidige contract met leverancier voor het beheer en onderhoud van de database SoCard IV kan worden verlengd of dat één van de gemeenten, die op dit
Mw Fles Bollengemeenten zijn niet akkoord. Bollengemeenten hebben eigen traject. Dhr Schoonderwoerd Kaag en Braassem is akkoord. Wel op een later moment ontwikkelslag nodig. Dhr Gardeniers Leiderdorp is akkoord, wel nagaan hoe we dit op een effectieve en efficiënte manier kunnen organiseren. Dhr Mostert Katwijk is akkoord. Mw. Bloemen Gemeente Zoeterwoude heeft nog gen standpunt bepaald. Dhr Brinks (GGD) Niet meedoen Bollenstreekgementen technisch geen probleem. Aandachtspunt is dat database sociale kaart ook wordt gebruikt voor regionale CJG website Hoe zitdat.info. Als gegevens Bollenstreek niet in database komen, heeft dat gevolgen voor hoezitdat.info Gebruik sociale kaart moet beter. Website een jaar of acht geelden ontwikkeld. Manier van zoeken sluit niet aan bij hoe we dat nu gewend zijn Heeft voorkeur gegevens beheer op één plaats neer te leggen. Zijn veel klachten over kwaliteit gegevens. Hier wordt aan gewerkt. Gegevens zijn einde van het jaar up to date Mw van Gelderen 7
onderdeel willen samenwerken, deze taak dit op zich kan nemen. 4. Als slechts een deel van de gemeenten hieraan wil deelnemen, kunnen deze gemeenten besluiten om gezamenlijk dit beheer en de financiering te regelen. 5. Inventariseren welke gemeenten gezamenlijk het beheer van SoCard IV willen financieren en organiseren..
Wil Bollenstreek gemeenten in overweging geven toch mee te doen. De database wordt ook gebruikt voor CJG website. Mw Fles Leg voorstel terug bij Bollengemeenten Dhr van der Eng Betrek ook in voorstel, de website. Kom met een juist afwegingskader voor aanbieder. Mogelijk is een aanbesteding aan de orde. Mw van Gelderen Volgend pho komt voorstel. Besluit Pho is akkoord met uitgangspunten sociale kaart, waarbij Bollengementen nagaan of zij meegaan in ontwikkeling
Actielijst 23 september 1 Aanbod MBO-onderwijs in de regio: verplaatsen naar 14/10. Toevoegen: stand van zaken prioritaire sectoren zorg en techniek 2 Uitzoeken financieren taalhuizen uit budget educatie 3 Voorstel Sociale kaart
4
Wanneer PHO 14 okt PHO 11 nov. PHO 11 nov
PHO 15 juli Opvang Binnenvest apart agenderen waarbij aangegeven wordt wat de centrumgemeente aanvullend doet op dit gebied.
PHO 11 nov.
Vastgesteld in de vergadering van het PHO Sociale agenda van Holland Rijnland van 15 juli 2015, de secretaris,
de voorzitter,
8
Wie Dhr. De Lorme van Rossem Mw. Van Breda Holland Rijnland/GGD Joost Bernsen Mw. Wolters
Memo bespreekpunten actualiseren jeugdbeleid 24 september 2015
Bestuursopdracht toekomst van de jeugdhulp Tijdens de bijeenkomst over de toekomst van de jeugdhulp op 3 september, hebben de portefeuillehouders de intentie uitgesproken om de regionale samenwerking op het gebied van de jeugdhulp te continueren. Vanwege de duur van een goede inkoopprocedure is het van belang dat de gemeenten nog in 2015 een uitspraak doen over het aanvullende beleid (actualisatie Hart voor de Jeugd) en aansluitend over de inkoopprocedure. Met name deze twee componenten vormen het hart van de bestuursopdracht. Hierna volgt het maken van afspraken over governance en opdrachtgeverschap.
Bestuurlijk afstemmingsoverleg 1 oktober 2015 Doel van dit agendapunt is om met elkaar verder te denken over de toekomst van de jeugdhulp na 2016 zowel qua inhoud als qua samenwerking, inkoop en financiering en het proces daarnaartoe, mede naar aanleiding van de bijeenkomst van 3 september over de toekomst van de jeugdhulp.
Bespreekpunten Voor voortgangsinformatie zie ook ‘Hart voor de jeugd: voortgang transformatie eerste half jaar 2015’. Preventie Gemeenten vinden preventie van belang. In hoeverre is dit een lokale zaak of zou daar regionaal meer op gefocust moeten worden. Als hier regionale inzet voor nodig is, hoe organiseren we dit en wat betekent dat voor het regionale jeugdhulp budget? Specialistische hulp We verwachten dat we kunnen besparen op specialistische hulp. Welke prikkel kunnen we inbrengen om dat proces onderling bij de Jeugd‐ en Gezinsteams en tussen aanbieders tot stand te brengen? - Uitgaan van de bedoeling - Eerste levensbehoeften op orde, perspectief bieden en dan verdere zorg - Uitgangspunt gezinsplannen (Wmo en jeugdhulp afstemmen) - Inzet op diagnostiek - Beter en eerder afbouwen - Bestuurlijk veranderen - Snellere aanpak van complexe problemen, bestuurlijk oplossen door samenwerking en overleg - Tijd en geld om te veranderen Lokale sturing Gemeenten willen meer lokaal kunnen sturen, maar waarop en hoe? Is 3D aanpak lokaal nu haalbaar voor gemeenten? Hoe kan de regionale samenwerking op het gebied van jeugdhulp de relatie met Wmo versterken (anders dan met 1 gezin 1 plan werken?). Belangrijk hierbij is de vraag hoe we de gemeenten en meer specifiek de raden betrekken in het proces. Inkoop en contracteren Welke manier van inkoop en contracteren is passend. Kunnen we differentiëren en hoe bekostigen we dat? De VNG heeft een werkgroep integrale bekostiging Jeugd. Hierin zijn gemeenten en aanbieders vertegenwoordigd. Deze werkgroep gaat een aantal van de regionale voorbeelden analyseren. Eind 2015 komt de werkgroep met het resultaat, dat gemeenten in 2016 kunnen gebruiken voor hun inkoop van jeugdhulp die vanaf 2017 wordt ingezet. Hoe betrekken we cliënttevredenheid in de keuzes die we maken?
In het verlengde hiervan ligt de vraag hoe we met het verzekeringsmodel omgaan? En hoe blijven we, ook na 2016 lean werken in onze administratieve en financiële processen?
Voorstel vervolgproces – inhoud - Plan van aanpak actualisatie Hart voor de Jeugd - Plan van aanpak keuze inkoopprocedure - Projectplan Inkoop 2017, afhankelijk van nieuw beleid en keuze voor inkoopprocedure Betrokkenen - Trekker, werkgroep - Ambtelijk (jeugd, Wmo, secretarissen) - Bestuurlijk (portefeuillehoudersoverleg, colleges, DB en raden) - Zorgaanbieders - Cliënten Hoe betrekken we raden, cliënten en zorgaanbieders bij actualiseren beleid en keuze inkoopprocedure?
Vervolgproces – regionale besluitvorming Bestuurlijk Afstemmingsoverleg – donderdag 1 oktober Voorstel: Brainstormen over inhoudelijke samenwerking Jeugdhulp vanaf 2017 als vervolg op de 3 september bijeenkomst. Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij – woensdag 14 oktober Voorstel: terugkoppeling brainstorm in bestuurlijk afstemmingsoverleg van 1 oktober 2015 Regiomiddag / Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij ‐ woensdag 11 november Voorstel: colleges positief adviseren tav actualisatie Hart voor de Jeugd Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij – woensdag 16 december Voorstel: colleges positief adviseren over: 1. Keuze inkoopscenario aan de hand van SWOT‐analyse van verschillende inkoop scenario’s, o.a. bestuurlijk aanbesteden en nationaal openbare procedure (aanpak Rijnstreek) Kenmerken inkoopprocedure (inhoudelijk en proces) Voor‐ en nadelen voor Jeugdhulp Holland Rijnland Risico’s 2. Uitgangspunten Inkoop 2017 Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij – januari 2016 Voorstel: colleges positief adviseren over projectplan Inkoop 2017 Mede namens de TWO Jeugdhulp Xandra van Ginkel Beleidsadviseur Holland Rijnland
Verslag bestuurlijke bijeenkomst jeugdhulp na 2016 – 3 september 2015. Gerrit Kleijheeg opent de bijeenkomst en heet iedereen van harte welkom. Hij benadrukt dat vanmiddag geen besluitvorming aan de orde is maar het delen van verwachtingen, beelden en ervaringen m.b.t. de organisatie van de jeugdhulp en de rol die gemeenten hierin hebben M. Goedhart en P. Grob presenteren de stand van zaken m.b.t. de jeugdhulp in de regio. De presentatie wordt met dit verslag meegestuurd. Erik Gerritsen, Secretaris Generaal VWS. Gerritsen spreekt vandaag ook vanuit zijn oude functie van bestuurder van Bureau Jeugdzorg Amsterdam. Hij schreef het boekje “55 tips om de transitie te overleven”. Dit zal voor alle aanwezigen worden besteld. Hij spreekt over de schrijnende voorbeelden van falende jeugdzorg en gemeenten die de regie niet kunnen pakken, die in het nieuws komen en vaak in het kameroverleg worden besproken. In de werkelijkheid betreft dit vaak situaties die al worden gerepareerd of minder erg zijn dan de media laten geloven. In de praktijk ontmoet hij juist veel enthousiasme en tempo bij de gemeenten. Voor Holland Rijnland veel complimenten voor wat hier is bereikt en voor de creativiteit en de vaart waarmee de vernieuwing van de zorg wordt ingezet. Instellingen zijn vooral blij met de verminderde administratieve rompslomp. Ook goed dat er voor twee jaar afspraken zijn gemaakt, dat geeft rust om voor de komende jaren beter passende afspraken te maken. Gerritsen is ervan overtuigd dat er een besparing van 40% mogelijk is, op termijn, in de zorg. Met name in de zwaardere zorg. Hij heeft daarvoor de volgende voorbeelden:
In 1 keer goed doen; veel zorgtrajecten worden afgebroken of vervangen door anderen omdat de diagnostiek niet goed is geweest en er een valse start is gemaakt. In elkaar laten vloeien van de Wmo en de jeugdhulp. Winst te behalen bij goede gezinsplannen. Gezinnen met schulden zijn niet erg vatbaar voor jeugdhulp. Eerste levensbehoeften op orde en perspectief bieden en dan verdere zorg. De organisatie zo inrichten dat die is afgestemd op de bedoeling maakt veel werk en management overbodig en bespaart zo kosten. Bestuurlijk veranderen; bestuurders van zorginstellingen maar ook wethouders. Snellere aanpak van complexe problemen, bestuurlijk oplossen door samenwerking en overleg.
Vaak kan met € 20.000 kosten € 100.000 worden bespaard. Want innoveren kost geld maar de kosten gaan voor de baat uit.
Het vraagt een lerende houding van alle betrokkenen, niet alleen van de zorgprofessionals. Hierbij citeert hij Confusius “ Vertel het me en ik vergeet het Laat het me zien en ik zal het onthouden Doe het me voor en ik maak het me eigen” Mensen leren voor 70% uit ervaring dus hebben de tijd en ruimte nodig om zelf te ervaren wat goed gaat en wat beter kan. Dat zit dus niet alleen in het primaire proces maar ook aan de bestuurlijke kant. En bij beide is het risico op mislukkingen. Vanuit mislukkingen kunnen echter mooie dingen ontstaan en wordt veel geleerd. De ervaring van veel jeugd‐ en gezinsteams maar ook van wijkteams is dat ze veel zaken met redelijk simpele oplossingen kunnen “ aftikken” maar dat de complexere en zwaardere problematiek ook het vermogen van deze teams overstijgt. Hier moeten bestuurders met elkaar in gesprek gaan. Bestuurders van woningcorporaties, zorginstellingen, onderwijs en wethouders. De praktijk leert dat dit productief is en bestuurders eigenlijk allemaal mee willen werken aan een oplossing maar daar niet snel het initiatief toe nemen. Wethouders kunnen hier een voorbeeld in zijn, mensen bij elkaar roepen en gezamenlijk oplossingen vinden voor hardnekkige problemen. Zij hoeven niet eerst de oplossing te vinden alvorens het gesprek aan te gaan. Na deze inleiding volgt een discussie De Jager vindt wel dat daar veel dilemma’s aan vast zitten waar we nog niet uit zijn. Wethouder als opdrachtgever en als ruimtebieder. Mostert stelt dat geld en organisatie volgt op wat we willen bereiken. Wethouders en ambtenaren moeten vooral een faciliterende rol pakken zodat de teams hun werk goed kunnen doen en daarbij moeten de teams ook fouten kunnen maken en niet kopschuw worden. In Katwijk worden ook successen geboekt door alle beschikbare gelden bij elkaar te leggen. Uiteindelijk gaat het om dezelfde gezinnen bij Wmo en jeugdhulp. Van Gelderen merkt op dat in het contact met de teams wethouders vooral moeten luisteren en signaleren en niet moeten zenden. Professionals zijn vaak ook onzeker bij lastige problemen en moeten rugdekking krijgen van zowel politiek als hun eigen bestuurders. Gardeniers geeft aan dat wethouders ook een rol hebben bij het bekend maken van de teams bij andere bestuurders. Het valt hem op dat nog zoveel mensen niet weten wat de teams doen en op welke wijze zij kunnen samenwerken en bijdragen aan oplossingen. Hoek geeft aan dat bestuurders voor al deze zaken in de “ jastand” moeten staan.
Gerritsen geeft aan dat het zeer helpt wanneer er wordt geredeneerd vanuit de casuïstiek en de logica die een oplossing van daaruit behoeft. Het denken in organisaties en modellen levert daarin weinig op .Je moet op tafel krijgen wat niet werkt en daar duurzame en bestuurlijke oplossingen voor zoeken. Dat betekent ook dat de problemen in de eigen ambtelijke organisatie moeten worden erkend en worden opgelost. Ga bij elkaar zitten met bestuurders die het meest betrokken zijn bij de betreffende problemen, check of het klopt en wat ieder er in kan betekenen. Gemeente, politie, onderwijs, woningcorporaties en andere betrokken organisaties. Om de tafel in gesprek en buiten de gebruikelijke vergadercultuur waarin iedereen zich toch weer op het eigen terrein terugtrekt. Geen georganiseerd wantrouwen en elkaar niet “dwingen” tot strategisch gedrag. Ook bespreken welke belemmeringen wethouders tegen komen bij het vinden van oplossingen. Op deze manier proberen de leercirkel rond te maken vanuit het idee dat elke bestuurder graag een oplossing vindt voor ernstige problemen. Bloemen geeft aan last te hebben van privacyregels wanneer zij, of iemand waarmee zij spreekt, informatie kwijt wil bij de teams over gezinnen of jeugdigen met problemen. De deur gaat dan al snel dicht. Gerritsen onderkent dit probleem maar vindt dat het bijna altijd te tackelen is. Allereerst is met toestemming van ouders of jongere bijna alles mogelijk. Zo’n 90% van ouders geeft toestemming voor bespreking en doorgeven van informatie zolang het met hen en niet alleen over hen gaat. De overige 10% die geen toestemming geeft betreft vaak complexe problematiek en ook dan kan, wanneer de veiligheid in het geding is, informatie worden uitgewisseld. Ook kan het vaak gaan over “ dat‐informatie” en niet over “ wat‐informatie”. In de GGZ en bij de politie is dit vaak aan de orde. Een agent hoeft niet precies te zeggen wat er speelt maar kan wel aangeven dat het zinvol is om hier eens goed naar te kijken. Goedhart geeft aan dat het vaak ook gaat over de toegankelijkheid van de teams en de beeldvorming naar buiten. Het kan niet zo zijn dat mensen signalen neerleggen bij de teams zonder eerst zelf een moeder of jongere aangesproken te hebben. Vaak zijn de mensen die signalen inbrengen ook degenen die het met ouders kunnen bespreken. Ook is er soms handelingsverlegenheid bij de teams als gevolg van de nieuwe manier van werken. Dit kan voorkomen worden door het maken van een professionaliseringsslag; intervisie, training en scholing van professionals. Dit kost geld maar levert ook veel op doordat men ervan leert en in voorkomende volgende situaties beter kan handelen. Wethouders zijn ook een soort systeemtherapeut en kunnen de processen faciliteren en ondersteunen om zelf de problemen op te lossen. Zij hebben vanuit hun regierol ook de positie om mensen om de tafel te roepen en mee te laten denken. Aangegeven wordt het dilemma dat bestuurders ook een rol hebben als opdrachtgever en voorwaarden moeten stellen aan de kwaliteit van de zorg die door gemeenten wordt
gefinancierd. Gerritsen geeft aan dat er meer wordt bereikt door samenwerken dan door onderhandelen. Het gaat immers niet om de inkoop van potloden maar om zorg en hulp voor gezinnen die dat hard nodig hebben. Ook belangrijk in de regionale samenwerking is om elkaar de biotoop te gunnen die bij de gemeente past. Gemeenten verschillen qua infrastructuur en mogelijkheden en er moet de ruimte zijn om mee te gaan met de mogelijkheden die je als gemeente hebt. Zo moet je “ achter het model” kunnen werken en moet het model niet de overhand krijgen. Van Gelderen geeft aan dat we te weinig leren van de zaken die fout zijn gegaan of beter hadden gekund en vindt dat er ook een “ worst practices day” zou moeten komen. Probleem is dat niemand die slechte voorbeelden aan wil leveren en men al gauw uit de lerende houding in de kritiek vervalt. Gerritsen verwijst hiervoor naar het instituut voor briljante mislukkingen van Pauk Iske. www.briljantemislukkingen.nl. Tevens raadt hij aan vooral van de slechte voorbeelden uit de eigen regio te leren. Pauze Kleijheeg opent het tweede gedeelte van deze middag door met elkaar te benoemen wat anders kan en moet. Daarbij staan de volgende vragen centraal.
Doen we het zoals we het voor ogen hadden en leidt het tot de gewenst transformatie van de zorg? Welke voortgang zien gemeenten tot nu toe? Zijn er belemmeringen in de door de gemeente gewenste sturing of in de juiste zorg voor gezinnen en kinderen. Hoe zien die belemmeringen er uit? Welke beelden en verwachtingen zijn er over de jeugdhulp of de regionale samenwerking.
De Jager vindt dat er goede resultaten zijn behaald met de samenwerking en dat we daar trots op mogen zijn. Hij ziet wel verschillen in tempo van verandering bij gemeenten zoals bij preventie, basisvoorzieningenniveau, ontschotting e.d. Ook de wereld van de gespecialiseerde jeugdzorg zou wat sneller zou kunnen veranderen. In Alphen aan de Rijn wil men ook de ruimte om te experimenteren met bij voorbeeld openbare aanbesteding zoals ook bij de Wmo is gebeurd. Hoek geeft aan dat het sociale domein nog sterk aan het veranderen is en de samenhang steeds duidelijker wordt en ook de lokale regie hierop moet kunnen inspelen. Voor Kaag en Braassem is de vraag of er voor bewoners passende hulp wordt geboden richtinggevend en in welk model komt op de tweede plaats. Wel ruimte om hierin te experimenteren. Van Gelderen vindt deze ruimte ook nodig maar niet gebonden aan een specifiek systeem. We zijn nog maar net begonnen en staan nog maar met 1 been in de wereld zoals we die zouden willen. Zij vind het veelbelovend en vindt dat in het begin goede keuzes zijn gemaakt. Ruimte is ook rust en tijd en niet nu al veranderingen aan het systeem maar binnen het
systeem aanpassingen maken. We zijn zover gekomen door een gezamenlijk vertrouwen tussen gemeenten en zorgaanbieders en dat is een succesfactor die we moeten behouden. Bovendien leveren nieuwe aanbieders niet automatisch de gewenst verandering. Zij kan de lokale regie goed oppakken en die gaat ook verder dan de jeugdhulp. De lokale binding moet ook goed worden georganiseerd en dat is een taak van wethouders. Opgemerkt wordt dat het frustrerend is dat de coöperatie nog niet is gerealiseerd. Wellicht zijn de gemeenten teveel op de stoel van aanbieders gaan zitten en is daardoor ruis ontstaan. Van Kempen vindt dat we unaniem moeten aangeven meerwaarde te zien in de coöperatie en ons committment daarover moeten geven aan de aanbieders. Huiswerk voor gemeenten is om voor 2017 meerjarige afspraken te maken en duidelijkheid te geven over het vervolg en de kwaliteit die wordt verwacht. Haalbare eisen stellen. Gotink is uitermate tevreden over de JGT’s maar merkt onrust bij de teams over het voortbestaan van hun baan; oppassen dat werkers niet vertrekken omdat elders meer zekerheid wordt geboden. Boodschap naar de aanbieders moet ook zijn dat de coöperatie moet bijdragen aan het doel en de functie van de JGT’s. De aanbieders zijn weliswaar niet snel met het oprichten van een coöperatie maar zijn wel in praktijk al volop aan het veranderen. Maar we komen van ver, ook gemeenten, en het heeft tijd nodig om zowel de zorg als de organisatie ervan te vernieuwen. Pietersen denkt dat in een andere regio dit gedoe misschien reden was geweest elkaar niet meer te zien maar juist door onze samenwerking houden we elkaar vast. Er is overeenstemming over het behouden van de JGT’s en daar worden geen veranderingen in voorgesteld. De komende jaren zullen ze worden voortgezet en versterkt en moet zekerheid komen voor JGT leden. Inhoudelijke aanpassingen zijn altijd mogelijk. Uitdaging voor de komende jaren is het verminderen van specialistische hulp zonder dat de kwaliteit van de zorg minder wordt. Meer en sneller inzetten aan begin traject als dat nodig is en ook als het zwaardere zorg betreft. Van Gelderen wil onderzoek naar eventuele andere modellen niet beperken tot Alphen en Kaag en Braassem maar er ook voorbeelden uit andere regio’s bij betrekken. En met het uitgangspunt dat een model moet passen bij de bedoeling en de wensen in de regio. Ook goed kijken welke gewenste veranderingen binnen het huidige model gewoon mogelijk zijn. Bloemen wil ook de solidariteit en het verzekeringsmodel uitgewerkt hebben en overeenstemming over verdeling van het regiobudget. Dit naast het committment over de JGT’s, de TWO en de coöperatie.
Afsluiting Kleijheeg vraagt aan de portefeuillehouders wat er nodig is om een doorstart te maken.
Vertrouwen, committment, ijken van definities (verstaan we elkaar in dezelfde termen?). Ja zeggen tegen de coöperatie, afspraken voor langere termijn, bewaken dat de nieuwe organisatie bijdraagt aan de groei en kwaliteit van de JGT’s. Versterken van de JGT’s Vertrouwen in coöperatie blijven benoemen maar eventuele nieuwe aanbieders niet uitsluiten. Aanvullend beleid Hart voor de Jeugd van transitie naar transformatie Scherper formuleren inkoopeisen Vergelijken van inkoopprocedures in het inkoopadvies voor 2017 Aanbieders meenemen in proces contractering
Bestuurlijke opdracht De portefeuillehouders spreken de intentie uit de regionale samenwerking op het gebied van de jeugdhulp te willen continueren. Vanwege de duur van een goede inkoopprocedure is het van belang dat de gemeenten nog dit jaar een uitspraak doen over het aanvullende beleid en de te volgen procedure. Met name deze twee componenten vormen het hart van de bestuursopdracht. Hierna volgt het maken van afspraken over governance en opdrachtgeverschap.
Memo Aan
Van
PHO Sociale agenda
Marieke Ouwerkerk
Doorkiesnummer
(071) 516 73 66
Onderwerp
Datum
Prognose budget Beschermd wonen 2015
30-9-2015
Geachte portefeuillehouders,
Met deze memo informeren wij u over de mogelijk tekort op het regionale budget Beschermd wonen 2015. Binnen Holland Rijnland is regionale solidariteit afgesproken voor het budget Beschermd wonen, hiermee bent u voorbereid op een eventuele bijdrage aan het tekort. Er is landelijk veel discussie over de huidige verdeling van de budgetten. Dit is aanleiding geweest om een nieuw landelijk onderzoek te doen om de historische budgetten opnieuw te bepalen vanaf 2016. Dit onderzoek loopt nog maar duidelijk is dat een verdeling op basis van Vektisgegevens niet betrouwbaar genoeg is voor vele centrumgemeenten. Voor 2016 is het budget nog niet aangepast aan nieuwe gegevens. In de meicirculaire van 2015 is aangekondigd dat het budget voor onze regio voor 2016 fors naar beneden wordt bijgesteld. De bedragen in de septembercirculaire zijn niet gewijzigd, wel is aangekondigd dat de definitieve bedragen 2016 worden aangepast aan de resultaten van onafhankelijk onderzoek bij alle centrumgemeenten. Beschikbaar budget 2015 Totaal is € 27,8 miljoen beschikbaar voor de regio Holland Rijnland. Dit is inclusief de verhoging in de meicirculaire 2015. Deze verhoging was uitkomst van een landelijke check, april/mei 2015, op de cliëntbestanden. Gefactureerd bedrag beschermd wonen Doordat de administratie bij zowel aanbieders als gemeente nog niet (direct) goed ingericht is, blijft de facturatie achter. De prognose is dan ook op het T‐care bestand (T‐care is het klantvolgsysteem waar Leiden gebruik van maakt) gebaseerd. Zodra alle cliënten gefactureerd worden is een definitief bedrag bekend. Prognose Beschermd wonen 2015 (Pgb en natura) Op basis van de cliënten in T‐care is een prognose gemaakt van het budget voor 2015. Jaarbedrag is zonder rekening te houden met nieuwe instroom in de tweede helft van het jaar. Intramurale klanten hebben een gecontracteerd 4‐wekelijkstarief, er is uitgegaan dat er voor al
Pagina
2/3
deze cliënten sprake is van een huisvestingscomponent. Voor cliënten in de overbruggings‐ en overgangsrecht geldt dat het gemiddeld gefactureerde bedrag van een aantal grote partijen is genomen. Q1 en Q2 Heel 2015 Beschermd wonen ‐ € 12.516.189 € 24.875.999 6101302 Beschermd wonen € 153.442 € 291.906 overbrugging ‐ 6101322 Beschermd wonen € 969.024 € 1.881.351 overgang ‐ 6101323 Pgb beschermd wonen € 1.025.728 € 2.810.000 Totaal € 14.664.384 € 29.859.257 De uitgevoerde prognose in het eerste kwartaal 2015 kwam uit op € 29,2 miljoen. Eigen bijdrage verwachting van het Rijk is: € 1,5 miljoen. Van het CAK hebben we een eerste uitsplitsing van de eigen bijdragebedragen ontvangen. Op dit moment (begin september) zouden we ruim 1 miljoen aan eigen bijdragen beschermd wonen hebben ontvangen. Dit bedrag is echter nog niet door de gemeente ontvangen. Voorlopig gaan we uit van het binnenhalen van de verwachte eigen bijdrage. Dit betekent een geprognostiseerd tekort van een half miljoen. Beschermd wonen is een centrum‐gemeentelijke taak. Leiden voert dit uit voor de Holland Rijnland gemeenten in de regio. In het PHO‐SA van 31/10/2015 is besloten financieel solidair te zijn met de te hanteren verdeelsleutel ‐ de integratie‐uitkering sociaal domein. Dat betekent per gemeente:
Percentages op basis Integratie‐uitkering sociaal domein Wmo ‐ objectief verdeelmodel Alphen aan den Rijn
€ 99.000
19,8%
Hillegom
€ 21.000
4,2%
Kaag en Braassem
€ 21.500
4,3%
Katwijk
€ 56.500
11,3%
Leiden
€ 113.500
22,7%
Leiderdorp
€ 23.500
4,7%
Lisse
€ 19.500
3,9%
Nieuwkoop
€ 27.500
5,5%
Noordwijk
€ 27.500
5,5%
Noordwijkerhout
€ 16.000
3,2%
Oegstgeest
€ 17.000
3,4%
Teylingen
€ 28.500
5,7%
Voorschoten
€ 19.500
3,9%
Zoeterwoude
€ 9.500
€ 500.000
1,9% 100,0%
Pagina
3/3
Aanpassingen in de afspraken om binnen het budget te blijven Vanaf 2015 is Beschermd wonen door de centrumgemeente ingekocht via het proces van het bestuurlijk contracteren. Er zijn financiële knelpunten, maar er is ook behoefte aan vernieuwing en innovatie voor de doelgroep. We gaan hiermee aan de slag met het ontwikkelen van het beleidskader Opvang en Bescherming. Gemeente en zorgaanbieders gaan in de komende weken via de Fysieke overlegtafel in gesprek om te kijken welke aanpassingen in de resultaatsovereenkomst Beschermd wonen mogelijk zijn voor het jaar 2016. Grote onzekerheid daarbij is het bedrag dat is aangekondigd voor 2016. We zetten in op het voorkomen van een nog groter financieel probleem. Daarnaast zoekt de centrumgemeente graag de regiogemeenten op om te praten over de cliënten die feitelijk zelfstandig wonen met begeleiding, met een indicatie Beschermd wonen. Deze cliënten zouden om inhoudelijke redenen beter passen in de lokale Wmo. Dit geldt ook voor de pgb houders Beschermd wonen die voor een deel thuis wonen of zelfstandig wonen. Tot slot onderzoeken we de wijze waarop het beleid voor pgb’s Beschermd wonen kan worden aangepast om het volume gelijk te houden, zoals we dat ook met Zorg in natura doen. Rapportage zorgaanbieders eerste halfjaar 2015. Aan de overlegtafel van het bestuurlijk contracteren is afgesproken met de zorgaanbieders dat zij hun eerste tussenrapportage 1 september moeten aanleveren. Dit maakt dat het de centrumgemeente niet lukt om in september een inhoudelijke tussenrapportage aan de regiogemeenten te presenteren, zoals afgesproken. Dit schuift door naar oktober/november 2015. We hopen met deze financiële tussenrapportage al wel een eerste actueel beeld aangeleverd te hebben.
Met vriendelijke groet, Marieke Ouwerkerk Beleid Maatschappelijke Ontwikkeling
Memo Aan
Van
Doorkiesnummer
PHO Sociale agenda
Bernadette Wolters
071-516 4675
Onderwerp
Datum
Budget Begeleiding in de Maatschappelijke opvang
30-9-2015
Geachte portefeuillehouders, In de meicirculaire is een herverdeling van de budgetten begeleiding in de Maatschappelijke Opvang (MO) opgenomen. Dit betreft de overgehevelde budgetten uit de AWBZ, die aan de middelen van de centrumgemeenten zijn toegevoegd. Diverse centrumgemeenten worden flink gekort op dit budget, waaronder Leiden. Er is landelijk nog veel discussie over de wijze waarop dit wordt berekend en/of met welk tempo dit moet worden doorgevoerd. Naar de huidige inzichten wordt centrumgemeente Leiden voor 2016 gekort met ongeveer €750.000, oplopend tot ongeveer €1,5 miljoen vanaf 2017. Een halvering van het beschikbare budget. Voor 2015 is de afspraak gemaakt dat deze middelen in de Uitvoeringsovereenkomst met De Binnenvest meegenomen werden en dat bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang naar zelfstandig wonen, de eerste 6 maanden begeleiding uit de Uitvoeringsovereenkomst bekostigd worden. De Binnenvest levert deze begeleiding, alvorens een cliënt over te dragen naar het lokale wijkteam, om de begeleidingsindicatie over te nemen en de verdere begeleiding vanuit de Wmo middelen voort te zetten (vgl. afspraken contingent regeling). Afgesproken is ook dat wij in 2015 nader zouden bezien of deze afspraak financieel haalbaar bleek. Bovenstaande aangekondigde korting betekent dat begeleiding na uitstroom uit de MO niet meer voor de eerder afgesproken termijn van 6 maanden bekostigd kan worden met de middelen die de centrumgemeente beschikbaar heeft per 2016. Alhoewel er landelijk nog discussie plaatsvindt over het korten op de budgetten, moeten we rekening houden met de huidige inzichten. We gaan binnenkort graag met u in gesprek over hoe dit financiële probleem kan worden opgevangen. Intussen blijven we ook de landelijke discussie op de voet volgen.
Met vriendelijke groet,
Bernadette Wolters senior beleidsmedewerker OGGZ/Jeugd, Gemeente Leiden
Pagina
2/2
Planning onderwerpen portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 2015 versie: 21-mei Beleidsmedewerker
Dossier
PHO Sociale Agenda 11 februari 2015 Paul Duijvensz Participatie Frans de Lorme van Rossem Onderwijs Ida van Breda Zorg en Welzijn Xandra van Ginkel / Angelique jeugd Noordhuis Xandra van Ginkel / Margriet van jeugd Dijken Xandra van Ginkel / Marion Goedhart jeugd
Onderwerp
Toelichting (wat wordt gevraagd aan het PHO)
Werkbedrijf Beleidsplan RBL Beschermd Wonen Nadere contractering jeugdhulp
Tijd en Locatie: 9:30-12:00 uur Nieuwveen Besteding rijksbijdrage 1 miljoen beleidsplan leerplicht & RMC 2015-2018 Beleidsnotitie Beschermd Wonen Voorstel: nadere contractering zorgcontinuïteit / veegronde
Vrijgevestigden
Ter informatie: contractering Vrijgevestigden ter informatie
Tijdelijke werkorganisatie jeugd
Xandra van Ginkel
jeugd
Jeugd- en gezinsteams
Xandra van Ginkel / Martin Mostert
jeugd
nieuw verdeelmodel
Brainstorm: veranderagenda transformatie, voortgang opdrachtgeverschap Memo inzetten overschot 3D-gelden 2014 voor jeugdhulp 2015 Presentatie werkgroep coöperatie: toelichting René Verkuylen en Gerrit Jan Hoogeland Ter kennisname: reactie Holland Rijnland
Xandra van Ginkel
jeugd
ouderbijdrage
Voorstel
Xandra van Ginkel / Paul Grob
jeugd
Financien Jeugdhulp
PHO Sociale Agenda 1 april 2015 Xandra van Ginkel algemeen
Werkplan 3D, incl. financien
Xandra van Ginkel (TWO)
jeugd
Contractering 2016
Xandra Xandra Xandra Xandra
jeugd jeugd jeugd jeugd
Begroting jeugdhulp 2015 Evaluatie werkgroep inkoop Jeugdbeschermingstafel Varianten verzekeringsmodel voor pgb's
van van van van
Ginkel (TWO) Ginkel (TWO) Ginkel Ginkel
Xandra van Ginkel
jeugd
Relatiebeheer Jeugdhulp
Xandra van Ginkel
jeugd
Jeugd- en gezinsteams
Ida van Breda Paul Duijvensz Ida van Breda Frans de Lorme van Rossem
educatie Participatie Zorg en Welzijn Onderwijs
Pilots educatie ESF Sociale Inclusie OGGZ-convenant rapportage voortijdig schoolverlaten
PHO Sociale Agenda 22 april 2015 BESLOTEN Xandra van Ginkel (TWO) jeugd Xandra van Ginkel (TWO) jeugd Xandra van Ginkel (TWO) jeugd Ida van Breda Zorg en Welzijn
Klachten, incidenten, crisis en calamiteiten Contractering 2016 voortgang JGT's Inloopfunctie GGZ
Bestuurlijk AO jeugd, participatie ZW Afstemmings Overleg
Afspraken vernieuwing en financien
AB
13-jan
11-feb 29-jan
11-feb
29-jan
11-feb
11-feb 11-feb
Jeugd: 10 mrt
verzenddatum: 17 maart 2015 1-apr 12-mrt
1-apr 12-mrt 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr
12-mrt 12-mrt
verzenddatum: 8 april 2015 22-apr 1 en 22 april 22-apr 20 mei of 17 juni
Presentatie programma Primair Onderwijs Stand van zaken
PHO Sociale Agenda 17 juni 2015 Xandra van Ginkel (TWO) Xandra van Ginkel (TWO) Xandra van Ginkel (TWO) Victor Klein / Judith van der Zwaan Victor Klein Paul Duijvensz Paul Duijvensz
Kwartaalrapportage Q1 inkoop jeugdhulp 2015 Inkoopplan Jeugdhulp 2016 en verzekeringsmodel Samenwerkingsafspraken GI's samenwerking zorgverzekeraars huisvesting bijzondere doelgroepen subsidieaanvraag " samen naar een werkende toekomst" transformatie en innovatie SW sector
Voorschoten bespreken Ter vaststelling,DB/AB of colleges advies aan de colleges ter informatie en bespreken verdere inzet samenwerking advies aan de colleges ter informatie/ mededeling ter informatie
verzenddatum: 2 juni 2015 17-jun 17-jun 17-jun 17-jun 17-jun 17-jun 17-jun
Holland Rijnland ter informatie
verzenddatum: 30 juni 2015 15-jul 15-jul
Victor Klein Victor Klein Victor Klein
Zorg en welzijn Zorg en welzijn Zorg en welzijn
PHO Sociale Agenda 23 september 2015 Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd / ICT participatie Paul Duijvensz Iris de Bruyne Collectief vervoer Ida van Breda
Zorg en Welzijn
Victor Klein Victor Klein
Zorg en welzijn Zorg en welzijn
als advies/ter vaststelling informatie over toekomst sociale kaart (via RDOG of via gemeenten?) bespreken projectvoorstel integrale aanpak verwarde personen bespreken invulling van de korting decentralisatie uitkering vrouwenopvang advies aan de colleges
Coöperatie: monitoring JGT Kwartaalrapportage Q2 inkoop jeugdhulp 2015 voorstel werkgroep informatiebeveiliging regionaal plan SW bedrijven stand van zaken onderzoek samenwerkingsmogelijkheden / regeling en werkwijze vervoer evaluatie knip begeleiding vanuit maatschappelijke opvang juiste beslispunten over invulling korting decentralisatie uitkering vrouwenopvang uitgangspunten nieuwe sociale kaart
Noordwijkerhout bespreken bespreken bespreken bespreken ter informatie bespreken advies aan de colleges bespreken
ambtelijk penvoerder
1-apr
verzenddatum: 28 april 2015 20-mei 20-mei 20-mei 20-mei 20-mei 20-mei 22-mei 20-mei
Begroting Jeugdhulp 2016 Regionaal educatieprogramma 2016, inclusief financiering taalhuizen
19-feb
11-feb
voorbeeld uitwerking dyslexiezorg eindverslag en eindafrekening 3D controleprotocol jeugdhulp en preventie in het CJG Klachten, incidenten, crisis en calamiteiten Integrale Crisisdienst Cultuureducatie Werkbedrijf
PHO Sociale Agenda 15 juli 2015 Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd / ICT Ida van Breda Educatie
wie levert het voorstel?
verzenddatum: 17 maart 2015 ambtelijk penvoerder 11-feb 11-feb 5-feb 25-mrt 11-feb 29-jan 11-feb 19-feb
PHO Sociale Agenda 20 mei 2015 Xandra van Ginkel Jeugd Angelique Noordhuis 3D Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Ida van Breda Cultuur Paul Duijvensz Participatie
Jeugd Jeugd Jeugd Zorg en Welzijn Zorg en Welzijn Participatie Participatie
Voorhout ter informatie ter informatie colleges adviseren controleprotocol vast te stellen ter kennisname, besluitvormend en adviseren aan RDOG intervisie
DB
25/3 - 24/6 25/10 16/12
Inclusief inzetten overschot 3D-gelden 2014 voor 2015 en 2016 input BAO op proces (planning en kortingen) en Jeugd: 10 mrt inhoudelijke input PHO begroting aangepast naar aanleiding van veegronde Ter kennisname Formaliseren financiering en verzekeringsmodel in overleg met werkgroep Financien 3D Mededeling aan pho om jaarlijks een keer deel te nemen aan een accounthoudersgesprek Mededeling stand van zaken cooperatie (geen presentatie/toelichting van cooperatie i.o.) Uitproberen nieuw beleid VE Project VSO/PrO regionale afspraken met partners jaarlijkse cijfers voortijdig schoolverlaten 10-mrt
Inkoopstrategie
PHO
15-jul 15-jul 15-jul verzenddatum: 1 september 2015 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep
Marion Goedhart (TWO) Ingrid Vriezen (TWO) Marion Goedhart (TWO) J. van der Zwaan
Myriam van Dijk (Zoeterwoude) Winnie Valkhoff (SP71) Nanda van Beest (Leiden) Marion Goedhart (TWO) Nanda van Beest (Leiden)
Ragini Somair (TWO) Ingrid Vriezen (TWO) Astrid Fattor (Teylingen/TWO) Fred Kok (Noordwijk) Tanja Cowall (Katwijk)/ Bernadette Wolters (Leiden) Jos Valk (Leiden) Jos Valk (Leiden)
Paul Grob werkgroep educatie Teun Bruna (Leiden)
Gini ten Brinke (kwartiermaker cooperatie i.o.) via Marion Goedhart Ragini Somair (TWO) werkgroep informatiebeveiliging via Paul Grob
(Martin Mostert betrokken vanuit TWO) werkgroep OGGZ
Teun Bruna (Leiden)
PHO Sociale Agenda 14 oktober 2015 Victor Klein / Xandra van Ginkel Zorg en Welzijn Ida van Breda Zorg en Welzijn Ida van Breda Zorg en Welzijn Ida van Breda Zorg en Welzijn Xandra van Ginkel (TWO) jeugd jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Frans De Lorme Onderwijs
voorstel voor inzet specialistenpool Mee in 2016 resultaten 1e half jaar 2015 beschermd wonen financien begeleiding in de maatschappelijke opvang 2016 en 2017 plan van aanpak beleidskader opvang en bescherming Kwartaalrapportage Q2 inkoop jeugdhulp 2015 Academische werkplaats gezin aan zet aanbod MBO onderwijs in de regio
Alphen aan den Rijn advies aan de colleges ter informatie ter informatie bespreken/advies aan de colleges bespreken bespreken bespreken
verzenddatum: 29 september 2015 14-okt 14-okt 14-okt 14-okt 14-okt 14-okt 14-okt
PHO Sociale Agenda 11 november 2015 Ida van Breda Zorg en Welzijn / OGGZ Ida van Breda Zorg en Welzijn Frans De Lorme Onderwijs Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd / zorg en welzijn Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Ida van Breda Zorg en Welzijn
Subsidieverlening Rivierduinen 2016 plus aanpassing GGZ-regeling voorstel Regionaal Kompas cijfers RBL Voorstel integrale crisisdienst 0-100 voorstel digitale marktplaats jeugdhulp en preventie DVO gemeenten - Holland Rijnland Opvang Binnenvest (zie verslag PHO 15 juli)
Noordwijk vaststellen bespreken bespreken advies aan de colleges advies aan de colleges bespreken ter informatie
verzenddatum: 27 oktober 2015 11-nov 11-nov 11-nov 11-nov 11-nov 23-sep 14-okt
werkgroep OGGZ werkgroep OGGZ RBL Nanda van Beest (Leiden) Nanda van Beest (Leiden) Jaap Geerlof (Alphen aan den Rijn)
PHO Sociale Agenda 16 december 2015 Iris de Bruyne Vervoer Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Paul Duijvensz Participatie
Voorstel samenwerkingsmogelijkheden Collectief Vervoer Kwartaalrapportage Q3 inkoop jeugdhulp 2015 Werkbedrijf
Zoeterwoude advies aan de colleges bespreken toelichting werkzaamheden werkbedrijf en inspanningen om werkzoekenden te helpen
verzenddatum: 1 december 2015 16-dec 23-sep 11-nov
projectgroep collectief vervoer TWO
Periodiek Paul Duijvensz Paul Duijvensz P.M. P.M.
voortgang en ontwikkeling rondom het Werkbedrijf Invoering Participatiewet regelmatig terugkoppeling over afspraken met zorgverzekeraars halfjaarlijkse evaluatie contingentregeling
ter ter ter ter
Periodiek Periodiek periodiek Periodiek
Participatie Participatie zorg en welzijn zorg en welzijn
informatie en bespreken informatie en bespreken informatie en bespreken informatie
Rianne Klinkert (Nieuwkoop) werkgroep OGGZ werkgroep OGGZ werkgroep OGGZ TWO
Bernadette Wolters
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Academische werkplaats Gezin aan Zet Platformtaak volgens gemeente De Jeugd- en Gezinsteams zijn in alle gemeenten werkzaam. De Academische werkplaats (Awp) heeft als doel een zelfevaluatiecyclus te ontwikkelen voor alle JGT’s, te beginnen bij 3 teams. De opgedane kennis kan door de samenstelling/deelname van veel partners in deze academische werkplaats breed gedeeld worden, ook met andere zelfsturende teams zoals sociale wijkteams, kernteams, tom teams. Datum: Datum: Datum: Adviserend Besluitvormend Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
13-10-2015
5.
Advies PHO
1. Kennis te nemen van de onderzoeksopgave, gehonoreerd door ZonMw en bijbehorende brief 2. In te stemmen met de financiële bijdrage vanuit gemeenten en deze betalen via de TWO.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
n.v.t.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
De Jeugd- en Gezinsteams zijn in alle gemeenten werkzaam. De Awp heeft als doel een zelfevaluatiecyclus te ontwikkelen voor alle JGT’s, te beginnen bij 3 teams (Leiden, Nieuwkoop en Lisse). De opgedane kennis kan door de samenstelling/deelname van veel partners in deze academische werkplaats breed gedeeld worden, ook met andere zelfsturende teams zoals sociale wijkteams, kernteams, tom teams.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Nee
-
Extra bijdrage evenredig verdeeld over de regio gemeenten ad €13.500,-- per jaar - Extra bijdrage van gemeente Leiden ad €33.000,-- per jaar - Structureel voor een periode van 4 jaar Relevante regelgeving: Jeugdwet Regionaal beleidsplan Hart voor de Jeugd Eerdere besluitvorming: n.v.t De teams werken in alle gemeenten met 1 of meerdere teams
2
Adviesnota PHO Vergadering:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij
Datum: Locatie: Agendapunt:
13 oktober 2015
Onderwerp: Academische werkplaats Gezin aan Zet
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de onderzoeksopgave, gehonoreerd door ZonMw en bijbehorende brief 2. In te stemmen met de financiële bijdrage vanuit gemeenten via TWO Inleiding: In het kader van de Academische Werkplaatsen (AWp) Transformatie Jeugd is de subsidieaanvraag voor het project Academische werkplaats “Gezin aan Zet” gehonoreerd door ZonMw (organisatie die in opdracht van het Ministerie van VWS en het NWO gezondheidsonderzoek en zorginnovatie i.h.k.v. van de Medische Wetenschappen stimuleert en financiert). Het betreft een gezamenlijke aanvraag van Kennisinstituten (w.o. LUMC en Hogeschol Leiden), het Prentenkabinet en de gemeenten in het samenwerkingsverband Holland Rijnland plus de stad Den Haag. Hoofddoel van deze nieuwe AWp is het zelfsturend vermogen van de professionals in de Jeugd & Gezinsteams te versterken waardoor deze de inwoners nog beter in staat kunnen stellen de eigen regie te vergroten. Dit past bij de transformatiedoelen in het sociaal domein w.o. preventie en integrale hulp. In de afgelopen jaren hebben de regio gemeenten in Holland Rijnland in samenwerking met de jeugdhulpinstellingen de transitie en transformatie van de jeugdhulp vormgegeven zoals vastgelegd in het toekomstmodel “Hart voor de Jeugd”. De jeugd- en gezinsteams vormen de kern van de nieuwe structuur. Teneinde de transformatie te doen slagen blijft inhoudelijke investering en doorontwikkeling van de jeugd- en gezinsteams noodzakelijk. In het regionaal beleidsplan is de wens te kennen gegeven om met een onafhankelijke onderzoeksinstituut de kwaliteit van het nieuwe stelsel te volgen en meten. De AWp biedt een goede mogelijkheid dit vorm te geven. Deelname aan de AWp zal naar verwachting veel opleveren aan kennis, gericht op het versterken van de professional, de samenwerking tussen ouders, jongeren, hulpverlening en onderwijs, waarbij het de bedoeling is om een en ander in de praktijk te genereren en toe te passen. Inmiddels heeft een aantal JGT’s aangegeven zich te willen inzetten voor dit onderzoek. Beoogd effect: Het stimuleren, begeleiden van de doorontwikkeling van de jeugd- en gezinsteams met als doel het verkrijgen van nieuwe inzichten over zelfsturing door professionals. Dit betreft een gezamenlijk verantwoordelijkheid van de coöperatie i.o. en gemeenten. Het gaat hierbij dus niet om reguliere scholing van teamleden. In de afgelopen jaren hebben de regio gemeenten in Holland Rijnland geïnvesteerd in onderlinge samenwerking met de jeugdhulpinstellingen om te komen tot de transitie en transformatie (het gezamenlijke toekomstmodel) van de jeugdzorg. De zelfsturende jeugden gezinsteams vormen de kern van de nieuwe structuur. Zelfsturing van de teams is
3
onderdeel van de visie van Holland Rijnland op de jeugdhulp. Binnen deze visie wordt veel waarde gehecht aan de handelingsruimte en zelfsturing van de professional. Teneinde de transformatie te doen slagen is inhoudelijke investering in met name de jeugd- en gezinsteams noodzakelijk. De doelstellingen van de Academische Werkplaats vallen samen met de doelstellingen van de gezamenlijke gemeenten in het licht van de transformatie. Deelname aan de AWp zal naar verwachting veel opleveren aan kennis, gericht op het versterken van de professional, de samenwerking tussen ouders, jongeren, hulpverlening en onderwijs waarbij het doel is om een en ander in de praktijk te genereren en toe te passen. Het project levert de volgende producten op: Een handleiding (methodiek en implementatieplan) zelfevaluatie-cyclus voor jeugdteams met: - inzicht in de mate van realisatie van de transformatie-doelen; - inzicht in de werkzame en belemmerende factoren voor jeugdteams wat betreft de inzet van eigen regie bij gezin en de professional (1G1P); - het effect van de zelfevaluatie op het handelen van de professional en het team; en - scholingsmodules en aanvullende modules voor methodisch handelen voor (toekomstige) jeugdteam professionals, zoals op het gebied van versterken van eigen regie en 1G1P. Argumenten: 1.1. Transformatie De gezamenlijke aanpak met kennisinstituten, Prentenkabinet en Holland Rijnland bevordert de transformatie en solidariteit in onze regio. 1.2. Junior onderzoeker De inzet van een junior onderzoeker is randvoorwaarde voor continuïteit van het proces en ondersteuning van de teams Kanttekeningen/risico’s: n.v.t. Financiën: Het totale project duurt 4 jaar en kost € 709.853,--, waarvan € 298.925,-- door ZonMw wordt gesubsidieerd en €224.928,-- door Hogeschool Leiden/ LUMC/ GGD Haaglanden en TNO. De gevraagde bijdrage aan HR is € 186.000,--, noodzakelijk geacht om de belasting op de teams zoveel mogelijk te verlagen en expliciet bedoeld om één junior onderzoeker voor 4 jaar toe te voegen aan het onderzoek die inhoudelijk de JGT teams in Holland Rijnland ondersteunt (jaarlijkse bijdrage voor deze extra inzet komt neer op € 46.500,--). Gezien de samenwerking met de kennisinstituten gevestigd in Leiden, heeft de gemeente Leiden reeds toegezegd een groot deel van deze benodigde financiële bijdrage voor haar rekening te nemen (€ 33.000,-- per jaar). Voor het resterende bedrag ad € 13.500—per jaar wordt een beroep gedaan op een evenredige verdeling over de overige regio gemeenten in Holland Rijnland Communicatie: De Jeugd en Gezinsteams worden vanaf het begin, bij de uitwerking van de onderzoeksopdracht tot een projectplan, bij het traject betrokken. Evaluatie: n.v.t. Bijlagen: 1. Onderzoeksaanvraag ZonMw. 2. Brief aan Holland Rijnland van Robert Vermeiren, projectleider Awp 4
Subsidieaanvraag I Application
w-zonMw
Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF
Algemene gegevens I Generallnformation Programma I Programme
Academische Werkplaatsen Transformatie Jeugd
Subsidieronde I Subsidy round
Academische Werkplaatsen Transformatie Jeugd Ronde 2014variant 1
Projecttitel I Project title
Academische Werkplaats Gezin aan Zet
Projecttaal I Project language
Nederlands I Dutch
Geplande startdatum I Planned start date
01-09-2015
Geplande duur I Planned duration
48 maanden I months
Datum indienen I Date of application
28-04-2015
Projecttype I Project type
Implementatieproject /lmplementation project
Vervolg eerder ZonMw-project I Continuatien previously funded project ZonMw
Ja /Yes
Eerder gehonoreerd projecttype I Project type of previously funded project
Implementatieproject llmplementation project
Projectleden I Project members Prof. dr. R.R.J.M. Vermeiren (Hoofdaanvrager) Functie I Position: hoogleraar, directeur patientenzorg I Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 0-18309318 I F: IE:
[email protected] Leids Universitair Medisch Centrum Curium Kinder- en Jeugdpsychiatrie Postbus 15 2300 AA LEIDEN
J.A. de Wilde (Projectleider en penvoerder) Functie I Position: Jeugdarts- onderzoeker JGZ/GGD Haaglanden 1 Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 070-75 26 506 1F: I E:
[email protected] GGD Haaglanden Postbus 16130 2500 BC DEN HAAG
E.M. Reinhard (Bestuurlijk verantwoordelijke) Functie I Position: directeur bedrijfsvoering 1 Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 071-8887789 I F: IE:
[email protected] Leids Universitair Medisch Centrum Curium Kinder- en Jeugdpsychiatrie Postbus 15 2300 AA LEIDEN
M.R. Crone (Mede aanvrager) Functie I Position: Universitair hofddocent I Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 071-526 86 241 F: IE:
[email protected] Leiden Universitair Medisch Centrum Public Health & Primary Care Hippocratespad 21 2333 ZD LEIDEN
Aangemaakt door ProjectNet I Generated by ProjectNet 28-04-2015 12:23
1
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF
J. de Kruijf (Mede aanvrager) Functie I Position: Vertegenwoordiger ouders en jongeren 1Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 088-929400 1F: 1E:
[email protected]
Zorgbelang Zuid-Holland Regio Gouda Postbus 2148 2800 BG GOUDA
R.F.W. Diekstra (Projectcommissielld) Functie I Position: Lector Jeugd en Opvoeding I Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 070-445 88 52 I F: I E:
[email protected]
De Haagse Hogeschool Johanna Westerdijkplein 109 2521 EN DEN HAAG
P .L. Koeken (Mede aanvrager) Functie I Position: Senior onderzoeker 1 Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 08886 66218 1F: IE:
[email protected]
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek Jeugd Schipholweg 77-89 2316 ZL LEIDEN
C. Kuiper (Mede aanvrager) Functie I Position: Lector 1 Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 071-5188800 I F: IE: chris.kuiper@horiz~n.eu
Hogeschool Leiden Cluster Zorg Lectoraat Eigen Regie Postbus 382 2300 AJ LEIDEN
N.A. van Beest (Projectcommissielid) Functie I Position: Beleidsmedewerker Jeugd Gemeente Leiden I Opleiding I Education: Studierichting I Subject: T: 071-51653261 F: 1E:
[email protected]
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9 2316 XG LEIDEN
Projectgegevens I Project information Aandachtsgebieden I Focus Transformatiedoelen (zie VWS en VenJ, memorie van toelichting bij de Jeugdwet, juli 2013, p. 2) • 1. Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk • 4. Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt 'één gezin, één plan, één regisseur'; door ontschotting van budgetten ontstaan meer mogelijkheden voor betere samenwerking en innovaties in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen.
Samenvatting I Summary *Inleiding De transitie in de zorg voor Jeugd naar gemeenten is inmiddels gerealiseerd en zonder grote incidenten verlopen (VWS 2015). De transformatie, waarbij de zorg voor jeugd en gezinnen daadwerkelijk verandert, moet echter nog volop aandacht krijgen (Kinderombudsman, 2015). Hierin verdienen in het bijzonder de wijkteams (in dit voorstel jeugdteams genoemd) aandacht. De transformatie beoogt immers dat gemeenten middels laagdrempelige hulp een inhoudelijke omslag waarmaken 0JWS, geen kind buitenspel, 2011 ). Jeugdteams moeten tijdige en passende integrale hulp bieden, gericht op herstel van het functioneren van het kind en gezin. Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
2
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF
• Doelstelling en doelgroep Regie is hét kamthema van de AW 'Gezin aan Zet', zowel regie door het gezin üongere of ouder) dat met vragen of zorgen bij een jeugdteam aanklopt, alsook regie door de professional. Hiermee willen we de transformatie-doelen zoals het versterken van eigen mogelijkheden en het betrekken van de sociale omgeving ondersteunen. Door het implementeren van een zelfevaluatie-cyclus met gebruik van kwantitatieve-kwalitatieve methoden, actieonderzoek en de Plan-Do-Check-Act (PDCA) kwaliteitscirkel in de jeugdteams beogen we het zelfsturend vermogen van de jeugdteams en professionals te versterken. De primaire doelgroep binnen de AW is dan ook de professional binnen het jeugdteam. De verwachting is dat een 'getransformeerde' professional beter de eigen regie van het gezin kan stimuleren . De doelstelling van de academische werkplaats (AW) 'Gezin aan Zet' (onderdeel van de AW Samen voor de Jeugd) is ontstaan uit behoeften van zowel de gemeenten, praktijkorganisaties, ouders als jongeren in de regio Holland Rijnland en de stad Den Haag. • Beoogde resultaten/producten De AW 'Gezin aan Zet' zal de volgende resultaten opleveren: Een handleiding (methodiek en implementatieplan) zelfevaluatie-cyclus voor jeugdteams; Inzicht in de mate van realisatie van de transformatie-doelen; Inzicht in de werkzame en belemmerende factoren voor jeugdteams wat betreft de inzet van eigen regie bij gezin en de professional (1G1 P); Het effect van de zelfevaluatie op het handelen van de professional en het team; Scholingsmodules en aanvullende modules voor methodisch handelen voor (toekomstige) jeugdteam professionals, zoals op het gebied van versterken van eigen regie en 1G1 P. • Plan van aanpak De academische werkplaats richt zich op de jeugdteams (en professional) in de regio's Holland Rijnland (Leiden en omgeving) en Den Haag. T.b.v. de CHECK in PDCA cyclus en met behulp van actieonderzoek wordt het functioneren van de teams/ professionals geanalyseerd op vijf niveaus: 1) 2) 3) 4) 5)
Ouder en kind: regie, tevredenheid en doelrealisatie Jeugdteamprofessional: regie, proces, uitvoeren van methodieken, competenties Jeugdteam (en de keten): regie, proces, samenwerking binnen en buiten het team Management: proces, aansturing, methodieken Het beleid: transformatiedoelrealisatie
Gegevens t.b.v. de CHECK binnen de (zelf)evaluatiecyclus worden op kwalitatieve en kwantitatieve wijze verzameld. Omdat de jeugdteams nog in opbouw zijn, is voor onderzoeksmethoden gekozen die zo min mogelijk interfereren met de werkzaamheden. Zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande gegevensbronnen en gebruik gemaakt van kwalitatieve methoden: 1. Spiegelbijeenkomsten met ouders, jongeren en jeugdteam professionals; 2. Interviews en focusgroepen met ouders, jongeren, jeugdteam professionals, managers en gemeentelijke beleidsmedewerkers; 3. De monitor en verantwoordingsinformatie (kritische prestatie-indicatoren) die al in de regio's door de professionals/ teams worden geregistreerd; 4. Extra vragenlijsten en/of indicatoren waar mogelijk. Naar aanleiding van de resultaten worden de jeugdteams en professionals door de AW ondersteund in het formuleren van verbeterpunten (ACT), het maken van een plan van aanpak (PLAN) en het uitvoeren van de veranderingen (DO). Dit wordt gedaan door middel van actieonderzoek waarvoor de regie bij de teams zelf ligt. De werkwijze zal uiteindelijk resulteren in een methodiek voor intercollegiale toetsing/intervisie. Tijdens de uitvoering van de verbeterplannen worden door de AW naar behoefte scholingsmodules, aanvullende modules voor methodieken en andere producten, zoals factsheets, artikelen, en meetinstrumenten ontwikkeld/ aangeboden. Het onderzoek beslaat 3 fasen; verkenningsfase, uitvoeringsfase en generalisatiefase. Tijdens de 6 maanden durende verkenningsfase zal in nauw overleg met ouders/jongeren, professionals en managers de inhoud en vorm van de zelfevaluatie definitief gemaakt worden. Vervolgens start een 2,5 jaar durende uitvoeringsfase bestaande uit drie zelfevaluatie-cycli van elk 6-10 maanden. Tijdens de looptijd van het traject worden de kennis en inzichten verspreid en geïmplementeerd in andere teams.
Trefwoorden I Keywords Regie Eigen kracht Zelfmanagement Aangemaakt door ProjectNet I Generated by ProjectNet 28-04-2015 12:23
3
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF Zelfevaluatie Shared Decision making Actieonderzoek 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur Kwaliteitscyclus
Samenwerking I Collaboration Samenwerking tussen onderzoek en praktijk I Cooperation between research and practice: Ja /Yes
Organisaties Cardea Jeugdzorg Postbus 111 09 2301 EC LEIDEN De Haagse Hogeschool Johanna Westerdijkplein 109 2521 EN DEN HAAG Gemeente Den Haag Postbus 12600 2500 DJ DEN HAAG Gemeente Leiden Het College van Burgemeester en Wethouders Stadhuisplein 1 2311 EJ LEIDEN GGD Haaglanden Postbus 16130 2500 BC DEN HAAG GGZ Kinderen en Jeugd Rivierduinen Psychotraumcentrum Kinderen en Jeugd Albinusdreef 7 2333 ZB LEIDEN Hogeschool Leiden Postbus 382 2300 AJ LEIDEN Horizon Mozartlaan 150 3055 KM ROTTERDAM Leids Universitair Medisch Centrum Curium Kinder- en Jeugdpsychiatrie Postbus 15 2300 AA LEIDEN Leids Universitair Medisch Centrum Public Health & Primary Care Hippocratespad 21 2333 ZD LEIDEN MEE Zuid-Holland Noord +Support Torenstraat 172 2513 BW DEN HAAG Movisie Postbus 19129 3501 DC UTRECHT Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
4
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF
Nederlands Jeugdinstituut Postbus 19221 3501 DE UTRECHT Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek Kwaliteit van Leven Preventie en Zorg; Jeugd, Preventie en Bewegen postbus 3005 2301 DA LEIDEN Zorgbelang Zuid-Holland Regio Gouda Postbus 2148 2800 BG GOUDA
Inhoud I Content Probleemstelling I Problem definition Jeugdteams (landelijk wijkteams genoemd) vormen de kern van het toekomstige jeugdstelsel (VWS, geen kind buiten spel, 2011; Sociale wijkteams in ontwikkeling, 2013). Door de zorg dichtbij de burgers te brengen beoogt men een efficiëntie- en doelmatigheidsverbetering te bereiken. Efficiëntie moet toenemen doordat jongeren en ouders regie houden en eerder gepaste hulp krijgen. Hierbij wordt optimaal gebruik gemaakt van de sociale omgeving van ouders en jongeren (verbinden) en hun mogelijkheden (versterken). Als specifieke hulp nodig is, dan gebeurt dit gepast en met de juiste deskundigheid. Uiteindelijk moet deze hulp doelmatig zijn, en leiden tot een effectieve en efficiënte interventie.
* Voorheen de focus op hulpverlenen Een probleem van het vroegere stelsel is dat het te sterk gericht was op 'hulpverlenen', met als gevolg dat jongeren en ouders de regie werd ontnomen. Dit leidde tot ontevredenheid, omdat ouders en jongeren zich te vaak niet herkenden in de hulpverleningsdoelen. In de geboden hulp zelf ontbrak vervolgens regie van een hulpverlener, omdat er niet zelden sprake was van versnippering over meerdere hulpverleners die naast elkaar werkten. Gezinnen beleefden dit als 'van het kastje naar de muur gestuurd worden'.
* Behoefte aan betere handvatten om ouders regie te geven Tijdens de eerste focusgroep met ouders en jongeren voor de AW Gezin aan Zet gaven de ouders en jongeren expliciet aan meer regie te willen over hun hulpverleningstraject. Om dit te kunnen doen hadden ze behoefte aan één aanspreekpunt voor al hun vragen, gaven ze aan meer gelijkwaardig te willen worden behandeld en wilden ze dat hun wensen beter werden gehoord. Uit gesprekken met jeugdteamprofessionals blijkt er behoefte te zijn aan meer handvatten om de eigen regie, zelfredzaamheid of zelfmanagement voor ouders en jongeren te versterken. Daarnaast wordt het spanningsveld benoemd tussen wat in de wet staat en wat zijzelf denken dat een gezin of jongere nodig heeft. Dit wordt ondersteund door rapporten als 'Samen verder, verder Samen' (RMO, 2014) en onderzoek in de eigen AW Samen voor de Jeugd naar de implementatie van 1G1 P. Tweehonderd professionals uit Den Haag en Holland Rijnland gaven hierin aan dat het hun onvoldoende lukt om eigen regie van gezinnen in praktijk te brengen (Factsheets kenniscarrousels over dit onderzoek, 2013). De attitude van de hulpverlener t.a.v. de beginselen van 1G1 P bleek de belangrijkste determinant die hierop van invloed was (Pannebakker et al. in preparation). In een recente meting binnen dit onderzoek (ongepubliceerd) gaven hulpverleners zichzelf nog steeds een lage score voor het versterken van de regie van gezinnen. Redenen die ze hiervoor gaven zijn dat er geen (helpend) netwerk aanwezig is of dat het gezin zelf niet wil dat het netwerk wordt betrokken bij de ondersteuning. Wat ondersteuningsbehoeften betreft noemden de professionals, voornamelijk werkzaam in jeugdteams, deskundigheidsbevordering als de belangrijkste tooi om te leren hoe zij het sociale netwerk beter kunnen betrekken. Zij willen daarbij echter geen recht-toe-recht-aan cursus, maar learning-on-the-job van ervaren collega's. Deze AW wil hierop inspelen, door middels een zelfevaluatie-cyclus in de jeugdteams deskundigheidsbevordering op maat te bieden.
* Transformatie: focus op jeugdtea ms. maar effect onbekend Hoewel jeugdteams beloftevol zijn, is hun succes allesbehalve gegarandeerd. 'Er ligt een weg vol hobbels voor ons', schrijft Jeroen Olthof (VNG) in zijn voorwoord van een recent Movisie rapport (van Arum en Schoorl, 2015). Het aantal teams is de voorbije tijd explosief toegenomen. Maar liefst 69% van de bevraagde gemeenten (224) werkt ermee. Hoewel ze in alle vormen en maten bestaan, noemen de meeste gemeenten ze een must. Over hun effectiviteit valt tegelijkertijd nog weinig te zeggen. De opleiding en werkervaring van professionals binnen de teams ziet Movisie ook als een knelpunt. Recent werd deze zorg bevestigd door de Kinderombudsman (2015), die met name wees op de grote regionale verschillen.
* Doelen jeugdteams in Holland Rijnland en de stad den Haag Aangemaakt door ProjectNet I Generated by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
5
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF In Holland Rijnland en Den Haag zijn grote inspanningen verricht om de jeugdteams vanaf januari 2015 operationeel te krijgen. Regie bij het gezin laten door te verbinden met de omgeving en door de eigen mogelijkheden te versterken zijn daarin kerndoelstellingen. De werkzame elementen bij de jeugdteams (waaronder methodieken en competenties) en de effectiviteit van de gebruikte methodieken, zoals de wraparound care, de methodiek waarop 1G1P gebaseerd is, zijn thans nog onvoldoende bekend (Bruns, 2014). Samen met gezinnen en professionals zal daarom een zelfevaluatiecyclus met gebruik van de Plan Do Check Act (PDCA) kwaliteitscirkel worden ontwikkeld, geïmplementeerd, onderzocht en bijgesteld. Door hierbij te focussen op de transformatiedoelen, krijgen de jeugdteams hulpmiddelen aangereikt om cyclisch te toetsen en te verbeteren.
Relevantie I Relevanee Jeugdteams zijn cruciaal voor het halen van de transformatie-doelen die de basis vormen van deze subsidieronde. Regie van het gezin past naadloos bij transformatie-doel 1, waarin wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van de ouders en jongere. Regie bij de medewerkers sluit dan weer aan bij transformatie-doel4, waarbij naast één gezin één plan ook één regisseur centraal staat. Doelen 1 en 4 leiden uiteindelijk tot normaliseren (doel 2), eerder juiste hulp te bieden (doel 3) en meer ruimte creëren voor de professional om de sociale netwerken in te schakelen (doel 5). Herkennen van werkzame factoren en het opzetten van de zelfevaluatie-cyclus moeten ervoor zorgen dat jeugdteams succesvol zijn in het halen van de transformatie-doelen. Scholingsmodules zullen deze inzichten ook voor toekomstige professionals en andere jeugdteams bruikbaar maken. Deze academische werkplaats streeft een duurzame verandering na, door verspreiding naar jeugdteams landelijk. Voor de professionals van de deelnemende jeugdteams zal dit direct bruikbare informatie opleveren. De ontwikkeling van een zelfevaluatie-cyclus zal de teams nog beter in staat stellen zichzelf continu te evalueren en hun functioneren te optimaliseren, zodat de transformatie wordt gerealiseerd. Hiermee verwerft het team niet alleen regie over de hulp aan jongeren en gezinnen, maar aanvullend ook over de eigen competenties, die op hun beurt van belang zijn om de regie van ouders en jongeren te waarderen en te versterken. De zelfevaluatie moet de teams stimuleren om continue te leren en te verbeteren. Het is van groot belang te weten te komen hoe gezinnen daadwerkelijk regie kan worden geven. Door kennis op dit vlak in de praktijk van de jeugdteams te implementeren, zal de tevredenheid vergroten en uiteindelijk de effectiviteit van de geboden hulp. Gezinnen hebben vaak een geheel ander idee dan hulpverleners wat nodig is. Uit de recent georganiseerde eerste focusgroep van deze werkplaats gaven ouders en jongeren aan zich vaak niet gehoord te voelen. Als ouders en jongeren zich niet herkennen in het plan, dan is het niet van hun en kan niet verwacht worden dat ze er regie over willen en kunnen voeren. De kern van één gezin één plan is dat overeenstemming wordt bereikt over een integraal plan. Door ouders, jongeren en hulpverleners bij onderzoek, analyse en verbeteringen te betrekken, streven we na dat professionals zich optimaal weten te verplaatsen in jongeren en ouders en vice versa. Een specifiek aspect hierin is de samenwerking in de keten, in het bijzonder met de specialistische hulpverlening. In de cliëntenraad van Curium-LUMC werd tijdens de discussie over deze academische werkplaats 'het gehoord en geholpen worden in het zoeken naar specialistische hulp' als een belangrijk aspect gezien van eigen regie. Voor ouders behelst regie dus eveneens de vrijheid te kunnen terugvallen op een professional. Door deze op tijd en gericht in te schakelen wordt de gezinsgerichte zorg geoptimaliseerd. Omdat het onderzoek wordt uitgevoerd in regio's waarin jeugdteams verschillend werken, zal ook inzicht verworven worden in de gewenste organisatie van de teams en de aanwezige en benodigde competenties. In het bijzonder zal blijken of het wenselijk is specifieke methodieken of werkwijzen (zoals 1G1 P) standaard in te zetten dan wel het gebruik ervan over te laten aan de professionals zelf. Dit laatste is een belangrijk aspect, omdat het raakt aan de regie van de professionals en de teams; professionals bepalen zelf wat passend is in de situatie. Uiteraard is dit niet los te zien van de tijdens opleiding en werkervaring verworven competenties van de hulpverleners. In dit onderzoek zal dit worden meegewogen. Het hoger beroepsonderwijs heeft met haar sociale, maatschappelijke, verpleegkundige, pedagogische en educatieve opleidingen een sleutelrol in deze werkplaats. De opbrengsten van onderzoek zullen direct vertaald worden naar onderwijsmodules, zowel voor de praktijk als voor de hogescholen. Deze zullen aanvullend aan reeds bestaande modules ontwikkeld worden. Zo heeft de Hogeschool Leiden zowel onderwijsmodules (gericht op kennis en vaardigheden) voor het basale onderwijs als voor verdieping in het werken met kinderen, jeugdigen, ouders en gezinnen in een Master Jeugdzorg en een expertisecentrum Jeugd. Het te ontwikkelen onderwijs zal geïntegreerd worden in huidige en toekomstige curricula van de hogeschool. Op deze wijze zullen huidige en toekomstige werkers in de jeugdteams de nodige competenties kunnen leren, wat het duurzaam succes van de jeugdteams ten goede komt. De bevindingen zullen ook ruimer verspreid worden, bijvoorbeeld binnen de opleidingen voor gz-psychologen, klinisch psychologen en (kinder- en jeugd)psychiaters. Ook deze groepen, voor een belangrijk deel werkend in de specialistische jeugdhulp, zullen kunnen profiteren van de inzichten.
Kennisoverdracht, implementatie, bestendiging I Knowledge transfer, lmplementation Consolidation • Implementatie van een zelfevaluatie-cyclus staat centraal In de academische werkplaats 'Gezin aan Zet' staat implementatie centraal. Een zelfevaluatie-cyclus zal worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Toepassen en evalueren van de cyclus zalleiden tot verbetering van de cyclus in inhoud en vorm, uitmondend in een methodiek en implementatieplan voor toepassing in andere teams. Tegelijk zal inzicht worden verkregen in Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
6
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF werkzame en belemmerende factoren, de gebruikte methodieken en werkwijzen, de competenties van professionals, en de mogelijkheden voor de verbetering hiervan. In de generalisatiefase wordt een eindversie van de handleiding (methodiek en implementatieplan) van de zelfevaluatie-cyclus opgeleverd. Om deze optimaal bruikbaar te maken voor alle teams zal de handleiding in een focusgroep voorgelegd worden aan professionals van teams die niet hebben deelgenomen aan het onderzoek en aan professionals van buiten de regio. Dit moet optimale landelijke bruikbaarheid garanderen. In overleg met de andere jeugdteams en betrokken gemeenten wordt de verdere implementatie al gestart tijdens de looptijd van deze academische werkplaats. Dit zal niet enkel in de eigen regio gedaan worden, maar ook erbuiten. Enkele regio's (o.a. Zuid-Kennemerland/IJ mond/ Haarlemmermeer) hebben al interesse geuit. Beoogd wordt om de transformatie-doelen in de deelnemende jeugdteams tijdens dit project en in de andere teams in de toekomst te behalen.
* Onderwijs en opleiding De 'moederwerkplaats' van deze academische werkplaats, de AW Samen voor de jeugd, heeft aangetoond succesvol te zijn in de overdracht van kennis door middel van kenniscarrousels en masterclasses, alsook in het maken en verspreiden van factsheets. De website www.samenvoordejeugd.nl van de werkplaats biedt een platform voor kennisoverdracht. Er worden twee keer per jaar nieuwsbrieven verspreid onder praktijkmedewerkers, onderzoekers, belaidsprofessionals en andere geïnteresseerden. In de academische werkplaats Gezin aan Zet werken onderwijsinstellingen (de Haagse Hogeschool, de Hogeschool Leiden, LUMC) samen om de ontwikkelde producten te verspreiden en te implementeren in onderwijs en opleiding. De opgedane kennis in de werkplaats zal vertaald worden naar onderwijsmodules voor (bachelor en master)studenten en post-hbo (bijscholing) van de hogescholen, alsook in de opleidingen voor psychologen en psychiaters. Daarnaast zullen studenten van de opleidingen deelnemen aan de uitvoering van het onderzoek tijdens (onderzoeks)stages.
* Verspreiding via kenniscentra en expertisenetwerken De AW werkt al samen met het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) op het gebied van monitoring van de transformatie. Daarnaast wordt samengewerkt met Movisie, die betrokken waren bij onderzoek binnen de jeugdteams in de regio Holland Rijnland. De samenwerking zal met name gericht zijn op de vergelijking met de ontwikkeling( en) van jeugdteams elders in het land en het verspreiden van de resultaten uit de huidige aanvraag. Curium-LUMC is participant in het Kenniscentrum Kinder-en jeugdpsychiatrie, dat zich toespitst op het verspreiden van best practices. Daarnaast is dit Kenniscentrum actief is in het opstellen van professionele standaarden voor de GGZ. Eén ervan betreft het ontwikkelen van een triagemethodiek voor de 1e lijn, zowel jeugdteams als de huisarts. De AW Gezin aan Zet kan aan deze methodiek bijdragen door kennis te leveren over de wijze waarop deze triage methodiek ouders en jongeren optimaal regie kan geven.
* Verspreiding via Academische Werkplaatsen Uiteraard bouwt de werkplaats voort op de kennis die is ontwikkeld in de AW Samen voor de Jeugd, de moederwerkplaats waarin de AW Gezin aan Zet als dochter wordt ondergebracht. In de werkplaats AW Samen voor Jeugd is onder andere de GIZ (Gezamenlijk Inschatten Zorgbehoeften) methodiek ontwikkeld en de implementatie en resultaten van de werkwijze 1G1P onderzocht. De inzichten van beide projecten zijn al meegenomen in deze aanvraag. Daarnaast nemen de onderzoekers deel aan de projectgroep. Verder heeft de AW Gezin aan Zet nauwe banden met andere werkplaatsen Jeugd, die complementaire werkzaamheden verrichten, waaronder de AW Risicojeugd, de academische werkplaats Rotterdam "Dwars plus" en de Noord Hollandse werkplaats ADHD. Concreet vindt er halfjaarlijks afstemming plaats tussen de projectleiders en onderzoekers van relevante projecten. Tussentijdse resultaten worden actief met de jeugdteams gedeeld bijvoorbeeld door middel van presentaties en uitwisseling van nieuwsbrieven en factsheets.
Doelstelling I Objective 'Zonder goede implementatie kan er geen sprake zijn van effectieve interventies, zonder goede professionals is implementatie niet mogelijk en zonder kennis over effectieve interventies en evidence-based werken zal ook een heringericht stelsel onvoldoende effectief kunnen functioneren.' (Boendermaker, 2011) De AW richt zich op deze 3 elementen: 1. Het ontwikkelen en implementeren van een zelfevaluatie-cyclus die continue verbetering stimuleert in jeugdteams; 2. Het in kaart brengen van werkzame en belemmerende factoren in het bieden van gepaste, vraaggerichte hulp door jeugdteams, gericht op eigen regie van gezinnen; 3. Het vertalen van bevindingen in (scholings)modules voor onderwijs en beroepspraktijk. VRAAGSTELLIING Hoofdvragen: Aangemaakt door ProjectNet I Generateel by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
7
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF * Wat zijn de werkzame en belemmerende factoren die het succes van jeugdteams bepalen met betrekking tot de transformatiedoelen van eigen regie en integrale, passende zorg? * Heeft de zelfevaluatie-cyclus een positief effect op de regie van het gezin en het aanbieden van integrale hulp door de professional en het jeugdteam?
Deelvragen: A
Jeugdigen I ouders
Hoe ervaren zij de hulp wat betreft: 1. Regie, het inzetten van eigen mogelijkheden (versterken), het betrekken van de sociale omgeving (verbinden)? 2. De zorgvraag, is de vraag van het gezin leidend? 3. Cliëntgerichtheid, de snelheid en soort hulp, de geboden deskundigheid en tevredenheid over de resultaten? B
De professional
1. 1 Gezin: staat het gehele gezin met zijn vraag centraal (regie), en hoe kan dit worden versterkt? 2. 1 Plan: wordt gewerkt vanuit het beginsel van integraliteit (veiligheid, welzijn, onderwijs en gezondheid) en hoe kan dit worden versterkt? 3. 1 Regisseur (casemanager): wordt gewerkt met 1 centraal aanspreekpunt? C
Hetteam
1. 2. 3.
Wordt versterken van regie en eigen kracht voldoende gestimuleerd door het team? Verbetert de zelfevaluatie-cyclus het teamfunctioneren (tevredenheid en klimaat)? Is het team in staat om de zelfevaluatie-cyclus te implementeren?
D
Het management
1. 2.
Stuurt het management het team als zelfsturend lerend team dat eigen regie van ouders/jongere versterkt? Wat zijn werkzame en belemmerende factoren in de werkwijze van de jeugdteams?
E
Het beleid
1. Heeft het implementeren van de zelfevaluatie-cyclus effect op de door het jeugdteam geboden zorg (aantal cliënten, wachttijden, doorlooptijd) en het realiseren van transformatiedoelen? Welke spanningsvelden tussen beleid en praktijk worden ervaren? 2.
Plan van Aanpak I Strategy A.
DE REGIO'S EN WERKWIJZEN
Het onderzoek zal plaatsvinden in 2 regio's; Holland Rijnland en Haaglanden. De transformatie-doelen vormen de basis van de werkwijze van de jeugdteams in elk van deze regio's. Er zijn echter verschillen in de ontwikkeling, samenstelling en de praktische werkwijze van de jeugdtea ms. A.1 Holland Rijnland In regio Holland Rijnland is ervoor gekozen om deskundigheid vanuit verschillende jeugdhulp aanbieders üeugdzorg, jeugdhulpverlening en jeugd GGZ) samen te brengen in de Jeugd- en Gezinsteams (JGT). Naast verbinden en versterken van gezinnen hebben JGTs tegelijk als doel zo nodig en tijdig de juiste specialistische zorg in te zetten. De JGTs opereren als zelfsturende teams die bepaalde methodieken ter beschikking hebben. Elk team van 9-12 professionals wordt begeleid door een coach, die naast de professionals staat. Er is behalve een duidelijke visie ook een basis voor de monitoring en verantwoording (Monitor en verantwoording, 2014). Dit is erop gericht om de JGTs te evalueren. Vooruitlopend op de transitie (1 januari 2015) is Holland Rijnland reeds in 2014 gestart met 6 JGT 'proeftuinen'. Dit met als doel op 1 januari 2015 uit te breiden tot 24 JGTs verspreid over de hele regio. De uitgangspunten voor deze jeugdteams zijn te vinden in het regionale beleidskader (Beleidsplan regio Holland Rijnland 'Hart voor Jeugd' 2014). Een eerste evaluatie van deze JGT-pilots toonde dat de ouders en jongeren erg tevreden waren, ze gaven de teams gemiddeld een 8,4 (Van der Zijden e.a. 2014). De hulpverlener beoordeelde zijn werk eveneens als positief, doch vond de druk hoog is. Deze evaluatie ondersteunt de nood aan een continue evaluatie van de sinds januari 2015 operationele 24 JGTs. De doelstelling van deze academische werkplaats vloeit voort uit het regionale beleidsplan en de doelstellingen van de JGTs. Al in het voorjaar 2014 werd in overleg met de regio (vertegenwoordigd door Marion Goedhart en Quirien van der Zijden) overeenstemming bereikt over de algemene doelstelling van deze werkplaats. Deze richtte zich op het detecteren van werkzame en belemmerende factoren van de jeugd- en gezinsteams. Ook werd toen de wens geopperd expliciet aandacht te besteden aan de rol van de specialistische jeugdhulp in de jeugdteams. Een recente publicatie van ZonMW (PrePost, 2015) toont dat de regio pal achter de oprichting van de academische werkplaats staat. Wethouder jeugd Roos van Gelderen (Leiden) benadrukt het belang van het verbinden van praktijk en wetenschap in Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
8
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF werkplaatsen, met als doel gezinnen te laten profiteren van de kennis die is opgedaan. A.2 Den Haag In Den Haag staan in het nieuwe werkproces gezinscoaches centraal, die in 20 jeugdteams verspreid over de stad werken. Elk jeugdteam bestaat uit gezinscoaches met verschillende expertise, afkomstig van 12 in Den Haag actieve organisaties op het gebied van jeugdhulpverlening. De samenwerking tussen deze 12 organisaties is eind 2014 vastgelegd in een Samenwerkingsovereenkomst Jeugdteams (SOJ). De functionele aansturing van de jeugdteams gebeurt vanuit de GGD Haaglanden, afdeling Gezinscoaching en Toeleiding. De operationele aansturing gebeurt vanuit de moederorganisatie van alle gezinscoaches. Alle (lichte en zware) hulpvragen komen primair binnen bij de servicelijn van de gezinscoaches waar aan de hand van de door de AW Samen voor de Jeugd ontwikkelde GIZ-methodiek een inschatting wordt gemaakt van wat een gezin nodig heeft om weer op eigen kracht verder te gaan. Wanneer tijdelijke begeleiding van een gezinsecach gewenst is, wordt het gezin gekoppeld aan een gezinscoach met de vereiste specialisatie. Samen met de ouder worden de doelen en de lengte van het traject bepaald. In de tussentijdseen/of eindevaluatie wordt nagegaan in welke mate de doelen zijn behaald, de eigen kracht is hersteld, en het netwerk is vergroot. De Gemeente Den Haag wil weten wat de werkzame en belemmerende factoren zijn voor de transformatie, teneinde vervolgens daarop te kunnen acteren zowel op beleids-, management- als uitvoerend niveau, zodat het goede goed en steeds beter wordt gedaan voor de gezinnen.
B.
ORGANISATIE AW GEZIN MN ZET
Met de realisatie van de AW Gezin aan Zet verstevigt de AWJ de samenwerking binnen de AWJ en de continuïteit van de AWJ in drie regio's (Holland-Rijnland, Midden-Holland, Haaglanden) door aansluiting op de missie en visie van de decentralisaties en de gemeentelijke beleidsplannen. De partners uit de Academische werkplaats Gezin aan Zet participeren grotendeels allen al in de Academische werkplaats Samen voor de jeugd. De Participanten van de AWJ hebben een reeds lopende samenwerking die stilzwijgend wordt verlengd . Binnen de Academische werkplaats Gezin aan Zet gaat een deel van deze participanten, aangevuld met enkele nieuwe participanten intensief samenwerken aan het realiseren van de doelstellingen van 'Gezin aan Zet'. Aan de hand van het samenwerkingsplan gaan zij t.b.v. de AW Gezin aan Zet een hernieuwde samenwerking aan voor een de duur van vier jaar, van 1 september 2015 tot 1 september 2019, met stilzwijgende verlenging na deze periode . Bovenop de al bestaande infrastructuur van de AWJ worden voor de AW Gezin aan Zet de volgende extra structuren gefaciliteerd; een stuurgroep en projectgroep. In de stuurgroep wordt de strategie en het beleid bepaald. Deze bestaat uit afgevaardigden van deelnemende participanten, en ouder(s) van gezinnen, die ervaringsdeskundig zijn in de hulp geboden door de jeugdteams. De projectgroep bestaat uit deelnemende participanten en ouder(s) en/ of jongeren uit gezinnen die ervaringsdeskundig zijn in hulp geboden door de jeugdteams. Zorgbelang Zuid-Holland begeleidt de participerende ouders en/ of jongeren.
C.
FASERING
In het project worden drie fasen onderscheiden, die in totaal 4 jaar bestrijken: een verkenningsfase (6 maanden), een uitvoeringsfase (2,5 jaar) en een generalisatiefase (1 jaar). De 2e, de uitvoeringsfase, neemt de meeste tijd in beslag .
* Fase 1: verkenningsfase. Deze is gericht op het uitwerken van de zelfevaluatie-cyclus met ouders/ jongeren en professionals van de jeugdteams. Doel is het bereiken van consensus over zowel de inhoud als de praktische uitvoering. Een eerste consultatie bij ouders I jongeren toonde al aan dat zij andere accenten leggen dan initieel gedacht. Het valt te verwachten dat ook de teams, professionals en gemeentelijk beleid hun eigen invulling zullen geven. Deze werkwijze moet leiden tot een gezamenlijk gedragen zelfevaluatie-methodiek. In het kader van een succesvolle implementatie van de zelfevaluatie-cyclus is haalbaarheid van cruciaal belang. De zelfevaluatie-methodiek moet zelfstandig implementeerbaar zijn in de jeugdteams. Op basis van ervaringen tijdens de uitvoeringsfase zal de methodiek steeds verder worden verfijnd . Na afloop moet een cyclus ontwikkeld zijn die zelfstandig door de jeugdteams kan doorlopen worden. In feite is de verkenningsfase nu reeds gestart, met een focusgroep met de ouders en jongeren. Binnenkort volgt een focusgroep met professionals van jeugdteams. Reeds in het voorjaar 2014 is in samenspraak metjeugdteams en gemeenten de basis gelegd voor de vraagstelling van deze werkplaats. Concepten van deze aanvraag werden reeds voorgelegd aan ouders en jongeren via Zorgbelang Zuid Holland en in de diverse cliêntenraden en jongerenraden van de participerende instellingen (Curium-LUMC, Cardea). De verkenningsfase zal de volgende activiteiten bevatten : Aangemaakt door ProjectNetl Generated by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
9
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF Deelname van de onderzoeker aan de werkzaamheden van de jeugdtea ms. Observaties van de professionals binnen de jeugdteams tijdens hun werkzaamheden hebben als doel de praktijk te leren kennen en goed zicht te verkrijgen op wat haalbaar is. Focusgroepen met ouders/ jongeren (2-4) en professionals (2-4) waarin de verschillende onderdelen van het project aan de wensen-verwachtingen en de praktijk getoetst worden. Interviews managers/ professionals (5-1 0) met als doel de haalbaarheid te evalueren. Ook zullen in deze fase te gebruiken vragenlijsten worden ingezet teneinde bruikbaarheid te evalueren. Analyse van de systemen voor dossiervorming en andere monitoring systemen om te achterhalen welke informatie al verzameld wordt en de consistentie van registratie. Beschrijving van de doelstellingen, criteria, plannen, (gebruikte) methodieken, en betrokken professionals van de teams. In deze fase zal het communicatieplan worden gefinaliseerd. De doelen en uitwerking van het onderzoek zullen kenbaar gemaakt worden aan ouders I jongeren en professionals via folders, interne informatie en de website. In de focusgroepen zal nagegaan worden welke vormen van communicatie voor hen het meest geschikt zijn. Aan het einde van de verkenningsfase zal er een gezamenlijk kick-off meeting georganiseerd worden.
* Fase 2: de uitvoeringsfase Deze fase zal bestaan uit 3 cycli van elk 6-10 maanden. Telkens wordt de zelfevaluatie-cyclus doorlopen, resulterend in een leer- en verbeterplan door het jeugdteam opgesteld. Tijdens de volgende zelfevaluatie-cyclus wordt de beoogde verbetering vervolgens geëvalueerd. De totale duur komt aldus uiteindelijk op 2,5 jaar uit. Een belangrijk onderdeel van de uitvoeringsfase is de evaluatie van de haalbaarheid. Daarom zal bijgehouden worden hoeveel tijd door alle betrokkenen wordt besteed aan de zelfevaluatie. Op basis van deze bevindingen zal besproken worden wat redelijk is, en of er aanpassingen nodig zijn. Ook inhoudelijk zal de zelfevaluatie zo nodig bijgestuurd worden. Het is de bedoeling dat de zelfevaluatie-cyclus uiteindelijk door professionals van het jeugdteam zelf uitgevoerd wordt in de vorm van intervisie en/of intercollegiale toetsing, zoals gebruikelijk is bij (medische) professionals. De professionals zullen getraind worden in de systematiek. Tijdens de eerste cyclus zal een toegevoegde trainer een meer actieve rol spelen. Tijdens volgende cycli zullen de taken steeds meer bij het jeugdteam zelf gelegd worden. Op basis van de zelfevaluatie zal op maat scholing aangeboden worden, gericht op de verbeterpunten. Daarnaast worden zo nodig aanvullende modules voor methodieken ontwikkeld en geïmplementeerd. Een van de werkwijzen die verder ontwikkeld zal worden in de AW Gezin aan Zet is 1 gezin 1 plan. Deze staat immers rechtstreeks in relatie tot de doelstelling van eigen regie. Bovendien is dit in lijn met de werkzaamheden verricht binnen de AW jeugd. Op basis van onder andere de focusgroepen en de kwalitatieve interviews zal van ouders, jongeren en professionals cruciale informatie worden verkregen die de opzet van een methodiek 1 gezin 1 plan zullen voeden. In deze fase wordt ook onderzoek gedaan naar de werkzame elementen in de werkwijze van het team en de professionals.
* Fase 3: generalisatiefase In deze fase zal de zelfevaluatie-cyclus definitief gemaakt worden en zullen de resultaten uit de uitvoeringsfase verwerkt worden. Het voornaamste resultaat zal een methodiek zijn waar ook andere jeugdteams mee aan de slag kunnen. In deze fase zal de implementatie in andere jeugdteams van start gaan, zo mogelijk in andere regio's die hiervoor al interesse hebben getoond. In rapporten en artikelen zullen de resultaten uit de uitvoeringsfase verspreid worden. Dit zal onder andere gebeuren via factsheets, artikelen in vaktijdschriften, presentaties op congressen en via andere werkplaatsen en kenniscentra.
D.
EVALUATIEMETHODES & INSTRUMENTEN -ALGEMEEN
In dit onderdeel worden mogelijke onderzoeksmethodes (en -instrumenten) opgesomd, samengesteld op basis van eerste gesprekken met ouders en jongeren, medewerkers van teams, het beleid, onderzoekers en bestaande monitors. In de verkenningsfase zal de evaluatie definitief gemaakt worden op basis van eerder vermelde activiteiten (o.a. interviews en focusgroepen). De onderzoeksmethodes zullen zowel kwantitatief als kwalitatief van aard zijn: D.1 Kwantitatief
* Monitor en verantwoordingsgegevens Centraal hierbij staat de monitor- en verantwoordingsinformatie (kritische prestatie-indicatoren) die al in de regio's Holland Rijnland en Den Haag door de professionals/teams worden geregistreerd (kwantitatief), met vooral outputindicatoren. Op basis van analyse van beschikbare indicatoren en de gebruikte dossiers in de verkenningsfase zal deze set zo nodig verder aangevuld worden. *Vragenlijsten Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
10
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF Daarnaast worden op basis van de resultaten tijdens de verkenningsfase specifieke vragenlijsten ingezet. Omdat de respons op vragenlijstonderzoek vaak beperkt is, in het bijzonder bij respondenten met een lager opleidingsniveau, worden ouders en jongeren met een diverse achtergrond en professionals uitgenodigd hierover mee te denken. Met de professionals in de jeugdteams zal de haalbaarheid van het afnemen van vragenlijsten, zowel bij ouders en jongeren als henzelf, op voorhand nagegaan worden. Omdat de druk in de jeugdteams groot is, verdient dit in het bijzonder aandacht.
D.2. Kwalitatief * Individuele interviews Individuele interviews zullen afgenomen worden bij ouders en jongeren, medewerkers van de teams, en eventueel ook anderen (sleutelpersonen uit het netwerk). Individuele interviews zullen gecombineerd open en gestructureerd verlopen (semi-gestructureerd). In het gestructureerde deel zullen specifieke relevante onderwerpen gericht op eigen regie, en de onderzoeksvragen aan bod komen waaronder werkzame en belemmerende factoren. In het open format zal het mogelijk zijn eigen zaken in te brengen. * Focusgroepen en spiegelbijeenkomsten Groepsgewijze evaluaties zullen georganiseerd worden, door middel van focusgroepen en spiegelbijeenkomsten. Spiegelbijeenkomsten zijn een bijzondere vorm van focusgroepen, waarbij zowel jongeren I ouders als professionals aanwezig zijn. Professionals zitten hierbij in de buitenste kring, terwijl jongeren en ouders in de binnenste kring hun evaluaties geven. De ervaringen met deze systematiek is dat betrokkenen open zijn. De evaluaties komen hierbij direct aan bij de professionals en hoeven aldus niet via rapportages overgebracht worden. Ook hier geldt dat het thema eigen regie en de onderzoeksvragen centraal staan, waarbij de deelnemers vrij zijn om eigen thema's in te brengen. * Actieonderzoek Actie-onderzoek is een combinatie van onderzoeken en veranderen in groepen. Doel is om zowel praktische kennis te verkrijgen, als continu het praktisch handelen te verbeteren door de belanghebbenden. Actieonderzoek is in vergelijking met focusgroepen meer interactief, democratisch en inherent participatief. De belanghebbenden zijn hierbij geen object van onderzoek, maar eerder medeonderzoeker. Door de analyse van de belanghebbenden van hun eigen situatie verandert hun denken over de problemen in kwestie, en op basis daarvan ontwerpen zij veranderingen (zoveel mogelijk op basis van consensus), die vervolgens worden doorgevoerd en (opnieuw) onderzocht. Hoe meer de betrokkenen zelf kunnen doen, hoe meer de onderzoeker slechts hoeft op te treden als ondersteuner van het proces. Het verloop van het onderzoek wordt beïnvloed door zowel de onderzoeker als de deelnemers zelf (Ponte, 2006;, De Lange, Schuman & Montesano Montessori, 2010). Deze gehele cyclische werkwijze van actieonderzoek kan gezien worden als een zelfevaluatiecyclus. Binnen alle jeugdteams zal dan ook deze methode worden gebruikt om de PDGA-cirkel te operationaliseren. Het actieonderzoek bestaat uit een onderzoeksdeel en een handelingsdeel. Binnen de AW Gezin aan Zet betreft het onderzoekdeel de bestudering van de gegevens uit CHECK van de PDCA cirkel om mogelijke knelpunten te signaleren, het bestuderen van literatuur die relevant is voor het gesignaleerde knelpunt, nadere specificering van de onderzoeksstrategie en methoden, het onderzoeksantwerp en de dataverzameling, -analyse en -evaluatie. Het handelingsdeel bestaat uit de activiteiten die de belanghebbenden ondernemen om tot verandering of verbetering van het praktijkprobleem te komen (De Lange, et al, 2010).
E.
EVALUATIEMETHODES EN INTRUMENTEN - PER NIVEAU
E.1 Niveaus van evalueren Evaluatie zal gebeuren op 5 niveaus: * Niveau 1: Het centrale niveau is het gezin zelf, ouders en jongere. Zij zijn degenen waar het over gaat. De mate waarin zij regie ervaren en integrale hulp krijgen is de voornaamste uitkomst. De volgende niveaus moeten dit faciliteren.
* Niveau 11: Vervolgens is er de jeugdteam professional waar het gezin direct mee te maken heeft. Die moet in staat zijn de regie van het gezin te versterken, en vanuit de eigen regie integrale vraaggerichte deskundige hulp te bieden. *Niveau 111: Daaromheen zit dan weer het voltallige jeugdteam, waartoe professionals horen die het gezin niet kennen. Zij zijn essentieel voor de professional waar het gezin mee te maken krijgt en waarmee wordt samengewerkt. Daarbij speelt ook het netwerk rondom het team (bv. scholen, huisartsen, 2e I 3e lijnsvoorzieningen) en de samenwerking daarmee een belangrijke rol.
* Niveau IV: Het aansturend management in de schil daarboven is belangrijk omdat zij er mede voor moeten zorgen dat de transformatie-doelen worden geoperationaliseerd binnen de jeugdteams in de regio's. Zij bewaken hierbij dat de processen helder zijn en daarbij monitoren ze deze processen zo goed als mogelijk. Daarnaast zorgen ze ervoor dat de jeugdteams in voldoende mate geëquipeerd zijn qua competenties en instrumentarium (methodieken en instrumenten) om de gestelde taken te kunnen volbrengen. Ook bepalen zij de cultuur binnen het team. * Niveau V: Tot slot is er het niveau van het bestuur en gemeentelijk beleid waarin de landelijke en regionale beleidskaders die Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
11
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF draaien om de 5 transformatie-doelen de kaders worden bepaald. E.2 Evaluatiemethodes per niveau * Niveau 1: Gezin (ouders en kinderen) In de verkenningsfase zal worden bepaald hoe deelnemende gezinnen worden geselecteerd en benaderd voor deelname. Dit zal afhankelijk zijn van de praktische werkwijze van het team, en kan dus regionaal of zelfs binnen een regio verschillen. Er zal worden gestreefd naar een verdeling van de gezinnen volgens specifieke kenmerken: leeftijd van het kind, problematiek en etnische achtergrond. De gezinnen zullen een tegemoetkoming ontvangen voor hun deelname. In elke regio zullen 3 jeugdteams betrokken worden bij de implementatie van de zelfevaluatie-cyclus. In totaal 6 dus. Per zelfevaluatie-cyclus zullen 4-10 gezinnen gevraagd worden te participeren aan de kwalitatieve interviews. In de eerste van de drie cycli van de uitvoeringsfase zal het aantal gezinnen groter zijn dan in latere zelfevaluatie-cycli. In de eerste zelfevaluatie-cyclus zal ook worden nagegaan hoe consistent de informatie is tussen deelnemers. Deze gezinnen zullen, aangevuld met andere, ook de deelnemers zijn in de spiegelbijeenkomsten. Inhoudelijk zal de zelfevaluatie gebaseerd zijn op hoe de ouders en jongeren de transformatie-doelen verwoorden. Een gebruikers- en ontwikkelgroep van ouders/jeugd met een diverse achtergrond en professionals wordt gevormd die meedenkt over de meetinstrumenten, ethische kwesties en meetmethoden (interviews, internet en apps). Recent vond een eerste focusgroep met ouders en jongeren plaats. Daarin werd regie ook door ouders en jongeren als een belangrijk thema genoemd. Specifiek benoemden ze als belangrijke elementen: de informatie die ze vooraf krijgen, de mate waarin ze gehoord worden, het gevoel dat ze zelf hebben bij de geboden zorg en de mate waarin de verslaglegging hun verhaal weergeeft. Dit zal worden uitgewerkt tot een semi-gestructureerd interview. De onderzoeksvragen zullen eveneens de inhoud van de interviews bepalen. Bevraagd zal worden in hoeverre ouders en jongeren regie ervaren over hun functioneren, over de ingezette hulp en op de ervaren klantgerichtheid van de zorg en wat ze zelf kunnen doen zonder dat de hulpverlener het overneemt. In kader daarvan zal worden nagegaan of jongeren en ouders vinden snel, adequaat en op een prettige wijze geholpen te zijn en of hun doelen bereikt zijn. Tevredenheid is uiteraard een belangrijk onderdeel. In de met Zorgbelang georganiseerde focusgroep met ouders en jongeren werd de Quality4children (www.q4c.nl) als specifiek te gebruiken instrument genoemd. Dit is een instrument dat voor de jeugdzorg is ontwikkeld. Het werd opgesteld op basis van een participatie methodiek met ouders en jongeren. Het is aldus een instrument dat voldoet aan hun verwachtingen. Omdat het gemaakt is in kader van uithuisplaatsing zal de Q4c niet geheel bruikbaar zijn en mogelijk op aspecten moeten aangepast worden. Elementen eruit zullen ook de individuele interviews en de spiegelbijeenkomsten voeden. De AW Samen voor de Jeugd heeft verder ervaring met het meten van cliënttevredenheid en eigen kracht bij de monitoring van de GIZ en het implementatieonderzoek naar 1G1 P. Beschikbare instrumenten zijn o.a. de zelfredzaamheid-matrix (Lauriks, Buster, De Wit, Van de Weerd, Tigchelaar & Fassaert. 2012). *Niveau 11: De professional in het gezin Individuele professionals betrokken bij de geïnterviewde gezinnen zullen op dezelfde aspecten als ouders en jongeren worden bevraagd, aangevuld met concepten ontleed aan de onderzoeksvragen. Hierdoor zullen de ervaringen van ouders I jongeren en professionals op individueel niveau gespiegeld kunnen worden. Dit maakt het mogelijk de intenties van de professional te evalueren ten opzichte van de ouders en jongeren. Hierbij is het niet de bedoeling te zoeken naar juistheid maar vooral te leren uit de verschillende perspectieven. Dit vanuit de overtuiging dat verschillen erbij horen. Inhoudelijk zullen de concepten worden aangevuld met concepten die de professionals als belangrijk noemen. Hiervoor wordt binnenkort een eerste focusgroep georganiseerd. De basis hierbij zal 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur zijn, zoals in de onderzoeksvragen vermeld. In de zelf-evaluatiecyclus zal onder de professionals kritische reflectie plaatsvinden op hun mogelijkheden om gezinsleden te versterken en het sociale netwerk te verbinden (regie en eigen kracht). De professionals hebben verschillende werkwijzen en methodieken voor het stimuleren van eigen regie beschikbaar, waaronder 1G1P, Verve en Signs of Safety (Turnell & Edwards , 1999). Signs of Safety heeft bijvoorbeeld praktische hulpmiddelen zoals 'de drie huizen": Het huis van de zorgen (wat gaat niet goed?) , het huis van de leuke dingen (wat gaat al wel goed?); en het droomhuis (wat wil je anders?/ wat moet er gebeuren?). Bij de professionals wordt onderzocht of de hen beschikbare methodieken voldoende ondersteunend zijn en in hoeverre het verder aanscherpen van het onderdeel stimuleren van eigen regie in de methodiek 1G 1P nodig is. Voor de verbetering van de eigen regie mogelijkheden zal tevens gebruik worden gemaakt van inzichten uit de 'Wrap around', een werkwijze uit de VS, die wordt ingezet in de jeugdhulpverlening bij gezinnen die te maken hebben met langdurige en vaak complexe problemen op verschillende leefgebieden en is gebaseerd op het principe van samenwerken (Bruns, 2014). * Niveau 111: Het team en de keten Het functioneren van het team zal worden geëvalueerd tijdens de individuele interviews en in focusgroepen met de teamleden. De bevraging zal met name gericht zijn op het effect van de zelf-evaluatie cyclus op het team functioneren. Hiervoor zullen naast kwalitatieve bevraging gericht op de transformatie-doelen ook enkele specifieke instrumenten worden gebruikt, gebaseerd op de klimaatschalen zoals ontwikkeld door de Hogeschool Leiden (van der Helm, e.a. 2012). Tot slot zal er Aangemaakt door ProjectNet I Generated by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
12
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF aandacht zijn voor de praktische aspecten gerelateerd aan de haalbaarheid om zelfstandig de zelf-evaluatie cyclus uit te voeren. Tijdsregistratie zal hier een onderdeel in vormen.
De evaluatie van de samenwerking in de keten zal gebeuren door bevragingen bij relevante partijen zoals scholen, huisartsen en JGZ. Hen zal gevraagd worden naar de mate van bekendheid met het team, de tevredenheid over de deskundigheid en de samenwerking, en het zich gesterkt voelen in de uitvoering van de eigen taken. Dezelfde ervaringen zullen bevraagd worden bij de specialistische voorzieningen (2e /3e lijn) waar de jeugdteams mee te maken hebben.
* Niveau IV: Aansturend management In interviews zal inzicht verkregen worden in hoe de teams en professionals begeleid worden door het management en wat de rol is in de ontwikkeling en invoering van de verbeteringen die door zelfevaluatie-cyclus ingezet worden. Aan het begin van het project en vervolgens jaarlijks zullen groepsinterviews met 4-8 managers per regio worden afgenomen waarmee de factoren die samenhangen met de transformatiedoelen worden gemeten. Het conceptuele kader voor eperationalisatie zijn factoren waarvan uit onderzoek is gebleken dat deze het implementatieproces in positieve dan wel negatieve zin beïnvloeden. Het zijn a) kenmerken van de sociaal-politieke omgeving (b.v. wijziging in financieringsstromen), b) kenmerken van de organisaties (b.v. ervaring in het samenwerken met andere organisaties), c) kenmerken van de hulpverlener (b.v. vaardigheden), end) kenmerken van de vernieuwing (b.v. procedurele helderheid van samenwerkingsverband) (Fleuren e.a., 2004).
* Niveau V: beleid De evaluatie van het beleid zal voornamelijk gebeuren aan de hand van monitorgegevens en gegevens uit de jeugdteam-dossiers. Te verzamelen monitorgegevens betreffen procesvariabelen zowel verzameld door jeugdteams zelf als door externe partijen. Daarbij wordt aangesloten bij gegeven die reeds door jeugdteams worden verzameld, met name de monitor en verantwoording van de regio Holland Rijnland en de kritische prestatie indicatoren van Stad Den Haag. Relevante gegevens die in de gebruikte monitors vermeld staan zijn onder andere aantal aanmeldingen, aantal gezinsplannen, deelname professionals aan gezinsplan, gemiddelde tijdsduur tussen aanmelding - match met hulpverlener- start gezinsplan -afsluiting, aantal cliënten dat na aanmelding > 1 week wacht op contact met hulpverlener, aantallangdurige trajecten, aantal beschikkingen en verwijzingen en aard van de jeugdhulp.
F.
DE ZELFEVALUATIE (PDCA) CYCLUS: INHOUD EN OPZET
Centraal doel in de werkplaats is het opzetten, invoeren en evalueren van een zelfevaluatiecyclus. Om als jeugdteam succesvol te zijn, is het van belang om continu te verbeteren aan de hand van vooraf opgestelde indicatoren die de doelstellingen van het jeugdteam reflecteren. Om zicht te krijgen op waar verbetering mogelijk is en daarop gepast te reageren wordt de cyclus van continu verbeteren (én vernieuwen) gecontroleerd in het jeugdteam ingebed. Een bruikbaar stramien hierbij is de kwaliteits-of PDCA cirkel van Deming, wat staat voor Plan Do Check Act (Deming, 1950). PDCAcirkel Er zijn vier activiteiten (fases) in de cirkel: PLAN: ontwerp van een plan voor de verbetering van de werkzaamheden aan de hand van SMART doelstellingen. Voor de meting van de doelstelling worden indicatoren opgesteld en de wijze van meten. DO: uitvoering van de geplande verbetering in een gecontroleerde omgeving/werksituatie. CHECK: Meting van het resultaat van de verbetering, en vergelijking ervan met de oorspronkelijke situatie en toets deze aan de vastgestelde doelstellingen. ACT: Adviezen voor bijstelling van het proces/ werkwijzen aan de hand van de gevonden resultaten bij CHECK. In dePDCAcirkel is de CHECK, de eigenlijke evaluatie, een essentieel onderdeel in het proces van verbeteren. Dit stadium zal gevoed worden door gegevens uit de hierboven beschreven kwantitatieve, kwalitatieve methoden en het actieonderzoek. Actieonderzoek wordt binnen de teams ingezet om de onderdelen ACT, PLAN en DO in te vullen, waarna de teamleden de zelf gedefinieerde verbeteringen gaan toepassen. Binnen de AW Gezin aan Zet wordt actieonderzoek initieel gedaan met een trainer-onderzoeker erbij die zich in de loop van de cyclus steeds meer terugtrekt. De cyclische verbetermethode van het actieonderzoek komt voor een groot deel overeen met de methodiek van intercollegiale toetsing (I CT) zoals gehanteerd door medisch specialisten (SGRC 2006). ICT wordt ook cyclisch groepsgewijs met medici van hetzelfde specialisme uitgevoerd en is ook gericht op het verbeteren van het handelen. Bij de uitvoering van het actieonderzoek wordt om die reden aan de leden van het jeugdteam een aangepaste methodiek van intercollegiale toetsing aangeleerd.
G.
WERKZAME EN BELEMMERENDE FACTOREN
Werkzame elementen zijn de onderdelen van een interventie of aanpak die effect lijken te hebben en die dus niet mogen ontbreken als deze interventie of aanpak wordt toegepast: Werkzame elementen kunnen op drie niveaus worden onderscheiden (van Dale, 2014): Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet 28-04-2015 12:23 13
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF 1. Algemene werkzame elementen/factoren/principes, zoals het betrekken van de doelgroep of planmatig werken. 2. Werkzame elementen van een aanpak of interventiesoort, zoals gemeenschappelijk elementen in de gezond schoolaan pak. 3. Kernelementen van een interventie die niet mogen ontbreken. Hierbij kan het gaan om inhoudelijke en uitvoeringsaspecten.
Het geheel van interviews, focusgroepen, intervisie, monitoring en andere metingen moet inzicht geven in wat wel en niet werkt in jeugdteams en het bevorderen van de eigen regie van gezinnen en professionals. De inzichten worden telkens gebruikt voor presentatie van tussentijdse onderzoeksresultaten in de regio's, waarmee in de AW Samen voor de Jeugd ervaring is opgedaan. De discussie in deze bijeenkomsten kan worden gebruikt om zo nodig bij te sturen. Met als doel werkzame en belemmerende factoren te detecteren zal per regio vooraf en na elke cyclus een groepsinterview met 8 medewerkers worden georganiseerd. De groep zal naast medewerkers uit de 3 deelnemende jeugdteams ook medewerkers bevatten uit andere teams. Vooraf aan de groepsinterviews zal aan een grotere groep van hulpverleners en managers uit de regio een korte vragenlijst worden toegestuurd, waarin een inventarisatie wordt gemaakt van de werkzame en belemmerende factoren zoals zij dat ervaren in hun regio en jeugdteam. Informatie uit de interviews en focusgroepen zal hier eveneens gebruikt worden. In elke volgende ronde zal gereflecteerd worden op de bevindingen uit eerdere focusgroepen, en met name de veranderingen daarin. Door dit proces herhaald te doorlopen doorheen de verschillende zelfevaluatie-cycli beogen we goed zich te krijgen op relevante werkzame en belemmerende factoren.
Expertise, voorgaande activiteiten en producten I Expertise, prior actlvities and products * Voorafgaande activiteiten De vraag die sterk bij bestuurders, wethouders, professionals en gezinnen binnen de Academische Werkplaats Samen voor de jeugd (AWJ) leeft, nu de transitie een feit is en de transformatie op weg is, is of we in Noordelijk Zuid Holland met inzet van de jeugdteams de transformatie-doelen weten te halen. Beide regio's hebben een duidelijk beleid richting de jeugdteams (zie o.a. Beleidsplan Holland Rijnland 2014). Door evaluatie en monitoring beogen ze het succes van de teams te meten en te verbeteren. Deze aanvraag bouwt bovendien voort op de missie van de transitie van het 'Prentenkabinet', een samenwerking van alle jeugdhulp aanbieders in regio Holland Rijnland (2012): "Ervoor zorgen dat jeugdigen zo gezond en veilig mogelijk (weer) in hun eigen omgeving kunnen opgroeien door het bieden van hulp vanuit een integraal zorgproces van signalering, diagnostiek, toeleiding, begeleiding, behandeling en nazorg." Met deze missie beoogde dit samenwerkingsverband de transformatie al voor de transitie feit was een impuls te geven. De instellingen deelnemend aan het Prentenkabinet zijn thans de trekkers van de jeugd- en gezinsteams (JGTs). Het projectidee is ontstaan met bijdragen van ouders en jongeren, praktijk en beleid, o.a.: Ouders en jongeren vertegenwoordigd door Zorgbelang en de cliëntenraden van diverse deelnemende instellingen Professionals van de jeugdteams uit de regio Holland Rijnland en Den Haag het Prentenkabinet, een meerjarig bestaande samenwerking van jeugdhulp aanbieders in Holland Rijnland de regio Holland Rijnland I de gemeente Den Haag de hogescholen uit beide regio's
* Verband I samenwerking met andere werkplaatsen De vragen van de AW 'Gezin aan Zet' waren ook leidend bij de voorganger van deze werkplaats, de AW jeugd. Het onderzoek Samen Optreden, naar de implementatie van één gezin, één plan, is een voorloper op het huidige onderzoek (www.samenvoordejeugd.nllprojecten/zorgcoordinatie-1gezin-1plan). De opgedane inzichten zijn mede input geweest voor voorgenomen werkplaats. Regio Holland Rijnland en de gemeente Den Haag waren voorloper in het implementeren van de werkwijze één gezin, één plan (1 G1 P). De resultaten van het onderzoek Samen Optreden heeft kennis opgeleverd over de resultaten behaald met deze werkwijze. Tussen de AW Samen voor de Jeugd en de AW Forensische Zorg voor Jeugd (voorloper van AW Risicojeugd) wordt al langer afgestemd. Deze bestaande samenwerking wordt voortgezet en uitgebreid nu de AWFZJ overgaat in de AW Risicojeugd en zich meer gaat richten op het lokale veld. Als bovenregionale werkplaats richt de AWRJ zich op thema's die aansluiten bij die van de AW Gezin aan zet. Samenwerking en afstemming liggen dan ook voor de hand.
* Expertise partijen Dr. Pa ui L. Koeken is als senior onderzoeker verbonden aan TNO Child Health en de afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC. Hij is gezondheidswetenschapper/ epidemioloog. Van 1988 tot 2004 was hij als onderzoeker/epidemioloog werkzaam bij de GGD Rotterdam e.o. Zijn specialisatie is de planmatige voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de zorg voor jeugd. Zijn onderzoeksterreinen zijn onder meer de organisatie van de zorg voor jeugd, sociale vaardigheidstrainingen en bevordering van seksuele gezondheid. Hij adviseert aan derden en opdrachtgevers naar aanleiding de onderzoeksprojecten. Hij is momenteel projectleider van de Academische Werkplaats Samen voor de Jeugd. Daarin doet hij o.m. onderzoek naar de implementatie van zorgcoödinatie/1G1 Pen factoren die het zorggebruik van multiprobleemgezinnen beïnvloeden. Mathilde R. Crone, Ph.D, werkt bij het LUMC, afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde. Zij heeft ruime ervaring in Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
14
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF onderzoek op het gebied van jeugd en is betrokken bij diverse onderzoek naar het signaleren van psychosociale problemen door de Jeugdgezondheidszorg en de huisarts. Daarnaast heeft ze samen met de GGD HM en Child Rearing Matters de methodiek Gezamenlijk Inschatting Zorgbehoeften ontwikkeld: een van de methodieken die door diverse Jeugdteams in deze regio gebruikt wordt om in dialoog met gezinnen de krachten en zorgbehoeften te bepalen. Verder is ze projectleider van het onderzoek naar de implementatie van Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG) in gemeentes. In dit project wordt de lokale implementatie van de JOGG-aanpak gemonitord in vijf wijken: waarbij deels vergelijkbare onderzoeksmethoden gebruikt worden als in het huidige project. Jeroen A. de Wilde, Ph.D werkt als jeugdarts-onderzoeker bij de productgroep integrale jeugdgezondheidszorg van de GGD Haaglanden. Daarnaast is hij gastmedewerker bij TNO, afdeling Child Health. Sinds januari 2015 is hij coördinator van de Academische Werkplaats Samen voor de Jeugd. Hij heeft ruime ervaring met onderzoek en projecten gericht op verbetering van de zorg voor jeugd. Aandachtsgebieden hierbij zijn cultuursensitiviteit (diversiteit), groei, overgewicht, sociaaleconomische gezondheidsverschillen, en informele zorg . Hij ontwikkelde etnisch specifieke groeicurven voor Hindoestaanse kinderen en was projectleider van het ZonMw-project Bereik van moeilijk bereikbare groepen door het CJG Laak, Den Haag. Daarnaast is/was hij lid van de project- of stuurgroep van de projecten Samen Opvoeden (cultuursensitieve opvoedinterventie), Oké in den Haag, de schoolcoach, de oudercoach, en Poolse wijkvertrouwenspersonen. Robert Vermeiren is hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie en directeur patiêntenzorg bij Curium-LUMC en hoogleraar forensische kinder- en jeugdpsychiatrie aan het VUMC. Zijn expertise ligt op vlak van de klinische epidemiologie, met als voornaamste focus jongeren met ernstige gedragsproblemen. De voorbije 4 jaar was hij voorzitter van de succesvolle AW Forensische Zorg voor Jeugd. In het kader van die AW werden producten ontwikkeld met directe praktijkrelevantie, zoals een observatiemethodiek voor groepsleiding en een module voor gezinsgericht behandelen tijdens verblijf. Recent ontwikkelde hij een triagemethodiek voor psychische problematiek voor de jeugdteams. Chris Kuiper, Ph.D is lector transformatie in de zorg voor jeugd aan de Hogeschool Leiden en lector participatie aan de Hogeschool Rotterdam. Daarnaast is hij lid van de directieraad van Horizon jeugdzorg en speciaal onderwijs. Hij is gepromoveerd aan de UvH in de richting kritische organisatiekunde. Hij werkt voornamelijk met kwalitatieve participatieve onderzoeksmethoden en heeft een aantal actieonderzoeken geleid gericht op de interactie tussen organisatie professional en cliênt (zoals de sia-raak gefinancierde projecten; gezond actief ouder worden, spraakmakend project, everybody on board). Jaco de Kruijf werkt als adviseur cliëntparticipatie Jeugdhulp bij Zorgbelang Zuid-Holland. Hij adviseert instellingen, cliëntenraden en -organisaties en gemeenten bij het organiseren van cliêntinspraak. Voorheen werkte hij bij LOC Zeggenschap in Zorg, het Landelijk Cliêntenforum Jeugdzorg en de Nationale Jeugdraad. Ook hier organiseerde hij debatten, bijeenkomsten en activiteiten met en voor jongeren en ouders om hen een stem en invloed te geven op alles wat hen aangaat. Nanda van Beest is beleidsmedewerker Jeugd bij de gemeente Leiden. Ze participeert in de projectgroep namens de regio Holland Rijnland, die gezamenlijk gestalte geeft aan de Jeugd en Gezinsteams.
Publicaties I Publications * P. Koeken Bezem J, Theunissen M, Buitendijk SE, Koeken PL. (2014). A novel triage approach of child preventive health assessment: an observational study of routine registry-data. BMC Health Services Research, 14:498. Bezem J, Theunissen M, Buitendijk SE, Koeken PL. (Submitted). ldentifying health problems using a nevel triage approach for preventive child health assessments. Fekkes M, Van de Sande MC, Gravesteijn C, Pannebakker F, Buijs GJ, Diekstra RFW, Koeken PL. (accepted). Effects ofthe Dutch Skilis for Life program on the health behavior, suicidal ideation and bullying of secondary school students. Health Education. Pannebakker NM, Fleuren MAH, Vlasblom E, Reijneveld SA, Numans M & Koeken P (In preparation). Determinants of adherence to the Wrap around care approach in child and family services. Pannebakker NM, Chung M, Broerse A, Koeken P. (2012). Een Haagse best practica voor het coördineren van zorg vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin. TSG. Koeken PL, Joosten -van Zwanenburg E, HoopT de. (2008). Effects of migrant health education aimed at Turkish and Moroccan female migrants with psychosomatic complaints treated by Dutch general practitioners. A randomized controlled evalustion study. Patient Education and Counseling 70:25-30. Bezem J, Koeken P. (2014). Het digitale dossier Jeugdgezondheidszorg: schaap met vijf poten? TSG, 92. Koeken P, Boere-Boonekamp M, Harten L van, Hartman L, Rijbroek B, Ruijter A de, Pijpers F, Voorham T. (2013) De toekomst van de (preventieve) zorg voor jeugd. TSG. Pijpers F, Boere-Boonekamp M, Harten L van, Hartman L, Koeken P, Rijbroek B, Ruijter A de, Voorham T. (2013). De transitie en transformatie van zorg voor jeugd: een ruwe diamant. TSG, 91 :363.
Aangemaakt door ProjectNet I Generated by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
15
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF Koeken P (2012). Zorg voor jeugd met beleid. Redactioneel TSG, 90:263-264.
* J. de Wilde de Wilde JA, van Dommelen P, van Buuren S, Middelkoop BJ. (2015). Height of South Asian children in the Netherlands aged 0-20 years: secular trends and camparisans with current Asian lndian, Dutch and WHO references. Ann Hum Biol. 42(1 ):38-44. de Wilde JA, Verkerk PH, Middelkoop BJ. (2014). Declining and stabilising trends in prevalenee of overweight and obesity in Dutch, Turkish, Moroccan and South Asian children 3-16 years of age between 1999 and 2011 in the Netherlands. Arch Dis Child; 99(1 ):46-51. de Wilde JA, van Dommelen P, Middelkoop BJ. (2013) Appropriate body mass index cut-offs todetermine thinness, overweight and obesity in South Asian children in the Netherlands. PLaS One. 19;8(12):e82822. de Wilde J, Van de Sande M,Benning T, Beijleveld M, Koeken P. Bereik van moeilijk bereikbare groepen door het CJG Den Haag. Eindrapportage ZonMw programma Academsiche werkplaatsen publieke gezondheid.
* MR Crone Crone MR, Vogels AG, Hoekstra F, Treffers PD, Reijneveld SA. (2008). A comparison of four scoring methods based on the parent-rated Strengths and Difficulties Questionnaire as used in the Dutch preventive child health care system. BMC Public Health. Apr 4;8:106. Crone MR, Reijneveld SA. (2007) The association of behavioural and emotional problems with tobacco use in adolescence. Addict Behav.;32(8):1692-8. Crone MR, Bekkema N, Wiefferink CH, Reijneveld SA. (2010). Professional identification of psychosocial problems among children trom ethnic minority groups: room for improvement. J Pediatr. 156(2):277-84.e1. Reijneveld SA, Crone MR, de Meer G. (2012) Early dateetion of children at risk tor antisocial behaviour using data trom routine prevenlive child healthcare. BMC Pediatr. 9;12:24 . van der Kleij R, Coster N, Verbiest M, van Assema P, Paulussen T, Reis R, Crone M. (2015) lmplementation of intersecteral community approaches targeting childhood obesity: a systematic review. Obes Rev. 30.
* R. Vermeiren de Haan A, Boon AE, Vermeiren RRJM, Hoeve M, de Jong JTVM (2015). Ethnic Background, Socioeconomie Status, and Problem Severity as Dropout Risk Factors in Psychotherapy with Youth. Child Youth Care Forum 44:1-16. Paalman CH, van Domburgh L, Stevens GWJM, Vermeiren RRJM, van de Ven PM, Branje SJT, Frijns T, Meeus W, Koot HM, van Lier PAC, Jansen LMC, Doreleijers TAH (in press). lnternalising and externalising problems in immigrant boys and girls: camparing native Dutch and Moroccan immigrant adolescents across time. International Journar of Behaviaral Development. Colins OF, Grisso T, Mulder E, & Vermeiren R (2014). The relation of standardized mental health screening and categorical assessment in detained male adolescents. Eur Child Adolesc Psychiatry, 14, 14. Van Damme L, Colins OF, De Maeyer J, Vermeiren R, & Vanderplasschen W (2014). Girls' quality of life prior to datention in relation to psychiatrie disorders, trauma exposure and socioeconomie status. Qual Life Res, 28, 28. De Haan AM, Boon AE, De Jong JTVM, Geluk CAML, Vermeiren RRJM (2014).Therapeutic relationship and dropout in youth mental health care with ethnic minority children and adolescents. Clinical Psychologist, 18(1): 1-9. Lamers A & Vermeiren RR (2014). Assessment of the therapeutic alliance of youth and parentswith team members in youth residentiel psychiatry. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 9. Vermeiren R (2014 ). Hortend en stotend naar betere jeugdhulpverlening. Zorg en Welzijn, jaargang 20, maart 2014, 18-19.
* C. Kuiper Verhoef J, Kuiper C, Neijenhuis K, Dekker-van Doorn K, Rosendal H. (2015) Praktijkgericht onderzoek. Boom Lemma uitgevers Den Haag. Valk S de, van der Helm GHP, Beid M, Schaftenaar P, Kuiper C, Stams, G J JM (2015) Does punishment in secure residentiel youth care work? An overview of the evidence Journalof Children's Services 2015 (10) 1: 3-16. Bussmann M, Kuiper C, Maas A (2014) Klinkende meerstemmige verhalen, deel 11 De luisterfase in de dataverzameling KWALON 2014 19 (1): 47-55. Leloux-Opmeer H, Kuiper C, ScholteEM (2014) Literatuurreview naar doelgroepkenmerken bij uithuisplaatsing: De actuele Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
16
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF stand van zaken Horizon, Rotterdam Bussmann M, Kuiper C, Maas A (2013) Klinkende meerstemmige verhalen, KWALON 2013 18 (3): 47-55. Heijsman A.M, Opstal SEM van, Daniëls R, Kuiper CHZ & Roelofs P (2012) Gezond Actief Ouder Worden (2*) Kenmerken, deelname, verwachtingen en ervaringen van deelnemers Wetenschappelijk Tijdschrift voor Ergotherapie 2012 (5)1 :4-20. Bramsen I, Willemse K, Kuiper C, & Cardol M (in voorbereiding). My path towards living on my own : voices of youth living in residentiel care. Houwaling L, Kuiper C, en Letiche H (201 0) Praktijkgericht onderzoek in de praktijk Een Spraakmakend project Boom Lemma uitgevers Den Haag.
Referenties I References Beleidsplan regio Holland Rijnland 'Hart voor Jeugd' 2014 Boendermaker, L. (2011). Implementeren is reflecteren. Evidence-based werken en de implementatie van interventies in de jeugdzorg. Amsterdam; Amsterdam Univarsity Press. Bruns, E.J., Pullmann, J.D., Brinson, R.D., Sather, A., Ramey, M. (2014). Effectiveness ofwraparound vs. case management for children and adolescents: Results of a randomized study. Administration and Policy in Mental Health Services Research. Deming, W.E. 1950. Elementary Principlesof the Statistica! Control of Quality, JUSE Factsheets Kenniscarrousels (2013)Pannebakker N., Koeken P, Kamphuis M., Sande M. Onderzoekskennis toetsen aan praktijkervaringen en beleidsdoelen. Haagse Hogeschool, TNO, 2013. Fleuren, M., Wiefferink, K., Paulussen, T. Determinantsof innovation within health care organizations. Literature review and Delphi study (2004) International Joumal for Quality in Health Care, 16 (2), pp. 107-123. Kinderombudsman (2015). De zorg waar we recht op hebben: onderzoek naar de toegang tot en de kwaliteit van de jeugdhulp na de decentralisaties. Deelrapport 1 van 3. Rapport verschenen 17 april2015. Lange, R. de, Schuman, H. & Montesano Montessori, N. (201 0). Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals. Antwerpen /Apeldoorn: Garant. Lauriks, S., Buster, M.C.A., De Wit, M.A.S., van de Weerd, S., Tigchelaar, G. en Fassaert. T.(2012). De zelfredzaamheid matrix. GGD Amsterdam Lewin, K. (1946). Action research and minority problems. Joumal of Sociallssues, 2, 34-46. Gevonden op 14 april2015 op: http://www.comp.dit.ie/dgordon/Courses/ILT/ILT0003/ActionResearchandMinortyProblems.pdf Monitor en verantwoording (2014) . Notitie monitor en verantwoording voor de jeugd engezinsteams regio Holland Rijnland. Ostelo, R.W.J.G, Verhagen, A.P. & Vet, H.C.W., de (2006). Onderwijs in wetenschap. Les brieven voor paramedici. Zeist: Bohn Staflau van Loghum. Ouwens M., van der Burg S., Faber M., & van der Weijden T. (2012). Shared Decision Making & Zelfmanagement Literatuuronderzoek naar begripsbepaling Nijmegen, Scientific lnstitute for Quality of Healthcare in achtergrondstudie in opdracht van de RVZ. Pannebakker N.M., Fleuren M.A.H., Vlasblom E., Reijneveld S.A., Numans M. & Koeken P. Determinantsof adherence to the Wrap around care approach in child and family services. In preparation. Ponte, P. (2006). Onderwijs van eigen makelij. Procesboek actieonderzoek in scholen en opleidingen. Soest: Uitgeverij Nelissen. RMO (2014). Briefadvies: Samen verder, verder samen. Zorgen voor kinderen met complexe problemen. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Den haag, november 2014 (www.adviesorgaan-rmo.ni/Publicaties/Adviezen) SGRC (2006). Intercollegiale toetsing in de sociale geneeskunde. Beleidskader bij art. D.20 Kaderbesluit CSG. Sociale wijkteams in Ontwikkeling: inrichting, aansturing en bekostiging. (2013) Transitiebureau Wmo, Transitiebureau Jeugd, Vereniging van de Nederlandse Gemeenten: den Haag. Turnell, A. and Edwards, S. (1999). Signs of Safety: A safety and solution oriented approach to child proteetion casework, New York: WW Norton. Van Arum S. & Schoorl R (2015). Sociale (wijk)teams in vogelvlucht: state ofthe art najaar 2014. Movisie, Utrecht, februari Aangemaakt door ProjectNet I Generated by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
17
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF 2015. Van Dale D, Bertens M. Kader voor werkzame elementen in het erkenningstraject.Concept, 5 oktober 2014 Van der Helm, G.H.P. & Stams, G.J.J. M. (2012). Conflict and Coping by Clients and Group Workers in Secure Residential Facilities. In: Oei, K & Groenhuizen, M. Progression in Forensic Psychiatry: about Boundaries. Amsterdam: Kluwer Van der Zijden Q. e.a. (2014). Eindevaluatie proeftuinen Jeugd enGezinsteams Holland Rijnland. Deel1: de regionale opbrengsten. Oktober 2014 Van Gelderen Roos (2015). Interview Academische werkplaatsen ondersteunen de transformatie jeugd. In PrePost, Preventie in Zorg, ZonMW, nr 51, april2015. VWS (2011 ). Geen kind buiten spel. Beleidsbrief stelselwijziging jeugd, Ministerie van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport, 8 november 2011. VWS (2015). Overgang zorg beheerst verlopen. Nieuwsbericht Ministerie van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport 15-04-2015.
Financiële gegevens I Financial data ZonMw budget ,----------- ,----
- -- - - - - - - - -
--
Jaar /Year I 4
-------
Kostenpost
2
1
si
I
3
---
Personeel
··--····-
Materieel
r--
Implementatie Apparatuur
46.856
46.856
46.8561
46.8561
0 17.875
0 17.875
0
oj
17.8751
17.8751
0
0
OI
of
-··.
- - · - - · - _______ _l _______ - - - - - - - - - - --·- ·- -------- - · - · · - - - - - -·-- - - - - - - - - -
0
'----- - - - - - __ _.!,.____ _____
--
Totaal/ Total !
8 0
0 0
ol
0
0 0
0
71.500
0
0
0
ol
o, 0 - - + - - - ------· Oj OI
--~-
'
7
6
OI
~:t:!~, roi&~l--;~:~~~r ;~~~~:--~~~i~!___ ;i:~~il------{~---
--
-
187.4241
~r-- ---~~-------~~-2:~~~%.
- - ---------------
--~-- -----------.1. - - - - - - - -
Co-financiering I Cofinancing
I Naam co-financier I Name of cofinancier I
Bedrag I Amount
Status
Bijzondere gegevens I Additional information Vergunningen I Permits
I
Verklaring no-dÏg_I_S-ta-te-m-ent re--q-u-ir_e_d?-.-,--------S--ta--t-us--v - e-rkiaring-TStatement stat~ - -
j
Ja I Yes
!
I
Nee I No
1'
.
1
Verkregen 1 Acquired
1
Aangevraagd 1 Applied
I
i i
Nog niet aangevraagd I Nat applied yet
1
I
METC
'
-i
x
I
I
L.-_-------~~~~~~~~~~~------------_·-------=--=----__;_-_-=----=~~------_--------'-'_-_____
'
L _ t '_ _ _ _ _ _ _
i
i I I
_l ____ _j
Onderschrijvingen I Assents Ja I Yes Code biosecurity I Code Biosecurity i Code openheid dierproeven I Code Transparency of Animal I • I liest1ng : 1
-t,
Nee I No
N.v.t.l N.A.
I
X
,
~----x--1 · -- - - - '
Andere vergunningen I Other permits
Aangemaakt door ProjectNet I Generated by ProjectNet 28-04-2015 12:23
18
Subsidieaanvraag I Application Dossier nummer I Dossier number: 70-73700-98-006 DEFINITIEF
Historie subsidieaanvraag I History grant application Deze aanvraag is ook ingediend bij organisatie I This grant application has also been submilled to organlzatlon:
Ondertekening I Signatures ~--...---,·--------·- - --~--
: Naam bestuurlijl\ verantwoordeliJke. l E.M Reinhard
I
- - - - - - - - - + ----------· -- ·----·-·----------Plaats en datum:
t---· ----··-.. --.
I ]
Plaats P.n datum:
1
I
I
-~----__J___________. _ . ,. .______________j
1 Handtekenrng:
l
I
Handtekening:
j
;. _____________ __
____,__ !
'
·-·-··~--·-------·~' -----·---..------ -'
Aangemaakt door ProjectNet I Generaled by ProjectNet: 28-04-2015 12:23
19
Samenwerkingsplan 2015-2019 Academische Werkplaats Transformatie Jeugd
GEZIN AAN ZET
Onderdeel van de Academische Werkplaats
SAMEN VOOR DE JEUGD
1 van 13
Achtergronden De academische werkplaats (AW) is een netwerkorganisatie (en kennisinfrastructuur) waarin ouders en jongeren, beleid, onderzoek, praktijk en opleidingen/onderwijs samenwerken om vragen vanuit ouders en jongeren, praktijk en beleid te vertalen naar onderzoeksvragen, deze vragen te onderzoeken en de resultaten van deze onderzoeken te implementeren in praktijk en beleid. Bij de cyclus van vragen genereren, onderzoeken en implementeren worden jongeren en ouders op elk niveau betrokken. Het voorliggende samenwerkingsplan is gebaseerd op het samenwerkingsplan dat in 2014 was opgesteld t.b.v. de continuering van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid-jeugd Noordelijk Zuid-Holland "Samen voor de Jeugd" en de implementatie van de resultaten van de AWJprojecten. Sinds kort wordt voor deze academische werkplaats de naam Academische Werkplaats Samen voor de Jeugd (AWJ) gevoerd als overkoepelende projectorganisatie die verschillende projecten in de regio uitvoert. Met de 'Transformatie Jeugd' zijn nieuwe doelstellingen geformuleerd in de 'zorg voor jeugd' en tevens is de organisatie in de zorg ingrijpend veranderd. Om 'de transformatie' te ondersteunen heeft ZonMw een oproep gedaan voor de oprichting van een Academische Werkplaats Transformatie Jeugd, gebaseerd op de transformatie-doelstellingen zoals die in de nieuwe Jeugdwet zijn opgenomen. De huidige AWJ Samen voor de Jeugd vraagt bij ZonMw subsidie aan om de Academische Werkplaats Transformatie Jeugd als project van de AWJ uit te voeren. Deze nieuwe Academische Werkplaats (AW) heeft de naam 'Gezin aan Zet' gekregen en wordt als project ondergebracht bij de 'moederwerkplaats', de Academische werkplaats Samen voor de Jeugd. Hiermee kan optimaal gebruik worden gemaakt van de al aanwezige kennisinfrastructuur. Dit samenwerkingsplan beschrijft dan ook voor een groot deel de huidige samenwerking binnen de AWJ, waar nodig aangevuld met specifieke onderdelen voor de AW Gezin aan Zet.
Missie De verbetering van de integrale zorg voor jeugdigen en verzorgers en de ondersteuning van lokale samenwerkingsverbanden die gericht zijn op integrale zorg voor jeugd, met het oog op het bevorderen van het opgroeien van jeugdigen in de domeinen thuis, op school en in de buurt. De missie van de decentralisaties en de participerende gemeenten wordt hierin als leidend beschouwd. Wetenschappelijk onderzoek, scholing en implementatie uitgevoerd in de werkplaats staan ten dienste van deze missie.
11
Visie
De partners van de AWwerken samen volgens twee lijnen aan de realisatie van de missie: •
Uitvoeren van ontwikkel-, advies- en onderzoeksprojecten gericht op het vergroten van de eigen regie van gezinnen en het implementeren van de resultaten uit deze projecten:
o
Identificeren en formuleren van gezins-, beleid- en praktijkgerichte onderzoeksvragen gericht op vergroten van de eigen regie;
o
Actieve betrokkenheid van gezinnen (ouders, jongeren) bij het identificeren, initiëren en uitvoeren van deze projecten en bij het verspreiden, implementeren en scholen van (toekomstige) professionals.
2 van 13
•
Uitvoeren van ontwikkel-, advies- en onderzoeksprojecten gericht op het versterken van de regie door professionals, de samenwerking tussen professionals en het implementeren van de resultaten van deze projecten: o
Het identificeren en formuleren van gezins-, beleid- en praktijkgerichte onderzoeksvragen gericht op de regie door professionals en de samenwerking tussen professionals
o o
Onderbouwen van practice based kennis, gestoeld op evidence based principes.
De resultaten van deze projecten worden planmatig verspreid en geïmplementeerd in de regio en indien gewenst ook landelijk, alsmede vertaald naar scholing voor (toekomstige) professionals.
111
STRATEGIEBEPALING
A. Doelstellingen samenwerking werkplaats 1.
Het structureel versterken en verankeren van gezins-, beleids-en praktijkgerichte onderzoeksactiviteiten voor de jeugdsector d.m.v. de inrichting van een Academische Werkplaats Transformatie Jeugd, Gezin aan Zet genaamd, om relevante kennis voor gezinnen, het beleid en de praktijk te genereren en toe te passen/implementeren.
2.
Het verbinden van ouders en jongeren, beleid, praktijk, onderzoek en onderwijs en het bevorderen van samenwerking om gezamenlijk onderzoeksvragen te genereren en formuleren, gezamenlijk (onderzoeks)projecten uit te voeren, en de verworven kennis en producten te verspreiden en planmatig in te voeren.
3.
Het verzorgen van scholing ter bevordering van onderzoekkennis en -vaardigheden en praktijkcompetenties van professionals in de praktijk.
4.
Het verspreiden van (wetenschappelijke) kennis, handreikingen, methodieken, interventies, richtlijnen en aanbevelingen voor implementatie, waarmee, afhankelijk van het betreffende resultaat, doelgroepen worden bediend op strategisch, tactisch en operationeel niveau in de sectoren Beleid, Onderzoek, Praktijk en Onderwijs binnen en buiten de werkplaats.
5.
Het verbreden van het interactief implementatie- en onderwijsnetwerk door actief inspraak- en adviesmogelijkheden te genereren voor gezinnen in al hun diversiteit.
B. Rollen, taken en verantwoordelijkheden van samenwerkende partners Met de realisatie van de AW Gezin aan Zet verstevigt de AWJ de samenwerking binnen en de continuïteit van de AWJ in drie regio's (Holland-Rijnland, Midden-Holland, Haaglanden) door aansluiting op de missie en visie van de decentralisaties en de gemeentelijke beleidsplannen. De partners uit de Academische werkplaats Gezin aan Zet participeren grotendeels al in de Academische werkplaats Samen voor de jeugd. De Participanten (bijlage 1) van de AWJ hebben een reeds lopende samenwerking die stilzwijgend wordt verlengd. Binnen de Academische werkplaats Gezin aan Zet (bijlage 2) gaat een deel van deze
3 van 13
participanten, aangevuld met enkele nieuwe participanten intensief samenwerken aan het realiseren van de doelstellingen van dit project. Aan de hand van het voorliggende samenwerkingsplan gaan zij t.b.v. de AW Gezin aan Zet een hernieuwde samenwerking aan voor een de duur van vier jaar, van 1 september 2015 tot 1 september 2019, met stilzwijgende verlenging na deze periode. Organisatie/organogram
Omdat de Academische werkplaats Gezin aan Zet een onderdeel is van de Academische werkplaats Samen voor de Jeugd (AWJ) wordt gebruik gemaakt van de staande organisatie. In de AWJ is een onderscheid gemaakt tussen een kerngroep van participanten die substantieel een grotere bijdrage leveren in de vorm van fte's dan de 'gewone' participerende organisaties. Participanten uit de kerngroep brengen tenminste 0,1 fte in uit eigen middelen (zonder subsidie van ZonMw) voor het verwezenlijken van de doelen, missie en visie van de AWJ/ AW Gezin aan Zet; andere participanten ten minste 0,05 fte. De toezeggingen voor eigen bijdragen zijn gedaan voor de ZonMwsubsidieperiode 2015-2019. Daarna zullen de Partijen en Participanten opnieuw bepalen wat er nodig is voor de continuering van de werkplaats. De AWJ bestaat uit drie vaste organen (figuur 1). Allereerst de Stuurgroep, waarin de strategie en het beleid van de AWJ wordt bepaald. Deze Stuurgroep bestaat uit gemandateerde medewerkers uit de kerngroep van participanten (bijlage 1). Een ander orgaan is de Themagroep, bestaande uit vertegenwoordigers uit praktijk, beleid en onderzoek van alle participerende organisaties. Allen hebben een gelijkwaardige inbreng. De Themagroep heeft drie taken: 1. realiseren van samenwerking in (onderzoeks-)projecten, 2. Uitwisseling van informatie over ontwikkelingen in de jeugdsector en 3. uitwisseling van kennis uit de AWJ/ AW Gezin aan Zet -projecten door middel van presentaties. De stuur- en themagroep komen ten minste vier maal per jaar bijeen. Ten slotte vormen de coördinatoren van de AWJ het managementteam waarin de operationele en tactische uitwerking plaatsvindt. De ideeën en initiatieven uit de Themagroep Jeugd, worden door Projectgroepen uitgewerkt in (subsidieaanvragen voor) onderzoeksprojecten. De vertegenwoordigers van de voorbereidende organisaties in een projectgroep voeren na honorering van een project(aanvraag) het (onderzoeks)project uit. De projectleiders van deze projecten rapporteren tussentijds aan de coördinatoren van de AWJ die de voortgang van het project in de stuurgroep bespreken. Bovenop de hierboven genoemde infrastructuur van de 'moederwerkplaats' wordt voor het project Academische werkplaats Gezin aan Zet een aparte stuurgroep ingericht. Deze stuurgroep bepaalt de strategie en het beleid van de AW Gezin aan Zet en stuurt lopende projecten zo nodig bij. Zij bestaat uit afgevaardigden van deelnemende participanten, en ouder(s) van gezinnen die ervaringsdeskundig zijn in de hulp geboden door de jeugdtea ms. De projectgroep bestaat uit afgevaardigden van deelnemende organisaties, aangevuld met ouder(s) en/of jongeren uit gezinnen die ervaringsdeskundig zijn in hulp geboden door de jeugdtea ms. De AW Gezin aan Zet heeft een eigen projectleider /coördinator die afstemt en tussentijds rapporteert aan de coördinatoren van de AWJ.
4 van 13
Figuur 1: De organisatie van de AWJ
I AW Gezin aan Zet.
Stuurgroep AWJ Vertegenwoordigers kerngroep: Strategie, beleid en sturing
Managementteam Coördinator: dagelijbe werkzaamheden
....
Themagroep Vertegenwoordigers alle panicipanten: Uitwisseling en projectvoorbereiding
-
AW Gezin aan Zet
I
Stuurgroep
i
Vertegenwoordigers participerende organisaties
1
1
----------c--·----·----.! 1
I
;
Projectleider I cobrdinator
i · ,: I
i
Project 1
I
Project 2
I Projectleider
I
Projectgroep: 1 projectinitiatie en uitvoering .____ projett ____ ____;i
I
I
I
I l
I
I
,
!i
Projectleider ----··--
!
Projectgroep: ! projectinitiatie en uitvoering
I
l
L__ _Pro!~~-- ·-·-··· __ j
Projectgroep· projectinitiatie en Uitvoering proJect
L--·---------·-·------···-·-
Algemene verantwoordelijkheden -
Participanten nemen actief deel aan het interactief implementatie- en onderwijsnetwerk van de AWJ/ AW Gezin aan Zet, waarin kennisuitwisseling, implementatie en opleiding in de regio worden georganiseerd, en innovatieve ontwikkelingen in de zorg voor jeugd in de regio worden ondersteund. Dit netwerk staat open voor geïnteresseerde instellingen en beroepsbeoefenaren in de regio.
-
Participanten spannen zich in om de in de AWJ/ AW Gezin aan Zet vergaarde kennis en onderzoeksresultaten te verspreiden en implementeren.
-
Participanten ondersteunen een actieve en wederzijdse communicatie over de activiteiten van de AWJ/ AW Gezin aan Zet met de gemeenten uit de regio. Vanuit de kennisinstituten leveren vaste senior-onderzoekers een bijdrage aan de AWJ/ AW Gezin aan Zet.
Profielen en verantwoordelijkheden Coördinator:
Profiel: Een professional uit praktijk, onderzoek, beleid of onderwijs met expertise in de jeugdsector; heeft of verkrijgt een dubbelaanstelling bij een praktijkinstelling of kennisinstituut.
Verantwoordelijkheden:
5 van 13
o o o
Profileert de werkzaamheden en mogelijkheden van de AW, Is aanspreekpunt (accountmanger) voor de participerende organisaties, Houdt een overzicht bij van de onderzoeksvragen en -projecten binnen de AW, en van de kennis en evidence op het gebied van jeugd en zorg,
o o o o
Coördineert de prioritering van onderzoeksthema's, begeleidt de totstandkoming van onderzoeksvoorstellenen subsidieaanvragen, inventariseert opleidingswensen, initieert de implementatie van onderzoeksresultaten en vernieuwende
werkwijzen, o is vertegenwoordiger namens de AW naar ZonMw. (Senior-)onderzoeker: Profiel: Onderzoeker of onderzoeker in opleiding met kennis en/of interesse in zorg en jeugd, bij voorkeur met dubbelaanstelling.
Verantwoordelijkheden: o
Uitvoering van projectonderzoek of kortlopend (praktijk)onderzoek binnen de
o o
AWJ, Verzorgen van de vertaling van onderzoeksresultaten naar beleid en praktijk, Het initiëren van kennistransfer en implementatietraject voor de praktijk.
Onderzoeksassistent: Profiel: Onderzoeker met kennis en/of interesse in zorg en jeugd, bij voorkeur met dubbelaanstelling in de jeugdtea ms.
Verantwoordelijkheden: o
Assisteert de onderzoeker bij de uitvoering van projectonderzoek,
o o
Rapporteert over de onderzoeksresultaten naar beleid en praktijk, Ondersteunt het implementatietraject voor de praktijk.
111. PARTICIPATIE VAN OUDERS EN JONGEREN
De Transformatie in de Zorg voor Jeugd heeft als één van de belangrijke doelen 'Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk'. Het bereiken van dit doel kan niet zonder intensieve participatie van ouders en jongeren. Ook waar het de andere doelen in de transformatie betreft is participatie van de doelgroepen van belang om de uiteindelijke zorg voor ouders en jongeren in hun omgeving optimaal af te kunnen stemmen op hun wensen en behoeften. De missie van de AWJ/ AW Gezin aan Zet is 'versterken van eigen regie van ouders en jongeren en de verbetering van de integrale zorg door verzorgers' onder meer door middel van ondersteuning van de transformatie-doelen met onderzoeksprojecten. Ouders en jeugdigen zijn dan ook een onmisbaar onderdeel van de werkplaats, zowel op organisatorisch niveau als in de individuele (onderzoeks)projecten. De Stichting Zorgbelang is om die reden sinds mei 2014 participant in de AWJ/ AW Gezin aan Zet als vertegenwoordiger van ouders en jeugdigen. Ze participeert in de themagroep waarin samen met de andere participanten nieuwe (ideeën voor) onderzoeksprojecten vorm krijgen. Zorgbelang brengt als intermediair groepen oudersen/of jongeren bijeen om hun vragen, knelpunten en eigen ideeën in te brengen, en daarnaast om projectvoorstellen te beoordelen/ becommentariëren, en actiefte participeren in projecten. Daarnaast wordt met hulp van Zorgbelang een klankbordgroep opgericht met cliënten, ouders en jongeren vanuit verschillende
6 van 13
cliëntenraden en platforms in de regio, of indien mogelijk wordt aangesloten bij bestaande cliëntenraden en platforms. Daarnaast wordt via de cliënten- en jongerenraden van de participerende instellingen ouders en jongeren betrokken. Elk nieuw projectvoorstel binnen de AWJ/ AW Gezin aan Zet wordt samen met Zorgbelang getoetst met de Vraagwijzer cliëntenparticipatie in wetenschappelijk onderzoek van het Kenniscentrum HAN SOCIAAl (Ontwikkeld door AW lnside Out en Zorgbelang Gelderland). Deze 'vraagwijzer' is een instrument dat onderzoekers ondersteunt om zich in verschillende fases van onderzoek af te vragen hoe cliëntenparticipatie vorm kan krijgen. Door dit te volgen worden de implicaties van cliëntenparticipatie beoordeeld/meegewogen en tevens worden randvoorwaarden voor cliëntenparticipatie gecreëerd met als uitgangspunt: de dialoog, veiligheidsaspecten, gelijkwaardigheid in het gesprek, mogelijkheden van de doelgroep, representatieve vertegenwoordiging of juist specifieke groepen. In de stuurgroep en projectgroep zullen ervaringskundige ouders/jongeren zitting nemen. Daarnaast worden bij de uitvoering van projecten in verschillende stadia (afhankelijk van het project) gezinnen met ervaring met jeugdteams bijeen gebracht. Hierbij zal een keus worden gemaakt uit de verschillende participatievormen zoals beschreven in de handreiking Cliëntenparticipatie jeugdzorg (Movisie, 2014). In regionale projecten worden zo mogelijk lokale (migranten)zelforganisaties en cliëntenraden gevraagd te participeren in de betreffende projecten. IV. DIVERSITEIT De AW vertegenwoordigt instellingen op alle terreinen van de jeugdhulp. Dit omvat zowel opvoedals opgroeihulp in de eerste lijn, als ook specialistische hulp aan kinderen met GGZ problematiek en licht verstandelijk gehandicapte kinderen. In de jeugdteams wordt hulp geboden aan kinderen van alle leeftijden, uit alle sociale klassen, uit verschillende etnische groepen en uit verschillende regio's. Ook wat betreft de problematiek wordt het hele pallet van mogelijke problemen gedekt; van licht tot zwaar, van opvoedvragen tot specialistische zorg. Bij elk nieuw onderzoeksproject wordt de 'Checklist Aandacht voor diversiteit in onderzoek' (ZonMw) gevolgd, zodat op efficiënte wijze binnen alle projecten het onderwerp diversiteit geborgd is. In de AWJ en de AW Forensische Zorg voor Jeugd die ook actief is in de regio is al gedegen ervaring met diversiteitsvraagstukken en samenwerking met (migranten)zelforganisaties. In verschillende afgeronde en lopende onderzoeksprojecten van de AWJ speelt diversiteit een prominente rol. Voorbeelden hiervan zijn: 1.
cohortonderzoek 'Oké in Den Haag', een onderzoek naar zorgcoördinatie in diverse groepen,
2.
'Samen Opvoeden' onderzoek naar opvoeding in Antilliaanse en Marokkaanse gezinnen,
3.
'Bereik van Moeilijk bereikbare groepen door het CJG laak'
4.
Poolse wijkvertrouwenspersonen laak.
In de transformatie Jeugd gaat het om het leveren van maatwerk, afgestemd op specifieke behoeften en wensen van de diverse cliënten. In de projecten van de AW Gezin aan Zet worden specifieke achtergrondkenmerken van cliënten zo veel mogelijk meegenomen. Daarmee kan nagegaan worden in welke mate de producten van de werkplaats geschikt zijn voor diverse doelgroepen. Bij de implementatie van resultaten van onderzoek wordt specifiek aandacht besteed aan de diversiteitsgevoeligheid (bijv. cultuursensitiviteit) van professionals en opleidingen.
7 van 13
V. PLAN VAN AANPAK De AW Gezin aan Zet is gepositioneerd als project van de AW Samen voor de Jeugd. Ze maakt dan ook gebruik van de bestaande infrastructuur die in het voorgaande deel van dit samenwerkingsplan is beschreven. De Academische Werkplaats Samen voor de Jeugd heeft al getoond succesvol te zijn. De reeds opgebouwde kennisinfrastructuur zal de basis vormen voor de AW Gezin aan Zet. In dit plan van aanpak wordt kort samengevat wat de kernpunten in het plan van aanpak van de AWJ zijn en er wordt dieper ingegaan op onderdelen die specifiek zijn/waren voor de AW Gezin aan Zet. Bij de oprichting van de AWJ stonden zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: 1. Sluiten Participatieovereenkomsten met participanten 2. Aanstellen coördinatoren. 3. Oprichting Interactief implementatie- en onderwijsnetwerk 4. Projectgroepen vormen 5. Stimuleren van onderzoeksvragen uit de praktijk 6. Opstellen jaarplannen en verzorgen evaluaties 7. Optimaliseren functioneren themagroep Jeugd 8. Scholing verzorgen 9. Implementeren resultaten De AW Gezin aan Zet zal bij bovenstaande aansluiten. Specifieke activiteiten voor de AW Gezin aan Zet worden hieronder nog uiteen gezet. Profilering en positionering A W Gezin aan Zet Relevante partijen in de zorg voor Jeugd in de regio, die gezamenlijk het hele domein van de zorg voor jeugd bestrijken en allen vorm geven aan de transitie en transformatie Jeugd, zijn momenteel al vertegenwoordigd in de AWJ. De themagroep (met vertegenwoordigers van alle participanten) fungeert ook in de AW Gezin aan Zet als het kweekvijver voor nieuwe onderzoeksideeën.
Daarnaast wordt door de AWJ coördinatoren periodiek met vertegenwoordigers van de individuele participanten overlegd om de behoeften, ideeën en wensen te bespreken (accountgesprek). Met hetzelfde doel wordt periodiek aangesloten bij regionale beleidsoverleggen van gemeenten of worden accountgesprekken gevoerd met individuele beleidsmedewerkers van gemeenten. Met elk van de stakeholders zal besproken worden hoe hun netwerk optimaal kan worden betrokken. Cliëntparticipatie
Toekomstige projectideeën worden in een vroeg stadium getoetst door vertegenwoordigers van gemeenten en gezinnen (ouders I jongeren). Indien het een kansrijk project betreft wordt een multidisciplinair projectteam samengesteld met leden uit voor het project relevante sectoren (onderwijs, wetenschap, beleid en praktijk), en tevens met vertegenwoordigers van de doelgroep (ouders, jongeren). Deze projectgroep werkt het idee verder uit tot een concreet projectplan met SMART doelen/beoogde resultaten, een helder plan van aanpak, inclusief een communicatie- en implementatieplan. Projectmanagement AW Gezin aan Zet
Tussentijds wordt de voortgang van de AW Gezin aan Zet gemonitord op GOTRICK aspecten (Geld, Organisatie, Tijd, Risico, Informatie, Communicatie en Kwaliteit) t.b.v. projectmanagement en beheersing. Bij beëindiging van het project vindt een eindevaluatie van het project plaats. De
8 van 13
resultaten worden binnen het netwerk van de AW verspreid. Per deelproject wordt een verspreidings-en implementatiestrategie bepaald op basis van een globale analyse onder eindgebruikers van determinanten van implementatie. Op basis daarvan kan draagvlak gecreëerd worden voor adoptie van de resultaten/producten. Aandachtspunten Naast de algemene verantwoordelijkheden zoals weergegeven in I liB. zal aan het creëren van draagvlak en het versterken van de netwerken expliciet aandacht worden besteed aan: De participatie van ouders en jongeren in de projecten en bij het toetsen van projectideeën. In de AWJ was hier onvoldoende in voorzien. Om die reden is Zorgbelang Zuid-Holland participant binnen de AWJ/ AW Gezin aan Zet geworden. Daarnaast worden het Oudernetwerk Jeugdzorg Zuid- Holland en cliëntenraden van relevante organisaties nauw betrokken bij de werkplaats(projecten). Daarnaast wordt een klankbordgroep opgericht. De verbinding met het beleid, de gemeenten. Voor de inbedding van de werkplaats in de gemeenten en voor de continuering op de langere termijn is de relatie met deze 'opdrachtgevers' essentieel. Doel is om met gemeenten die nog niet betrokken zijn bij de AWJ/ AW Gezin aan Zet een relatie op te bouwen die stabiel is doorheen de tijd, ongeacht welke partijen het college vormen. De verbinding met onderwijs. Het onderwijs heeft een sterke verbinding met de (toekomstige) praktijk via de studenten. De vertaling van de opgedane ervaring en kennis naar het onderwijs moet garanderen dat investeringen ook op de langere termijn renderen. De verbinding tussen Academische werkplaatsen in de zorg voor Jeugd. Werkplaatsen hebben een enorme bagage wat betreft het samenbrengen van beleid, praktijk, onderzoek en onderwijs. Deze zijn er eerder in geslaagd om projecten te ontwikkelen die een meerwaarde hebben voor de praktijk en voor het onderwijs. In het bijzonder zal de samenwerking tussen AWJ/ AW Gezin aan Zet en de Academische Werkplaats Forensische Zorg voor Jeugd en diens opvolger, de Academische Werkplaats Risicojeugd, worden geïntensiveerd om de ontwikkelde kennis te verspreiden en implementeren. Daarnaast zal worden samengewerkt met de AW Dwars Plus (Rotterdam) die ook kennis ontwikkelt in een grote stad. Ook zijn er connecties met de Noord Hollandse AW ADHD, die kennis en ervaring zal opdoen met betrekking tot de triage en behandeling van deze veel voorkomende aandoening in de jeugdtea ms. De samenstelling van deze werkplaatsen en aanwezige expertise alsook de kennisinfrastructuur (verspreidings- en implementatienetwerk) zijn in hoge mate complementair. Daarnaast zal naar verwachting de in deze werkplaatsen ontwikkelde kennis elkaar aanvullen.
Rol en verantwoordelijkheden naar type deelnemers Ouders en jongeren: Bepalen mee de koers van de AW. Leveren ideeën aan, toetsen gegenereerde ideeën en participeren in de uitvoering van (onderzoeks)projecten. Beleid: Gemeenten formuleren praktijk- en beleidsgerichte (onderzoeks)vragen en toetsen de resultaten op bruikbaarheid. Praktijk (met als voornaamste partij de jeugdteammedewerkers): Initiator bij de formulering van praktijkgerichte (onderzoeks)vragen en als intermediair tussen beleids-en kennisinstituten.
9 van 13
Geeft de projecten van de AWJ/ AW Gezin aan Zet maatschappelijke sturing. Onderzoek & Onderwijs: LUMC, TNO, FSW, HHS, en HL geven wetenschappelijke sturing aan AWJ/ AW Gezin aan Zet onderzoek. LUMC, TNO, FSW, HHS, en HL verzorgen onderwijs waardoor Beleid- en Praktijkmedewerkers kunnen groeien naar een hoger niveau qua onderzoekkennis en -vaardigheden. LUMC, TNO, FSW, HHS, en HL faciliteren Partijen en Participanten uit Beleid en Praktijk toegang tot de evidence op het gebied van de zorg voor jeugd.
Het project AW Gezin aan Zet is in figuur 2 schematisch weergegeven. Alle deelnemende participanten ondersteunen dit plan en zullen actief bijdragen aan het verwezenlijken van de doelen. Figuur 2: Schematische weergave van het project Academische Werkplaats Gezin aan Zet
ACADEMISCHE WERKPLAATS GEZIN AAN ZET Input
Kwaliteitsverbetering
Proces
Output
Outcome
Transformatiedoelen
l
-----~
l JeUleltea ms. 5 niveaus: l . Gezin 2. Professional I 3. Jeugdteams 4. Management 5. Bestuur I Gemeentelijk beleid
I I
...
E
l
:I
.!I
II
kl~ I
II'
Transformatie doelrealisatle, w.o. klanttevredenheid en doelrealisatie hulpverlenms
Kwaliteitscydus
I I
c::
!
! !
I Werkzame elementen voor 'regie'
I
I
I
~), S
• · , ontwikkeling modules voor methodieken
_j
~
r ~
.e
i ... I
'ii
·! I
.!!!
ar
111:
I
Evaluatie, verspreiding en implementatie
VI
EVALUATIE (1955/2000)
Evaluatie van de AW Gezin aan Zet zal op meerdere vlakken periodiek plaatsvinden:
I.
Stuurgroep: het projectplan en de projecten zullen hierin leidend zijn. Tijdens elke stuurgroepvergadering (2-4 keer per jaar) wordt stilgestaan bij de voortgang van de werkplaats in het algemeen en de projecten in het bijzonder. In de bijeenkomst voorafgaand aan een nieuw jaar zal stilgestaan worden bij de doelen van het
10 van 13
~
11.
komende jaar. In de bijeenkomst na afloop van een jaar zal de doelrealisatie worden geëvalueerd. Projectgroep: de projectgroep zal ook doorlopend de doelrealisatie en werkwij ze evalueren. Daarnaast wordt de tevredenheid over de samenwerking in zijn algemeenheid geëvalueerd.
Daarnaast zullen nog ad hoc evaluaties gevoerd worden I. Evaluatie door de betrokken gezinnen, jeugdteam professionals, en beleidsmedewerkers van gemeenten. Om breed draagvlak te creëren wordt voor hen een aparte evaluatie uitgewerkt in de vorm van de 'appreciate inquiry'. Hiermee zal worden nagegaan hoe de medewerkers van de jeugdteams zelf de prestaties van de academische werkplaats beoordelen. 11. Eindevaluaties: het jaar voor de werkplaats eindigt zal een uitgebreidere evaluatie worden gevoerd omtrent de toekomst ervan. Dit zal gebeuren door interviews met sleutelfiguren uit alle domeinen. Door alle partijen en participanten wordt een eigen bijdrage van minimaal 0,05-0,1 fte geleverd t.b.v. de instandhouding van de kennisinfrastructuur van de AWJ/ AW Gezin aan Zet. Dit samenwerkingsplan (overeenkomst) wordt na afloop van de projectperiode dan ook (automatisch} verlengd. Verwacht wordt dat door de actieve versterking van de AWJ/ AW Gezin aan Zet en de verdere verbreding van het netwerk van de AWJ/ AW Gezin aan Zet tijdens de subsidieperiode de actieve betrokkenheid en het draagvlak van alle partners groot zal zijn voor verdere continuering.
11 van 13
BIJLAGE 1 Tabel1. Participanten van de AW Samen voor de Jeugd Kerngroep
1.
GGD Hollands Midden (hierna: GGD HM)
2. GGD Haaglanden (GGD HL) 3. Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde 4. TNO
5. 6. 7. 8. 9.
Stichting Kwadraad, Maatschappelijke Dienstverlening (Kwadraad) Universiteit Leiden- faculteit Sociale Wetenschappen (FSW) Stichting Jeugdformaat (Jeugdformaat) De Haagse Hogeschool (HHS) Curium-LUMC (Curium)
Overige participanten
1.
Gemeente Den Haag- Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn
2. Jeugdbescherming West (voorheen Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Helland 3. Jong Florence (JF) 4.
Stichting De Jutters (De Jutters)
5. 6. 7. 8. 9.
Stichting Jeugdgezondheidszorg Zuid-Holland West (JGZ ZHW) Hogeschool Leiden (HL) Stichting Xtra (Xtra) Stichting Cardea (Cardea) Zorgbelang Zuid-Holland (ZBZH)
12 van 13
BIJLAGE 2 Tabel 2. Participanten van de AW Gezin aan Zet Participanten (Projectgroep)
1. 2.
Curium-LUMC (Curium) GGD Haaglanden (productgroepen Gezinscoaching en Toeleiding, integrale Jeugdgezondheidszorg) (GGD HL) TNO (TNO) Hogeschool Leiden (HL) Haagse Hogeschool (HHS) Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC Gemeente Leiden (GL) Stichting Cardea (Cardea) Zorgbelang Zuid-Holland (ZBZH)
3. 4. 5. 6.
7. 8. 9.
Samenwerkingspartners
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Rivierduinen MEE Horizon Gemeente Den Haag Nederlands Jeugdinstituut Movisie Partners bij de Jeugd en Gezinsteams Noord-Holland, het Prentenkabinet Stichting Cardea
•
• •
• • • • •
•
• • •
MEE Stichting Kwadraat lpse de Bruggen Brijder PBG Stichting Horizon Curium-LUMC GGZ Rivierduinen lnzowijs Stichting Gemmiva Stichting 's Heeren Loo GGD Holland Midden
8. SOJ-partners (Samenwerkingspartners Jeugdteams) Den Haag:
• •
Stichting De Jutters Stichting lpse De Bruggen
•
Stichting Jeugdformaat Goodwill Leger des Heils Den Haag Stichting MEE Zuid-Holland Noord
• • • •
Stichting Middin
•
De Opvoedpoli Stichting Tijdelijke Ondersteuning Jeugdhulp en AMHK Haaglanden
•
Stichting Xtra Stichting Welzijn Scheveningen Mentaal Beter Cure B.V .
• •
13 van 13
Begroting voor subsidie-aanvragen ZonMw Dossiernummer Project: Titel project: Aantal maanden looptijd project:
Format voor overige instellingen
-1
70-73700-98-006
\~-~ zonMw l
AcademisChe WP-rkplaats Gez1n aan Zet
48
-,
Alvorens u deze begroting invult, verzoeken wij u kennis te nemen van de toelichting op het tabblad Voorwaarden overige instellingen' en van het document 'Algemene Subsidiebepalingen per 1 juli 2013'. Dit document vindt u op de ZonMw website: www.zonmw.nllnllsubsidies/voorwaarden-en-financien/ 1.a Personele kosten fop basis van Inschaling)
nr
Functie
1 Senior onderzoeker i coord1nator 2 Onderzoeker 3 Commumcat1., /1mplementat1e medewelker 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Totaal
Begroting subsidies ZonMw Overige instelingen
Bruto maandsalaris
Schaal
65 55 55
€4 105 €3079 €3079
Aantal maanden
% fte Inzet
70% 100% 5%
I
1 van 5
Salariskosten
48
€ 137.928
48
€ 147.792
48
€ 7.390 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 € 293.110
Bruto salariskosten lncl 40% sociale lasten
€ 193.099 €206.909 € 10.345 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 € 410.353
Opslag% overhead
Bedrag overhead
€0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0 €0
Totaal
€ € € € € € €
€ € € € € € € €
193.099 206.909 10.345 -
-
-
€
-
€0- €
410.353
€ € € €
28-04-2015
1.b Personele Kosten fop basis van door ZonMw goedgekeurde tarieven) Een aantal instellingen heeft van ZonMw toestemming gekregen om op basis van tarieven een projectbegroting op te stellen. De tarieven van deze instellingen dienen jaarlijks voor goedkeuring aan ZonMw te worden voorgelegd.
Tariefper uur/dagdeel
Functie
nr
1 2 3 4 5 6 7
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
18 19 20 Totaal
I
Aantal uren/dagdelen
Totaal
-
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2. Materille kosten_jgesDecificeerdl nr
1 2
Totaal (€)
Omschrijving Congresbezc.oek
€2 000
3
4 5 6
7
8 9
10 11 12 13 14 15 Totaal
€
2.000
3. Apparatuurkosten fgesoeclflceerdl
nr
Omschrijving
Soort apparatuur computer of overige
Investering& bedrag (€)
Afschrijving jaar 1
AfschriJving jaar 2
Afschrijving jaar3
Afschrijving jaar4
Afschrijving jaarS
(€)
(€)
(€)
(€)
(€)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Totaal afschrijvingen projectperiode
€ € € € € € € € € € € € € € €
0
Totaal
0
OL.....
-
-
0
0 €
-
-
-
.
-
-
-
-
-
4. lmoiementatiekoJ;ten faesoecificeerdl nr 1 2 3 4 5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Omschrijving Nieuwsbneven Thema biJeenkomsten Focusgroepenisplegelbileenkomsten Folder matenaal Lesmatenaal en handleidingen Congres Ontwlkkehngltra101ng 1(; 1P
Totaal (€) €5000 €7 000 €5000 €2 500 € 5 000 € 3 000 €44 000
Totaal
Begroting subsidies ZonMw Overige instelingen
-
3van5
-
-
€
71.500
28-o4-2015
5. Overlae kosten (aesoecificeerdl nr
OmschriJving
Totaal (€)
1 Kosten Zorgbelang voor orgamseren Focusgroepen ouders 2 Onkosten deelname gezrnnen aan rnteMews. focusgroepen en spregelbiJeènkomsten 3 Onvoorzien 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Totaal
- -
-
--
€ 25 000 €5000 € 10 000
- -
--
--
- -
-
-
€
40.000
6. Biidraaen van elaen instelllna c.a. derden nr
Omschrijving
1 2 3 4 5
HOQf'lSChool L.:liden LUMC afdelrng krnderpsyc:hratrre senror onderzoeker I coordrnator 0,2 fte Gemeente DE-n Haag: GGü Haaglanden senror onderzoeker I coordrnator 0.3 fte TNO (senror) onderzoeker ! coordrnator
Totaal (€)
€ 15 000 € 65.171 € 82 757 €72 000
6 7 8 9 10 L___
€
Totaal
Begroting subsidies ZonMw Overige instelingen
4van 5
224.928
28..04-2015
ZonMw budget overzicht Totaal (€)
Kostenpost 1.a Personele kosten (op basis van Inschaling)
I
410.353
Totale lasten
€ E € E € € €
Minus: 6. Bijdragen van eigen instelling c.q. derden
€
224.928
l~n te vragen subsidie bij ZonMw
€
298.925
1.b Personele Kosten (op basis van door ZonMw goedgekeurde tarieven) 2. Materiêle kosten (gespecificeerd) 3. Apparatuurkosten (gespecificeerd) 4. Implementatiekosten (gespecificeerd) 5. Overige kosten (gespecificeerd)
1
2.000
71 .500 40.000 523.853
7. Toelichting proleetbegroting 1) Deze begroting dt:!kt voornamelijk de coordrnatie f.,il het c>nderzoeksdeel van de aanvraag Met de gemeenten. met name die rn de regro Holland Rljnlant:l. rs ar thans nog overleg over de co-frnancrerrng Deze heeft als doel de praktrsche Wdrkzaamheden rn de J"'ugdteams &n de drrecie kosten voor dE- Jeugdteanr~ te bekostigen :::r 1s onder andert! nood aan een c>nderzoeksas~lstent -"oor ondersteumng van dè •Yerkzaamheden in de teams ((€46500/ljaar) Daarnaast zullen oiJk de t..osten van de jeugdteams g.::dekt moeten worden. en ziJn extra mldd~;len nod1g voor hei oniwrkl\eleu van onderwijs en oplerdrngsmodules In de komende maanden zal ~li~;r rfUidelljkheld over gegeven worden 2) Erge11 br1dröge van de partners en part1crpanten voor aanwez1gherd 1n de stuugrroep en projectgroep en voor het verlenen van hand en span drensten i!!l nret m deze begrobnl} c,pgenomen
Akkoord
Hoofdaanvrc~get :
Akkoord Financieel verantwoordelijke ontvangende instelling:
Naam : Functie:
Naam: Functie: Tel. nr.: E-mailadres:
Datum:
Begroting subsidies ZonMw Overige instelingen
5 van 5
28-04-2015
1. Inkomende documenten - 7676
Ac/msmiscn
czm?um
voosz KINDER- en
Regio Zuid-Holland Noord
jeucopsvcnmme
Endegeesterstraatweg27 te s_,
1
""L,
g
2342 AK Oegstgeest
Postbus15 2300 AA Leiden
kw
T 071 515 96 00 F 071 517 lll 14 I www.curium.nl
Aan de gezamenlijke portefeuillehouders Jeugd in Holland Rijnland t.a.v. mevr. R.A. van Gelderen, voorzitter PHO Sociale agenda Schuttersveld 9 2316 XG LEIDEN
T 0182 569 569
cc. mw. N.A. van Beest, afdeling BMO, gemeente Leiden
I www.curium.nl
Datum
Doorkiesnr. Betreft Kenmerk
Regio Midden-Holland jac. P.Thijsselaan 47
2803 RT Gouda
F 0182 569 550
16 september 2015 071-8887789 Aanvraag co- financiering AcademischeWerkplaats (AWp) Gezin aan Zet 2015-U-052
Geachte mevrouw van Gelderen, Hierbij wil ik aan de Portefeuillehouders Jeugd in Holland Rijnland co?nanciering vragen voor de AcademischeWerkplaats (AWp) Gezin aan Zet. De AWp Gezin aan Zet heeft als doel een zelfevaluatiecyclus te ontwikkelen voor de jeugd- en gezinsteams (JGT's). Door de implementatie van een dergelijke cyclus zullen de JGT's in staat gesteld worden zichzelf verder te ontwikkelen als competente zelfsturende teams. Regie is het kernthema van de AWp Gezin aan Zet. Door gezinnen die hulp zoeken regie te bieden willen we de geboden zorg efficiënter en doelmatiger maken.
Voor het succesvan deze AWp is co- ?nanciering onontbeerlijk. De JGT's zijn enthousiast over dit project, doch hebben aangegeven dat hun drukke werkzaamheden niet toelaten zelf te investeren in de ontwikkeling van deze cyclus. In overleg met mw. N.A. van Beest, contactambtenaar namens uw gemeente en de regio, is onderstaand verzoek besproken en is de aanvraag voorgelegd aan het ambtelijk overleg in de regio, waarbij is afgesproken dat er een verzoek tot co?nanciering gericht kan worden aan de regio en de gemeente Leiden. De AWp Gezin aan Zet zal werkzaam zijn in de regio's Holland Rijnland en Haaglanden. Ook Haaglanden voorziet in een co- financiering, die in grootte gelijk is als wat aan Holland Rijnland en de gemeente Leiden gevraagd wordt. Bij ZonMW is een subsidie gekregen (ê298.550) voor de onderzoekstakenen voor organisatorische kosten van de AWp Gezin aan Zet. Aan de regio Holland Rijnland en de gemeente Leiden vragen we subsidie voor het werven van een onderzoeksassistent die als taak zal hebben de implementatie en de evaluatie van de zelfevaluatiecyclus te
Scan nummer 2 van 2 - Scanpagina 1 van 2
:f{:0".-Gll!Z7X0z~0;C;:;~' lL ;;:o:H:'ê~/.0:.'z2=::z~Hz=;::__;_v2"x~'l:l0~lh.'1ix~2=~~~=:_il~L~x~..=: : =:"z~.z::c:"Z0] ,s,c;::::;.?Y.27$.0.?-0.:,ê~7_z:-z-.(.:.±!Y/Z7Z:Z?Ewz-zz"';~
)~:
ACADEM I SCH CENTRUM VOOR KINDER - EN JEUGDPS YCHIATRIE
verzorgen in drie teams in de regio. Hiervoor verzoeken wij uw de volgende financiën beschikbaar te stellen voor een periode van 4 jaar:
,._
'
€33.000 per jaar door de gemeente Leiden. €13.500 per jaar door de overige gemeenten in de regio Holland Rijnland . Bijgevoegd sturen we u de aanvraag zoals ingediend bij ZonMW. Alvast dank voor uw positief bericht, Met vriendelijke groet,
Rob# Venreiren O&ffum LUMC Hoofdaanvrager ZonMW subsidie AWp Gezin aan Zet
Esther Reinhard Curium LUMC Bestuurlijk verantwoordelijke AWp Gezin aan Zet
Scan nummer 2 van 2- ScanpaÇ!ina 2 van 2
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Kwartaalrapportage Jeugdhulp Holland Rijnland Q2 2015 De gemeenten hebben met Holland Rijnland een dienstverleningsovereenkomst afgesloten voor de uitvoering van het regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp De gemeenten van Holland Rijnland werken samen op het gebied van Jeugdhulp. Daartoe is de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Holland Rijnland ingericht. De TWO is onder andere verantwoordelijk voor de contractering en monitoring van de Jeugdhulp, Er is sprake van een groot regionaal belang wegens de mate van samenwerking, die deels wettelijk is opgelegd. Het regionale belang wordt versterkt door de keuze voor het “verzekeringsmodel”, waarbij overschotten of tekorten in het regionale budget Jeugdhulp naar rato van de inbreng wordt toegedeeld. Datum: Datum: Datum: Adviserend Besluitvorm Informerend end
14 oktober 2015 November 2015
1. Kennis te nemen van de kwartaalrapportage Q2 2015 2. In te stemmen met professionalisering van de dataverzameling en –analyse via het betrekken van het Tympaaninstituut tot en met 2016 en de kosten van € 7.500 per kwartaal ten laste te brengen van de begroting jeugdhulp. 3. De definitieve kwartaalrapportage voor te leggen aan de colleges, ter bespreking op lokaal niveau. n.v.t.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Met kwartaalrapportages geeft de regio inzicht in het verloop van de uitvoering van de Jeugdwet in de regio van Holland Rijnland. Deze rapportages bevatten gegevens over het aantal cliënten dat in zorg is en de kosten die hiervoor (naar schatting) zijn gemaakt. n.v.t.
De uitputting van het budget, is deels niet inzichtelijk. Dit blijft aandachtspunt. Voor de vormgeving van de volgende kwartaalrapportages tot en met Q4 2016 is het voorstel het Tympaaninstituut in te huren. De kosten hiervan bedragen € 7500,-per kwartaal, hetgeen te dekken is uit de reguliere begroting. De Jeugdwet Beleidskader : Hart voor de Jeugd Eerdere besluitvorming: PHO 17 juni 2015 - Kwartaalrapportage jeugdhulp Q1 2014
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO Maatschappij
Datum:
14 oktober 2015
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Kwartaalrapportage Jeugdhulp Q2 2015
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de kwartaalrapportage Q2 2015. 2. In te stemmen met professionalisering van de dataverzameling en –analyse via het betrekken van het Tympaaninstituut tot en met 2016 en de kosten van € 7.500 per kwartaal ten laste te brengen van de begroting jeugdhulp. 3. De definitieve rapportage voor te leggen aan de colleges, ter bespreking op lokaal niveau. Inleiding: Per kwartaal wordt een rapportage over de voortgang van de Jeugdhulp opgesteld. Deze rapportage moet inzicht geven in kwantitatieve ontwikkelingen met betrekking tot het aantallen cliënten per aanbieder en per gemeente en de uitputting van de financiële middelen. De rapportage Q1 heeft veel reacties opgeleverd. Vooral positieve. Toch is er aanleiding voor verbetering gebleken. Het mag als vanzelfsprekend worden gezien dat een eerste vingeroefening noodzakelijk is om tot meer definitieve inrichting van de rapportages te komen. De gemeenten in Holland Rijnland staan voor de omvangrijke operatie het beleid per 2017 te herijken, de samenwerking op regionaal niveau te herbevestigen, en om verder reliëf te geven aan het ingezette beleid. Zo betrouwbaar mogelijke monitoring, waaruit de trends nadrukkelijk kunnen worden afgeleid, tezamen met inzicht in cliëntenbetrokkenheid en – waardering is hierbij onontbeerlijk. Door de monitoring volledig te laten uitvoeren door een gespecialiseerd instituut, met backing van een klankbordgroep van de gemeenten en TWO, wordt beoogd deze kwaliteitsslag te bereiken. Deze kon deels in Q2 al zichtbaar worden gemaakt, maar wordt vanaf Q3 verder uitgebouwd. Argumenten: 1.1
de kwartaalrapportage geeft inzicht in het aantal jeugdigen dat ondersteuning krijgt en de kosten die hiermee gepaard gaan De gegevens in deze kwartaalrapportage laten zien dat het aantal jeugdigen dat ondersteuning krijgt van de JGT’s of een vorm van zorg zonder verblijf ontvangt, toeneemt. Het aantal jeugdigen met een vorm van zorg met verblijf blijft stabiel. De budgetuitputting blijft tot nu toe onder de 50%, maar dat is wel zonder het werk dat op dit moment onder handen is bij vrijgevestigenden. Tussen gemeenten zitten verschillen in de budgetuitputting.
3
1.2 de kwartaalrapportage Q2 is een vervolg op de eerste kwartaalrapportage Q1 Toen medio augustus de eerste resultaten van Q2 bekend werden, bleek dat er sprake was van gebrekkige aansluiting bij de cijfers van Q1. Bij het zoeken naar oorzaken en redenen bleek dat de gebreken zowel in het aangeleverde cijfermateriaal zaten, als in het gehanteerde systeem. Er is eind augustus en september veel tijd besteed aan het rechtzetten van de gebreken. In hoofdstuk 1 wordt op de achtergronden hiervan ingegaan. De TWO was van oordeel dat Q2 een zo getrouw mogelijk beeld diende te geven, om richting Q3 en Q4 een juist beeld te kunnen schetsen. 2.1 dataverzameling en – analyse is specialistenwerk Het is de TWO gebleken dat het verzamelen van data, het weergeven en interpreteren hiervan, specialistenwerk is. Bij TWO en SP71 is noch kwantitatief noch kwalitatief die deskundigheid voldoende voorhanden. Om uit de problemen van de onvoldoende aansluiting Q1-Q2 te komen én om een kwaliteitsslag voor de komende kwartalen door te voeren is het Tympaaninstituut betrokken. Tympaan is een gespecialiseerd instituut voor dataverzameling en –analyse. 2.2 met ondersteuning van Tympaan worden trendontwikkelingen in beeld gebracht Met Tympaan is besproken dat Holland Rijnland vooral geïnteresseerd is in trendontwikkelingen met betrekking tot aspecten van de Jeugdhulp die door de gemeenten ook daadwerkelijk zijn te beïnvloeden. Het kan dan gaan om toe- dan wel afname van clientenstromen, per zorgvorm, per gemeente. Maar ook om dataverzameling van gegevens over de JGT’s, het Expertteam, de Servicedesk Jeugdhulp, Veilig Thuis, de Jeugdbeschermingstafel en informatie over clientenparticipatie en –waardering. In de komende kwartalen wordt de systematiek hiervoor verder opgebouwd. Het is van groot belang dat gemeenten direct invloed kunnen hebben op dit proces. Daarom zal een klankbordgroep worden samengesteld waarvoor deskundigen van de TWO, de Provincie, en het AO zullen worden uitgenodigd. 2.3 kosten voor ondersteuning Tympaan voor 2016 zijn € 7.500 per kwartaal Voor Q2 is de bekostiging gerealiseerd door hiervoor ter beschikking gestelde ondersteuningsuren van de Provincie. Vanaf Q3 is een offerte ingediend voor € 7.500,- per kwartaal. Met Tympaan vindt momenteel een gesprek plaats over de inrichting en vormgeving, maar in ieder geval behoort tot de offerte de digitalisering van de rapportage op een zodanige wijze dat gemeenteraadsleden, collegeleden, ambtenaren of belanghebbenden, alle gegevens per gemeente, per aanbieder digitaal kunnen opvragen en inzichtelijk kunnen hebben. Een en ander zal er ook voor zorgdragen dat informatie eerder en gestructureerder ter beschikking komt. Ook de kwaliteit van de data, de systematiek van verzamelen alsmede de samenhang tussen de gegevens zal verder kunnen worden verbeterd, zodat realistische trendanalyses kunnen worden gemaakt. In de rapportage Q2 kon hiermee al een eerste start worden gemaakt. Beoogd effect: De gemeenten te informeren over de voortgang van de jeugdhulp en de kwaliteit van de monitoring te verhogen en te vervolmaken.
4
Kanttekeningen/risico’s: 1.1 absolute cijfers bestaan niet Er geldt de volgende winstwaarschuwing: de absoluut juiste cijfers bestaan niet. Het gaat er om een zo juist mogelijk beeld van de Jeugdhulp te geven waarbij vooral trends zichtbaar worden waarmee het beleid kan worden geëvalueerd en worden bijgestuurd. Financiën: De kosten professionalisering monitoring kunnen worden opgevangen in de begroting TWO 2015 en 2016. Communicatie: N.v.t. Evaluatie: Na Q3 en Q4 zal een bredere evaluatie kunnen plaatsvinden in het ambtelijk overleg Jeugd, gericht op verdere kwaliteitsverbetering in de kwartalen 2016. Bijlagen: Overzicht bevindingen concept Kwartaalrapportage Jeugdhulp Q2 2015 per hoofdstuk Definitief concept kwartaalrapportage Jeugdhulp Q2 2015 Definitief concept bijlagen: uitwerkingen per gemeente.
5
Bevindingen kwartaalrapportage Q2 per hoofdstuk Met behulp van Tympaan kon toch een rapportage worden samengesteld die de werkelijkheid zo goed mogelijk benadert en waarin al verschillende voorzichtige trendlijnen zichtbaar worden. Hieronder staan in kort bestek de belangrijkste bevindingen per hoofdstuk. Toegezonden zijn: Het definitieve concept van de rapportage Q2 waarop alleen nog enkele technische details en lay-out kwesties worden aangepast. De definitieve rapportage volgt zo spoedig mogelijk. Bijlagen per gemeente met inzicht in clientenaantallen per gemeente, per aanbieder. Ook deze bijlagen zullen nog enkele beperkte technische wijzigingen ondergaan. Hoofdstuk 2: JGT’s: -
In Q2 lijken minder nieuwe trajecten bij JGT’s te zijn gestart dan in Q1. De instroom is hoger dan de uitstroom. Aantal cliënten in zorg is gestegen. De instroom in JGT’s wordt voor een aanmerkelijk deel veroorzaakt vanuit het onderwijs.
Hoofdstuk 3: Zorg zonder verblijf: -
Het totaal aantal jeugdigen dat gebruik maakt van zorg zonder verblijf is licht gestegen. De JGT’s zijn vaker de verwijzer voor deze zorgvorm. Het aantal cliënten dat via een arts komt is afgenomen. Ambulante jeugdhulp op locatie is gestegen, maar in het tweede kwartaal minder als in het eerste kwartaal. Er is een toename van jeugdigen die zorg in het eigen netwerk ontvangen. De vraag naar daghulp op locatie aanbieder neemt toe.
Hoofdstuk 4: Zorg met verblijf: -
Het aantal jeugdigen dat, overall, gebruik maakt van zorg met verblijf, blijft ruwweg gelijk. In vergelijking met zorg zonder verblijf maken maar weinig jeugdigen gebruik van zorg met verblijf: Leiden en Alphen plm. 1 op 100, Oegstgeest zelfs 1 op 1000. In Q2 is een beter beeld ontstaan van de verwijzers naar zorg met verblijf. Het aandeel van artsen is afgenomen. Pleegzorg neemt licht toe. Gezinsgericht verblijf blijft stabiel. Het aantal gesloten plaatsingen blijft achter t.o.v. de verwachting.
Hoofdstuk 5: Jeugdbescherming en Veilig Thuis -
Het aantal jeugdigen met een maatregel neemt af, Het aantal preventieve trajecten neemt toe, Aanmerkelijk meer meldingen bij Veilig Thuis Een goede start van de Jeugdbeschermingstafel, met resultaten.
6
Hoofdstuk 6: Budgetuitputting regionale jeugdhulp -
-
Het niveau van budgetuitputting is berekend op 46%. Dit lijkt positief, maar een winstwaarschuwing is op zijn plek. Een deel van de kosten is nog niet in beeld: Niet afgesloten DBC’s zijn nog niet gefactureerd. Een deel van de zorgcontinuiteit verloopt via declaraties die nog niet binnen zijn. Er is beperkt zicht op de uitgaven “vrijgevestigden”; ten opzichte van de raming 2015 zullen de uitgaven voor 2015, geëxtrapoleerd, hoger liggen dan begroot. Het inkomstenverlies wegens de uitname WLZ in 2015 kan weliswaar grotendeels, maar waarschijnlijk niet helemaal, worden opgevangen door onderbesteding in perceel 7. Vooruitlopend op Q3 is inmiddels (begin oktober 2015) sprake van (vrijwel) volledige besteding bij sommige aanbieders en zijn enkele aanbieders zelfs opgeplust vanuit de reserves. Hierop wordt verder ingegaan bij Q3. De servicedesk Jeugdhulp bij SP 71 krijgt veel vragen te verwerken op allerlei gebied en verricht een nuttige functie.
7
Kwartaalrapportage Jeugdhulp Holland Rijnland Kwartaal 2 CONCEPT 5-10-15
Sociale wijkteams bekeken: Binnenstad - Tympaan Instituut -
[email protected]
Samenvatting De gegevens in deze kwartaalrapportage laten zien dat het aantal jeugdigen dat ondersteuning krijgt van de JGT’s of een vorm van zorg zonder verblijf toeneemt. Het aantal jeugdigen met een vorm van zorg met verblijf blijft stabiel. De budgetuitputting blijft tot nu toe onder de 50%, maar dat is wel zonder het werk dat op dit moment onder handen is bij vrijgevestigenden. Tussen gemeenten zitten verschillen in de budgetuitputting.
2 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
IInhoud
blz
1Inleiding 1.1 1.2 1.3
Aanleiding Verschillen met rapportage kwartaal 1 (1 juni 2015) kwaliteit van het cijfermateriaal
5 5 6
2Zorg uitgevoerd door jeugd- en gezinsteams 3Zorg zonder verblijf 3.1 3.2 3.3 3.4
algemeen ambulante jeugdhulp op locatie aanbieder ambulante hulp in netwerk jeugdige daghulp op locatie aanbieder
11 14 15 16
4Zorg met verblijf 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
algemeen pleegzorg gezinsgericht gesloten plaatsing overig verblijf
18 20 21 22 23
5Jeugdbescherming en jeugdreclassering, AMHK-Veilig Thuis
5.1 5.2
Jeugdbescherming en jeugdreclassering AMHK-Veilig Thuis
25 26
3 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
6Budgetuitputting regionale jeugdhulp 6.1 6.2 6.3 6.4
budgetuitputting per gemeente budgetuitputting per perceel regionale uitvoeringskosten Servicedesk Jeugdhulp
28 28 29 30
7. PGB's Bijlagen:
cliënten per aanbieder gegevens jeugdbeschermingstafel gegevens per gemeente
4 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
1Inleiding 1.1 Aanleiding In opdracht van de samenwerkende gemeenten in de regio Holland Rijnland heeft de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp (TWO) zorgaanbieders gecontracteerd die zorg leveren in het kader van de Jeugdwet. Voor 2015 onderhoudt de TWO contacten met ruim 200 zorgaanbieders. Ongeveer 10% van deze aanbieders leveren uitsluitend zorgcontinuïteit. De overige 90% van de aanbieders leveren naast zorgcontinuïteit ook (“nieuwe”) zorg die in 2015 is gestart onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. In deze kwartaalrapportage vindt u informatie over het verloop van de uitvoering van de Jeugdwet inde regio Holland Rijnland. Deze rapportage bevat voorlopige gegevens over het aantal cliënten dat in zorg is en de kosten die hiervoor (naar schatting) zijn gemaakt. De gegevens over het aantal cliënten zijn afkomstig van de gemeenten (PGB’s), de jeugdbeschermingstafel, de Jeugd‐ en Gezinsteams en 91% van de zorgaanbieders. Om te voorkomen dat zorgaanbieders administratief te zwaar worden belast zijn kleinere aanbieders (8%) niet verzocht om cliëntaantallen te leveren. De gegevens over de kosten zijn gebaseerd op betaalde facturen en de voorlopige kostenopgave van bevoorschotte zorgaanbieders. Op basis hiervan kan een goede indicatie worden gegeven van de kosten in het eerste kwartaal. De gegevens in deze rapportage worden gepresenteerd aan de hand van de landelijke iJW productcategorieën. Het onderstaande overzicht laat zien in welke hoofdstukken welke productcategorieën terugkomen. iJW productcategorieën Zonder verblijf: uitgevoerd door wijk‐ of buurtteam Zonder verblijf: ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder Zonder verblijf: daghulp op locatie van de aanbieder Zonder verblijf: jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige Met verblijf: pleegzorg Met verblijf: gezinsgericht Met verblijf: gesloten plaatsing Met verblijf: overig residentieel
Hoofdstuk 2 3 3 3 4 4 4 4
1.2 Verschillen met rapportage kwartaal 1 (1 juni 2015) Er zitten tussen de hier gepresenteerde cijfers over kwartaal 1 en de cijfers die eerder zijn gepubliceerd verschillen. Deze verschillen zitten met name in de cliëntenaantallen. Dit heeft meerdere oorzaken: Er zijn aanbieders die met terugwerkende kracht aanpassingen bij ons hebben aangeleverd. Dit betreft zowel cliëntenaantallen als in welke vormen van zorg deze cliënten thuishoren. Er zijn aanbieders die alsnog gegevens over kwartaal 1 hebben geleverd. Er is een uitgebreidere controle geweest op de cijfers – wat mogelijk was omdat er nu twee kwartalen waren om te vergelijken – waarbij naar voren kwam dat er veel gestarte cliënten dubbel zijn doorgegeven bij de gegevensaanlevering in het eerste kwartaal. Dit is zoveel mogelijk gecorrigeerd. 5 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
1.3 kwaliteit van het cijfermateriaal De gegevens die in deze rapportage worden gepresenteerd zijn aangeleverd door de zorgaanbieders zelf. Zij hadden daarbij de keuze om gebruik te maken van het speciale format van Holland Rijnland en van het format dat zij ook gebruiken voor de aanlevering aan het CBS. Het is op dit moment niet mogelijk om met zekerheid te zeggen of aanbieders de juiste gegevens aanleveren. De nu aangeleverde gegevens laten in ieder geval zien dat er: soms geen aansluiting is tussen het eerste en tweede kwartaal. Dus dat het aantal jeugdigen dat in zorg is in kwartaal 2, hoger of lager is dan verwacht op basis van kwartaal 1 soms geen aansluiting is tussen de kosten die aanbieders opgeven bij zorgproducten en cliënten die ze opgeven bij deze zorgproducten. Bijvoorbeeld: een aanbieder geeft 12.000 euro aan kosten op voor een bepaald zorgproduct voor een bepaalde gemeente, maar geeft vervolgens geen cliënten op voor deze gemeente. soms zaken nog niet geregistreerd worden, zoals reden van afsluiting of verwijzer. Bij sommige aanbieders is dit bij de ene cliënt wel geregistreerd en bij de andere niet. Sommige aanbieders registeren dit helemaal nog niet. cijfers zoals aangeleverd bij Holland Rijnland niet gelijk zijn aan de gegevens gepubliceerd door het CBS. Het is belangrijk om hier rekening mee te houden bij het lezen van de rapportage. Het is met name belangrijk om de hier gepresenteerde gegevens als voorlopig te zien. De cijfers zijn wel bruikbaar genoeg om te laten zien welke vormen van hulp vooral worden gegeven en welke eerste ontwikkelingen zichtbaar zijn in het eerste halfjaar. Bijzonderheden rond de gegevensaanlevering die van toepassing zijn op een bepaalde grafiek of tabel staan daar ook steeds gemeld.
6 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
2Zorg uitgevoerd door
jeugd- en gezinsteams
2.1 algemeen In 2015 zijn vierentwintig Jeugd‐ en Gezinsteams (JGT’s) gestart in alle gemeenten in de regio Holland Rijnland. Bij het JGT kunnen ouders en kinderen (in tegenstelling tot de andere hulpvormen van deze kwartaalrapportage) rechtstreeks terecht. De onderstaande figuren zijn gemaakt op basis van de voorlopige cijfers van het JGT over het eerste halfjaar van 2015. In totaal zijn er in kwartaal 2 ruim 3.500 cliënten in zorg geweest bij het JGT. In het tweede kwartaal zijn er 1.3801 nieuwe cliënten bijgekomen en 380 cliënten beëindigd. Dit betekent dat er aan het eind van kwartaal 2 ruim 2.700 cliënten nog in zorg zijn. Het aantal cliënten dat is gestart is in de meeste gemeenten lager dan in eerste kwartaal. Daarbij moet wel worden aangetekend dat er in sommige gemeenten vrij veel cliënten geen startdatum hebben en dat het dus lastig te bepalen is in welk kwartaal deze cliënten zijn gestart (figuur 1). Figuur 3 laat zien dat het aantal cliënten dat in zorg is bij de JGT's wel hoger is in kwartaal 2. Dit komt doordat er tot nu toe weinig cliënten zijn beëindigd. In de rapportage van de JGT's zelf kwam naar voren dat de meeste teams een volle caseload hebben en dat ze van het begin af aan toeloop hadden. Dit komt ook naar voren uit de cijfers. Figuur 2 laat zien dat verhoudingsgewijs de meeste cliënten zijn gestart bij cliënten uit Kaag en Braassem. Dit is opvallend omdat het geen gemeente is waar veel specialistische hulp wordt gegeven (zie figuur 7 en 14). Wat verder opviel was het hoge aandeel cliënten dat in deze gemeente is geregistreerd bij volwassenen en zeker bij volwassenen geboren voor 1960. Dit betrof 47 cliënten (19%). In totaal werden er in Holland Rijnland maar 108 cliënten geregistreerd van cliënten met een geboortedatum van voor 1960 (3%). Uit de rapportage van de JGT's komt naar voren dat Kaag en Braassem met een 0-100 jaar team werkt en niet met een apart jeugdteam. Het lijkt erop dat de cijfers over de Wmo-cliënten ook in de jeugdcijfers zijn opgenomen. Verder is het opvallend dat in Noordwijk en Teylingen relatief weinig cliënten zijn gestart bij het JGT, terwijl zij in vergelijking met de andere gemeenten relatief veel cliënten specialistische hulp (zonder verblijf) krijgen (zie figuur 7).
1
Daarnaast zijn er 371 cliënten die zijn gestart in het eerste halfjaar, maar waarvan de startdatum
onbekend is. 7 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Figuur 1
Aantal gestarte cliënten JGT per gemeente in kwartaal 1 en 2 2015
500 450 400 350 300 250 200 150 100 50
kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend kw1 kw2 onbekend
0
a a/d r
hil
k&b
kat
lei
leidd kw1
Figuur 2
april
lisse mei
nie juni
nwk
nwkh
oeg
tey
zoe
onbekend
Aantal gestarte trajecten JGT per 100 0-17-jarigen
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
kw1 1.
kw2
De cliënten zonder startdatum, zijn verdeeld onder de twee kwartalen. De cliënten zonder startdatum die geschaard zijn onder kwartaal 1, zijn de cliënten zonder startdatum die ook in kwartaal 1 al in het bestand zaten. De cliënten zonder startdatum die onder kwartaal 2 zijn geschaard, zijn de cliënten zonder startdatum die in het
8 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
buiten regio
cumulatieve bestand van het eerste halfjaar zitten minus de cliënten zonder startdatum die al in het eerste kwartaal bekend waren.
Figuur 3
Aantal trajecten bij JGT’s in Holland Rijnland (gestart, beeindigd en in zorg)
jan
feb
3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 maart
april
mei
juni
aantal gestarte trajecten aantal beeindigde trajecten aantal trajecten in zorg op laatste dag van de maand 1.
Dit is exclusief cliënten van cliënten met een adres buiten de regio
2.
Dit is exclusief 371 cliënten zonder startdatum die nog niet zijn afgesloten
Veel cliënten worden naar het JGT toegeleid via het onderwijs. Daarnaast is van een vrij groot deel van de cliënten niet bekend hoe ze bij het JGT aankomen. Figuur 4
Aandeel (zelf)verwijzers naar het JGT
30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
kwartaal 1
kwartaal 2
Figuur 5 laat zien dat de JGT medewerkers aangeven dat ongeveer de helft van de cliënten volgens plan zijn beëindigd. Ruim 30% van de cliënten wordt in overeenstemming voortijdig afgesloten. Het is niet helemaal duidelijk hoe dit komt. Wellicht betreft dit ook cliënten die naar de specialistische hulp zijn verwezen. Dit is een aandachtspunt voor de volgende kwartalen.
9 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Figuur 5
Kwartaal 2
beëindiging volgens plan (doelen gerealiseerd)
34%
beëindiging wegens externe omstandigheden 51%
eenzijdig door cliënt beëindigd in overeenstemming voortijdig afgesloten
6% 9%
10 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
33. Zorg zonder verblijf 3.1 algemeen In deze rapportage worden de categorieën aangehouden zoals ze ook door het CBS worden gehanteerd. Dit betekent dat er twee soorten van specialistische ondersteuning zijn: zorg zonder verblijf en zorg met verblijf. Met specialistische ondersteuning wordt bedoeld dat cliënten er niet rechtstreeks naar toe kunnen. Ze hebben een verwijzing nodig van een arts, het JGT of een gecertificeerde instelling (b.v. Jeugdbescherming Zuid-West). Binnen zorg zonder verblijf zijn er drie hoofdvormen: ambulante hulp op locatie aanbieder ambulante hulp in netwerk jeugdige daghulp op locatie aanbieder. De keuze voor het onderscheid heeft te maken met de transformatie. De nieuwe indeling maakt namelijk geen onderscheid naar de oude bloedgroepen: AWBZ, J-GGZ en Jeugd en Opvoedhulp. Ambulante hulp op locatie aanbieder kan zodoende zowel een gesprek zijn met een psycholoog, een Sociale vaardigheidstraining (SOVA) of een gesprek met de gezinscoach. Kenmerkend voor het type zorg is dat het kortdurend (niet meer dan enkele uren per keer) op de locatie van de aanbieder is. Ambulante hulp in netwerk jeugdige kenmerkt zich door begeleiding van jeugdigen bij hun eigen activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld thuis zijn, maar ook op andere locaties. De hulp kan uiteenlopen van 1 tot 24 uur per dag. Daghulp op locatie aanbieder is hulp die plaatsvindt op de locatie van de aanbieder en minimaal een dagdeel duurt. Het kan gaan om dagbesteding en dagstructurering, maar ook om multidisciplinaire behandeling. Figuur 6 laat het aantal cliënten zien met een vorm van zorg zonder verblijf. In de volgende paragrafen worden de afzonderlijke vormen besproken. Figuur 6
Zorg zonder verblijf: aantal cliënten in zorg en beëindigd in Holland Rijnland
8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 in zorg
beëindigd
in zorg
kw1 in zorg begin kwartaal
beëindigd kw2
gestart in kwartaal
beëindigd in kwartaal 11
kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Het aantal cliënten dat in zorg is op 1-4-2015 volgens de zorgaanbieders is zo’n 100 cliënten lager dan verwacht op basis van de instroom en uitstroom van het eerste kwartaal. Sommige aanbieders geven aan dat ze met terugwerkende kracht cliënten afsluiten, dit betekent dat het aantal afgesloten cliënten in kwartaal 1 waarschijnlijk hoger ligt dan hier gerapporteerd (figuur 6). Er zijn in kwartaal 2 minder jeugdigen gestart met een vorm van zorg zonder verblijf dan in het eerste kwartaal. Het aantal cliënten dat werd afgesloten is ongeveer gelijk. Er werden meer cliënten gestart dan afgesloten. Dit betekent dat het aantal jeugdigen dat een vorm van zorg zonder verblijf krijgt aan het toenemen is. Figuur 7 laat het totaal aantal cliënten zien dat op enig moment in het kwartaal in zorg is geweest2, afgezet tegen het aantal 0-17 jarigen in een gemeenten.
Figuur 7
Zorg zonder verblijf: aantal cliënten per 100 0-17-jarigen in zorg
8 7 6 5 4 3 2 1 0
kw1
kw2
Teylingen en Noordwijkerhout hebben, in vergelijking met de overige gemeenten, veel jeugdigen met een vorm van zorg zonder verblijf. In de meeste gemeenten is te zien dat het aantal jeugdigen met een vorm van zorg zonder verblijf wat toeneemt tussen kwartaal 1 en kwartaal 2. Dit betekent niet per se dat jeugdigen in deze twee gemeenten vaker behoefte hebben aan zorg. Het kan ook zijn dat ze in vergelijking met andere gemeenten vaker gebruik maken van de bevoorschotte organisaties en minder van de vrijgevestigden. Dit wordt pas duidelijk na het eerste jaar. Verder hebben sommige aanbieders, waaronder Childpoint, op dit moment niet de administratieve mogelijkheid om cliënten af te sluiten. Met name Noordwijkerhout heeft veel cliënten bij deze aanbieder.
2
Dit betreft dus cliënten die al in zorg waren op de eerste dag van het kwartaal en cliënten die in
dat kwartaal gestart zijn. 12 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Figuur 8
Zorg zonder verblijf: verwijzers van gestarte trajecten
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% kw1 via arts
kw2
via jgt
via gecertificeerde instelling
onbekend
Figuur 8 laat zien dat het JGT vaker de verwijzer wordt van zorg zonder verblijf. Het aandeel cliënten dat via een arts is gestart is afgenomen. In het volgende kwartaal moet blijken of dit de daadwerkelijke trend is. Dat het aandeel cliënten dat via de JGT's komt stijgt, lijkt een goede ontwikkeling. Het is echter wel nodig om na te gaan dat het JGT goed onderscheid blijft maken tussen welke ondersteuning ze zelf kunnen leveren en welk deel richting de specialistische hulp moet.
Figuur 9
Zorg zonder verblijf: reden afsluiting
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% kw1 volgens plan
kw2 niet volgens plan
onbekend
Een ruime meerderheid van de cliënten wordt volgens plan afgesloten. Van een substantieel aantal afgesloten cliënten is niet bekend waarom de zorgrelatie is afgesloten. Het is daarom nu nog niet mogelijk om over deze gegevens een trend aan te duiden (figuur 9). Aangezien het in de toekomst van belang wordt om ook na te gaan wat de uitkomst van de hulp is, is het wel wenselijk dat dit soort gegevens door alle aanbieders uniform en volledig worden geregistreerd.
13 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
3.2 ambulante jeugdhulp op locatie aanbieder Figuur 10
Ambulante hulp op locatie aanbieder
5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte trajecten aantal beeindigde trajecten aantal trajecten in zorg op laatste dag van kwartaal
Ambulante hulp op locatie aanbieder is de categorie hulp waarin verreweg de meeste jeugdigen gebruik van maken. Grootste aanbieders binnen deze vorm zijn de GGZ-aanbieders, bijvoorbeeld Rivierduinen, waar aan het eind van kwartaal 2 ruim 2.200 cliënten in zorg waren (zie bijlage cliënten per aanbieder voor details'. Ook Dyslexiezorg heeft hier een fors aandeel in. Ambulante hulp op locatie aanbieder is gestegen in het eerste halfjaar. Wel is de groei in het tweede kwartaal minder sterk dan in het eerste kwartaal.
Tabel 2 Ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder per gemeente in kwartaal 2 Gemeente
In zorg op 1-4-2015
Gestart in kwartaal
Beëindigd in kwartaal
Alphen aan den Rijn
956
184
115
Hillegom
140
40
18
Kaag en Braassem
219
40
24
Katwijk
542
158
63
Leiden
854
181
109
Leiderdorp
204
37
20
Lisse
156
51
22
Nieuwkoop
175
41
21
Noordwijk
131
78
19
Noordwijkerhout
118
68
14
Oegstgeest
203
52
18
Teylingen
332
154
51
50 4080
11 1095
5 499
Zoeterwoude Holland Rijnland
14 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
3.3 ambulante hulp in netwerk jeugdige Figuur 11
Zorg zonder verblijf: jeugdhulp in netwerk jeugdige
1.000 800 600 400 200 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte trajecten aantal beeindigde trajecten aantal trajecten in zorg op laatste dag van kwartaal 1. Prodeba heeft geen gegevens aangeleverd over het aantal cliënten in zorg op 1-4-2015. Dit is geschat door ons op basis van de gegevens over het eerste kwartaal.
Het aantal jeugdigen met een vorm van hulp in het eigen netwerk dat op enig moment in zorg is, is toegenomen. Er is met name een toename van cliënten bij Inzowijs en Prodeba. Deze cliënten komen allemaal via de JGT's. Het aantal cliënten bij Cardea nam juist wat af. Het aantal cliënten dat in zorg is op 1-4-2015 is door de zorgaanbieders hoger opgegeven dan wat verwacht was op basis van de in- en uitstroom in het eerste kwartaal. Dit is moeilijk te verklaren. Tabel 3 Zorg Zonder verblijf : Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige Gemeente Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Holland Rijnland
In zorg op 1-42015
Gestart in kwartaal
Beëindigd in kwartaal
135 19
44 9
43 5
33 108 188 36 26 21 27 25 23 52 6 699
12 29 41 9 4 14 7 6 0 10 0 185
11 27 37 9 4 7 5 7 2 14 1 172 15
kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
1. Prodeba heeft geen gegevens aangeleverd over het aantal cliënten in zorg op 1-4-2015. Dit is geschat door ons op basis van de gegevens over het eerste kwartaal
3.4 daghulp op locatie aanbieder figuur 12
Zorg zonder verblijf: daghulp op locatie aanbieder
450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte trajecten aantal beeindigde trajecten aantal trajecten in zorg op laatste dag van kwartaal
Ongeveer de helft van de cliënten krijgt daghulp van Cardea. Van de gestarte cliënten komt ongeveer 60% via de JGT's en 30% via gecertificeerde instellingen. Doordat het aantal gestarte cliënten wat hoger ligt dan het aantal afgesloten cliënten, neemt de vraag naar deze vorm van hulp toe in het eerste halfjaar. Bij deze zorgvorm geldt dat het aantal cliënten in zorg op 1-4-2015 lager is opgegeven dan wat verwacht mocht worden op basis van de in- en uitstroom gegevens. Daardoor lijkt de stijging in kwartaal 1 en 2 gelijk in figuur 12, terwijl de stijging op basis van de gestarte en afgesloten trajecten eigenlijk hoger zou moeten zijn. Wellicht speelt hier het een rol dat trajecten met terugwerkende kracht zijn afgesloten. Tabel 4 Zorg Zonder verblijf : Daghulp op locatie van de aanbieder Gemeente
In zorg op 1-42015
Gestart in kwartaal
Beëindigd in kwartaal
Alphen aan den Rijn
90
16
6
Hillegom
13
7
1
Kaag en Braassem
15
4
1
Katwijk
62
10
7
Leiden
90
11
12
Leiderdorp
27
4
2
Lisse
13
1
0
Nieuwkoop
11
4
0 16
kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Noordwijk
10
2
0
Noordwijkerhout
12
1
1
4
2
0
24
3
3
5
0
0
376
65
33
Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Holland Rijnland
17 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
4Zorg met verblijf 4.1 algemeen Zorg met verblijf betreft de twee vorm van specialistische ondersteuning. Het betreft hier alle vormen van zorg waarbij overnacht wordt. Dit betekent dat het uiteenloopt tussen af en toe een weekend logeren om het gezin te ontlasten tot jeugdigen die gedwongen worden opgenomen. Binnen de zorg met verblijf zijn vier hoofdvormen te onderscheiden. Pleegzorg, oftewel jeugdigen die verblijven in een pleeggezin. Het gaat hier zowel om permanent verblijf als vakantie-/weekendopvang Gezinsgericht verblijf betreft alle vormen van verblijf die de gezinssituatie benaderen. Het kan gaan om zorgboerderijen en logeerhuizen, maar ook om gezinshuizen. Gesloten plaatsing. Dit betreft jeugdigen die gedwongen zijn opgenomen met een machtiging gesloten jeugdzorg of een machtiging BOPZ. Dit betreft bijvoorbeeld jongeren die zijn opgenomen in Schakenbosch. Overig verblijf. Dit betreft verblijf dat niet in de bovenstaande categorieën valt. Figuur 13 laat zien dat het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van een vorm van zorg met verblijf ongeveer gelijk blijft in het eerste halfjaar van 2015. Figuur 13
Zorg met verblijf: totaal aantal clienten in zorg en beëindigd per kwartaal
900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 in zorg
beëindigd
in zorg
kw1 in zorg begin kwartaal
beëindigd kw2
gestart in kwartaal
beëindigd in kwartaal
Figuur 14 laat zien dat in vergelijking met zorg zonder verblijf, maar weinig jeugdigen gebruik maken van zorg met verblijf. In Leiden en Alphen a/d Rijn is dit ongeveer 1 op de 100, in Oegstgeest zelfs maar 1 op de 1.000. Bij zorg met verblijf is soms de locatie van de jeugdige bepalend en niet waar de jeugdige vandaan komt. Dan wordt bijvoorbeeld de gemeente waar de jeugdige in een pleeggezin verblijft opgegeven en niet de plek waar de jeugdige oorspronkelijk vandaan komt. Dit maakt het wat lastig om te bepalen wat precies de behoefte is per gemeente.
18 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Figuur 14
Zorg met verblijf: aantal jeugdigen in zorg per kwartaal
1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0
kw1
Figuur 15
kw2
Zorg met verblijf: verwijzers gestarte trajecten
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% kw1 via arts
via jgt
kw2 via gecertificeerde instelling
onbekend
In kwartaal 2 was beter in beeld wie de verwijzers waren naar zorg met verblijf dan in het eerste kwartaal. Het aandeel trajecten via een arts is afgenomen.
19 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Figuur 16
Zorg met verblijf: reden beëindiging zorg
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% kw1
kw2
volgens plan
niet volgens plan
onbekend
In vergelijking met zorg zonder verblijf is beter geregistreerd hoe cliënten zijn afgesloten. wat opvalt is dat er relatief veel trajecten niet volgens plan zijn beëindigd. Het is iets om te volgen en na te gaan voor het volgende kwartaal.
4.2 pleegzorg Figuur 17
Zorg met verblijf: pleegzorg
350 300 250 200 150 100 50 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van pleegzorg is vrij stabiel in het eerste halfjaar, er is een kleine stijging. Bijna alle jeugdigen zijn in zorg bij pleegouders van Horizon. Een klein gedeelte ongeveer 10% bij pleegouders van Jeugdformaat, of andere aanbieders. Tabel 5 Zorg Met verblijf : Pleegzorg Gemeente
Alphen aan den Rijn
In zorg op 1-42015
Gestart in kwartaal
91
Beëindigd in kwartaal
4
3 20
kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Hillegom
12
3
2
Kaag en Braassem Katwijk
12
1
1
44
1
3
Leiden
84
8
8
Leiderdorp
16
0
0
7
1
0
Lisse Nieuwkoop
18
4
0
Noordwijk
6
0
0
Noordwijkerhout
8
1
0
Oegstgeest
3
0
0
12
0
0
5
1
0
318
24
17
Teylingen Zoeterwoude Holland Rijnland
4.3 gezinsgericht Figuur 18
Zorg met verblijf: gezinsgericht
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
In totaal hebben zo'n 80 jeugdigen in Holland Rijnland een vorm van gezinsgericht verblijf ontvangen in het tweede kwartaal. De instroom en uitstroom zijn nagenoeg gelijk, dus de verwachting is dat de vraag naar deze vorm van zorg stabiel blijft. Deze vorm van zorg wordt nagenoeg uitsluitend aangeboden door de instellingen jeugd & opvoedhulp. Daarnaast zijn er enkele jeugdigen bij Gemiva in zorg. De instroom komt vanuit de JGT's en gecertificeerde instellingen. Tabel 6 Zorg Met verblijf : Gezinsgericht Gemeente
Alphen aan den Rijn Hillegom
In zorg op 1-42015 30
Gestart in kwartaal 1
Beëindigd in kwartaal 1
3
1
1
21 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Kaag en Braassem Katwijk
4
3
-
-
1
-
22
1
4
Leiderdorp
4
-
-
Lisse
1
1
1
Nieuwkoop
6
-
3
Noordwijk
-
-
-
Noordwijkerhout
2
-
-
Oegstgeest
-
-
-
Teylingen
9
1
-
Zoeterwoude
-
-
-
81
9
10
Leiden
Holland Rijnland
4.4 gesloten plaatsing Figuur 19
Zorg met verblijf: gesloten plaatsing
35 30 25 20 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Het aantal jeugdigen dat gesloten is geplaatst is nagenoeg gelijk gebleven. Het betreft slechts hele kleine aantallen. Het betreft echter wel een zere dure vorm van zorg, dus kleine veranderingen zijn wel bepalend voor het budget. Tabel 7 Zorg Met verblijf : Gesloten plaatsing Gemeente
Alphen aan den Rijn Hillegom
In zorg 1-4-2015
Gestart in kwartaal
Beëindigd in kwartaal
2
2
1
0
0
0
Dagen gerealiseerd 194 -
22 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Kaag en Braassem Katwijk
0
1
0
3
1
1
283
Leiden
7
2
0
600
Leiderdorp
0
1
0
-
Lisse
1
0
0
91
Nieuwkoop
1
0
0
-
Noordwijk
3
0
2
210
Noordwijkerhout
1
1
0
123
Oegstgeest
2
0
0
182
Teylingen
8
3
4
659
Zoeterwoude
0
0
0
-
28
11
8
2.382
Holland Rijnland
40
4.5 overig verblijf Figuur 20
Zorg met verblijf: overig
300 250 200 150 100 50 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Zowel de instroom als de uitstroom zijn over beide kwartalen vrij stabiel. Wel hebben de zorgaanbieders voor de start van kwartaal 2 minder cliënten opgegeven, dan mocht worden verwacht op basis van de in- en uitstroom in kwartaal 1. Wellicht zijn een aantal cliënten met terugwerkende kracht afgesloten. Overig verblijf vindt zowel bij instellingen jeugd & opvoedhulp, ggz als zorgaanbieders die zich richten op jeugdigen met een beperking plaats. Zo'n 40% van de instroom komt via artsen - met name richting de ggz-aanbieders -, 40% via gecertificeerde instellingen en 20% via het JGT. Gemeente
Alphen aan den Rijn Hillegom
In zorg 1-4-2015 76
Gestart in kwartaal 8
Beëindigd in kwartaal 10
8
4
23
kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Kaag en Braassem Katwijk
6
5
2
36
7
3
Leiden
59
15
14
Leiderdorp
16
3
2
Lisse
15
3
4
Nieuwkoop
14
2
1
Noordwijk
8
1
-
Noordwijkerhout
6
2
2
Oegstgeest
1
1
-
Teylingen
5
3
1
Zoeterwoude
1
-
-
251
54
39
Holland Rijnland
24 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
5Jeugdbescherming en
jeugdreclassering, AMHKVeilig Thuis 5.1 Jeugdbescherming en jeugdreclassering Figuur 21
Aantal cliënten in zorg aan het einde van het kwartaal
500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 ots
voogdij kw4-14
1.
jeugdreclassering kw1-15
preventief
kw2-15
Dit is exclusief de cliënten van Leger des Heils
Het aantal jeugdigen in de jeugdbescherming is afgenomen tussen kwartaal 1 en kwartaal 2. Het aantal preventieve cliënten nam tijdens kwartaal 2 toe van 33 naar 51 cliënten. Hiervan waren er 31 al in zorg in kwartaal 1 en zijn er 20 nieuw gestart. Aan het eind van kwartaal waren er nog 23 jeugdigen in zorg. Tabel 9 Aantal jeugdigen in de jeugdbescherming en jeugdreclassering aan het eind van kwartaal 2 OTS Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse
Voogdij
Jeugdreclassering
64 7 6 18 25 2 7
40 4 4 23 46 5 4
131 15 26 57 109 19 13
25 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Holland Rijnland 1.
24 16 9 11 12 0 442
10 9 2 1 13 2 166
3 5 0 3 7 0 144
Dit is exclusief de cliënten van Leger des Heils
5.2 AMHK-Veilig Thuis
Figuur 22 halfjaar
Aantal meldingen Huiselijk geweld in het eerste
40 35 30 25 20 15 10 5 0
Bron: AMHK-Veilig Thuis
Er zijn 105 meldingen huiselijk geweld gedaan in het eerste halfjaar van 2015. De helft van deze meldingen komt van de politie3. De aanleiding is in zo’n 60% van de gevallen partnergeweld, in zo’n 10% van de gevallen betreft het kindermishandeling1. Het is - buiten de cliënten waar kindermishandeling is gemeld - niet zeker of er altijd jeugdigen bij betrokken zijn. Daarnaast zijn er bijna 1.500 adviezen uitgebracht in de regio Hollands Midden. De aanleiding om contact op te nemen betrof hier in ruim 90% van de gevallen kindermishandeling. Degene die contact opneemt is vaak een professional, maar van de helft van de degene die advies zoekt is de hoedanigheid niet bekend. Het AMHK-Veilig thuis werkt aan een betere samenwerking met de JGT’s en SWT’s, zodat de vervolgcliënten beter verlopen (bron: overzicht stand van zaken Veilig Thuis (jeugdigen) t/m mei 2015).
3
De uitsplitsingen zijn alleen voor de hele regio Hollands Midden beschikbaar en betreffen
daarom een schatting voor de regio Holland Rijnland. 26 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
5.3 jeugdbeschermingstafel Sinds januari 2015 is de jeugdbeschermingstafel (JBT) Holland Rijnland actief. Ouders en kinderen vanaf 12 jaar nemen deel aan dit overleg zodat kan worden bepaald met de aanwezige hulpverleners of alle mogelijkheden binnen het vrijwillig kader zijn benut. Indien dat het geval is doet de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek: Er wordt bekeken of er gronden zijn die een eventuele kinderbeschermingsmaatregel rechtvaardigen en welke vorm van hulp nodig is voor de kinderen (en/of ouders). Hulpverleners worden middels inbreng aan de JBT “gedwongen” concreet te maken welke zorgen er daadwerkelijk zijn en op welke wijze de ontwikkeling/veiligheid van kinderen daardoor in het geding is. Aan de JBT krijgen ouders spreektijd en kunnen zij kenbaar maken of zij het eens zijn met de melding. De afgelopen maanden hebben we veel gezinnen gezien die onderdeel zijn van een zogenaamde vechtscheiding. Dit vraagt om een zorgvuldige voorbereiding, omdat we aan de JBT escalaties willen voorkomen die extra beschadigend zijn voor de gezinnen. Indien nodig wordt een tafel opgesplitst. Voor de vaste deelnemers aan de JBT verloopt de JBT vooralsnog goed d.w.z. dat ouders en kinderen de ruimte krijgen hun verhaal te doen, ouders meegenomen worden in het besluit zodat het zoveel mogelijk een gedragen in plaats van een opgelegd besluit wordt, melders weten de JBT steeds beter te vinden. De meeste tafels leiden momenteel nog tot een raadsonderzoek. Dit komt met name omdat de meeste casussen langlopende casussen zijn waar al enkele jaren hulpverlening bij was. De melders zijn vaak de JGT’s. Vaak wordt ter tafel al bekeken of er mogelijkheden zijn om nu al preventieve jeugdbescherming tijdens het lopende raadsonderzoek in te zetten. Gemiddeld duurt het onderzoek 4-6 weken. De bevindingen van de jeugdbeschermer die aan het gezin gekoppeld is, kunnen meegenomen worden in het raadsonderzoek. Ook bij de Raad voor de Kinderbescherming worden mogelijkheden voor een netwerkberaad bekeken. Van het moment dat het raadsonderzoek is afgerond tot aan het moment dat de zaak op zitting komt is de jeugdbeschermer in het kader van preventieve jeugdbescherming nog steeds actief. Drie keer is de tafel elders gehouden in Leiderdorp (vanwege veiligheid), Alphen aan den Rijn (bij Horizon op verzoek melder) en Katwijk (vanwege beperking gezin). Aandachtspunten voor het tweede helft 2015 en 2016: Er is (nog) geen tijd geweest om de JGT’s te bezoeken en voorlichting te geven. Dit moet verder vorm krijgen De JBT heeft het erg druk: er komen veel verzoeken binnen. Deze continue instroom vraagt om meer uren voor de voorzitter en secretaris in 2016. De locatie in het Veiligheidshuis is niet optimaal. Er wordt gezocht naar een alternatief. Aan alle melders is een tussenevaluatie gestuurd. De bevindingen worden opgenomen in de rapportage Q3. De eerste reacties zijn positief. In de bijlage 'jeugdbeschermingstafel' kunt u de cijfers vinden.
27 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
6Budgetuitputting regionale jeugdhulp
6.1 budgetuitputting per gemeente Figuur 14
Begrote kosten afgezet tegen de gemaakte kosten
holland rijnland
23%
zoeterwoude
22%
12%
teylingen
12% 23%
oegstgeest
21%
18%
noordwijkerhout
19%
21%
noordwijk
19% 31%
nieuwkoop
27%
24%
lisse
23%
23%
leiderdorp
21%
leiden
20%
katwijk
22% 23% 21%
25%
kaag en braassem
24%
28%
hillegom
30%
19%
alphen aan den rijn
20%
24% 0%
10%
23% 20%
30%
kw1
40%
50%
60%
kw2
Figuur 14 laat zien dat twee gemeenten in de eerste twee kwartalen meer dan 50% van de begrote kosten al gemaakt hebben volgens de opgave van de zorgaanbieders. De kosten zijn in kwartaal 2 over het algemeen niet groter dan in kwartaal 1.
6.2 budgetuitputting per perceel Tabel 11 Budgetuitputting per perceel Begroot
Kosten Q1 en Q2 percelen 1tm 7
Resterend
Budgetuitputting
Veiligheid, jeugdreclassering en opvang Jeugd IV3: F683
Perceel 3 Kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
AMHK - Veilig Thuis
€ 8.219.351
€ 2.728.980
€ 5.490.371
33%
€ 1.956.733
€ 978.367
€ 978.367
50% 28
kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Jeugdbeschermingstafel € 80.000
€ 40.000
€ 40.000
50%
€ 25.181.470
€ 13.288.387
€ 11.893.084
53%
€ 3.729.179
€ 1.454.788
€ 2.274.391
39%
€ 2.144.190
€ 1.138.513
€ 1.005.677
53%
€ 13.041.670
€ 894.365
€ 12.147.305
7%
€ 15.237.309
€ 11.375.699
€ 3.861.610
75%
€ 8.079.139
€ 4.296.169
€ 3.782.970
53%
€ 230.669
€ 73.851
€ 156.818
32%
€ 1.168.338
€0
€ 1.168.338
0%
€ 79.068.048
€ 36.373.179
€ 42.694.869
46%
Individuele voorzieningen Natura Jeugd IV3: F682
Perceel 1 Jeugd- en opvoedhulp Perceel 2 Gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus)
Perceel 4 EED (dyslexie) Perceel 5 Basis GGZ Perceel 6 Specialistische GGZ Perceel 7 Verstandelijk beperkten zorg
Zittend Vervoer Onvoorzien regionaal
Totaal regionale Jeugdhulp
Op basis van tabel 11 zou kunnen worden geconcludeerd dat de uitgaven op schema liggen. Het is echter belangrijk om te realiseren dat nog niet alle kosten die gemaakt zijn voor kwartaal 2 ook al bekend zijn. Verder betreft dit de opgaven van aanbieders, niet hun definitieve afrekening. Het is ook belangrijk om te zien dat perceel 1 wel al over de 50% gemaakte kosten zit. Dit is een perceel waarin ook de meeste kosten in zijn begroot. Voor de ggz geldt dat als de percelen 5 en 6 samen worden genomen de budgetuitputting hier ongeveer op 43% zit.
6.3 regionale uitvoeringskosten Tabel 2 regionale uitvoeringskosten Regionale uitvoeringskosten
Begroot excl. BTW
Kosten Q1 + Q2 incl. verplichting (excl. BTW)
Resterend
TWO Salarissen/detacheringen TWO Uitvoering (incidenteel)/Overige
€ 485.807 € -
€
214.784
€ 271.023
€
23.360
€
-23.360
S71 Inkoop
€ 85.050 € 105.000 € 349.450
€
23.306
€
61.744
€
11.424
€
€
60.143
S71 Juridische zaken S71 Financien
Budgetuitputting
44,21%
BTW Q1 + Q2
€
39.993
€
4.615
27,40%
€
4.894
93.576
10,88%
€
2.399
€ 289.307
17,21%
€
12.630
29 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
S71 Servicedesk S71 Management S71 ICT ondersteuning
Totaal
€ 38.500 € 11.250 € -
€
23.953
€
14.548
62,21%
€
5.030
€
1.163
€
10.088
10,33%
€
244
€
44.063
€
-44.063
€
9.253
€ 1.075.057
€
402.196
€ 672.861
37,41%
€
79.059
Binnen de regionale uitvoeringskosten is een onderscheid te maken in salariskosten en uitvoeringskosten die de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp (TWO) maakt en de kosten die Servicepunt 71 (SP71) maakt voor de aan hen door middel van de DVO opgedragen taken. Het beeld van de uitgaven is een vervolg op de cijfers uit kwartaalrapportage 1. De prognose voor de kosten aan salarissen/detachering is dat gedurende het jaar 2015 het gehele budget gebuikt gaat worden. Gelet op de hoge werkdruk binnen de TWO wordt overwogen de bezetting tijdelijk uit te breiden. Er zijn door de TWO incidentele kosten gemaakt voor de organisatie van bijeenkomsten met gemeenten en zorgaanbieders, de vergoeding voor de kwartiermaker JGT en extern advies. De kosten die SP71 maakt voor de uitvoering van de ondersteunende taken blijft sterk achter. De realisatie op post Inkoop zijn voor kwartaal 1 en kwartaal 2 beperkt gebleken. Voor kwartaal 3 en kwartaal 4 zal dit beeld veranderen omdat in kwartaal 3 de contractering 2016 gaat plaatsvinden en in kwartaal een start wordt gemaakt met de inkoopprocedure voor 2017 en verder. Ook vindt vanaf kwartaal 3 een intensievere inzet op het financieel-contractmanagent plaats. Dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting voldoende dekking bieden voor de vraag gedurende 2015. De vraag om juridische ondersteuning is minder dan begroot en zal daarom ruim binnen de begroting blijven. Met betrekking tot de post Financiën wordt opgemerkt dat in kwartaal 4 de eindafrekening met de zorgaanbieders wordt opgesteld. Daar is een groot aantal uren mee gemoeid. In grote lijn blijft de inzet echter achter bij de begroting. Dat zelfde geldt voor de begeleiding van het management van SP71. De goede werkrelatie tussen de TWO en SP71 vergt weinig managementsturing. De servicedesk wordt goed benut. Dit heeft geleid tot een wat hogere bezetting van deze desk. Elders in deze rapportage staan daar gegevens over opgenomen. In 2015 zijn incidentele kosten gemaakt voor de ICT ondersteuning. Dat had te maken met het inrichten van de financiële administratie en de ontsluiting van de systemen van SP71 voor de TWO. Deze kosten zijn op onderdeel verwerkt in bovenstaand overzicht. In kwartaal 4 gaan nog kosten volgen voor het ontsluiten van het GGK en andere onderdelen uit de opdracht aan de Werkgroep informatiemanagement Jeugdhulp. Overall is het beeld dat de uitvoeringskosten voor de bemensing en organisatie van de TWO tenminste volledig benut gaat worden, maar dat de uitvoering van de DVO met SP71 ruim binnen de begroting blijft. In de kwartaalrapportage 3 wordt op de gevolgen hiervan nader ingegaan.
6.4 Servicedesk Jeugdhulp In het eerste kwartaal zijn er 112 vragen gesteld de Servicedesk. In het tweede kwartaal waren er dat 96. De meeste vragen betroffen financiën. Daarnaast waren er vragen over het Inkoop- en Contractmanagement en Holland Rijnland (inhoudelijk). Zorgaanbieders hebben de meeste vragen gesteld.
30 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
31 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
6Budgetuitputting PGB's Tabel 13 laat gegevens zien over de PGB's. Deze gegevens zijn aangeleverd door de verschillende gemeenten. Op basis van deze gegevens blijft het lastig op vast te stellen hoe het op dit moment staat met de PGB's en wat de ontwikkelingen zijn. De TWO gaat daarom samen met een aantal deskundigen op dit gebied kijken, welke vragen er bij gemeenten zijn rond de PGB's, welke informatie er nodig is om deze vragen te beantwoorden en of het mogelijk is om aan deze informatie te komen. Tabel 13 gegevens over PGB's gemeente
Totaalbedrag uitbetalingen door Svb declaraties Q2
Totaalbedrag besteed/vera ntwoord totaal (kolom M - Svbbestand)
Budget beschikt (kolom N - Svbbestand)
nieuwkoop
€ 489.891 € 682.082 € 65.838 € 198.560
€ 90.661 € 768.441 € 145.066
?
Alphen Hillegom Kaag en Braassem Katwijk
2.281.693 382.926 547.661
€ 423.086
Budget saldo (kolom O - Svb-bestand)
346.142 € 1.513.251 € 237.860 € 349.101
Gemiddelde percentage resterend budget Pbg
Aantal cliënten begin kwartaal (peildatum 14-2015)
Aantal cliënten einde kwartaal (peildatum 30-6-2015)
Aantal cliënten in het kwartaal (1-4-2015 tm 30-62015)
Aantal cliënten met 100% resterend budget
70,65%
48
44
48
7
66,32%
133
139
144
onb
55,54%
29
27
29
4
36%
43
43
43
2
87
32 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Leiden Leiderdorp Lisse nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude
€ 147.880 € 454.182 € 34.682 € 489.891 € 93.966
€ 481.120 € 558.347,53 € 69.462 € 90.661 € 170.607
1.552.228
€ 35.108 € 309.228 € 131.768 € 79.979
€ 62.336 € 309.228 € 273.735 € 79.979
€ 182.700 650.780
1.464.816 226.566
€ 426.380
863.900 137.152
€ 1.060.632 € 906.468,25
68,33%
146
130
150
19
40,46%
43
49
49
9
€ 157.105 € 346.142 € 255.773
62,42%
25
20
27
6
70,65%
48
44
40
36
42
8
€ 120.364 € 341.553 € 590.166 € 57.173
64,01%
18
15
19
4
52,48%
44
44
44
3
68,35%
71
61
71
15
41,69%
8
8
8
0
7
33 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
7 Bijlage Cliënten per aanbieder
2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo Het Raamwerk horizon Inzowijs ipse de bruggen jeugdbescherming west Jeugdformaat leestalent Mentaal Beter onderwijsadvies Parnassia Groep
ambulante hulp ambulante hulp daghulp op pleegzorg gezinsgericht gesloten overig verblijf op locatie in netwerk locatie verblijf plaatsing aanbieder aanbieder einde einde einde einde einde einde einde einde einde einde einde einde einde einde kw1 kw2 kw1 kw2 kw1 kw2 kw1 kw2 kw1 kw2 kw1 kw2 kw1 kw2 3 3 171 179 422 414 216 239 1 1 43 44 49 48 35 45 338 366 767 841 97 106 27 29 105 113 1 2 51 59 13 14 35 42 47 51 1 1 4 5 17 17 5 9 36 37 14 14 3 4 8 10 14 16 29 33 287 294 25 24 23 25 38 43 115 162 63 70 41 42 25 24
2 14 23 512 77
15 22 552 76
2
23
23
9
9
2
3
1
1
7
10 34
kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Pluryn Prodeba RID Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker
3 129 19 2198
10
11
10
9
152
18 2268 2
8 257
3
4 267
13
10
1
3
0 4
3
Clienten van 2play zijn door aanbieder geschaard onder ambulante hulp op locatie aanbieder. Maar horen vanwege de aard van de hulp wellicht beter bij daghulp op locatie aanbieder.
Bij Childpoint zijn dubbelingen uit kwartaal 1 verrekend
35 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Bijlage Jeugdbeschermingstafel 1 januari 2015 tot en met 31 juli 2015 Verzoek tot onderzoek (VTO) Als het niet goed gaat in een gezin, probeert de vrijwillige hulpverlening eerst de situatie op te lossen. Lukt dit niet kan hulp worden gezocht bij de Raad voor de Kinderbescherming middels een verzoek tot onderzoek. Dat is een verzoek aan de Raad voor de Kinderbescherming om naar de gezinssituatie te kijken. Sinds de decentralisatie van de jeugdhulp is de toeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming gewijzigd. In de regio Holland Rijnland werken we met de Jeugdbeschermingstafel (JBT). Voordat het VTO aan de Raad voor de Kinderbescherming wordt gestuurd wordt deze aan de JBT besproken met de ouders (en kinderen van 12 jaar of ouder) en de melder. Hieronder vindt u een overzicht van het aantal verzoeken en de aard van de verzoeken. Gevraagd door de melder G&O (gezag en omgang) GBM (gezag beëindigende maatregel) GBM en VTO ongeboren kind VSM (verderstrekkende maatregel) VTH (verzoek tot hulpverlening) VTH/G&O VTO (verzoek tot onderzoek) VTO en G&O VTO en herstel ouderlijk gezag VTO/GBM VTO/KB Totaal
Aantal 2 6 1 8 10 1 4 1 2 1 46 82
Gemeenten Het VTO wordt aan de JBT besproken. In sommige uitzonderlijke gevallen worden ook kinderen van wie de gezag hebbende ouder in een van de gemeenten in Holland Rijnland woont besproken. Dit heeft verschillende oorzaken. Bijvoorbeeld het kind woont wel in een Holland Rijnland gemeente maar de gezag hebbende ouder niet, het kind woont tijdelijk bij pleegouders enz. Hieronder vindt u het overzicht van de aantallen per gemeente. Gemeenten: Alphen aan den Rijn Bodegraven Boskoop Geheim Hazerswoude dorp Hazerswoude Rijndijk Hillegom Katwijk Leiden Leiden/Lelystad
Aantal: 15 1 3 2 2 1 2 11 15 1 36
kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Leiderdorp Leimuiden Nieuwveen Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnsburg Roelofarendsveen Ter Aar Teylingen Valkenburg Voorschoten (Haaglanden) Zoeterwoude Overig Koudekerk a/d Rijn Totaal:
2 2 2 2 1 2 1 2 2 5 1 4 1 1 1 82
Melders: De gemeenten in Holland Rijnland hebben de jeugd en gezinsteams (JGT) gemandateerd namens hen te kunnen melden aan de JBT. Hiernaast zijn de gecertificeerde instellingen (GI’s) van rechtswege bevoegd te melden. Overige organisaties zullen op grond van de Wet op de meldcode een meldingen doen bij Vellig Thuis. Hieronder vindt u het overzicht van de aantallen per melder. Melders: BJZ Cardea Jeugdbescherming West Jeugd- en gezinsteam Jeugd- en gezinsteam/Cardea Leger des Heils Nidos Raad voor de Kinderbescherming Veilig Thuis William Schrikker Groep Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond Totaal
Aantal: 1 1 17 19 2 3 1 19 18 3 1 85
Dwang of Drang Als tijdens het gesprek aan de JBT blijkt dat ouder(s) en kind(eren) mee wil werken aan de hulpverlening maar het niet duidelijk is of dit genoeg helpt, kan niet-vrijblijvende hulpverlening door een Jeugdbeschermer van een GI worden ingezet. Dit is drang. Als tijdens het gesprek aan de JBT blijkt dat de situatie kan verbeteren, wordt het VTO naar de Raad voor de Kinderbescherming gestuurd. De Raad voor de Kinderbescherming zal een onderzoek starten en indien noodzakelijk de rechter om een beschermingsmaatregel vragen. Dit is dwang. Hieronder vindt u het overzicht van de aantallen dwang of drang.
37 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Uitkomst JBT Dwang of Drang Drang JB west Drang JGT Cardea Drang Leger des Heils Dwang JB west Dwang Nidos Dwang WSG Preventieve dwang JB west Overig Preventieve dwang Leger des Heils Totaal:
Aantal: 8 1 1 17 1 6 3 4 1 42
Leeftijd: Kinderen van 12 jaar en ouder (mits deze hiertoe in staat is) worden door de voorzitter uitgenodigd om aan de JBT deel te nemen. De melding aan de JBT kan zowel over kinderen jonger dan 12 jaar zijn als ouder dan 1 jaar. Hieronder vindt u een overzicht van het aantal kinderen dat aan de JBT is besproken. Leeftijd kinderen tijdens melding: 0-11 12-18 Ongeboren Totaal:
Aantal: 67 44 3 114
38 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
39 kwartalrapportage jeugdhulp Holland Rijnland: kwartaal 2
Noordwijkerhout In deze bijlage vindt u de gegevens over Noordwijkerhout zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf In Noordwijkerhout stijgt het aantal jeugdigen dat ambulante hulp op locatie aanbieder krijgt. Die stijging was er vooral in het eerste kwartaal. In het tweede kwartaal is de toename kleiner. Het aantal jeugdigen met ambulante hulp in het eigen netwerk nam af. Dit gaat echter maar om kleine aantallen. In het eerste kwartaal was bij veel gestarte trajecten nog niet bekend wie de verwijzer was. In het tweede kwartaal is te zien dat een groot gedeelte van de clienten zijn verwezen door het JGT.
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
300 200 100 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 30 20 10 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf Zorg met verblijf blijft ongeveer gelijk. Het gaat echter om kleine aantallen.
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 10 8 6 4 2 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Aanbieders specialistische hulp actief in Noordwijkerhout In vergelijking met andere gemeenten zijn er vrij veel jeugdigen in zorg bij Childpoint. De daling van het aantal clienten dat ambulante hulp krijgt in het eigen netwerk komt doordat er veel clienten zijn afgesloten bij Cardea. Bij Inzowijs kwamen er juist nieuwe clienten bij. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo Het Raamwerk horizon Inzowijs ipse de bruggen jeugdbescherming west
1
3
60 24
1 65 27
1 4
1 5
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 17
10
1 1
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 10
1 1
pleegzorg begin eind
9
1 2 6
3
Overig verblijf begin eind
7
1
1
2
2
1
1
1
1
1
1
7
Jeugdformaat leestalent Mentaal Beter onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn Prodeba Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
17 7
1 21 6
57
62
2
2
173
195
4
4
24
22
12
12
2
2
8
9
6
6
Oegstgeest In deze bijlage vindt u de gegevens over Oegstgeest zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf In Oegstgeest stijgt het aantal jeugdigen dat ambulante hulp op locatie aanbieder krijgt. Die stijging was er vooral in het eerste kwartaal. In het tweede kwartaal is de toename kleiner. In het eerste kwartaal was bij veel gestarte trajecten nog niet bekend wie de verwijzer was. In het tweede kwartaal is te zien dat een groot gedeelte van de clienten zijn verwezen door het JGT.
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
300 200 100 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 30 20 10 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 8 6 4 2 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf Er zijn zeer weinig jeugdigen uit Oegstgeest met een vorm van zorg met verblijf.
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 5 4 3 2 1 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Aanbieders specialistische hulp actief in Oegstgeest In vergelijking met andere gemeenten zijn er vrij veel jeugdigen in zorg bij Virenze. Bij deze aanbieder nam het aantal clienten verhoudingsgewijs ook het meest toe in kwartaal 2. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn
5
6
27 48
29 53
5 3
5 4
1
1
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 14
16
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 4
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind
5
1 1
3 4
3
6 1
23 2
22 3
1
Prodeba Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
86
83
34
40
234
246
4
3
22
25
4
6
3
3
1
2
Teylingen In deze bijlage vindt u de gegevens over Teylingen zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf In Teylingen stijgt het aantal jeugdigen dat ambulante hulp op locatie aanbieder krijgt. Die stijging was er vooral in het eerste kwartaal. In het tweede kwartaal is de toename kleiner. De overige hulpvormen zonder verblijf, blijven nagenoeg gelijk. In het eerste kwartaal was bij veel gestarte trajecten nog niet bekend wie de verwijzer was. In het tweede kwartaal is te zien dat een groot gedeelte van de clienten zijn verwezen door het JGT (figuur 5).
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
600 400 200 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 60 40 20 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 30 25 20 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 verwijzers gestarte trajecten zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf Het aantal jeugdigen met zorg met verblijf nam af. De daling vond plaats in het eerste kwartaal.
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 20 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Aanbieders specialistische hulp actief in Teylingen Er zijn geen opvallendheden over het aantal kinderen dat in zorg is bij de verschillende aanbieders. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent Mentaal Beter onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn
9
12
109 74
115 79
7 4
6 6
3 1 1
3 1 1
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 26
26
1 4 10
1 4 12
1
1
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 15
15
3
3
1 3
1 3
2 2 1 47 11
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind
11
11
1
1
3
4
1
2
1
1
2
2 49 8
Prodeba RID Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
1 134
142
32
33
436
457
8
11
50
55
24
24
12
12
5
7
Zoeterwoude In deze bijlage vindt u de gegevens over Zoeterwoude zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf In Zoeterwoude stijgt het aantal jeugdigen dat ambulante hulp op locatie aanbieder krijgt. Die stijging was er vooral in het eerste kwartaal. De overige hulpvormen zonder verblijf, blijven nagenoeg gelijk (figuur 1 t/m 3). In verhouding met andere gemeenten is het aandeel clienten dat is verwezen door artsen groot. Het gaat wel over weinig trajecten, waardoor dit ook op toeval kan berusten (figuur 5).
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
80 60 40 20 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 8 6 4 2 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 6 5 4 3 2 1 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 verwijzers gestarte clienten zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80% onbekend
Zorg met verblijf Er zijn heel weinig jeugdigen met een vorm van zorg met verblijf.
100%
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 8 6 4 2 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Aanbieders specialistische hulp actief in Zoeterwoude Het grootste gedeelte van de clienten in zorg bij Rivierduinen. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo Het Raamwerk horizon Inzowijs ipse de bruggen jeugdbescherming west Jeugdformaat leestalent onderwijsadvies
3
3
7
6
1
1 1
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 2
3
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 1
1
3
3
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind
1 1
1 5
4
5
6
1
Pluryn Prodeba Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
39
42
1
2
55
60
2
3
4
6
5
5
5
6
1
1
Alphen a/d Rijn In deze bijlage vindt u de gegevens over Alphen a/d Rijn zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal clienten in zorg zonder verblijf wat toenneemt in Alphen a/d Rijn. Normaliter stijgt of daalt de groene lijn met het verschil tussen het aantal gestarte en afgesloten clienten. Bij ambulante hulp in netwerk jeugdige is te zien dat het aantal clienten dat in zorg was op 30-3-2015 hoger was dan verwacht op basis van het aantal gestarte en afgesloten clienten in kwartaal 1. Bij daghulp was het aantal clienten in zorg op 30-3-2015 juist wat lager dan verwacht. Dit kan komen doordat trajecten met terugwerkende kracht zijn afgesloten. In kwartaal 2 is het aandeel verwijzingen door artsen afgenomen en van het JGT toegenomen.
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
1200 1000 800 600 400 200 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Alphen a.docx
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 200 150 100 50 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 120 100
aantal gestarte clienten
80
aantal beeindigde clienten
60 40
aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
20 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Alphen a.docx
figuur 5 verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
80%
gecertificieerde instelling
100%
onbekend
Zorg met verblijf De zorg met verblijf blijft in het eerste halfjaar in Alphen aan den Rijn gelijk of daalt iets.
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 100 80 60 40 20 0 kw4-14 gezinsgericht
kw1-15 gesloten plaatsing
kw2-15 pleegzorg
overig verblijf
De gegevens laten per aanbieder geen opvallende toe of afnames zien in kwartaal 2. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie
2play cardea
begin eind 2 2 40 46
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 77
81
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 35
42
pleegzorg begin eind 1
Overig verblijf begin eind 1
8
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Alphen a.docx
6
centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent Mentaal Beter onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn Prodeba RID Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
4 8 120
6 11 130
53 14 8 11 2 7
56 11 9 11 2 8
11 13 83 17
12 12 89 15
8 590
8 623
8 11
1
14 1 35 1
11
10
16 3
17 3
24
25
1 17
1
17 15 36 1
24
21
24
4 7
12
9
1
1010 1062
171
184
90
84
85
1 19
5
5
10 1
10 1
2 5
4 5
6
5
76
74
28
100
1 91
1 92
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Alphen a.docx
Hillegom In deze bijlage vindt u de gegevens over Hillegom zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal clienten in zorg zonder verblijf wat toeneemt in Hillegom. In kwartaal 2 is het JGT de belangrijkste verwijzer naar jeugdhulp zonder verblijf (figuur 5).
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
200 150 100 50 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 40 30 20 10 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\hillegom.docx
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 20 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf De zorg met verblijf is er een stijging te zien bij het overig verblijf.
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\hillegom.docx
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
De gegevens laten per aanbieder laten zien dat nieuwe clienten daghulp allemaal in zorg zijn gekomen bij Cardea. Het aantal clienten bij Onderwijsadvies en Rivierduinen is ook toegenomen. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de waag driestar educatief gemiva Heerenloo Het Raamwerk horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent Mentaal Beter onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn Prodeba Rivierduinen
7
3
14 17
14 17
2
3
1
1
3 29 2
75
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 15
14
1 3 3
1 1 4 6 2
3
5
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 9
3 1
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind
16
1
2
4
6
2
3
1
1
2 1 10
11
2 39 4
88
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\hillegom.docx
SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker eindtotaal
6 156
7 178
25
33
13
19
2 12
2 13
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\hillegom.docx
8
12
Kaag en Braassem In deze bijlage vindt u de gegevens over Kaag en Braassem zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal clienten in zorg zonder verblijf wat toeneemt in Kaag en Braassem. In kwartaal 2 is het JGT de belangrijkste verwijzer naar jeugdhulp zonder verblijf (figuur 5).
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
300 200 100 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 60 40 20 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Kaag en Braassem.docx
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 20 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf De zorg met verblijf is er een stijging te zien bij gezingericht verblijf. Er is echter sprake van erg kleine aantallen.
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Kaag en Braassem.docx
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg
15 10 5 0
kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Meer dan de helft van de clienten zit in zorg bij Rivierduinen. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie
2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent Mentaal Beter onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn Prodeba RID Rivierduinen
begin eind 1 1 6 11
6 32
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 21
17
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 11
12
1
1
1
2
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind 1
7 32
3 2
3 2
2
4
7 3
1 11 6
1 10 2
1 3 33 2
1 133
1 128
4
1 1
1 1
3
1 1
1 3 34 3
1 10
3
1
1 6
1
8
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Kaag en Braassem.docx
SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
7
7
234
235
37
43
15
18
12
12
6
9
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Kaag en Braassem.docx
Katwijk In deze bijlage vindt u de gegevens over Katwijk zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal cliënten in zorg zonder verblijf wat toeneemt in Katwijk. Normaliter stijgt of daalt de groene lijn met het verschil tussen het aantal gestarte en afgesloten clienten. Bij ambulante hulp in netwerk jeugdige is te zien dat het aantal clienten dat in zorg was op 30-3-2015 hoger was dan verwacht op basis van het aantal gestarte en afgesloten clienten in kwartaal 1. Bij het aantal clienten in de daghulp was het aantal clienten in zorg op 30-3-2015 juist wat lager dan verwacht. Dit kan komen doordat trajecten met terugwerkende kracht zijn afgesloten. In kwartaal 2 is het JGT vaker de verwijzer naar jeugdhulp zonder verblijf dan in het eerste kwartaal. (figuur 5)
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
800 600 400 200 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Katwijk.docx
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 140 120 100 80 60 40 20 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 80 60 40 20 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Katwijk.docx
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf De zorg met verblijf is er een stijging te zien bij overig verblijf en een daling bij pleegzorg. Het gaat niet over erg grote aantallen.
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 50 40 30 20 10 0 kw4-14 gezinsgericht
kw1-15 gesloten plaatsing
kw2-15 pleegzorg
overig verblijf
Er zijn geen grote bijzonderheden te melden over hoe clienten verdeeld zijn over de verschillende aanbieders. Bij Centraal Nederland en Inzowijs nam het aantal clienten vrij fors toe.
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Katwijk.docx
Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo Het Raamwerk horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent Mentaal Beter onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn Prodeba RID Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
12
15
30 24 147
37 25 161
9 7
10 6
2 7
3 5
2
1
1 38 4
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 62
2 1 1 27 4
5 1
40
42
4
3
2 13 3
2 15 3
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind
41
39
2
2
3
4
22
23
8
8
2
2
1
1 2
36
40
35 6
2 41 4 23
1 313
54
Daghulp op locatie aanbieder begin eind
26
1 313
45
46
642
670
120
127
62
65
1
1
44
42
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Katwijk.docx
Leiden In deze bijlage vindt u de gegevens over Leiden zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal cliënten in zorg zonder verblijf wat toeneemt in Leiden, met uitzondering van het aantal clienten dat daghulp krijgt op locatie aanbieder in het tweede kwartaal Het aandeel clienten dat verwezen is door het JGT stijgt tussen kwartaal 1 en 2, maar dat geldt ook voor het aantal clienten dat door een arts is verwezen. In veel andere gemeenten zijn de verwijzingen door artsen gedaald (figuur 5).
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
1200 1000 800 600 400 200 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Leiden.docx
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 300 200 100 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 100 80 60 40 20 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Leiden.docx
Zorg met verblijf De zorg met verblijf is er een stijging te zien bij pleegzorg en een daling bij overig verblijf. Het gaat niet over erg grote aantallen.
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 100 80 60 40 20 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Er zijn geen grote bijzonderheden te melden over hoe clienten verdeeld zijn over de verschillende aanbieders. Bij Curium nam het aantal clienten vooral toe. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo horizon Inzowijs ipse de bruggen
59
48
15 146
20 174
16 12
18 16
12 2 1
15 2 1
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 115
115
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 55
56
5
7
17 2
18 1
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind 25
22
17
18
4
7
8
8
1
2 28 9
2 40 7
78 11
78
7
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Leiden.docx
Jeugdformaat leestalent onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn Prodeba RID Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
5 121 13
118 16 43
7 448
5
1 3
1 3
1
1
59
60
53
7 449 1
78 930
81 965
197
218
90
89
1 84
84
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Leiden.docx
Leiderdorp In deze bijlage vindt u de gegevens over Leiderdorp zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal cliënten in zorg zonder verblijf licht toeneemt in Leiderdorp met uitzondering van het aantal clienten met ambulante hulp in het eigen netwerk. Het aandeel clienten dat verwezen is door het JGT stijgt tussen kwartaal 1 en 2, maar dat geldt ook voor het aantal clienten dat door een arts is verwezen. In veel andere gemeenten zijn de verwijzingen door artsen gedaald (figuur 5).
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
300 200 100 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 40 30 20 10 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\leiderdorp.docx
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 40 30 20 10 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf De zorg met verblijf blijft nagenoeg gelijk.
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\leiderdorp.docx
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 20 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Er zijn geen grote bijzonderheden te melden over hoe clienten verdeeld zijn over de verschillende aanbieders. De grootste stijging van cliënten vond plaats bij Onderwijsadvies. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo Het Raamwerk horizon Inzowijs ipse de bruggen jeugdbescherming west Jeugdformaat leestalent onderwijsadvies
9
7
2 50
3 54
4 1 1 3 1
7 2 1 3 1
1
1
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 22
1 6
21
1 8
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 17
pleegzorg begin eind
18
2
2
6 1 1
7 1 1 13
3 26
Overig verblijf begin eind
13
3
32
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\leiderdorp.docx
2
2
8
10
3
3
2
1
Parnassia Groep Pluryn Prodeba Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
7
5
100
104
13
13
218
233
6
6
1
1
36
37
27
29
16
16
1
1
16
17
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\leiderdorp.docx
Lisse In deze bijlage vindt u de gegevens over Lisse zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal cliënten in zorg zonder verblijf toeneemt in Lisse, met name de ambulante hulp op locatie aanbieder. Het aandeel clienten dat verwezen is door het JGT stijgt tussen kwartaal 1 en 2 (figuur 5).
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
250 200 150 100 50 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 40 30 20 10 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Lisse.docx
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf Het overig verblijf neemt wat af, het gaat echter op kleine aantallen.
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Lisse.docx
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 20 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Er zijn geen grote bijzonderheden te melden over hoe clienten verdeeld zijn over de verschillende aanbieders. De grootste stijging van cliënten vond plaats bij Onderwijsadvies en Rivierduinen. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo Het Raamwerk horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn
4
4
20 34
22 35
3
3
3
3
1
1
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind 15
1 1 7
33 3
16
1 1 9
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 7
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind
8
1
1
4 1
4 1 5
6
1
1
37 2
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Lisse.docx
8
8
4
3
2
2
1
1
Prodeba Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
3 69
3
75
15
16
185
198
27
30
13
14
1
1
7
8
15
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\Lisse.docx
14
Nieuwkoop In deze bijlage vindt u de gegevens over Nieuwkoop zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal cliënten in zorg zonder verblijf toeneemt in Nieuwkoop, met name de ambulante hulp op locatie aanbieder. Normaliter stijgt of daalt de groene lijn met het verschil tussen het aantal gestarte en afgesloten clienten. Bij daghulp laat de lijn echter een daling zien in kwartaal 1, terwijl er nieuwe clienten zijn gestart, en geen clienten afgesloten. Dit kan te maken hebben met het feit dat aanbieders clienten met terugwerkende kracht hebben afgesloten, waardoor ze niet meer in zorg waren op 30-3-2015, maar dat dit bij de gegevensaanlevering over kwartaal 1 nog niet bekend was. Het aandeel clienten dat verwezen is door het JGT stijgt tussen kwartaal 1 en 2 (figuur 5). Het aandeel clienten dat door een arts verwezen wordt is ongeveer gelijk gebleven
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
300 200 100 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\nieuwkoop.docx
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 60 40 20 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 20 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\nieuwkoop.docx
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf Het overig verblijf neemt wat toe, met name de pleegzorg. Het gaat echter om kleine aantallen, waardoor dit bij toeval een groot gezin dat nieuw in zorg kwam zou kunnen zijn.
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 25 20 15 10 5 0 kw4-14 gezinsgericht
kw1-15 gesloten plaatsing
kw2-15 pleegzorg
overig verblijf
Er zijn geen grote bijzonderheden te melden over hoe clienten verdeeld zijn over de verschillende aanbieders. De grootste stijging van cliënten vond plaats bij Cardea Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante
ambulante
Daghulp op
pleegzorg
Overig verblijf
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\nieuwkoop.docx
hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent Mentaal Beter onderwijsadvies Parnassia Groep Pluryn Prodeba Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
7
11
3 30
3 31
hulp in locatie netwerk aanbieder jeugdige begin eind begin eind 20
24
8
begin
eind
begin
eind
11
1
3
3
4
5
3
2
1
1
3
3
14
15
1 1 1 1 2
1 1 1 3 2
2 35 4
2 33 7
104
107
1 2 4 11
3
4
4
194
206
40
2 5 12
1 18
2
22
2
4
47
11
15
18
22
Q:\Projecten\m47 Monitoring jeugdhulpcontracten Holland Rijnland\rapportage kwartaal 2\nieuwkoop.docx
Noordwijk In deze bijlage vindt u de gegevens over Noordwijk zoals aangeleverd door de zorgaanbieders. Eventuele opvallendheden voor de gemeente zijn aangegeven. U kunt in de kwartaalrapportage van Holland Rijnland de definities en uitleg van de verschillende vormen van zorg vinden.
zorg zonder verblijf De figuren 1 t/m 3 laten zien dat het aantal cliënten in zorg zonder verblijf toeneemt in Noordwijk. Het gaat bij hulp in het netwerk van jeugdige en bij daghulp wel om erg kleine aantallen. In het eerste kwartaal was bij veel gestarte trajecten nog niet bekend wie de verwijzer was. In het tweede kwartaal is te zien dat een groot gedeelte van de clienten zijn verwezen door het JGT.
Figuur 1
Ambulante hulp op locatie aanbieder
300 200 100 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 2 Ambulante hulp in netwerk jeugdige 40 30 20 10 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
Figuur 3 daghulp op locatie aanbieder 15 10 5 0 kw4-14
kw1-15
kw2-15
aantal gestarte clienten aantal beeindigde clienten aantal clienten in zorg op laatste dag van kwartaal
figuur 5 aandeel verwijzers zorg zonder verblijf kwartaal 2
kwartaal 1
0%
20% arts
jgt
40%
60%
gecertificieerde instelling
80%
100%
onbekend
Zorg met verblijf Zorg met verblijf blijft ongeveer gelijk. Het gaat echter om kleine aantallen.
figuur 4 zorg met verblijf, aantal clienten op laatste dag kwartaal in zorg 10 8 6 4 2 0 kw4-14
kw1-15
gezinsgericht
kw2-15
gesloten plaatsing
pleegzorg
overig verblijf
Aanbieders specialistische hulp actief in Noordwijk In vergelijking met andere gemeenten zijn er vrij veel jeugdigen in zorg bij Childpoint. De grootste stijging in kwartaal 2 vond plaats bij Onderwijsadvies. Tabel 1 aantal clienten per aanbieder aan het begin en eind van kwartaal 2 (alleen vier grootste zorgvormen) ambulante hulp op locatie begin eind 2play cardea centraal nederland ChildPoint curium de buitenwereld de Jutters de waag driestar educatief gemiva Heerenloo Het Raamwerk horizon Inzowijs ipse de bruggen Jeugdformaat leestalent onderwijsadvies Parnassia Groep
ambulante hulp in netwerk jeugdige begin eind
9
10
1 50 38
1 52 42
2 1
2 2
1
2
2
2
2
2
1 6 1
1 8 1
22 4
33 4
16
17
Daghulp op locatie aanbieder begin eind 4
6
pleegzorg begin eind
Overig verblijf begin eind
4
1
1
7
7
7 1 3
3
3
3
1
Pluryn Prodeba Rivierduinen SGJ Stek Jeugdhulp virenze William Schrikker Eindtotaal
50
52
9
9
189
211
3
2
29
31
10
12
6
6
8
9
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Plan van aanpak meerjarenbeleidskader Opvang en Bescherming Basistaak Efficiencytaak X Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
14 oktober ‘15
5.
Advies PHO
1. akkoord te gaan met de inhoudelijke uitgangspunten en doelen voor het beleidkader Opvang en Bescherming; 2. akkoord te gaan met de wijze waarop we cliënten, regiogemeenten en zorgaanbieders betrekken bij het beleidskader; 3. akkoord te gaan met de wijze van inspraak voor regiogemeenten en bestuurlijke planning van het beleidskader.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
nvt
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
In de regio Holland Rijnland is afgesproken dat centrumgemeente Leiden meeloopt met het ondersteuningsprogramma van de VNG om een nieuw beleidskader te ontwikkelen op gebied van Maatschappelijke opvang, Beschermd wonen, regionaal kompas en OGGZ algemeen. De centrumgemeente heeft daartoe een plan van aanpak gemaakt. Ondanks de onzekerheden door landelijke ontwikkelingen op inhoudelijk en financieel gebied, willen we met dit plan van aanpak inhoud en tempo voorlopig vastleggen.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
X nvt Nee Ja, door: Wanneer: X nvt Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 14 oktober 2015 09.00 – 11.30 uur Gemeente Alphen aan den Rijn 06
Onderwerp: Plan van aanpak meerjarenbeleidsplan Opvang & bescherming
Beslispunten: 4. akkoord te gaan met de inhoudelijke uitgangspunten en doelen voor het beleidkader Opvang en Bescherming; 5. akkoord te gaan met de wijze waarop we cliënten, regiogemeenten en zorgaanbieders betrekken bij het beleidskader; 6. akkoord te gaan met de wijze van inspraak voor regiogemeenten en bestuurlijke planning van het beleidskader. Inleiding: De centrumgemeente Leiden voert voor de regio Holland Rijnland enkele taken uit binnen de Wmo: maatschappelijke opvang, Beschermd wonen en diverse coordinerende taken rond de OGGz doelgroep. Met de decentralisaties is er veel veranderd voor deze doelgroep. Daarnaast is het Regionaal Kompas aan vernieuwing toe. Deze ontwikkelingen vragen om een nieuw beleidskader Opvang en Bescherming. Beoogd effect: Instemming van alle gemeenten in de regio met de wijze waarop gezamenlijk (gemeenten, cliënten, zorgaanbieders) toegewerkt wordt naar een nieuw beleidskader Opvang en bescherming. Argumenten: Het is belangrijk dat er vanaf de start van het maken van dit beleidskader draagvlak is bij diverse partijen. Met dit plan van aanpak geeft de centrumgemeente inzicht in de wijze waarop dit wordt aangepakt. De Leidse raad stelt het definitieve beleidskader Opvang en bescherming vast. Daaraan vooraf loopt een traject waar cliënten, zorgaanbieders en gemeenten meepraten over de belangrijkste inhoudelijke thema’s. Kanttekeningen/risico’s: Landelijk is er op diverse onderdelen veel onduidelijkheid en/of vertraging op onderdelen die van invloed zijn op het beleidskader. Financiën bij de Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen, een visie op de toekomst van de centrumgemeentefunctie en op de afbakening van de doelgroep Beschermd wonen in de Wmo zijn grote thema’s waar landelijk veel discussie over is. Onderwerpen die van invloed zijn op een beleidskader Opvang en Bescherming. Toch willen we aan de slag, omdat alle veranderingen vragen om nieuwe houvast in de samenwerking met gemeenten en zorgaanbieders. Financiën: nvt
3
Communicatie: Er is in het plan van aanpak aandacht voor clientenparticipatie en input vanuit zorgaanbieders bij het opstellen van het beleidskader, dus vroeg in het ontwikkelen van het kader. Ook nu al wordt inzet gevraagd en geleverd van/door regiogemeenten, onder andere via de werkgroep OGGZ Holland Rijnland. Inspraak van alle partijen vindt plaats via de inspraakprocedure in de Leidse gemeenteraad. Evaluatie: nvt Bijlage: Plan van aanpak meerjarenbeleidskader Opvang en Bescherming
4
Memo Aan
Van
Doorkiesnummer
PHO Sociale agenda
A. van Brakel/M. Ouwerkerk
7233
Onderwerp
Datum
Meerjarenbeleidsplan Opvang en Beschermd wonen Plan van aanpak
30 september 2015
Geachte portefeuillehouders, Met de regio en de Leidse gemeenteraad is afgesproken dat een brede kaderstellende notitie OGGZ wordt ontwikkeld waar maatschappelijke opvang (MO) en beschermd wonen (BW) onderdeel van uitmaakt. Daarbij volgen we een landelijk ondersteuningsprogramma waarin een handreiking wordt ontwikkeld: Opvang en Bescherming. In dat kader willen we hierbij een plan van aanpak presenteren. Wat is de reikwijdte van het beleidsplan? Wat zijn belangrijke thema’s/vraagstukken? Hoe stemmen we af binnen de regio en met aanbieders en hoe organiseren we de cliëntenparticipatie/inspraak? Welke planning volgen we? Maar eerst schetsen we kort het bestaand kader. OGGZ: Iedereen telt mee en Regionaal Kompas 2008-heden De laatste vastgestelde visie op de problematiek rond OGGZ, dakloosheid en verslaving dateert van 2006 (“Iedereen telt”). Het Regionaal Kompas 2008-2013 is het uitvoeringsprogramma voor deze visie. Dit kompas is in 2014 voortgezet en geëvalueerd. De evaluatie is besproken met partners en regiogemeenten, in samenhang met een cliëntenonderzoek en de regionale OGGZ agenda in oktober 2014. Maatschappelijke opvang 2015 Met de decentralisaties is de centrumgemeentetaak met betrekking tot Maatschappelijke opvang uitgebreid met begeleiding in de MO. Het is opgenomen in de subsidieafspraken met de Binnenvest: 6 maanden begeleiding na uitstroom uit de MO komt voor rekening van de Centrumgemeente. Afspraak was dat we op basis van ervaringscijfers uit 2015 deze afspraak nader beschouwen. Maar ook het budget kan aanleiding zijn om deze afspraak opnieuw te bekijken. In de meicirculaire is een herverdeling over de centrumgemeenten opgenomen, Leiden stevent af op een korting van ongeveer €1,5 mln in 2017. Extra inzet op voorkómen dakloosheid (preventie) en maatschappelijk herstel zijn daarom belangrijke thema’s, waar beschikbaarheid van adequate huisvesting een belangrijk onderdeel van uitmaakt.
Concept
Beschermd wonen 2015 Met de nieuwe Wmo per 1/1/2015 zijn we als regio ook verantwoordelijk voor de taak Beschermd wonen. Het regionaal beleid beschermd wonen is per 1/1/2015 opgenomen in de Wmo-verordening, Wmo-beleidsregels Leiden en is verder uitgewerkt in een aparte resultaatovereenkomst bij Bestuurlijk Contracteren. Daarnaast zijn werkafspraken gemaakt tussen centrumgemeente en regiogemeenten die zijn opgenomen in de ‘Uitvoeringsnotitie Beschermd wonen regio Hollands Midden 2015’. Deze is in april besproken in PHO van 1 april 2015 en in mei vastgesteld in B&W Leiden. Tot slot hebben regiogemeenten via lokale besluitvorming de gemeente Leiden gemandateerd voor de uitvoering van Beschermd wonen, en is akkoord gegaan met financiële solidariteit rond het budget Beschermd wonen (december 2014). Ondersteuningsprogramma Opvang en bescherming Dit Ondersteuningsprogramma van de VNG is 3-ledig: 1. Ondersteuning bij de ontwikkeling van (regionale) beleidsplannen voor opvang en beschermd wonen. 2. ontwikkeling van een kwaliteitsaanpak opvang en beschermd wonen. 3. een onafhankelijke Commissie Toekomst die in chronologische volgorde drie resultaten oplevert; een visie op beschermd wonen, een voorstel voor samenwerking tussen gemeenten en uitgangspunten voor een nieuw verdeelmodel voor het budget beschermd wonen. In hetzelfde kader worden de komende tijd ook een aantal producten opgeleverd: • voorbeeld (of: wegwijzer) Meerjarenbeleidsplan Opvang en bescherming; • convenant landelijke toegang Beschermd wonen; • model beleidsregels; • modellen voor woon-huurconstructies en mandateringsconstructies;
Inhoud meerjarenbeleidsplan Uitgangspunten voor het beleidsplan zijn: cliënt centraal: vraaggericht en maatwerk aansluiting bij het gedachtegoed van de Stedelijk Kompassen, in het bijzonder de ambitie van het goed regelen van de door- en uitstroom van maatschappelijke opvang. Daarbij gaat het om regionaal maatwerk, afgestemd op de doelgroep in de regio, de regionale knelpunten en de regionale prioriteiten, inclusief wonen en bijzondere woonvormen; verbreding met de GGZ-doelgroep van het beschermd wonen; samenwerking met regiogemeenten, omdat álle gemeenten een verantwoordelijkheid hebben voor de doelgroep maatschappelijke opvang en beschermd wonen, vooral bij preventie en herstel; aansluiting op de transformatie-opgaven: het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid van mensen in kwetsbare posities, met waar mogelijk ook gebruikmaking van eigen kracht, eigen netwerk en algemene voorzieningen; integrale aanpak: afstemming met aanpalende sectoren, vooral GGZ-en verslavingszorg (Wlz en ZvW), werk en inkomen (Participatiewet), schuldhulpverlening, volkshuisvesting, jeugdhulp (Jeugdwet), passend onderwijs, volksgezondheid en veiligheid; 2
Concept
Doelen van het meerjarenbeleidsplan Opvang en Bescherming Het is de bedoeling dat er in het beleidsplan afspraken worden gemaakt over te bereiken doelen, de regionale invulling en de regionale verantwoordelijkheden. Die doelen hebben betrekking op: verantwoordelijkheid van alle gemeenten voor preventie van uitval en bestrijding dakloosheid en (zo spoedig mogelijk) herstel. Van belang daarbij is het organiseren van een integraal aanbod binnen de Wmo met oog voor GGZ problematiek; de invulling van de centrumgemeenteconstructie (in afwachting van de visie daarop van de landelijke Commissie Toekomst opvang en bescherming) een geborgde positie van de cliënt: een goede toegang tot aanbod beschermd wonen en maatschappelijke opvang en adequate cliëntondersteuning en cliëntparticipatie; een goede kwaliteit van zorg door vooral het opstellen van een kwaliteitsagenda en een systematiek van verantwoording en toezicht; continuïteit van zorg door aandacht voor meerjarenafspraken met aanbieders; een sluitend aanbod: niemand mag tussen wal en schip vallen. Goede doorstroommogelijkheden binnen het aanbod van maatschappelijke opvang en beschermd wonen en voldoende uitstroommogelijkheden naar passende woonvormen/woningen als onderdeel van herstel; ambulantisering: passend aanbod begeleid wonen in de hele regio voor de doelgroep die zelfstandig moet wonen met begeleiding als gevolg van beddenafbouw in de GGZ en VG sector (voormalige zorgzwaartepakketten 1 en 2). Belangrijke thema’s en vraagstukken Hieronder stippen we kort aan welke belangrijke inhoudelijke thema’s en vraagstukken onzes inziens (en zonder volledig te willen zijn) in ieder geval aan de orde moeten komen in het beleidsplan: A. Signalering, preventie en herstel Alle gemeenten in de regio Holland Rijnland hebben een verantwoordelijkheid naar inwoners van hun gemeente met GGZ problematiek en/of psychosociale problematiek. Voorkomen dat een beroep gedaan moet worden op opvang en bescherming is voor allen een belangrijke opgave. Dat geldt ook voor een goed vervolg na uitstroom richting zelfstandige huisvesting. B. Landelijke toegankelijkheid In de wet is landelijke toegankelijkheid geregeld voor zowel MO als BW. Dit betekent dat iedereen uit de doelgroep zich in elke gemeente kan aanmelden voor maatschappelijke opvang en Beschermd Wonen. Voor de MO is dit principe uitgewerkt in een landelijk convenant (in november herzien). Uitgangspunt hierin is dat er bij nood altijd opvang wordt geboden maar dat de opvang voor de langere termijn gebeurt door de gemeente waar de cliënt het meeste binding mee heeft (regiobinding). Het doel hiervan is te voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen én geregeld dat mensen herstellen in de gemeente waar het herstel ook het meeste kans maakt. Bij BW moet dit principe ook worden uitgewerkt. De praktijk blijkt echter ingewikkeld, zowel om zorginhoudelijke als budgettaire redenen. Dit onderwerp heeft momenteel landelijke aandacht. 3
Concept
C. Wachtlijsten Binnen de doelgroep Opvang en BW zijn verschillende soorten wachtlijsten te zien die duidelijk verband houden met elkaar: - een tekort aan plekken in de maatschappelijke opvang, met als gevolg dat mensen aangewezen blijven op de straat of marginale huisvesting. Gevolg: de problemen worden steeds groter met daardoor een langer en intensiever traject richting herstel; - wachtlijsten BW met als gevolg problematische situaties thuis, stagnatie in de doorstroom uit behandelplekken of maatschappelijke opvang. Gevolg: mensen zitten op te dure plekken voor de zorg die ze feitelijk nodig hebben (behandelplekken) of ook hier de problemen worden door het wachten steeds groter en een intensiever traject richting herstel is nodig. - wachtlijsten voor uitstroom uit MO of BW naar zelfstandige huisvesting. Gevolg: dure plekken worden bezet gehouden door mensen die met minder zorg toekunnen terwijl anderen op deze plekken moeten wachten. D. Huisvesting kwetsbare groepen Voorkomen dat mensen hun huisvesting kwijtraken maar ook zorgen voor vervolg huisvesting na opvang en bescherming is essentieel. In deze regio ervaren we daar al enkele jaren knelpunten in. Er is gebrek aan gepaste woningen voor bijzondere doelgroepen (bijvoorbeeld scheve huisjes). Ook de beperkte beschikbaarheid van sociale huurwoningen en bijvoorbeeld studio’s, vooral voor alleenstaande mannen en jongeren met een beperkt budget, is een groot knelpunt. E. Zwerfjongeren Jongeren met multiproblematiek behoren tot 18 jaar bij de jeugdhulp en krijgen daar waar mogelijk de nodige opvang, zorg en ondersteuning. Het is van groot belang dat we een goede aansluiting organiseren vanuit de diverse wetten in het aanbod voor deze doelgroep, om te voorkomen dat jongeren uitvallen. 80% van de jongeren die zwerven heeft een verleden in de Jeugdzorg. Soms is de hulp niet passend, soms sluit de hulp na hun 18de jaar niet voldoende aan. F. Pgb’s Er zijn twee soorten ervaringen met pgb. Enerzijds heeft het pgb prachtige initiatieven opgeleverd, waaronder ouderinitiatieven met veel zelfwerkzaamheid en veel resultaat en ook ouders die met hun jongvolwassen kind zeer gericht zorg aan huis inkopen. Anderzijds is er een beeld van een ‘markt’ voor nieuwe, idealistische en/of commerciële bedrijven die nauwelijks gehouden zijn aan gemeentelijk toezicht, volumeafspraken, kwaliteitseisen of regionale samenwerkingsafspraken. Het borgen van de kwantiteit en kwaliteit en het organiseren van de uitvoering van toezicht op pgb’s beschermd wonen is een belangrijke opgave. G. Ambulantisering In deze periode speelt ook de ambulantisering; residentiele zorg krimpt, ggz instellingen bouwen de totale beddencapaciteit tot 2020 af. Gevolg is dat mensen -jong en oud - langer thuis moeten wonen en daar de nodige zorg en begeleiding dienen te krijgen vanuit de lokale Wmo. Voor deze mensen, die geen toegang hebben tot beschermd of begeleid wonen, is preventie en een goed aanbod in de Wmo erg belangrijk. We willen voorkomen dat mensen tussen de wal en het schip vallen, of uit beeld raken. 4
Concept
In het voorgaande gaven we aan welke uitgangspunten en doelen onzes inziens van toepassing zijn voor het meerjarenbeleidsplan. Vervolgens schetsten we de vraagstukken die in ieder geval spelen op de terreinen Opvang en Beschermd wonen. Hieronder gaan we verder in op de aanpak die we voorstellen voor het opstellen en vaststellen van het Meerjarenbeleidsplan ‘Opvang en Bescherming’.
Plan van aanpak We bereiden allereerst een discussienotitie voor. Deze is deels informatief (inhoud en actualiteit, bijv. m.b.t. financieel kader) en deels benoemen we een aantal discussiepunten/dilemma’s met mogelijke oplossingsrichtingen. De discussienota wordt in ieder geval besproken in de Leidse raadscommissie Onderwijs en Samenleving van december 2015. Doel van deze discussienota is om input en richtinggevende uitspraken op te halen voor het op te stellen meerjarenbeleidsplan dat uiteindelijk (planning mei 2016) moet worden vastgesteld in de Leidse gemeenteraad. Cliëntenparticipatie We stellen voor cliënten en adviesraden (o.a. cliëntenraad Binnenvest, cliëntenraad ZON, Wmo adviesraad en afvaardiging van cliëntenraden van aanbieders Beschermd wonen) ook in het voortraject te betrekken en om input en advies te vragen, zodat we de input al kunnen gebruiken voor de discussienotitie. Het concept beleidsplan leggen we vervolgens ook formeel ter inspraak (incl. advisering Wmo raad Leiden). Aanbieders Voor de beleidsontwikkeling zullen we het platform OGGZ (waaraan aanbieders en regio deelnemen) gebruiken voor input en afstemming. Ook op de overlegtafel (FOT) van Bestuurlijk Contracteren en in subsidie-accountgesprekken kunnen we thema’s aan de orde stellen Regio De werkgroep OGGZ Holland Rijnland werkt mee aan het vormgeven van de inhoud van het beleidskader. Voor de besluitvorming in de regio stellen we voor om een vergelijkbaar traject te volgen als bij de regiovisie Huiselijk Geweld. Dat wil zeggen: wanneer we het beleidsplan in Leiden vaststellen voor inspraak, vragen we de regiogemeenten om een zienswijze in te dienen. Tijdens deze inspraakperiode kunnen we het concept beleidsplan in het PHO agenderen (en bijv. een presentatie houden). Uiteindelijk stellen we het beleidsplan in de Leidse gemeenteraad vast.
5
Concept
Planning Uitgangspunt voor de planning: vaststellen in de Raad van Leiden mei 2016. Zodoende kan het kader betrokken kan worden bij de begroting 2016 en kan het beleidsplan de basis vormen voor de inkoop of subsidiering van voorzieningen voor 2017. Bestuurlijke planning in het kort: I Discussienotitie beschermd wonen 24/11/2015: B&W Leiden 10/12/2015: Cie. O&S meningsvormend II Beleidsplan ‘Opvang en bescherming’(werktitel) - 26/1/2016 of 2/2/2016: B&W Leiden - vaststellen voor inspraak en verzoek zienswijzen regiogemeenten - 6 weken inspraak - 11/4/2016: B&W Leiden na inspraak/zienswijzen regio - ca. eind april: raadscommissie O&S meningsvormend/horen insprekers - mei: Raadscommissie O&S besluitvormend - eind mei: Leidse gemeenteraad Risico voor de planning en inhoudelijke ontwikkeling van beleid Het ondersteuningsprogramma van de VNG loopt op meerdere onderdelen vertraging op: de commissie Toekomst levert niet, zoals aanvankelijk gepland, in september haar visie op o.a. verdeelmodel en de centrumgemeentefunctie. Planning is nu medio oktober. de discussie over de verdeling van de middelen voor zowel MO als BW is nog in volle gang. de discussie over de afbakening van de doelgroep (gaat een deel van de doelgroep alsnog naar de Wlz?) wordt pas in de loop van 2016 uitgewerkt. Drie belangrijke elementen om het beleid mee vorm te geven terwijl er nog altijd veel onzekerheid over is. Bespreek/beslispunten Voorstel: 1. akkoord te gaan met de inhoudelijke uitgangspunten en doelen voor het beleidkader Opvang en Bescherming 2. akkoord te gaan met de wijze waarop we cliënten, regiogemeenten en zorgaanbieders betrekken bij het beleidskader 3. akkoord te gaan met de wijze van inspraak voor regiogemeenten en bestuurlijke planning van het beleidskader
6
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
MEE specialistenpool en coördinatie integrale vroeghulp Platformtaak volgens gemeente Het garanderen van de continuïteit van de regionale inzet van MEE ZHN in de specialistenpool en de integrale vroeghulp. Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
14-10-2015
5.
Advies PHO
1. In 2016 de regionale inzet van MEE ZHN in de specialistenpool en de integrale vroeghulp te blijven bekostigen;1 2. Aan MEE als voorwaarde mee te geven dat zij een plan opstellen om het gebruik van de specialistenpool te bevorderen in gemeenten waar nu nog niet veel gebruik van de specialistenpool wordt gemaakt. 3. De kosten voor deze voorzieningen te verdelen over de deelnemende gemeenten op basis van dezelfde verdeelsleutel als in 2015. 4. De kosten voor deze voorzieningen op te nemen in de gemeentelijke subsidiebeschikkingen MEE ZHN 2016.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
n.v.t.
1 Deze afspraak geldt niet voor de gemeente Voorschoten. Zij zijn inzake de cliëntondersteuning aangesloten bij de regio Haaglanden.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Voorgesteld wordt om de specialistenpool van MEE en de coördinerende taak van MEE bij de integrale vroeghulp in 2016 opnieuw met alle HR gemeenten gezamenlijk te financieren uit de lokale budgetten voor cliëntondersteuning. Nee
Buiten begroting Holland Rijnland (lokale subsidie gemeenten) te weten: De totale kosten voor de specialistenpool bedragen € 405.001,- (4 fte). De totale kosten voor de deelname van MEE aan integrale vroeghulp bedragen € 49.460,- (0,56 fte). Bij elkaar is dit € 454.461,-. Per gemeente gaat het om ongeveer 10% van het lokale budget voor cliëntondersteuning. Incidenteel Relevante regelgeving: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet 2015 Eerdere besluitvorming: Regionale afspraken MEE 2015
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO Maatschappij
Datum: Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
14 oktober 2015 11
Onderwerp: MEE specialistenpool en coördinatie integrale vroeghulp
Beslispunten: De colleges van de regiogemeenten te adviseren: 1. In 2016 de regionale inzet van MEE ZHN in de specialistenpool en de integrale vroeghulp te blijven bekostigen;2 2. Aan MEE als voorwaarde mee te geven dat zij een plan opstellen om het gebruik van de specialistenpool te bevorderen in gemeenten waar nu nog niet veel gebruik van de specialistenpool wordt gemaakt. 3. De kosten voor deze voorzieningen te verdelen over de deelnemende gemeenten op basis van dezelfde verdeelsleutel als in 2015. 4. De kosten voor deze voorzieningen op te nemen in de gemeentelijke subsidiebeschikkingen MEE ZHN 2016. Inleiding: Algemene context
Gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning van alle inwoners. De cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (zintuiglijk, lichamelijk en verstandelijk, niet-aangeboren hersenletsel en autisme) wordt gegeven door MEE. Op basis van een bestuursakkoord tussen VWS, VNG en MEE Nederland uit februari 2014, waren gemeenten verplicht om de dienstverlening van MEE in 2015 te continueren. In 2015 hebben de HR gemeenten allen MEE lokaal gesubsidieerd op vier onderdelen; de lokale inzet van onafhankelijke cliëntondersteuning, de lokale inzet in de Jeugd- en Gezinsteams, de regionale inzet van een specialistenpool en de regionale coördinatie van de integrale vroeghulp. In 2016 zijn gemeenten vrij om individueel te bepalen of en hoe zij de dienstverlening van MEE willen inzetten. Voorstel is om voor 2016 de regionale voorzieningen opnieuw op regionaal niveau in stand te houden. De specialistenpool bestaat uit ervaren gedragsdeskundigen. Het zijn geregistreerde psychologen en orthopedagogen die op afroep kunnen worden ingeschakeld door professionals. Deze pool ondersteunt wijkteams en vergelijkbare netwerken met specifieke kennis over de doelgroepen van MEE en het stellen van diagnoses. De specialistenpool is in het eerste half jaar van 2015 vooral ingezet op diagnostiek en testen. In totaal heeft de specialistenpool in het eerste half jaar 59 onderzoekstrajecten gedaan. Het beeld van de specialisten is dat de problematiek zwaarder is dan eerdere jaren: vaak zijn cliënten langere tijd overvraagd en is de ondersteuningsbehoefte niet goed ingeschat. De specialisten hebben in elke gemeente één of meerdere trainingen gegeven aan professionals over LVB, ASS en NAH. Een aantal gemeenten ziet graag dat de specialistenpool het komend half jaar sterker gaat inzetten op het trainen van de 2 Deze afspraak geldt niet voor de gemeente Voorschoten. Zij zijn inzake de cliëntondersteuning aangesloten bij de regio Haaglanden.
3
professionals in de teams in gedragsinterpretatie. Ook dient de specialistenpool te blijven inzetten op naamsbekendheid. In de ene gemeente wordt nu meer gebruik gemaakt van de specialistenpool dan in de andere gemeente. MEE verwacht dat de inzet van de specialistenpool in de tweede helft van 2015 toe zal nemen, doordat veel gemeentelijke wijkteams in het begin van 2015 in een opstartfase zaten, waardoor de teams meer op de interne organisatie gericht waren. MEE verricht in 2015 (en eerder) de coördinatie van integrale vroeghulp. Integrale vroeghulp richt zich op het zo snel mogelijk bieden van passende ondersteuning aan jonge gezinnen met kinderen met een ontwikkelingsachterstand of gedragsproblemen. Integrale vroeghulp heeft een preventieve functie en wordt geboden door een multidisciplinair samenwerkingsverband van organisaties, waaraan onder andere zorgaanbieders, het revalidatiecentrum en MEE deelnemen. Beleidskader Jeugdwet 2015 Wmo 2015 Rol Holland Rijnland Het grootste deel van de dienstverlening van MEE is in 2015 gedecentraliseerd naar de individuele gemeente. Ook voor 2016 maakt elke individuele gemeente afspraken met MEE ZHN over hun inzet. Een deel van de huidige dienstverlening van MEE ZHN is echter regionaal (op niveau van Holland Rijnland) georganiseerd. Het gaat om de specialistenpool (4 fte gedragswetenschappers) en de coördinerende taak van MEE ZHN in de regionale voorziening integrale vroeghulp (0,56 fte coördinatie). Holland Rijnland vervult hier dus een platformfunctie. Beoogd effect: Het garanderen van de continuïteit van de regionale inzet van MEE ZHN in de specialistenpool en de integrale vroeghulp. Argumenten: 1. Alleen op regionale schaal kan de continuïteit van de specialistenpool en de integrale vroeghulp gegarandeerd worden.
Om de specifieke expertise binnen deze voorzieningen op niveau te houden en de dienstverlening betaalbaar te houden, is regionale schaal noodzakelijk. De inzet vanuit MEE per gemeente is te klein om apart per gemeente te organiseren. 2. Het lijkt er op dat nog niet alle HR gemeenten de beschikbaarheid van de specialistenpool optimaal benutten. Uit de eerste halfjaarrapportage komt naar voren dat de specialistenpool in de ene gemeente veel meer wordt ingezet dan in de andere gemeente. MEE heeft een belangrijke rol in het vergroten van de bekendheid van de specialistenpool en het bij gemeenten onder de aandacht brengen van de diverse manieren waarop zij gebruik kunnen maken van de specialistenpool, op een manier die aansluit bij de lokale situatie. Als MEE met een concreet plan komt is het voor gemeenten duidelijker hoe zij de specialistenpool kunnen benutten.
4
3. Door de verdeling van de budgetten gelijk te houden aan vorig jaar passen de kosten bij de meeste gemeenten binnen de beschikbare budgetten. De meeste HR gemeenten hebben in 2016 hetzelfde budget voor cliëntondersteuning beschikbaar als in 2015. De verdeelsleutel van 2015 is gebaseerd op het aantal MEE cliënten per gemeente in 2013. Er is door de werkgroep gekeken naar alternatieve verdeelsleutels, op basis van inwoneraantal en op basis van de integratie-uitkering sociaal domein. Dit leidde tot een andere verdeling en tot bezwaren van gemeenten die aanzienlijk meer aan de specialistenpool en IVH zouden gaan bijdragen dan vorig jaar. 4. De budgetten voor cliëntondersteuning zijn lokale budgetten. Het is daarom het meest praktisch als gemeenten de subsidiering van de specialistenpool en integrale vroeghulp, net als vorig jaar, opnemen in de lokale subsidiebeschikkingen aan MEE. Als de financiering via Holland Rijnland zou lopen, ontstaan er onnodige extra financiële stromen tussen gemeenten en Holland Rijnland. Kanttekeningen/risico’s: Dit voorstel is gebaseerd op deelname van alle gemeenten. Mocht een gemeente niet mee willen financieren, dan moet MEE snijden in de kosten en daardoor waarschijnlijk in het niveau van de dienstverlening. Financiën: De rijksmiddelen voor MEE zijn per 1 januari 2015 ongeoormerkt overgeheveld naar het budget sociaal domein (Wmo). Dit betekent dat de individuele gemeenten vrij zijn in de besteding van deze gelden. De totale kosten voor de specialistenpool bedragen € 405.001,(4 fte). De totale kosten voor de deelname van MEE aan integrale vroeghulp bedragen € 49.460,- (0,56 fte). Bij elkaar is dit € 454.461,-. Per gemeente gaat het om ongeveer 10% van het lokale budget voor clientondersteuning.
Budget cliëntondersteuning en FTE per gemeente ingediende subsidieaanvragen 2016 Specialisten FTE IVH FTE Holland Rijnland Alphen aan den € 88.220 0,87 € 10.138 0,11 Rijn Kaag en Braassem € 14.182 0,14 € 2.444 0,03 Nieuwkoop € 14.397 0,14 € 2.574 0,03 Lisse € 14.797 0,15 € 2.128 0,02 Hillegom € 18.102 0,18 € 1.983 0,02 Teylingen € 26.153 0,26 € 3.402 0,04 Noordwijk € 17.720 0,18 € 2.440 0,03 Noordwijkerhout € 12.103 0,12 € 1.496 0,02 Leiden € 108.897 1,08 € 11.385 0,13 Leiderdorp € 19.281 0,19 € 2.541 0,03 Oegstgeest € 11.499 0,11 € 2.200 0,02 Katwijk € 55.838 0,55 € 5.957 0,07 Zoeterwoude € 3.812 0,04 € 772 0,01 Subtotaal € 405.001 4,00 € 49.460 0,56
5
Communicatie: MEE wordt van dit besluit op de hoogte gesteld. Ook nemen alle gemeenten de subsidie aan de specialistenpool en de integrale vroeghulp op in hun lokale subsidiebeschikking. Evaluatie: De afspraken met MEE gelden voor 2016. Dit betekent dat er voor 2017 en verder nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. Bij het maken van de nieuwe afspraken zullen deze afspraken worden geëvalueerd en waar nodig worden aangepast of veranderd. Hierbij wordt onder meer gekeken naar het benodigde aantal fte voor de specialistenpool in 2017 en verder, in relatie tot de verwachting dat de kennis over de ‘MEE doelgroepen’ binnen de wijkteams/gemeenten verder zal toenemen. Bijlagen: Eerste halfjaarrapportage 2015 specialistenpool MEE
6
Halfjaarrapportage Specialistenpool regio Holland Rijnland Januari t/m juni 2015
MEE Zuid-Holland Noord Kwartaalrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Opzet van de Specialistenpool De MEE-consulenten en andere medewerkers van JGT’s en SWT’s lossen vraagstukken zoveel mogelijk aan de voorkant op (binnen de teams). Vanwege de generalistische werkwijze van de JGT’s en SWT’s is het van belang dat er gebruik kan worden gemaakt van een onafhankelijke Specialistenpool die niet verbonden is aan een zorgaanbieder. De consulenten van MEE kennen de werkwijze van de gedragsdeskundigen en deze zijn goed op elkaar ingespeeld. Bredere inzet van de Specialistenpool voor andere collega’s uit het generalistisch team is wenselijk omdat ook andere collega’s te maken zullen krijgen met mensen met een (vermoeden van ) verstandelijke beperking. De gedragsdeskundigen van de Specialistenpool zijn dus complementair aan de JGT’s en SWT’s door op afroep ingeschakeld te worden op het moment dat er een bijzonder complexe vraag ligt waarbij de consulent of andere hulpverlener een tweede paar ogen wil laten meekijken, advies wil of wanneer er diagnostiek nodig is. Dit zal met name gaan over vraagstukken waarbij er sprake is van (een vermoeden van) LVB problematiek, autisme of NAH. Vroegsignalering is essentieel en geeft richting aan de verdere hulpverlening en voorkomt dat interventies worden ingezet die niet geschikt zijn voor deze doelgroepen. Dit is enerzijds tijd en kostenbesparend, anderzijds is dit voor de cliënt van grote meerwaarde omdat hij hierdoor snel op de juiste manier geholpen wordt. Omdat er nog veel veranderingen zijn is het van belang om lerend te ontwikkelen. De Specialistenpool is flexibel en moet te allen tijde aansluiting blijven vinden bij de praktijk, werkwijze en de vragen vanuit de teams.
Algemeen Deze halfjaarrapportage heeft als doel een beeld te geven van de werkzaamheden van de Specialistenpool in het eerste halfjaar van 2015 voor de regio Holland Rijnland. Daar waar de focus in het eerste kwartaal vooral lag op profilering en positionering van de Specialistenpool in de verschillende gemeenten binnen de regio, is er in het tweede kwartaal een duidelijke groei te zien in het aantal onderzoeken en consultatievragen vanuit de ondersteuningsteams. De inzet op het verkrijgen van bekendheid binnen de teams heeft een positief effect gehad. Wanneer gekeken wordt naar voorgaande jaren is echter wel een discrepantie zichtbaar in het aantal onderzoeksen consultatievragen. In navolging van de tendens die binnen de jeugdzorg zichtbaar is, lijken ook binnen de doelgroep van kwetsbare burgers mensen minder goed hun weg te vinden naar passende hulpverlening. De problematiek blijkt vele malen heftiger wanneer mensen uiteindelijk wel op de juiste plek terechtkomen met alle gevolgen van dien. De Specialistenpool heeft zich daarom ten doel gesteld het komend halfjaar de samenwerking met de VG/GGZ te versterken en meer fysiek aanwezig te zijn in de gemeenten om er zo nog meer aan bij te dragen dat inwoners sneller op de juiste plek terechtkomen en passende ondersteuning krijgen.
2 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Op basis van de eerste cijfers kunnen we concluderen dat het aantal consultatie- en onderzoeksvragen nog achterblijven ten opzichte van voorgaande jaren. Hiervoor hebben wij twee verklaringen: Enerzijds zien we dat gemeenten binnen regio Holland Rijnland het eerste half jaar hard nodig hadden om alle veranderingen een plek te geven. Daar waar er sprake is van werken in teams (zowel in jeugdteams als wijkteams) was de focus vooral intern gericht en die zin was er minder ruimte om met het omliggende veld aan de slag te gaan. De tendens is wel dat dit steeds meer gaat komen en in een aantal gemeenten loopt het zelfs al goed. Een andere verklaring voor het verschil met voorgaande jaren ligt mogelijk in de mate waarin cliënten hun weg kunnen vinden naar hulpverlening in de nieuwe situatie. De beweging die landelijk gezien wordt 1 binnen de jeugdhulpverlening lijkt ook hier zichtbaar, niet alleen voor jeugdigen, maar ook voor kwetsbare volwassen inwoners met een beperking. Er wordt soms te lang geprobeerd hulp te bieden vanuit het ‘reguliere kader’ wat het risico op escalatie van de problemen en uiteindelijk zwaardere inzet van hulpverlening vergroot. Het is de vraag in hoeverre mensen met een beperking als zodanig worden herkend (onwil vs. onvermogen) en passende ondersteuning wordt ingezet.
Een ‘goede’ eerste indruk Mevrouw A. (36 jaar) wordt aangemeld bij de Specialistenpool door een medewerker re-integratie van de gemeente. Mevrouw is al ruim 2 jaar bezig met een re-integratietraject vanuit de gemeente, maar boekt weinig vooruitgang en er is weinig zicht op uitstromen. De betrokken medewerker vermoedt dat er bij mevrouw sprake is van psychische problematiek. Vanuit de Specialistenpool is diagnostisch onderzoek uitgevoerd. Er heeft een anamnesegesprek plaatsgevonden voorafgaand aan het onderzoek. Tijdens dit gesprek met de gedragsdeskundige van de Specialistenpool maakt mevrouw een verbaal vaardige eerste indruk. Zodra echter wordt doorgevraagd blijkt dat mevrouw zaken minder goed begrijpt. Daarnaast wordt in het gesprek duidelijk dat mevrouw speciaal basisonderwijs heeft gevolgd. Mevrouw heeft bij de gemeente aangegeven VMBO te hebben gedaan, maar dit is gezien de leeftijd van mevrouw niet mogelijk, daar VMBO pas later is ingevoerd. Uit het afgenomen intelligentieonderzoek blijkt dat mevrouw op licht verstandelijk beperkt niveau functioneert. Bij mevrouw bestaat gezien de vaardige eerste indruk die zij maakt een fors risico op overvraging. Het reeds ingezette traject heeft hierdoor mogelijk niet goed aangesloten bij mevrouw, waardoor weinig vooruitgang werd geboekt. De psychische klachten waar mevrouw mee kampt(e) lijken gedeeltelijk samen te hangen met overvraging. Mevrouw wil echter vooralsnog op haar eigen manier blijven solliciteren op ‘normale’ vacatures. Door middel van handelingsgerichte adviezen hoe om te gaan met mevrouw heeft de betrokken medewerker van de gemeente meer handvatten om met mevrouw in gesprek te gaan en te blijven. Mevrouw heeft sinds kort werk gevonden via een uitzendbureau.
1
http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/article/detail/4108560/2015/07/27/Opvangcentra-voor-crisisjeugd-zitten-tjokvol.dhtml
3 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Deskundigheidsbevordering In het kader van het creëren van bewustwording en het sneller signaleren/herkennen van mensen met een beperking, is het afgelopen halfjaar vanuit de Specialistenpool ingezet op het aanbieden van deskundigheidsbevordering aan professionals. De specialistenpool heeft het afgelopen halfjaar bij verschillende gemeenten workshops en trainingen gegeven over mensen met een (licht) verstandelijke beperking (LVB), autismespectrumstoornis (ASS) of niet-aangeboren hersenletsel (NAH). In de workshops is veel aandacht geweest voor praktijkvoorbeelden en casuïstiek. Tijdens trainingen blijkt dat sommige professionals veel kennis hebben op het gebied van (L)VB, maar dat het bij een grote groep nog aan kennis ontbreekt over het herkennen van een beperking. Het valt tijdens de workshops op dat het aantal mensen met een beperking in een wijk of gemeente structureel wordt onderschat. Inwoners met een licht verstandelijke beperking worden nog niet altijd gezien, omdat men in eerste instantie goed lijkt te functioneren of zich goed kan presenteren. Vaak blijkt nadat iemand al een tijd begeleiding ontvangen heeft dat adviezen niet aankomen of dat er ‘ja wordt gezegd, maar nee wordt gedaan’. Vaak wordt onkunde als onwil geïnterpreteerd. Tijdens de workshops geven professionals aan dat zij handvatten missen om mensen met een beperking te signaleren en dat de aanpak van jongeren en volwassenen met een beperking zeer specifiek is. De specialistenpool biedt dan praktische tips en duidelijke begeleidingsadviezen voor deze doelgroepen en de mogelijkheid om casussen te bespreken. In een training in een jeugdteam had een professional een duidelijk ‘aha-moment’ toen besproken werd wat kenmerken kunnen zijn van ouders met een verstandelijke beperking. Een schuldhulpverlener herkende veel van de voorbeelden die gegeven werden tijdens de workshop en vroeg zich af of ‘die ene cliënt die zo ongemotiveerd leek’ misschien toch zwakbegaafd zou kunnen zijn. Andere professionals gaven na afloop van de workshops aan dat zij scherper zullen letten op signalen en dat zij meer aandacht hebben voor het herkennen van mensen met een beperking. We bemerken dat informatie over LVB, ASS en NAH na een eenmalige workshop onvoldoende beklijft. De specialistenpool zal zich daarom blijven inzetten om kennis over te dragen en professionals bij te scholen, zodat zij de mogelijkheden behouden om adequaat in te spelen op cliëntsituaties wanneer deze daarom vragen. Integrale Vroeghulp (IVH) De specialistenpool is verbonden aan Integrale Vroeghulp en biedt in dit kader ontwikkelingsonderzoek voor kinderen van 0 tot 7 jaar. In het afgelopen half jaar hebben gedragsdeskundigen verschillende onderzoeken gedaan, waarbij een integraal beeld werd gevormd van de ontwikkeling van een kind. Verschillende ontwikkelingsgebieden werden in kaart gebracht (o.a. door observatie op de peuterspeelzaal/school, ontwikkelingstests, vragenlijsten, gesprek met ouders, dossieranalyse) en er werd nauw samengewerkt met ouders en hulpverlening rondom het gezin. Vanuit het onderzoek komt een advies over welke begeleiding passend is (bijv. intensieve opvoedondersteuning) en welke vervolgstappen gezet moeten worden (bijv. doorverwijzing naar een kinderdagcentrum of extra ondersteuning op de peuterspeelzaal/school). De specialistenpool heeft de nodige aandacht voor de verwachtingen en ideeën van ouders en het verwerkingsproces dat zij doormaken als blijkt dat hun kind een ontwikkelingsachterstand of beperking heeft.
4 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Samenwerking met VG-GGZ Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat psychiatrische stoornissen en gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking (30-50% van de gevallen) veel vaker voorkomen dan bij de gewone populatie (10%). Met andere woorden: mensen met een verstandelijke beperking lopen 3 tot 5 keer hoger risico om aan een psychiatrische stoornis of gedragsprobleem te lijden. Dit hoge percentage bij deze populatie heeft te maken met een breed scala aan biologische, psychologische, sociale en ontwikkelingsrisicofactoren, met inbegrip van cognitieve tekorten, communicatieproblemen, omgevingsproblemen en familiaire belasting. Deze factoren kunnen op zichzelf, of in combinatie met elkaar, de kwetsbaarheid voor psychische stoornissen van deze personen vergroten. Psychische en gedragsproblemen vormen een grote bedreiging voor een goede geestelijke gezondheid en daarmee voor een goede kwaliteit van bestaan. In al deze gevallen is een vorm van specifieke aandacht en bejegening dus noodzakelijk. Dit kan alleen gegeven worden als er op zorgvuldige wijze onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden, beperkingen en de beweegredenen van de betrokken persoon. Reden te meer om aandacht te besteden aan de juiste zorg voor deze groep mensen. Vanuit het streven inwoners snel op de juiste plek te krijgen binnen de hulpverlening is het afgelopen halfjaar vanuit de Specialistenpool ook actief de samenwerking gezocht met verschillende partijen binnen de VG-GGZ. Momenteel aan een plan gewerkt om de samenwerking met verschillende partners binnen de VG-GGZ vorm te geven. Deze partners zijn op dit moment Kristal en de eerstelijnsvoorziening Poli +. De verwachting is dat dit plan na de zomervakantie gereed is.
5 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Werkzaamheden eerste halfjaar 2015 De werkzaamheden van de gedragsdeskundigen van de Specialistenpool bestonden het afgelopen halfjaar naast kennismaking met de verschillende ondersteuningsteams, ook uit het geven van workshops en trainingen aan professionals binnen de gemeenten (deskundigheidsbevordering) en cliëntgebonden taken als het doen van diagnostisch onderzoek en het beschikbaar zijn voor consultatievragen en advies. In onderstaande figuur wordt het aantal onderzoekstrajecten per gemeente weergegeven. Naast diagnostisch onderzoek heeft er advies & consultatie plaatsgevonden en deskundigheidsbevordering. Op de volgende pagina’s zal vervolgens kwalitatief per gemeente worden weergegeven hoe de werkzaamheden er de afgelopen periode precies hebben uitgezien. Alphen a/d Rijn
21
Hillegom
2
Kaag en Braassem
1
Katwijk
7
Leiden
15
Leiderdorp
-
Lisse
4
Nieuwkoop
4
Noordwijk
-
Noordwijkerhout
2
Oegstgeest
1
Teylingen
2
6 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Leiden (inclusief Zoeterwoude) De specialistenpool heeft regelmatig contact met de sociale wijkteams in Leiden en Zoeterwoude. De gedragsdeskundigen zijn wekelijks op locatie beschikbaar geweest voor consultatie en advies, zowel voor de MEE-consulenten als de andere professionals in de teams. In een aantal teams heeft de gedragsdeskundige voorlichting gegeven over de diensten van de specialistenpool, casuïstiek en deskundigheidsbevordering op het gebied van LVB, ASS en NAH. Tijdens besprekingen met een aantal teams kwam naar voren dat er behoefte is aan meer verdieping wat betreft kennis over LVB. Professionals gaven aan dat zij mensen met een verstandelijke beperking nog niet altijd als dusdanig herkennen en het lijkt erop dat LVB-ers nog niet de weg naar de teams weten te vinden. In september zijn dan ook een aantal workshops gepland waar handvatten zullen worden gegeven voor het herkennen van en omgaan met mensen met een verstandelijke beperking, ASS of NAH. De gedragsdeskundige zal de nadruk leggen op casuïstiek en praktijkvoorbeelden. Naast consultatie en advies aan de sociaal werkers doet de specialistenpool in Leiden diagnostisch onderzoek bij cliënten van de sociale wijkteams. Met een diagnostisch traject kan duidelijk worden gemaakt welke ondersteuning of begeleiding het meest passend is voor een cliënt en hierbij geeft de specialistenpool handelingsadviezen, praktische begeleidingstips en mogelijkheden voor doorverwijzing. In het afgelopen half jaar kwam duidelijk naar voren dat de problematiek zwaarder is dan in voorgaande jaren. Vaak zijn mensen lange tijd overvraagd en is de ondersteuningsbehoefte niet goed ingeschat, waardoor psychische klachten verergeren en mensen uitvallen. Een diagnostisch traject is er dan vaak op gericht om duidelijk te krijgen welke ondersteuning het meest passend is en wat er precies nodig is om iemands leven weer op de rit te krijgen. Vragen die terugkomen in verschillende trajecten zijn: ‘is er bij deze cliënt sprake van psychiatrie of is dit eerder een verstandelijke beperking?’, ‘welk werk past het beste bij mij?’, ‘moet deze cliënt doorverwezen worden naar de reguliere GGZ of is VG-GGZ meer passend?’ ‘wat kunnen we verwachten van deze cliënt wat betreft zelfredzaamheid?’ of ‘welke woonvorm past het beste bij deze cliënt?’. De gedragsdeskundige biedt tijdens het psycho-diagnostisch traject altijd psycho-educatie over de beperkingen en mogelijkheden van de cliënt. Hierbij wordt waar mogelijk het netwerk betrokken, zodat iedereen duidelijk heeft wat er wel en niet van een persoon verwacht kan worden. Vaak blijkt dat dit een belangrijke schakel is in het proces van acceptatie en verwerking van de beperking. In de samenwerking met de jeugd- en gezinsteams in Leiden heeft de specialistenpool geadviseerd in complexe casuïstiek in gezinnen, in situaties waarbij er vragen waren over de veiligheid van de kinderen en heeft de gedragsdeskundige meegewerkt aan een kinderwenstraject. De specialistenpool heeft diagnostisch onderzoek gedaan. Complexe casussen gingen vaak over multi-problem gezinnen waarbij het kind of de ouder een verstandelijke beperking heeft en er meerdere vragen speelden rondom het gezin. De gedragsdeskundige heeft meegedacht over de te nemen stappen en diende daarbij als klankbord voor de professional. Hierbij werd oplossingsgericht gewerkt en is er veel aandacht geweest voor de zorgen én de sterke kanten. Bij een gezin waarbij er vermoedens waren van een verstandelijke beperking van de moeder heeft de specialistenpool diagnostisch onderzoek gedaan en is de gedragsdeskundige intensief betrokken geweest bij het in kaart brengen van de veiligheid van de kinderen. Hierbij is gewerkt volgens Signs of Safety en de stappen van de meldcode. Daarnaast heeft de gedragsdeskundige psycho-educatie gegeven aan alle familieleden zodat alle betrokkenen goed inzagen dat hulp hard nodig was om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. In dit traject kwam naar voren dat er in een aantal jeugdteams behoefte bestaat aan gestructureerd casuïstiek overleg wanneer het gaat 7 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
om veiligheid, zodat de verantwoordelijkheid gedeeld kan worden in situaties waarbij misbruik en mishandeling speelt. Hier zal in het komende halfjaar meer op worden ingezet door als gedragsdeskundige aan te sluiten bij casuïstiek-bespreking in het team en door vaste spreekuren te bieden op 2 centrale locaties in Leiden e.o. (Het Gebouw, Arubapad en De Morsch/Stevenshof). Met het jeugdteam in Zoeterwoude zijn nog geen afspraken gemaakt voor uitwisseling van kennis. Dit gaat in het komende halfjaar gebeuren. Leiderdorp Er is een kennismaking geweest met het sociale wijkteam in Leiderdorp. Tijdens de kennismaking is verteld wat de specialistenpool kan bieden; er zijn voorbeelden gegeven van psycho-educatie trajecten, mogelijkheden voor consultatie en advies en diagnostisch onderzoek. Daarnaast is aandacht besteed aan het herkennen van mensen met een LVB, ASS en NAH. Tijdens de kennismaking bleek dat er vraag was naar training op het gebied van deze doelgroepen. Hier wordt in het komende halfjaar op ingezet. Oegstgeest De specialistenpool heeft het sociaal team Oegstgeest heeft van de specialistenpool een training gegeven over mensen met een LVB, ASS of NAH. De training was met name gericht op het herkennen van en omgaan met de verschillende doelgroepen. Tijdens deze training bleek dat er ook bij sociale zaken, de schuldhulpverleners en bij de schuldhulpmaatjes vraag was naar meer kennis over LVB, autisme en hersenletsel. In een dagdeel zijn een aantal schuldhulpmaatjes getraind in het herkennen van deze doelgroepen en er is veel aandacht besteed aan praktijkvoorbeelden. De specialistenpool is regelmatig bereikbaar geweest voor consultatie en advies, waarbij de gedragsdeskundige het sociale team in een aantal casussen heeft geadviseerd. Het Jeugd- en gezinsteam in Oegstgeest is kort getraind in het herkennen van en omgaan met mensen met een LVB. Er is aandacht besteed aan het herkennen van LVB bij jongeren, maar er is ook benadrukt dat er bij ouders ook sprake kan zijn van een beperking. De gedragsdeskundige van de specialistenpool heeft tips gegeven over hoe dit te herkennen en heeft meegedacht bij een aantal casussen. Daarnaast is de specialistenpool op locatie aanwezig geweest voor consultatie en advies. Er zijn afspraken gemaakt met de gedragswetenschapper in het team over wie bij welke diagnostiekvraag het beste kan handelen. Alphen a/d Rijn De specialistenpool heeft regelmatig contact met de verschillende multidisciplinaire teams van de gemeente. Een van de gedragsdeskundigen is wekelijks op een vast dagdeel aanwezig op het Serviceplein voor consultatie en advies. Vanaf september zal dit worden uitgebreid met nog een dagdeel. Op andere dagen wordt via email en telefonisch contact gezocht om te overleggen rondom casuïstiek. Regelmatig wordt op verzoek van professionals aangesloten bij gesprekken met cliënten op het stadhuis om een stuk beeldvorming te doen, dan wel advies te kunnen geven rondom benadering van deze cliënten en een vervolgtraject. De Specialistenpool heeft in een aantal teams voorlichting gegeven over de diensten waarvan gebruik kan worden gemaakt, daarnaast zijn ook gesprekken gevoerd met seniormedewerkers van de gemeente rondom het gebruik van de diensten van de Specialistenpool. Er werd een behoefte gezien aan informatie rondom bijvoorbeeld het herkennen van mensen met een LVB, ASS en NAH. Samen met twee MEEconsulenten uit het outreachend team is vervolgens een viertal bijeenkomsten verzorgd waar 8 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
professionals zich voor konden inschrijven en waar een beeld is gegeven rondom mensen met een LVB, ASS of NAH. Door middel van veel praktische tips en voorbeelden is getracht meer bewustwording te creëren bij de medewerkers rondom LVB, ASS en NAH, zodat waar mogelijk dergelijke problematiek ook eerder gesignaleerd wordt en passende ondersteuning kan worden ingezet. Naast consultatie en advies heeft de Specialistenpool het afgelopen halfjaar ook diagnostische onderzoeken verricht bij cliënten van de gemeente. Er zijn aanvragen gedaan bij de gemeente voor een voorziening, maar er blijkt veelal meer aan de hand te zijn. Het is hierbij niet altijd duidelijk wat er nodig is aan ondersteuning om het leven van mensen weer op de rit te krijgen of wat er verwacht mag worden van mensen, bijvoorbeeld in het kader van re-integratie. In een aantal gevallen betrof het ook cliënten waarbij al enkele jaren een traject liep, maar waarbij onvoldoende vorderingen werden gemaakt of sprake is van stagnatie. Een diagnostisch traject is er dan vaak op gericht duidelijk te krijgen waarom het toch niet lukt met de ingezette ondersteuning en wat er dan mogelijk wel nodig is om een traject te laten slagen. Vragen die terugkwamen in onderzoekstrajecten zijn: ‘Wat mag er van deze cliënt verwacht worden in het kader van re-integratie?’, ‘Waarom komt het ondersteuningstraject niet van de grond?’, ‘We zijn al twee jaar bezig met deze klant, maar er is nog geen zicht op uitstroom. Waarom lukt dit niet?’, ‘Is er bij deze klant sprake van een verstandelijke beperking?’, ‘Welke vorm van ondersteuning past bij deze klant?’, ‘Is er bij deze klant sprake van psychische problematiek?’. Na het diagnostisch onderzoek heeft altijd een nabespreking plaatsgevonden met de klant (en eventueel. iemand uit het netwerk) en de aanvrager van het onderzoek, waarbij de resultaten en het advies volgend uit onderzoek zijn besproken. Veelal vonden deze gesprekken plaats op het stadhuis, maar een aantal heeft ook plaatsgevonden op andere locaties zoals bij cliënten thuis. In deze gesprekken is ook aandacht geweest voor psycho-educatie rondom de mogelijkheden en beperkingen van cliënten. De onderzoeksverslagen bevatten handelingsgerichte adviezen voor de benadering van de cliënt, waar professionals en andere betrokkenen mee verder konden. Met de professionals van de re-integratie wordt de komende periode de samenwerking met de Specialistenpool meer gestroomlijnd, zodat mensen met een beperking wellicht in een eerder stadium als zodanig gesignaleerd kunnen worden voordat er trajecten worden gestart. De specialistenpool heeft regelmatig contact met een aantal Jeugd en Gezinsteams in de gemeente. De medewerkers van de Jeugd- en gezinsteams kunnen een beroep doen op het spreekuur van de gedragsdeskundige op het Serviceplein van de gemeente. Vanuit deze teams is het afgelopen halfjaar een aantal keer een beroep gedaan op een gedragsdeskundige van de Specialistenpool om mee te denken in complexe casuïstiek. Het betrof hier veelal multi-problem gezinnen waarbij vermoedens bestaan van een verstandelijke beperking bij (een van) de ouders en/of sprake is van onveiligheid voor de aanwezige kinderen. De gedragsdeskundige heeft in dergelijke gevallen geadviseerd om de veiligheid zoveel mogelijk te waarborgen. Bij vermoedens rondom een beperking bij ouders is meegedacht hoe hier meer duidelijkheid over kan komen en heeft in sommige gevallen het onderzoek vervolgens ook plaatsgevonden vanuit de Specialistenpool. Daarnaast hebben een aantal onderzoeken plaatsgevonden waarbij vragen bestonden rondom het niveau van kinderen en eventueel probleemgedrag dat werd gezien, met het oog op het inzetten van passende ondersteuning. Vaak is hier ook de samenwerking gezocht met betrokken scholen en andere hulpverleners. Tenslotte is vanuit de Specialistenpool voor een enkel Jeugd- en gezinsteam een bijeenkomst verzorgd rondom het herkennen van mensen met een LVB, ASS en NAH.
9 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Diagnostiek en advies bij Dhr. K. Dhr. K. (32 jaar) is via een intakemedewerker van de gemeente aangemeld bij de Specialistenpool voor onderzoek. Meneer is geruime tijd dakloos geweest en eigenlijk bij toeval via de maatschappelijke opvang bij de gemeente terechtgekomen voor een uitkeringsaanvraag. Meneer woont sinds kort op een kamer. Hij is vanuit de maatschappelijke opvang bij de hand genomen om een en ander te regelen en had dit op eigen initiatief hoogstwaarschijnlijk niet gedaan. De ondersteuning die meneer ontving vanuit de maatschappelijke opvang is ten tijde van de onderzoeksaanvraag in de afrondende fase en zal worden overgedragen aan TOM. De vraag is wat er verwacht mag worden van deze meneer, met name in het kader van re-integratie, aangezien hij LOM-onderwijs heeft gevolgd. Er wordt een vermoeden uitgesproken van een mogelijke verstandelijke beperking. Een gedragsdeskundige van de Specialistenpool heeft voorafgaand aan het onderzoek een anamnesegesprek met meneer gedaan om meer informatie te vergaren rondom zijn voorgeschiedenis. Hieruit volgde dat deze gekenmerkt werd door een gebrek aan basisveiligheid omdat meneer op beide ouders niet heeft kunnen rekenen in zijn leven. Daarnaast werd helder dat meneer al 12 jaar lang dagelijks softdrugs gebruikt om te kunnen functioneren. De gedragsdeskundige van de Specialistenpool heeft vervolgens onderzoek gedaan om meer inzicht te verkrijgen in de ondersteuningsbehoefte van meneer. Meneer bleek normaal begaafd te zijn en er bleek geen sprake van een verstandelijke beperking. Wel werden duidelijke aanwijzingen gezien voor verslavingsproblematiek en waren er bijzonderheden zichtbaar in het gedrag van meneer die op het moment van onderzoek onvoldoende goed te duiden waren gezien het middelengebruik en de situatie van meneer, maar passend kunnen zijn bij verschillende psychiatrische stoornissen. Tijdens het formuleren van het advies heeft meerdere malen overleg plaatsgevonden met verslavingszorg/GGZ om te bezien wat een passend hulpaanbod voor deze meneer zou kunnen zijn en wie dit zou kunnen bieden. Vervolgens is het advies door de gedragsdeskundige van de Specialistenpool in een gesprek met meneer en de betrokken medewerker van de gemeente besproken. Daarnaast is met toestemming van meneer een en ander door de gedragsdeskundige ook besproken met zijn huidige begeleiders vanuit TOM, zodat alle betrokkenen goed op de hoogte zijn van hetgeen er uit het onderzoek is gekomen en welk traject er nu gelopen gaat worden.
Nieuwkoop De specialistenpool heeft het ondersteuningsteam in Nieuwkoop het afgelopen half jaar enkele keren consult gegeven, geadviseerd en diagnostiek gedaan. Het betrof hier zowel vragen rondom jeugdigen als volwassenen. Een kennismaking met het team zal in de komende periode gerealiseerd worden. Daarnaast is vanuit het team ook gevraagd om voorlichting rondom kinderwenstrajecten. Met het Jeugd- en gezinsteam in Nieuwkoop is regelmatig contact. In dit team heeft ook een kennismaking plaatsgevonden, waarbij de verschillende diensten van de Specialistenpool zijn besproken. Er hebben meerdere onderzoekstrajecten plaatsgevonden binnen het Jeugd- en Gezinsteam in Nieuwkoop. Het betrof hier vragen over het niveau van functioneren van kinderen, het niveau van sociale redzaamheid en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Kaag en Braassem De Specialistenpool is het afgelopen halfjaar beschikbaar geweest voor advies, consultatie en diagnostiek voor medewerkers van het kernteam in Kaag en Braassem. Er is het afgelopen half jaar enkele keren gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, waarbij de gedragsdeskundige van de Specialistenpool intensief betrokken is geweest bij een casus en beeldvorming heeft verricht. De komende periode zal de specialistenpool zich intensiever inzetten binnen het kernteam in Kaag en Braassem.
10 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Katwijk Het ondersteuningsteam in Katwijk zit nog in de opstartfase, hierdoor was het voor een kennismaking in het team nog te vroeg. Dit staat wel in de planning voor de komende periode. De gedragsdeskundigen van de Specialistenpool zijn het afgelopen halfjaar beschikbaar geweest voor advies, consultatie en diagnostiek. Er is intensieve betrokkenheid geweest rondom een complexe casus waarin de gedragsdeskundige samen heeft gewerkt met de MEE consulent in het ondersteuningsteam. Vanuit de Specialistenpool is goed contact met de Jeugd- en Gezinsteams. Na kennismaking is er een groei te zien in het aantal vragen wat binnenkomt voor consultatie en diagnostiek. De gedragsdeskundige vanuit de Specialistenpool is regelmatig op locatie aanwezig. Bollen 5 (Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Teylingen) De situatie in deze gemeenten is vergelijkbaar. Er zijn hier in januari geen ondersteuningsteams van start gegaan. In Hillegom is recentelijk een sociaal team gestart. In Noordwijk is ook nog niet zo lang geleden een wijkteam van start gegaan. In Teylingen wordt na de zomer door consulenten van MEE een spreekuur gestart. De Specialistenpool is het afgelopen halfjaar beschikbaar geweest voor vragen vanuit medewerkers uit de Jeugd- en Gezinsteams in deze regio. Voor medewerkers van de zorgloketten in de verschillende gemeenten is een bijeenkomst georganiseerd waar informatie werd gegeven over mensen met een beperking. Dit ging vooral over het herkennen en omgaan met mensen met een LVB. Er is een folder ontwikkeld voor medewerkers en andere ambtenaren in de gemeente met tips om mensen met een (L)VB te herkennen. In de praktijk bleek namelijk dat deze doelgroep moeilijk gesignaleerd werd. Medewerkers voelden zich handelingsverlegen. “Hoe kunnen we nu aan de balie zien wie een beperking heeft?”. Na deze bijeenkomst wordt een groei gezien in de mate waarin een beroep wordt gedaan op de MEE-consulenten in deze regio en komen hier ook vragen voor de Specialistenpool uit voort.
11 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
De vraag achter de vraag Sabrina wordt via het sociale wijkteam aangemeld voor diagnostisch onderzoek. Zij loopt vast op haar werk en wil graag weten welk type werk bij haar past. Sabrina wordt door Activite ondersteund vanuit Reset en de begeleider levert alle informatie aan. Sabrina heeft een zoon van 10 (David) en een dochter Romy van 5 maanden. Opa en oma zijn intensief betrokken en de vader van Romy komt veel bij Sabrina thuis. Uit het verhaal van de begeleider van Activite komen veel grote zorgen naar voren. Sabrina kan de zorg voor haar kinderen niet goed overzien en David lijkt boven zijn moeder uit te groeien. Het lukt Sabrina niet om werk en zorg voor de kinderen te combineren en ze komt steeds in conflicten met haar baas terecht. Dan blijkt dat er een half jaar gelden een melding bij Veilig Thuis is gedaan omdat er veel ruzie thuis is tussen Sabrina en haar vriend. Vriend heeft wel eens gezegd dat hij Romy zal slaan als zij niet stil is en de begeleider van Activite heeft al meerdere keren uitgelegd wat dat voor gevolgen kan hebben voor het kind. De gedragsdeskundige van de specialistenpool neemt een diagnostisch onderzoek af bij Sabrina en het blijkt dat zij licht verstandelijk beperkt is (haar IQ ligt rond de 60) en dat de lijdensdruk hoog is. Zij heeft veel psychische klachten en denkt regelmatig aan dood gaan. Sabrina wordt ernstig overvraagd en het is van groot belang dat de druk eraf gaat. Het JGT wordt ingeschakeld en er wordt een Signs of Safety netwerkberaad gepland, waarbij Sabrina, vriend, oma, de begeleider van Activite, de gedragsdeskundige en de jeugdverpleegkundige van het CB aanwezig zijn. Tijdens de bijeenkomst worden alle zorgen benoemd en er wordt uitgesproken wat er allemaal al goed gaat in het gezin. Elke deelnemer mag benoemen wat hij of zij vindt dat er moet gebeuren. Eén van de punten die naar voren komen is dat Sabrina’s vriend een strenge opvoeding heeft gehad en dat hij veel van Sabrina verwacht. Hij zegt: ‘mijn oma heeft 9 kinderen in haar eentje opgevoed en zij kon het ook allemaal alleen!’. De JGT-werkers gaan samen met het gezin aan de slag met de doelen die uit het netwerkberaad naar voren zijn gekomen. De gedragsdeskundige blijft betrokken, geeft uitleg aan vriend en oma over Sabrina’s beperking, zodat duidelijk wordt waarom de opvoeding voor Sabrina zo zwaar is. De gedragsdeskundige bespreekt daarnaast met het consultatiebureau wat de uitslag van het onderzoek is en geeft handelingsadviezen, o.a. over hoe informatie over baby Romy aan Sabrina moet worden overgebracht. Ook neemt de gedragsdeskundige (met toestemming van Sabrina) contact op met haar werkgever om te bespreken wat er precies van Sabrina verwacht kan worden qua werkdruk. Daarnaast wordt een multidisciplinair overleg gepland, met een aandachtsfunctionaris ‘misbruik en mishandeling’ en worden de stappen van de meldcode goed doorgenomen.
12 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
Visie op het komende halfjaar Het afgelopen halfjaar is voor de jeugd- en gezinsteams, de sociale wijkteams en de Specialistenpool een periode geweest van pionieren en ontdekken welke aanpak het meest effectief is en hoe het beste samengewerkt kan worden. Op basis van de ervaringen van het eerste halfjaar wordt een plan gemaakt voor de tweede helft van 2015. In de komende maanden wil de Specialistenpool meer op locatie aanwezig zijn in de teams. In verschillende gemeenten is de Specialistenpool zichtbaar op locatie op vaste spreekuren en met de teams worden vaste afspraken gemaakt over het aansluiten bij casuïstiekbespreking. De gedragsdeskundigen van de Specialistenpool blijven beschikbaar voor diagnostisch onderzoek en psycho-educatie trajecten en de inzet op deskundigheidsbevordering met betrekking tot het herkennen van mensen met een beperking wordt voortgezet. Daarnaast zal de Specialistenpool zich inzetten om de samenwerking met (VG)-GGZ verder te formaliseren zodat de verschillende doelgroepen goed geholpen kunnen worden en zodat eventuele doorverwijzing soepel kan verlopen. Er zal met name aandacht blijven voor het aanwezig zijn in de wijk en het blijven signaleren van mensen met een beperking, zodat hulp op tijd en adequaat kan worden ingezet.
13 MEE Zuid-Holland Noord halfjaarrapportage Specialistenpool Holland Rijnland
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Aanbod MBO-onderwijs in de regio Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Datum: Besluitvormend
23-9-2015
I.
II. 6.
Datum: Adviserend
Meningsvormend te discussiëren of en welk signaal gemeenten gezamenlijk kunnen afgeven om invloed uit te oefenen op de spreiding en inhoud van het aanbod van MBO-onderwijs in de regio. De aanbevelingen van gemeente Noordwijkerhout te bespreken en hierover te besluiten.
Door de gedeeltelijke ontmanteling van ROC Leiden komt het aanbod van MBO-opleidingen in de regio de komende jaren zowel qua inhoud als huisvesting in beweging. De rol van de gemeenten daarbij is niet duidelijk. Het is voor gemeenten van belang dat zowel voor de optimale afstemming onderwijsarbeidsmarkt als de kansen van kwetsbare jongeren op MBO-niveau 1 en 2 er een kwalitatief goed en toegankelijk MBO-onderwijsaanbod in de regio beschikbaar is.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
geen
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
PHO Maatschappij 23 september 2015 12.00 – 15.00 uur Gemeentehuis Alphen aan den Rijn 08
Onderwerp: Aanbod MBO-onderwijs in de regio
Beslispunten: I. Meningsvormend te discussiëren of en welk signaal gemeenten gezamenlijk kunnen afgeven om invloed uit te oefenen op de spreiding en inhoud van het aanbod van MBO-onderwijs in de regio. II. De aanbevelingen van gemeente Noordwijkerhout te bespreken en hierover te besluiten. Inleiding: Wethouder Gotink van Noordwijkerhout (in PHO SA van 20 mei) en wethouder Hoek van Kaag & Braassem (AB van 24 juni) hebben verzocht gebruik te maken van de platformfunctie van Holland Rijnland om de toekomst van het aanbod van MBO-onderwijs in de regio te agenderen. In regio Holland Rijnland zijn vier instellingen actief die middelbaar beroepsonderwijs aanbieden: twee grote (ROC Leiden, ID College) en twee kleine aanbieders (ROC Mondriaan en AOC Wellant). ROC Leiden is onlangs door het kabinet van een faillissement gered. Voorwaarde was dat het ROC gedeeltelijk ontmanteld zal worden waarbij slecht functionerende opleidingen overgenomen worden door andere ROC’s. Tegelijkertijd is het het ID College bezig met herhuisvesting van haar onderwijsaanbod. De vestiging in Katwijk wordt gesloten en het aanbod van het ID College wordt geconcentreerd in Leiden en Alphen aan den Rijn. Door de gedeeltelijke ontmanteling van ROC Leiden komt het aanbod van MBO-opleidingen in de regio de komende jaren zowel qua inhoud als huisvesting in beweging. De rol van de gemeenten daarbij is niet duidelijk. Het is voor gemeenten van belang dat zowel voor de optimale afstemming onderwijs-arbeidsmarkt als de kansen van kwetsbare jongeren op MBOniveau 1 en 2 er een kwalitatief goed en toegankelijk MBO-onderwijsaanbod in de regio beschikbaar is. Beoogd effect: Als gemeenten invloed uitoefenen op optimale aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Argumenten: 1.1 Gemeenten hebben belang bij goede aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Bij een herverdeling van het regionaal opleidingsaanbod door gedeeltelijke ontmanteling van ROC Leiden is het van belang dat het opleidingsaanbod aansluit bij de vraag vanuit de regionale arbeidsmarkt. Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) adviseert mbo-instellingen om de samenstelling van het opleidingsaanbod af te stemmen met stakeholders zoals de regionale overheid. Dit gebeurt tot op heden niet in de subregio’s of op Holland Rijnland-niveau. Centrumgemeente Leiden voert wel periodiek bestuurlijk overleg met de twee grote ROC’s ID College en ROC Leiden. 1.2 Gemeenten hebben belang bij goed en toegankelijk MBO-onderwijs voor kwetsbare doelgroepen. Gemeenten zijn dan formeel geen partij in het vestigingsbeleid en het
3
1.3
opleidingsaanbod van het MBO-onderwijs, de gemeente is echter wel verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet ,WMO, jeugdzorg, leerplicht en RMC-wet. Gebleken knelpunten bij de entree-opleiding (MBO niveau 1, veelal jongeren afkomstig uit het speciaal onderwijs) en de hoge uitval in MBO-2 (jongeren die moeite hebben een startkwalificatie te behalen) baren zorgen. Onderwijs is de beste manier om jongeren te helpen in hun ontwikkeling naar zelfstandige participatie aan de samenleving. De gemeentelijke verantwoordelijkheden vanuit genoemde wetten dienen hierbij als vangnet, niet als alternatief. De gemeenten zijn dus gebaar bij een goed onderwijsaanbod. Concentratie van het MBO-opleidingsaanbod roept vragen op. Wanneer ID College Katwijk sluit en deze opleidingen worden verplaatst naar Leiden, is (op een paar kleine groene opleidingen van AOC Wellant na) binnenkort het volledige MBO-aanbod geconcentreerd in Leiden en Alphen aan den Rijn. De vraag dringt zich op of deze ontwikkeling aansluit bij de vraag naar MBO-onderwijs vanuit jongeren in de diverse gemeenten en sub-regio’s in Holland Rijnland. De fusietoetscommissie MBO-onderwijs adviseert het MBO-onderwijs te organiseren in ‘herkenbare eenheden’ van 1500-2500 deelnemers. Dit is geen weerspiegeling van het huidige aanbod.
Kanttekeningen/risico’s: 1.1 Gemeenten formeel geen partij in bepalen MBO-opleidingsaanbod. Behalve het advies om het opleidingsaanbod af te stemmen met de regionale overheden hebben gemeenten wettelijk geen invloed op het bepalen van het opleidingsaanbod van ROC’s. Om te bewaken dat dit een evenwichtig aanbod is dat aansluit bij de vraag van de regionale arbeidsmarkt worden er in de kwaliteitsafspraken MBO tussen ROC en Ministerie van OCW afspraken gemaakt over de macrodoelmatigheid van het opleidingsaanbod. 1.2 Komen prioritaire sectoren zorg en techniek onder druk? In 2012 zijn de sectoren techniek en zorg als prioritaire sectoren benoemd in het regionaal arbeidsmarktbeleid. Gesteld was dat in de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt gemeenten in hun gesprek met het beroepsonderwijs aandacht zouden vragen voor voldoende (kwalitatieve) onderwijsplekken om de verwachte arbeidstekorten in deze sectoren het hoofd te kunnen bieden. Dankzij succesvol beleid is het aantal techniekdeelnemers toegenomen. Vraag en aanbod van zorgstudenten heeft zich minder duidelijk ontwikkeld. Het benoemen van prioritaire sectoren is een goed instrument om vraag en aanbod van onderwijsplekken en –deelnemers goed op de agenda te krijgen. Indien gemeenten besluiten tot overleg met de ROC’s over het onderwijsaanbod zal aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en daarmee de topsectoren op de agenda komen te staan. Financiën: dit agendapunt betreft een meningsvormende discussie zonder financiële gevolgen voor de begroting van Holland Rijnland. Communicatie: afhankelijk van de uitkomst van de meningsvormende discussie in het portefeuillehouderoverleg sociale agenda wordt bekeken welke inzet er van de afdeling communicatie van gemeenten en/of Holland Rijnland benodigd is. Evaluatie: Indien daar aanleiding toe is wordt dit onderwerp opnieuw geagendeerd of wordt er in de mededelingen van een volgend PHO verslag gedaan van de uitkomsten van afgesproken acties. Bijlagen: I Factsheet aanbod MBO-onderwijs in regio Holland Rijnland. 4
Bijlage I
Factsheet MBO-onderwijs in regio Holland Rijnland
In deze kaart is per gemeente het aantal MBO-deelnemers benoemd (vraag) en het aantal deelnemers van MBO-onderwijs met een vestiging in die gemeenten (aanbod). Cijfers zijn uit 2013-2014 en afkomstig van www.vsvverkenner.nl
Leidse regio: Leiden Leiderdorp Oegstgeest Voorschoten Zoeterwoude Totaal Rijnstreek Kaag & Braassem Alphen aan den Rijn Nieuwkoop Totaal
MBO‐deelnemers MBO‐aanbod 1698 9192 519 0 225 5 354 0 200 0 9197
Duin‐ en Bollenstreek Hillegom Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Teylingen Katwijk totaal
MBO‐deelnemers MBO‐aanbod 376 0 475 0 431 0 315 0 658 0 1773 514 4028 514
MBO‐deelnemers MBO‐aanbod 574 0 2280 1363 719 0 3573 1363
Holland Rijnland Leidse regio Duin‐ en Bollenstreek Rijnstreek Totaal
MBO‐deelnemers MBO‐aanbod 2996 9197 4028 514 3573 1363 10597 11074
2996
5
Verkeer naar MBO-vestigingen in en buiten de regio Jongeren gaan niet altijd naar een MBO-instelling die is gevestigd in de eigen regio. Er is redelijk veel grensverkeer naar MBO-vestigingen in andere regio’s. Hierover zijn alleen cijfers bekend op het niveau van de RMC-regio. Knelpunt daarbij is dat Holland Rijnland in twee RMC-regio’s is ingedeeld: de Leidse regio en Duin-en Bollenstreek in RMC 026 Zuid-Holland Noord, de Rijnstreek (samen met regio Gouda) in RMC 027 Zuid-Holland Oost. Gegevens op Holland Rijnland-niveau zijn daarom niet beschikbaar. Wel is voor de vestigingen van de drie grote ROC’s per RMC-regio bekend waar de deelnemers vandaan komen (cijfers 2012-2013): ROC Leiden 25MA deelnemers uit ZH‐O RMC 027 deelnemers uit Haaglanden RMC 028 deelnemers uit ZH‐N RMC 026 deelnemers uit overige regio's
vestigingen in RMC 026 vestigingen in RMC Zuid‐Holland Noord 028 Haaglanden 946 0 2133 0 3463 0 797 0
vestigingen RMC 027 Zuid‐Holland Oost 0 0 0 0
totaal 946 2133 3463 797
ID College 25LN deelnemers uit ZH‐O RMC 027 deelnemers uit Haaglanden RMC 028 deelnemers uit ZH‐N RMC 026 deelnemers uit overige regio's
vestigingen in RMC 026 vestigingen in RMC Zuid‐Holland Noord 028 Haaglanden 1173 98 852 2079 1234 17 79 128
vestigingen RMC 027 Zuid‐Holland Oost 3013 363 150 837
totaal 4284 3294 1401 1044
Mondriaan 27GZ deelnemers uit ZH‐O RMC 027 deelnemers uit Haaglanden RMC 028 deelnemers uit ZH‐N RMC 026 deelnemers uit overige regio's
vestigingen in RMC 026 Zuid‐Holland Noord 92 717 290 20
vestigingen RMC 027 Zuid‐Holland Oost 0 0 0 0
totaal 216 12900 1104 851
vestigingen in RMC 028 Haaglanden 124 12183 814 831
Onderwijsaanbod in de regio ROC Leiden heeft 7.098 deelnemers1 verdeeld de volgende vestigingen in Leiden: Vestiging Leiden CS (Bargelaan 190)
Leiden Lammenschans (Betaplein 18)
Opleidingsdomeinen Bakkerij Facilitaire dienstverlening Horeca Orde & Veiligheid Recreatie Sport & Bewegen Toerisme Welzijn Zorg Boerhavecollege (volwassenenonderwijs vmbot, havo, vwo) Bouw Commercie Economie & Recht Handel & Ondernemerschap Hout & Meubel ICT Media & ontwikkeling Mobiliteit & Voertuigen
1
Deelnemers 2.933
3.800
Alle deelnemersaantallen zijn uit schooljaar 2013-2014 en komen van DUO: www.vsvverkenner.nl . Benoemd zijn de deelnemers per vestigingsplek. Dit geeft niet weer waar deze deelnemers woonachtig zijn. Dit kunnen deelnemers zijn woonachtig in een andere RMC-regio.
6
Leiden (Zernikedreef 11)
Techniek Transport & Logistiek Entreeopleiding laboratoriumonderwijs
365 deelnemers, bij Hogeschool Leiden
ID College heeft in regio Holland Rijnland 3.129 deelnemers verdeeld over de volgende vestigingen in Leiden, Katwijk en Alphen aan den Rijn: Vestiging Leiden (Storm Buysingstraat 18c)
Leiden (Rapenburg 23) Leiden (Vijf Meilaan 210) Katwijk (Jan Evertsenlaan 2)
Opleidingsdomeinen Uiterlijke Verzorging Economie entreeopleiding Welzijn
Deelnemers 556
Gezondheidszorg Welzijn Economie
650
265
295
Welzijn Gezondheidszorg Alphen aan den Rijn (Ambonstraat 1)
Entreeopleiding Economie Orde & Veiligheid Welzijn Gezondheidszorg Sport & bewegen Entreeopleiding
1.363 deelnemers
ROC Mondriaan heeft in regio Holland Rijnland 452 deelnemers in opleidingsdomein gezondheidszorg en welzijn op de vestiging Vondellaan 35 Leiden. Leidse instrumentmakers School (LiS) heeft 171 deelnemers op de vestiging Einsteinweg 61 Leiden. De LiS) verzorgt de 4 jarige opleiding tot Research instrumentmaker, een BOL (Beroeps Opleidende Leerweg) opleiding op MBO niveau 4. Wellant is een AOC (Agrarisch Opleiding Centrum) en heeft in regio Holland Rijnland 224 deelnemers verdeeld over de volgende vestigingen: Rijnsburg (Sandtlaan 98) 219: deelnemers (hier is ook een VO-afdeling gevestigd) Oegstgeest (lange Voort 70): 5 deelnemers (hier is ook een VO-afdeling gevestigd) Opleidingen: Flower design Green production, richting Plant Green production & Business, richting Plant
Groothandel & Logistiek Stedelijk groen & natuurbeheer Indoor design
Hoe het opleidingsaanbod van ROC’s wordt bepaald ROC’s bepalen zelf welke opleidingen ze aanbieden. Mbo-instellingen zijn en blijven verantwoordelijk voor een doelmatig opleidingsaanbod. Het regionale bedrijfsleven en andere partijen zoals vmbo, hbo en lokale overheden helpen bij een goede afstemming. Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) helpt regio's bij de dialoog tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Feiten en cijfers, gelegitimeerd door onderwijs en bedrijfsleven, zijn hiervoor de basis. De kenniscentra (onderdeel van SBB) leveren sectorale arbeidsmarktinformatie.
7
SBB heeft in een advies aan de MBO-instellingen beschreven hoe het afstemmingsproces over (macro)doelmatigheid tussen onderwijs en bedrijfsleven, en daarmee de keuze voor het opleidingsaanbod plaats kan vinden2. Hierbij worden de volgende stappen gezet: Het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven neemt deel aan het regionale overleg. De mbo-instellingen en het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven adviseren over de landelijke opleidingsbehoefte De mbo-instelling legt verantwoording af over gemaakte keuzes in het jaarverslag De mbo-instellingen en het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven maken gebruik van gelegitimeerde feiten en cijfers vanuit SBB De mbo-instelling stelt een doelmatig opleidingenportfolio op, op basis van de volgende variabelen: Arbeidsmarktrelevantie: de vraag op de arbeidsmarkt naar arbeidskrachten met een bepaalde opleiding, zowel actueel als toekomstig Studieloopbaanrelevantie, waaronder ook doorstroom naar het hbo Beschikbare stageplaatsen en leerbanen Aantal deelnemers Kwaliteit Bereikbaarheid: reisafstand tussen woonplaats en opleiding Organiseerbaarheid in de instelling De besluitvorming over welke opleiding uiteindelijk door de mbo-instelling aangeboden wordt, vindt op het niveau van het College van Bestuur plaats. De mbo-instelling stemt het opleidingenportfolio af met het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven Het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven stelt de eigen opleidingsbehoefte voor de opleidingen uit hun sector vast De mbo-instelling stemt af met andere onderwijsinstellingen (op regionaal niveau) De mbo-instelling stemt af met andere stakeholders: zoals de regionale en eventuele bovenregionale overheid, vo en hbo over bestaande en nieuwe opleidingen, het stoppen van opleidingen en het verplaatsen van opleidingen. De partijen leggen de afspraken vast in een vastgesteld afstemmingsverslag. Partijen dragen zorg voor een goede documentatie. Bij geschillen schakelen mbo-instellingen en het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven de onafhankelijke geschillencommissie ingesteld door SBB in. Aanbevelingen gemeente Noordwijkerhout: Realiseer een (sub-)regionaal overleg, waarbij de MBO’s en de gemeenten hun beleid op elkaar kunnen afstemmen en samen kunnen werken aan de uitvoering van de participatiewet. -
Er is een dialoog/samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven. De lijst opleidingen in ogenschouw nemende, lijkt het alsof bij sommige bedrijfssectoren het contact verloren is gegaan. Een heel duidelijk voorbeeld is de agrarische sector. Die is zeer sterk vertegenwoordig in de Bollenstreek en in de Rijn- en Veenstreek. De BBLopleiding voor de land- en tuinbouw wordt eigenlijk helemaal gemist, terwijl er in het verleden in deze sector toch veel BBL-trajecten waren. Met alle respect voor de inzet van Oost-Europese arbeiders: het zou heel wenselijk zijn als er op MBO-1 en MBO-2 niveau een goed aanbod wordt gerealiseerd, in samenwerking met de werkgevers.
2
Op http://www.s-bb.nl/files/2015/bestanden%20divers/Advies-werkwijze-doelmatigheid.pdf staat de werkwijze voor het afstemmingsproces tussen onderwijs en bedrijfsleven over (macro)doelmatigheid van SBB beschreven.
8
Breng ook in kaart wat de werkgevers tegenhoudt om mensen in een BBL-traject aan te nemen. -
Geef veel aandacht aan MBO-1 en MBO-2 leerlingen, zowel wat betreft het onderwijsaanbod, als de locatie. Het gaat hier om een kwetsbare groep leerlingen, vaak met grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het is van het grootste belang dat deze jonge mensen in de vormende leeftijd van 16, 17 en 18 jaar een opleiding in combinatie met werk kunnen volgen. De dagbesteding en de structuur zijn daarbij nog belangrijker dan de inhoud van het werk. Er moet actief gewerfd worden voor BBLplaatsen in de bedrijfssectoren en ook hier moet aandacht zijn voor wat werkgevers eventueel tegenhoudt om deze groep leerlingen een werk/opleidingsplek te geven.
9
BEOORDELING AANVRAAG FUSIE Zaaknummer AFO 150 De aanvragende partijen zijn: De stichting ROC Leiden, Centrum voor Educatie en Beroepsonderwijs in de regio Leiden en Duin- en 1 Bollenstreek , statutair gevestigd te Leiden. De rechtspersoon heeft iets minder dan 600 fte in vaste 2 en tijdelijke dienst en de totale baten bedroegen in 2013 ongeveer 75 miljoen euro. De stichting is verantwoordelijk voor de instandhouding van: • Regionaal Opleidingencentrum Leiden (hierna: ROC Leiden) met twee locaties waar mboonderwijs wordt aangeboden in Leiden, gelegen bij het centraal station en bij station 3 Lammenschans. De instelling telt op 1 oktober 2014 ruim 9.000 mbo-studenten verspreid over in totaal 189 zogeheten “kwalificaties”. Per opleiding is er sprake van grote variatie in het aantal studenten: in 21 van deze opleidingen staat bijvoorbeeld één student geregistreerd (bijv. stratenmaker), terwijl meer dan 400 studenten de opleiding mbo-verpleegkundige volgen en 250 studenten de opleiding “manager/ondernemer horeca”. Deze instelling biedt verder “educatie” aan voor volwassenen die voldaan hebben aan hun inburgeringsplicht. Op 1 oktober 2014 waren er 237 educatiedeelnemers.4 • Het Boerhaave college, dat gericht is op het geven van Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs (hierna: VAVO). Het VAVO is bedoeld voor meerderjarigen en onder voorwaarden ook voor 16- en 17-jarigen. Het Boerhaave college heeft bovenbouw: 3 en 4 vmbo-theoretische leerweg, 4 en 5 havo en 6 vwo in alle sectoren en profielen van het reguliere voortgezet onderwijs. Op 1 oktober 2014 telde dit college 555 studenten. De stichting Regionaal Opleidingen Centrum ID College 5, statutair gevestigd te Gouda. Er waren in 2013 rond de 900 fte in dienst. De totale baten bedroegen in 2013 iets minder dan 86 miljoen euro.6 De stichting is verantwoordelijk voor de instandhouding van: • ROC ID College met momenteel dertien locaties in Alphen aan den Rijn, Gouda, Katwijk, Leiden, Leidschendam-Voorburg, Schoonhoven, Woerden en Zoetermeer. De instelling telt op 1 oktober 2014 bijna 10.600 mbo-studenten verspreid over in totaal 125 “kwalificaties”. Evenals bij het ROC Leiden varieert het aantal leerlingen per kwalificatie van 1 student (bijv. assistent schilder) tot aan ruim 600 voor mbo-verpleegkundige en meer dan 900 voor de opleiding “verzorgende”. Daarnaast telt de instelling bijna 1.500 educatie-deelnemers en volgen meer 7 dan 400 studenten een VAVO-opleiding te Gouda, Woerden of Zoetermeer.
1
Werkgeversnummer 40855 met BRIN-nummers 25MA (ROC Leiden) en 30NK (Boerhaave College). Bron: Jaarverslag 2013 ROC Leiden. 3 Bron: DUO, bekostigingstelling 1 oktober 2014. De Wet educatie en beroepsonderwijs spreekt van deelnemers. De landelijke vertegenwoordiger het JOB noemt zich een studentenraad. Ook het ministerie van OCW spreekt sinds kort over “studenten”. De CFTO kiest ervoor de termen mbo-leerlingen en studenten beide te gebruiken, omdat het bij deze groep ook gaat om minderjarigen van bijvoorbeeld 16-jarige leeftijd. 4 Bron: ROC Leiden, 19 januari 2015. De basis op orde. Voorstel voor verbeterprogramma ROC Leiden. 5 Werkgeversnummer 40800 met BRIN-nummer 25LN (ROC ID College). 6 Bron: Jaarverslag 2013 ID College. 7 Anders dan bij het ROC Leiden vormt de VAVO hier geen aparte instelling of school. 2
1
Leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd: • Eerst wordt het beleidsmatig en juridisch kader voor mbo-fusies beschreven (paragraaf 1); • Daarna wordt ingegaan op het proces rond de aanvraag en de feitelijke documentatie, mede in relatie tot het beroep op urgentie en de toepassing van de spoedprocedure (paragraaf 2); • Vervolgens beschrijft paragraaf 3 wat volgens de Colleges van Bestuur de aanleiding is tot de fusie, welke doelen zij nastreven, welke gevolgen zij zien van de fusie en welke stappen er nog moeten worden gezet en welke aanpak zij daarbij voor ogen hebben; • In paragraaf 4 wordt ingegaan op de mate waarin de besluitvorming over de fusie zorgvuldig verloopt vanuit het perspectief van de medezeggenschap van de beide ROC’s en de vraag of er voldoende draagvlak is onder studenten en personeelsleden; • Vervolgens wordt ingegaan op de gevolgen van de fusie voor de keuzevrijheid, de macrodoelmatigheid van het onderwijsaanbod in de regio en de bestuurlijke verhoudingen (paragraaf 5). Daarbij wordt beschreven wat de zienswijzen zijn van externe stakeholders; • Het rapport eindigt met een uitgebreide samenvatting van de bevindingen, waarna de hoofdconclusies worden getrokken die de basis vormen voor fusie-voorwaarden (paragraaf 6).
1.
Beleidsmatig en juridisch kader mbo-fusietoets
Bij de beoordeling van de fusiedocumenten en de informatie die de commissie heeft verkregen via de schouw, wordt rekening gehouden met het beleidsmatig en juridisch kader voor de mbo-fusietoets. Dit kader wordt hieronder beschreven. 1.1.
Focus op vakmanschap en introductie “gemeenschap van mbo-colleges
Aanvragers verwijzen in hun fusie-effectrapportage naar de brief van de minister van OCW van 2 juni 2014 over de toekomst van het middelbaar beroepsonderwijs “ruim baan voor vakmanschap” en hebben deze Kamerbrief bij de stukken ter beoordeling gevoegd. Met aanvragers ziet de CFTO dit als een brief, waarin belangrijke beleidsmatige kaders worden geschetst waarbinnen de fusie-aanvraag dient te worden beoordeeld. In de brief worden enkele uitspraken gedaan die direct relevant zijn voor de beoordeling van deze fusie. Zo geeft de minister van OCW aan, dat zij lessen wil leren van de ontstane financiële problematiek zoals rondom de Amarantis Onderwijsgroep. De minister constateert dat het leiden van een grote onderwijsorganisatie in deze tijd hoge eisen stelt aan de kwaliteit en mentaliteit van bestuurders en toezichthouders. Uit onderzoek, ook in andere onderwijssectoren, blijkt dat het studiesucces van een student toeneemt wanneer hij zich thuis voelt op een school en deel uitmaakt van een (kleine) groep. Dat thuis voelen, waarvoor contacten met medestudenten en docenten uiteraard belangrijk zijn, wordt ook gezien als een goede bescherming tegen voortijdig schoolverlaten en studievertraging. De afstand tussen het bestuur en het primaire proces moet niet te groot zijn: “De situatie bij de Amarantis Onderwijsgroep heeft ons geleerd dat het streven naar een zo groot mogelijke schaal en harde onderlinge concurrentie het onderwijs geen goed doen. Bestuurders komen dan op grote afstand te staan van waar het werkelijk om gaat, namelijk het geven van goed onderwijs. De menselijke maat moet daarom stevig verankerd zijn in de instelling.” Concreet wordt voorgesteld om een nieuw bestuurlijk model te introduceren, namelijk de gemeenschap van mbo-colleges, waarbinnen het onderwijs wordt georganiseerd in aparte colleges. De colleges kunnen zijn gericht op een bepaalde branche of sector. Deze faciliteit houdt in dat instellingen de zogenaamde organisatorische eenheden beter kunnen positioneren als mbo-colleges met een directeur - als faciliteit om menselijke maat en onderwijskundig leiderschap te versterken. De instelling als geheel kan zich dan gemeenschap van mbo-colleges noemen. De minister van OCW zal een voorstel doen om de positie van de mbo-collegedirecteur vanaf 1 augustus 2017 te verankeren in de wet, de titel “gemeenschap van colleges” in die wet vast te leggen, en daarbij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het college van bestuur en de collegedirecteur nader uit te werken. De minister wil bewerkstelligen dat na een fusie het onderwijs kleinschalig wordt aangeboden, met name door gebruik te maken van het bestuurlijke model van de gemeenschap van mbo-colleges en zal de fusietoets voor het mbo in lijn hiermee aanpassen.
2
1.2.
Beleid ten aanzien van fusies en de fusietoets
De minister van OCW stelt in de brief van 2 juni 2014, dat de fusietoets een belangrijk instrument is voor het behoud van de menselijke maat en keuzevrijheid in het onderwijs. Te veel fusies kunnen de keuzevrijheid in het onderwijs aantasten. Daarnaast kunnen te grote instellingen en schoolbesturen de afstand tussen bestuur en werkvloer te groot maken, waardoor de legitimiteit van het bestuur in gevaar komt. Daarom is het noodzakelijk dat er een goed werkende fusietoets is en blijft. Afhankelijk van de regionale context kan het zinvol zijn dat twee mbo- rechtspersonen of -instellingen gaan fuseren om aanbod te krijgen dat doelmatig en arbeidsmarktrelevant is. Een fusie moet dienstig zijn aan een betere kwaliteit en tegelijkertijd moet voorkomen worden dat er instellingen ontstaan die los van de context van de eigen omgeving opereren. De Commissie Fusietoets Onderwijs (CFTO) voert deze toets uit. Dit is maatwerk. De minister van OCW geeft verder aan, dat de fusietoets zwart/wit van karakter is: een fusie kan alleen 100% worden goedgekeurd, of 100% afgekeurd. Fusietoetsen in andere sectoren, zoals de zorg, hebben meer handelingsruimte. Dit kan voor het mbo interessant zijn, zo stelt de minister. Er worden vier concrete voorstellen gedaan ten aanzien van de fusietoets: a) In de fusietoets zal voorop staan dat studenten moeten kunnen kiezen voor een beroepsopleiding naar keuze. Dit zal in situaties van krimp zwaarder wegen dan de keuze tussen meerdere aanbieders, zeker als deze min of meer hetzelfde aanbod kennen. Dat laatste zal zich voordoen bij meer verspreide opleidingen in stedelijke gebieden; b) In de fusietoets zal worden verdisconteerd dat instellingen alleen mogen fuseren als het onderwijs op een kleinschalige manier wordt aangeboden. De borging van de menselijke maat moet op een overtuigende manier worden aangetoond. Dit kan onder meer door gebruik te maken van het nieuwe model van de gemeenschap van mbo-colleges. De beoogde inwerkingtreding van deze aanpassing van de regeling fusietoets is vanaf 1 augustus 2015; c) Verder is het belangrijk om betere voorlichting te geven over de fusietoets. De minister van OCW heeft daarom met de CFTO afgesproken dat de commissie een leidraad zal uitbrengen bedoeld voor alle stakeholders in de mbo-sector, waaronder de vertegenwoordigers van de onderwijsbesturen, leerkrachten en studenten, en d) Bij de wetsevaluatie wordt bekeken of het mogelijk is fusies onder voorwaarden toe te staan.8 De brief is een vervolg op beleid voor fusies in de mbo-sector dat is uiteengezet in de brief van de staatssecretaris van OCW van 23 januari 20099. Daarin geeft de regering aan dat besturen in het onderwijs terughoudend dienen te zijn met fusies en dat specifiek voor fusies tussen mbo-instellingen de regering het uitgangspunt “nee-tenzij” zal hanteren: • “Dat wil zeggen dat ik alleen in het uiterste geval, dus als de continuïteit van scholen, opleidingen of instellingen in het geding is, fusies toesta. Dit onder de voorwaarde dat keuzevrijheid, variëteit (minimaal een breed dekkend aanbod van beroepsopleidingen voor de regio) en bereikbaarheid zo goed mogelijk zijn gewaarborgd. • Verder zal ik bij mijn oordeel ook de procesvoorwaarden betrekken die in de brief van 28 november over de menselijke maat in het onderwijs werden genoemd: zijn ouders, leerlingen, studenten en personeel voldoende geraadpleegd en is onder die geledingen voldoende draagvlak verworven? Is een zogeheten fusie-effectrapportage (in enige vorm) toegepast waarin het bestuur de doelen, kosten en baten van de fusie formuleert? Zijn andere rechtsvormen overwogen?” 1.3.
Juridisch kader beoordeling mbo-fusies
Beoordeling besturenfusie Het beleid is neergeslagen in de Wet Fusietoets en nader uitgewerkt in de beleidsregels. In artikel 16 van de Regeling en beleidsregels fusietoets (hierna: de Regeling) wordt omschreven in welke situaties sprake is van een significante belemmering van de variatie in het onderwijsaanbod bij een bestuurlijke
8 9
In antwoord op Kamervragen over een fusie van ROC Amsterdam en ROC Flevoland is dit herhaald. Kamerstukstukken II 2008/09, 31135, nr. 18.
3
fusie in de mbo-sector. Uit dit artikel blijkt, dat elke besturenfusie één voor de wet significante belemmering van de keuzevrijheid oplevert tenzij er een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Uit de toelichting bij de Regeling blijkt dat: “ Bij een bestuurlijke fusie kan er sprake zijn van een machtsconcentratie op het niveau van de rechtspersonen die een onderwijsinstelling in stand houden. Een dergelijke fusie kan zich voordoen tussen rechtspersonen die in geheel verschillende delen van Nederland onderwijsinstellingen in stand houden. [… ] Een bestuurlijke fusie lijkt veelal personeel van de onderwijsinstelling en/of deelnemers en hun ouders niet direct te raken, maar kan niettemin invloed hebben op de keuzevrijheid. Wanneer een instelling onder een andere rechtspersoon komt te vallen, kan dit immers invloed hebben op zaken als identiteit van de instelling. Schaalvergroting op bestuurlijk niveau kan er in de praktijk toe leiden dat in (een deel van) Nederland alleen maar instellingen met een bepaalde identiteit in stand gehouden worden. De keuze voor deelnemers en hun ouders uit onderwijsaanbieders zou bij een te beperkt aantal rechtspersonen in Nederland dat onderwijsinstellingen in stand houdt, verschralen. Daarnaast kan een bestuurlijke fusie mogelijk leiden tot belangenverstrengeling, omdat één rechtspersoon na de bestuurlijke fusie de voorheen onder meerdere rechtspersonen ressorterende instellingen in stand houdt. Om bovengenoemde reden wordt elke bestuurlijke fusie waarbij twee of meer instellingen zijn betrokken als een significante belemmering aangemerkt.” Beoordeling instellingenfusie In artikel 17 van de Regeling wordt omschreven dat in ieder geval sprake is van een significante belemmering bij het samenvoegen van twee mbo-instellingen indien er als gevolg hiervan een afname in variatie van het onderwijsaanbod of onderwijsaanbieders is in het gebied dat gezien de omgeving en onderwijssoort op een maatschappelijk aanvaarde afstand voor de deelnemers is gelegen. Uit de toelichting bij het artikel blijkt: “Het ligt daarbij wel in de rede dat maatschappelijk aanvaarde afstand op het platteland anders is dan die in de Randstad. De maatschappelijk aanvaarde afstand zal groter worden, naarmate het betreffende onderwijsaanbod specifieker en unieker is. Wanneer als gevolg van de voorgenomen fusie er een drastische teruggang is van het aantal opleidingen dan wel een concentratie op één of enkele locaties waardoor de maatschappelijk aanvaarde afstand onder druk kom, kan worden geoordeeld dat er sprake is van een significante belemmering.” Rechtvaardigingsgronden De significante belemmering van de keuzevrijheid die gelegen kan zijn in een bestuurlijke of institutionele mbo-fusie kan zijn gerechtvaardigd als er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 19 van de Regeling: het aanwezig zijn van één of meer aannemelijke rechtvaardigingsgronden. Geheel goedkeuren of geheel afkeuren van de besturen- en instellingenfusie De vraag is of de wet de ruimte biedt aan de minister van OCW om bij mbo-fusies apart te besluiten over de bestuurlijke en de institutionele fusie, zoals dat in het funderend onderwijs het geval is. Dit zou tot 2007 ook mogelijk geweest zijn binnen de Wet educatie beroepsonderwijs, maar door een 10 technische wijziging van de wet is deze mogelijkheid vervallen. In de mbo-sector is nu bij wet
10
In de periode van 1995 tot aan 2007 zou dit wel mogelijk zijn geweest .Het gaat hier in de kern om het verschil tussen een Bestuurlijk Geïntegreerde Instelling (hierna: BGI) en een Institutioneel Geïntegreerde Instelling (hierna: IGI). Deze beide modellen zijn bij de totstandkoming van de Wet educatie beroepsonderwijs e midden jaren 90 van de 20 eeuw nadrukkelijk onderwerp geweest van politiek debat. Het toenmalige regeerakkoord stelde: “ Voor een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt is regionale integratie van beroepsonderwijs, leerlingwezen en volwasseneneducatie (zgn. ROC-vorming) noodzakelijk. In het algemeen verdient fusie van de betrokken instellingen de voorkeur; omdat hiertegen in bepaalde gevallen gegronde bezwaren kunnen bestaan, wordt zij niet dwingend opgelegd.” In de wet is de mogelijkheid gecreëerd via het toenmalige artikel 1.3.2 over “regionale opleidingscentra in een samenwerkingsverband” om onder één bevoegd gezag twee instellingen te hebben, die samenwerken rond kwaliteitszorg, financieel beheer, personeel en onderwijsexamens. In 2007 is op initiatief van de toenmalig staatssecretaris van OCW besloten om in het kader van deregulering en verlaging van de lastendruk dit artikel te schrappen. Daarmee is de wettelijke regeling van het BGI-model komen te vervallen. De regering heeft het voorstel om dit model te schrappen als volgt toegelicht: “ Verder is de bepaling inzake de regionale opleidingscentra (ROC ’ s) in een samenwerkingsverband
4
geregeld dat iedere instelling een College van Bestuur (hierna: CvB) heeft. Dit maakt dat wanneer één rechtspersoon twee instellingen in stand houdt voor ieder van de instellingen een CvB moet zijn ingericht, die ieder eindverantwoordelijkheid draagt op grond van de onderwijswetgeving voor de instelling. Daarenboven schrijft de onderwijswetgeving voor dat een lid van het CvB van een instelling niet tevens zitting kan hebben in het CvB van een andere instelling. Dit laatste heeft tot gevolg dat een rechtspersoon die twee mbo-instellingen in stand houdt liefst drie bestuursorganen moet inrichten: twee Colleges van Besturen en één overkoepelend bestuur in de zin van de Wet. En dit zonder dat een bestuurder in meer dan “één bestuursorgaan” van de rechtspersoon zitting kan hebben. De conclusie is dat de goedkeuring van een bestuurlijke fusie onder de huidige wet zal moeten leiden tot de goedkeuring van een instellingenfusie, of dat de afkeuring van een instellingenfusie moet leiden tot de afkeuring van een besturenfusie. De commissie ziet daarom aanleiding beide aanvragen tegelijkertijd en in samenhang te beoordelen.
2.
Aanvraag: volledigheid en spoedprocedure
De Colleges van Bestuur van beide instellingen hebben een aanvraag ingediend voor goedkeuring door de minister van OCW van een bestuursoverdracht per 1 mei 2015, waarna het de bedoeling is op afzienbare termijn over te gaan tot een institutionele fusie. Er resteert derhalve na goedkeuring van beide fusies één rechtspersoon met een college van bestuur verantwoordelijk voor één bekostigde instelling. Op 1 april 2015 is bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: DUO) de fusieaanvraag ingediend en gelijktijdig hebben de aanvragers het secretariaat van de CFTO de stukken toegestuurd. Bij deze aanvragen zijn de volgende bijlagen gehecht: • Bijlage 1: Fusie-effectrapportage (“FER”). • Bijlage 2A-D: Verklaringen van de betrokken medezeggenschapsorganen dat zij geen bezwaar hebben tegen het verkennen van de route van bestuursoverdracht. • Bijlage 2E-H: Adviesaanvragen aan de betrokken medezeggenschapsorganen, vooruitlopend op de uiteindelijke vraag om instemming c.q. op overeenstemming gericht overleg. • Bijlage 2I: Afschrift van de akte houdende de intentieovereenkomst tussen Stichting ROC Leiden, Centrum voor Educatie en Beroepsonderwijs in de Regio Leiden en Duin & Bollenstreek ("Stichting ROC Leiden") en Stichting ROC ID College. • Bijlage 3: Brief van de Minister van OCW van 13 februari 2015, inclusief bijlagen (3A en 3B). • Bijlage 4: Brief van de Minister van OCW van 2 juni 2014. • Bijlage 5A: Portfolio van de door ROC ID College aangeboden opleidingen. • Bijlage 5B: Portfolio van de door ROC Leiden aangeboden opleidingen. • Bijlage 6A: Jaarstukken 2013 Stichting ID College. • Bijlage 6B: Conceptjaarstukken 2014 Stichting ID College. • Bijlage 7: Omvang van de door PwC uit te voeren Quickscan. • Bijlage 8: Rendementenoverzicht van ROC ID College. Om de aangevraagde fusie te kunnen realiseren, dient de minister van OCW goedkeuring te verlenen. Daarbij laat de minister zich adviseren door een bij wet ingestelde commissie, de CFTO, die de opdracht heeft om onafhankelijk van de minister en de betrokken instellingsbesturen te oordelen. 2.1.
Toets door OCW/DUO op volledigheid: advies medezeggenschap
Eerst beoordeelt DUO of de aanvragen volledig zijn. Artikel 2.1.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: de WEB) schrijft voor dat een aanvraag moet worden ingediend bij Onze Minister voor het verkrijgen van goedkeuring. De aanvraag gaat vergezeld van:
geschrapt. Dergelijke ROC ’ s zijn er niet. Evenmin is er binnen de Bve-sector de behoefte om tot een dergelijk samenwerkingsverband te komen.”
5
• •
een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage; een schriftelijk advies over, of voor zover van toepassing de schriftelijke instemming met de fusie door de betrokken medezeggenschapsraden, die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden.
De verklaringen van de betrokken medezeggenschapsraden voldeden op 1 april niet aan de wettelijke eisen. Uit de adviesaanvragen blijkt dat de colleges van bestuur van de beide ROC’s, de medezeggenschapsraden verzoeken om met het oog op de urgentie uiterlijk maandag 6 april advies te geven. Derhalve is de aanvraag van 1 april onvolledig. DUO heeft op 2 april de aanvraag onvolledig verklaard en partijen in de gelegenheid gesteld de aanvragen aan te vullen. Op 10 april zijn de adviezen van de medezeggenschapsraden per mail nagezonden. Uit de aard van deze adviezen blijkt, dat zowel de ondernemingsraden als de studentenraden van de beide instellingen een groot aantal vragen heeft en een groot aantal voorwaarden stelt. Er is geen sprake van eenduidige instemming, maar er is wel sprake van een duidelijk advies met de nodige kanttekeningen waar de beide besturen en ook de minister van OCW mee rekening dienen te houden bij de besluitvorming over de fusie en bij de verdere vormgeving van de fusie. In die zin is de aanvraag volledig: de benodigde documentatie voor uitvoering van de fusietoets is aangeleverd. Er is in de mbo-sector, anders dan in het funderend onderwijs, geen sprake van een voorgeschreven 11 instemming van de medezeggenschap; slechts het verkrijgen van een advies is voorgeschreven. DUO heeft derhalve aan zowel de aanvragers als aan de CFTO laten weten, dat de aanvraag volledig is en dat de wettelijke termijn die staat voor de inhoudelijke toetsing is ingegaan. 2.2.
Beoordeling door CFTO van urgentie : toepassing spoedprocedure
De aanvragers stellen in de FER, dat zij de bestuurlijke fusie vóór 1 mei 2015 willen realiseren en dat zo snel mogelijk daarna - mede in afstemming met DUO en het Ministerie van Onderwijs - de institutionele fusie zal gaan plaatsvinden. De exacte datum van de instellingenfusie wordt afgestemd op het optimale moment, gelet op een ordentelijke bekostiging en het inschrijven van studenten. De commissie heeft op verzoek van aanvragers en gezien de urgentie van het dossier de spoedprocedure toegepast en zich ingespannen vóór 1 mei besluitvorming mogelijk te maken. Het onderzoek van de commissie bestaat uit: • documentenonderzoek (de fusiedocumenten en aanvullend bijv. de jaarverslagen, brieven over deze zaak aan de Tweede Kamer); • onderzoek en analyse openbaar beschikbare informatie (DUO-gegevens over onder meer leerlingenaantallen, de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs door de inspectie); Een schouw is uitgevoerd op 7 april te Leiden. Daarbij heeft de commissie naast vertegenwoordigers van de besturen en de medezeggenschapsorganen aanvullend externe partijen gevraagd of zij behoefte hebben om hun zienswijze kenbaar te maken. Deze partijen hebben hiervan gebruik willen maken. De CFTO heeft daarop de volgende partijen uitgenodigd voor een gesprek: • de aanvragers: de Colleges van Bestuur van ROC Leiden en het ID-College te Gouda; • de medezeggenschap: de vertegenwoordiging van het personeel (ondernemingsraden) en de mbo-studenten (studentenraden) van beide instellingen; • naburige instellingen: ROC Mondriaan, ROC Midden-Nederland, ROC NOVA College; • externe partijen: de gemeente Leiden, de Hogeschool Leiden en het departement Leiden van de Maatschappij voor Handel en Nijverheid.
11
Op 30 september 2014 heeft de Tweede Kamer weliswaar een motie aangenomen waarmee de regering wordt gevraagd de adviesbevoegdheid te vervangen door een bevoegdheid om in te stemmen met de voorgenomen fusie door de medezeggenschap Kamerstukken II 2013-2014, 31 288, nr. 380, maar voor de beoordeling van deze fusie heeft dit nu verder geen juridische consequenties.
6
3.
Aanleiding, doel en gevolgen overdracht ROC Leiden aan ID College
In deze paragraaf beschrijft de CFTO de bevindingen die zij heeft gedaan over de aanleiding tot de fusie, de doelen met de fusie en de beoogde resultaten en vervolgstappen na goedkeuring. Deze bevindingen baseert zij op de analyse van de fusie-effectrapportage van 31 maart 2015 in combinatie met de uitkomsten van de gesprekken, die de commissie met de bestuurders heeft gehad op 7 april. Verder heeft de commissie de brief van de minister van OCW van 13 februari als informatiebron gebruikt en kennis genomen van de daarbij gevoegde achterliggende onderzoeksrapporten. 3.1.
Aanleiding voor de fusie
Een goed begrip van de aangevraagde fusie tussen ROC Leiden en het ID College vraagt om een bredere beschouwing en beschrijving van de voorgeschiedenis en de actuele context. De beide ROC’s zijn in Leiden en Gouda ontstaan medio jaren 90 ten tijde van de invoering van de WEB en de vorming van de regionale opleidingencentra. De problemen die aanleiding gaven tot de fusie zijn ontstaan in 2007 met het besluit van ROC Leiden om het aantal locaties op de gekozen wijze terug te brengen van 21 tot twee locaties in Leiden; vlakbij station centraal en station Lammenschans. In de brief van de minister van OCW aan de Tweede Kamer van 13 februari 2015 over de toekomst van ROC Leiden wordt de geschiedenis achter de fusie-aanvraag nader beschreven. De minister stelt onder meer dat het ROC Leiden sinds juli 2012 onder aangepast financieel toezicht heeft gestaan van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie). Dit vanwege financiële problemen, mede veroorzaakt door hoge investeringen in nieuwbouw en de complexe financiering hiervan. De minister schrijft: “Het beeld komt op van een megalomaan project. Waar een behoefte bestond van 37.000 m2 werden twee gebouwen ontwikkeld van 80.000 m2. Nu ondervinden we daarvan de gevolgen” . Tijdens de schouw is de commissie gebleken, dat de aanvragers zich grotendeels in deze lezing kunnen vinden. De bestuurders wijzen erop, dat de beide CvB’s enkele jaren geleden bij het ministerie zijn geweest om over de verhoudingen tussen de instellingen te praten. Het ID College was onder meer bereid haar aanbod in “techniek” te staken, zodat het ROC Leiden meer aanwas zou krijgen voor een volwaardiger opleiding in dit domein. Tot definitieve afspraken is het toen echter niet gekomen. Daarna is er het nodige gebeurd, waaronder het opstappen van de vorige voorzitter van het CvB en de komst van een interim-bestuurder voor ROC Leiden. Deze heeft recent een voorstel voor een verbeterprogramma ontwikkeld voor ROC Leiden, dat gericht was op zelfstandig voortbestaan van de instelling. Het CvB schrijft in het Verbeterplan van 19 januari 2015 dat zij drie voorwaarden ziet om zo’n zelfstandig voortbestaan mogelijk te maken, namelijk: • De plannen financieel haalbaar zijn; • Het ROC de bestuurs- en organisatiekracht heeft om het Verbeterprogramma uit te voeren, en • OCW en de Inspectie van het Onderwijs het vertrouwen in de toekomst van de instelling uitspreken. Het bestuur stelt dat het mogelijk is, dat aan deze voorwaarden niet wordt voldaan en constateert dat dan een verdere uitholling dreigt van de onderwijskwaliteit en het intrekken van de onderwijs- en examenlicenties door de Inspectie van het onderwijs, afnemende studentenaantallen en een verder verslechterende financiële situatie die onverantwoord is. Een overname van ROC Leiden moet dan worden overwogen met het oog op continuïteit van onderwijs voor onze huidige studenten en voor toekomstige mbo-studenten in de Leidse regio. Uit de eerder genoemde Kamerbrief van 13 februari 2015 blijkt, dat de minister het gezien de urgente situatie onaanvaardbaar vindt als er een verdere vertraging ontstaat in het vinden van een oplossing en heeft daarom op 6 februari jl. een voornemen tot een aanwijzing kenbaar gemaakt aan de Raad van Toezicht van ROC Leiden. Door de financiële problemen waar ROC Leiden mee kampt, is er onvoldoende geld om het onderwijs op peil te brengen. Als er nu niet wordt ingegrepen ontstaat het risico dat deze studenten jarenlang niet de kwaliteit van onderwijs krijgen waar zij recht op hebben en dat docenten niet het onderwijs kunnen geven dat gevraagd wordt. Niet uit te sluiten valt zelfs dat deze studenten straks op straat komen te staan. De gevolgen strekken dan nog verder. ROC’s in de regio zouden dan op stel en sprong deze studenten moeten opnemen. In dat geval raakt deze situatie het onderwijs van tienduizenden studenten in Leiden en de grotere regio. De minister constateert in de Kamerbrief dat
7
ROC Leiden geen verdere opties ziet dan het overdragen van de onderwijsverplichtingen aan het ID College. De minister is positief over deze oplossing en geeft aan, dat zij van plan is de situatie na de bestuursoverdracht nauwlettend te volgen en waar nodig te faciliteren: “ In deze ernstige situatie heeft het ID College zich een verantwoord maatschappelijk partner getoond. Daartoe heeft het ID College met het ROC Leiden de intentie vastgelegd om samen tot een oplossing te komen. Het ID College is een instelling die grotendeels in hetzelfde werkgebied van ROC Leiden actief is, financieel gezond is en onderwijs aanbiedt dat de afgelopen jaren sterk verbeterd is. De intentie tot overdracht van het onderwijs aan het ID College zie ik dan ook als een passende en macrodoelmatige oplossing in deze situatie gezien de regionale context en arbeidsmarkt. Tevens sluit het ook aan bij mijn beleid omtrent Focus op Vakmanschap en herkenbaar onderwijs gericht op samenwerking binnen de regio. De komende maanden moeten nog veel zaken worden uitgewerkt. Ik zal dit proces nauwlettend volgen en waar nodig faciliteren.” 3.2.
Doelen van de fusie
In de Fusie-effectrapportage (hierna: de FER) staan de motieven en doelen voor de fusie beschreven. Hieruit blijkt dat de aanvragers van oordeel zijn dat de stichting ROC Leiden niet langer in staat is om de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs eigenstandig te borgen. Zonder ingrijpen gaat Stichting ROC Leiden volgens aanvragers op zeer korte termijn failliet. Stichting ID College vormt daarbij volgens de aanvragers qua omvang de meest geschikte partner om de instandhouding van ROC Leiden over te nemen. Het onderwijsmodel van ID College ligt bovendien in lijn met de door de minister voorgestane organisatievorm van zelfstandige en herkenbare onderwijseenheden. Het ID College heeft ervaring opgedaan met het inrichten van een stabiele organisatie, heeft een solide bedrijfsvoering en een herkenbare en betrouwbare reputatie in de regio. Doel van de fusie is om te komen tot een positieve exploitatie van en investering in de kwaliteit van het onderwijs binnen ROC Leiden. Verdergaande positionering van kleinschaligheid die ID College kenmerkt, zal daarbij ook voor het onderwijs van ROC Leiden gaan gelden. Tijdens de schouw hebben aanvragers toegelicht dat reeds nu het ID College en het ROC Leiden het aanbod van beide instellingen vergelijken en later zullen overgaan tot het samenvoegen van opleidingen, maar ook tot het sluiten van enkele tientallen andere opleidingen. Er moet evenwel eerst vóór 1 mei een oplossing komen voor de continuïteit van het onderwijs aan het ROC Leiden. De interim-bestuurder van ROC Leiden geeft daarbij aan, dat dit een fatale datum is. Is voor die tijd de bestuursoverdracht niet geregeld, dan zal het ROC Leiden failliet gaan en kunnen salarissen niet meer worden uitbetaald. De interim-bestuurder zal dan zijn opdracht teruggeven. De aanvragers dachten eerst, dat zij tot 1 juli de tijd hadden om de bestuurlijke fusie te realiseren. Recente financiële gegevens hebben laten zien, dat een faillissement dichterbij is dan gedacht. 3.3.
Afweging alternatieven
De FER geeft aan dat wanneer de fusie niet plaatsvindt de Stichting ROC Leiden failliet zal gaan. Dit is het enige alternatief voor de fusie. De aanvragers wijzen erop dat dit vanwege het belang van het onderwijs aan negenduizend MBO-studenten en gelet op de urgentie geen reële optie is. De FER gaat ook in op de vraag of het ID College de meest aangewezen partij is de overdracht mee te realiseren. De aanvragers stellen dat het ID College de beste partner is en dat de stichting ROC Mondriaan of de stichting ROC Nova College een vanuit financieel en geografisch oogpunt buiten verhouding grote omvang zouden krijgen door een fusie. Tijdens de schouw hebben de bestuurders verder toegelicht dat in hun opvatting van een faillissement dit zal betekenen dat de onrust zal toenemen, zevenhonderd personeelsleden zijn hun baan niet langer zeker en negenduizend leerlingen zich zullen afvragen wat hun opleiding nog waard is. De studenten zullen dan ongeorganiseerd op zoek moeten gaan naar een nieuwe onderwijsaanbieder. Met de voorgenomen fusie kan de stroom van leerlingen worden georganiseerd, kan de onrust weg worden genomen bij personeel en kan het aanzien van de instelling enigszins overeind worden gehouden en hoeft de waarde van een diploma van de instelling niet ter discussie te zijn. Vandaar dat het ROC Leiden zich heeft gewend tot het ID College met het verzoek om tot een bestuursoverdracht te komen. 3.4.
Noodzakelijke stappen vóór goedkeuring van de fusie
8
Uit de FER blijkt, dat bij het realiseren van de bestuursoverdracht de mogelijkheid van een ontheffing door de minister als bedoeld in artikel 9.1.2 lid 4 Wet educatie en beroepsonderwijs van belang wordt geacht: “ De mogelijkheid tot ontheffing vormt de enige (realistische) manier om het onderwijs dat nu door ROC Leiden wordt aangeboden van de zware vastgoedverplichtingen van Stichting ROC Leiden te ontdoen. ROC Leiden en de vastgoedpartijen zijn in dit kader constructief met elkaar in gesprek.” Uit de schouw blijkt dat naar het oordeel van het bestuur bij hem de verwachting is gewekt dat de minister deze ontheffing zal gaan verlenen. Op het moment van de schouw zijn de gesprekken tussen de vastgoedorganisaties en aanvragers nog gaande om de gevolgen van de voorgenomen fusie en dus de wens te komen tot nieuwe (afspraken over de) huisvesting te regelen. Zonder een akkoord van alle betrokken partijen achten de bestuurders het niet mogelijk de voorgenomen fusie te realiseren. 3.5.
Beoogde gevolgen en vervolgstappen na goedkeuring fusie
Uit de FER blijkt verder dat de aanvragers voorzien dat na goedkeuring van de fusie nog enkele grote beslissingen moeten worden genomen en dat daarvoor het nodige overleg gewenst is. Die beslissingen hebben enerzijds betrekking op de wat zij noemen de organisatorische inrichting van het onderwijs en anderzijds op de macrodoelmatigheid van het onderwijsaanbod. Organisatie na overdracht van ROC Leiden: naar vier Leidse mbo-colleges Ten aanzien van de inrichting van het onderwijs staat in de FER beschreven, dat het ID College ernaar streeft om dit volledig in lijn met het beleid van de minister - zoals neergezet in haar brief over de toekomst van het mbo-onderwijs - te gaan organiseren. Aanvragers stellen dat de kleinschaligheid van het onderwijs van het ID College een wezenlijk kenmerk is waarop het bestuursmodel van Stichting ID College uitdrukkelijk is gebaseerd. Dit komt volgens het CvB ten goede aan de kwaliteit en deze opbouw zal voor ROC Leiden worden overgenomen. Uit de gesprekken tijdens de schouw is gebleken, dat het ID College als regel hanteert dat leslocaties een omvang hebben van ongeveer 2.000 tot 2.500 leerlingen en ongeveer honderd medewerkers. De medewerkers worden onderverdeeld in teams. Het verkrijgend bestuur wil het ROC Leiden in dat licht gaan omvormen tot vier scholen of “mbo-colleges” in de gemeente Leiden. De FER stelt dat het gebruik van de locatie Lammenschans vermoedelijk nog twee à drie jaar zal omvatten. Het gebruik van de locatie Leiden CS zal vermoedelijk na twee jaar worden gestaakt. Afstemming van de opleidingsportfolio’s van ROC Leiden en het ID College en de didactiek De FER vermeldt dat ten tijde van de voorgenomen bestuursoverdracht alle opleidingen van ROC Leiden in ieder geval onverkort overgaan naar het ID College. De intentie is om het onderwijs dat nu wordt verzorgd door ROC Leiden tijdelijk binnen Stichting ROC ID College te continueren, met name gelet op de diplomering in 2015 van ingeschreven studenten. Wanneer opleidingen die nu door ROC Leiden worden aangeboden, tevens door ID College worden aangeboden, zal vanzelfsprekend gekeken worden naar de inhoudelijke overeenkomsten en verschillen tussen deze opleidingen, om kwalitatief goede opleidingen te kunnen aanbieden. Tijdens de schouw is gebleken, dat het ID College het een belangrijke voorwaarde vindt dat het onderwijs te Leiden wordt georganiseerd zoals dat gebeurt bij alle opleidingen en locaties van het ID College. Het interim CvB van ROC Leiden heeft hiermee ingestemd. Een volledige integratie zal mogelijk pas op 1 augustus 2016 plaatsvinden en zal nader worden uitgewerkt na 1 mei aanstaande. Macrodoelmatigheid van het opleidingenaanbod in afstemming met andere aanbieders De FER vermeldt verder, dat voor een aantal opleidingen bepaald zal worden of het ID College de opleiding op termijn voortzet of niet. Het CvB geeft aan dat zij dit een onderwerp vindt voor de “macrodoelmatigheids-agenda” met de omliggende instellingen. Tijdens de schouw is de commissie gebleken, dat het bestuur dit een onderwerp van gesprek vindt dat aandacht kan krijgen na goedkeuring van de fusie. Macrodoelmatigheid en het opleidingenaanbod door aanvragers gezamenlijk wordt pas inhoudelijk besproken en uitgewerkt nadat de bestuursoverdracht is gerealiseerd. Voor wat betreft de keuzes die studenten resteren in de regio merken aanvragers op dat er voldoende aanbieders van onderwijs in de regio overblijven. Ook de minderjarige mbo-studenten beschikken vanaf 1 augustus 2016 en uiterlijk 1 augustus 2017 over een OV-kaart, en de reistijden zijn door een goede infrastructuur en een goed aanbod van openbaar vervoer in de regio relatief kort. Het ID College geeft daarbij aan, dat zij rekening houdt met demografische ontwikkelingen die kunnen
9
gaan leiden tot krimp van het aantal leerlingen en studenten. Zij streeft ernaar om in de vier grotere steden in haar werkgebied eigen gebouwen te houden, namelijk Alphen, Gouda, Leiden en 12 Zoetermeer . In vier andere gemeenten wil zij huisvesting huren om flexibel het onderwijs te kunnen organiseren; anders dan wanneer de huisvesting in haar eigendom zou zijn, kan ze de gehuurde huisvesting relatief eenvoudig weer afstoten.
4.
Zorgvuldige besluitvorming en draagvlak bij personeel en studenten
De Wet fusietoets definieert legitimatie als volgt: bestuur en management hebben draagvlak onder de bij de onderwijsinstelling betrokkenen of belanghebbenden voor de besluiten die ze nemen. Die betrokkenen zijn primair leerlingen, hun ouders, studenten en onderwijspersoneel. Verder gaat het om externe betrokkenen als het toeleverende en het vervolgonderwijs, maatschappelijke partners, het bedrijfsleven en andere potentiële werkgevers. In het kader van de fusietoets spitst legitimatie zich toe op de zorgvuldigheid waarmee het fusieproces wordt doorlopen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt verder dat de FER primair bedoeld is als instrument voor belanghebbenden om inzicht te krijgen in motieven, doelen en effecten van de fusie, en om daarop 13 invloed te kunnen uitoefenen. Voor het bestuur dient de FER om draagvlak onder de belanghebbenden te krijgen. Het is een vorm van transparantie waarmee het bestuur zich verantwoordt over fusievoornemens. Indien de FER de vereiste elementen bevat kunnen belanghebbenden zich een goed oordeel vormen over de noodzaak of wenselijkheid van een fusie en zijn ze optimaal geïnformeerd. In deze paragraaf beschrijft de CFTO haar bevindingen over het draagvlak voor de fusie bij de medezeggenschap van de betrokken instellingen; de “interne legitimiteit” van de fusie. Deze bevindingen zijn gebaseerd op de FER van 31 maart 2015, de schriftelijke adviezen die de medezeggenschapsorganen hebben uitgebracht en de gesprekken die de commissie met de vertegenwoordigers van het personeel en de studenten van beide instellingen heeft gehad. 4.1.
Oordeel medezeggenschap over de aanleiding en noodzaak van bestuursoverdracht
Uit de schriftelijke stukken en de gesprekken die de commissie heeft gevoerd, kan worden afgeleid hoe de ondernemings- en studentenraden (hierna: de OR en de SR) van beide instellingen tegen de overdracht van ROC Leiden aan het ID College aankijken. De raden delen het gevoel van urgentie. Een faillissement zoals door hen opgevat, moet worden voorkomen. Een fusie met het ID College lijkt daarbij de enige uitweg. Dat wil niet zeggen, dat deze fusie van harte gewenst is vanuit het personeel of de studenten of dat zij de gevolgen daarvan al kunnen overzien en zich geen zorgen maken over de consequenties. Medezeggenschap ID College De geledingen van het ID College zien dat hun bestuursleden in het openbaar verwachtingen hebben gewekt over het overnemen van ROC Leiden, maar zij hebben veel vragen over de mogelijke gevolgen: bijvoorbeeld over eventuele gedwongen ontslagen en de mate waarin onderscheid zal worden gemaakt tussen medewerkers van het ID College en ROC Leiden bij de fusie. De OR van het ID College wil tijd om advies in te winnen, zo blijkt uit de schriftelijke verklaring. De gesprekken op 7 april hebben bevestigd, dat deze OR zich beperkt in staat acht inhoudelijk te adviseren over de voorgenomen fusie. De raad geeft bijvoorbeeld aan dat met een dreigend faillissement van ROC Leiden vanaf 1 mei wordt geschermd, maar dat niet duidelijk voor de OR is of een faillissement daadwerkelijk aanstaande is en dus of de urgentie zo hoog is als nu wordt voorgesteld.
12 13
Deze locatie ziet ROC Mondriaan als behorend tot haar natuurlijk wervingsgebied. Kamerstukken II 2008/09, 32 040, nr. 3, p.11.
10
Medezeggenschap ROC Leiden De OR en de SR van ROC Leiden zijn weliswaar geïnformeerd door de vorige bestuurders over de problemen rond de huisvesting en de kwaliteit van het onderwijs, maar de CFTO heeft uit de gesprekken begrepen dat beide raden vinden dat ze achteraf gezien door het vorige bestuur niet volledig zijn geïnformeerd. De OR van het ROC Leiden heeft de indruk dat het management en het beleid was gericht op de huisvesting en het financieren van de nieuwbouw, terwijl de kwaliteit van het onderwijs achteruit ging. Het onderwijs was niet optimaal georganiseerd en klassen werden groter. Investeringen in personeel bleven achterwege en investeringen in de huisvestingen werden gedaan ten koste van de investeringen die nodig waren om de kwaliteit van het onderwijs op peil te krijgen. De studentenraad van het ROC Leiden heeft ervaren dat de kwaliteit van het onderwijs aan de instelling onder druk stond. Er was sprake van lesuitval, programmering die niet op elkaar aansloot en de kennelijke noodzaak om ook onderwijs te verzorgen in de vrij toegankelijke ruimten in het gebouw in plaats van in de leslokalen. Vanuit de studenten en het personeel van ROC Leiden is aangegeven, dat het actief aantrekken van nieuwe studenten een groeistrategie was die ook nodig was gelet op de financiële problemen. Dat een fusie nu onvermijdelijk is gebleken, is voor de studenten een schok. 4.2.
Mate waarin ouders, leerlingen, studenten en personeel zijn geraadpleegd
Medezeggenschap ID College Het schriftelijk advies van de OR van het ID College maakt duidelijk, dat deze raad het bestuur van het ID College heeft verzocht om haar achterban te raadplegen over de overname van het ROC Leiden. De OR schrijft dat dit door het CvB schriftelijk is afgewezen. De OR schrijft hierover in zijn advies: “ Wij zijn het niet eens met deze afwijzing en verzoeken u hierop terug te komen. Uw adviesaanvraag heeft betrekking op een besluit, dat een zeer grote invloed heeft op de toekomst van onze organisatie. Voor ons als OR zal het onmogelijk zijn om een standpunt in te nemen zonder raadpleging van onze achterban. Verder schrijft artikel 25.4 van de WOR voor, dat de een adviesaanvraag tenminste éénmaal op een overlegvergadering moeten worden besproken, voordat de OR een advies uit kan brengen. Deze vergadering moet nog worden gepland.” De schriftelijke verklaring van de SR van het ID College vraagt eveneens aandacht voor zorgvuldige communicatie en informatievoorziening. Zo stelt de SR de voorwaarde dat er vóór 1 mei openbare informatie bijeenkomsten voor de ouders en studenten worden gehouden: zowel voor de studenten van ROC Leiden, maar ook voor de ouders en studenten van het ID College. Zodat alle vragen beantwoord kunnen worden (bijv. In de aula tijdens schooltijd, omdat alle studenten dan beschikbaar zijn en de middag of avonden voor de ouders). De gesprekken die de CFTO hield met de vertegenwoordigers van beide raden van het ID College bevestigen de schriftelijke informatie. De SR geeft bijvoorbeeld aan in een laat stadium en met gebrekkige informatie te zijn betrokken. Het verzoek van de studentenraad om zitting te nemen in werk- of stuurgroepen heeft nog niet geleid tot een uitnodiging vanuit het bestuur. Medezeggenschap ROC Leiden In het schriftelijk advies van de OR van ROC Leiden staat, dat men begrip heeft voor het feit dat er haast is geboden, maar dat zorgvuldigheid prevaleert boven snelheid. De OR geeft aan dat met name de informatie vanuit de FER en het gesprek met de CFTO hebben bijgedragen aan het opstellen van de reactie. Hieruit valt af te leiden, dat de OR pas aan het begin van de maand april schriftelijk is geïnformeerd door het bestuur via een concept-fusie-effectrapportage en dat het bestuur van ROC Leiden de OR 6 á 7 dagen heeft gegeven voor oordeelsvorming –dit betekent dat de OR de informatie uit de FER niet heeft kunnen gebruiken voor raadpleging van het personeel. De schriftelijke verklaring van de SR van ROC Leiden stelt enkele meer procesmatige voorwaarden aan de te nemen vervolgstappen. Uit de gesprekken met beide raden blijkt echter, dat er in het algemeen het gevoel heerst dat de raden de afgelopen maanden te weinig zijn betrokken bij en geïnformeerd over de fusievoornemens. Daarbij geeft de SR aan, dat het ook lastig is in een heel grote onderwijsorganisatie met meer dan 9.000 leerlingen verdeeld over twee grote locaties om goed contact op te bouwen met medestudenten. Er worden bijvoorbeeld niet of nauwelijks sociale activiteiten georganiseerd vanuit de school.
11
4.3.
Mate van intern draagvlak
Medezeggenschap ID College Uit het schriftelijk advies van de OR van het ID College blijkt dat men om een definitief standpunt te kunnen bepalen belangrijke informatie wil ontvangen, zoals de raamovereenkomst over het onroerend goed en diverse juridische en fiscale onderzoeken. Tijdens de schouw is verder toegelicht dat deze raad heeft gemeend alleen advies te moeten geven als bedoeld in de WEB om de voortgang van het fusieproces niet te frustreren. De ondernemingsraad heeft derhalve in haar beleving bedoeld om positief te adviseren over de bestuurlijke fusie van de twee besturen. Zij merken op dat vanuit het bestuur is toegezegd, dat de organisaties als werkmaatschappijen het komende jaar of twee jaren naast elkaar zullen opereren. Wanneer de organisaties daadwerkelijk samengaan zal de raad zich uitspreken over dat besluit. Ook de SR heeft positief geadviseerd, maar onder voorwaarden. Tijdens de schouw is gebleken dat met name de nieuwe huisvesting, de omvang hiervan en de bereikbaarheid door de studenten van belang wordt geacht. Verder lijkt het de studentenraad belangrijk om een loket in te richten waar studenten met vragen en klachten terecht kunnen. Medezeggenschap ROC Leiden Tijdens de schouw op 7 april geeft de OR van ROC Leiden aan, dat men niet onvoorwaardelijk wil instemmen met de voorgenomen bestuursoverdracht voor wat betreft de directe gevolgen voor het onderwijs, het personeel en de studenten in Leiden. Het ID College heeft haar onderwijs op een wijze georganiseerd die het lijkt te willen kopiëren voor de inrichting van het onderwijs nu nog aan het ROC Leiden. De OR merkt op dat er veel gelegen is aan het besef bij het bestuur dat het goede van het ROC Leiden wordt bewaakt en het onderwijsmodel van het ROC niet helemaal moet worden opgegeven. Het VAVO-onderwijs dat wordt verzorgd aan het Boerhaave college, heeft bijvoorbeeld een hele goede naam volgens de OR. Vanuit de OR wordt daarbij opgemerkt, dat het Boerhaave college binnen het ROC Leiden een relatief zelfstandige positie heeft. Er zijn zorgen dat deze positie verloren zal gaan. Uit de schriftelijke verklaring van de OR van 9 april blijkt, dat men een aantal voorwaarden stelt aan de bestuursoverdracht van ROC Leiden en hierop een schriftelijke reactie wenst van het bestuur alvorens de overdracht wordt gerealiseerd. Deze voorwaarden zijn:
•
• •
• • • • •
Zodra duidelijk is dat er geherstructureerd/gereorganiseerd gaat worden, wordt de nieuwe organisatiestructuur incl. het meerjarenformatieplan en opleidingenportfolio, een en ander voorzien van bijbehorend tijdpad, aan de OR gepresenteerd en worden heldere afspraken gemaakt omtrent rol en verantwoordelijkheden van OR en vakbonden. Behoud van werkgelegenheid in bestaande functies is gegarandeerd tot de implementatie van de nieuwe organisatiestructuur. Als voorbeeld noemen we hierbij de functie van manager onderwijs. Vóór de datum van de bestuursoverdracht moet er overeenstemming zijn over de wijze waarop de medezeggenschap binnen het (vergroot) ID College na deze datum wordt ingevuld. Ons voorstel hierbij is: totdat er een nieuwe OR is gekozen voor het (vergroot) ID College worden de beide huidige ondernemingsraden samengevoegd; bestaande faciliteiten blijven daarbij behouden. Er kunnen onderdeelcommissies worden ingesteld die bevoegd zijn als het gaat om (voorgenomen) besluiten die louter het (op dat moment al voormalige) ROC Leiden of het (oude) ID College betreffen. Ook kan worden gekozen voor een commissie die samengesteld is uit leden van de huidige ondernemingsraden. Er is frequent overleg tussen OR en CvB; hierbij wordt gedacht aan een keer per drie weken. De secundaire arbeidsvoorwaarden worden op basis van het beste uit de twee huidige afzonderlijke regelingen geharmoniseerd. De ratio docent-student van ROC Leiden wordt in positieve zin aangepast (vergelijkbaar met die van ID College). De nieuwe begroting van het ID College wordt ter advisering voorgelegd aan de OR. Er wordt inzicht gegeven in hoogte en besteding van het transitiebudget. Ten aanzien van de continuïteit in het onderwijsproces is reeds eerder vastgesteld dat de integratie van de voort te zetten onderwijsactiviteiten van ROC Leiden binnen de bestaande structuur van ROC IDS College pas plaatsvindt wanneer daarbij aan alle randvoorwaarden voor de onderwijsteams is voldaan. Te denken valt hierbij aan scholing, ICT-voorzieningen, en vanzelfsprekend voldoende formatie.
12
•
Waar onderwijsteams volmondig aangeven dat dit kan, is overgang naar het Flex-ID model eerder dan 1 augustus 2016 mogelijk. In alle andere gevallen zal dit vanaf 1 augustus 2016 worden gerealiseerd, tegelijk met de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur.
Uit het schriftelijk advies van de studentenraad van ROC Leiden, dat op 6 april is toegestuurd blijkt dat de OR positief adviseert over de overdracht van het bestuur. In de verklaring worden vooral procesmatige voorwaarden gesteld, zoals het beschikbaar stellen van nadere documenten en de mogelijkheid om op een later moment de officiële goedkeuring van de overdracht te kunnen zien. Tijdens het gesprek dat de CFTO heeft gevoerd op 7 april met de studentenraad, blijkt dat er bij deze vertegenwoordigers van de studenten ook inhoudelijke aandachtspunten zijn. Dit betreft met name de vraag welke huisvesting de studenten van de instelling in Leiden na fusie gaan krijgen. De omvang van de locaties wordt nu als te groot ervaren. De studentenraad hoopt op een kleinere schaal, bijvoorbeeld maximaal 1500 leerlingen. Ook spreekt de studentenraad van ROC Leiden de hoop uit dat de inhoudelijke wensen uit het Verbeterplan van 19 januari 2015, waarover intensief overleg is geweest met de interim-bestuurder van ROC Leiden en daarin vastgelegd, door het CvB van het ID College worden gerealiseerd. De studenten willen snel iets gaan merken van de verbetering van de kwaliteit, althans de positieve gevolgen van de voorgenomen fusie. Enkele concrete voorbeelden kunnen zijn dat het grote aantal tussenuren wordt teruggebracht en dat docenten zich houden aan de afspraak, dat het verplaatsen van een les of het uitvallen ervan minstens enkele dagen tevoren bekend wordt gemaakt (en niet pas enkele uren tevoren). Daarbij maken ze zich zorgen over de gevolgen van een snelle overgang naar het onderwijsmodel van het ID College. Wat betekent dit voor bijvoorbeeld het kunnen doen van examens of aangeschafte lesmaterialen? De SR vindt het in die zin van belang, dat de gevolgen van de fusie goed worden geëvalueerd en nauwlettend worden gevolgd en besproken met de studenten. Communicatie is van groot belang.
5.
Gebiedsanalyse: keuzevrijheid, variëteit en extern draagvlak
De Wet fusietoets heeft daarbij het doel om te zorgen voor behoud van keuzevrijheid voor met name studenten, variëteit in het onderwijsaanbod, het voorkomen van het ontstaan van te grote concentratie van bestuursmacht in één gebied (monopolieposities). De CFTO heeft op basis van databestanden van DUO een nadere analyse gedaan rondom het onderwijsaanbod en de leerlingenstromen in de bredere regio en het fusiegebied. Verder is “externe legitimiteit” van onderwijsfusies van belang, bijvoorbeeld op basis van een positief signaal van lokale of provinciale overheden, het betrokken bedrijfsleven of collega-instellingen. In dat licht vraagt de CFTO standaard aan externe partijen in de regio of zij hun zienswijze willen geven. In paragraaf 5.5. en 5.6. wordt hiervan verslag gedaan. 5.1.
Nadere bepaling van het fusiegebied
Om het fusiegebied nader te bepalen heeft de CFTO bij DUO informatie over de woongemeenten van de leerlingen en studenten opgevraagd voor beide instellingen. Vijf gemeenten staan in de top tien van beide instellingen: naast Leiden gaat het dan om Alphen, Katwijk, Den Haag en Zoetermeer. Voor het overige blijkt dat het ID College een zwaartepunt heeft in de regio rond Gouda en Alphen. Het ROC Leiden trekt studenten uit gemeenten rond Leiden en de Duin- en Bollenstreek.
13
Tabel 1. Voedingsgebieden ROC Leiden en ID College (bron: DUO, telling 1 oktober 2014) ID College
ROC Leiden
Totaal aantal lln/studenten
10.578 leerlingen/studenten
9.016 leerlingen/studenten
Studenten woonachtig in
112 gemeenten
165 gemeenten
Aantal gemeenten waar samen 32 gemeenten meer dan 95% vd studenten wonen
38 gemeenten
Tien gemeenten waar het grootste 1. Den Haag: 1548 lln = 15% aantal leerlingen/studenten woont 2. Zoetermeer: 1335 lln = 13% 3. Alphen: 1086 lln = 10% 4. Gouda: 996 lln = 9% 5. Krimpenerwaard: 426 lln = 4% 6. Bodegraven: 423 lln = 4% 7. Leiden: 405 lln = 4% 8. Katwijk: 351 lln = 3% 9. Waddinxveen: 350 lln = 3% 10. Zuidplas: 329 lln = 3%
1. Den Haag: 1106 lln = 12% 2. Leiden: 1020 lln = 11% 3. Katwijk: 787 lln = 9% 4. Alphen: 776 =9% 5. Zoetermeer: 727 = 8% 6. Haarlemmermeer: 432 lln = 4% 7. Teijlingen: 328 lln = 4% 8. Leiderdorp: 297 lln = 3% 9. Kaag en Braassem: 282 lln = 3% 10. Leidschendam: 277 ln = 3%
Nb. Vet gedrukte gemeenten zijn gemeenten waaruit voor beide ROC’s relatief veel leerlingen afkomstig zijn.
5.2.
Alternatieve aanbieders van mbo-onderwijs in het fusiegebied
De grootste overlap in gebied bestaat met ROC Mondriaan, met name als het gaat om leerlingen uit Den Haag, Zoetermeer, Leidschendam/Voorburg en Katwijk. Voor het NOVA College en het ID College (na fusie) geldt dat beide instellingen studenten trekken uit bijvoorbeeld de gemeente Haarlemmermeer (met respectievelijk 14% en 4% leerlingen). Er is verder beperkte overlap in de voedingsgebieden van het ID College (na fusie) en ROC Midden-Nederland, met name in Woerden. Tabel 2. Voedingsgebieden ROC Mondriaan, NOVA College en Midden Nederland (bron: DUO) ROC Mondriaan
ROC NOVA College
ROC Midden-Nederland
16.346 studenten
10.900 studenten
17.316 studenten
Totaal aantal gemeenten waar studenten wonen
233 gemeenten
187 gemeenten
361 gemeenten
Aantal gemeenten waar 95% studenten wonen
29 gemeenten
44 gemeenten
125 gemeenten
Totaal aantal studenten
Tien gemeenten waar het grootste aantal leerlingen/studenten woont
1. Den Haag (48%) 2. Westland (9%) 3. Delft (6%) 4. Zoetermeer (5%) 5. Pijnacker/nootd (4%) 6. Rijswijk (3%) 7. Leidschendam (3%) 8. Katwijk (3%) 9. Rotterdam (3%) 10. Leiden (2%)
1. Haarlem (18%) 2. Haarlemmermeer (14%) 3. Velsen (12%) 4. Beverwijk (7%) 5. Heemskerk (6%) 6. Zaanstad (4%) 7. Amsterdam (3%) 8. Castricum (2%) 9. Alkmaar (2%) 10. Aalsmeer (2%)
1. Utrecht (18%) 2. Amersfoort (9%) 3. Nieuwegein (5%) 4. Stichtse Vecht (3%) 5. Houten (3%) 6. Zeist (3%) 7. IJsselstein (3%) 8. Woerden (2%) 9. Soest (2%) 10. Utr. Heuvelrug (2%)
Nb. Vet gedrukte gemeenten zijn gemeenten waaruit ook de fuserende ROC’s relatief veel leerlingen trekken.
De verdeling van de studenten over de verschillende gemeente strookt met de gemiddelde reisafstand die mbo-studenten afleggen om van hun thuisadres naar het gebouw waar de meeste lessen gevolgd
14
worden te reizen. De gegevens hiervoor heeft de commissie ontleend aan de landelijke monitor van de reisafstand en kosten. Uit de monitor blijkt dat de reisafstand voor de voltijds-mbo studenten gemiddeld 21 km is. Voor mbo-studenten in de beroepsbegeleidende leerweg, die minimaal één dag in de week naar de leslocatie gaan, is de reisafstand gemiddeld iets groter (23 km). Het openbaar vervoer is voor 66% van de voltijd-mbo-studenten het belangrijkste vervoermiddel. Voor de bblstudenten is dat de auto (57%). Vanuit Leiden en Zoetermeer is de gemeente Den Haag bereikbaar binnen een straal van 20 á 25 kilometer. Datzelfde geldt voor de afstand tussen Leiden en Hoofddorp: eveneens 20 á 25 kilometer. Tussen deze steden is sprake van een goede verbinding met openbaar vervoer. Over het algemeen zijn ROC Midden-Nederland en MBO Utrecht en ROC Albeda en Zadkine in Rotterdam voor studenten in Leiden en Gouda geen alternatieven; de reisafstand van de studenten van hun thuisadres tot de instellingen overschrijdt het gemiddelde. 5.3.
Indicaties van concurrentie in het gebied: ontwikkeling mbo-studenten per ROC
De CFTO heeft verder onderzocht hoe het aantal mbo-studenten zich bij de vijf ROC’s heeft ontwikkeld. Hieruit blijkt dat ROC Leiden de afgelopen vijf jaar een forse stijging heeft gekend: het aantal mbo-studenten is met bijna 1.000 studenten gegroeid, ofwel een stijging van 11% in vijf jaar. Deze stijging is vooral het gevolg van een stijging van de mbo-voltijd studenten: een groep die vijf dagen per week onderwijs volgt op locatie aan de instelling. Het ID college heeft in dezelfde periode een zeer lichte daling gekend in studentenaantal, terwijl de drie aanpalende ROC’s te maken kregen met een soms forse daling variërend -4% tot -14%. Hieruit volgt dat, ondanks de financiële en bestuurlijke problemen van ROC Leiden, de nieuwbouw en verhuizing naar twee locaties naast het Centraal Station en Station Lammenschans in combinatie met een actieve communicatiecampagne ertoe heeft geleid dat een forse groei van het aantal mbostudenten werd gerealiseerd, terwijl het aantal studenten dat de instelling van de andere ROC’s bezocht stabiel bleef of afnam. Dit is een duidelijk gevolg van de concurrentie tussen de instellingen. De groei van ROC Leiden lijkt ten koste te zijn gegaan van het NOVA College en het Mondriaan College. De daling van ROC Midden Nederland heeft waarschijnlijk te maken met andere factoren. Tabel 3. Ontwikkeling aantal leerlingen fuserende ROC ’ s + omliggende ROC ’ s (bron DUO) 2010
2011
2012
2013
2014
groei/daling
ID College
10.738
11.005
10.991
10.429
10.578
-1%
ROC Leiden
8.099
8.379
8.662
8.693
9.016
+11%
ROC Midden Nederland
19.102
17.832
18.021
18.365
17.316
-9%
ROC Mondriaan
17.012
16.820
16.664
16.724
16.347
-4%
ROC Nova College
12.621
12.236
11.729
11.283
10.901
-14%
5.4.
Demografische ontwikkelingen in het fusiegebied
Aanvragers hebben erop gewezen, dat de fusie ook nodig zou zijn met het oog op de gevolgen van te verwachten demografische krimp van het leerlingenaantal. Dit is ook een factor waar het ministerie van OCW aandacht voor vraagt. De CFTO heeft daarom gekeken naar de regionale prognoses van Planbureau voor de leefomgeving (PBL), die worden gemaakt voor schoolgaande jeugd van 17- tot 26-jarigen. Dat is de voor het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs relevante leeftijdscategorie. In het algemeen verwacht het PBL dat het aantal 17- tot 26-jarigen in Nederland de komende jaren licht zal stijgen en na 2022 weer zal gaan dalen. Hierdoor is de bevolking in de leeftijdscategorie 17 tot 26 jaar in 2025 ongeveer even groot als in 2012. Op regionaal niveau bestaat er een patroon van groei naast krimp. Tot 2025 treedt er over het algemeen krimp op in de (perifere) plattelandsgemeenten. Daarentegen treedt er groei op in de grotere steden en in de gemeenten
15
daaromheen. De provincie Zuid-Holland verwacht dat tussen 2012 en 2030 de Zuid-Hollandse bevolking toeneemt met 289.000 mensen in met name de zone Den Haag-LansingerlandWaddinxveen en in Katwijk, vooral met 55+ers. In de jongere leeftijdsgroepen verandert er niet veel.
Afbeelding 1. Prognoses provincie Zuid-Holland per gemeente: 2012-2040.
5.5.
Relatie met arbeidsmarktregio en RMC-functie
De CFTO heeft onderzocht hoe de arbeidsmarktregio en de RMC-regio zich verhouden tot de voedingsgebieden van de fuserende ROC’s en de drie ROC’s die verder in de regio actief zijn. Arbeidsmarktregio’s De arbeidsmarkt 14 in Nederland is ingedeeld in 35 regio’s van waaruit gemeenten en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden vormgeven. De gemeenten hebben forse investeringen gedaan in de samenwerking in de regio’s. De fuserende ROC’s bieden opleidingen aan op locaties in vier arbeidsmarktregio’s: • Holland Rijnland (o.a. Alphen, Katwijk, Leiden) • Midden Holland (o.a. Gouda, Schoonhoven) • Zuid-Holland Centraal (o.a. Wassenaar, Leidschendam-Voorburg, Voorschoten, Zoetermeer) • Midden-Utrecht (locatie te Woerden van het ID-college). Deze arbeidsmarktregio’s zijn bijvoorbeeld gescheiden van de arbeidsmarktregio Haaglanden, met o.a. Den Haag, Delft en het Westland als gemeenten, waar ROC Mondriaan de enige aanbieder is. RMC-regio’s De fuserende ROC’s nemen verder deel aan de Regionale Meld en Coördinatiefuncties (hierna: RMC-functie). Het centrale doel van de Regionale Meld en Coördinatie (RMC) functie is het scheppen van voorwaarden voor jongeren tot 23 jaar om de voor hen hoogst haalbare en meest passende onderwijs- en/of arbeidsmarktpositie te bereiken. Iedere jongere tot 23 jaar moet dus een passende plaats in het onderwijs of op de arbeidsmarkt kunnen vinden. Om meer grip te krijgen op het 15 terugdringen en voorkomen van is Nederland verdeeld in 39 RMC regio's. De fuserende ROC’s hebben te maken met vier RMC-regio’s: • Haaglanden/Westland (o.a. Den Haag, Delft, Westland, Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer) 14 15
Voor meer informatie: www.samenvoordeklant.nl/arbeidsmarktregios. Voor meer informatie: www.rmcnet.nl.
16
• • •
Zuid-Holland Noord (o.a. Katwijk, Leiden, Voorschoten) Zuid-Holland Oost (o.a. Alphen ad Rijn, Gouda) Utrecht (locatie te Woerden van het ID College)
Overlap en verschil in bestuurlijke regio-indelingen De locatie te Woerden van het ID College verhoudt zich bestuurlijk gezien tot een duidelijk andere arbeidsmarktregio en RMC-functie: deze locatie heeft bestuurlijk gezien een oriëntatie op Utrecht. Verder passen de locaties van het ID College te Zoetermeer en Leidschendam-Voorburg goed bij de arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal, maar minder bij de RMC-functie Haaglanden/West en die samenwerking met Den Haag en Delft. 5.6.
Zienswijzen van andere aanbieders van MBO-onderwijs in de regio
De CFTO heeft gesproken met de bestuurders van het Mondriaan College met vestigingen in Den Haag en Leiden, het ROC Nova College met vestigingen in o.a. Haarlemmermeer en ROC MiddenNederland met een vestiging in o.a. Woerden. Deze bestuurders wijzen samengevat op drie hoofdpunten: • De voor- en nadelen van de fusie in vergelijking tot een faillissement. Hoewel de noodzaak van een fusie niet wordt bestreden, stelt men de vraag of de voordelen van een faillissement wel voldoende in de afwegingen zijn meegenomen; • De vraag of het ID College krachtig genoeg is om de fusie te dragen, en • De gevolgen voor de keuzevrijheid van de studenten en de vraag of de concurrentie zal verminderen of toenemen. Wat betekent dit voor de doelmatigheid van de locaties en de daar aangeboden opleidingsportfolio’s van de verschillende aanbieders van mbo-onderwijs? In hoeverre is sprake van een suboptimale oplossing, ook bekeken in een breder perspectief op de Randstad? Had er niet eerder en beter overleg moeten plaatsvinden? En in welke mate is te voorzien, dat dergelijk overleg in de nabije toekomst effectief zal blijken? Fusie versus faillissement De bestuurders erkennen allen dat de problemen bij het ROC Leiden erg groot zijn: niet alleen financieel, maar ook voor wat betreft de kwaliteit van het onderwijs aan de instelling. Duidelijk is dat de investeringen van de instelling alleen werden gedaan in de huisvesting en ten koste gingen van de noodzakelijke investeringen in de kwaliteit van het onderwijs en met name het personeel. Het ROC heeft te weinig personeel in dienst om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Tegelijkertijd vragen sommige van de collega-bestuurders zich af, of een faillissement niet een betere oplossing zou zijn dan het stimuleren van een fusie tussen beide ROC’s. Zo wijst één van de bestuurders op de brief van de regering aan de Tweede Kamer over de borging van publieke 16 belangen en het standpunt dat daarin wordt ingenomen ten aanzien van faillissementen. Hij wijst op de passage waarin de regering stelt dat de overheid het publieke belang van goed én betaalbaar onderwijs moet borgen, maar dat een instelling die niet in staat is om de dienstverlening nog langer op een goede en betaalbare manier uit te voeren, failliet moet kunnen gaan omdat het afwentelen van bestuurlijk falen op de maatschappij tot het verleden moet gaan behoren vanwege de hoge kosten en omdat het risicovol gedrag aanmoedigt. Er zijn zorgen dat de kosten voor de fusie die het ministerie van OCW gaat vergoeden, ofwel het “transitiebudget”, ten koste zullen gaan van de sector. Een collega-bestuurder stelt, dat een faillissement louterend had kunnen zijn voor de sector. Een derde bestuurder is er juist van overtuigd dat een faillissement geen oplossing biedt, omdat de boedel dan wordt verdeeld aan de schuldeisers en daar is niemand mee gebaat. Bovendien geven alle bestuurders aan, dat het voor hen een lastige klus zou zijn geweest om een grote toestroom van studenten van ROC Leiden op te vangen. Voldoende bestuurskracht van het ID College In het algemeen signaleren de collega-bestuurders dat het ID College een zware verantwoordelijkheid op zich heeft genomen en dat de vraag kan worden gesteld, of het ID College hierop berekend is en of dit bestuur in staat zal blijken om voldoende investeringen te doen in het onderwijs aan beide
16
Minister van Economische Zaken, Kamerbrief, 28 november 2014 “borging van publieke belangen”.
17
instellingen om de kwaliteit op orde te brengen. Daarbij wordt erop gewezen, dat het ID College al grote investeringen doet in nieuwe onderwijshuisvesting in Leiden. Er wordt gewezen op de financiële cijfers en het vreemd vermogen, zoals blijkt uit de jaarrekening. Verder wordt erop gewezen, dat de omvang van het onderwijsbestuur verdubbelt: er vindt een groei plaats van ongeveer 10.000 naar ongeveer 20.000 studenten. Daarbij is dit bestuur actief over een groot geografisch gebied over de as Gouda, Alphen, Leiden, Woerden en Zoetermeer. Het besturen van een grote instelling die zich beperkt tot een duidelijk afgebakende en behapbare regio, of dat nu grote stad of een beperkte (arbeidsmarkt)regio is, is eenvoudiger dan het besturen van een instelling die zich uitstrekt over een groot gebied, waarbinnen meerdere en verschillende organen functioneren. De geografische omvang doet er daarbij volgens deze bestuurder meer toe dan het leerlingenaantal. Keuzevrijheid, concurrentie en macrodoelmatigheid De bestuurders spreken in de regel van een gemiste kans dat zij niet al in een vroegtijdig stadium betrokken zijn bij het zoeken naar oplossingen: er is met hen geen overleg gevoerd in de afgelopen maanden over de problemen rond ROC Leiden. De sector is toe aan een andere fase. Eerst kwam het tot het vormen van ROC’s om ook de kleine instellingen en opleidingen een beetje te concentreren. De ROC-regio’s zijn evenwel geen logische regio’s meer. Meer voor de hand ligt een verdeling van de regio’s langs de lijnen van bijvoorbeeld RMC’s of arbeidsmarktregio’s als van het UWV. Dit zou moeten worden opgepakt en uitgewerkt via een “Randstad-doelmatigheidsplan” waarin deze vraagstukken tegelijkertijd worden aangepakt. Zouden zij zijn uitgenodigd door het ministerie van OCW om mee te denken, dan zouden er wellicht andere oplossingen zijn gevonden zoals het “opknippen” van ROC Leiden in combinatie met een macrodoelmatig aanbod. Zij spreken daarom van een gemiste kans. Het ROC Mondriaan heeft recent een brief hierover gestuurd aan de minister met een concreet voorstel om te komen tot een herschikking van het aanbod in de regio (waarbij met name Zoetermeer genoemd wordt). Bij het oplossen van de nasleep van Amarantis in die betrokken gebieden had de door minister van OCW aangestelde regisseur geen instrumenten om te dwingen, noch om de instellingen over te halen, tot samenwerking en afspraken. In Rotterdam speelt nu een vergelijkbaar vraagstuk na de problemen met ROC Zadkine. Een situatie zoals in Leiden historisch is gegroeid met drie concurrerende aanbieders kan wenselijk zijn zolang sprake is van een productieve concurrentie en opleidingen niet beneden hun optimale omvang vallen. Deze bestuurders hebben erop gewezen, dat zij het als niet correct hebben ervaren dat met name ROC Leiden in de afgelopen jaren studenten is gaan werven in Haarlemmermeer en Den Haag. Deze bestuurders wijzen erop, dat dit een ongewenste concurrentie is waarbij gemeenschapsgeld dat bedoeld is voor het geven van goed onderwijs ten onrechte is aangewend voor het aantrekken van studenten. De betrokken bestuurders vinden dat dergelijke concurrentie geen positieve gevolgen heeft. Zij zien meer in een goede samenwerking zodat tot een dekkend en doelmatig aanbod van opleidingen kan worden gekomen. ROC Midden Nederland heeft bijvoorbeeld besloten niet te werven in het gebied van andere instellingen, omdat de bestuurder het geen pas vindt geven met overheidsgeld andere instellingen te beconcurreren. Zonder een duidelijke verdeling voor wat betreft het aanbod signaleren de andere aanbieders nog een probleem. Door hun maatschappelijke taak om te zorgen voor een aanbod waarmee wordt aangesloten op de arbeidsmarkt, is het van belang om de instroom van leerlingen goed te regelen. Dat kan per instelling worden geregeld bijvoorbeeld door een numerus fixus en het niet aanbieden van opleidingen. Wanneer een instelling dit beleid voert en haar taak serieus neemt, kan dit juist gefrustreerd worden door concurrentie in het onderwijsaanbod vanuit een tweede aanbieder in hetzelfde gebied, die geen grenzen stelt aan de buitensporige vraag van studenten. 5.7.
Zienswijzen overige regionale stakeholders
Maatschappelijk voor Nijverheid en Handel De Maatschappelijke voor Nijverheid en Handel is een onafhankelijk netwerk van personen afkomstig uit ondernemingen, overheid en onderwijsinstellingen, dat bestaat sinds 1777. De gesprekspartners van de CFTO vertegenwoordigen het Departement Leiden en zijn zelf ondernemer in Leiden (advocaat) en docent bij een instelling voor hoger onderwijs. De vorige bestuurder van ROC Leiden kennen zij als een actieve netwerker in de stad; dat is voor een goed contact tussen ondernemers, overheid en het onderwijs van groot belang. De vraag is of het bestuur van het ID College, dat is gevestigd te Gouda, zo’n actieve netwerkrol in Leiden zal oppakken. Daarbij is het niet eenvoudig om in Leiden goede afspraken te maken tussen het mbo-onderwijs en het lokale bedrijfsleven. Het
18
lokale bedrijfsleven is niet goed georganiseerd. Traditioneel heeft Leiden een sterke relatie met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), het bio-sciencepark en de universiteit en de hogeschool. De grote bedrijven zijn bekend. De relatie met het midden- en kleinbedrijf is echter lastiger te organiseren. Wat willen deze ondernemers precies? Wat vinden zij van de studenten die afstuderen bij ROC Leiden en de kwaliteit van het onderwijs? Hoe vindt de afstemming plaats over de beroepspraktijkvorming en de stageplaatsen. De beide gesprekspartners geven aan dat zij daar geen zicht op hebben. Leiden kende in het verleden een goede Kamer van Koophandel, maar deze is verhuisd naar Den Haag. De “BV Leiden” is kortom niet sterk georganiseerd, zo constateren ze. De voorzitter van het Departement geeft verder aan, dat hij zich afvraagt of een volledige fusie de beste oplossing is voor de problemen waar het ROC Leiden nu voor staat. Volgens de voorzitter is hij een relatieve buitenstaander, maar wijst hij erop dat het gaat om een oplossing voor problemen die spelen rond de leerlingen en het onderwijs dat zij krijgen, het personeel en de huisvesting. Een faillissement kan een zuiverende werking hebben, zoals dat gebeurt in het bedrijfsleven en bij ondernemingen. Een faillissement hoeft niet te leiden tot een panieksituatie waarbij alle leerlingen en docenten opeens op straat staan, maar kan planmatig worden uitgevoerd. Daarbij lijkt het hem in het belang van het onderwijs dat het bestuur van het ID College verder zo “onbelast” mogelijk het geven van onderwijs ter hand kan worden gesteld. Dit kan het ROC alleen wanneer de rechten en verplichtingen met betrekking tot de huisvesting en het personeel niet worden overgenomen. Hogeschool Leiden De bestuurder van de Hogeschool van Leiden heeft vertrouwen in het overnemend bestuur en de fusie en merkt op dat de bestuurlijke verhoudingen in de stad Leiden al van dien aard waren dat fusie van de besturen voor de hand ligt. Aanvragers hadden al eerder geconstateerd dat het beconcurreren van elkaar alleen negatieve effecten had en zij zochten eerder samenwerking. Het ID College heeft een moeilijke periode gehad, maar heeft de afgelopen jaren aanzienlijke investeringen gedaan in de kwaliteit van het onderwijs en maakte een rustige en stabiele indruk. Het ROC Leiden heeft met betrekking tot de kwaliteit grote problemen die een behoorlijke investering zullen vergen. Gemeentebestuur De wethouder onderwijs geeft namens het gemeentebestuur aan vertrouwen te hebben in het ontvangende bestuur. Hij hecht er voor de nabije toekomst waarde aan dat de afspraken tussen de gemeente en ROC Leiden in stand blijven, met name bij de aanpak van voortijdig schoolverlaten.
6.
Samenvatting, conclusies en voorwaarden
6.1.
Samenvatting
Beleidsmatig kader mbo-fusies De minister van OCW stelt in de Kamerbrief van 2 juni 2014 over de toekomst van het mbo-onderwijs enkele factoren aan de orde die studiesucces van een student beïnvloeden zoals zich thuis voelen op school, deel uitmaken van een (kleine) groep. Dat biedt bescherming tegen voortijdig schoolverlaten en studievertraging. De menselijke maat moet daarom verankerd zijn. De minister van OCW beoogt een nieuw bestuurlijk model te introduceren in de mbo-sector, de gemeenschap van mbo-colleges, waarbinnen het onderwijs wordt georganiseerd in colleges gericht op een bepaalde branche of sector met een collegedirecteur om de menselijke maat te versterken. Bij de beoordeling van een mbo-fusie kan erop gelet te worden, dat dit model waar mogelijk wordt gevolgd. Dit beleid is een vervolg op beleid voor fusies in de mbo-sector dat is uiteengezet in de brief van de staatssecretaris van OCW van 23 januari 2009. Daarin geeft de regering aan dat voor fusies tussen mbo-instellingen de regering het uitgangspunt “nee-tenzij” zal hanteren. Alleen in het uiterste geval worden mbo-fusies toegestaan, namelijk als de continuïteit van scholen, opleidingen of instellingen in het geding is. En zo’n fusie kan alleen plaatsvinden onder de voorwaarden dat ouders, leerlingen, studenten en personeel voldoende zijn geraadpleegd, draagvlak is verworven en dat keuzevrijheid, een breed dekkend aanbod van beroepsopleidingen voor de regio en bereikbaarheid van leslocaties voor de mbo-leerlinge/studenten zo goed mogelijk zijn gewaarborgd.
19
Doelen en vervolgaanpak beoogde fusie ID College en ROC Leiden Op 1 april 2015 zijn de aanvragen voor een bestuursoverdracht en institutionele fusie tussen het ID College, ROC Leiden en het Boerhaave college ingediend bij de minister van OCW voor goedkeuring. Er wordt een beroep gedaan op de spoedprocedure, omdat volgens de aanvragers de stichting ROC Leiden zonder fusie niet kan voorbestaan. Uit de FER blijkt, dat bij het realiseren van de bestuursoverdracht de mogelijkheid van een ontheffing door de Minister van Onderwijs ex artikel 9.1.2 lid 4 Wet educatie en beroepsonderwijs van belang wordt geacht. Op het moment van de schouw zijn de gesprekken tussen de vastgoedorganisaties en aanvragers om te komen tot nieuwe afspraken over de onderwijshuisvesting nog gaande. Het verkrijgend bestuur wil het ROC Leiden gaan omvormen tot mbo-colleges in de gemeente Leiden. De verwachting is dat het gebruik van de locaties bij de stations Centraal en Lammenschans vermoedelijk na twee jaar zal worden gestaakt. Het ID College hanteert voor de nieuwe locaties als stelregel dat deze niet groter worden dan ongeveer tweeduizend leerlingen. Tijdens de schouw is gebleken dat het ID College voornemens is onderwijs in Leiden te organiseren zoals bij het ID College. Dit is voor de instelling een belangrijke voorwaarde aan de overdracht. Een volledige integratie van de instellingen zal mogelijk pas op 1 augustus 2016 plaatsvinden en zal nader worden uitgewerkt na 1 mei aanstaande. Voor een aantal opleidingen zal bepaald worden of het ID College die op termijn voortzet of niet. Het CvB vindt dit mede een gespreksonderwerp voor de “macrodoelmatigheids-agenda” met de omliggende instellingen. Het ID College houdt daarbij rekening met demografische ontwikkelingen die kunnen gaan leiden tot krimp van het aantal leerlingen en studenten. Zij streeft ernaar om in de vier grotere steden in haar werkgebied eigen gebouwen te houden, namelijk Alphen, Gouda, Leiden en Zoetermeer. In vier andere gemeenten wil zij huisvesting huren en het onderwijs flexibel organiseren. Interne legitimiteit: zorgvuldige besluitvorming en draagvlak fusie De medezeggenschapsraden van beide instellingen delen de wens om de problemen op te lossen via een fusie. Een fusie met het ID College lijkt daarbij de enige optie. Tegelijk zijn de ondernemingsraden en studentenraden van beide instellingen kritisch op de wijze waarop zij tot heden bij het besluitvormingsproces over de fusie zijn betrokken en stellen zij een aantal voorwaarden met betrekking tot het vervolg op korte en langere termijn. De OR van het ID College wil meer tijd om advies in te winnen en heeft het bestuur verzocht om haar achterban te kunnen raadplegen, hetgeen schriftelijk is afgewezen. Om een definitief standpunt te kunnen bepalen wil de raad belangrijke informatie, zoals de raamovereenkomst over het onroerend goed en diverse juridische en fiscale onderzoeken. Zij merken op dat vanuit het bestuur is toegezegd, dat de instellingen het ID College en ROC Leiden als werkmaatschappijen het komende jaar of twee jaren naast elkaar zullen opereren. Wanneer de organisaties daadwerkelijk samengaan, wil de raad zich uitspreken over dat besluit. De SR van het ID College heeft positief geadviseerd, onder voorwaarden ten aanzien van de nieuwe huisvesting, de omvang hiervan en de bereikbaarheid voor de studenten. Deze studenten willen dat een loket wordt ingericht waar studenten met vragen en klachten over de fusie terecht kunnen en vraagt het bestuur aandacht voor zorgvuldige communicatie en informatievoorziening. Verder stelt deze raad de voorwaarde dat er vóór 1 mei openbare informatiebijeenkomsten voor de ouders en studenten worden gehouden. De OR van ROC Leiden stelt dat zij begrijpt dat er haast is geboden, maar dat zorgvuldigheid prevaleert boven snelheid. Ook deze raad stelt een aantal voorwaarden. Hem is veel gelegen aan het besef bij het bestuur dat het goede van het ROC Leiden wordt bewaard Het VAVO-onderwijs dat wordt verzorgd aan het Boerhaave college, heeft bijvoorbeeld een goede naam en een zelfstandige positie. Er zijn zorgen dat deze positie verloren zal gaan. Ook de SR van ROC Leiden heeft inhoudelijke aandachtspunten, zoals de vraag welke huisvesting na fusie aan de orde is. De studentenraad hoopt op een kleinere schaal van maximaal 1500 leerlingen. Verder wil deze raad dat de inhoudelijke wensen uit het Verbeterplan van 19 januari 2015 door het College van bestuur van het ID College worden gerealiseerd. De studenten willen snel iets gaan merken van de verbetering van de onderwijskwaliteit. Daarbij maken ze zich zorgen over de gevolgen van een te snelle omslag naar het onderwijsmodel van het ID College. De raad vindt het van belang, dat de gevolgen van de fusie goed worden geëvalueerd en goed wordt besproken.
20
Gebiedsanalyse: keuzevrijheid en variëteit van het aanbod Het gebied waar de fusie zijn effect heeft, bestrijkt naast Leiden en Gouda ook Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer, Haarlemmermeer, Katwijk, Bodegraven, Kaag en Braassem, Krimpenerwaard, Leiderdorp, Teylingen, Alphen, Gouda, Waddinxveen en Zuidplas. Binnen dit gebied zijn met name ook ROC Mondriaan en het ROC NOVA College actief; deze instellingen trekken studenten uit deels dezelfde gemeenten aan. Er is verder relatief weinig overlap in de voedingsgebieden van het ID College (ook na fusie) en ROC Midden-Nederland. ROC Leiden heeft voor wat betreft het aantal studenten de afgelopen vijf jaar een forse stijging gekend: het aantal mbo-studenten is met bijna 1.000 gegroeid, ofwel een stijging van 11% in vijf jaar. Het ID college heeft in dezelfde periode een zeer lichte daling gekend in studentenaantal, terwijl de drie andere ROC’s in de regio te maken kregen met een daling van het aantal studenten variërend tussen de 4% en 14%. Het is waarschijnlijk dat de groei van ROC Leiden ten koste is gegaan van een deel van de aanwas van studenten van het NOVA College en het Mondriaan College. Daarbij kan actieve werving door ROC Leiden buiten hun eerste voedingsgebied een rol gespeeld hebben. De daling van het aantal leerlingen van ROC Midden Nederland heeft waarschijnlijk te maken met andere factoren. Aanvragers hebben er tijdens de schouw op gewezen, dat de fusie ook positief zou zijn met het oog op de gevolgen van te verwachten demografische krimp in de periferie van de regio. De CFTO heeft daarom gekeken naar de regionale prognoses van Planbureau voor de leefomgeving (PBL), die worden gemaakt voor schoolgaande jeugd van 17- tot 26-jarigen en naar de prognoses van de provincie Zuid-Holland. In het algemeen geldt, dat het aantal 17- tot 26-jarigen in Nederland naar verwachting de komende jaren licht zal stijgen en na 2022 weer zal gaan dalen. Hierdoor is de bevolking in de leeftijdscategorie 17 tot 26 jaar in 2025 ongeveer even groot als in 2012. Verder treedt er over het algemeen krimp op in de (perifere) plattelandsgemeenten, maar groei op in de grotere steden en in de gemeenten daaromheen. De provincie Zuid-Holland verwacht dat tussen 2012 en 2030 de Zuid-Hollandse bevolking toeneemt in met name de zone Den Haag-LansingerlandWaddinxveen en in Katwijk. In de jongere leeftijdsgroepen verandert er niet veel. Er is dus geen aanwijzing, dat demografische krimp een rol van betekenis speelt in dit fusiegebied. Voor wat betreft de bestuurlijke regio-indelingen vindt de commissie dat de locaties van het ID College te Zoetermeer en Leidschendam-Voorburg goed passen bij de arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal, maar minder bij de RMC-functie Haaglanden/West en de samenwerking met Den Haag en Delft. De locatie te Woerden van het ID College verhoudt zich bestuurlijk gezien tot een duidelijk andere arbeidsmarktregio en RMC-functie, namelijk met oriëntatie op de regio Utrecht waar ROC Midden-Nederland actief is. Externe zienswijzen en draagvlak in de regio De bestuurders van het Mondriaan College (met vestigingen in Den Haag en Leiden), het ROC Nova (met vestigingen in Haarlem en Hoofddorp) en ROC Midden-Nederland (met een vestiging in Woerden) vinden het een gemiste kans, dat er in een vroegtijdig stadium met hen geen overleg is gevoerd in de afgelopen maanden over de problemen rond ROC Leiden. Zij hadden graag een bijdrage willen leveren aan het vinden van oplossingen. Daarbij wordt erop gewezen, dat de omvang van het ID College verdubbelt: er vindt een expansie plaats van ongeveer 10.000 naar ongeveer 20.000 studenten. Daarbij is het ID College actief over een groot geografisch gebied. De bestuurders van de aanpalende ROC’s hebben erop gewezen, dat zij het als niet correct ervaren dat met name de bestuurders van ROC Leiden in de afgelopen jaren – mede als gevolg van de bestuurlijke en financiële problemen - via onder meer actieve campagnes studenten zijn gaan werven in Haarlemmermeer (bijvoorbeeld via advertenties op abri’s) en Den Haag. De andere bestuurders dringen aan op een herschikking van de regio’s min of meer langs de lijnen van RMC’s of arbeidsmarktregio’s als van het UWV. Dit zou moeten worden opgepakt en uitgewerkt via een “Randstad-doelmatigheidsplan” met als doel een toekomstbestendige en betere afstemming van het aanbod van middelbaar beroepsonderwijs in relatie tot de behoeften van studenten, de arbeidsmarkt en bestuurlijke organen. Met een breed gedragen plan kan bepaalde vormen van competitie worden voorkomen. Zowel de belangrijkste plaatselijke/regionale afnemer van mbo-studenten in het onderwijs, de Hogeschool Leiden, als de gemeente Leiden en het Departement Leiden van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel staan positief tegenover de fusie. Wel wijst met name het Leidse Departement erop, dat het ID College in staat moet zijn financieel onbelast het bestuur over te nemen om het
21
onderwijs op een goed kwaliteitsniveau te brengen. Verder wijzen de gesprekspartners erop, dat het van belang is dat er in onderwijsstad Leiden een herkenbaar en kenbaar bestuur voor mbo-onderwijs is en mede in dat licht het aanbeveling verdient het centrale bestuur in Leiden te zetelen in plaats van Gouda. 6.2.
Conclusies
Vrijwel alle partijen binnen en rond de instellingen zijn ervan overtuigd, dat een fusie onafwendbaar lijkt. Derhalve concludeert de CFTO dat er weliswaar een significante belemmering ontstaat van de keuzevrijheid voor mbo-studenten als gevolg van deze fusie, maar dat er aannemelijke en urgente rechtvaardigingsgronden zijn die de fusie nodig maken. Er is sprake van een “uiterst geval”, mede als gevolg van het handelen van de voorgaande bestuurders van ROC Leiden en de ontwikkelingen sindsdien, die deze fusie rechtvaardigen. Zowel op het punt van het raadplegen van ouders, studenten en personeel als op het punt van draagvlak concludeert de CFTO dat aan deze procesvoorwaarden op dit moment onvoldoende is voldaan. Het beeld is dat ROC Leiden verzeild is geraakt in een jarenlang proces van gestage achteruitgang. Dit doet denken aan de “vertraagde 17 val”, zoals die enkele jaren geleden te zien is geweest bij ROC Amarantis. Deze val heeft zeven jaren geduurd, waarvan de laatste jaren onder een steeds verder toenemend toezicht vanuit de rijksoverheid. Het tempo van handelen en fuseren ligt nu erg hoog. De medezeggenschapsraden voelen zich geforceerd, onder tijdsdruk gezet en onvoldoende geïnformeerd en stellen derhalve hun voorwaarden. Het is onduidelijk in welke gebouwen de studenten en docenten in Leiden les gaan krijgen resp. geven. Het is onduidelijk welke omvang deze locaties zullen gaan krijgen en of wordt voldaan aan de wens om te komen tot herkenbare eenheden met een menselijke maat. Het is onduidelijk in welke mate het onderwijsmodel van het ID College veranderingen met zich mee zal brengen voor docenten en studenten en waarom dit verbeteringen oplevert voor de onderwijskwaliteit op korte termijn. De tweede hoofdvraag is of er sprake is van borging van de keuzevrijheid van mboleerlingen/studenten en variëteit van het aanbod in de regio, ook in relatie tot het aanbod van andere mbo-aanbieders en het extern draagvlak voor de fusie bij externe stakeholders zoals de gemeente, het afnemend (hoger) onderwijs en het lokale en regionale bedrijfsleven en instellingen. Uit de analyse van de stukken en gelet op de kritische kanttekeningen van de bestuurders van andere ROC’s in het fusiegebied, is de CFTO de noodzaak gebleken om goed te kijken naar de “macrodoelmatigheid” van het mbo-opleidingsaanbod in de regio Leiden en omgeving. Keuzevrijheid voor mbo-studenten en bedrijven en instellingen in Leiden via het beschikbaar zijn van een variëteit aan mbo-opleidingen in deze stad is een algemene maatschappelijke waarde. De bestuurders van het ID College krijgen een zware verantwoordelijkheid om in lastige tijden een fusie tot een goed einde te brengen en daarbij zorg te dragen voor genoeg keuzemogelijkheden voor studenten en het lokale bedrijfsleven/instellingen na de fusie. De bestuurlijke verhoudingen in de regio voor zover ze al evenwichtig waren worden door de fusie van de twee ROC’s aanmerkelijk minder evenwichtig. Daarnaast zijn de opleidingsportfolio’s van alle betrokken instellingen in de regio op onderdelen wel toe aan een zekere evaluatie en herschikking. Er is tot heden onvoldoende gelegenheid geboden aan naastgelegen ROCs om mee te denken over oplossingen. Een dergelijk proces zal regie van buiten behoeven om tot optimale uitkomsten te leiden. 6.3.
Aanbevelingen en voorwaarden voor de fusie
De commissie heeft eerder aangegeven in zijn Tussentijdse Evaluatie (2013) en in zijn recente evaluatierapport Praktijkervaringen 18 dat de Wet fusietoets verbeterd kan worden door de mogelijkheid op te nemen om voorwaarden en voorschriften te verbinden aan de goedkeuring van een fusie – zoals bij fusies van woningcorporaties en zorginstellingen wettelijk mogelijk is. Tegelijkertijd
17
NSOB, 2012. Vertraagde val. Een onderzoek naar de handelwijze en de bevoegdheidsuitoefening van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Inspectie van het Onderwijs in relatie tot de financiële problematiek bij Amarantis. 18 Praktijkervaringen van de Commissie Fusietoets Onderwijs en voorstellen voor verbetering (maart 2015).
22
heeft de CFTO begrepen dat in dit bijzondere geval het ministerie van OCW direct of indirect financiële steun zal geven om de fusie tot een goed einde te kunnen brengen: het zogeheten “transitiebudget”. De commissie heeft zoals uit het voorgaande bleek naar deze casus niet alleen gekeken in termen van ja of nee, maar zich verdiept in de condities van deze fusies en in enkele factoren die een succes van deze fusie kunnen beïnvloeden. Deze factoren zijn allen in meerder of mindere mate door de minister te sturen. Het gaat om zeven voorwaarden die hieronder worden weergegeven. 1.
Onbelaste overdracht Voor een goed functioneren van het ROC na de fusie is een onbelaste overdracht van groot belang. Uit de brief van de Minister van OCW aan de Tweede Kamer, de fusie-aanvraag, de bijgevoegde documentatie en de gevoerde gesprekken blijkt, dat het onbelaste karakter van deze overdracht op dit moment vooral wordt gezocht in het overdragen van de problemen rond de huisvesting en de huur van de twee gebouwen waar ROC Leiden gevestigd is. Deze problemen met de onderwijshuisvesting zijn overigens van meer dan alleen financiële aard. De docenten en studenten van ROC Leiden zijn niet tevreden over de mogelijkheden om goed onderwijs te geven in deze gebouwen. De gebouwen zijn niet optimaal ingericht voor het geven van adequaat onderwijs. Er is in de procesgang al vroeg de idee ontstaan dat failleren niet aan de orde zou zijn. De reinigende werking van failleren moet echter niet onderschat worden. Verschillende gesprekspartners hebben de vraag gesteld: als het hier niet zou kunnen, waar dan eigenlijk nog wel? Een faillissement kan in dit licht mogelijk ook louterend zijn voor de sector als geheel. Maatschappelijk en met het oog op onbelast en goed onderwijs dient er krachtig te worden ingegrepen door de nieuwe instelling volledig los te maken van de problemen van het ROC Leiden. Het belang van een onbelaste gang van het ID College mag niet ondergeschikt worden gemaakt aan al of niet politieke of andere bezwaren die voor diverse stakeholders kleven aaneen faillissement van ROC Leiden. Failleren is geen sprong in het duister. Het zou moeten gaan om gecontroleerd failleren, waarbij de volgorde kan zijn: 1) overname van onderwijs, leerlingen/studenten en personeel, 2) daarna afvloeiing van het teveel aan personeel waarbij het ID College door het Ministerie wordt gevrijwaard van de financiële impact hiervan en 3) faillissement van het ROC Leiden. In zijn algemeenheid wil de commissie aangeven dat het departement ten behoeve van voorkomende gevallen een stappenplan gericht op gecontroleerd failleren aan het veld ter beschikking zou moeten stellen. Verder acht de CFTO het mogelijk en gewenst om aan het beschikbaar stellen van financiële steun voorwaarden voor het overnemend bestuur te verbinden wil het in aanmerking komen voor het transitiebudget.
2.
Interne besluitvorming Met betrekking tot de zorgvuldigheid van het fusieproces, geldt dat allereerst er vanaf nu meer tijd wordt genomen en aandacht komt vanuit de bestuurders van het ID College voor het voeren van overleg met de medezeggenschapsraden van zowel het ID College en ROC Leiden. Er dient op een zorgvuldige manier informatie te worden verstrekt en gereageerd te worden op de voorwaarden, die deze raden hebben gesteld in hun schriftelijke adviezen. Dat heeft op de korte termijn betrekking op de beslissing om de verantwoordelijkheid voor het bestuur over te dragen. Er dient een voor iedereen kenbaar fusie/reorganisatieplan te komen, dat de normale procedure voor dergelijke plannen doorloopt. Overleg met de medezeggenschap is een belangrijk onderdeel. De raden dienen vanaf nu in staat te worden gesteld om hun achterban te raadplegen. Het bestuur dient dit actief te faciliteren. Er dient meer aandacht te komen voor de communicatie met ouders, studenten en personeel. Daarbij kan in ieder geval gedacht worden aan het inrichten van een loket. Verder verdient de relatief zelfstandige positie van het Boerhaave college aandacht.
23
3.
Uitbreiden van het CvB met een derde lid Het is belangrijk dat het CvB zich laat zien en gekend is in de stad en in de regio. Daarbij verdwijnt er een zelfstandig bestuur in Leiden, terwijl deze stad objectief en historisch gezien een meer prominente onderwijspositie inneemt in de regio dan Gouda en met recht een onderwijsstad is, getuige onder meer de vestiging van de Hogeschool en de Universiteit. Te overwegen valt om derhalve op korte termijn het College van Bestuur van het ID College uit te breiden met een derde lid, waardoor het CvB als geheel voldoende aandacht kan geven aan de gevolgen van de fusie en het sturen, begeleiden en doorvoeren van de veranderingen. Op termijn kan het College van Bestuur van het ID College overwegen wat uiteindelijk de meest natuurlijke vestigingsplaats is. De onderwijsstad Leiden ligt dan meer voor de hand dan Gouda. Voorts geeft de commissie de Raad van Toezicht en de minister in overweging tijdens de transitieperiode aan de Raad van Toezicht tijdelijk een extra lid toe te voegen, benoemd door de minister van OCW, die specifiek toezicht houdt op de gevolgen van fusie en het transitiebudget. Omdat hier ook sectorbrede mbo-belangen aan de orde zijn, kan een dergelijk lid gekozen worden uit een meervoudige voordracht van de MBO Raad. Voorts acht de commissie voor de inbreng van de stad Leiden en omgeving de instelling van een Leidse Adviesraad met de verschillende externe stakeholders een aantrekkelijke optie om worteling in de stad en directe omgeving te behouden.
4.
Installeren van het model van MBO-colleges In de brief Betreft Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo van 2-6-2014 geeft de minister aan dat na een fusie het onderwijs kleinschalig wordt aangeboden, met name door gebruik te maken van het bestuurlijke model van de gemeenschap van mbo-colleges. Dit model is goed toepasbaar op de nieuwe situatie van het IDC. In de nog op te stellen plannen dient duidelijk te worden omschreven – veel duidelijker dan momenteel het geval is in de FER – hoe het ID College van plan is vorm te geven aan het bestuursmodel van de gemeenschap van MBO-colleges. Dat geldt zowel voor het geheel aan locaties, als met name voor de plannen met betrekking tot de omvorming van ROC Leiden tot mbo-colleges.
5.
Een menselijke maat in het mbo De schaal van de mbo-colleges is belangrijk. Daarbij dient allereerst rekening te worden gehouden met de behoefte van de studenten om te komen tot colleges met een omvang van 1000 a 1.500 leerlingen/studenten.. Dit verhoudt zich nog niet tot de wens van het ID College om te komen tot colleges van 2.000 a 2.500 studenten en daarbij het “ID onderwijsmodel” integraal door te voeren bij het huidige ROC Leiden. Een logischer volgorde is om de vorming van mbo-colleges voor het geheel aan locaties door te voeren. De directeuren van de colleges kunnen een centrale rol vervullen in het opzetten van het nieuwe ROC. Gebouwelijk is een mbo-college bij voorkeur met 1000/1500 leerlingen/studenten wenselijk, zodat een aantrekkelijk sociaal-educatief leven kan worden bevorderd en docenten dit ook werkelijk tot hun taak gaan rekenen. Daar waar dit in afzonderlijke gebouwen niet is te realiseren is een sociale organisatie binnen gebouwen een absolute noodzaak. De commissie was verbaasd te merken dat hiervan bij ROC Leiden nauwelijks sprake was volgens de leerlingen/studenten. Het sociaal-educatief project dat een school is vraagt volop inzet van studenten en van docenten.
24
6.
Interne keuzevrijheid voor studenten binnen het ID College In het fusie/reorganisatieplan dat nog gemaakt zal moeten worden, dient aandacht te komen voor het behoud van voldoende keuzevrijheid voor mbo-studenten uit de meer populaire opleidingen. Voor kleine en dure opleidingen is een keuzemogelijkheid niet realistisch, voor de zogenoemde bulkopleidingen is dat wel mogelijk. Zo worden op dit moment bij zowel het ID College als bij ROC Leiden grote groepen studenten opgeleid tot mbo-verpleegkundige. Daar waar er vanuit de arbeidsmarkt behoefte is aan een groot aantal opgeleide mbo-studenten, is te overwogen om dergelijke opleidingen zowel aan te bieden in Alphen, Gouda als Leiden of Zoetermeer. Streven naar doelmatigheid en efficiency mag niet teveel ten koste gaan van de bereikbaarheid voor studenten.
7.
Evenwichtige bestuurlijke verhoudingen in de regio en macrodoelmatigheid De evenwichtigheid van de regionale bestuurlijke verhoudingen vraagt bijzondere aandacht. Er is een evidente behoefte bij de andere mbo-aanbieders in de regio om op korte termijn met het ID College en het ministerie van OCW afspraken te gaan maken over de bestuurlijke verhoudingen in de regio. Gelet op de negatieve ervaringen met improductieve concurrentie vanuit ROC Leiden in de afgelopen jaren, verdient dit meer aandacht. De commissie beveelt hier twee zaken aan: In de eerste plaats een vast overleg tussen de vier ROC’s die in dit gebied werkzaam zijn. Er moeten eerlijke en robuuste verhoudingen tot stand komen. In de tweede plaats dient het opleidingsgeheel van de betrokken ROC’s onderling tegen het licht gehouden te houden met alle facetten die daarbij van belang zijn. Volgens de verschillende gesprekspartners van de commissie vraagt dit om periodieke regionale herschikkingen met op bepaalde onderdelen en momenten een coördinerende rol van het departement. Er wordt gevraagd om stevige regie. De CFTO beveelt aan om te komen tot een regionaal herschikkingsplan voor de periode 2015-2020, zoals dat ook gebruikelijk is in het voortgezet onderwijs (RPO) of in krimpgebieden in het basisonderwijs, met draagvlak onder onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven (ondernemers, instellingen, private partijen) en lokale overheden en publieke organen (arbeidsmarktregio’s, RMC-functies).
25
7.
Advies
Alles overwegende adviseert de Commissie Fusietoets Onderwijs de Minister van OCW om: I.
Goedkeuring niet te onthouden aan de voorgenomen overdracht van het bestuur van de stichting ROC Leiden aan de stichting ROC ID College;
II.
Te bevorderen dat de zeven hierboven genoemde voorwaarden worden gerealiseerd bij de voorgenomen fusie, opdat deze een zo groot mogelijke kans van slagen heeft vanuit het oogpunt van zorgvuldige besluitvorming, intern en extern draagvlak en behoud van keuzevrijheid voor leerlingen/studenten rekening houdend met het streven naar macrodoelmatigheid, te weten: Onbelaste overdracht van het bestuur van ROC Leiden aan het ID College; Verbeterde interne besluitvorming over de bestuurlijke en institutionele fusie; Uitbreiding van het College van Bestuur van het ID College met een derde lid; Uitwerking van het model van MBO-colleges in een plan van aanpak; Borging van de menselijke maat bij deze colleges via college-directeur en een gebouwelijke respectievelijk sociaal-educatieve schaal-norm van 1.500 leerlingen/studenten per college; Behoud van keuzevrijheid en bereikbaarheid voor leerlingen/studenten bij opleidingen binnen het ID College, gelet op de spreiding van locaties over een groot geografisch gebied; Ten behoeve van macrodoelmatigheid te komen tot een regionaal herschikkingsplan voor het mbo-onderwijs met actieve betrokkenheid van i.i.g. het ROC Mondriaan, het ROC NOVA college en het ROC Midden-Nederland en andere belanghebbenden.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Het advies is aldus vastgesteld te Den Haag, 21 april 2015, door de Commissie Fusietoets Onderwijs, namens deze,
prof. dr. A.M.L. van Wieringen voorzitter
26