Vergadering: Datum: Locatie:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 6 november 2013 9.30 – 13.00 uur Gemeentehuis Katwijk Raadzaal
Onderwerp: Agenda 09.30 – 13.00 uur Algemeen deel sociale agenda – voorzitter
01
Opening en vaststelling agenda
02
Vaststelling verslag vergadering PHO Sociale Agenda 18 september
03
a. Mededelingen b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
04
Beleidsplan Transitie Jeugdzorg Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor zowel het begeleiden, behandelen en beschermen van de jeugd tot 18 jaar en daarmee voor alle jeugdhulp. Het maken van een beleidsplan voor de jeugdhulp is een wettelijke plicht voor gemeenten. De concept jeugdwet verplicht gemeenten tevens op regionaal niveau samen te werken op gebied van enkele specialistische zorgvormen. Het regionale beleidsplan beschrijft hoe de gemeenten in Holland Rijnland het jeugdhulpsysteem willen vormgeven en is gebaseerd op de besluiten die in eerdere portefeuillehoudersoverleggen zijn genomen. Voorstel: De colleges van B&W van de 15 gemeenten in Holland Rijnland en Boskoop te adviseren: 1. Het Beleidsplan Transitie Jeugdzorg vast te stellen voor de inspraak. 2. De inspraaktermijn te stellen op vier weken.
05
Opdrachtgeverschap jeugdhulp De invoering van de nieuwe wet op de jeugdhulp vergt contractering van de benodigde hulp vóór 2015. Voor de specialistische jeugdhulp alsmede de jeugdhulp in het gedwongen kader wordt regionaal het opdrachtgeverschap belegd; voor de jeugd en gezinsteams worden regionaal de randvoorwaarden ingevuld. Een en ander vergt het fysiek uitwerken en inrichten van het opdrachtgeverschap. Voorstel: 1. Uit te spreken dat zowel de jeugdhulp in het gedwongen kader, als de specialistische regionale jeugdhulp gezamenlijk op het niveau van Holland Rijnland te contracteren; 2. Uit te spreken dat voor de jeugd- en gezinsteams op regionaal niveau de basisafspraken met de aanbieders worden gemaakt; 3. Aan de ambtelijke stuurgroep 3D opdracht te geven om hiertoe een voorstel voor regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp op te stellen, waarin wordt uitgewerkt: - welke taken worden door het regionaal opdrachtgeverschap uitgevoerd; - welke deskundigheden vraagt dit; - hoe kan dit het beste worden ingebed, vormgegeven en bekostigd; 4. Dit voorstel op te leveren februari 2014.
1
06
Uitwerking toekomstmodel jeugdstelsel: Proeftuinen jeugd- en gezinsteams In maart 2013 heeft het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda ingestemd met het Toekomstmodel Jeugdstelsel Holland Rijnland en de verdere uitwerking van de vorming en werkwijze van jeugd en gezinsteams. De jeugd en gezinsteams zijn een groot onderdeel van de transformatie die het toekomstmodel beoogt. Inmiddels is een plan van aanpak opgesteld om in 2014 in 6 proeftuinen de jeugd en gezinsteams verder te ontwikkelen, met als doel dat op 1 januari 2015 deze teams in alle regiogemeenten van start kunnen gaan. Voorstel: 1. In te stemmen met het ‘Plan van aanpak Proeftuinen Jeugd en Gezinsteams Holland Rijnland’ 2. In te stemmen met de 6 gekozen locaties voor de proeftuinen.
07
Bestuursopdracht uitbreiding WMO De uitbreiding van de Wmo gaat een nieuwe fase in. Gemeenten moeten concrete besluiten nemen over de wijze waarop zij de nieuwe taken gaan organiseren. De huidige samenwerking op Holland Rijnland niveau vraagt om herijking in de vorm van een nieuwe bestuursopdracht. Op 25 september jl. is op een werkconferentie van wethouders WMO inhoudelijk over deze nieuwe bestuursopdracht gesproken. De opbrengst van de 25e september is vastgelegd in bijgevoegde bestuursopdracht. Voorstel: Bijgevoegde bestuursopdracht vast te stellen.
08
Regionaal Programma JSO (RAS) 2014 Vanaf het jaar 2009 krijgen de gemeenten via Holland Rijnland van de provincie de beschikking over een aantal uren van de zogenaamde Centra voor Maatschappelijke ondersteuning (CMO, in Zuid-Holland is dat de JSO). Totaal is 6911 uur voor 2014 beschikbaar. De inzet van de provincie is om hiermee het vraaggericht werken van deze centra te bevorderen. Het gaat om het ondersteunen van gemeenten op tweedelijns niveau binnen de eerste 5 prestatievelden van de WMO. De provincie gaat er van uit dat de samenwerkende gemeenten zelf hierover met de CMO’s afspraken maken. De rol van Holland Rijnland is ondersteunend. Sturing vindt plaats vanuit het ambtelijk overleggen jeugd en zorg&welzijn van Holland Rijnland. Voorstel: Het portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda adviseert het dagelijks bestuur: 1. Bijgevoegd regionaal programma voor de besteding van de uren van de CMO JSO 2014 vast te stellen en in te dienen bij de provincie. 2. De regionale ambtelijke overleggen jeugd en zorg&welzijn op te dragen om in overleg met de JSO het regionaal programma verder uit te werken.
09
Stand van zaken OGGZ en GGZ-regeling Leiden is als centrumgemeente eindverantwoordelijk voor de besteding van de rijksmiddelen voor de Maatschappelijke Opvang (op verzoek van het rijk) en voor de regionale middelen voor de preventieve GGZ (op verzoek van de regiogemeenten). Op basis van een terugblik op 2012 en een vooruitblik op 2014 is er de gelegenheid om de voortgang op beide dossiers te bespreken en een aantal noodzakelijke formele besluiten te nemen. Voorstel: 1. De definitie van marginaal gehuisvesten als volgt vast te stellen: “Onder marginaal gehuisvesten verstaan we mensen die onderdak zijn en de beschikking hebben over verwarming, elektra en water/sanitair. Water/sanitair kan ook buiten het eigen onderdak zijn, maar wel binnen (hand)bereik, zoals op een camping. Het onderdak heeft geen formele woonstatus, waardoor de bewoner op dat adres niet in het GBA bestand kan worden ingeschreven.” Indien deze groep geen mogelijkheid heeft een adres van naasten te gebruiken als briefadres, kan deze groep een verzoek doen om tijdelijk gebruik te maken van de gemeentelijke voorziening “lokaal briefadres” (zie bijlage 1a);
2
2. a. Een principe besluit te nemen om ambulante crisisopvang te organiseren in de gemeente waar het probleem zich voordoet. b. Een regionale werkgroep samen te stellen om de mogelijkheden in kaart te brengen hoe dit praktisch te organiseren (zie bijlage 1a); 3. Te onderschrijven dat het solidariteitsprincipe bepalend is voor het in stand houden van een GGZ preventie aanbod; 4. De werkwijze en afspraken met betrekking tot energieafsluiting te onderschrijven en dit ambtelijk in de eigen uitvoeringsorganisatie te borgen (zie bijlage 1g). 10
Inzet Volwasseneneducatie 2014 Holland Rijnland koopt volwasseneneducatie in bij de roc’s voor de hele regio. Net als in 2013 kunnen de middelen voor VE in 2014 alleen ingezet worden voor Nederlands en Rekenen voor volwassen inwoners van de regio, met uitzondering van verplichte inburgeraars. De budgetten voor 2014 zijn inmiddels bekend. Aan het pho wordt voorgesteld om het inkoopbeleid voor VE van 2013 in 2014 voort te zetten. Voorstel Het DB te adviseren in te stemmen met: 1. de voortzetting van de inzet voor volwasseneneducatie 2013 in 2014, zoals voorgesteld in het overzicht in bijlage 1; 2. het vastleggen van de inzet van de middelen voor volwasseneneducatie 2014 in productovereenkomsten met de betrokken regionale opleidingscentra.
11
Collectief Vraagafhankelijk Vervoer In een eerder portefeuillehoudersoverleg V&V is op basis van een notitie van gedachten te wisselen over de combinatie van doelgroepenvervoer en openbaar vervoer. Naast deze discussie spelen meerdere onderwerpen op dit gebied zoals de 3 decentralisaties en de brief van de ISD waarin de handhaving van het contract met de vervoerder van de Regiotaxi in verband met de kosten ter discussie wordt gesteld. Voorstel: kennis te nemen van bijgaande gespreksnotitie en in het portefeuillehoudersoverleg van februari verder van gedachten te wisselen over de toekomst van de Regiotaxi / Wmo vervoer Holland Rijnland Bij dit punt is een gespreksmemo een brief van de ISD en een verslag van de doelgroepenmiddag die door ons is georganiseerd gevoegd.
12
Tarieven Regiotaxi Holland Rijnland 2014 Evenals voorgaande jaren is er voor 2014 weer sprake van een verhoging van de kostprijs per zone die aan de opdrachtnemer De Vier Gewesten wordt betaald en de bijdrage van de reiziger. Het percentage voor verhoging van de kostprijs per zone, de NEA indexatie, is nog niet bekend maar dient conform het contract berekend te worden. De bijdrage van de klant is in het verlengde van de eerder dit jaar gemaakte regionale afspraken berekend. Dit houdt in dat op de sterk verhoogde bedragen (circa 30%) die in 2013 als basis voor 2014 zijn vastgesteld de OV-indexatie is toegepast. Het voorstel van het Dagelijks Bestuur om voor 2014 de volgende tarieven voor de Regiotaxi Holland Rijnland vast te stellen over te nemen. Deze tarieven gelden voor de gehele regio. Met ingang van 1 juli 2014 ook voor Boskoop/gemeente Alphen aan den Rijn. 1. Kostprijs per (opstap)zone te verhogen met de NEA indexatie conform het bestek en het contract met de vervoerder; 2. Tarieven 2014 voor Wmo geïndiceerden onder de 65 jaar € 0,71 per zone en voor 65+ Wmo geïndiceerden € 0,46 (dit is een stijging van circa 30% t.o.v. in 2013. In 2013 gaat het om de bedragen € 0,55 en € 0,35);
3
3. OV-Klanttarief 2014 per zone € 2,60 inclusief BTW (afgerond van 2,614; exclusief BTW bedraagt het klanttarief € 2,467) 4. Voor alle ritten gereserveerd tussen 00.00 en 06.00 uur geldt een toeslag van € 1,per (opstap)zone. Voor dit punt is een voorstel bijgevoegd. 13
Rondvraag en sluiting
12.00 uur Start pho Economische Zaken – voorzitter dhr. Uit den Boogaard Gezamenlijk deel met Sociale Agenda arbeidsmarktbeleid 01
Opening en vaststelling agenda vergadering Economische Zaken
02
Uitwerking opdracht voorbereiding Werkbedrijf In april 2013 is het Sociaal Akkoord tussen het kabinet, werkgevers en werknemers gesloten. Werkgevers hebben toegezegd tot 2026 100.000 banen voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt te realiseren. Afgesproken is voorts dat op regionaal niveau werkbedrijven worden opgericht die de schakel worden tussen werkzoekenden en de werkgevers. De inrichting van het werkbedrijf is vormvrij en hoeft geen fysiek bedrijf te zijn. De realisatie van het werkbedrijf en de hiermee verbonden opgaven, zoals het invullen van de Sociaal Akkoord banen met afspraken over randvoorwaarden als loonkostensubsidie en no-risk polis, vragen om een regionale aanpak. De realisatie van deze opgaven vraagt voorts om een heldere definiëring van het opdrachtgeverschap. De centrumgemeente Leiden heeft hierin een centrale rol. Voorstel: 1. Uit te spreken dat de totstandkoming van het Werkbedrijf-concept (zoals beschreven in paragraaf IV ) en de hiermee onder vervolgstap 1 geformuleerde verbonden opgaven, een regionale aanpak vragen. 2. Uit te spreken dat voor de totstandkoming Werkbedrijf en de hiermee onder vervolgstap 1 geformuleerde opgaven bij de centrumgemeente Leiden leading is en de subregio’s nadrukkelijk betrokken worden bij de totstandkoming.. 3. De centrumgemeente Leiden te verzoeken om voor het pho van 5 februari met een voorstel te komen met een eerste uitwerking van de totstandkoming Werkbedrijf en de hiermee verbonden opgaven en in dit voorstel wordt uitgewerkt hoe de rol van de subregio’s wordt ingevuld. 4. Uit te spreken dat in Holland Rijnland de uitvoeringskracht van het arbeidsmarktbeleid in de subregio’s ligt en deze kracht essentieel is voor het realiseren van de totstandkoming van een Werkbedrijf en de hiermee verbonden opgaven. 5. Uit te spreken dat het opdrachtgeverschap van de centrumgemeente een nadere uitwerking vraagt op zowel bestuurlijk als ambtelijk vlak en de gemeente Leiden te verzoeken om op basis van de onder vervolgstappen 2 en 3 geformuleerde opgaven voor het pho van 5 februari met een nadere uitwerking te komen.
Volgende vergaderingen Datum Woensdag 4 december 2013 (extra)
Tijd 9.30-13.00
4
Locatie Hillegom
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 18 september 2013
Aanwezig:
Gemeente Holland Rijnland Alphen aan den Rijn Boskoop Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk
Nr.
Naam R.A. van Gelderen (voorzitter) M.H. du Chatinier H.I.P. Oppatja J.A. de Jager G. Kleijheeg F. M. Schoonderwoerd I.G. Mostert J.J. de Haan L. Maat H. Zilverentant C.J.M.W. Wassenaar A.D. de Roon P. Melzer L.J. van Ast
Gemeente Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Holland Rijnland
Sprekers Trimbos:
Naam B.J.M. de Haas J.J.G.M. Roeffen M.J. Wolters C.M.L. Lambrechts I.C.J. AdemaNieuwenhuizen E.G.E.M. Bloemen M. Hogervorst, P. Duijvensz, I. van Breda, D. Toet M. Goedhart (trekker jeugd 3D) J. Lokkerbol en M. Ruiter
Agendapunt
Advies
Besluit
01
Opening en vaststelling agenda
Agenda vaststellen
O2
Verslag vergadering 15 mei 2013
Verslag vaststellen
De notitie “GGD en decentralisatie(s) (jeugd) in Holland Rijnland” wordt aan de agenda toegevoegd. Deze wordt ter vergadering uitgedeeld. De voorzitter vraagt begrip voor deze late toevoeging, alsmede voor de gepleegde nazending. Er staat in deze periode veel druk op ambtenaren om op tijd stukken rond te maken. Daarom kan niet altijd de koninklijke weg bewandeld worden. Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
03
a. Mededelingen b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisname c. Terug-/vooruitblik externe bestuurlijke
Geen mededelingen of opmerkingen mbt dit punt.
overleggen 04
Presentatie GGZ-preventie en voortgang OGGZ en GGZ
Kennis te nemen van: 1. de presentatie van Trimbos over nut en noodzaak van GGZpreventie; 2. het voortgangsverslag OGGZ en GGZ in Holland Rijnland
Dhr. Lokkerbol en mw. Ruiter van het Trimbos instituut geven een presentatie over het nut en de noodzaak van GGZ-preventie. De presentatie is bijgevoegd. Zij gaan in op depressie onder de hele bevolking en de beroepsbevolking. Het gaat hier om grote groepen, waarbij de zorgkosten hoog zijn. Er wordt een toename verwacht van depressies bij ouderen, chronisch zieken en mantelzorgers. In 2040 zal bijna helft bevolking oudere en/of mantelzorger zijn, tegen nu 38%. Trimbos benadrukt het belang van acceptabele, effectieve, efficiente, betaalbare preventie. Het effect van het versterken van weerbaarheid en veerkracht van scholieren is meer startkwalificatie, psychisch welbevinden en minder gedragsproblemen. Trimbos geeft een overzicht van effectieve interventies per doelgroep jeugdigen en ouderen. In deze regio is er veel aandacht voor mensen met chronische psychische problemen en familie en veel aanbod voor jeugdigen/scholieren. Trimbos adviseert om meer aandacht te hebben voor risicogroepen ipv alleen chronische groepen. Een doorkijk naar de drie decentralisaties: - wmo: er is in de regio een goed programma ouderen (veerkracht) - jeugd: aandacht voor preventie van psychische problemen van groot belang, er bestaan goede schoolprogramma's. - werk: er zijn programma's nodig voor werknemers en werkzoekenden. Het oordeel van Trimbos is dat er in de regio relatief weinig middelen voor preventie worden ingezet ten opzichte van relatief veel middelen in de maatschappelijke opvang. Mw. Ruiter geeft aan dat zij op dit moment werkt aan een handreiking “gezonde gemeente” om depressieen verslavingspreventie in kaart te brengen. Het bevat instrumenten om een goed regionaal plaatje te maken. De heer Schoonderwoerd geeft aan dat K&B wel afspraken heeft gemaakt over vriendendienst en met
Rivierduinen. 05
Transitiearrangement stelselherziening jeugdhulp
Voorstel: In te stemmen met inhoudelijke uitgangspunten Transitiearrangement Stelselherziening Jeugdhulp Holland Rijnland
Mw. Goedhart geeft ter introductie een korte presentatie. Met het transitiearrangement (TA) moet continuïteit van zorg in 2015 regelen, alsmede aangeven hoe de toegang tot hulp voor wachtlijstcliënten geregeld wordt en hoe de regio de frictiekosten beperkt. De frictiekosten zijn nog niet belegd en geven een grote onzekerheid. Met name wachtgeldverplichtingen kunnen een instelling de das om doen. Op vrijdag 20 september vind er een overleg plaats met VWS. Hierin zal er vanuit de regio zorg over de financiën uitgesproken worden. Dhr. Du Chatinier en mw. Van Gelderen zullen de regio hierin bestuurlijk vertegenwoordigen. De zorg over de financiën gaat niet alleen over frictiekosten, maar vooral over gat tussen korting die genoemd staat in mei-circulaire en berekeningen in de regio. Dhr. de Jager refereert aan de brief van mw. Vd Burg (VVD) aan de raden, hierin geeft zij aan dat in het TA meer kwaliteitscriteria en outcome-maatstaven zou moeten worden vastgelegd. Het PHO is van mening dat outcome niet in het TA opgenomen moet worden maar juist in het beleidsplan. Mevrouw Wolters stelt voor dat er uniforme reactie op deze brief komt. Naar aanleiding van de vraag van dhr. Roeffen over wat er gebeurt met de autonome middelen die de provincie nu inzet in de jeugdzorg, geeft de voorzitter aan dat er een beroep wordt gedaan op de huidige financiers om instellingen toestemming te geven om reserves in te kunnen zetten voor het opvangen van frictiekosten. De heer De Roon geeft aan dat voor de Bollenstreek de gevraagde instemming met de uitgangspunten in het TA niet op voorhand gegeven kan worden, omdat zij niet helder genoeg zijn aangegeven in het document. Voor de Bollenstreek zijn 2 punten belangrijk: 1. principe lokaal wat lokaal kan of subregionaal,
regionaal wat regionaal moet. Dit ziet hij niet terug in het document. De Bollenstreek gaat nadrukkelijk voor subregionale invulling. 2. Er zijn nog geen besluiten genomen over de Jeugden Gezins-teams. In het TA wordt dit wel al heel ver ingevuld. De voorzitter geeft aan dat in het pho van maart wel is ingestemd met het model van Jeugd- en Gezinsteams en opdracht is gegeven dat verder uit te werken. Hoe dat precies gaat werken, daar wordt nu aan gewerkt. Mevrouw Bloemen geeft aan dat de raden en colleges uiteindelijk moeten besluiten over het toekomstig jeugdstelsel. Hoe gaan we dat borgen? De heer Kleijheeg geeft aan dat de uitwerking van wat er in het TA staat in het beleidsplan wordt opgenomen, daar komen dan beslispunten in terug over lokaal/subregionaal/regionaal. Op dit moment is niet voor iedereen gelijkelijk helder wat we nu moeten besluiten. De heer Van Ast vindt het belangrijk om de raden mee te kunnen nemen. Er moeten snel stukken komen over de uitwerking van de j>eams. Hij stelt voor om met griffies in gesprek gaan hoe de planning met de raden is, hoe het zo goed mogelijk in de raadscommissies behandeld kan worden. De voorzitter licht toe dat in het beleidsplan de kaders worden gesteld en in 2014 worden de teams verder uitgewerkt. De heer Mostert stelt voor om een planning op te stellen over wat de komende tijd wanneer moet worden besloten. Mevrouw Adema vraagt om sterker in het stuk te vermelden dat dit transitiearrangement alleen voor 2015 geldt. Voorschoten gaat namelijk voor 1 januari 2014 besluiten over in welke regio ze vanaf 2015 willen samenwerken. De voorzitter geeft wel aan dat dit stuk ook niet te zwaar moet worden opgevat. In het stuk moet helder aangegeven worden dat de financiële situatie pas in de meicirculaire 2014 definitief bekend wordt.
06
Transitie jeugdzorg: Veiligheid en Kind
Er wordt het volgende afgesproken: - er komt planning - er komt info voor de raden - er komt antwoord op VVD-brief - op 17 oktober wordt tijdens een extra 3Dbijeenkomst het definitieve transitiearrangement voorgelegd. Volgend pho ligt definitief TA inclusief cijfers voor. Het portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda De heer De Roon geeft aan dat hier alleen wordt wordt verzocht: gesproken over JPT. Hij vraagt ook aandacht voor JPP. 1. In te stemmen met de notitie Veiligheid Mevrouw Bloemen ziet dat naast voorliggende notitie en Kind; onlangs ook een beleidsnota over Huiselijk Geweld 2. De trekker transitie jeugdzorg opdracht verscheen, hoe verhouden beide zich tot elkaar? Ook te geven de volgende onderwerpen vraagt zij aandacht voor samenhang met de verder te laten uitwerken: Jeugd crisisdienst, de inbedding in j>eams en gezamenlijk Preventie Team, Plaatsingcoördinatie opdrachtgeverschap voor Midden Holland en Holland JeugdzorgPlus, crisisdienst, Rijnland. zorgmeldingen van Politie en de De voorzitter antwoordt dat het beleidsplan Huiselijk financiële taakstelling gedwongen Geweld en huidig voorstel na elkaar tot stand kwamen kader. maar wel op elkaar aansluiten. De voorzitter geeft aan dat bij de inbedding j>eams Het portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda het Veiligheidshuis ook een rol speelt. adviseert de volgende punten op te nemen in De heer Roeffen stelt voor om de inbedding AMHK bij het beleidsplan Transitie jeugdhulp: GGD over aantal jaren te evalueren om te bezien of dit 3. Het Advies- en Meldpunt Huiselijk wel de goede plek is. Hij vindt dat het geen onderdeel Geweld en Kindermishandeling (AMHK) moet zijn van de gemeenschappelijke regeling. onder te brengen bij de GGD Hollands Mevrouw Wolters geeft het belang aan van een goede Midden. aansluiting op de politie, bijvoorbeeld bij een tijdelijk 4. Zorg te dragen dat het AMHK per 1 huisverbod. Dit staat niet in stuk vermeld. januari 2015 daadwerkelijk functionerend is. Notitie is akkoord en wordt verwerkt in het beleidsplan 5. Voor de jeugdbescherming en dat voor volgend pho wordt geagendeerd. reclassering zoveel als mogelijk afspraken te maken met de huidige uitvoerders in de regio en dit in overleg met de regio Midden Holland te doen. 6. Landelijke richtlijnen voor de financiering en organisatie van jeugdzorgplus af te wachten. 7. Bij jeugdzorgplus in te zetten op krachtige preventieve hulpverlening en verbinding met de jeugd- en gezinsteams.
07
07a
Transitie jeugdzorg: Schaalgrootte inkoop jeugdhulp
Voorzitter geeft aan dat bij vorige punten al aspecten gewisseld zijn en dat verdere inhoudelijke discussie op pho van 17 oktober aan de orde komt. Dhr. De Roon geeft aan, dat voorstel onder punt 4 te 1. In te stemmen met de notitie ver gaat. Hij pleit ervoor deze inkoop subregionaal te Opdrachtgeverschap jeugd; Fase 1 op laten plaatsvinden. welke schaal organiseren we de Alleen als de Duin- en Bollenstreek akkoord is met de jeugdhulp. invulling van de jeug&gezinsteams en duidelijk is dat dit niet anders dan regionaal kan, is dit standpunt te heroverwegen. Mevrouw Bloemen brengt naar voren, Het portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda dat niet gesproken moet worden dat kleine gemeenten adviseert de volgende punten op te nemen in taken niet aan kunnen. Voor gezamenlijke inkoop het beleidsplan Transitie jeugdhulp: moeten inhoudelijke redenen zijn. Mw. Adema afmaakt een voorbehoud voor Voorschoten 2. In regionaal verband jaarlijks een in verband met samenwerking Wassenaar en preventieprogramma opstellen en de Voorschoten-Leidschendam. inkoop van basisvoorzieningen en Dhr. Maat uit zijn teleurstelling over de positie van de preventie lokaal te regelen. Bollenstreek. Juist in deze trajecten is solidariteit van 3. Jeugd en gezinsteams regionaal gemeenten van belang. Dhr. De Roon distantieert zich organiseren en inkopen en nader van deze veronderstelling. Kleijheeg geeft aan dat als onderzoeken hoe gemeenten de jeugd om inhoudelijk en/of financiële redenen regionale en gezinsteams lokaal kunnen aansturing nodig is, dit bespreekbaar is. aansturen. Voorzitter sluit af met de vaststelling dat in het extra 4. De volgende hulp regionaal inkopen: pho over jeugd in oktober hier verder over a. intensieve ambulante hulp van gediscussieerd wordt. gespecialiseerde aanbieders b. residentiële hulp c. pleegzorg d. crisisdienst e. justitiële maatregelen 5. Het AMHK bovenregionaal organiseren en regionaal in kopen. 6. De schaal waarop begeleiding en verzorging worden georganiseerd later bepalen.
Notitie GGD en decentralisatie (s) (jeugd) in Holland Rijnland
De volgende aanbevelingen over te nemen: 1. De discussie over de rol van de GGD moet plaatsvinden binnen de transitie van de jeugdzorg. De mogelijke consequenties voor de GGD zijn uiteraard onderwerpen voor AB en DB van de RDOG, maar dan
Het portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda wordt verzocht:
Dhr. Du Chatinier geeft korte toelichting op het stuk. Hij stelt dat voor alle uitvoerende partijen geldt dat duidelijk moet zijn hoe het traject van de transitie jeugdzorg loopt, en dat de inhoud leidend moet zijn. Soms zal er dan herijking van genomen besluiten nodig zijn.
2.
3.
4.
5.
08
Ontwikkeling virtueel CJG voor professionals Zuid_Holland Noord
ingebracht vanuit het transitieproces en niet los vanuit de GGD. Zo richt de discussie zich dan op de terechte uitwerkingsvraag: “wat betekenen de toekomstmodellen voor de GGD”. De huidige discussie lijkt nu andersom plaats te vinden; De harmonisatieafspraken moeten opnieuw worden bezien. Voor welke delen kunnen ze blijven gelden en voor welke onderdelen niet meer De GGD zal zich flexibel moeten inzetten in beide regio’s. Dit hoeft niet tot meerkosten te leiden als de begroting hierop wordt ingericht. De mogelijke positionering van het AMHK bij de GGD geeft een grote nieuwe taak. Bekeken moet worden wat de organisatorische consequenties hiervan zijn en wat dit betekent voor o.a. de bestuurlijke aansturing, financiering etc. Hier moet vanuit de gemeenten een goed implementatieplan voor worden ontwikkeld samen met GGD en Bureau Jeugdzorg als huidige uitvoerders van AMK en SHG. Gemeenten hebben hierin de regie. Breng deze standpunten en aanbevelingen namens heel Holland Rijnland in, in het DB en AB van de RDOG en houd hier aan vast
Mw. Bloemen geeft aan dat ambtelijk geworsteld wordt met de vraag of de GGD als aanbieder of als gemeentelijke partij moet worden gezien. Verder is het gezien de eerdere harmonisatie-afspraken de vraag wat we moeten doen als Midden-Holland een andere koers vaart mbt het nieuwe jeugdstelsel: ons daaraan aanpassen of de harmonisatie ter discussie stellen. Mw. Goedhart geeft aan dat de harmonisatie in het kader van de WPG is afgesproken. Niet voor de jeugdtaken; als deze ook geharmoniseerd worden, wordt daarmee vooruitgelopen op de uitkomsten van de transitie jeugdhulp. Dhr. Mostert vindt dat de GGD een uitvoerende organisatie is die niet vooruit moet lopen op de uitkomsten van het 3D-traject. Dhr De Roon maakt een voorbehoud bij 2. en 3. waar het gaat om de gevolgen voor afgesproken bezuinigingen. De voorzitter geeft aan dat ook van andere organisaties die bovenregionaal werken, maatwerk voor onze regio wordt verwacht. Daar moet voor de ggd geen uitzondering in worden gemaakt. Alle jeugdhulporganisaties moeten zo goed mogelijk aansluiten op ons model, de inhoud moet leidend zijn. Dhr. Kleijheeg geeft aan voldoende materiaal te hebben om de discussie in db en ab van de ggd aan te gaan. De RDOG moet dan de consequenties aangeven.
1. Het verbeteren van de bestaande CJG website voor professionals www.cjgprof.nl voor de doelgroep professionals rondom het CJG (medewerkers van de netwerkpartners). De structuur van deze website herzien en informatie aanvullen; 2. De bekendheid van het vCJG voor professionals vergroten; 3. Bij de doorontwikkeling van het vCJG voor professionals te kiezen voor scenario 3 (gehele herziening van de
Mevrouw Bloemen is inhoudelijk akkoord en merkt op dat dit inhoudt dat het op de begroting van de GGD komt. Hierover moeten we dan niet vallen. De voorzitter concludeert dat pho akkoord is. Zij geeft nog aan dat het om een incidenteel bedrag voor drie jaar gaat, waarvoor dekking is.
structuur en de teksten van www.cjgprof.nl) in samenspraak met de doelgroep en actief beheer; 4. Incidentele middelen van € 20.640 uit de eindafrekening van het project vCJG te bestemmen voor het doorontwikkelen van het vCJG voor professionals; 5. De GGD Hollands Midden opdracht te geven om de doorontwikkeling van het vCJG voor professionals uit te voeren; 6. De GGD Hollands Midden opdracht te geven het vCJG voor professionals actief te beheren. (Medio 2014 zal naar aanleiding van een eerste indicatieve evaluatie besloten worden over de financieringsmogelijkheden per 2015.)
09
10
3D PersoonsGebonden Budget (PGB)
Beëindiging Samenwerkingsovereenkomst Jongerenloket Holland Rijnland
1. Kennis nemen van de notitie keuzevrijheid 3D en de daarin geformuleerde scenario’s; 2. Te bepalen dat uitwerking in 2014 volgt op basis van inhoud. 3. De notitie aan te bieden aan de gemeenten van Holland Rijnland
Pho is akkoord met voorstel, elke gemeente kan hier zijn voordeel mee doen.
1.Te constateren dat de Samenwerkingsovereenkomst Jongerenloket Holland Rijnland 2013 per 1 januari 2014 eindigt en geen voornemen is tot een nieuwe samenwerkingsovereenkomst te komen.
Ellen Koster (interim teamleider Jongerenloket) geeft een overzicht van de ontwikkelingen sinds het pho van 15 mei. Samenwerking leerplicht en trajectbegeleiders Rmc is verbeterd. Samenwerking met project Ja is verbeterd. Samen met ROC’s en sociale zaken is een kansloket opgezet, waarin de inzet is om gezamenlijk ervoor te zorgen dat jongeren in de WWB weer teruggeleid worden naar school. Trajectbegeleiders Jongerenloket participeren in zorgstructuur MBO Oplopende werkloosheid zorgt voor veel druk op poortwachterfunctie. Dit geldt zowel voor
2. Het Dagelijks Bestuur te verzoeken te komen tot een zorgvuldige opname van de trajectbegeleiding in het kader van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voor voortijdig schoolverlaten (RMC-functie) in het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL) per
1 januari 2014. De huidige personele formatie van het RBL in het Jongerenloket ten behoeve van de uitvoering van RMC-trajectbegeleiding per 1 januari 2014 kan hierbij gecontinueerd worden. 3. Te constateren dat voor de RMCfunctie en leerplichtfunctie beleidsplannen vastgesteld zijn door het AB van Holland Rijnland. 4. Het Dagelijks Bestuur te verzoeken te zorgen voor een zorgvuldige overdracht van de poortwachtersfunctie aan de gemeenten. 5. Vast te stellen dat met het eindigen van de poortwachtersfunctie binnen het jongerenloket, de inzet van 1,76 FTE vanuit de gemeenten in het Jongerenloket per 1 januari 2014 komt te vervallen. 6. Uit te spreken dat een sluitende aanpak voor jongeren op het terrein van onderwijs en werk goede regionale afspraken vergt tussen het onderwijsveld en afdelingen werk en inkomen/sociale zaken van gemeenten en voor het pho Sociale Agenda van 6 november 2013 met een voorstel te komen. 7. In te stemmen met de financiële consequenties: A. de totale gemeentelijke bijdrage in de organisatiekosten van het Jongerenloket ter hoogte van € 197.500,-- komt per 1 januari 2014 te vervallen; dit wordt verwerkt in de eerste begrotingswijziging van de begroting 2014 van Holland Rijnland. B. de frictiekosten als gevolg van het beëindigen van het Jongerenloket
hoog-als laag opgeleiden. Het grote volume leidt ertoe dat er minder aandacht kan zijn voorde Rmc-functie. Dhr. De Haan brengt naar voren, dat er in korte tijd grote stappen zijn gezet. Hij vindt het dapper als taken beëindigd worden. Met dit voorstel komt een betere samenwerking met het project Ja tot stand. Dat is beter dan een onheldere taakinvulling. Dhr. De Haan kan instemmen op voorwaarde dat de regiegroep VSV betrokken wordt in de uitwerking van de nieuwe opzet. De voorzitter zegt dit toe en concludeert dat het pho akkoord is.
worden vastgesteld op basis van bijlage C. de begrote frictiekosten voor 2014 ter hoogte van € 94.450,-- worden ten laste gebracht van de post overlopende passiva Jongerenloket en het overblijvende deel ter hoogte van € 4.677,-- bestemd voor verrekening van de begrote frictiekosten van 2015 en 2016.
10
Rondvraag
Dhr. Mostert informeert hoe het precies staat met uitwerking van de decentralisatie werk. Er is nu een Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening en landelijk wordt in de Werkkamer overleg gevoerd. Wat hebben wij als pho hierin te zeggen. Dhr. De Haan sluit hier op aan. Hij geeft aan, dat de komende Participatiewet opdraagt om per arbeidsmarktregio werkbedrijven te formeren. De centrumgemeente wordt hierop door Ministerie en Programmaraad aangesproken. De vraag ligt nu bij ons hoe wij het Werkbedrijf gaan vormgeven. De invulling hiervan is vormvrij. Dus zijn in ieder geval gedwongen fusies van SW-bedrijven niet aan de orde. Dhr. De Haan denkt aan een bestuurlijke tafel met de drie O’s. In dit kader is een ambtelijke notitie uitgewerkt. Dhr. De Haan wil graag in het volgende gemeenschappelijke pho Arbeidsmarkt een memo inbrengen over dit onderwerp. Mw. Bloemen reageert dat stuurgroep 3D aangewezen is voor voorbereiding en pho Sociale Agenda aangewezen is als 3D forum. Dhr. Schoonderwoerd heeft zitting in stuurgroep 3D en zal zorgen dat dit onderwerp via reguliere lijn van 3D bij het pho komt.
Ondertekening convenant Bondgenootschap geletterdheid Holland Rijnland
Tijdens de lunch is het convenant bondgenootschap geletterdheid Holland Rijnland ondertekend door 40 verschillende partijen. Hiermee maken de bondgenoten voor de komende drie jaar afspraken over hun gezamenlijke aanpak van laaggeletterdheid in de regio. Na een korte film over de problematiek en aanpak van laaggeletterdheid hebben de Stichting Lezen en Schrijven, de roc’s en bibliotheken aangegeven hoe zij het bondgenootschap hierin kunnen ondersteunen. Het bondgenootschap bestaat uit de gemeenten, roc’s, bedrijven, zorginstellingen, bibliotheken, SW-bedrijven, het UWV en een taalinstituut in de regio.
GGZ-Preventie nut en noodzaak
Joran Lokkerbol, Marijke Ruiter Trimbos-instituut Netherlands Institute of Mental Health and Addiction WHO collaborating Centre for Mental Health 1
Het belang van GGZ preventie In Nederland hebben naar schatting 950.000 mensen een depressie. Dit zijn naar verwachting 7.000 mensen met een depressie in de stad Leiden …en 1.300 mensen met een depressie in de gemeente Lisse.
2
Het belang van GGZ preventie Iemand met depressie kost de maatschappij naar schatting zo'n €5.000,- aan additionele zorgkosten en productiviteitsverlies – > € 35 miljoen kosten in Leiden – > € 6.5 miljoen kosten in gemeente Lisse
3
Het belang van GGZ preventie
t e h n a v e i t n e d i g c n n i i r e n d a v n i e i m t r n e v j i b Preve g n a l e b n e e t t s s t o o k n gro e t s a l e t k e i van z
4
Risicogroepen -
Ouderen/chronisch zieken Mantelzorgers Aankomende moeders Adolescenten Werknemers Mensen met eerdere depressies -> in de toekomst alleen maar belangrijker om preventie goed op orde te hebben, samen met zorg 5
Toekomstperspectief (1) Voorbeeld: Ouderen en mantelzorgers
Bron: Belang van mentaal kapitaal in de gemeente (2012). Trimbos-instituut. 6
Toekomstperspectief (2)
1950
2010
2040 7
Toekomstperspectief (3) Momenteel zien we de volgende ontwikkelingen – Grote incidentie – Vergrijzing – Krimpende beroepsbevolking in de zorg – Toename in aantal chronische zieken – Toenemende druk op mantelzorg
Belang van acceptabele, effectieve, schaalbare en betaalbare preventie 8
Interventies
9
Principe interventies Versterken veerkracht bij scholieren Carrièremogelijkheden (+) Startkwalificatie (+)
Uitkeringen (‐) 'Lifetime earnings' (+) Schoolprestaties (+)
Versterken veerkracht/ weerbaarheid
Psychisch welbevinden (+)
Gedragsproblemen (‐)
Zorgkosten (‐) Psychische stoornissen (‐) Criminaliteit (‐) Zorgkosten (‐)
Bron: Belang van mentaal kapitaal in het onderwijs (2012). Trimbos-instituut. 10
Effectieve interventies Voor jongeren: - Grip op je dip - Happyles (school: MBO) - Vrienden (school: BO en VO) - Taakspel (school: VO) Voor ouderen/chronisch zieken: - In de put, uit de put (verkorte versie) - Omgaan met een chronische ziekte 11
Regionaal aanbod
12
Regionaal aanbod (1) Bereikte risicogroepen OGGZ: - mensen met chronische psychische problemen - familieleden -Bereikte groepen coll. preventie: - algemeen publiek - mantelzorgers - jeugd: scholieren 13
Regionaal aanbod (2) OGGZ - GGZ informatiepunt - Inloophuis Psychiatrie - Belangenbehartiging ZON - Vriendendienst Collectieve preventie • KOPP, Triple P, Plezier op school • Voorlichting, psycho-educatie 14
Regionaal aanbod (3) - Initiatieven gericht op
risicogroepen hebben naar verwachting een positieve impact op preventie van depressie. - Het voorkomen van slechts 1% van de instroom van mensen met een depressie in Holland Rijnland leidt naar verwachting al tot een jaarlijkse besparing van 620.000 euro 15
Regionaal aanbod (4) - decentralisatie AWBZ: aandacht voor preventie psychische problemen bij ouderen: belang van mentaal vermogen (via programma Ouderen)
- decentralisatie jeugd: aandacht voor
preventie psychische problemen bij jeugd: ook via schoolgebaseerde interventies - decentralisatie werk en inkomen: programma's voor werknemers ook voor werkzoekenden; begeleiding naar werk ?
16
Schaalvoordelen - Bescheiden middelen collectieve preventie vgl. maatschappelijke opvang - Optimaal bereik gegeven de beperkte budgetten wordt gerealiseerd door gezamenlijk op te trekken en gebruik te maken van 1 infrastructuur.
17
Contact Joran Lokkerbol
[email protected]
Marijke Ruiter
[email protected]
18
Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 06 november 2013 Gemeentehuis Katwijk 03b
Onderwerp: Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming
Voorstel:
ter kennisneming
Ingekomen stukken
Bureau Jeugdzorg Zuidholland: Regionaal transitiearrangement: specialistische ketenzorg Ministerie OCW: Kopie uitspraak inzake beroep Dagelijks Bestuur Holland Rijnland m.b.t. bezwaar beschikking middelen volwasseneneducatie GGD Hollands Midden: Beschikbaarstelling van factsheets inzake gezondheidspeiling in de regio Provincie Zuid-Holland: Subsidieverlening project Toekomstmodel Jeugdstelsel Holland Rijnland – Regionaal Transitiebudget jeugdzorg 2013 Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland: Wmo-ondersteuning 2014 en aankondiging
Uitgaande stukken
Ministerie VWS: Brief over transitiearrangement en bezuinigingen jeugdhulp Griffiers Holland Rijnland: Brief n.a.v. motie VVD
Ter kennisneming
Nieuwsbrief 3e kwartaal 2013 Regiotaxi Holland Rijnland
1
Directie
Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Hoiland
De Horst 4
2592 H11 Den !-!nag Tel (070) :JOU 4<4 44 f'ÓX (070) 387 76 25 WWH ·.bjzl! aaglanden.nl 1Ntvw.bjzzrrid-hollmrd.nl
Gemeente Holland Rijnland Mevr. M. Goedhart Postbus 558 2300 AN Leiden
Onderwerp:
Kenmerk:
Datum:
Specialistische ketenzorg
2013.0675 HB/LV/jvl
29 augustus 2013
Geachte heer/mevrouw, Met ingang van I januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp, waaronder de JeugdzorgPlus. De regionale transitiearrangementen jeugd, die uiterlijk 31 oktober 2013 gereed moeten zijn, hebben ook betrekking op specialistische zorg. Ookvoor deze vorm vanjeugdzorg geldt dat het noodzalcelijk is dat dit in de toekomst efficiënt en effectief wordt georganiseerd. Bijjeugdigen die gebruik maken van specialistische zorg is de problematiek dusdanig ontwikkeld is dat-volgtijdelijk-verschillende vormen van hulp (zowel openjeugdzorg als JeugdzorgPlus) ingezet moeten worden, waarbij meerdere instellingen betrokken (kunnen) zijn. Afgestemde ketenzorg ten aanzien van het inhoudelijke aanbod, de organisatie, de uitvoering en de financiering hiervan is daarom niet alleen in het belang van de jeugdigen, maar ook in het belang van de betrokken organisaties, alsmede de financiers. De kwantitatieve en kwalitatieve verbeteringen die in JeugdzorgPlus zijn ontstaan naar aanleiding van de samenwerking op provinciaal niveau, biedt de gemeenten in de provincie Zuid Holland een prima uitgangspunt om niet alleen de Jeugdzorgplus, maar ook de gespecialiseerde zorg op een (kosten)effectieve- en efficiënte wijze in te zetten. In samenspraak met de provincie Zuid-Holland, het Stadsgewest Haaglanden en enkele belangrijke Jeugdzorg(Plus)-aanbieders hebben wij voor een gezamenlijke uitwerking hiervan op vrijdag 4 oktober 2013 in het Provinciehuis Zuid-Holland een conferentie belegd. U bent van harte uitgenodigd om u op deze dag van 13.00 uur tot 16.00 uur te laten informeren en adviseren over dit onderwerp. Aansluitend verzorgen wij een (netwerk)borrel tot 17.00 uur. Genodigden zijn onder meer wethouders, (beleids)ambtenaren, subsidiënten (Stadsgewest Haaglanden en Rotterdam, Provincie), bestuurders, directeuren zorgaanbieders in de regio en andere betrokken partijen.
Rank: TNG Rank Rek. nr. 67.93.65.524 l:.n.v. Slicilling Bureausjeugdzorg
HnagJanden...-Ziiid-Ho/lmid
I.
.
~~ Stichting Bureaus Jeugdzorg HaaglandenJZuîd-Holland Het definitieve programma van deze conferentie ontvangt u eind september. Mocht u voor die tijd meer inhoudelijke infonnatie wensen dan kunt u contact opnemen met mevrouw L. Voetman, teamleider Service Centrum Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Voor aanmeldingen kunt u zich wenden tot mevrouw J. Ninkeula (
[email protected]). Beiden zijn telefonisch bereikbaar via nummer 070 366 47 10. w~ komst zeer op prijs.
-~Biele4
D~itvoering Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Hotland Namens Bureaus Jeugdzorg
Hafi~1u Prie VooTer Directieraad Horizon
Namens de zorgaanbieders
1. lnkomen.de documenten- 2305
de Rechtspraak Rechtbank Den Haag
AANTEKENEN Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland Postbus 558 2300 AN Leiden
datum onderdeel contactpersoon
18 september 2013 Team administratie 2 - CC mevr S. Sheoraj
bezoekadres Prins Clauslaan 60 2595 AJ Den Haag correspondentieadres Postbus 20302 2500 EH Den Haag
t (070) 3813131 f (070) 3813360 www.rechtspraak.nl
doorkiesnummer ons kenmerk
zaaknummer SGR 13 I 2505 WET VOS
uw kenmerk bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp
070-3813670 het beroep van Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te Leiden
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden . Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Geachte heer/mevrouw, Over het beroep met zaaknummer SGR 13 I 2505 WET VOS deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een ECLI-nummer, is de tekst van de betreffende uitspraak onder dat nummer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als u de rechtbank belt of.schrijft, verzoek ik u het zaaknummer te vermelden. ~chtend,
BE021
Scan nummer 1 van 1 - ScanpaÇ!ina 1 van 6
1. Inkomende documenten - 2305
uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: SGR 13/2505 uitspraak van de meeaoudige kamer van 18 september 2013 in de zaak tussen de gemeenten Alphen aan de Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen en Zoete-oude, eisers allen ve|egenwoordigd door het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, (gemachtigde: A.M. van Breda) de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.J. Roskam). Procesverloop Bij onderscheiden besluiten van 28 september 2012 heeft verweerder de uitkeringen (budgeûen) vastgesteld die eisers voor hetjaar 2013 ontvangen op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet pa|icipatiebudget, bestemd voor educatie. Tegen deze besluiten heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland (hierna: Holland Rijnland) namens eisers bij brieven van 6 november 2012 bezwaar gemaakt. Bij onderscheiden besluiten van 15 februari 2013 heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten heeft Holland Rijnland namens eisers bij brief van 2 l maart 2013 beroep ingesteld. Venveerder heeû de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschriû ingediend. Het beroep is op 4 september 2013 ter zitting behandeld. Namens Holland Rijnland zijn verschenen A.M. van Breda en mr. drs. T. van Santen. Verweerder heeft zich laten vedegenwoordigen door mr. R.J. Roskam en drs. P.E. Gouw. Ove-egingen Wettelijk kader. lngevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet padicipatiebudget verstrekt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het college een uitkering ten behoeve van de
uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: SGR 13/2505 uitspraak van de meervoudige kamer van 18 september 2013 in de zaak tussen de gemeenten Alphen aan de Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen en Zoeterwoude, eisers allen vertegenwoordigd door het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, (gemachtigde: A.M. van Breda) de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.J. Roskam).
Procesverloop Bij onderscheiden besluiten van 28 september 2012 heeft verweerder de uitkeringen (budgetten) vastgesteld die eisers voor hetjaar 2013 ontvangen op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet participatiebudget, bestemd voor educatie. Tegen deze besluiten heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland (hierna: Holland Rijnland) namens eisers bij brieven van 6 november 2012 bezwaar gemaakt. Bij onderscheiden besluiten van 15 februari 2013 heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten heeft Holland Rijnland namens eisers bij brief van 21 maart 2013 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 4 september 2013 ter zitting behandeld. Namens Holland Rijnland zijn verschenen A.M. van Breda en mr. drs. T. van Santen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.J. Roskam en drs. P.E. Gouw.
Overwegingen 1.
Wettelijk kader.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet participatiebudget verstrekt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het college een uitkering ten behoeve van de
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 6
1. Inkomende documenten - 2305
zaauummer: SGR 13/2505 kosten van padicipatievoorzieningen, niet zijnde uiwoeringskosten, voor de doelgroep alsmede voor de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, tweede lid. lngevolge het derde lid is het bedrag van de uitkering de som van de uitkomsten van drie berekeningen, elk op basis van een verdeelsleutel die bepaalt hoe het voor het kalenderjaar bij begrotingswet vast te stellen bedrag dat de Minister wie het aangaat beschikbaar heeû voor de uitkering wordt verdeeld over de colleges. Ingevolge het vierde lid worden de verdeelsleutels bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Volgens de rijksbegroting 2013 bedraag't de OcW-bijdrage aan het padicipatiebtldget voor 2013 f 53.283.000,--. lngevolge artikel 5a wordt, in afwijking van artikel 7:11 van de Algemene wet besttlursrecht (Awb), bij de toepassing van de artikelen 2, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, gebrtlikgemaakt van de gegevens, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en de informatie, bedoeld in artikel 6, onderdeel a, waarvan De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kennis heeft op 15 augustus voor zover het betreft de artikelen 2 en 5, tweede lid, en 30 september voor zover het betreft artikel 4, twvede lid, van het jaar volgend op het veran|oordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die het college op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen. lndien artikel 6, onderdeel b, van toepassing is, wordt voor hetjaar volgend op het veran|oordingsjaar gelezen: het |eedejaar volgend op het veran|oordingsjaar. lngevolge artikel 4 van het Besluit Padicipatiebtldget, wordt het deel van het pa|icipatiebudget dat een college ontvalzg't uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor een padicipatiebudget voor alle colleges voor dejaren 2013 en 2014 berekend op grond van de formule: Og Ag Bvg Cg ( ( --- x 0.25) + (--- x 0.25) + (---- x 0,25) + ( --- x 0.25) ) x ib On An BVn Cn |:, |-J- Waar . a. Og het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van de Minister van Ondenvijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van de gemeente is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonde-ijs over het zevende tot en met |eedejaar voorafgaande aan hetjaar van de uitkering, ve|enigvuldigd met het onder a bedoelde aantal inwoners op l januari van hetjaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld', b. On het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van de Minister van Ondenvijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend
zaaknummer: SGR 13/2505 2
kosten van participatievoorzieningen, niet zijnde uitvoeringskosten, voor de doelgroep alsmede voor de voorzieningen, bedoeld in artikel3, tweede lid. Ingevolge het derde lid is het bedrag van de uitkering de som van de uitkomsten van drie berekeningen, elk op basis van een verdeelsleutel die bepaalt hoe het voor het kalenderjaar bij begrotingswet vast te stellen bedrag dat de Minister wie het aangaat beschikbaar heeft voor de uitkering wordt verdeeld over de colleges. Ingevolge het vierde lid worden de verdeelsleutels bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Volgens de rijksbegroting 2013 bedraagt de OCW-bijdrage aan het participatiebudget voor 2013 € 53.283 .000,--. Ingevolge artikel5a wordt, in afwijking van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb ), bij de toepassing van de artikelen 2, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, gebruikgemaakt van de gegevens, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en de informatie, bedoeld in artikel 6, onderdeel a, waarvan De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kennis heeft op 15 augustus voor zover het betreft de artikelen 2 en 5, tweede lid, en 30 september voor zover het betreft artikel4, tweede lid, van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die het college op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen. Indien artikel 6, onderdeel b, van toepassing is, wordt voor hetjaar volgend op het verantwoordingsjaar gelezen: het tweede jaar volgend op het verantwoordingsjaaL Ingevolge artikel 4 van het Besluit Participatiebudget, wordt het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor een participatiebudget voor alle colleges voor de jaren 2013 en 2014 berekend op grond van de formule:
Og { ( --- x 0.25) On
Ag
+ (--An
BVg
x 0.25)
+ (----
Cg
x 0.25)
BVn
+ ( ---
x 0.25)} x ib
Cn
waarbij: a. Og het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van de gemeente is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan hetjaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder a bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; b. On het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 6
1. Inkomende documenten - 2305
zaa|ummer: SGR 13/2505 beroepsonde-ij| over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan hetjaar van de uitkering, ve|enigvuldigd met het onder b bedoelde aantal inwoners op l januari van hetjaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld,' c. Ag het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit; d. An het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van de Minister van Ondenvijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van hetjaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit; e. B'Vg het aantal door de gemeente ingekochte trajecten basisvaardigheden is in het tweedejaar voorafgaande aan hetjaar waalwoor de uitkering wordt vastgesteldy' f. Bvn het totaal aantal door de Nederlandse gemeenten ingekochte trajecten basisvaardigheden is in het tweedejaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld', g. Cg het aantal door volwassen inwoners van de gemeente behaalde NT2cedi|caten, dat niet meetelt bij de outptlt-verdeelmaatstaven uit de verdeelsleutel van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, is in het tweedejaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld' h. Cn het totale aantal door volwassen inwoners van de Nederlandse gemeenten behaalde NTz-cediûcaten, dat niet meetelt bij de output-verdeelmaatstgven uit de verdeelsleutel van de Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie, is in het tweede jaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld,' i. ib het bedrag is dat door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor een padicipatiebudget voor alle colleges voor hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld. 2. Aan de bestreden besluiten heeft verweerder samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Ingevolge artikel 4 van het Besluit padicipatiebtldget vindt de verdeling van het budget voor de inkoop van educatie in 2013 plaats op basis van zowel objectieve maatstaven als van prestaties, de zogenoemde outpuwerdeelmaatstaven. De twee objectieve maatstaven zijn het aantal inwoners met een laag opleidingsniveau en het aantal inwoners met een bepaalde etnische achtergrond. De outputverdeelmaatstaven zijn het aantal ingekochte trajecten basisvaardigheden en het aantal behaalde ce|i|caten staatsexamens Nederlands als Tweede Taal (NTz-cedifcaten). ledere maatstaf bepaalt een kwart van het budget. De outptlwerdeelmaatstaven volgen uit de Sisa-opgave over 201 1 van de gemeenten zelf. De verdeling van het beschikbare budget volgt uit deze gegevens. De beschi|ingen waarbij het te verdelen budget over de gemeenten wordt verdeeld zijn dus gebonden beschikkingen. Verweerder maakt geen belangena|eging of keuzes maar beslist op basis van de door de gemeenten zelf verstrekte gegevens conform de vastgelegde systematiek. Aangezien eisers dejuistheid van de door henzelf verstrekte gegevens niet hebben betwist en evenmin dat de budgetten zijn berekend conform de vastgestelde verdeelsystematiek, is geen sprake van onzorgvuldig of onjuist genomen besluiten.
zaaknummer: SGR 13/2505 3
beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan hetjaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder b bedoelde aantal inwoners op 1 januari van hetjaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; c. Ag het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van hetjaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit; d. An het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van hetjaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit; e. BV g het aantal door de gemeente ingekochte trajecten basisvaardigheden is in het tweede jaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; f. BVn het totaal aantal door de Nederlandse gemeenten ingekochte trajecten basisvaardigheden is in het tweede jaar voorafgaande aan hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; g. Cg het aantal door volwassen inwoners van de gemeente behaalde NT2certificaten, dat niet meetelt bij de output-verdeelmaatstaven uit de verdeelsleutel van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; h. Cn het totale aantal door volwassen inwoners van de Nederlandse gemeenten behaalde NT2-certificaten, dat niet meetelt bij de output-verdeelmaatstaven uit de verdeelsleutel van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; i. ib het bedrag is dat door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle colleges voor hetjaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld. 2. Aan de bestreden besluiten heeft verweerder samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Ingevolge artikel4 van het Besluit participatiebudget vindt de verdeling van het budget voor de inkoop van educatie in 2013 plaats op basis van zowel objectieve maatstaven als van prestaties, de zogenoemde outputverdeelmaatstaven. De twee objectieve maatstaven zijn het aantal inwoners met een laag opleidingsniveau en het aantal inwoners met een bepaalde etnische achtergrond. De outputverdeelmaatstaven zijn het aantal ingekochte trajecten basisvaardigheden en het aantal behaalde certificaten staatsexamens Nederlands als Tweede Taal (NT2-certificaten). Iedere maatstafbepaalt een kwart van het budget. De outputverdeelmaatstaven volgen uit de SiSa-opgave over 2011 van de gemeenten zelf. De verdeling van het beschikbare budget volgt uit deze gegevens. De beschikkingen waarbij het te verdelen budget over de gemeenten wordt verdeeld zijn dus gebonden beschikkingen. Verweerder maakt geen belangenafweging of keuzes maar beslist op basis van de door de gemeenten zelf verstrekte gegevens conform de vastgelegde systematiek. Aangezien eisers de juistheid van de door henzelfverstrekte gegevens niet hebben betwist en evenmin dat de budgetten zijn berekend conform de vastgestelde verdeelsystematiek, is geen sprake van onzorgvuldig of onjuist genomen besluiten.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 6
1. Inkomende documenten - 2305
zaaknummer: SGR 13/2505 4 3. Holland Rijnland voert als gemeenschappelijke regeling voor eisers het onderdeel educatie van de Wet Padicipatiebtldget uit. Holland Rijnland voert namens eisers in beroep het volgende aan. De landelijke verdeling van het budget educatie 2013 is gebaseerd op de prestaties van de gemeenten in 201 1 . Holland Rijnland erkent dat sprake is van een gebonden uitkomst op basis van parameters, maar stelt dat het erjuist om gaat dat het mogelijk is de parameter ççingekochte trajecten basisvaardigheden'' op willekeurige wijze in te vullen. Zo kunnen bijvoorbeeld door gemeenten trajecten van verschillende lengte worden ingekocht. Ook kan bijvoorbeeld de ene gemeente eenjaa|raject als één traject opvoeren, tenvijl een andere gemeente datzelfde jaadraject in drieën kan knippen, als drie cursussen kan inkopen en vervolgens als drie ingekochte trajecten basisvaardigheden kan opvoeren. Dit leidt tot een willekeurige verdeling van het beschikbare budget. Verder stelt Holland Rijnland dat de bezwaren zich dus niet richten tegen het Besluit padicipatiebudget op zich, maar tegen de wijze waarop verweerder toepassing geeft aan dit besluit. Indien de regelgeving de gemeenten ruimte en beleidsvrijheid biedt om de ingekochte trajecten basisvaardigheden naar eigen inzicht in te vullen en te tellen, dan leidt dit tot willeketlrige uitkomsten, welke uitkomsten ook doorwerken in de toekomstige budgetten. 4. De rechtbank stelt vast dat verweerder de volgens de rijksbegroting beschikbare |nanciële middelen voor het padicipatiebudget heeft verdeeld zoals bepaald in het Besluit padicipatiebudget. Dit is door Holland Rijnland niet betwist. Holland Rijnland voert in wezen aan, zoals hij ter zitting heeft beaamd, dat venveerder handelt in strijd met het algemeen rechtsbeginsel dat willekeur verbiedt doordat hij het begrip ûçtraject'' niet nader heeft gedelnieerd, bijvoorbeeld in wetsinterpreterend beleid. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De regelgever heeft er bewust voor gekozen de gemeenten een zekere mate van vrijheid te bieden om het begrip tûtraject'' nader in te vullen alankelijk van de concrete behoefte aan cursussen basisvaardigheden in een gemeente. Zoals ter zitting is gebleken is dat begrip niet zo onduidelijk dat verweerder onrechtmatig handelt door daar geen nadere invulling aan te geven. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat het begrip traject verwijst naar het begrip traject opgenomen in de regelgeving met betrekking tot de Regionale Opleidingen Centra (ROCs), welke trajecten die verschillend van aard en duur kunnen zijn door de gemeenten worden afgenomen van de ROC's. Doordat er toezicht is op de ROC's en doordat veran|oording plaatsvindt door middel van de Sisa-methodiek zijn de gemeenten aan controle onde-orpen en is er geen sprake van een volledig vrije invulling van het begrip tçtraject'' door gemeenten. Voorts kan er, indien er sprake zou zijn van een âauduleuze opgave van het aantal trajecten door gemeenten, door verweerder worden teruggevorderd. Verweerder mag daarbij, zoals hij ter zitting heeft gesteld, in beginsel erop vertrouwen dat gemeenten niet willens en wetens manipuleren met gegevens. De enkele omstandigheid dat de keuze voor een meer restrictieve omschrijving van het begrip traject ook verdedigbaar is, betekent niet dat venveerder niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen nadere invulling te geven aan het begrip traject. 5. Het beroep is ongegrond.
zaaknummer: SGR 13/2505 4
3. Holland Rijnland voert als gemeenschappelijke regeling voor eisers het onderdeel educatie van de Wet Participatiebudget uit. Holland Rijnland voert namens eisers in beroep het volgende aan. De landelijke verdeling van het budget educatie 2013 is gebaseerd op de prestaties van de gemeenten in 2011. Holland Rijnland erkent dat sprake is van een gebonden uitkomst op basis van parameters, maar stelt dat het er juist om gaat dat het mogelijk is de parameter "ingekochte trajecten basisvaardigheden" op willekeurige wijze in te vullen. Zo kunnen bijvoorbeeld door gemeenten trajecten van verschillende lengte worden ingekocht. Ook kan bijvoorbeeld de ene gemeente eenjaartraject als één traject opvoeren, terwijl een andere gemeente datzelfde jaartraject in drieën kan knippen, als drie cursussen kan inkopen en vervolgens als drie ingekochte trajecten basisvaardigheden kan opvoeren. Dit leidt tot een willekeurige verdeling van het beschikbare budget. Verder stelt Holland Rijnland dat de bezwaren zich dus niet richten tegen het Besluit participatiebudget op zich, maar tegen de wijze waarop verweerder toepassing geeft aan dit besluit. Indien de regelgeving de gemeenten ruimte en beleidsvrijheid biedt om de ingekochte trajecten basisvaardigheden naar eigen inzicht in te vullen en te tellen, dan leidt dit tot willekeurige uitkomsten, welke uitkomsten ook doorwerken in de toekomstige budgetten. 4. De rechtbank stelt vast dat verweerder de volgens de rijksbegroting beschikbare financiële middelen voor het participatiebudget heeft verdeeld zoals bepaald in het Besluit participatiebudget Dit is door Holland Rijnland niet betwist. Holland Rijnland voert in wezen aan, zoals hij ter zitting heeft beaamd, dat verweerder handelt in strijd met het algemeen rechtsbeginsel dat willekeur verbiedt doordat hij het begrip "traject" niet nader heeft gedefinieerd, bijvoorbeeld in wetsinterpreterend beleid. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De regelgever heeft er bewust voor gekozen de gemeenten een zekere mate van vrijheid te bieden om het begrip "traject" nader in te vullen afhankelijk van de concrete behoefte aan cursussen basisvaardigheden in een gemeente. Zoals ter zitting is gebleken is dat begrip niet zo onduidelijk dat verweerder onrechtmatig handelt door daar geen nadere invulling aan te geven. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat het begrip traject verwijst naar het begrip traject opgenomen in de regelgeving met betrekking tot de Regionale Opleidingen Centra (ROC's), welke trajecten die verschillend van aard en duur kunnen zijn door de gemeenten worden afgenomen van de ROC's. Doordat er toezicht is op de ROC's en doordat verantwoording plaatsvindt door middel van de SiSa-methodiek zijn de gemeenten aan controle onderworpen en is er geen sprake van een volledig vrije invulling van het begrip "traject" door gemeenten. Voorts kan er, indien er sprake zou zijn van een frauduleuze opgave van het aantal trajecten door gemeenten, door verweerder worden teruggevorderd. Verweerder mag daarbij, zoals hij ter zitting heeft gesteld, in beginsel erop vertrouwen dat gemeenten niet willens en wetens manipuleren met gegevens. De enkele omstandigheid dat de keuze voor een meer restrictieve omschrijving van het begrip traject ook verdedigbaar is, betekent niet dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen nadere invulling te geven aan het begrip traject. 5.
Het beroep is ongegrond.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 6
1. Inkomende documenten- 2305
zaaknummer: SGR 13/2505 5
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. ~
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Allewijn, voorzitter, mr. M.T. Paulides en mr. G.F. van der Linden-Burgers, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op september 2013.
lf
voor9Îtter
Afschrift verzonden aan partijen op:
1 8 SEP
2013
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Scan nummer 1 van 1 -Scan a ina 6 van 6
telefoon fax datum onze ref betreft bijlage(n) e-mail contactpersoon
(088) 3084375 (088) 25 september 2013 GGD/OBG/CH/2013-468 Factsheets Gezondheidspeiling 2012
[email protected] Christine Hanning
l~~;~gJ I 7 opte.l iOVB:
·.
7
(' : .)EP
\ 'l
I
lorg ond.:
I
\
1
!Bij i.
\
'·s 1 0B 1 JA_·-
Geachte mevrouw; heer, In het najaar van 2012 heeft de GGD Hollands Midden een gezondheidspeiling uitgevoerd onder volwassenen van 19 tlm 64 jaar en onder ouderen vanaf 65 jaar in de regio . We willen u graag op de hoogte brengen van het feit dat de eerste factsheets met resultaten nu beschikbaar zijn! De volgende tactsheets zijn nu te vinden op de website van de GGD: www.ggdhm .nl/publicaties/factsheets 1 Onderzoeksopzet, respons en achtergrondkenmerken 2a Lichamelijke en psychische gezondheid , huiselijk geweld (19 tlm 64 jaar) 2b Lichamelijke en psychische gezondheid, huiselijk geweld (65+) 4 Beweging en overgewicht 5 Tabak en alcohol In de tactsheets worden de thema's uitgebreid beschreven en worden risicogroepen en trends benoemd . Naast regionale resultaten zijn ook cijfers per gemeente in de factsheets opgenomen. Later dit jaar komt een tweede serie tactsheets beschikbaar, over de volgende onderwerpen: 3a Zorggebruik, mantelzorg en opvoedingsandersleuning (19 t!m 64 jaar) 3b Zorggebruik, hulp en mantelzorg (65+) 6 Werk, rondkomen en schulden 7 Woon- en leefomgeving 8 Kwetsbare groepen De cijfers met betrekking tot de onderwerpen in deze eerste factsheets zullen ook in de Gezondheidsatlas van de GGD worden opgenomen. Vanaf eind september zijn de cijfers van de eerste serie tactsheets te vinden op www.qezondheidsatlashollandsmidden.ni. De cijfers uit de tweede serie tactsheets verwachten we eind november in de atlas te hebben opgenomen.
Jeugd/jongeren Hoewel de resultaten betrekking hebben op volwassenen en ouderen, zijn twee tactsheets ook interessant voor personen die informatie kunnen gebruiken over de jeugd: in tactsheet 3a komt opvoedingsandersleuning aan bod en in tactsheet 5 wordt ingegaan op de houding van ouders ten opzichte van het drinken van alcohol door hun kind. Op dit mom ent vindt een gezondheidspeHing plaats onder scholieren in de leeftijd van 12 tlm 18 jaar. Ruim 80% van de VO-scholen in de regio Hollands Midden doet hier aan mee. De resultaten van deze peiling komen in 2014 beschikbaar. Met vriendelijke groet,
Christine Hanning onderzoeker/epidemioloog
Postadres Postbus 133 2800 AC Gouda
Scan nummer 1 va n 1 - Scanpaq ina 1 va n 1
I
.
- - - r - - LI - - - -
~
~ !Ambt.: ~ 0
1
I
1'"' LO ";
"
1. Inkomende documenten - 2375
fe
te
;
"
Ggdgputeerde
*JW
_, 7
Staten
g
~
1
Directie Leefomgeving en Bestuur Contact
/
g
U
"
Vanuitbureau Subsidies dhr. H. Aydin T om 441 az33
[email protected]
'P
-
=
av
.>
Pfovincïe HQLLAND
.
"
,6?j.
Vanuit bureau Maatschappelijke Participatie en Jeugd dhr. J. Hoff T 070 441 79 67
[email protected]
ZUID
-
Postadres Provinciehuis
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T070-4416611
T.a.v. het bestuur Postbus 558
wwvv.zuid-ho|land.nl
2300 AN LEIDEN
Datum
2 omwe Ons kenmerk
DOS-2013-0006184 Onderwerp
PZH-2013-429407373
Subsidieverlening project Toekomstmodel Jeugdstelsel
Holland Rijnland
-
Uw kenmerk
Regionaal transitiebudgetjeugdzorg
UIT-13-03044 Bijlagen
2013
1
Geacht bestuur,
Op 10 juli 2013 hebben wij uw aanvraag van 8 juli 2013 ontvangen voor een provinciale subsidie voor het jaar 2013 ter grootte van ë 456.785,00 voor het project Toekomstmodel Jeugdstelsel
Holland Rijnland op ons verzoek
-
-
Regionaal transitiebudgetjeugdzorg
2013. Op 30 augustus 2013 hebben wij-
aanvullende informatie van u ontvangen. Via deze beschikking laten wij u weten
wat wij naar aanleiding van uw subsidieaanvraag hebben besloten.
Toetsingskader Wij hebben uw aanvraag getoetst aan de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen Awb), de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (verder te noemen Asv) en aan de Subsidieregeling Jeugdzorg Zuid-Holland 2013 (verder te noemen Sjz). Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1
Besluit
2596 AW Den Haag
Wij hebben besloten u voor het jaar 2013 een projectsubsidie te verlenen van E 456.785,00 voor
Tram 9 en de buslijnen 90, 385 en 386 stoppen
het project Toekomstmodel Jeugdstelsel Holland Rijnland
-
Regionaal transitiebudget jeugdzorg
2013.
dichtbij het
provinciehuis. Vanaf
Overwegingen
station Den Haag CS is
Wij verlenen deze subsidie onder toepassing van artikel 3, lid 1 van de Asv en artikel 50, lid 1,
lopen. hettien minuten De parkeerruimte voor
onderdeel c, van de Sjz.
auto's is beperkt.
Bevoorschotting Wij verstrekken u een voorschot ter hoogte van E 365.428,00 (80% van het subsidiebedrag). Dit
51:.-1 Ei
bedrag maken wij binnen dertig dagen na verzending van deze brief over naar uw bankrekeningnummer NL87BNGH0285113992.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 16
1. Inkomende documenten - 2375
mk b
Ons kenmerk
DOS-2013-0006184
PITOVIDCIE
BTW U bent niet BT\N-plichtig. U kunt de BTW niet compenseren in tegenstelling tot uw deelnemers.
Op grond van artikel 16, eerste lid van de Asv komt de door u aan derden betaalde BTW voor subsidiëring in aanmerking. Deze aan derden te betalen BTW is reeds in de begroting
opgenomen en daarmee in de hiervoor genoemde subsidie opgenomen. Activiteiten
en prestaties
U voert conform het projectplan / activiteitenplan de volgende activiteiten uit l levert de volgende
prestaties: 1. Voorbereiding pilots jeugd- en gezinsteams (é 150.000,00) ø
Projectbegeleiding- en ondersteuning door Partners in Jeugdbeleid
ø
Fase 1 en fase 2 (uitwerking toekomstmodel plan van aanpak, besluitvormingsprocedure
en voorbereiding proeftuinen) uit de opzet "Proeftuinen Jeugd- en Gezinsteams,
Opstellen en uitvoeren van plan van aanpak". 2. Pilot thuisbegeleiding multiprobleem gezinnen (E 160.000,00) ø
Onderzoeken in hoeverre thuisbegeleiding van multiprobleem gezinnen van toegevoegde waarde kan zijn in de integrale aanpak bij gezinnen met o.a. GGZ- en LVB-problematiek.
ø
Het ontwikkelen van nieuwe werkvormen en integrale aanpak van o.a. GGZ- en LVB-
zorg.
-
Het hulptoegankelijk maken van multiprobleem gezinnen.
0
Effectieve toeleiding naar specialistische zorg mogelijk maken (fungeren als verbindende
schakel tussen basisvoorzieningen
-
gebiedsgerichte teams en gebiedsgerichte teams
specialistische voorzieningen uit het toekomstmodel). ø
Transformatie van Cliëntgerichte zorg naar systeemgerichte zorg.
3. Coördinatie van de regionale transitiewerkzaamheden en -processen (ë 100.000,00) ø
De coördinatie van de regionale transitiewerkzaamheden en -processen, waaronder de verdere uitwerking van het toekomstmodel binnen een projectorganisatie bestaande uit
projectleiding, projectondersteuning en diverse werkgroepen die input leveren voor het transitieproces. De kostenpost "onvoorzien" ter grootte van 6 46.785,00 in uw aanvraagformulier kunt u uitsluitend besteden voor de activiteiten, zoals opgenomen in uw subsidieaanvraag en zoals hierboven
aangegeven. U dient in de aanvraag tot vaststelling duidelijk aan te geven ten behoeve van welke activiteiten de kostenpost "onvoorzien" is uitgegeven. Hierbij dient u aan te geven welke bedragen aan welke kostenposten zijn uitgegeven. Indien dit uit de aanvraag tot vaststelling niet
blijkt wordt deze kostenpost "onvoorzien" voor een bedrag van ë 46.785,00 niet subsidiabel geacht.
Eventuele onderbesteding in de kosten op het ene onderdeel kan na onze toestemming worden ingezet bij een ander onderdeel. Voor de vervolgactiviteiten in 2014 kunt u voor 30 september 2013 een subsidieaanvraag indienen.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 16
1. Inkomende documenten - 2375
ïtAg*
Ons kenmerk
DOS-2013-0006184
provincieHO LLAND
ZUID
Looptijd
Het project heeft een looptijd van 1 juli 2013 tot en met uiterlijk 31 december 2013. Verplichtingen
_
a. Algemene verplichtingen Op grond van artikel 18, tweede lid van de Asv deelt u ons onvenrvijld mede indien: ~
niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden
voldaan; ø
de activiteiten / prestaties waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of niet geheel zullen
ø
de activiteiten / prestaties waarvoor de subsidie is verstrekt, niet tijdig zullen worden
worden uitgevoerd/ geleverd; uitgevoerd / geleverd. U kunt hiervoor gebruik maken van het meldingsformulier welke u kunt vinden op het
subsidieloket op wvvw.zuid-holiandni. b. Administratieve verplichtingen Op grond van artikel 21 van de Asv moet u een administratie bijhouden of overleggen van aan de
activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel b
van de Awb. Wij verzoeken u, in publicitaire uitingen te vermelden dat de gesubsidieerde activiteiten mede
mogelijk is gemaakt met steun van de provincie Zuid-Holland. Deze publicaties moeten aan ons
worden toegezonden bij een steekproefsgewijze controle. Subsidievaststelling
ln de bijlage bij deze beschikking staan in de vorm van een controleprotocol ook uw
verplichtingen rond de subsidievaststelling. Wij zullen de subsidie vaststellen aan de hand van
een uiterlijk 1 juli 2014 door u in te dienen aanvraag tot
vaststelling.
Bepalend voor de vaststelling zijn de uitgevoerde activiteiten en de werkelijke baten en lasten van het project. Dit kan ertoe leiden dat wij op grond daarvan de subsidie lager dan het maximale bedrag vaststellen. Wij zullen de subsidie nooit hoger vaststellen dan het maximaal verleende subsidiebedrag. Indien uit de aanvraag tot subsidievaststelling blijkt dat er sprake is van cofinanciering en/of deelfinanciering, zullen wij de subsidie naar rato lager vaststellen.
Als bij de vaststelling blijkt dat u niet heeft voldaan aan het gestelde in artikel 18, tweede lid van de Asv (zie hierboven), zullen wij de subsidie lager, of op nihil, vaststellen. Voor verdere informatie verwijzen wij u naar de bijlage "subsidieverplichtingen inclusief controleprotocol"
Nieuw beleid Wij wijzen u er op dat er sinds 1 juli 2013 een nieuw subsidiestelsel geldt, en dat er nieuw beleid
is vastgesteld ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij provinciale subsidies. Daarnaast hebben wij een beleidsregel vastgesteld voor de provinciale registratie van ernstige onregelmatigheden bij subsidies. Zie de website van de provincie Zuid-Holland (www.zuid-hollandnl
).
3/5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 16
1. Inkomende documenten - 2375
mk l
Ons kenmerk
DOS-2013-0006184
PIDVIIIC le
Steekproefsgewijze
controle
De hierboven onder "nieuw beleid" aangekondigde nieuwe beleidsregels houden onder andere in dat wij steekproefsgewijs zullen controleren of een project daadwerkelijk is uitgevoerd c.q. of activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden conform de subsidieaanvraag. Daarnaast kunnen wij controleren of u hebt voldaan aan de door ons in deze beschikking opgelegde subsidieverplichtingen. Wij informeren u indien deze subsidie binnen de steekproef valt. Een steekproef kan plaatsvinden tot uiterlijk één jaar na afronding van het project/de activiteiten/het boekjaar. Als bij de controle
blijkt dat u niet, niet geheel en/of niet tijdig hebt voldaan aan deze subsidieverplichtingen, en/of dat u de voorgenomen activiteiten/prestaties niet of niet geheel heeft uitgevoerd/geleverd, kunnen wij de subsidie intrekken of alsnog lager vaststellen. Het aan u uitbetaalde bedrag zullen wij dan A
terugvorderen.
Openbaar Subsidieregister Deze beschikking is openbaar. Bepaalde informatie uit deze beschikking nemen wij op in het
subsidieregister dat eenieder via de website van de provincie (wwwzuid-hoiiand.nl) kan raadplegen. ln dit register vermelden wij onder meer de hoogte van de subsidie en de naam van
de subsidieontvanger.
Adresgegevens en rekeningnummers worden ter bescherming van de
privacy echter niet opgenomen.
Wat verder van belang is
_
Wilt u in alle correspondentie het DOS-nummer vermelden dat rechts bovenaan in deze brief staat? U kunt deze correspondentie sturen naar: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland t.a.v. Bureau Subsidies, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag. U kunt aan deze subsidieverlening, ook indien wij eerder een subsidie aan u hebben verleend, geen enkele verwachting ontlenen voor wat betreft uw eventuele toekomstige subsidieaanvragen.
Wij behouden ons het recht voor om elkjaar, op basis van onder andere de ontvangen aanvragen, tot een hernieuwde beleidsafweging en/of prioritering te komen.
Bezwaarprocedure Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden volgens artikel 7:1 van de Awb bij ons een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dat gaat zo:
U stuurt dit bezwaarschrift binnen zes weken na de dag van verzending of uitreiking van het besluit aan ons toe, onder vermelding van 'Awb-bezwaar' in de linkerbovenhoek van envelop en
bezwaarschrift. Het adres is: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, t.a.v. het Awb-secretariaat, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag.
Ook als u bezwaar maakt, voeren wij ons besluit uit. Dat wordt bepaald artikel in 6:16 van de Awb. Wel kan de belanghebbende die tegen dit besluit bezwaar heeft aangetekend, een verzoek
indienen voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 16
1. Inkomende documenten - 2375
Ons kenmerk
DOS-2013-0006184
províncieH0 LLAND
ZUID
Dit verzoek richt u tot de Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag (bezoekadres Prins Ciauslaan 60 te Den Haag).
Wij verzoeken u een kopie van dit verzoek om een voorlopige voorziening te zenden aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holiand, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen,
mw. drs. J.A.M. Hilgersom secretaris Deze brief is digitaal vastgesteld, hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief.
Bijlagen: -
Subsidieverplichtingen inclusief controleprotocoi
5/5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 16
1. Inkomende documenten - 2375
4
"
çrmvmctv:
ZUID Subsidieverplichtingen (en hun accountants)
inclusief controleprotocol
F
_,
HOLLAN D
ten behoeve van de subsidieontvanger versie juli 2013
1. Kader Dit document is bedoeld voor instellingen en instanties en hun accountants aan wie één of meerdere subsidies zijn verleend krachtens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Algemene
Subsidieverordening van de provincie Zuid Holland 2013 (Asv) of een van de andere (sectorale of thematische) subsidieregelingen van de provincie Zuid-Holland.
Voor zover aan lagere overheden verstrekte subsidies niet middels SiSa (single information, single audit) worden afgerekend, gelden ze eveneens voor de betreffende lagere overheid en diens accountants.
Dit document geldt voor aanvragen, die zijn ontvangen ingaande 1 juli 2013. Doel van de inhoudelijk en financiële verantwoording De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor de uitvoering van de activiteiten of het behalen van de prestaties waarvoor zij subsidie hebben aangevraagd en hebben ontvangen. De uitvoering dient in eerste
instantie conform de aanvraag te geschieden in het aangegeven tijdvak met eventueel daaraan door de
provincie gekoppelde randvoorwaarden en/of eisen zoals vastgelegd in de subsidieverplichtingen. Alle wijzigingen in de activiteiten cq. prestaties of in de periode waarin deze moeten worden uitgevoerd danwel
behaald dienen te worden, dienen onverwijld te worden gemeld en voorgelegd te worden ter instemming
aan Gedeputeerde Staten (via Bureau Subsidies). Ook het niet (kunnen) nakomen van de subsidieverplichtingen dient onven/vijld gemeld te worden. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen. Daarnaast kan de subsidieontvanger ook de plicht hebben om verantwoording af te leggen betreffende de baten en lasten die
zijn gemaakt in het kader van het door de provincie Zuid Holland gesubsidieerde project en de daaraan gekoppelde projectactiviteiten. ln de subsidiebeschikking kunt u aangeven of het voor u wel of niet van toepassing is. De subsidie moet zijn besteed ter realisatie van de met de provincie overeengekomen activiteiten. Rechtmatig wil hier zeggen: in overeenstemming met het goedgekeurde projectplan, wettelijke regelingen en de subsidieverplichtingen, zoals opgenomen in de subsidiebeschikking en verdere
correspondentie met betrekking tot de verleende subsidie. Deze plichten en verantwoordelijkheid zijn eveneens van toepassing
subsidieontvanger ontvangt van de Provincie Zuid-Holland
-
-
indien de gelden die de
geheel of gedeeltelijk worden doorgegeven
aan derden, die met deze gelden (subsidiabele) activiteiten verrichten. De verplichting om te handelen in
overeenstemming met wettelijke regelingen en de subsidieverplichtingen, zoals opgenomen in de subsidiebeschikking en verdere correspondentie met betrekking tot de verleende subsidie blijven van kracht
en strekken zich ook uit tot bovengenoemde derden. Het is aan te bevelen om tot afspraken te komen
betreffende de eisen aan rechtmatigheid, verantwoording en controle hierop tussen de ontvangende partij zoals genoemd in de subsidiebeschikking
-
-
en eventuele derden, die deze gelden inzetten om
(subsidiabele) activiteiten uit te voeren.
Hierna vindt u meer over de wettelijke regelingen.
Juli 2013
1 van 11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 6 van 16
USK
1. Inkomende documenten - 2375
2" 2í .qr
",
føïf., f
35 ,M
1
,gt ga
« M
wèåäk pm-visie HOLLAND ZUID Van toepassing zijnde (wetteliikel
regelgeving en overige verplichtingen
De volgende regelgeving en overige aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn van toepassing: de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
b. _
de Algemene Subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv); de Aanbestedingswet;
.
de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt);
.-~gno.c>
a.
de Subsidieregelingen van de provincie Zuid-Holland;
de subsidiebeschikking met de daarin opgenomen algemene (zie bijv artikelen 18 tot en met 21 van de Asv) en specifieke (bijv. Rijksregelingen) bepalingen;
g.
de overige van toepassing zijnde besluiten met betrekking tot de verleende subsidie.
2. Procedure
A.
Verplichtingen
van de subsidieontvanger
tijdens de uitvoering van de activiteit waarvoor
subsidie is verleend Algemeen ln de subsídiebeschikking kunnen specifieke verplichtingen zijn opgenomen.
Daarnaast heeft de subsidieontvanger een aantal algemene, in de Awb en Asv beschreven verplichtingen. De belangrijkste staan hieronder. Indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de eerder genoemde
verplichtingen of de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel plaatsvinden, dan kan dat leiden tot het intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de subsidieverlening of tot het
lager vaststellen van de subsidie. Wij wijzen erop dat, indien u gesubsidieerd wordt onder de Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering verkeer
en vervoer 2013 (BDU 2013), de artikelen uit de Asv niet van toepassing zijn maar de soortgelijke bepalingen uit de BDU 2013. ingaande 1 juli 2013 is het Uniforme subidiekader (USK) binnen de Provincie Zuid-Holland van kracht. Dit
houdt in dat er vertrouwen vooraf wordt gegeven met steekproefsgewijze controle achteraf. Dit heeft vooral
gevolgen voor subsidies van onder de ë 125.000,00. Doel is om voor subsidies onder de ë 125.000,00 de administratieve lasten te verlichten. Subsidies van minder dan ë 25.000,00 worden in veel gevallen direct vastgesteld. Voor subsidies vanaf E 25.000 en minder dan ë 125.000,00 geldt in veel gevallen een beperkte verantwoordingsplicht.
Wat voor u geldt, is aangegeven in de beschikking.
Er wordt ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies een actief en
consistent handhavingsbeleid gevoerd. U bent verplicht op basis van artikel 19 Asv danwel 1.10 BDU 2013
medewerking te verlenen aan controles die van belang wordt geacht. Verwacht wordt dat u de activiteiten
conform uw aanvraag uitvoert (artikel 18 lid 1 Asv). Onderdeel van het handhavingsbeleid is het opleggen van sancties bij het niet (tijdig) voldoen aan de meldingsplicht. De nota beleid "Misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking" geeft voor een aantal van tevoren bepaalde situaties aan wat de standaard sanctie is als de subsidieontvanger in gebreke blijft bij het uitvoeren van activiteiten, of het bij niet voldoen aan opgelegde verplichtingen.
Ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidies is registratie van ernstige onregelmatigheden noodzakelijk, om inzicht te krijgen in de risico's die kunnen leiden tot herhaalde of
Juli 2013
2 Van 11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 7 van 16
USK
1. Inkomende documenten - 2375
rsi;
É' "`É;r> MM ""
en t "`""
aj
provincie
ZUID nieuwe ernstige onregelmatigheden. Om hierop te kunnen anticiperen is hiervoor een
Beleidsregel registratie van ernstige onregelmatigheden vastgesteld. Wijziging in de situatie (meldingsplicht) Asv artikel 18 lid 2 danwel BDU 2013 artikel 1.11:
-
De subsidieontvanger moet Gedeputeerde Staten (GS) onverwijld in kennis stellen van het voornemen de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, te wijzigen of te beëindigen. Ook het voornemen om
wijzigingen aan de periode waarin de activiteiten worden uitgevoerd of de aan de subsidie verbonden verplichtingen moeten onverwijld worden gemeld.
1
Nadere toelichting op een wijziging in de situatie
Hieronder worden onder andere verstaan: wijzigingen in de einddatum van het project en het tussen activiteiten verschuiven van middelen. Voor subsidies van 6 125.000,00 of meer geldt bovendien dat indien
aanmerkelijkel verschillen ontstaan of
dreigen te ontstaan (gedurende het boekjaar) in de uitvoering van de activiteiten, waarvoor subsidie is verstrekt, tussen de werkelijke lasten en baten en de begrote lasten en baten, de subsidieontvanger
daarvan onverwijld mededeling moet doen aan GS onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
Bedoelde verschillen kunnen leiden tot opschorting van de uitbetaling van voorschotten (voorschottermijnen) en in uitzonderlijke gevallen tot terugvordering van betaalde voorschotten en/of
intrekking van de subsidie danwel een gewijzigde subsidievaststelling. Asv artikel 18 lid 3 danwel Awb 4:71 (Awb 4:71 geldt ook voor de BDU):
-
De subsidieontvanger deelt onverwijld schriftelijk mee wanneer met subsidie verkregen goederen of rechten binnen vijf jaar na subsidievaststelling worden vervreemd of anderszins ter beschikking worden gesteld aan derden.
Er kan voor het vervreemden danwel anderszins ter beschikking stellen aan derden van de goederen of rechten een vergoeding worden gevraagd op basis van artikel 18, vierde en vijfde lid Asv.
-
Awb 4:71 (geldt alleen voor boekjaarsubsidies):
indien de subsidieontvanger een privaatrechtelijke rechtspersoon is, moet hij GS onverwijld in kennis stellen van:
a.
een wijziging van de statuten of het reglement van de rechtspersoon;
b.
het voornemen tot ontbinding van de rechtspersoon;
c.
de ontbinding van de rechtspersoon. ln dat laatste geval moet de subsidieontvanger aan de provincie het batig saldoz voldoen, voor zover dat saldo aan de door GS verstrekte subsidie kan worden toegerekend.
1
Aanmerkelijke verschillen zijn verschillen van meer dan 10% ten opzichte van de begroting en verschillen groter dan
G 10.000,00. 2
Een batig saldo ontstaat wanneer bij ontbinding van de rechtspersoonde bezittingen (activa) groter zijn dan de schulden (passiva). Er blijft geld/bezittingen over na het betalen van alle schulden.
Juli 2013
3 van 11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 8 van 16
USK
HOLLAND
1. Inkomende documenten - 2375
MW er
ff; _ M
a >' alfa"
M
* preview:
ZUID Publiciteit -
Asv artikel 18 lid 6:
De subsidieontvanger wordt verzocht in publicitaire uitingen te vermelden dat de gesubsidieerde activiteit mede mogelijk is gemaakt met steun van de provincie Zuid-Holland. De subsidieontvanger wordt verzocht
om de verkregen resultaten van het gesubsidieerde project algemeen beschikbaar te stellen. Het kan dat in een subsidieregeling of in de subsidieverleningsbeschikking
deze bepaling niet van
toepassing is verklaard.
B. Procedure ten aanzien van de verantwoording
van de subsidie
Wanneer moet het verzoek tot vaststelling worden inqedlend
Het kan zijn dat de subsidie gelijk wordt vastgesteld. Dit zal over het algemeen van toepassing zijn bij subsidies van minder dan 6 25.000,00 tenzij dit door hogere regelgeving niet mogelijk is. in het geval van directe subsidievaststelling geldt dat er geen aanvraag tot vaststelling ingediend hoeft te worden. Wel blijft
de meldingsplicht onverminderd van kracht en geldt hetgeen onder steekproefsgewijze controle vermeld staat. Voor subsidies, die niet direct zijn vastgesteld, gelden de volgende indieningstermijnen: ~
Boekjaarsubsidies: uiterlijk 26 weken na afloop van het boekjaar moet een aanvraag tot vaststelling worden ingediend; Asv
artikel 29 lid 2 danwel in de betrokken paragraaf van de BDU 2013. o
Projectsubsidies: uiterlijk 26 weken na de datum waarop de activiteit op grond van de subsidiebeschikking moet zijn
uitgevoerd moet een aanvraag tot vaststelling worden ingediend. Mochten de activiteiten eerder afgerond zijn, dan moet binnen 26 weken na afronding van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling
worden ingediend; Asv artikel 29 lid 1 danwel in de betrokken paragraaf van de BDU 2013. 0
incidentele subsidies:
uiterlijk 26 weken na de datum waarop de activiteit op grond van de subsidiebeschikking moet zijn uitgevoerd moet een aanvraag tot vaststelling worden ingediend. Mochten de activiteiten eerder afgerond zijn, dan moet binnen 26 weken na afronding van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling
worden ingediend; Asv artikel 29 lid 1. in de subsidieregelingen kunnen andere indieningstermijnen worden genoemd voor de aanvraag tot
vaststelling. Dit wordt in veel gevallen ook opgenomen in de subsidiebeschikking. Het niet tijdig indienen van het verzoek tot vaststelling kan gevolgen hebben voor de hoogte van de subsidievaststelling. Moet een aanvraag tot vaststelling worden ingediend? Dit is aangegeven in de subsidiebeschikking.
in het algemeen zal gelden dat subsidies onder de
6 25.000,00 gelijk worden vastgesteld. Voor subsidies vanaf ë 25.000,00 tot ë 125.000,00 zal in veel
gevallen gelden dat ggerj financiële verantwoording afgelegd hoeft te worden. Een verslag of de activiteiten zijn uitgevoerd, in welke periode dit is gedaan en of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is
voldaan volstaat- artikel 23 lid 1en 2 Asv danwel in de betrokken paragraaf van de BDU 2013. Voor subsidies van 6 125.000,00 of meer geldt dat er altijd een financiële verantwoording moet worden afgelegd naast de inhoudelijke verantwoording
-
artikel 23 lid 3 -tenzij
de subsidiebeschikking anders
aangeeft. Deze financiële verantwoording moet voorzien zijn van een controleverklaring.
Juli 2013
4 van 11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 9 van 16
USK
HOLLAND
1. Inkomende documenten - 2375
,W
«
Qïsâfff" 1? >.~w«z» 'v'
Q
«
11
~ >
fåâf
"
M
*E
.?xaaíft pmviracte
ZUID lndien u meer dan één projectsubsidie moet verantwoorden en deze maximaal verleende projectsubsidies
zijn
Mi
ê 125.000,00 of meer, kunt u in plaats van afzonderlijke financiële verslagen volstaan met het
overleggen van één financieel verslag waarin alle afzonderlijke activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden verantwoord. Dit verslag van alle te verantwoorden subsidies gaat vergezeld van één controleverklaring waarbij controles per project moeten zijn verricht. Dit is aangegeven in artikel 23 lid 4 Asv danwel in de betrokken paragraaf van de BDU 2013.
ln uitzonderingsgevallen kan worden volstaan met de jaarrekening mits hiervoor vooraf instemming is gevraagd. De beoordeling door de accountant dient wel op basis van het project te zijn uitgevoerd. De controleverklaring dient zich tevens uit te strekken tot de in de bijlage verantwoorde projectsubsidies. Dit moet duidelijk aangegeven zijn door de accountant door middel van zichtbare waarmerking en zichtbare
naleving van dit controleprotocol en de hierin genoemde toleranties per subsidie.
Steekproefsgewljze controle
Voor subsidies voor minder dan 6 125.000,00 geldt dat er steekproefsgewijze controle plaats kan vinden. Hieraan bent u verplicht om mee te werken op basis van artikel 19 Asv danwel artikel 1.10, lid 1 BDU 2013. U wordt geïnformeerd als u in de steekproef valt. Er zal verzocht worden om gegevens aan te leveren over de activiteiten, de uitvoerperiode en eventuele andere bijzonderheden. Indien dit nodig wordt geacht, kan
het zijn dat er een bezoek wordt gebracht door medewerkers van de Provincie Zuid-Holland. Van de beoordeling van de gegevens die worden aangeleverd voor de steekproef danwel tijdens het
bezoek krijgt u bericht. Dit bericht kan een gewijzigde subsidievaststelling of een nihil vaststelling zijn indien de steekproef hiertoe aanleiding geeft. Ook kunnen alsnog sancties worden opgelegd als blijkt dat u niet (tijdig) voldaan heeft aan de meldingsplicht.
Wanneer moet een controleverklaring worden overlegd? ø
Voor alle subsidies van ë 125.000,00 of meer op basis van de Asv of op een Asv gebaseerde regeling: Een financieel verslag dan wel een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring van een accountant betreffende de getrouwheid van het daarin verantwoorde beheer (artikel 23 Asv). Het kan dat in een subsidieregeling of in de subsidieverleningsbeschikking deze bepaling niet van
toepassing is verklaard. v
Voor subsidies van minder dan 6 125.000,00 op basis van een op de een Asv gebaseerde regeling indien dit wegens hogere regelgeving vereist is: Een financieel verslag dan wel een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring van een accountant betreffende de getrouwheid van het daarin verantwoorde beheer (artikel 4:78 Awb).
ø
indien dit van toepassing is zal dit expliciet in de subsidiebeschikking zijn opgenomen. Projectsubsidies op basis van de BDU 2013 die niet vallen onder SiSa (staat in de desbetreffende paragraaf van de BDU):
Bij een subsidieverlening van ê 125.000,00 of meer moet een deskundigenonderzoek uitgevoerd worden door een registeraccountant c.q. Account-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De werkzaamheden van de registeraccountant c.q.
Account-Administratieconsulent dienen te leiden tot een controleverklaring.
Juli 2013
5 van 11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 10 van 16
USK
HOLLAPX D
1. Inkomende documenten - 2375
av øgøx «
provincie
Zum De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de
verantwoording en de verkrijging van een controleverklaring. Het is zeer aan te bevelen om voor aanvang van het project met de accountant contact op te nemen, zodat deze een eerste analyse van de projectinrichting, risico's en eventuele adviezen rondom (tussentijdse) controle kan doen waarmee vooraf afspraken kunnen worden gemaakt en mogelijke knelpunten worden voorkomen.
Geen qoedkeurende controleverklarinq en/of een oordeel beperkinqß U dient bij het indienen van uw aanvraag tot subsidievaststelling het rapport van bevindingen van uw accountant mee te zenden en in te gaan op de door uw accountant geconstateerde redenen voor de
eventuele oordeelbeperking, oordeelonthouding danwel afkeuring. Zonder motivatie waarom of hoe het door uw accountant geconstateerde tot stand is gekomen en wat u doet om dit in de toekomst te voorkomen, zullen de lasten behorend bij de oordeelsbeperking danwel -
onthouding van uw accountant bij de subsidievaststelling in mindering worden gebracht danwel zal er een procentuele korting plaatsvinden bij de subsidievaststelling. C. Reikwijdte accountantsonderzoek De controleverklarinq
inhoudelijk
De accountantscontrole strekt zich uit tot het beoordelen van de deugdelijkheid en toereikendheid van de financiële verantwoording en de rechtmatigheid van de baten en lasten. Rechtmatig wil hier zeggen: in
overeenstemming met wettelijke regelingen* en met de subsidieverplichtingen, zoals opgenomen in de subsidiebeschikking en verdere correspondentie met betrekking tot de subsidie en voor zover dit in redelijkheid toetsbaar is voor de accountant. *
onder regelingen wordt
-
onder meer- verstaan de van toepassing zijnde regelgeving zoals vermeld in de
subsidiebeschikking. ln de beschikking wordt niet alle wettelijke regelingen opgenomen, zie ook pagina 2 bovenaan van dit document. Van regelgeving zoals Aanbestedingwet en Wnt wordt u geacht na te gaan wat voor u van toepassing is. ln de subsidiebeschikking wordt in ieder geval verwezen naar de Awb.
Hiermee wordt vooral titel 4.2 van de Awb bedoeld, de artikelen 4:21 tot en met 4:80 Awb. De toetsing aan de wettelijke regelingen met betrekking tot de Awb mag dan ook beperkt worden tot titel 4.2 Awb. De accountantscontrole
Diepgang De accountant bepaalt zelf de aanpak van zijn controle. Hij dient deze controle zodanig in te richten dat hij met een redelijke mate van zekerheid een uitspraak kan doen over de getrouwheid van de financiële
verantwoording en de rechtmatigheid van het gevoerde beheer. Reikwijdte van het accountantsonderzoek
ln de verantwoording mogen uitsluitend die baten en lasten worden meegenomen, die toegerekend kunnen worden aan de subsidiabele activiteiten en de subsidiabele projectperiode. Lasten welke gemaakt zijn na afloop van de subsidiabele projectperiode waarvoor de subsidie is verleend, mogen alleen in de verantwoording worden opgenomen indien de provincie zich hiermee akkoord heeft verklaard. De baten (alle subsidies die ten behoeve van de betreffende doelen zijn verleend evenals alle overige baten die hieruit voortvloeien) dienen volledig te worden verantwoord.
Juli 2013
6
Van
11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 11 van 16
USK
,. V05 t
M
HOLLAND
1. Inkomende documenten - 2375
-'f'<-zßy J; *'"-.-:W~>«.«.« ,Mw
sïtïá
'iåï_: åïv provincie
"
ZUIDHOLLAN
Baten en lasten met betrekking tot 'om niet'c. q. "in natura" ontvangen subsidiabele activiteiten moeten zo goed mogelijk inzichtelijk gemaakt worden en voor zover mogelijk gekwantificeerd worden bij
zowel de baten als de lasten. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid De accountant moet de controle zo inrichten dat deze met een zekerheid van 95% uitspraak kan doen dat de instelling in de uitkeringsperiode niet meerdan 1% van de specifieke uitkeringen niet getrouw heeft besteed. Voor het verstrekken van de controleverklaring gelden de volgende toleranties:
Goedkeuringstolerantie
Goedkeurend
Beperking
Oordeel
Afkeurend
onthouding
Onjuistheden in de financiële verantwoording/
besteding (% werkelijk
< 1%
>1% en < 3%
-
> 3%
< 3%
> 3% en < 10%
> 10%
-
gemaakte lasten met een maximum van de
toegekende subsidie)
Onzekerheden in de controle (% werkelijk gemaakte lasten met een
maximum van de
toegekende subsidie Bron: Handboek Auditing Rijksoverheid 2006
Fouten en onzekerheden Fouten en onzekerheden dienen te worden gecorrigeerd, ook indien deze onder de goedkeuringstolerantie vallen. Niet gecorrigeerde fouten dienen te worden gerapporteerd in een rapport van bevindingen, als geen goedkeurende controleverklaring kan worden overlegd. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van 1% van het verleende subsidiebedrag.
Gegevens van derden
Indien de verantwoorde lasten en overeengekomen prestaties zijn gebaseerd op gegevens van derden dient de subsidieontvanger deze gegevens te controleren op juistheid en volledigheid. Het gestelde in dit protocol is ook van toepassing voor accountants van subsidieontvangers waaraan de instelling, gemeente of grootstedelijke regio in het kader van die regelingen gelden verstrekken.
Gemeenten?nstellingen dienen ervoor zorg te dragen dat de subsidieontvangers en hun accountants op de hoogte zijn van de controle en specifieke eisen, zoals die voor deze regelingen in dit protocol worden gesteld.
Inhoudelijk verslag De accountant dient te controleren dat alle toelichtingen verenigbaar zijn met de financiële verantwoording. De inhoudelijke juistheid van de activiteit wordt niet door de accountant beoordeeld.
Rechtmatigheid De accountant moet controleren of de baten en lasten rechtmatig zijn geweest.
Door de subsidieontvanger niet rechtmatig bestede lasten moeten in een rapport van bevindingen worden opgenomen en kunnen van invloed zijn op de strekking van de controleverklaring.
Juli 2013
7 van 11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 12 van 16
USK
1. Inkomende documenten - 2375
'
S22r
,
..,f%°.^;.«`f"--*
. ia
_
1,
'».°^* ' pmvmclc
Zu! D Onder "besteed" wordt verstaan het financiële totaal van lasten en rechtens afdwingbare verplichtingen binnen de ultkeringsperiode
-
een en ander conform het baten- en lastenstelsel.
Indien de verantwoorde lasten en activiteiten zijn gebaseerd op gegevens van derden dient de
subsidieontvanger deze gegevens te controleren op juistheid en volledigheid. Wnt en Aanbestedingwet Wij wijzen u erop dat de accountant tevens een onderzoek dient uit te voeren in het kader van de Wet
normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). Een overschrijding van de norm moet verplicht gemeld worden aan het Ministerie van Binnenlandse zaken
en Koninkrijksrelaties. Tevens moet dit opgenomen worden in de jaarrekening.
Ook dient de accountant te toetsen of de Aanbestedingswet van toepassing is en of deze juist is nageleefd. 3. Aan te leveren (accountants)producten:
Wat houdt de inhoudelijke en financiële verantwoording in
Het activiteitenverslag biedt inzicht in de behaalde resultaten per overeengekomen activiteit. ln geval van het niet (geheel) uitvoeren van de activiteiten dient u toelichting te geven onder vermelding van de redenen waarom niet en wat u gedaan heeft om de activiteiten alsnog uit te voeren. De financiële verantwoording geeft inzicht in de baten en lasten van de gesubsidieerde activiteit. Zoals al eerder gemeld is niet altijd een financiële verantwoording van toepassing. ln welke vorm moet de financiële verantwoording worden ingediend
a. in de verantwoording worden het kenmerk en de datum van de subsidiebeschikking opgenomen; b. de financiële verantwoording wordt ten minste ingericht op hetzelfde detailniveau en met dezelfde
inrichting als de bij de aanvraag ingediende begroting; c. hierbij worden zowel de baten als de lasten weergegeven; d. de begroting dient als vergelijkend overzicht te worden opgenomen; e. de lasten van het eigen personeel dienen te worden gespecificeerd naar aantal uren en tarief (indien dit in de begroting stond); f.
afwijkingen ten opzichte van de begroting die 10% of meer bedragen en afwijkingen van E 10.000,00 of meer bij posten in de begroting ten opzichte van de realisatie, dienen te worden toegelicht.
Welke informatie dient de financiële verantwoording te bevatten
a. een opstelling van de lasten aan het project c.q. activiteiten waarvoor de subsidie is verleend (zie vorige alinea over vorm); b. een opstelling van de baten (alle subsidies dieten behoeve van de betreffende producten, activiteiten
en projecten zijn verleend evenals de overige baten die hieruit voortvloeien)
c. een verklaring van de afwijkingen ten opzichte van de begroting (zie alinea over vorm); Indien van toepassing dient de financiële verantwoording vergezeld te gaan van een controleverklaring. ln het geval dat er geen goedkeurende controleverklaring aan de orde is, dient het rapport van bevindingen te worden overlegd met een gemotiveerde toelichting of een verklaring over de door de accountant geconstateerde punten (zie hiervoor bij Fouten en onzekerheden en Geen goedkeurende controleverklaring en/of een oordeelsbeperking?).
Juli 2013
8
Van
11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 13 van 16
USK
W*
HOLLAND
1. Inkomende documenten - 2375
«
ai
*fat
provincie
ZUID Alle ondertekeningen dienen origineel te zijn tenzij er sprake is van een jaarrekening die
gedeponeerd is bij de Kamer van Koophandel. Deze gedeponeerde jaarrekening moet dezelfde zijn als waarmee verantwoording kan worden afgelegd over de subsidie. Er moet sprake zijn van voldoende informatie en specificatie in de gedeponeerde jaarrekening. ls dit niet het geval, dan dient de gespecificeerde en gedetailleerde jaarrekening
-
die dient als verantwoording van de subsidie
-
alsnog te
voldoen aan deze ondertekeningseis. Gekopieerde handtekeningen worden niet geaccepteerd. Indien er sprake is van een controleverklaring dienen de bijbehorende verantwoording en stukken gewaarmerkt te zijn.
Verantwoording bij samenloop van een boekjaarsubsidie en projectsubsidie(§j
Subsidieontvangers kunnen de verantwoording van projectsubsidies en een boekjaarsubsidie in een
gewaarmerkte en zichtbaar door de accountant gecontroleerde verantwoording bij ons indienen (zie alinea over vorm). ln uitzonderingsgevallen kan worden volstaan met de jaarrekening mits hiervoor vooraf instemming is gevraagd.
De beoordeling door de accountant dient op basis van elk project afzonderlijk te zijn uitgevoerd en per
project de toleranties te zijn nageleefd. De controleverklaring dient zich tevens zichtbaar uit te strekken tot de in de bijlage verantwoorde projectsubsidies.
Juli 2013
9 van 11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 14 van 16
USK
j
HOLLAN D
1. Inkomende documenten - 2375
-"' 753' <.
;.
4'
M
ei* fee
provincie
ZUIDHQLLAN
4. Tekst controleverklaring
Modeltekst goedkeurende
controleverklaring
bij een subsidiedeclaratie
Aan: Opdrachtgever
CONTROLEVERKLARING Afgegeven ten behoeve van de provincie Zuid-Holland
Wij hebben de bijgevoegde, door ons voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte, financiële verantwoording
van
te
met kenmerk
inzake de uitvoering van de subsidie
gecontroleerd. Deze subsidie is met een beschikking
d.d. ...groot ë xxx,0O verleend door de Provincie Zuid-Holland.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
........is verantwoordelijk
voor het opstellen van de financiële verantwoording.
is tevens
verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de financiële verantwoording mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude
of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid
is het geven van een oordeel over de financiële verantwoording op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen afwijking van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de
bedragen en de toelichtingen in de financiële verantwoording. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste professionele oordeelsvorming, met inbegrip van het
inschatten van de risico's dat de financiële verantwoording een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opstellen van het vaststellingsformulier door de entiteit, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van het gebruikte normenkader voor de rechtmatige totstandkoming van verantwoorde
transacties. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een
onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Juli 2013
1OVan11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 15 van 16
USK
.
.
.
1. Inkomende documenten - 2375
l
HQLLAND tfïätfä Oordeel Naar ons oordeel is de financiële verantwoording van
.........
in alle van materieel belang zijnde aspecten,
opgesteld in overeenstemming met de beschikking van de Provincie Zuid-Holland met kenmerk d.d.
.....
._
.............
rekening houdend met de gehanteerde verdeelsleutel zoals toegelicht in de bijlage bij de
financiële verantwoording. De financiële verantwoording sluit met een bedrag van ë xxx,0O.
Beperking in gebruik en verspreidingskring De financiële verantwoording en onze controleverklaring daarbij zijn uitstuitend bestemd voor ter verantwoording aan Provincie Zuid-Holland in het kader van
.. subsidie. ................
............. ._
De financiële
verantwoording en controleverklaring daarbij kunnen daarom niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
De controleverklaring (of delen daarvan) mag daarom niet, zonder onze uitdrukkelijke schriftelijke
toestemming vooraf, in welke vorm dan ook, aan derden ter beschikking worden gesteld. Wij aanvaarden derhalve geen aansprakelijkheid jegens derde partijen die inzage krijgen in deze verklaring of deze verklaring in handen krijgen.
Plaats, datum
Naam accountantskantoor Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Juli 2013
11 Van 11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 16 van 16
USK
1. Inkomende documenten - 2379
Gedeputeerde
Staten
Directie Leefomgeving en Bestuur Afdeling Samenleving en Economie Contact
G de Wolf T 070 441 6777
[email protected] -
provincie
ZUID
HOLLAND
Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T070 4416611 -
www.zuid-hol|and.nl
, .JillL",§.n<sa^i«;±:a
".
i,;;i1(;;
5
_
fix.:
>;
if?
t.a.v. de heer D. Toet
Postbus 558
"É
A
7°
,tftvf
,
M4 '1
3Q
4
we
r,
Ã
*rf
~> =.=.<>:;,.,
;
Holland-Rijnland
la
.
Lu
Datum
9
5*'
I?
2 oktober 2013 1
"-"32«.:,
_
Ons kenmerk
2300 AN Leiden
PZH-2013-433770172 Uw kenmerk
-f
U.<:>,»LI ,_
_
,
~
/an
:
l
__
3, ,1 ifís
`;
Bijlagen
1 Onderwerp
Wmo-ondersteuning 2014 en aankondiging.
Beste heer Toet, U gaat voor het tweede jaar aan de slag met een regionaal programma. Met het oog hierop gaat
deze brief in op: -
de regioverkenning 2013,
-
aandachtspunten voor het regionaal programma voor 2014,
-
het aantal uren van het Tympaan Instituut en JSO in 2014,
-
een uitnodiging voor een gesprek in december.
Regioverkenning
2013
De regioverkenning uit 2012 biedt de grondslag voor de regioverkenning voor 2013. Samen met
uw regio en JSO zal het Tympaan Instituut zorgen voor de regioverkenning 2013. Deze vormt de basis voor het regionaal programma 2014. U ontving één dezer dagen de concept-regioverkenning
2013 van het Tympaan Instituut.
Bezoekadres
voor het regionaal programma
2014
Zuid-Hollandplein 1
Aandachtspunten
2596 AW Den Haag
Wij spraken voorjaar 2013 over de nieuwe cyclus van Sociale Barometer- regioverkenning
Tram 9 en de buslijnen 90, 385 en 386 stoppen
regionaal jaarprogramma
-
projectbeschrijving/opdrachtverlening
-
-
en uitvoering regionaal
jaarprogramma.
dichtbij het
provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is
het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor
Gemeenten, regio's en de provincie hebben én krijgen te maken met grote decentralisaties en bezuinigingen. Hierdoor is een optimale doelmatige inzet van onze schaarse middelen van groot belang.
auto's is beperkt.
De politieke realiteit en de eerste ervaringen met het lopende regionaal programma, leiden tot de
volgende leerpunten voor het te maken regionaal programma 2014:
tiiizl Ei
-
de ervaringen met het eigen in uitvoering zijnde regionaal programma 2013,
-
de focus op een regio brede insteek van de projecten,
-
het SMART formuleren van de beoogde doelen, prestaties en maatschappelijke effecten.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 4
1. Inkomende documenten - 2379
Elf... provincie
ZUID
Datum
2 oktober 2013
HOLLAND
Ons kenmerk
PZH-2013-433770172
Zie a.u.b. de bijlage voor een nadere beschrijving van de cyclus en het achterliggende beleidskader. Uren 2014
Voor het komende jaar kunt u rekenen op beleidsinformatie van het Tympaan instituut. Het betreft kwalitatieve en kwantitatieve informatie verzamelen en ter beschikking stellen. JSO biedt uren tvveedelijnsondersteuning bij de uitvoering van het regionaal programma met de pijlers leefomgeving, participatie en jeugd. Voor 2014 gaat het concreet om: -
-
6.931 uren bij JSO en 900 uren bij het Tympaan Instituut.
Voorstel voor ons gesprek Wij stellen u voor om medio december te praten over zowel de voorlopige resultaten 2013 als het
regionaal programma 2014. JSO en het Tympaan Instituut kunnen bij ons gesprek aanwezig zijn. Om het gesprek van onze kant goed voor te kunnen bereiden vragen wij u vriendelijk de provincie zo mogelijk voor 15 november aanstaande het regionaal programma 2014 toe te sturen. Wij toetsen het programma op de: -
pijlers leefomgeving, participatie en jeugd;
-
regio brede insteek van de projecten:
-
SMART-formulering
-
gevraagde uren tweedelijnsondersteuning van JSO en.-beleidsinformatie van het Tympaan Instituut.
van de doelen, prestaties en effecten en
_
Wij nemen uw regionaal programma 2014 in hoofdlijnen op in het provinciale Uitvoeringsprogramma
Maatschappelijke Participatie 2014.
Tot slot U werkt momenteel aan de uitvoering van het regionaal programma 2013. Toch vragen wij al
aandacht voor de verslaglegging van de resultaten. Deze ontvangen wij graag voor 1 april 2013. Indien u over deze brief contact wenst of vragen heeft, kunt u bellen of e-mailen met de bovenstaande contactambtenaar Gery de Wolf. Zij neemt contact met u op voor het maken van
een afspraak over het regionaal programma 2014. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Voor dezen,
R.C.E. Delhaas
Hoofdbureau Maatschappelijke participatie en jeugd
Afschrift aan: JSO t.a.v. mevrouw S.H. Keereweer en het Tympaan instituut t.a.v. van de heer M. den Os
2/4 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 4
1. Inkomende documenten - 2379
provincie
ZUID
ïsa
Datum
HOLLAND
Ons kenmerk
2 oktober 2013 PZH-2013-433770172
Bijlage
Naar aanleiding van enkele vragen uit de gesprekken met de regio's, staat in onderstaande beknopt het beleidskader Maatschappelijke Participatie en de daarop gebaseerde cyclus.
Beleidskader Inzake artikel 13 en 14 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ondersteunt de provincie samenwerkende gemeenten.
Provinciale Staten stelden oktober 2012 de beleidsvisie Maatschappelijke Participatie 2013-2016 vast waarin de sporen staan waarlangs de provincie inhoud geeft aan de wettelijke Wmo-taak. De beleidsvisie is uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma
Maatschappelijke Participatie 2013,
welke Provinciale Staten vaststelden in maart 2013. Dit Uitvoeringsprogramma
bevat onder meer
de hoofdlijnen van de regionale programma's van uw en de andere regio's (bladzijden 8 12). -thema Samenleving Beide documenten staan op de Provinciale website via www.zuid-hol|and.nl -
-
maatschappelijke participatie
-
venster documenten.
Beleidscyclus Op verzoek van de provincie ontwikkelde het Tympaan Instituut de Sociale Barometer. Dit online instrument presenteert gemeentelijke en regionale cijfers over leefomgeving, participatie en
jeugd. Per gemeente of regio wordt inzichtelijke gemaakt in hoeverre de sociale kwaliteitcijfermatig gezien- is gestegen of gedaald.
informatie uit de Sociale Barometer, expertise van de regio en kennis van JSO vormden de ingrediënten voor het opstellen van de regioverkenning 2012. Het Tympaan Instituut stelde de
regioverkenning op, waarbinnen vraagstukken staan die spelen op de pijlers leefomgeving,
participatie en jeugd. Op basis van de regioverkenning stelt de regio jaarlijks een regionaal programma op. Dit
programma bevat de vraagstukken op het terrein van jeugd, leefomgeving en participatie. Tevens zijn opgenomen de wensen voor tvveedelijnsondersteuning van JSO en beleidsinformatie van het Tympaan instituut. Voor de doelmatige inzet van schaarse middelen is het SMART beschrijven van de
programmaplannen van belang. De beschrijving van de doelen, prestaties en effecten in termen van Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden stimuleert ook een heldere verantwoording van de inzet van middelen in het kader van de Wmo. De samenwerkende gemeenten voeren het regionaal programma uit met onder meer tweedelijns-
ondersteuning van JSO en beleidsinformatie van het Tympaan instituut. De uit te voeren plannen dienen maatschappelijke effecten, welke ook tot uitdrukking kunnen komen in de Sociale Barometer. En zo ontstaat mede de grondslag voor een nieuwe beleidscyclus voor het volgende jaar.
3/4 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 4
1. Inkomende documenten - 2379
Datum
2 oktober 2013 onskenmerk
HOLLAND Pfå*'i""-'ie Um
Pzi-|-2013-433770172
Eén en ander figuratief samengevat:
eck
H
Aanvullende signalen vanuit Regids
/->
is
a
Hvlígg
I
+ i
"
...if J'
:,~.`_:, 01'
">.:><;.-;i'i Nl `
i
^\L=fi;>ï>.;=z;i:;;L\';l'i.f-I^-.qf? \i
__f
Signalen afkomstig uit Sociale
Barometer
4/4 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 4
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen,
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Tav Zijne excellentie de heer Van Rijn postbus 20350 2500 EJ Den Haag
Voorschoten en Zoeterwoude
CC: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Staatssecretaris van Justitie, Tweede Kamercommissie VWS, Transitiecommissie, G32, G4 en VNG.
Leiden: 30 september 2013 Kenmerk: UIT-13-03253
Contact: M. Goedhart Telefoon: (071) 523 90 90 E-mail:
[email protected] Bijlage: -
Onderwerp: Transitiearrangement en bezuinigingen jeugdhulp Hooggeachte heer Van Rijn, De 15 gemeenten in de regio Holland Rijnland (Zuid-Holland Noord) werken al sinds 2006 nauw samen bij het verbeteren van de jeugdzorg. Aanleiding destijds was het overlijden van Savanna in onze regio. Gemeenten hebben daarbij directe en nauwe samenwerking gezocht met de provincie, zorgpartijen, onderwijs en het veiligheidsdomein. In de afgelopen jaren hebben we met elkaar veel bereikt bij het verbeteren van de zorg aan onze jeugd. We hebben de verwijsindex ingevoerd en hebben gezamenlijk gewerkt aan het opzetten en uitbouwen van de Centra voor Jeugd en Gezin. Er wordt nauw samengewerkt met politie en onderwijs en er is veel geïnvesteerd in vroegsignalering. Door de ontwikkeling en implementatie van de werkwijze één gezin één plan liep onze regio voorop met het realiseren van meer samenhang in de hulp, meer samenwerking tussen instellingen en een sterkere positie van het gezin bij de oplossing van problemen. Het was dan ook vanzelfsprekend dat wij de transitie van de jeugdzorg als regio ter hand zouden nemen, wederom in co-productie tussen gemeenten en uitvoeringspartners. Er is een regionale visie op jeugdhulp vastgesteld en er is een regionaal toekomstmodel ontwikkeld dat momenteel door alle betrokken partijen in gezamenlijkheid wordt uitgewerkt. Het toekomstmodel voorziet onder andere in integrale teams voor jeugd en gezin. De teams werken gebiedsgericht, bieden triage, basis-diagnostiek en ambulante zorg en kunnen waar nodig specialistische zorg inzetten. Ze werken nauw samen met onderwijs, huisartsen etc. Het toekomstmodel bevat veel inhoudelijke en organisatorische vernieuwing (transformatie) en wordt door alle betrokken partijen stevig omarmd. Ook bij het opstellen van het transitiearrangement hebben we de handen ineen geslagen. Het helpt dat we een gezamenlijk toekomstmodel hebben, als stip aan de horizon, van waaruit we werken bij het opstellen van het transitiearrangement. De financiële kaders baren ons dusdanig zorgen dat we deze dringend onder de aandacht brengen. In de regio is, voorafgaand aan de publicatie van de meicirculaire, een startfoto gemaakt van de huidige regionale budgetten in de jeugdzorg. Dat is in nauwe samenwerking met alle huidige financiers gebeurd. Deze startfoto laat een verschil zien tussen de bedragen in de meicirculaire en de huidige budgetten voor de hele regio van 16 miljoen. Dat is dus veel meer dan de landelijke bezuiniging van 4, 6 en 5% en meteen in het eerste jaar al ruim 15%. De VNG heeft in haar reactie op het “conceptrapport Rekenkamer toets macrobudget decentralisatie jeugdzorg” al aangegeven dat de bezuiniging hoger is door landelijke
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
bezuinigingen op de AWBZ en PGB’s, waardoor sprake is van een cumulatie van bezuinigingen op het jeugddomein. Hoewel er nog veel onduidelijkheid is over de hoogte van het macrobudget, kunnen wij in ons transitiearrangement niet anders dan uitgaan van de bedragen zoals ze in de meicirculaire van 2013 staan. Dat betekent dat we direct in 2015 al te maken hebben met een korting op de huidige budgetten van circa 15%. Als we de verdeling uit het landelijk verdeelmodel per deelsector zouden toepassen op onze instellingen betekent dat voor de provinciale jeugdzorg een korting van circa 10% maar voor de GGZ een korting van circa 30%. Dergelijke percentages leiden tot hoge frictiekosten of het “omvallen” van organisaties. Daarmee komt niet alleen de zorg voor jeugdigen en gezinnen in gevaar maar ontstaan er ook grote maatschappelijke gevolgen door het wegvallen van banen en werkgelegenheid, die niet op te lossen zijn door principes als mens volgt werk of door uitruil van personeel. U kunt in ons nog in te dienen transitiearrangement lezen dat we in gezamenlijkheid werken aan een groot aantal inhoudelijke en organisatorische verbeteringen en besparingen. Instellingen hebben al geanticipeerd op de te verwachten kortingen door gebouwen af te stoten of te verhuizen, door personeelsstops af te kondigen, door het plannen van fusies en door nog intensiever samen te werken. Al deze maatregelen zullen echter niet voldoende zijn om zo’n hoog kortingspercentage op te vangen. Daarmee ontstaat een situatie waarin we de zorg en de kwaliteit van jeugdhulp niet meer kunnen garanderen en dat betekent veel voor de kinderen en gezinnen die onze hulp nodig hebben. Er zal ook geen ruimte zijn om de noodzakelijke investeringen voor innovatie te doen. Wij kunnen ons niet voorstellen dat dit ooit de bedoeling van de transitie is geweest. We constateren dat we met elkaar in een fuik dreigen te belanden waar we niet meer uit komen. Daarom is het in wezen onmogelijk om een goed transitiearrangement af te sluiten. We kunnen dat wel als de besparingen in het jeugddomein inderdaad beperkt blijven tot 4, 6 en 5% de komende drie jaar ten opzichte van de budgetten uit 2012. Daaraan committeren wij ons gezamenlijk graag. Wij hopen dat ons signaal en onze zorgen snel tot landelijke maatregelen leiden om deze onwenselijke situatie te corrigeren. Hoogachtend,
namens stuurgroep ketenaanpak jeugd Holland Rijnland R.A. van Gelderen. Mede-ondertekenaars: Stuurgroep ketenaanpak jeugd namens de gemeenten in Holland Rijnland M.H. du Chatinier, wethouder Alphen aan den Rijn C.M.L. Lambrechts, wethouder Teylingen I.G. Mostert, wethouder Katwijk R.A. van Gelderen, wethouder Leiden en db-lid Holland Rijnland Namens de instellingen F. Fillekes, directeur specialistische behandeling Ipse de Bruggen G.J. Hoogeland, bestuurder Cardea Jeugdzorg J. van Kranendonk, bestuurder Bureau Jeugdzorg Haaglanden Zuid Holland E.A.M. Laarhoven, bestuurder GGZ Rivierduinen E.M. Reinhard, directeur-bestuurder Curium LUMC L. Schermer, directeur Brijder R. Verkuylen, bestuurder Kwadraad 2
In Holland Rijnland werken samen:
Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Aan de gemeenteraadsleden van alle gemeenten van Holland Rijnland T.a.v. de griffier
Leiden: 2 oktober 2013 Kenmerk: UIT-13-03314
Contact: M. Goedhart Telefoon: (071) 523 90 90 E-mail:
[email protected] Bijlage: Onderwerp: brief mw. Van der Burg over decentralisatie jeugdzorg
Geachte leden van de raad, Naar aanleiding van de brief die u heeft ontvangen van mw. Van der Burg over de decentralisatie jeugdzorg in het algemeen en het op te stellen transitie-arrangement in het bijzonder (zie bijlage), is in het portefeuillehouderoverleg Sociale agenda van 18 september afgesproken dat er een gezamenlijke reactie op deze brief ten behoeve van de raden zou worden opgesteld. Hieronder treft u deze reactie aan. Vooraf enige nadere informatie over doel en inhoud van het transitiearrangement: het Rijk heeft de samenwerkende gemeenten opgedragen om (alléén) voor het jaar 2015 met de zorgaanbieders en huidige financiers te komen tot een het transitie-arrangement stelselherziening jeugdhulp waarin afspraken gemaakt worden over: - het garanderen van zorgcontinuïteit bij de huidige aanbieders; - het continueren van de daarvoor benodigde infrastructuur; - het beperken van frictiekosten. De aanbevelingen en de voorgestelde concept-moties ten aanzien van dit transitiearrangement vallen in twee delen uiteen: 1. Gebruik outcome-criteria Een nieuw stelsel vraagt zeker om herdefiniëring van outcome- of kwaliteitscriteria. Het definiëren van die criteria bij ons toekomstmodel is belangrijk en ook nu al onderdeel van het ontwikkelingsproces. In het nog op te stellen beleidsplan voor de jeugdhulp zal wel aandacht zijn voor de kwaliteitscriteria. Dit beleidsplan wordt momenteel regionaal voorbereid en nog voor het einde van het jaar voor behandeling worden aangeboden aan de raden. Op de wijze waarop gemeentelijke sturing op de jeugdhulp in onze regio plaats gaat vinden, wordt in het transitiearrangement niet vooruit gelopen. Het is lastig om outcome-criteria nu bij het transitiearrangement te benoemen, zoals wordt voorgesteld. Het transitiearrangement moet alleen voor zorgcontinuïteit in 2015 zorgen en is geen beleidsplan.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
2. Nieuwe aanbieders Ambitie van de regiogemeenten is met het nieuwe stelsel voor jeugdhulp een stevige vernieuwing en transformatie in de zorg te bereiken, vanuit een inhoudelijke visie op de zorg. Het gezamenlijk geformuleerde toekomstmodel is integraal en bindt preventie, ambulante en specialistische zorg en bescherming nauw aan elkaar en op lokaal niveau. Natuurlijk moeten we goed kijken met wie we dat het beste kunnen doen. De gewenste transformatie is echter complex en gaat verder dan op onderdelen introduceren van nieuwe aanbieders. Dit transformatieproces start in 2014 en wordt in gang gezet met het beleidsplan. Het transitiearrangement leent zich niet voor een uitspraak over het opnemen van nieuwe aanbieders. Het arrangement legt ons de plicht op tot het garanderen van zorgcontinuïteit bij de huidige aanbieders en het continueren van daarvoor benodigde infrastructuur, alsmede de opgave om frictiekosten te beperken. Dit in combinatie met grote bezuinigingen, laten ons ons vooralsnog geen (financiële) ruimte voor nieuwe aanbieders. Wel vragen we de aanbieders in het transitiearrangement zich te committeren aan het toekomstmodel. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend, namens het portefeuillehoudersoverleg Sociale agenda
R.A. van Gelderen, voorzitter.
2
3E KWARTAAL 2013
H
oeveel mensen maken gebruik van de REGIOTAXI 91.423 passagiers maakten in het derde kwartaal van 2013 gebruik van de Regiotaxi, op een totaal aantal van 85.071 ritten. 5.700 keer reisde hierbij een gratis begeleider mee, waren er nog eens 498 betalende meereizenden, reden er 84 kinderen mee en de SoHo-hond ging 154 keer mee in de Regiotaxi.
(De meereizenden tellen in feite als volwaardig reiziger mee, aangezien zij ook voor hun rit betalen; de kinderen die geregistreerd staan, zijn kinderen onder de 4 jaar en reizen gratis mee.)
Uitgesplitst per gemeente geeft dit de volgende cijfers: OV-Algemeen RS soc. begel. Deur-sterhalte Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn Hillegom Kaag & Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Totaal
Pashouders 2013 606
3e kwartaal 2013 7.373 1.220 186
8,67% 1,43% 0,22%
1.926 1.054 770 1.010 4.391 871 869 794 1.109 786 599 436 1.324 735 391
11.093 4.418 3.002 2.296 21.872 4.220 3.377 3.377 4.486 3.201 2.465 2.755 5.918 2.450 1.362
13,04% 5,19% 3,53% 2,70% 25,71% 4,96% 3,97% 3,97% 5,27% 3,76% 2,90% 3,24% 6,96% 2,88% 1,60%
17.065
85.071
100,00%
3e kwartaal 2012 5.527
Stijging/Daling tov. 2012 +33,40%
5.765 3.334 2.455 21.233 3.668 3.703 5.211 3.638 1.689 6.449 2.390 1.210
---23,37% -9,96% -6,48% +3,01% +15,05% -8,80% ---13,91% -12,01% +45,94% ---8,23% +2,51% +12,56%
66.272 +28,36% Aantallen ritten derde kwartaal 2013
Sinds 1 januari 2013 zijn de gemeenten Alphen a/d Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude overgegaan van de Rijnstreekhopper naar de Regiotaxi Holland Rijnland. In dit licht moet de procentueel enorme stijging van het OV-gebruik en ook de stijging van 28% op het totaal worden beschouwd. Bij het kopje ‘RS soc. begel.’ hoort de volgende toelichting: Alle Wmo-gerechtigden uit de drie Rijnstreekgemeenten mogen een sociaal begeleider meenemen. De sociale begeleiders die als gezelschap meereizen - dus niet als medisch begeleider - reizen als OV reiziger. De klant (de sociaal begeleider) betaalt het Wmo tarief waarvoor de klant met wie meegereisd wordt ook reist. Een toelichting op het kopje ‘Deur-sterhalte’ vindt u op de laatste pagina van deze nieuwsbrief.
3e kwartaal 2013 OV-Algemeen RS soc. begel. Deur-sterhalte Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn Hillegom Kaag & Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Totaal
Vervoerde personen 7.932 1.220 176
Gratis begeleiding 170 --0
11.323 4.714 3.172 2.544 24.611 4.571 3.545 3.423 4.649 3.399 2.776 2.840 6.299 2.641 1.516 91.423
Meereizenden
Kinderen
SoHo-honden
447 --0
29 0 0
4 0 0
169 282 168 223 2706 351 168 46 152 197 282 63 378 191 154
0 12 2 0 6 0 0 0 0 0 29 0 2 0 0
5 0 0 3 13 19 12 0 2 0 0 1 0 0 0
61 2 0 25 27 0 0 0 11 1 0 22 1 0 0
5.700
498
84
154
H
oe stipt rijdt de REGIOTAXI Juli In het derde kwartaal Augustus September van 2013 werd gemidGemiddeld deld 95,53% van de reizigers op tijd opgehaald. Dit is wat lager in vergelijking met het jaar ervoor, maar in lijn met de voorgaande twee kwartalen. Door omstandigheden zijn er het afgelopen kwartaal enkele wijzigingen opgetreden in onder andere de ritverdeling en de uitvoering van het vervoer in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude. Mede n.a.v. enkele klachten en eigen waarneming van de vervoerder vroegen deze onderdelen bijstelling t.o.v. de start van het vervoer in die gemeenten door de Regiotaxi. Het vervoerscontract stelt dat een minimum van 95% verplicht is; hier wordt dus aan voldaan. Stiptheid
3e kwartaal 2013 95,37% 95,65% 95,56% 95,53%
3e kwartaal 2012 97,02% 97,86% 97,73% 97,54%
O
phaalpunten van de REGIOTAXI Momenteel zijn er in de regio vier ophaalpunten voor de Regiotaxi te vinden. In de Rijnstreek wordt ook gekeken naar eventuele punten, hoewel de Aarhof in Alphen aan den Rijn officieus al op deze wijze gebruikt wordt en met veel succes getuige onderstaande cijfers. De ophaalpunten zijn ingericht om de chauffeur en de passagier elkaar eenvoudiger te kunnen treffen, bijvoorbeeld op locaties waar veel mensen zijn, of waar verwarring kan ontstaan over de exacte locatie. Bij deze punten geldt ook nog een verkorte reserveringstijd van 30 minuten. Het totale gebruik van de ophaalpunten wordt in de rechtsstaande tabel weergegeven. Het eerste getal geeft het aantal ritten weer, het tweede het aantal loosmeldingen op dit punt.
Breestraat, Leiden Centraal Station, Leiden Het Winkelhof, Leiderdorp Bevrijdingsplein, Leiden Aarhof, Alphen a/d Rijn
3e kwartaal 2013 411/14 322/13 255/11 273/4 1.058/17
Wanneer er wel een taxi besteld is, maar de chauffeur en klant treffen elkaar niet, wordt gesproken over een loosrit. In het derde kwartaal werden er, respectievelijk, 543, 531 en 583 loosritten gereden, ca. 1,95% op het totaal aantal ritten.
K
lachten over de REGIOTAXI In het derde kwartaal van 2013 werden in totaal 56 klachten ingediend. De klachten worden meestal rechtstreeks bij de vervoerder ingediend, maar dit kan ook bij de gemeenten, ISD, Participe en de regio. Inhoud klacht 3e kwartaal 2013 Van deze 52 klachten werden er 34 gegrond verklaard, 7 ongegrond en 0 gedeeltelijk gegrond. 11 klachten stonden nog open. Ongegronde klachten ontstaan veelal wanneer de ‘spelregels’ van de Regiotaxi niet bekend zijn bij de klant.
Te laat opgehaald Geen voertuig Te laat opgehaald, te laat op bestemming Te lange combinatie Klacht chauffeur Overig Te laat op bestemming Te laat voor retourrit Klacht voertuig
22 16 6 4 3 2 1 1 1
Dit kwartaal hebben verreweg de meeste klachten betrekking op het niet op tijd rijden van de taxi. In het derde kwartaal werden 4.091 personen met 3.775 ritten later opgehaald dan de maximale 15 minuten speling die het Regiotaxi-systeem kent. Volgens het bestek dienen klachten binnen 10 werkdagen afgehandeld te zijn; binnen deze 3 maanden lag het gemiddelde op 8 dagen.
T
elefonische bereikbaarheid van de REGIOTAXI Conform het vervoerscontract dienen telefoongesprekken binnen 90 seconden beantwoord te zijn. De regio kan zich er in vinden wanneer dit voor 95% van de gesprekken geldt. In de kolom hiernaast staat vermeld hoe lang 3e kwartaal 2013 Juli 47 seconden de gemiddelde wachttijd bij de reserveerlijn 37 seconden was voordat een gesprek daadwerkelijk werd Augustus September 47 seconden gevoerd. Gemiddeld
43 seconden
Er zijn in het derde kwartaal 1.517 gratis ritkaarten gebruikt om mee te reizen; de klanten ontvangen deze wanneer de taxi te laat is en/of hun ingediende klacht gegrond wordt verklaard.
T
erugbelservice Iedere klant wordt, in principe, persoonlijk gebeld door de chauffeur wanneer de taxi in aantocht is, tenzij specifiek is aangegeven dat men hier geen prijs op stelt. Dit laatste geval betreft meestal klanten die hun telefoonnummer niet kenbaar willen maken. In verband met beperking van de tijd dat de klant bij de deur moet wachten en het voorkomen van loosritten wordt van harte aanbevolen van deze service gebruik te maken. Dit geldt ook voor de retourrit.
D
eur-sterhaltevervoer van Nieuwkoop/Nieuwveen naar station Woerden met de REGIOTAXI Na het verdwijnen van de Rijnstreekhopper, zou een alternatief voor het deursterhaltevervoer aangeboden gaan worden door Arriva. Er bleken echter een paar hiaten te zitten in het gebied dat hier opgevuld moest worden, waardoor reizigers vanuit Nieuwkoop en Nieuwveen niet meer, zoals voorheen, het station Woerden konden bereiken. Dit gat wordt nu tot 14 december van dit jaar opgevuld door de Regiotaxi. Voor meer informatie kunt u de speciale folder opvragen. Zie hiervoor de contactgegevens onder aan de pagina of kijk op www.hollandrijnland.net. Of deze service ook het volgende jaar wordt voortgezet hangt af van de afspraken hierover tussen de provincie en Arriva.
V
oordelen van de REGIOTAXI De Regiotaxi biedt vervoer van deur tot deur, 24 uur per dag en 7 dagen per week vanuit Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. Vanuit deze gemeenten kunnen 5 zones gereisd worden. Een retourrit buiten het grondgebied van deze 15 gemeenten, dient tegelijkertijd met de heenreis geboekt te worden. Dit in verband met concurrentie met soortgelijke systemen in de aangrenzende regio’s. Na de vijfde OV-zone is verder reizen zonder overstappen ook mogelijk; hiervoor wordt dan een kilometertarief (per gezelschap) gehanteerd.
A
lgemene informatie van de REGIOTAXI De algemene informatiebrochure van de Regiotaxi kan worden aangevraagd bij het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, Postbus 558, 2300 AN, Leiden, tel: (071) 52 39 067. Daarnaast is er een speciale brochure met informatie over de Regiotaxi en de Wmo. Deze brochure is bij uw gemeente (afdeling Wmo) verkrijgbaar.
Bij vervoer van max. 2 personen goedkoper dan de gewone taxi; Bij de reservering wordt verteld wat de rit precies gaat kosten; Reizigers met een OV-begeleiderskaart hoeven niet te betalen voor hun begeleiders; Kinderen onder 4 jaar, geleidehonden en kleine huisdieren in een tas worden gratis vervoerd; Gratis terugbelservice kort voordat de Regiotaxi bij de klant komt; Een gratis tegoedbon voor één reiszone wanneer de taxi niet binnen de afgesproken ophaaltijd komt. Mits vooraf aangegeven kunnen maximaal 5 bonnen gebruikt worden voor een gratis rit; een rit kan ‘betaald’ worden met alleen bonnen of een combinatie van bonnen en geld. De chauffeur helpt, indien nodig, bij het in- en uitstappen.
Beide folders én de folder over het deur-sterhaltevervoer zijn uiteraard ook te downloaden via http://www.hollandrijnland.net. Op de home-page treft u een knop aan om direct naar de pagina’s van de Regiotaxi te gaan. Hier kunt u tevens de vervoers- en privacyreglementen downloaden. Een rit is te reserveren via het nummer 0900 – 20 22 368 (lokaal tarief). Voor meer informatie kunt u bellen met de klantenservice: 0900 – 20 22 369 (lokaal tarief). Ook kunt u online uw reservering plaatsen: www.rthr.nl.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Gemeenteraad 1 PHO Colleges Colleges Gemeenteraad
Beleidsplan Transitie Jeugdzorg X Platformtaak De gemeenten in Holland Rijnland hebben in 2011 aangegeven de transitie van de jeugdzorg gezamenlijk voor te bereiden. Dit gebeurt binnen de projecten Ketenaanpak jeugd en 3D. Regionale samenwerking is voor specialistische vormen van jeugdhulp verplicht. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
16, 28, 29 okt 6 november 12 november Januari 2014 Februari 2014
5.
Advies PHO
De colleges van B&W te adviseren het Beleidsplan Transitie Jeugdzorg vast te stellen voor de inspraak.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Niet van toepassing. Eerdere besluiten van het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda met betrekking tot onderdelen van de transitie jeugdzorg zijn verwerkt in dit beleidsplan.
7.
Essentie van het voorstel Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk (annotatie zoals op agenda staat) voor zowel het begeleiden, behandelen en beschermen van de jeugd tot 18 jaar en daarmee voor alle jeugdhulp. Het maken van een beleidsplan voor de jeugdhulp is een wettelijke plicht voor gemeenten. De concept jeugdwet verplicht gemeenten tevens op regionaal niveau samen te werken op gebied van enkele specialistische zorgvormen. Het regionale beleidsplan beschrijft hoe de gemeenten in Holland Rijnland het jeugdhulpsysteem willen vormgeven en is gebaseerd op de besluiten die in eerdere portefeuillehoudersoverleggen zijn genomen.
1
Tijdens 3 regionale bijeenkomsten
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Nee Ja, door: belanghebbenden Wanneer: 13 november – 13 december, na vaststelling in colleges van B&W. Buiten begroting te weten: Vanaf 2015 krijgen de gemeenten een jaarlijks structureel budget om de jeugdhulp uit te voeren. Dit zal structureel zijn. Op dit moment zijn de precieze budgetten nog niet duidelijk. Relevante regelgeving: Concept Jeugdwet Eerdere besluitvorming: 15 feb ‘12: Strategische visie & plan van aanpak 3D 12 dec ‘12: uitgangspuntennotitie Iedereen doet mee’ &informatienotitie 20 mrt ’13: Toekomstmodel jeugdstelsel Holland Rijnland 18 sep ’13: Notitie Veiligheid & kind 17 oktober: Regionaal Transitiearrangement
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda
Datum: Locatie:
6 november 2013 Gemeentehuis Katwijk
Agendapunt:
04
Onderwerp: Beleidsplan Transitie Jeugdzorg
Beslispunten: De colleges van B&W van de 15 gemeenten in Holland Rijnland en Boskoop te adviseren: 1. Het Beleidsplan Transitie Jeugdzorg vast te stellen voor de inspraak. 2. De inspraaktermijn te stellen op vier weken. Inleiding: Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor zowel het begeleiden, behandelen en beschermen van de jeugd tot 18 jaar en daarmee voor alle jeugdhulp. De voorbereidingen op deze Transitie jeugdzorg zijn al enkele jaren bezig. De gemeenten in Holland Rijnland doen dat samen in het project Ketenaanpak Jeugd en 3D-verband. Het maken van een beleidsplan voor de jeugdhulp is een wettelijke plicht voor gemeenten. De concept jeugdwet verplicht gemeenten tevens op regionaal niveau samen te werken op gebied van enkele specialistische zorgvormen. Dit regionale beleidsplan beschrijft hoe de gemeenten in Holland Rijnland het jeugdhulpsysteem willen vormgeven en is gebaseerd op de besluiten die in eerdere portefeuillehoudersoverleggen zijn genomen. Elke gemeente kent ook haar lokale beleid en accenten. De beschrijving van dit lokale beleidsplan wordt samen met het regionale beleidsplan vastgesteld door elk college van B&W en voorgelegd voor inspraak en advies. Het na inspraak en advies aangepaste beleidsplan wordt in februari voorgelegd aan elke gemeenteraad. Beoogd effect: Er is draagvlak bij de 16 gemeenteraden van de gemeenten in Holland Rijnland en Boskoop voor de wijze waarop de transitie van de jeugdzorg wordt vormgegeven in de regio. Met dit draagvlak kan de verdere uitwerking ter hand worden genomen zodat de gemeenten voor 1 januari 2015 klaar zijn om de verantwoordelijkheid voor alle jeugdhulp op zich te nemen. Argumenten: 1.1 Beleidsplan is gebaseerd op visie ‘Iedereen doet mee’ In 2012 is de regionale visie op jeugdhulp ‘Iedereen doet mee’ besproken met cliënten, hulpverleners en zorgaanbieders. Begin 2013 hebben de 16 gemeenteraden ingestemd met deze visie. De visie ‘Iedereen doet mee’ vormt de basis van het beleidsplan. 1.2. Toekomstmodel Jeugdstelsel Holland Rijnland kan rekenen op veel steun Het Toekomstmodel Jeugdstelsel Holland Rijnland vormt het hart van het beleidsplan en de wijze waarop de gemeenten in Holland Rijnland de jeugdhulp willen hervormen. Het toekomstmodel is met raadsleden, zorgaanbieders, onderwijs en cliënten besproken en is enthousiast onthaald.
3
1.3 Eerder genomen besluiten vormen basis beleidsplan In 2013 zijn tijdens portefeuillehoudersoverleggen Sociale Agenda en bestuurlijke werkconferenties al verschillende onderdelen van het beleidsplan besproken en akkoord bevonden. Naast de visie ‘Iedereen doet mee’ en het Toekomstmodel Jeugdstelsel Holland Rijnland betreft dit onder andere de notitie Veiligheid en Kind en het Regionale Transitiearrangement. 1.4 Gemeenten verantwoordelijkheid maar regionale samenwerking vereist De gemeenten worden verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. De wetgever eist evenwel regionale samenwerking op verschillende specialistische vormen van hulp. De 15 gemeenten van Holland Rijnland en Boskoop vormen de jeugdhulpregio, waar dit regionale beleidsplan bij hoort. Het beleidsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraden in hun kaderstellende functie. In verschillende gemeenten gebeurt dit samen met een lokaal beleidsplan, c.q. uitvoeringsagenda of lokale paragrafen. 1.5 Instemming door gemeenteraad vereist voorafgaand aan gemeenteraadsverkiezingen De richtingen in het beleidsplan moeten in 2014 verder uitgewerkt worden om het mogelijk te maken dat vanaf 2015 de hulp op een efficiënte, effectieve en rechtmatige manier is georganiseerd en de daadwerkelijke hulp start. Daarvoor is nodig dat de huidige gemeenteraad een beslissing neemt over het beleidsplan. In oktober hebben bijeenkomsten plaatsgevonden om raadsleden te informeren over de voornemens in het beleidsplan. 2.1 Instemming door gemeenteraad vereist voorafgaand aan gemeenteraadsverkiezingen Voorgesteld wordt om de termijn van inspraak vast te stellen op vier weken. Reden hiervoor is dat het ‘Beleidsplan Tranistie Jeugdzorg’ in februari in de gemeenteraad behandeld moet worden (voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen. De ons bekende zorgaanbieders worden per mail in kennis gesteld van de mogelijkheid te reageren. Voor wmo-raden en andere clientenraden wordt soepel omgegaan met verzoeken tot uitstel van de sluitingstermijn. Kanttekeningen/risico’s: 1. Jeugdwet nog niet aangenomen door Eerste Kamer Het bespreking van dit beleidsplan, de besluitvorming van de colleges van B&W en de inspraakperiode vallen dus in een periode dat de jeugdwet nog niet is aangenomen door de Eerste Kamer. Uitstel is evenwel niet mogelijk vanwege de vele onderwerpen die in 2104 uitwerking behoeven. Behandeling van de concept Jeugdwet vindt plaats in het laatste kwartaal van 2013 en verwacht wordt dat de we voor 1 januari 2014 zal zijn aangenomen. De wet moet in ieder geval een jaar voorafgaand aan de werkelijke invoering aangenomen zijn. Ten tijde van de gemeenteraadsvergaderingen in februari is duidelijk of de wet is aangenomen en invoering per 1 januari 2015 zal plaatsvinden. 2. Onduidelijkheid over budget per gemeente De uitvoering van de plannen is mede afhankelijk van de hoogte van de uitkering die de gemeente ontvangt voor de uitvoering van de jeugdwet. Hierover is nog veel onduidelijk en het lijkt of de bezuinigingen de gemeenten harder treffen dan de bezuinigingen zoals genoemd in het regeerakkoord. De gemeenten en aanbieders in Holland Rijnland hebben hierover een brandbrief naar Staatsecretaris Van Rijn gestuurd. Hij heeft beloofd de gemeenten met de decembercirculaire duidelijkheid over de budgetten te verschaffen. Financiën:
4
De voorlopige budgetten van de 15 gemeenten in Holland Rijnland en Boskoop, zoals genoemd in de meicirculaire tellen op tot € 101.954.792,-. Naar verwachting worden in de decembercirculaire de definitieve budgetten voor 2015 bekendgemaakt. Communicatie: Na vaststelling door de colleges van B&W wordt het regionale beleidsplan inclusief eventueel lokale aanvulling voor inspraak voorgelegd. Daarvoor worden de lokale kanalen worden gebruikt. Daarnaast worden alle bekende zorgaanbieders geïnformeerd over de mogelijkheid tot inspraak over het beleidsplan Transitie Jeugdzorg. Evaluatie: 1. Veertien gemeenteraden stemmen in februari 2014 in met het regionaal beleidsplan Transitie Jeugdzorg, eventueel inclusief lokaal beleidsplan, uitvoeringsagenda of paragrafen. 2. De gemeenten in Holland Rijnland hebben voor 1 januari 2015 zijn op 1 januari 2015 klaar om hun nieuwe taak als verantwoordelijke overheid voor de jeugdhulp op een efficiënte, effectieve en rechtmatige wijze uit te voeren. Bijlagen: 1. Concept Beleidsplan Transitie Jeugdzorg Holland Rijnland
5
Hart voor de jeugd
Concept Regionaal beleidsplan transitie jeugdzorg Holland Rijnland Leiden oktober 2013
1
2
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 4 1.1 Waarom een transitie?............................................................................................................ 4 1.2 Wat komt er naar ons toe? ..................................................................................................... 4 1.3 Doel en inhoud beleidsplan..................................................................................................... 6 1.4 Proces ...................................................................................................................................... 7 1.5 Regionale samenwerking ........................................................................................................ 8 1.6 Reikwijdte van het beleidsplan............................................................................................... 8 2. Vraaganalyse ................................................................................................................................. 10 2.1. Huidige omvang van aantallen cliënten en kosten .................................................................... 10 2.2. Zicht op de vraag naar ondersteuning in 2015 en 2016............................................................. 10 3. Wat willen we bereiken?............................................................................................................... 11 3.1 Regionale visie “iedereen doet mee”.................................................................................... 11 4. Positie van jeugdigen en ouders ....................................................................................................... 13 4.1 Zeggenschap bij de cliënt ........................................................................................................... 13 4.4 Medezeggenschap....................................................................................................................... 13 4.5 Keuzevrijheid ............................................................................................................................... 14 5. Het regionale toekomstmodel nader verkend…………………………………… ………………………………………. 15 5.1 Pijler 1: De pedagogische gemeenschap (civil society)…………………………………………………… 15 5.2 Pijler 2: Basisvoorzieningen................................................................................................... 15 5.3 Pijler 3: Jeugd en Gezinsteams .............................................................................................. 16 5.4 Pijler 4: specialistische jeugdhulp.......................................................................................... 17 5.5 Pijler 5: Hulp in het gedwongen kader ................................................................................ 19 5.5.1 Advies‐ en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)...................... 19 5.5.2 Jeugdbescherming en –reclassering.............................................................................. 19 5.5.3 Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg) .............................................................................. 20 5.5.4 Relatie met de veiligheidsketen en crisisdienst ............................................................ 21 5.6 Pijler 6: Verbinding met andere domeinen: 1 Gezin 1Plan(1Gezicht)................................... 23 5.7 Toegang tot jeugdhulp .......................................................................................................... 23 6. Relatie met (passend) onderwijs................................................................................................... 24 6.1. Primair‐ en speciaal basisonderwijs ..................................................................................... 24 6.2. Voortgezet onderwijs ............................................................................................................ 25 6.3. Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) ................................................................................... 25 6.4 Dyslexiezorg........................................................................................................................... 25 7. De gemeente als regisseur ............................................................................................................ 27 7.1 Opdrachtgeverschap ............................................................................................................. 27 7.2 Samenwerkingsmodel en gezamenlijke service organisatie ................................................. 29 7.3 Bekostigingsmodel ................................................................................................................ 30 7.3.1. Jeugd en gezinsteams en populatiebekostiging ............................................................ 30 7.3.2. Solidariteit en risicospreiding.............................................................................................. 30 7.3.3 Contracteren of subsidiëren?........................................................................................ 31 7.3.4 Keuze van aanbieders.................................................................................................... 31 8. Kwaliteit......................................................................................................................................... 32 8.1 Landelijke kwaliteitseisen............................................................................................................ 32 8.2 Gemeentelijke kwaliteitseisen .................................................................................................... 32 Bijlage 1. Visie jeugdhulp Holland Rijnland: Iedereen doet mee .......................................................... 34 Bijlage 2 Gemeenschappelijke paragraaf samenwerkingsverbanden PO en VO en gemeenten Holland‐ Rijnland.................................................................................................................................................. 38
3
1. Inleiding
1.1 Waarom een transitie? Het huidige jeugdzorgstelsel moet op de schop. Terwijl onze jeugd tot de gelukkigste ter wereld behoort, neemt de instroom in de jeugdzorg al jaren sterk toe. Er gaat veel geld naar de zware geïndiceerde jeugdzorg en er is te weinig geld en aandacht voor preventie en vroegsignalering. Het zorgaanbod is versnipperd en het systeem van indicatiestelling via Bureau Jeugdzorg en Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is complex. Veel tijd van professionals gaat zitten in administratie en verantwoording. Veel zorg is niet effectief genoeg, vooral omdat zij teveel losstaat van de sociale context van jeugdigen en gezinnen en probleem‐ in plaats van systeemgericht (gezin, omgeving) plaatsvindt. Een meer integrale aanpak, met oog voor alle leefgebieden en gezinsleden is nodig. Tot slot is de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg versnipperd over rijk, provincies, gemeenten, en zorgverzekeraars. De transitie van de gehele jeugdzorg naar gemeenten met ingang van 1 januari 2015 moet een antwoord bieden op bovenstaande tekortkomingen. De gemeente moet worden gezien als de meest nabije overheid, die dichtbij mensen staat en die, waar nodig, dwarsverbanden kan leggen. Er komt een nieuwe jeugdwet die deze taken moet regelen. Alle huidige budgetten voor jeugdzorg worden samengevoegd en komen onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. De huidige wettelijk verplichte indicaties via de Bureaus Jeugdzorg en het CIZ vervallen daarbij.
1.2 Wat komt er naar ons toe? Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor zowel het zowel begeleiden als behandelen en beschermen van de jeugd tot 18 jaar. Naast de huidige taak van het preventieve jeugdbeleid en de jeugdgezondheidszorg worden gemeenten verantwoordelijk voor: De huidige door de provincie gefinancierde geïndiceerde jeugdhulpverlening (nu geïndiceerd via de Bureaus Jeugdzorg). Het gaat hier om jeugdigen met matige of zwaardere problematiek, die hulp krijgen vanuit bijvoorbeeld Cardea of Horizon. Het kan gaan om ambulante hulp, medisch kinderdagverblijf, residentiële zorg, kamertrainingscentra, pleegzorg etc. Inwoners Aantal Aantal Aantal Aantal Totaal 0‐17 jaar ambulant deeltijd residentieel pleegzorg Holland Rijnland 113.765 1.227 307 307 205 2.046 Tabel 1.1: Onderverdeling provinciale jeugdzorg naar zorgvorm 2011 (schatting) Bron: Beleidsinformatie BJZ, bewerking PZH (ambulant 60%, deeltijd 15%, pleegzorg 10%)
De geestelijke gezondheidszorg jeugd (GGZ jeugd). Het gaat hier om jeugdigen met een psychische of gedragsstoornis. Te denken valt aan ADHD, autisme, eetstoornissen, psychische problematiek etc. Aanbieders bij de GGZ jeugd zijn o.a. 1e lijn en 2e kleins vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten en instellingen als Rivierduinen Kinderen en Jeugd, inclusief Centrum Autisme, Kristal (voor kinderen met een psychische aandiening en een licht verstandelijke beperking) en verder Curium dat ook klinische zorg biedt.
4
Inwoners 0‐17 jaar
Holland Rijnland
113.765
Aantal jeugdigen met 1ste‐lijns psychologische zorg 3.055
Aantal jeugdigen met een DBC zonder verblijf
Aantal jeugdigen met een DBC met verblijf
7.364
435
Tabel 1.2: Gebruik GGZ door jeugdigen 0 t/m 22 jaar binnen de zorgverzekeringswet in 2009 (schatting). Bron: College voor Zorgverzekeringen en Vektis (bewerking door APE)
De zorg voor jeugd met een verstandelijke beperking (VB). De precieze omvang en definitie van deze doelgroep is bij schrijven van dit beleidsplan nog niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk zal de zorg voor jeugdigen die hun hele leven in een instelling zullen moeten leven in de AWBZ blijven. Aanbieders zijn bijvoorbeeld Ipse de Bruggen, Gemiva, Philadelphia, de Haardstee etc. Het kan gaan om ambulante of residentiële zorg en het gaat hierbij om chronische problematiek. MEE is een instelling die actief is bij advisering en toeleiding naar zorg.
Extramurale zorgvormen Begeleiding individueel Begeleiding groep Kortdurend verblijf Persoonlijke verzorging Verpleging Totaal aantal cliënten
Aantal cliënten Holland Rijnland per zorgvorm 2012 500 530 350 270 30 850
Tabel 1.3: Aantallen verstandelijk beperkte jeugdigen per extramurale zorgvorm (schatting). De doelgroep maakt meestal gebruik van meerdere zorgvormen. Bron: Zorgkantoor (bewerking: afronding)
Wanneer de veiligheid van jeugdigen in het geding is kan de rechter een uitspraak doen voor onder toezicht stelling (OTS) en/of uithuisplaatsing in het kader van de jeugdbescherming. Het gaat hierbij om zware problematiek en zeer ingrijpende maatregelen in het leven van kinderen en gezinnen. De jeugdbescherming wordt uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg en de William Schrikkergroep (de laatste specifiek voor kinderen en /of ouders met een beperking) en de Stichting Gereformeerd Jeugdwerk (SGJ)
Holland Rijnland
Inwoners 0‐17 jaar 113.765
Aantal nieuwe Jeugdbeschermingsmaatregelen 2012 662
Tabel 1.4: Aantal nieuwe jeugdbeschermingsmaatregelen 2012 (werkelijk) Bron: Bureau Jeugdzorg Zuid‐Holland Noord
Als een jongere een strafbaar feit heeft gepleegd kan de rechter jeugdreclassering voorschrijven na detentie. De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg en de jeugdreclassering van het Leger des Heils en de William Schrikker Stichting.
Holland Rijnland
Inwoners 0‐17 jaar 113.765
Aantal nieuwe Jeugdreclasseringtrajecten 2012 194
5
Tabel 1.5: Aantal nieuwe jeugdreclasseringtrajecten 2012 (werkelijk) Bron: Bureau Jeugdzorg Zuid‐Holland Noord.
De jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg op civielrechtelijke uitspraak). Het gaat om jeugdigen die tijdelijk in een gesloten instelling geplaatst worden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om slachtoffers van eer gerelateerd geweld, loverboys etc. In onze regio is De Vaart onlangs geopend, naast Teijlingereind. De Vaart is onderdeel van Horizon. Er zijn ook elders in het land gespecialiseerde jeugdzorgplus instellingen waar kinderen uit deze regio naar toe gaan.
Holland Rijnland
Inwoners 0‐17 jaar 113.765
Aantal plaatsingen 46
Tabel 1.6: Aantal plaatsingen Jeugdzorg Plus in 2012 (werkelijk) Bron: Service Centrum Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden
Overige AWBZ zorg: een aantal taken gaat over van de AWBZ naar de gemeenten. Het betreft begeleiding en kortdurend verblijf van langdurig zieke kinderen en jeugd met een lichamelijke of zintuiglijke beperking. Bij begeleiding gaat het om begeleiding in groepen of individueel van kinderen, jeugdigen of gezinnen met bijvoorbeeld een psychiatrische of verstandelijke beperking. Bij kortdurend verblijf gaat het bijvoorbeeld om weekendopvang zodat ouders tijdelijk worden ontlast. Een deel van deze hulp wordt door ouders ingekocht door middel van een persoonsgebonden budget. Kindertelefoon: de kindertelefoon is een landelijk concept. Via een motie uit de Tweede Kamer en de wet worden gemeenten verplicht de Kindertelefoon in stand te houden. Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dit moet samen met het Steunpunt Huiselijk Geweld worden geïntegreerd tot het Advies‐ en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK).
Holland Rijnland
Inwoners 0‐17 jaar 113.765
Aantal gemelde kinderen 1.617
Aantal AMK onderzoeken 955
Tabel 1.7 Aantal meldingen en onderzoeken AMK 2012 (werkelijk) Bron: beleidsinformatie BJZ
Verplichte afstemming met het (passend) onderwijs. Zowel onderwijs als gemeenten moeten hun plannen aan elkaar voorleggen via een op overeenstemming gericht overleg (OOGO).
De verantwoordelijkheden die gemeenten krijgen ten aanzien van de jeugdhulp worden nader beschreven in de “wet behoudende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei‐ en opvoedingsproblemen en stoornissen (Jeugdwet)”. Deze concept wet ligt op moment van schrijven voor in de Tweede Kamer.
1.3 Doel en inhoud beleidsplan In dit beleidsplan wordt beschreven hoe de gemeenten in Holland Rijnland het jeugdhulpsysteem vorm willen geven en hoe ze daarbij in gezamenlijkheid willen optreden. Daarnaast kent elke gemeente haar eigen lokale beleid en accenten, vooral op het gebied van inpassing in lokale structuren en preventie. Dit beleidsplan beschrijft de regionale uitgangpunten en afspraken. In paragraaf 1.5 leest u verder waarom en op welke onderdelen regionale samenwerking verplicht is.
6
Het maken van een beleidsplan voor de jeugdhulp is een wettelijke plicht voor gemeenten. In de concept wet staat daarover in artikel 2.2; “De gemeenteraad stelt telkens periodiek een plan vast dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende preventie, jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en geeft daarbij in ieder geval aan: a) Wat de gemeentelijke visie en doelstellingen zijn van dit beleid b) Hoe dit beleid zal worden uitgevoerd in samenhang met de verantwoordelijkheid van het college inzake het advies‐ en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) en welke acties in de door het plan bestreken periode worden ondernomen c) Welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen en hoe gemeten zal worden of deze resultaten zijn behaald. d) Hoe wordt gewaarborgd dat de jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen inzake verantwoordelijkheidstoedeling en kwaliteit e) Op welke wijze de gemeenteraad en het college zich hebben vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen Het plan wordt voor zover het afstemming van en effectieve samenwerking met het onderwijs betreft, niet vastgesteld dan nadat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met de samenwerkingsverbanden. Het overleg met deze samenwerkingsverbanden vindt plaats overeenkomstig een procedure, vastgesteld door het samenwerkingsverband en het college van de gemeente of gemeenten. De procedure bevat een voorziening voor het beslechten van geschillen.” Het regionale beleidsplan dat hier voor ligt geeft antwoord op bovenstaande punten. In dit beleidsplan wordt beschreven hoe de gemeenten in Holland Rijnland het jeugdhulpsysteem vorm willen geven en hoe ze daarbij in gezamenlijkheid willen optreden. Dit beleidsplan geeft vooral de grote kaders aan. Het geeft de richting en de vorm aan, waarbij een groot aantal zaken nog in de praktijk moet worden uitgewerkt. Dat gebeurt in 2013, 2014 en 2015, maar ook in de jaren na 1 januari 2015. Een transitie van deze omvang is een langdurig, complex en intensief proces dat ook om een lange adem en flexibiliteit vraagt. In 2014 zullen als aanvulling op dit beleidsplan uitvoeringsnotities verschijnen.
1.4 Proces Dit beleidsplan is het product van een lang en intensief proces waarbij nauw overleg is gevoerd met cliënten, huidige zorgaanbieders en huidige financiers (provincie, zorgkantoor en zorgverzekeraar) op alle onderdelen van de transitie. Er zijn werkbezoeken georganiseerd aan jeugdzorginstellingen in de regio, er is een regionale visie opgesteld en er is een toekomstmodel voor de regio ontwikkeld. Er zijn regionale informatiebijeenkomsten georganiseerd voor raadsleden en WMO‐adviesraden over het concept toekomstmodel van de regio. De reacties op het toekomstmodel waren vrijwel uitsluitend zeer positief. Belangrijk zijn de ervaringen en meningen van cliënten zelf. In vier gespreksrondes is intensief met jongeren en (pleeg)ouders gesproken. Op ambtelijk niveau is door alle gemeenten nauw samengewerkt in een groot aantal werkgroepen in 3D verband en binnen jeugd. Waar nodig, is extern advies ingewonnen. Tot slot is intensief overleg gevoerd met het onderwijs in het kader van de aansluiting met passend onderwijs. Al dit overleg loopt permanent door omdat het proces met dit beleidsplan, zoals gezegd, nog niet is afgerond.
7
1.5 Regionale samenwerking De jeugdwet verplicht gemeenten op regionaal niveau samen te werken, in het bijzonder op het gebied van de jeugdbescherming, jeugdreclassering en de jeugdzorg plus. Het Advies‐ en Meldpunt Kindermishandeling moet samen gaan met het regionale Steunpunt Huiselijk Geweld. Ook voor de zeer specialistische vormen van jeugdzorg is regionale samenwerking raadzaam gezien het zeer specialistische karakter en de hoge kosten. De regionale samenwerking en afspraken moeten een jaar voor de invoering van de wet (1 januari 2014) helder zijn. Gemeenten in Zuid Holland Noord (Holland Rijnland) werken al jaren samen om de zorg voor jeugd te verbeteren en hebben van meet af aan uitgesproken nauw te willen samenwerken bij de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten. De regio heeft met ruim 520.000 inwoners genoeg omvang om de transitie aan te kunnen. Voor een individuele gemeente is de complexiteit en het specialisme van een groot deel van de nieuwe taken te omvangrijk om dit alleen te doen. Gemeenten in Holland Rijnland werken ook bij de veranderingen in de WMO en op het gebied van Werk nauw samen in het project 3D (3 decentralisaties). Dit beleidsplan hangt dan ook nauw samen met de ontwikkelingen op het gebied van WMO en Werk. De werkwijze 1 gezin/ 1 plan/1 gezicht is daarbij uitgangspunt. We dragen waar nodig zorg voor integrale hulp en ondersteuning op alle leefdomeinen. Naast een transitie willen we ook tot een werkelijke transformatie van het huidige jeugdzorgstelsel komen. Om tot inhoudelijke en organisatorische transformatie en vernieuwing te komen is gezamenlijk optrekken van gemeenten noodzakelijk om met elkaar te zorgen dat deze inhoudelijke vernieuwing ook daadwerkelijk plaatsvindt. Het realiseren van cultuur‐ en systeemveranderingen vraagt om een duidelijke visie, massa en vasthoudendheid vanuit de (gezamenlijke) opdrachtgever. Tenslotte is het in tijden van bezuinigingen en economische recessie noodzakelijk gezamenlijk te streven naar optimale efficiency en effectiviteit.
1.6 Reikwijdte van het beleidsplan Dit beleidsplan geeft de belangrijkste keuzes aan voor de komende jaren. De reikwijdte van dit beleidsplan is voorlopig twee jaar: 2015 en 2016. Hoewel de nieuwe taken vanaf 1 januari 2015 overgaan, starten we al in 2014 met de voorbereiding en moeten de kaders vastgesteld zijn waarbinnen we een en ander verder gaan uitwerken. In 2015 is de transitie een feit, maar is er ook sprake van een overgangsjaar omdat de continuïteit van zorg in dat jaar voor zittende cliënten in dat jaar gecontinueerd moet worden (regionaal transitiearrangement). Vanaf 2016 werken we volledig via ons eigen beleid en toekomstmodel. We geven aan hoe we ons al in 2014 actief en in de praktijk willen voorbereiden op de transitie. Gedurende deze jaren en daarna zal uiteraard goed worden gemonitord hoe de transitie verloopt en waar aanpassingen nodig zijn. Dit beleidsplan wordt vastgesteld voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2014. 1 Daarmee stellen de huidige colleges en raden de kaders voor de transitie. In 2014 zal een groot aantal zaken nog nader worden uitgewerkt in bijvoorbeeld verordening(en), uitvoeringsplannen, nadere financiële afspraken etc. 1
Dit kan niet gelden voor de gemeenten Alphen aan den rijn, Boskoop en Rijnwoude wegens verkiezingen in november 2013 i.v.m. fusie per 1‐1‐2014
8
Dit beleidsplan gaat in op de vraag hoe we deze doelen willen realiseren en hoe we dit organiseren. Wat zijn onze keuzes en hoe gaan we als regio vanaf 2015 werken om de zorg voor jeugd en gezinnen zo goed mogelijk uit te voeren. Wat vragen we van de uitvoerders van de zorg en hoe houden we als gemeente zicht op de kwaliteit van hulp. Hoe financieren we en hoe vullen we ons opdrachtgeverschap in. Wat doen we als de hulp stagneert en hoe werken we regionaal samen. Met de transitie van de jeugdzorg komt de begeleiding, behandeling en de bescherming van de jeugd in één hand. Daarmee komt er een zware taak en grote verantwoordelijkheid bij gemeenten te liggen. We zijn ons ten volle bewust van de ernst en zwaarte van deze taak, waar we ons naar ons beste vermogen voor in zullen zetten. Voornemen: Dit regionale beleidsplan vast te stellen en in 2014 een verordening en een aantal uitvoeringsplannen inclusief financiële paragrafen uit te werken.
9
2.
Vraaganalyse
2.1. Huidige omvang van aantallen cliënten en kosten In juni 2013 is de Startfoto Jeugdhulp Holland Rijnland opgeleverd. Deze startfoto geeft een blik op de huidige omvang van aantallen cliënten en kosten. In paragraaf 1.2 zijn enkele kerncijfers over aantallen cliënten opgenomen. Voor meer informatie en ook de aantallen cliënten per gemeenten verwijzen wij u naar de Startfoto Jeugdhulp Holland Rijnland 2 . Naast de cijfers vindt u daar ook een uitleg over het kerncijfer en de bronnen. De startfoto geeft ook een indicatie van de omvang en kosten die met de zorg gemoeid zijn. In totaal komt dit voor de regio Holland Rijnland op een bedrag van circa 118 miljoen euro. Op sommige onderdelen is daarbij gebruikt gemaakt van aannames. Over de kosten per soort hulp en de uitleg daarbij verwijzen we u ook naar de startfoto.
2.2. Zicht op de vraag naar ondersteuning in 2015 en 2016 De vraag naar jeugdzorg stijgt de afgelopen jaren. De verwachting is dat de vraag naar hulp zonder gewijzigd beleid licht zal blijven stijgen. De provincie Zuid‐Holland verwacht dat tussen 2011 en 2015 de vraag naar jeugdzorg in aantallen cliënten zo’n 2,5% stijgt 3 . De noodzaak van het terugdringen van deze groei naar dure geïndiceerde hulp is één van de redenen voor de transitie van de jeugdzorg. De transformatie die de gemeenten in Holland Rijnland nastreven met het Toekomstmodel Jeugdhulp Holland Rijnland, is gericht op het terugdringen van dure zorg (die soms nodig blijft) en op het verkorten van de inzet van dure zorg. De ervaring in o.a. Denemarken leert dat een transitie en transformatie niet direct leidt tot afname van de vraag. Er is de eerste jaren zelfs vaak sprake van een vraagstijging en vraagreductie treedt pas na verloop van jaren op. Door de hulp dichterbij te brengen kan aanvankelijk meer vraag ontstaan. Door tegelijk te werken aan‐ en in een ander systeem wordt op den duur de vraag en de duur van hulp wel teruggebracht en verkort. De (positieve) gevolgen van deze transformatie op aantallen cliënten en kosten per cliënt zullen daarom waarschijnlijk in 2015 niet of slechts licht zichtbaar zijn. Dit komt mede omdat voor de huidige cliënten in 2015 de continuïteit van hun zorg gewaarborgd wordt. Tevens is 2015 het eerste jaar waarin de transformatie zijn beslag krijgt en zullen alle betrokken, cliënten, aanbieders en financiers, moeten wennen aan het nieuwe systeem. Een mogelijke bedreiging van de transformatie in 2015 is de mogelijk extra grote vraag aan indicaties einde 2014, door de angst bij cliënten voor de verandering in het systeem. Dan zou een groot aandeel van de cliënten nog volgens de oude systematiek bij zijn zorgaanbieder binnen komen en continuïteit van zorg houden in 2015. ‘Nieuwe cliënten’ die instromen in het nieuwe regionale jeugdhulp model zijn dan minder in aantal. Door al in 2014 om te schakelen naar ons regionale jeugdhulpmodel hopen we dit tot een minimum te beperken.
2 3
De Startfoto Jeugdhulp Holland Rijnland kunt u vinden op www.hollandrijnland.net. Bron: informatievoorziening Jeugdbeleid, Provincie Zuid‐Holland
10
3.
Wat willen we bereiken?
3.1 Regionale visie “iedereen doet mee” De regionale visie “Iedereen doet mee” (bijlage 1) is in alle gemeenten vastgesteld en vormt ons startpunt. Daarnaast werkt de regio al langer met de werkwijze 1 gezin 1 plan. Daar willen we aan toevoegen: 1 gezicht. Voor de cliënt is het belangrijk een vast aanspreekpunt en vertrouwd gezicht te hebben. Uitgangspunten 1Gezin1Plan 1. Versterk de zelfregulering van gezinnen 2. Investeer in samenwerkingsrelatie met gezin 3. Werk Multi systemisch 4. Versterk het sociaal netwerk 5. Werk planmatig en doelgericht 6. Zorg voor continuïteit 3.2 Toekomstmodel jeugdhulp Holland Rijnland
Toekomstmodel Holland Rijnland
6. Verbinding middels
1Gezin1Plan inclusief sociaaldomein
4. Regionale specialistische jeugdhulp
5. Hulp in gedwongen kader
3. Gebiedsgerichte Jeugd&gezinsteams 2. Basisvoorzieningen
CJG
1. Pedagogische civil society
In bovenstaande afbeelding is het toekomstmodel schematisch vertaald. Het fundament van het jeugdstelsel wordt gevormd door de pedagogische gemeenschap in gemeenten en wijken, waarin burgers betrokken en bereid zijn om verantwoordelijkheid rond het opvoeden en opgroeien van kinderen te nemen. Pijler 2 zijn de basisvoorzieningen, waar vrijwel alle kinderen komen. Denk aan de jeugdgezondheidszorg, scholen, kinderopvang/peuterspeelzalen en huisartsen, jongerenwerk en sociale wijkteams.
11
De jeugd en gezinsteams zijn een nieuw element in het Toekomstmodel Jeugdhulp van Holland Rijnland. De teams moeten een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de jeugdhulp en de vermindering van het gebruik van (zware) specialistische voorzieningen. De expertise van diverse soorten ambulante jeugdhulp uit het huidige stelsel wordt in deze teams samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, voor andere voorzieningen en voor de aansturing door de gemeenten. De vierde pijler wordt gevormd door de specialisten: organisaties met specialistische expertise in situaties waar sprake is van ernstige problemen. Zij leveren een bijdrage aan het realiseren van doelen uit het gezinsplan door consultatie, advies, nadere diagnostiek of een specifieke behandeling te bieden. Ook bij hulp in gedwongen kader (pijler 5) vormt samenwerking volgens 1Gezin1Plan de basis. Er wordt nauw samengewerkt indien dat nodig is. Pijler 6 ‘Verbinding door 1Gezin1Plan’ is dan ook door een cirkel met alle andere pijlers verbonden. De jeugdige en zijn gezin staan centraal in de ondersteuning van hulpverleners uit alle pijlers. Volgens deze werkwijze wordt een integraal gezinsplan opgesteld, waarin ook doelen op gebied van bijvoorbeeld onderwijs, wmo, werk en inkomen, volwassenzorg worden opgenomen. Met dit model voor jeugdhulp verwachten de gemeenten kwalitatief betere en bovendien op termijn goedkopere zorg te kunnen realiseren. In 2014 starten zes proeftuinen om ervaring op te gaan doen bij het werken met jeugd en gezinsteams. Vanaf 2015 moet er een regionaal dekkend aantal teams zijn. Op dit moment wordt uitgegaan van één team per 20.000 inwoners. Voor heel Holland Rijnland komt dat neer op circa 26 teams. De teams kunnen op onderdelen verschillen per werkgebied. In de volgende hoofdstukken werken we dit toekomstmodel verder uit.
12
4. Positie van jeugdigen en ouders
4.1 Zeggenschap bij de cliënt De positie van jeugdigen en hun ouders verandert fundamenteel. Er wordt niet meer over jeugdigen en ouders gesproken maar met hen. Zij hebben de regie over het hulpplan. Deze ontwikkeling is enkele jaren geleden al ingezet bij de invoering van 1Gezin1Plan en wordt verder uitgebouwd in het nieuwe stelsel. De medewerker van het jeugd en gezinsteam stelt samen met de ouders het gezinsplan op. Afhankelijk van de leeftijd van de jeugdigen worden zij zelf de spil van het plan. De vraag van de cliënt is leidend principe. Er worden afspraken gemaakt over wat het gezin/de jongere zelf en hun sociale omgeving oppakken en het betrekt het hele sociale domein. Het plan kan aangepast worden in de tijd en veranderde omstandigheden. Het plan fungeert ook als wettelijk benodigde beschikking . Het plan biedt de toegang tot zorg, maar cliënten kunnen ook bezwaar aantekenen tegen de beschikking. Daarmee heeft het plan ook een formele juridische status. In 2014 werken we uit aan welke voorwaarden het plan moet voldoen. Als de veiligheid van de kinderen in gevaar is kan een maatregel in het kader van de jeugdbescherming nodig zijn. Ouders verliezen in dat geval (tijdelijk) de regie, maar blijven wel nauw betrokken. 4.2 Medezeggenschap
Elke jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling heeft de verantwoordelijkheid medezeggenschap van hun cliënten te organiseren in de vorm van een cliëntenraad. Dit is bij voorkeur een aparte jongeren‐ en ouderraad. De uitvoerders van de jeugdhulp zullen een voorstel indienen hoe zij de medezeggenschap willen vormgeven, die wij zullen beoordelen. De vereiste voor een cliëntenraad is niet nieuw (net als overigens een procedure voor klachtbehandeling). De huidige cliëntenraden vormen een goede bron voor informatie van informatie om ons beleid vorm te geven en te toetsen. Wij willen dat na 1 januari 2015 voortzetten. Ook ouders en jeugdigen die niet cliënt zijn bij een uitvoerder van jeugdhulp worden betrokken bij de beleidsvorming en –toetsing. We sluiten daarbij zo veel mogelijk aan bij de bestaande lokale groepen en raden, waaronder de wmo‐adviesraden. 4.3 Klachtenbehandeling Het effectief en laagdrempelig bemiddelen bij en afhandelen van klachten van cliënten is een verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. De uitvoerders van de jeugdhulp zullen een voorstel indienen hoe zij de klachtenbehandeling willen vormgeven. Bemiddeling neemt daarbij een belangrijke plaats in. Wij beoordelen deze voorstellen of zij voldoen aan de wettelijke vereisten. Jaarlijks doet de uitvoerder van jeugdhulp verslag over het aantal klachten, de inhoud van de klachten en de wijze waarop de klachten zijn behandeld. 4.4 Vertrouwenspersoon Volgens de wet moeten ouders en jeugdigen een beroep kunnen doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Om de onafhankelijkheid van de uitvoerders van jeugdhulp te waarborgen wordt deze vertrouwenspersoon aangesteld door de gezamenlijke gemeenten. Een voorstel voor de precieze invulling en positionering van deze onafhankelijke, beschikbare en toegankelijke
13
vertrouwenspersoon wordt in de eerste helft van 2014 uitgewerkt. Daarbij kijken we ook naar de mogelijk landelijke voorstellen die op dit onderdeel worden verwacht Uitvoerders van (specialistische) jeugdhulp zijn daarnaast verplicht jeugdigen en ouders te informeren over de te verlenen jeugdhulp en hun toestemming te vragen. 4.5 Identiteitsgevoeligheid
De wet verplicht gemeenten rekening te houden met de gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van jeugdigen en ouders. Wij streven daarbij niet naar een op denominatie gericht jeugdhulpstelsel. Wel vragen we al onze aanbieders vanuit diversiteit en met respect voor ieders achtergrond te werken. Keuzevrijheid hoeft niet te leiden tot aparte organisaties, maar kan ook bestaan uit een goede match tussen hulpverlener en cliënt. Cliënten moeten dan ook invloed kunnen hebben op de uitvoering van de hulp. Voornemens: De regie van de hulp zoveel als mogelijk bij de cliënt te leggen Uit te werken op welke wijze het (gezins) plan als beschikking kan fungeren Zorg te dragen voor een goede regionale klachtenregeling Zorg te dragen voor een regionale onafhankelijke vertrouwenspersoon, mogelijk in aansluiting op landelijke afspraken Diversiteit en respect voor ieders achtergrond te eisen van onze aanbieders en de cliënt zoveel als mogelijk medezeggenschap te geven over de persoon van de hulpverlener.
14
5.
Het regionale toekomstmodel nader verkend
5.1 Pijler 1: de pedagogische gemeenschap (civil society) Gemeenten vervullen een stimulerende rol bij het versterken van de pedagogische gemeenschap. Denk bijvoorbeeld aan een kindvriendelijke inrichting van wijken en de participatie van burgers daarbij of het stimuleren en steunen van burgerinitiatieven die de gemeenschap versterken. Zo kunnen voorschoolse voorzieningen, scholen en CJG’s ontmoetingsplekken creëren en activiteiten stimuleren waar ouders hun ervaringen en vragen bij het opvoeden kunnen uitwisselen. De principes van positief opvoeden spelen hierbij een belangrijke rol: 1. Kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden 2. Kinderen laten leren door positieve ondersteuning 3. Realistische verwachtingen hebben van kinderen 4. Een aansprekende discipline hanteren Het is belangrijk dat alle gemeenten in Holland Rijnland investeren in deze pedagogische gemeenschap. Dat doen zij ieder op hun eigen wijze, die past binnen de lokale structuren en cultuur.
5.2 Pijler 2: Basisvoorzieningen Basisvoorzieningen bieden hun reguliere aanbod, inclusief hun preventieve programma’s. In het nieuwe jeugdstelsel wordt van deze voorzieningen gevraagd hoe zij daarbij de principes van positief opvoeden hanteren, alsmede het versterken van de eigen kracht en het stimuleren van sociale netwerken. Op het moment dat medewerkers in een basisvoorziening pedagogische vragen hebben of wanneer zij zich zorgen maken over een kind kunnen zij terecht bij het jeugd en gezinsteam (pijler 3). In de eerste plaats voor consultatie en advies, zodat ze weer verder kunnen met het kind en gezin. Heeft het gezin meer hulp en begeleiding nodig dan kan het jeugd en gezinsteam voor verdere hulp ingeschakeld worden. Pijler 1 en 2 bieden tezamen een belangrijke preventieve laag. Wanneer gemeenten investeren in preventie en vroegsignalering kan dat problemen tijdig oppakken of voorkomen. Op die manier kan ook een beroep op zware vormen van jeugdhulp worden beperkt. Deze pijlers zijn vooral een lokale aangelegenheid. Dat wil niet zeggen dat er geen regionale afspraken nodig zijn op dit gebied. Wanneer gemeenten regionaal samenwerken op het gebied van de pijlers 3, 4 en 5 en regionaal zwaardere vormen van jeugdhulp organiseren en inkopen, vraagt dat ook een basiskwaliteit van het lokale preventieve veld. Voorkomen moet worden dat gemeenten onvoldoende investeren in preventie en vroegsignalering en daardoor onevenredig gebruikmaken van allerlei vormen van specialistische jeugdhulp. Daarom komt er een regionale kwaliteitstoets waarbij indicatoren worden ontwikkeld om te kunnen bepalen of gemeenten daadwerkelijk investeren in preventie, zonder voor te schrijven welke interventies en activiteiten het betreft. Gemeenten moeten voldoen aan de minimale eisen die dit preventieplan stelt om te kunnen rekenen op solidariteit van de andere regiogemeenten bij inzet van duurdere specialistische hulp. Dit voornemen zal in 2014 worden uitgewerkt en voorgelegd.
15
5.3 Pijler 3: Jeugd en Gezinsteams Deze derde pijler is nieuw in het jeugdstelsel en moet een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de jeugdhulp én de vermindering van het gebruik van (dure) specialistische voorzieningen. De expertise van diverse soorten ambulante hulp uit het huidige stelsel wordt in deze teams samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, voor de basisvoorzieningen én voor de aansturing door de gemeenten. Wat doen jeugd en gezinswerkers? Jeugd en gezinswerkers werken ambulant en zijn te vinden in de basisvoorzieningen: zij zijn te vinden op scholen en binnen gezondheidscentra. Desgewenst komen ze bij gezinnen thuis. De medewerkers geven consultatie en advies: ze denken mee met de mensen die in de basisvoorzieningen werken. Gezinnen die meer hulp nodig hebben dan de basisvoorzieningen zelf kunnen bieden krijgen ambulante begeleiding. Deze begeleiding kan variëren. Van enkele gesprekken met ouders die zich geen raad weten met hun opstandige puber tot een langdurig begeleidingstraject voor een gezin met meervoudige problematiek. De jeugd en gezinswerker stelt met het gezin een gezinsplan op en samen wordt bekeken wie kunnen helpen bij het realiseren van de gezinsdoelen. Zonodig schakelt de jeugd en gezinswerker daarbij specialisten in (pijler 4), of ondersteuning vanuit andere domeinen. De jeugd en gezinswerker is de continue factor in de zorg, is aanspreekpunt voor het gezin of de jongere en zorgt waar nodig voor coördinatie van de hulp. Daarmee ontstaat de trits 1 gezin, 1 plan, 1 gezicht. De jeugd en gezinsteams worden, naast de Jeugdgezondheidszorg het hart van de CJG’s. Er ontstaat in feite een nieuwe eenheid. We onderzoeken of dit kan en moet leiden tot een nieuwe integrale organisatie. Op het moment dat jeugd en gezinswerkers zich zorgen maken over de ontwikkeling van een kind maar ouders, ondanks extra inspanningen vanuit het team, geen hulp willen aanvaarden schakelen zij de Raad van de Kinderbescherming in of melden zij bij het AMHK. Wanneer dit, na tussenkomst van de kinderrechter, leidt tot een maatregel dan werkt de jeugd en gezinswerker nauw samen met de (gezins)voogd. Wie zitten in deze teams? De teams bestaan uit ca. 8‐12 ambulante hulpverleners die worden gecoacht door een gedragswetenschapper. Een team wordt gevormd door een mix van ambulant werkers die samen een brede expertise hebben. Expertise op het gebied van de meest voorkomende de opvoed‐ en opgroeiproblemen die kunnen worden veroorzaakt door gezinsomstandigheden, psychiatrische aandoeningen, lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen. In het huidige stelsel is deze expertise versnipperd over het Jeugd‐Maatschappelijk werk, MEE, de Toegang van Bureau jeugdzorg, de AWBZ‐zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking, de provinciaal gefinancierde Jeugd en opvoedhulp, evenals de 1ste en 2de lijns jeugd‐GGZ die wordt bekostigd door de zorgverzekeraars. De jeugd en gezinsteams voeren hun werkzaamheden in nauwe samenhang uit met de Centra voor Jeugd en Gezin. Dat leidt tot veranderingen in de taken en werkwijze van de huidige CJG’s. Dit wordt in de proeftuinen nader uitgewerkt. Hoe zijn de teams georganiseerd? Een gezin met vragen kan op de locatie van een basisvoorziening, per telefoon of mail contact leggen met het team. Op basis van de eerste vraagstelling bekijkt het team wie de begeleider van het gezin
16
wordt. Met de andere leden van het team heeft het gezin verder geen contact, tenzij er aanvullende expertise vanuit het team nodig is. Het team is vooral van belang voor het versterken van de kwaliteit van de individuele medewerkers. De teams zijn ”lean” georganiseerd: geen kantoor, minimale bureaucratie en overleg, grote mate van zelfsturing en ondersteuning door moderne ICT (smart Phone, tablet, Apps). Om de kwaliteit van de hulp te waarborgen is er sprake van intensieve team coaching en intervisie onder begeleiding van een gekwalificeerde gedragswetenschapper. In de regio Zuid Holland Noord ontstaan op deze wijze meerdere teams die ieder hun eigen werkgebied (wijk, gemeente, subregio) bedienen. De coachende gedragswetenschappers vormen samen ook een team, ook zij worden zorgvuldig gecoached in hun werk. Omdat er sprake is van een grote mate van zelfsturing blijft de verdere overhead beperkt. De team s kunnen per gemeente op onderdelen verschillen, binnen de voorwaarden van basiskwaliteit. Gemeenten, werkgebieden en vragen verschillen en hangen nauw samen met demografische en sociale factoren. Deze verschillen moeten terug kunnen komen in de samenstelling van de jeugd en gezinsteams. Relatie met (sociale)wijkteams De verbinding met de (sociale) wijkteams en integrale toegang (servicepleinen) met de jeugd en gezinsteams is belangrijk. Deels hebben ze dezelfde opdracht en zijn kinderen en volwassene niet los te zien van elkaar. Toch verschillen de decentralisaties ook van elkaar (de WMO betreft vooral begeleiding, jeugd ook behandeling en bescherming)en behoeven daarom ook eigen expertises. Beide teams moeten nauw met elkaar verbonden zijn en samenwerken. Zo zal het sociale wijkteam/ de integrale toegang geen oordeel kunnen vellen over gedragsstoornissen bij kinderen en kunnen jeugd en gezinsteams niet zonder de ondersteuning die vanuit de wmo voor volwassenen kan worden geboden. We willen in de praktijk ontdekken hoe we deze samenhang en verbinding het beste kunnen vormgeven. Daarbij is het goed mogelijk dat gemeenten beide teams op termijn samenvoegen. Voornemen: In gezamenlijkheid te komen tot een dekkend netwerk van jeugd en gezinsteams. Deze hebben een basisvorm, maar kunnen daarbinnen verschillen per gemeente. De werkzaamheden van de jeugd en gezinsteams en die van de CJG’s hangen nauw samen. We maken een stappenplan waarin we aangeven hoe we tot inhoudelijke en organisatorische integratie komen Onderzocht wordt op welke wijze en onder welke voorwaarden de jeugd en gezinsteams zelf specialistische zorg kunnen in kunnen zetten.
5.4 Pijler 4: specialistische jeugdhulp De vierde pijler wordt gevormd door de specialisten. Het gaat hier om organisaties met specialistische expertise op het gebied van opgroeien en opvoeden in situaties waar sprake is van ernstige of complexe problemen ten gevolge van: problematische gezinssituaties psychiatrische stoornissen verslaving licht verstandelijke beperkingen
17
Medewerkers van het jeugd en gezinsteam kunnen met specialistische vragen van ouders en jeugdigen terecht bij deze specialisten. In de eerste plaats voor consultatie en advies, zodat ze zelf weer verder kunnen. Ook wanneer een kind of gezin nadere diagnostiek of een specifieke behandeling, begeleiding of verzorging nodig heeft wordt een specialist ingeschakeld. Deze ondersteuning vindt in principe ambulant plaats. Maar het kan nodig zijn dat de jeugdige (tijdelijk) in een setting van de specialist verblijft. Voor dagbehandeling of 24‐uurs verblijf. Bij 24‐uursverblijf heeft een pleeggezin de uitdrukkelijke voorkeur. 1Gezin1Plan blijft bij alle interventies het uitgangspunt: de specialisten leveren een bijdrage aan het realiseren van de gezinsdoelen die in dat plan zijn geformuleerd. De jeugd en gezinswerker helpt ouders bij het bewaken van de samenhang en de continuïteit. Verblijf in een gezinsvorm is in principe te prefereren boven verblijf in residentiele opvang. Pleegzorg is daarbij een belangrijke zorgvorm. Helaas haken veel pleegezinnen op den duur af, omdat de zorg hen te zwaar valt. Dat willen we zien te voorkomen door pleegzorg te stimuleren en oog te hebben voor de positie en ondersteuning van pleegouders en door nieuwe vormen van pleegzorg te verkennen.. Voor jongeren in de jeugdzorg is het van groot belang dat zij zeer nauw betrokken zijn bij hun eigen plan. Dit is binnen de huidige jeugdzorg lang niet voldoende gewaarborgd. We zien in het huidige systeem dat de relatie tussen hulpverlener en jongere lang niet altijd goed loopt. Er zijn jongeren die hun voogd niet eens kennen en er zijn jongeren die bij elke organisatie of traject weer een andere contactpersoon krijgen. We onderzoeken of een buddy systeem ondersteunend kan zijn voor deze jongeren. Tot slot is het van belang om na de inzet van specialistische zorg deze ook weer af te schalen zodra dat kan. Het traject na een interventie moet altijd duidelijk zijn: het woord perspectiefplan is hierbij van toepassing. Daarbij gaat het niet alleen om jeugdhulp maar ook om zaken als school, werk en wonen. Het inschakelen van het gedwongen kader via de Raad van de Kinderbescherming, en de samenwerking met de (gezins)voogd wordt in het model ook beschouwd als het inschakelen van een specialistische voorziening. Samenwerking volgens 1Gezin1Plan vormt ook daar de basis. Gemeenten dragen zorg voor een gezamenlijke financiering van deze specialistische hulp. De vraag naar deze hulp kan fluctueren en is soms kostbaar. Het is daarom efficiënt om deze hulp gezamenlijk te financieren. In het hoofdstuk 5 werken we dit gezamenlijk opdrachtgeverschap verder uit. Van de aanbieders van deze specialistische hulp vragen we zich te committeren aan de regionale visie, uitgangspunten, toekomstmodel en het werken met 1Gezin1Plan. Dit zal als kwaliteitseis aan aanbieders worden gesteld. De instellingen die deelnemen aan de projectgroep Ketenaanpak Jeugd hebben in het kader van het Transitiearrangement aangegeven dat zij de frictiekosten vanwege teruglopende middelen samen zo veel mogelijk op willen vangen, respectievelijk de kwaliteit van de zorg zo goed mogelijk willen bewaken. Zij hebben dit beschreven in een menukaart. Deze bevat onder andere maatregelen om de zorg goedkoper en beter te maken, maatregelen om de bedrijfsvoering goedkoper te maken door het bundelen van ondersteuningsfuncties en gemeenschappelijke afspraken over maatregelen op gebied van personeelsbeleid. De opdracht aan de instellingen is om deze initiatieven vast te leggen in een concreet plan van aanpak. In 2014 werken zij dit verder uit.
18
5.5 Pijler 5: Hulp in het gedwongen kader Bij de organisatie van hulp in het gedwongen kader zijn gemeenten verplicht regionaal samen te werken. Dit betreft de taken jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugdzorg plus en het Advies – Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). In het gedwongen kader is er sprake van een uitspraak en maatregel van de rechter. Gemeenten hebben de plicht deze op te volgen en uit te voeren. Het gaat hier om specialistische, soms ingrijpende en dure vormen van zorg. Een ambtelijke werkgroep heeft dit onderdeel uitgewerkt in nauwe samenspraak met alle betrokken partijen, waaronder de uitvoerders. De regio’s Holland Rijnland en Midden Holland hebben daarbij samengewerkt. De beleidsmedewerker verantwoordelijk voor de regionale aanpak huiselijk geweld maakte deel uit van de werkgroep. De conclusies en aanbevelingen zijn als volgt samengevat:
5.5.1 Advies‐ en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Gemeenten moeten een AMHK gaan oprichten en in stand houden, waarin het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG onder GGD) en het Advies‐ en Meldpunt Kindermishandeling (AMK onder Bureau Jeugdzorg) samenwerken en er sprake is van 1 gezamenlijke toegang. Het AMHK wordt in brede zin verantwoordelijk voor preventie en de aanpak van kindermishandeling en geweld in huiselijke kring. Naast casusgerichte aanpak heeft het AMHK ook algemene taken zoals beleidsvorming, deskundigheidsbevordering, publiekscampagnes en voorlichting. Het AMHK wordt ondergebracht bij de GGD en moet per 1 januari 2015 daadwerkelijk functionerend zijn. Reden voor deze keuze is dat de meldingen vaak het gedrag van volwassenen betreffen en in een brede context en niet beperkt tot jeugd moeten worden opgepakt. In 2014 werken we het AMHK verder uit. Daarbij is het van belang dat: Het AMHK makkelijk bereikbaar is nauw samenwerkt met de jeugd en gezinsteams en basisvoorzieningen als onderwijs, huisartsen, de jeugdgezondheidszorg en met de Raad voor de Kinderbescherming, dat er snel gehandeld wordt en dat er geen dubbel onderzoek plaatsvindt als er bemoeienis en onderzoek is vanuit de Raad voor de Kinderbescherming Het AMHK moet goed aanstuurbaar zijn vanuit de gemeenten. Met de GGD zal worden overlegd hoe gemeenten dit willen vormgegeven en wat bestuurlijke, organisatorische en financiële consequenties zijn van deze taakuitbreiding. Voor de medewerkers van het huidige AMK geldt zoveel als mogelijk het adagium mens volgt werk /instelling. Voornemens: Het in te richten AMHK te positioneren bij de GGD Nauwe samenwerking te garanderen tussen AMHK, jeugd en gezinsteams en Raad voor de Kinderbescherming aansturing vanuit gemeenten te garanderen de GGD organisatie onder regie van de gemeenten aan te passen op deze uitbreiding
5.5.2 Jeugdbescherming en –reclassering Vanaf 2015 worden kinderbeschermingsmaatregelen en ‐reclassering uitgevoerd door gecertificeerde instellingen. Gemeenten moeten zorgen voor een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen. Bij de transitie van de jeugdzorg ligt de nadruk op de transformatie van het vrijwillig kader. Het gedwongen kader moet daar goed op aansluiten. We hechten bij de transitie van jeugdbescherming en ‐reclassering aan behoud van expertise en bepleiten een integraal en
19
doorlopend proces van hulpverlening, ook als een gedwongen maatregel wordt op gelegd. Voor de organisatie van de jeugdbescherming en ‐reclassering maken we zoveel als mogelijk afspraken met de huidige uitvoerder in de regio, zijnde het huidige Bureau Jeugdzorg en met de instellingen die nu onder het mandaat van BJZ de jeugdbescherming‐ en de jeugdreclassering uitvoeren (William Schrikkergroep, Leger des Heils en de Stichting Gereformeerd Jeugdwerk). Daarbij moeten deze organisaties ervoor zorgen gecertificeerd te zijn. Bureau Jeugdzorg wordt hoofdaannemer en maakt samenwerkingsafspraken met de andere instellingen zodat hulpverlening aan speciale doelgroepen wordt geborgd. De uitvoerders van jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn provinciaal en landelijk georganiseerd. De omvang van het werkgebied is groter dan onze regio, maar wij eisen dat ook deze uitvoerders de visie en werkwijze van onze regio volledig onderschrijven en uitvoeren. Dat vraagt om flexibiliteit van deze bovenregionale uitvoerders, omdat de jeugdhulpmodellen per regio kunnen verschillen. We waken ervoor dat de overgang van vrijwillig naar gedwongen kader vloeiend verloopt en dat er geen gescheiden zorgcircuits ontstaan. Dat betekent dat de expertise vanuit de Raad voor de Kinderbescherming en de uitvoerder van de jeugdbescherming en jeugdreclassering makkelijk ingeschakeld kan worden voor advies en consultatie. Op die manier kan een maatregel soms worden voorkomen. Anderzijds blijft het jeugd en gezinsteam altijd betrokken bij de hulp die vanuit het gedwongen kader wordt ingezet. Er moet altijd een doorlopend zorgproces zijn van preventie tot curatie en bescherming voor de cliënt. Voornemens: De uitvoering van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering te beleggen bij gekwalificeerde instellingen met het huidige Bureau Jeugdzorg als hoofdaannemer dat samenwerkingsafspraken maakt met andere uitvoerders zodat hulpverlening aan speciale doelgroepen wordt gewaarborgd. De uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering in Holland Rijnland sluit naadloos aan bij het regionale jeugdhulpmodel, jeugd en gezinsteams en werken dus met 1Gezin1Plan De overgang van vrijwillig naar gedwongen kader verloopt vloeiend, er ontstaan geen gescheiden zorgcircuits en er is een doorlopend zorgproces van preventie tot curatie en bescherming voor de cliënt
5.5.3 Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg) Gemeenten moeten zorgen voor een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen die jeugdzorgplus leveren. Op de organisatievorm en de aansturing van jeugdzorgplus instellingen hebben gemeenten vermoedelijk geen of weinig invloed. De schaal waarop in jeugdzorgplus wordt voorzien zal naar verwachting minimaal het niveau van Hollands Midden 4 zijn. Voorstel is landelijke richtlijnen voor de financiering en organisatie van jeugdzorgplus af te wachten. Gemeenten zetten in op krachtige preventieve hulpverlening aan de voorkant om het aantal jeugdzorgplusplaatsingen te beperken. In de gesloten jeugdzorg wordt gewerkt met trajectplannen voor een jongere. Wat is er nodig binnen de jeugdzorg plus en wat is er bij terugkeer naar huis verder nodig. Daar moet de link liggen met 1 gezin 1 plan. Verder moet gewerkt worden aan verbetering van het uitstroomperspectief van in jeugdzorgplus geplaatste jongeren. Ook bij plaatsing in de jeugdzorgplus
4
Hollands Midden is het gebied van de regio’s Holland Rijnland (Zuid‐Holland Noord) en Midden‐Holland
20
moet er sprake zijn van een doorlopend proces dat is gericht op lange termijn perspectief voor de jongere, ook waar het gaat om zaken als onderwijs, werk en wonen. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor de omgeving van de jongere. Als daar niets verandert, is het effect van de jeugdhulp immers vaak beperkt. Voornemen: Een traject in de jeugdzorg plus is gericht op perspectief en terugkeer naar de eigen omgeving en herstel van het dagelijks leven (onderwijs etc.).
5.5.4 Relatie met de veiligheidsketen en crisisdienst Samenwerking met de politie In het huidige systeem wordt in veel gemeenten van de Leidse regio en de Rijnstreek gewerkt met het Jeugdpreventieteam (JPT). Medewerkers (maatschappelijk werkers) van het huidige Bureau Jeugdzorg zijn werkzaam op het politiebureau, pakken zorgsignalen vanuit de politie binnen 2 werkdagen op en hebben de mogelijkheid om gedurende een periode van ca. 3 maanden daadwerkelijk ondersteuning te bieden. In de Duin en Bollenstreek werkt men met het Jeugdpreventieproject (JPP), dat wordt uitgevoerd door het maatschappelijk werk. De relatie met de zorgmeldingen vanuit de politie is daar minder expliciet belegd. De politie geeft aan veel waarde te hechten aan een nauwe en directe relatie met de jeugdhulp, nu en in de toekomst. We maken daarvoor aparte afspraken waarbij de jeugd en gezinsteams en de politie nauw aan elkaar worden verbonden. Het is de vraag of een apart JPT en JPP dan nog wenselijk is. Over dit vraagstuk wordt op korte termijn een apart voorstel gedaan. De samenwerking in het kader van huiselijk geweld en kindermishandeling wordt voortgezet. Er worden afspraken gemaakt om deze signalen door te geven aan het AMHK of het desbetreffende jeugd en gezinsteam. Voornemens: De jeugd en gezinsteams krijgen nauwe verbinding met de politie. De consequenties voor het JPT en JPP worden nader uitgewerkt. Relatie met Veiligheidshuis en casuïstiek overleg in de veiligheidsketen Het Veiligheidshuis is in onze regio nog volop in ontwikkeling. Gezocht wordt naar een goede aansluiting van het Veiligheidshuis op lokale en subregionale structuren. Het verplichte justitieel casusoverleg (JCO) vindt veelal plaats in het Veiligheidshuis. Er is ook casusoverleg tussen het Veiligheidshuis en het Steunpunt Huiselijk Geweld. Bij de komst van het AMHK kan dit overleg zowel jeugdigen als volwassenen betreffen. Voorgesteld wordt bij jeugd per casus te zorgen voor een goede aansluiting met het desbetreffende jeugd en gezinsteam en de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Zo kan de medewerker van het jeugd en gezinsteam aanschuiven bij het JCO om wederzijdse afstemming te garanderen. We werken dit in 2014 verder uit en streven daarbij naar 1 doorlopend jeugdhulpproces voor een jongere, dat gericht is op perspectief en het versterken van de eigen kracht. Voornemen: Veiligheidshuis, AMHK en jeugd en gezinsteams werken nauw samen op casusniveau. Daarbij moet er sprake zijn van 1 continu proces voor de cliënt.
21
Relatie met de crisisdienst Gemeenten hebben de wettelijke verplichting een 24‐uurs crisisdienst te organiseren. We constateren dat binnen verschillende domeinen crisisdiensten functioneren. Daarbij is het voor bijvoorbeeld de politie vaak onduidelijk waar ze terecht kunnen. We vragen de diverse organisaties die een crisisdienst hebben met een voorstel te komen voor een integrale 24‐uurs crisisdienst die ook recht doet aan de verschillende expertises en vormen van behandeling die nodig zijn. Deze crisisdienst kan wellicht ook een rol spelen bij de coördinatie van plaatsing in specialistische residentiële voorzieningen. Hierbij is regionale coördinatie noodzakelijk. Zij doen dit in nauwe samenspraak met de jeugd en gezinsteams. We onderzoeken in 2014 of deze optie werkbaar is. Voornemens: De diverse organisaties die nu een 24‐uurs crisisdienst hebben wordt gevraagd
met een voorstel te komen tot een integrale 24‐uurs crisisdienst. De mogelijke relatie van deze crisisdienst met plaatsingscoördinatie in zware residentiële voorzieningen te onderzoeken
22
5.6 Pijler 6: Verbinding met andere domeinen: 1 Gezin 1Plan(1Gezicht) Uitgangspunt van 1Gezin1Plan is het versterken van de eigen kracht van een gezin, met de ouder als regisseur van het eigen gezinsleven. Ouders, jongeren, leden uit hun sociaal netwerk en betrokken instanties werken samen om de doelen van het gezin te realiseren. Met behulp van de werkwijze 1Gezin1Plan wordt een integraal gezinsplan opgesteld. Dat vormt de verbinding met ondersteuning vanuit bijvoorbeeld onderwijs, WMO, Werk en inkomen, schuldhulpverlening, volwassenenzorg . 1Gezin1Plan vormt ook de basis voor de samenwerking met sociale wijkteams en het veiligheidshuis. Het is belangrijk dat ook vanuit deze domeinen met de principes en werkwijze van 1 gezin 1 plan gewerkt wordt. Zo ontstaan integrale hulpplannen op maat voor dat kind of gezin waarbij alle leefdomeinen die een rol spelen bij de problematiek betrokken zijn. 1 gezicht Het plan bevat ook duidelijkheid wie het aanspreekpunt is voor het gezin of de jongere: 1 gezicht. Daarbij moet nadrukkelijk sprake zijn van continuïteit. In de huidige jeugdzorg zien we bij jongeren in de jeugdhulp een trits van wisselende contactpersonen, zeker als er sprake is van meerdere interventies of wanneer een jongere in meerdere instellingen verblijft. Er moet sprake zijn van zorg continuïteit en een vast aanspreekpunt.
5.7 Toegang tot jeugdhulp De wet maakt een onderscheid tussen vrij toegankelijke en hulp waarvoor een “voorziening” nodig is. Vrij toegankelijke hulp komt vooral voor in de eerste twee pijlers van het toekomstmodel. Het gaat dan om zaken als Jeugdgezondheidszorg, licht pedagogisch advies en vormen van laagdrempelige ondersteuning. Gemeenten bekostigen deze vormen van hulp ook nu al. Voor de wat meer complexe vrijwillige hulp loopt de toegang in onze visie op twee manieren: a) Via de jeugd‐ en gezinsteams. Zij stellen met de cliënt samen een (gezins)plan op. Dit plan kan als beschikking fungeren naar de desbetreffende zorg. De jeugd en gezinswerker voert daarbij deze hulp gedeeltelijk zelf uit. Wanneer specialistische hulp nodig is kan het jeugd en gezinsteam deze zelf betrekken en inschakelen. b) Jeugdhulp is volgens de wet ook toegankelijk via de huisarts, medisch specialist of de jeugdarts. We maken in 2014 duidelijke afspraken met deze beroepsgroepen onder welke condities dit gebeurt. In acute situaties, of wanneer duidelijk is dat er sprake is van ernstiger psychiatrische problematiek zonder bijkomende problemen in het gezin, dan kan de arts direct verwijzen. Gaat het om problemen op meerder levensgebieden, of is triage of basisdiagnostiek nodig dan is er nauwe samenwerking tussen arts en jeugd en gezinsteam. Tot slot moeten afspraken worden gemaakt in verband met kostenbeheersing omdat de gemeente de hulp moet betalen. Daarbij moeten we voorkomen dat dit tot dubbele trajecten voor de cliënt en administratieve rompslomp leidt.
Voornemens: De toegang tot jeugdhulp te laten lopen via de jeugd en gezinsteams, huisartsen en medisch specialisten Uit te werken aan welke voorwaarden het gezinsplan moet voldoen om als beschikking te kunnen dienen Heldere afspraken te maken met artsen over financiering van hulp, triage en diagnostiek 23
6.
Relatie met (passend) onderwijs
In de visie geven gemeenten aan het onderwijs als belangrijk tweede milieu te zien. Kinderen wonen thuis, maar zitten daarnaast een groot deel van de dag op school. Daar worden talenten en problemen al vroeg ontdekt en leren kinderen zich te ontplooien en ontwikkelen. Problemen thuis geven vaak ook problemen op school en hetzelfde geldt omgekeerd. Daarom is het van groot belang dat de zorg in het onderwijsdomein nauw wordt afgestemd met de jeugdhulp die vanuit gemeenten wordt georganiseerd. We maken daarbij onderscheid tussen primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Ook het speciaal onderwijs heeft onze specifieke aandacht. Samen met de zes regionale samenwerkingsverbanden en het landelijk reformatorisch samenwerkingsverband is een gemeenschappelijke visie ontwikkeld over hoe de kaders van passend onderwijs en de transitie jeugdzorg met elkaar verbonden worden. Hiermee willen wij bereiken dat er een afgestemde, dekkende en passende structuur van onderwijs, zorg en ondersteuning ontstaat. De gehele visie is terug te lezen in bijlage 2. Kern van deze gemeenschappelijke visie is, naast de veranderingen in structuren en instrumenten, daadwerkelijk te zorgen voor een cultuuromslag, die het mogelijk maakt het arrangeren van ondersteuning door deskundige professionals in de praktijk te realiseren. Alleen dan is het echt mogelijk om de denk‐ en handelingskaders zoals ‘handelingsgericht werken’ en ‘1 kind‐1gezin‐1 plan’ tot hun recht te laten komen. Met de samenwerkingsverbanden is afgesproken dat in de drie sub regio’s de ontwikkelagenda, zoals beschreven in de gezamenlijke visie, verder wordt uitgewerkt.
6.1 Primair‐ en speciaal basisonderwijs Hier fungeren de jeugd en gezinsteams als eerste ondersteuner voor de school en de leerkracht. Elke school heeft een eigen contactpersoon binnen het lokale jeugd en gezinsteam, die snel beschikbaar is voor advies en consultatie. Waar nodig kan vanuit het jeugd en gezinsteam diagnostiek en ambulante hulp worden ingezet. Wanneer de expertise vanuit een ander specialisme nodig is, wordt deze vanuit het jeugd en gezinsteam ingeschakeld, die in samenwerking met een intern begeleider, onderwijsspecialist of orthopedagoog aan de slag gaat. Samen met ouders wordt een hulpplan met duidelijke doelen opgesteld volgens de principes van 1gezin1plan, of zoals het onderwijs spreekt van 1kind1gezin1plan. Dit integrale plan omvat zowel de hulp vanuit school als vanuit de gemeentelijke domeinen. Het plan geldt voor de gemeenten als “voorziening”. Deze werkwijze vervangt het schoolmaatschappelijk werk en de inzet in zorg en adviesteams. Indien nodig legt een school direct contact met de jeugdgezondheidszorg, wanneer het een oplossing betreft die hier passend is. Uitgangspunten bij de samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs zijn: ‐ elke school heeft een vast contactpersoon in het jeugd en gezinsteam ‐ ouders zijn altijd aanwezig bij gesprekken over hun kind ‐ een hulpplan wordt door en met ouders opgesteld ‐ het plan bevat duidelijke doelen op alle betreffende leefgebieden ‐ het plan omvat zowel ondersteuning vanuit school als vanuit jeugdhulp en/of het gehele sociale domein ‐ het onderwijs wordt goed geïnformeerd over het verloop van het deel van het hulpplan waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn. Hetzelfde geldt omgekeerd.
24
6.2 Voortgezet onderwijs In het voortgezet onderwijs (vo) zijn de jeugd en gezinsteams wat lastiger te koppelen aan de scholen omdat kinderen in het voortgezet onderwijs en mbo uit meer gemeenten en delen van een stad afkomstig zijn. Elke school heeft een eigen contactpersoon binnen de jeugd en gezinsteams, die snel beschikbaar is voor advies en consultatie. Waar nodig kan vanuit het jeugd en gezinsteam diagnostiek en ambulante hulp worden ingezet. Deze jeugd en gezinswerkers in het vo moeten waar dat nodig is, gemakkelijk schakelen, samenwerken of overdragen met en aan het jeugd en gezinsteam in de woonplaats van de jongere. Verder gelden voor het vo dezelfde uitgangspunten als bij het po.
6.3 Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) Ook het middelbaar beroepsonderwijs wordt volgens de nieuwe wet geacht passend onderwijs te bieden. Het mbo wordt echter nauwelijks genoemd in de wet. Ook in de beleidsbrief passend onderwijs neemt het mbo een beperkte plaats in. Er wordt verwezen naar de Wet gelijke behandeling. Volgens die wet zijn mbo‐instellingen verplicht voor deelnemers met een beperking doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij het een onevenredige belasting vormt voor de instelling. Om passend onderwijs in het mbo goed in te regelen is het nodig dat het mbo afstemt met andere mbo instellingen in de regio en de gemeenten. De informatie die hiervoor nodig is, is voor gemeenten van belang om de zorg voor jeugd buiten het onderwijs goed af te kunnen stemmen op het ondersteuningsaanbod binnen het mbo. Het verdient aanbeveling deze punten zoveel mogelijk in samenspraak tussen mbo’s en gemeenten te bespreken. Het gaat daarbij om de volgende punten: Inventarisatie van de studentenpopulatie die de mbo‐instelling nu binnen heeft, en welke ondersteuning nu geboden wordt. Welke basisvoorzieningen treft het mbo in de regio? Hoe organiseren ze extra ondersteuning? Wat doen ze binnen de school en wat laten ze over aan andere instanties? Hoeveel komt neer op een docent en hoeveel op een gespecialiseerde medewerker? Hoe organiseert het mbo de zorgtoewijzing in de eigen instelling? Hoe werken mbo opleidingen in de regio? Worden er per vestiging of per regio afspraken gemaakt? Hoe wordt omgegaan met grensverkeer? Welke effecten heeft de invoering van passend onderwijs op de rendementscijfers van het mbo? In de niveaus 2, 3 en 4 zal door Passend onderwijs zelf niet veel verschuiving optreden, de verwachting is dat het hier om een zelfde groep jongeren met beperkingen gaat die nu ook al in de instellingen worden bediend. Op niveau 1, de entreeopleidingen is mogelijk wel een toename te verwachten van ongediplomeerde instroom uit het voortgezet onderwijs. Het voortgezet onderwijs zal door de invoering van passend onderwijs meer moeite hebben om de leerlingen die eerder naar het speciaal onderwijs gingen en nu regulier onderwijs volgen naar een diploma toe te leiden. Ook bij het mbo gelden verder de algemene uitgangspunten voor jeugdhulp en onderwijs.
6.4 Dyslexiezorg De wet geeft gemeenten ook een rol bij specialistische dyslexiezorg. Deze zorg wordt geboden door gecertificeerde behandelaars, vaak gespecialiseerde psychologen of orthopedagogen. Gemeenten en onderwijs maken duidelijke afspraken welke zorg het hier betreft en wie waarvoor verantwoordelijk is.
25
Voornemens: De jeugd en gezinswerkers zijn nauw verbonden met alle vormen van onderwijs Ouders en/of jeugdige, het onderwijs en de jeugd en gezinswerker stellen een gezamenlijk hulpplan op volgens de principes van 1kind 1 gezin 1 plan en houden elkaar op de hoogte over de voortgang van de hulp uit dit plan. Het plan omvat zowel de ondersteuning vanuit de school, jeugdhulp als andere ondersteuning vanuit het gemeentelijk domein Rondom dyslexiezorg wordt duidelijk afgesproken wat onder de zorg van onderwijs en de zorg van gemeenten valt. De genoemde punten met het MBO bespreken en nader uit te werken. Op subregionaal niveau wordt de ontwikkelagenda verder uitgewerkt.
26
7.
De gemeente als regisseur
7.1
Opdrachtgeverschap
Gemeenten worden zowel inhoudelijk als financieel verantwoordelijk voor het hele jeugdhulpstelsel. Daarbij moet er niet alleen sprake zijn van een transitie, maar ook van inhoudelijke en organisatorische transformatie van de jeugdhulp. Dat vraagt van gemeenten en instellingen een grote inspanning om ook het bij de transformatie behorende veranderingsproces vorm te geven. Op financieel gebied zijn er zorgen of de beschikbare budgetten voldoende zijn om de vraag naar jeugdhulp te kunnen honoreren, zeker omdat het soms gaat om benodigde maar dure voorzieningen en trajecten. Waar het gaat om specialistische zorg zal de vraag daarnaar in kleinere gemeenten minder omvangrijk en frequent zijn. Toch moeten ook in die gemeenten alle vormen van jeugdhulp beschikbaar en toegankelijk zijn. In de visie van Holland Rijnland staat dat we streven naar integrale hulp. Dat vraagt wat van het nu versnipperde veld van aanbieders. Het aanbod is verkokerd, mede door de financiering in het verleden. Een groot aantal aanbieders betreft grote instellingen die ver over de grenzen van onze regio heen werken. En toch willen we dat de hulp dichterbij komt en integraal en vraaggestuurd wordt. Om al dit soort grote veranderingen mogelijk te maken is scherpe sturing en opdrachtgeverschap van samenwerkende gemeenten nodig. Holland Rijnland kent een jarenlange samenwerking op het gebied van jeugd die ons hierbij helpt. We willen een nieuwe vorm van opdrachtgeverschap ontwikkelen, vanuit de inhoud en onze visie 5 . Hoe organiseer je de hulp vanuit inhoudelijke doelen, hoe borg en monitor je kwaliteit, hoe creëer je ruimte voor initiatief en zelfsturing van professionals, hoe voorkom je bureaucratie en handelen vanuit instellingsbelang en wat betekent dat voor het opdrachtgeverschap van gemeenten? De transitie en transformatie hebben ook als doel de huidige bureaucratie te doorbreken. Hoe voorkomen we dat we zelf als 16 gemeenten aanbieders gaan opzadelen met 16 keer onze eigen ideeën en voorwaarden? Er is eerst gekeken op welke schaal en voor welk onderdeel van de jeugdhulp gemeenten hun opdrachtgeverschap organiseren. Daarbij staat nadrukkelijk centraal dat die jeugdhulp altijd zo nabij als mogelijk en in nauwe samenspraak met de cliënt wordt uitgevoerd. Om de beweging van grote bovenregionaal, vaak aanbod gestuurde instellingen naar integrale hulp nabij mogelijk te maken, is massa nodig van de gezamenlijke gemeenten in Holland Rijnland. De omslag naar jeugd en gezinsteam bijvoorbeeld betekent voor de instellingen heel erg veel. Zij zullen een substantieel deel van hun medewerkers afstaan aan de jeugd en gezinsteams die van daar uit worden aangestuurd. . Aanbieders zullen hun specialistische zorg veel meer in samenhang gaan aanbieden, nauw aansluitend op de jeugd en gezinsteams, artsen etc. Het zal naar verwachting een aantal jaren duren voor het toekomstmodel zich helemaal heeft ontwikkeld. In die fase is het belangrijk dat gemeenten door gezamenlijk te sturen een krachtig regisseur kunnen zijn. Daarbij is het doel niet dat we regionaal alles uitvoeren, maar wel dat we regionaal sturen opdat de uitvoering naar het lokale niveau gaat. Sturing op de uitvoering vindt op lokaal niveau plaats. 5
In de bijdragen van Annemarie van Dalen staat een nieuwe vorm van opdrachtgeverschap, ontwikkeld vanuit een ‘doorleefde visie’ centraal. Voor een film zie www.hollandrijnland.net
27
De volgende schaal wordt voorgesteld per onderdeel van de jeugdhulp. Onderdeel Pijler 1 en 2 toekomstmodel Preventieprogramma Pijler 3 Jeugd‐ en gezinsteams Pijler 4 Intensieve (specialistische) jeugdzorg Residentiële zorg Begeleiding en verzorging
Pleegzorg AMHK Crisisdienst Justitiële maatregelen
Organisatieschaal Regionale kwaliteitstoets Regionaal, met veel ruimte voor lokale invulling en accenten regionaal
Inkoopschaal lokaal regionaal
regionaal
regionaal
lokaal, subregionaal 6 , regionaal regionaal
lokaal, subregionaal, regionaal
Regionaal i.s.m. Midden Holland regionaal regionaal
Regionaal i.s.m. Midden Holland regionaal regionaal
regionaal
regionaal
Figuur 7.1 voorgestelde samenwerkingsschalen jeugdhulp Holland Rijnland
N.B. Het is mogelijk dat op onderdelen op basis van efficiency overwegingen nauwere samenwerking met de regio Midden Holland wordt gezocht. Het CJG en de jeugd en gezinsteams werken voorlopig vanuit de moederorganisaties waar de teamleden werkzaam zijn. Het is de vraag of deze netwerkorganisatie op termijn voldoende is. Daarom wordt onderzocht of een nieuw te vormen integrale organisatie wenselijk is. Voornemens: Gemeenten in Holland Rijnland bundelen hun krachten om de benodigde cultuur‐ en organisatie veranderingen en optimale efficiency en effectiviteit te realiseren Daarbij werken gemeenten op onderdelen volgens bovenstaand schema samen (figuur 7.1) Op termijn wordt onderzocht of het CJG en de daarin werkende jeugd en gezinsteams in een nieuw te vormen organisatie moeten worden ondergebracht.
6
Onder subregionaal verstaan we in Holland Rijnland: Leidse regio, Duin en Bollenstreek en Rijnstreek
28
7.2
Samenwerkingsmodel
Een belangrijke vraag is de wijze waarop de gemeenten hun samenwerking willen vormgeven en organiseren. Het betreft dan een al dan niet gedeeld opdrachtgeverschap, financiering en contractering. Een brede 3D regionale werkgroep heeft zich over dit vraagstuk gebogen en komt met de volgende aanbevelingen voor de onderdelen die gezamenlijk zouden moeten worden opgepakt Voorstel te kiezen voor de meest intensieve vorm van regionale samenwerking voor alle vormen van jeugdhulp die vallen onder pijler 4 van het toekomst model (specialistische zorg) Voor pijler 3, de jeugd en gezinsteams wordt gezamenlijke contractering voorgesteld. Omdat dit een geheel nieuwe concept is moeten gemeenten in gezamenlijkheid opdrachtgever zijn van de inhoudelijke invulling van het jeugd en gezinsteam concept. De teams zelf kunnen, binnen de marges per team verschillen in samenstelling en omvang. Ze werken lokaal en de aansturing en inbedding van de uitvoering vindt vooral lokaal plaats. Bij zaken als deskundigheidsbevordering en inhoudelijke ontwikkeling werken gemeenten weer nauw samen. Voor pijler twee, het preventieve aanbod wordt voorgesteld gebruik te maken van product/prijsafspraken, zoals nu het geval is bij de Jeugdgezondheidszorg en wordt verwezen naar de kwaliteitstoets zoals die beschreven is bij de pijlers 1 en 2. Contractering van specialistische jeugdhulp vindt regionaal plaats, indien mogelijk samen met de contractering van die onderdelen van specialistische ondersteuning in het kader van de WMO waarvoor regionaal opdrachtgeverschap afgesproken wordt. Medio 2014 zal al begonnen moeten worden met het contracteren van aanbieders. Voorstel is gezamenlijk als gemeenten op te treden als opdrachtgever. Op die manier zijn gemeenten een krachtige opdrachtgever en kunnen zij zorgen voor een goede stroomlijning van zorgvraag, zorgaanbod en beheersing van budgetten. Voor februari 2014 wordt een voorstel voor dit regionale opdrachtgeverschap uitgewerkt. Daarin komen voorstellen over de regionale taken, benodigde deskundigheden en hoe deze organisatorisch het beste kunnen worden ingebed. Waar nodig kan het goed zijn de expertise van de huidige financiers bij het proces te betrekken. Voornemen: Zowel de jeugdhulp in het gedwongen kader, als de specialistische regionale jeugdhulp gezamenlijk op het niveau van Holland Rijnland te contracteren Voor de jeugd en gezinsteams op regionaal niveau basisafspraken te maken met de aanbieders. Te onderzoeken of dat gecombineerd kan worden met de inkoop van die onderdelen van specialistische ondersteuning binnen de WMO die op regionaal niveau wordt ingekocht. In februari 2014 een voorstel op te stellen waarin wordt uitgewerkt: ‐ welke taken door het regionaal opdrachtgeverschap worden uitgevoerd ‐welke deskundigheden dit vraagt ‐hoe dit het beste kan worden ingebed, vormgegeven en bekostigd
29
7.3 Bekostigingsmodel 7.3.1 Jeugd en gezinsteams en populatiebekostiging Bij de gebiedsgerichte jeugd en gezinsteams moeten de kosten van de personele inzet in de teams betaald worden. Dit kan regionaal georganiseerd worden op basis van de daadwerkelijke omvang per lokaal team. Het is de bedoeling dat de jeugd en gezinsteams zelf specialistische zorg in kunnen zetten of erbij kunnen halen. Dit hoeft niet in de vorm van geld, maar kan ook door trekkingsrechten of zorgvolumes toe te kennen. We onderzoeken of populatiebekostiging en werkzaam instrument is. Daarbij wordt een totaalbedrag afgesproken, gebaseerd op de omvang en kenmerken van de populatie. Verantwoording vindt o.a. plaats door de mate waarin de populatie gebruik maakt van specialistische zorg en ondersteuning. Dit prikkelt het team tot de meest effectieve inzet van haar middelen, preventief handelen en daarmee een kostenbewust inzetten van hulp. Voornemens: Gemeenten bekostigen de inzet van jeugd en gezinsteams We onderzoeken of de jeugd en gezinsteams krijgen beschikking kunnen krijgen over zorgbudgetten of zorgvolumes op basis van bijvoorbeeld populatiebekostiging
7.3.2 Solidariteit en risicospreiding Het gaat bij jeugdhulp vaak om dure specialistische, langdurige of residentiële zorg. Het is niet voorspelbaar hoeveel gebruik gemaakt zal worden van dergelijke voorzieningen. Een plaats in de jeugdzorg plus kost per jaar ca. € 120.000. In jaren waarin relatief veel jongeren in de gesloten jeugdzorg geplaatst worden legt dit een groot beslag op de beschikbare lokale budgetten. Om die reden wordt door verschillende gemeenten gepleit voor solidariteit en risicospreiding tussen gemeenten. Daarmee wordt voorkomen dat grote schommelingen zich voordoen wanneer er meer of minder aanspraak wordt gemaakt op dure hulpvormen. Er zijn verschillende vormen om tot een onderlinge verdeelsleutel te komen. De belangrijkste zijn hieronder weergegeven. Onderzocht moet worden welke vorm zou passen bij onze regio. Verzekeringssystematiek: iedere gemeente betaalt aan een centrale partij. De gemeente verzekert zich hiermee van een bepaalde capaciteit van duurdere jeugdvoorzieningen Vlaktax systematiek: gemeenten betalen vooraf, op basis van het verwachte zorggebruik (op basis van historisch gemiddeld gebruik) en dragen bij aan een centrale kas. Door het gebruik over een aantal jaren te spreiden vang je individuele schommelingen per gemeente op Verrekening systematiek: gaat uit van verrekening op basis van het feitelijke gebruik van voorzieningen door een bepaalde gemeente (op basis van voor‐ of na calculatie) Voornemen: Er komt een regionaal voorstel over de wijze waarop gemeenten financieel samen willen werken op het gebied van solidariteit en risicospreiding
30
7.3.3 Contracteren of subsidiëren? Subsidiëren en contracteren zijn twee instrumenten voor inkopen. Bij (privaatrechtelijke) contracten gaan partijen een wederkerige relatie aan. De opdrachtnemer levert een dienst waar de opdrachtgever betaling tegenover stelt. Bij (publiekrechtelijke) subsidies financiert een bestuursorgaan activiteiten die de aanvrager (al) uitvoert. Het initiatief om de activiteit uit te voeren ligt dus de aanvrager. Bij een contract is sprake van een juridisch afdwingbare prestatie. Bij subsidie kan de prestatie niet worden afgedwongen. Wel kan geld worden teruggehaald bij onvolledige of onjuiste besteding. Om toch afspraken te kunnen maken over prestaties, en deze in zekere mate te kunnen afdwingen, worden bij subsidies wel uitvoeringsovereenkomsten gesloten. Bij contracten is er meer keuzevrijheid voor de inkopers dan bij subsidies. De keuzevrijheid zal voor jeugdhulp echter beperkt zijn. Bij het gedwongen kader (Jeugdbescherming en jeugdreclassering) is contracteren wellicht verplicht omdat er een leveringsplicht moet zijn. Voor de bijbehorende aanbesteding kan gebruik worden gemaakt van model 2B, de lichtste vorm. Momenteel is nog niet bekend of en wat landelijke eisen op dit gebied zijn. We wachten dit af. Voornemen: Er komt een regionaal voorstel voor de wijze van financiering via contracteren of subsidiëring, mede op basis van landelijke afspraken en wettelijke voorwaarden
7.3.4 Keuze van aanbieders In het transitiearrangement is voor 2015 uitgegaan van voortzetting van de samenwerking met de huidige “grote” aanbieders. Zij hebben in het transitiearrangement de inhoudelijke visie en transformatieagenda van de gemeenten onderschreven en een gezamenlijke werkagenda opgesteld waarin zij een aantal vernieuwingen en verbeteringen gaan doorvoeren, naast het werken in de jeugd en gezinsteams. Vernieuwing van het totale stelsel is nodig en dat verander je niet met een aantal nieuwe aanbieders. Wel zouden ook nieuwe aanbieders zich kunnen invoegen in het toekomstmodel. Toch gaat de voorkeur daar niet naar uit. Het zou leiden tot grote frictiekosten, gevolgen voor de arbeidsmarkt en het verlies van huidige expertise en contacten. In het transitiearrangement hebben we aangegeven hoe we de frictiekosten willen beperken. Daarom wordt voorgesteld in ieder geval de eerste drie jaren uit te gaan van samenwerking met de huidige grote aanbieders. Uiteraard moeten zij voldoen aan de landelijke, wettelijke kwaliteitseisen. Ze conformeren zich daarnaast aan onze regionale kwaliteitseisen en aan het toekomstmodel. Aanbieders worden gehouden aan de Balkenendenorm voor de bekostiging van hun bestuurders. Mochten na drie jaar de resultaten onvoldoende zijn dan kan de samenwerkingsrelatie verbroken worden. Tot slot kiezen we voor samenwerking met zorgaanbieders in onze eigen regio. Wanneer de regionale aanbieders de benodigde hulp niet kunnen bieden kan hulp buiten de regio worden ingezet. Dat kan ook in individuele gevallen waarin de hulp beter vanuit een nabij gelegen regio kan worden betrokken. Over de plaats van kleine aanbieders die nu hulp bieden binnen de zorgverzekeringswet en AWBZ binnen het nieuwe stelsel, volgt in 2014 nog een advies. Uitsluitsel over aanbieders etc. gebeurt ook binnen de kaders van de wettelijk verplichte verordening. Momenteel werkt de VNG aan een modelverordening. We wachten deze af voor onze
31
eigen versie.
32
8.
Kwaliteit
Uit onze visie: De jeugdhulp en uitvoerders van jeugdhulp in Holland Rijnland voldoen aan kwaliteitseisen. Op basis van kwaliteit kiezen we onze uitvoerders. We streven continu naar verbetering van de geleverde jeugdhulp.
8.1 Landelijke kwaliteitseisen De wetgever heeft kwaliteitseisen opgesteld die gelden voor alle jeugdhulpaanbieders, alle gecertificeerde instellingen en het AMHK. a. de norm van verantwoorde hulp; b. gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp; c. systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder; d. verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering; e. de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; f. de meldplicht calamiteiten en geweld; g. verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen. De kwaliteitseisen worden nog verder uitgewerkt en kunnen verschillen voor het soort jeugdhulp dat wordt geleverd. Zo zullen de kwaliteitseisen veelomvattender zijn als de aard en intensiteit van de jeugdhulp toeneemt, bijvoorbeeld bij residentiële zorg of bij gedwongen hulpverlening. Dit geldt met name voor de eisen ‘verantwoorde hulp’, ‘plan’, ‘medezeggenschap’ en ‘systematische kwaliteitsbewaking’. We wachten op de uitwerking van de kwaliteitseisen en sluiten daarbij aan.
8.2 Gemeentelijke kwaliteitseisen Gemeenten kunnen, naast de wettelijke kwaliteitseisen, in de voorwaarden bij hun contractuele overeenkomsten met jeugdhulpaanbieders zelf ook nog eisen stellen aan de kwaliteit van de jeugdhulp. In de afspraken die wij maken met aanbieders zullen wij opnemen dat zij moeten werken binnen de visie en het toekomstmodel Holland Rijnland. De specifieke uitwerking daarvan zal volgend jaar plaatsvinden en zal ook weer per soort jeugdhulp kunnen verschillen. De kwaliteitseisen worden vertaald in een definitieve set van effect‐ en prestatie‐indicatoren Ook zullen wij een beslissing nemen of van de uitvoerders een kwaliteitscertificering als HKZ 7 zullen eisen. We nemen daarbij mee dat wij de administratieve lasten van het kwaliteitsregime zoveel mogelijk binnen de perken willen houden. In 2014 willen we samenwerken met een onafhankelijk onderzoeksinstituut om de kwaliteit van het nieuwe stelsel en toekomstmodel te volgen en meten. Kwaliteitsmetingen omzetten in verbeteringen We bepalen op een aantal manieren de kwaliteit van de geleverde hulp: We meten de effectiviteit van de hulp. Dit doen we door te kijken of en in welke mate de doelen van het gezinsplan zijn bereikt. We meten de tevredenheid van de ouders en jongeren. We analyseren de verslagen van klachtenbehandeling van de uitvoerders van hulp en van de onafhankelijke vertrouwenspersoon 7
HKZ staat voor Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector. Met het HKZ Certificaat voldoet men aan vooraf vastgestelde kwaliteitsnormen van geleverde zorg.
33
De inspectie voor de jeugdzorg houdt toezicht op de kwaliteit van de hulpverlening in onze regio. De aanbevelingen van de inspectie worden besproken met de aanbieders. Op basis van deze informatie, analyse van de informatie en bespreking van de analyse met stakeholders, waaronder de uitvoeder van jeugdhulp worden mogelijke verbeteringen geformuleerd. Dit kan gaan over werkwijzen binnen een instelling, maar ook een verbetering die de gemeente kan nemen voor het gehele veld. De wijze waarop de verzameling en analyse van de gegevens plaats zal vinden wordt in 2014 uitgewerkt. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat we in onze visie hebben meegenomen dat onze verantwoordingseisen minimaal zijn en gericht op resultaat. Opschaling en escalatie Het gaat bij jeugdhulp soms om ernstige problematiek. Wanneer de hulp stagneert of escaleert moet er een opschalingsprotocol zijn. Daarbij moet het duidelijk zijn wie welke rol speelt. Verder maken we afspraken over de mate van betrokkenheid en verantwoordelijkheid van het College en de Gemeenteraad waar het individuele casuïstiek betreft. We moeten enerzijds voorkomen dat de politiek op de stoel van de hulpverlening gaat zitten, maar we moeten ook kunnen ingrijpen wanneer dat nodig is. We weten ook dat drama’s rondom kinderen, ook wanneer het gezin hulp krijgt, nooit uit te sluiten zijn. We doen er alles aan om dergelijke situaties te voorkomen. Mocht dat onverhoopt toch niet lukken dan proberen we daar vooral lering uit te trekken. In 2014 werken we dit onderdeel en een escalatiemodel verder uit. Voornemens: In 2014 te komen een regionale set van kwaliteitseisen, bestaande uit een combinatie van landelijke en regionale kwaliteitseisen. Deze kwaliteitseisen te vertalen in een set effect‐ en prestatie‐ indicatoren die gericht is op de inhoudelijke doelen van onze jeugdhulp De kwaliteitseisen en de verantwoording daarvan mogen niet leiden tot onnodige bureaucratie In 2014 een escalatiemodel uit te werken, inclusief afspraken rondom politieke verantwoording en de mate van betrokkenheid bij casuïstiek
34
Bijlage 1 Visie jeugdhulp Holland Rijnland: Iedereen doet mee Iedereen doet mee Iedereen doet mee: kinderen, jeugdigen, ouders, familie, buren, vrijwilligers en hulpverleners, leerkrachten, professionals, beleidsmakers en bestuurders. Iedereen heeft een rol in het opgroeien van onze jeugd. Centrale doelstelling
De jeugd in Holland Rijnland groeit gezond en veilig op. Ze ontwikkelen hun talenten en kunnen zo, nu en later, naar vermogen deelnemen en bijdragen aan de maatschappij. Toekomst met de jeugd Om gezond en veilig op te kunnen groeien zijn basisbehoeften als onderwijs, voeding, kleding, huisvesting, toegang tot de gezondheidszorg, maar ook liefde en aandacht belangrijke voorwaarden. Kinderen en jongeren groeien op door positieve stimulering, steun en sturing. Ze hebben recht op een veilige omgeving die vrij is van geweld thuis, in de straat, op school en in de directe omgeving. We gunnen elk kind om op te groeien in een gezin, in welke vorm dan ook. Jongeren groeien naar zelfstandigheid. Zelfstandigheid houdt meer in dan je eigen weg gaan: een jongere die zelfstandig is kan de verantwoordelijkheid dragen voor zichzelf en zijn daden, maar is ook in staat zich sociaal en verantwoordelijk op te stellen, rekening te houden met anderen en is zelfredzaam. Niet alle jongeren zijn op hun 18e verjaardag, wanneer ze voor de wet volwassen zijn, zelfstandig. Hulp en steun moeten ook na het 18e jaar mogelijk zijn. De eigen mening van jongeren telt. Afhankelijk van hun leeftijd hebben ze een verantwoordelijkheid voor hun eigen leven en ze hebben recht mee te denken over hun leven, scholing en toekomst. Tot slot grijpen we altijd in als de veiligheid van een kind of jongere in gevaar is. 2. Opvoeden, mooi maar soms ook lastig Ouders en opvoeders houden van hun kinderen, voeden hen naar beste vermogen op en dragen waarden en normen over. Opvoeden en opgroeien is een natuurlijk en dynamisch proces waarbij ouders en jeugdigen elkaar beïnvloeden op basis van wederzijds begrip en respect. Soms kan opvoeden ook lastig zijn of het maakt je onzeker. Dan moeten informatie, advisering, ondersteuning en hulp beschikbaar zijn. We versterken daarmee de eigen kracht van ouders en opvoeders. Wanneer ouders hulp vragen en krijgen bij het opvoeden hebben ze zoveel als mogelijk zelf de regie. Het is de ouder die hulp betrekt bij het opvoeden en het is niet de hulp die de ouders betrekt. Van ouders verwachten we dat ze hun kinderen in veiligheid en zonder geweld grootbrengen. 3. Familie, vrienden, buren, vrijwilligers kunnen het verschil maken Voor iedereen is het belang steun te krijgen uit de directe omgeving van het sociale netwerk. Familie, vrienden, buren en vrijwilligers zijn essentieel bij de opvoeding. Daarom kijken we altijd eerst welke steun en hulp het eigen sociale netwerk kan bieden en hoe we het eigen sociale netwerk kunnen versterken. Steun dichtbij, hoe klein ook is effectief en duurzaam. 4. Onderwijs als tweede milieu Een passende opleiding is een heel belangrijke voorwaarde voor het ontwikkelen van talenten en participatie in de maatschappij. Jeugdigen brengen een groot deel van de week door op school. Daarmee is het onderwijs/de school hun tweede milieu. Leerkrachten zijn belangrijke vertrouwenspersonen; ze horen en zien vragen en problemen vaak als eerste en zijn ouders en jongeren tot steun. Het is belangrijk dat thuis en school met elkaar te maken hebben. Wanneer er problemen zijn op school kan het zijn dat er ook problemen zijn thuis en andersom. Daarom is het belangrijk dat hulp en
35
onderwijs in die gevallen goed op elkaar aansluiten. Gemeenten, onderwijs en hulpverleners trekken samen op om de zorg in en om school te verbeteren; gemeenten en onderwijs ieder vanuit de eigen specifieke verantwoordelijkheid. Daarbij zorgen we voor goede contacten en samenwerking tussen de scholen en de Centra voor Jeugd en Gezin. Het is belangrijk dat de jeugd naar school gaat. Daarom is het herstel of het bevorderen van het naar school gaan en de leerprestaties onderdeel van een integraal hulpplan. We stimuleren een passende plek voor alle leerlingen in het onderwijs, bij voorkeur in het reguliere onderwijs en voor kinderen in het primair onderwijs zo thuis nabij als mogelijk is. 5. Voorkomen is beter dan genezen: preventie en vroegsignalering De leefwereld van de jeugd is breed. Daarom hebben we als gemeenten in het gehele gemeentelijke beleid oog voor de belangen van jeugd en gezinnen. De factor jeugd is steeds in beeld. We versterken de beschermende factoren die bijdragen aan opvoeden en opgroeien. Dan gaat het ook om zaken als gezondheid, wonen, spelen, onderwijs, sport, cultuur en een sociaal leefklimaat in wijken en buurten. We stimuleren het stellen van opvoedvragen: Opvoedvragen stellen is normaal. Daarom zijn informatie, advies en ondersteuning snel, dichtbij en laagdrempelig beschikbaar voor ouders en jeugdigen, maar ook voor mensen om hen heen, zoals leerkrachten, leidsters in de kinderopvang/peuterspeelzaal, etc. We proberen zware problemen te voorkomen door dichtbij en vroegtijdig te signaleren. De jeugdgezondheidszorg, het onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen zijn daarbij belangrijke partners Preventie kent vele vormen: soms kan het bijvoorbeeld preventief werken om tijdig en kort specialistische ondersteuning in te zetten. 6. Soms heb je hulp nodig Soms heb je als ouder, kind of jongere advies, ondersteuning of hulp nodig. Van de hulpverleners verwachten we dat ze werken vanuit respect en betrokkenheid. Ze gaan bij het bepalen van de hulp uit van de vraag en behoefte van de jeugdige of ouder en kijken daarbij breed naar de hele sociale context waarin mensen leven. We verwachten van hen deskundigheid, betrokkenheid en een brede blik. Ze maken zoveel mogelijk gebruik van bewezen effectieve interventies, maar altijd in de totale context van het gezin. We gaan er vanuit dat we niet over maar met cliënten praten en dat er gewerkt wordt vanuit de werkwijze en de principes van 1 gezin 1 plan 1 regisseur (zie hiervoor ook paragraaf 7). Al deze voorwaarden vragen daarnaast ook om ruimte voor de hulpverlener. Die moet zoveel mogelijk kunnen doen wat nodig is en moet zo min mogelijk tijd kwijt zijn aan administratie en verantwoording. 7. 1 jeugdige, 1gezin, 1plan en 1 contactpersoon voor ondersteuning en hulp op maat In de regio werken we al geruime tijd met de werkwijze 1Gezin1Plan. De uitgangspunten van 1Gezin1Plan staan centraal bij alle hulp en ondersteuning. Samen met een grotere nadruk op preventie moet dit leiden tot laagdrempelig advies en integrale hulp op maat, waarbij het gezin en/of de jongere centraal staat. Bij het werken met 1 gezin 1 plan staan de volgende uitgangspunten centraal: We stellen het (kind en zijn) gezin centraal Ondersteuning is gericht op het versterken van de eigen kracht van kinderen, jongeren en ouders We betrekken en versterken het eigen sociale netwerk Er wordt integraal naar de vraag en behoefte gekeken: de domeinen zorg, inkomen, werk, wonen, veiligheid, onderwijs, opvoeding en vrije tijd worden van meet af aan betrokken bij de analyse en de aanpak
36
Een belangrijk doel is het herstel van het dagelijkse leven We werken met een integraal (gezins)plan, dat uitgaat van de doelen die de cliënt zelf stelt, zowel lichte als specialistische hulp kan omvatten en oog heeft voor het hele sociale domein We spreken niet over mensen maar met mensen Het gezin heeft zoveel als mogelijk de regie over het eigen hulpplan Er is voor het gezin/kind/jongere 1 centraal aanspreekpunt, die de ondersteuning en hulp waar nodig coördineert Centra voor Jeugd en Gezin als spin in het web De Centra voor Jeugd en Gezin zijn belangrijke basisvoorzieningen. Elke ouder en jeugdige is welkom bij het CJG met kleine en grote vragen. Het CJG biedt snel en goed informatie, advies en licht hulp.
Het CJG gaat er van uit dat elke ouder het beste wil voor zijn kind en zijn kind het beste kent en werkt vanuit een positieve en activerende visie op opvoeding. Het CJG richt zich op het ondersteunen en versterken van de eigen competenties van ouders. Het CJG kan vanuit een locatie werken, maar doet dat naar buiten gericht en ambulant. De medewerkers werken veelal buitenshuis: op school, bij kindercentra, in de wijk of gaan op huisbezoek. De CJG partners werken nauw samen en betrekken elkaar waar nodig snel en direct bij de hulp. Zij opereren als eenheid en niet als losse partners onder één dak. Het gaat er ook hier niet om wie het doet maar wat we doen en dat de vraag van de cliënt leidend is. Uiteraard werkt het CJG actief en vanaf het eerste contact met 1 gezin 1 plan. Er wordt actief teruggekoppeld aan verwijzers/signaleerders als onderwijs, huisarts etc. Als de problemen groter zijn ondersteunt het CJG ouders en jeugdigen bij het maken van een ondersteuningsplan en het vinden van de juiste hulp. We breiden de deskundigheid van de CJG’s de komende jaren waar nodig uit. Daarbij denken we aan integrale teams die snel daadwerkelijk met elkaar kunnen leveren wat er aan diagnostiek, advies en hulp nodig is. 9. Soms is er meer nodig: specialistische zorg en stut en steun Voor jeugdigen en gezinnen die dat nodig hebben, is specialistische hulp snel beschikbaar. We kunnen deze deskundigheid vroegtijdig inzetten voor advisering en diagnostiek. Wanneer dat leidt tot specialistische hulp, is die integraal onderdeel van het gezinsplan. We halen deskundigheid “erbij” en verwijzen niet door. Ook specialistische zorg wordt zo dicht mogelijk bij de eigen leefomgeving georganiseerd Sommige gezinnen en kinderen hebben permanente ondersteuning nodig. Waar nodig voorzien we in deze langdurige stut en steun. Wanneer de veiligheid in het geding in Als belangen van ouders en jeugdigen tegenstrijdig lijken Wanneer de veiligheid van het kind in het geding is grijpen we in. De veiligheid van het kind gaat voor de rechten van ouders. We doen ons uiterste best om ouders te motiveren om vrijwillige hulp te aanvaarden. Deze is altijd te prefereren boven gedwongen hulp. Wanneer een jeugdbeschermingsmaatregel onontkomelijk is, is die onderdeel van het integrale gezinsplan, waarbij ook het traject na afloop van de maatregel duidelijk is. In zeer ernstige gevallen is het noodzakelijk voor zijn veiligheid en ontwikkeling om een jeugdige uit zijn vertrouwde omgeving te halen en juist ver weg op te vangen. Preventieve inzet moet dit tot een minimum terugdringen.
37
Als de jeugdige in de fout gaat We zetten in op preventie, met als doel jeugdigen zo veel mogelijk buiten het strafrecht te houden. Een jeugdige die in aanraking is gekomen met justitie ondersteunen wij om hen weer perspectief te bieden. Onderwijs en dagbesteding zijn daarbij van groot belang. Veiligheid en zorg gaan daarbij hand in hand. 11. De gemeente als regisseur Gemeenten zijn straks verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. Daarbij streven we continu naar het verbeteren van die hulp. De vraag en de behoefte van ouders en jeugdigen staat daarbij centraal, niet het aanbod. We gaan van aanbodgericht naar vraaggestuurd werken. Daarbij zoeken we naar een passende financieringsvorm. Op basis van kwaliteitseisen kiezen we onze uitvoerende partners. Niet wie het doet, maar wat we doen is belangrijk. We hebben daarbij oog voor de voorwaarden van waaruit onze uitvoerende partners kunnen werken. Schotten in financiering en organisaties mogen goede zorg niet in de weg staan. Gemeenten werken binnen de beschikbare financiële kaders en budgetten. Ook binnen gemeenten is het noodzakelijk om ontschot en kostenbewust (samen) te werken bij alle decentralisaties in het sociale domein. Gemeenten in Holland Rijnland werken nauw samen. Daarbij organiseren we lokaal wat lokaal kan en regionaal wat regionaal moet. Onze verantwoordingseisen zijn minimaal en gericht op resultaat. Er zijn duidelijke afspraken met uitvoerders over cliëntenrecht, klachtenregelingen en het veiligheidsklimaat binnen instellingen. De gemeente heeft geen kennis van casuïstiek, met uitzondering van de onderdelen in het plan die door haar worden uitgevoerd (te denken valt aan bijvoorbeeld werk en inkomen, wmo of leerling vervoer). Er is een duidelijk opschalingmodel wanneer de hulp stagneert. 8
8
Opschaling is geregeld in het samenwerkingsconvenant model zorgcoördinatie en werken met 1Gezin1Plan en wordt uitgevoerd als uitvoerende partijen er samen niet uit komen.
38
Bijlage 2 Gemeenschappelijke paragraaf samenwerkingsverbanden PO en VO en gemeenten Holland‐Rijnland 1. Inleiding: passend onderwijs en decentralisatie jeugdzorg – twee zielen, één gedachte? Ieder kind verdient goed onderwijs. Goed onderwijs dat kinderen en jongeren in staat stelt hun talenten te ontwikkelen en dat hen uitdaagt om steeds een stap extra te zetten. De huidige organisatie van de extra onderwijsondersteuning biedt daarvoor, zowel inhoudelijk, structureel als financieel, onvoldoende mogelijkheden. Inhoudelijk doordat een passend onderwijsaanbod vaak verscholen zit ‘achter een diagnose’, te laat komt of niet dicht bij huis gerealiseerd kan worden. Structureel omdat de huidige systematiek een geheel is van ingewikkelde regels en complexe bekostiging, dat resulteert in lange doorlooptijden en onduidelijkheid over wie de regie heeft en de verantwoordelijkheid draagt. En tenslotte financieel aangezien de perverse prikkel van hulp na een diagnose heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van indicaties. Doel passend onderwijs Het doel van passend onderwijs is, door het verleggen van verantwoordelijkheden en geldstromen, de mogelijkheden op goed onderwijs voor ieder kind en iedere jongere optimaal te benutten. Met passend onderwijs wordt daarom de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de extra onderwijsondersteuning neergelegd bij de schoolbesturen, in overleg met ouders, leraren en gemeenten. Schoolbesturen krijgen met de start van passend onderwijs een zorgplicht en werken hierbij samen in een door de minister vastgesteld en regionaal afgebakend samenwerkingsverband. Door de verantwoordelijkheden dicht bij de scholen te beleggen kan beter worden aangesloten bij de ondersteuningsvraag van kinderen/jongeren en de specifieke kenmerken van het samenwerkingsverband. Goede ondersteuning in de reguliere scholen kan voorkomen dat kinderen e jongeren verwezen moeten worden naar het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). Voor kinderen die dat echt nodig hebben, blijft het (V)SO bestaan. Deze wijzigingen zijn vastgelegd in de Wet passend onderwijs die op 5 november 2012 is gepubliceerd in het Staatsblad. Vanaf 1 augustus 2014 gaan de nieuwe samenwerkingsverbanden van start met passend onderwijs. Doel transitie jeugdzorg Dezelfde constatering over het tekort aan mogelijkheden en de negatieve gevolgen van slagboomdiagnostiek is de aanleiding geweest voor de nieuwe jeugdwet. In deze wet wordt geregeld dat de verantwoordelijkheid voor alle zorg voor jeugd ondergebracht wordt bij de overheidslaag die het dichtst bij de burger staat: de gemeente. Daarbij is, net als in passend onderwijs, niet enkel sprake van een verschuiving van middelen en verantwoordelijkheden, maar hoofdzakelijk van een inhoudelijke transformatie. Uitgangspunt daarbij is de eigen kracht van mensen benutten en het ontzorgen en normaliseren van de situatie. De ‘transitie jeugdzorg’ beoogt jeugdigen en hun ouders/gezinnen zo snel en licht mogelijk te ondersteunen of hulp te bieden om het zelf weer aan te kunnen, door de zwaardere jeugdhulp (inclusief ggz, kinderbescherming en jeugdreclassering) in te voegen in of toegankelijk te maken via het lokale hulpaanbod voor gezinnen. In de aanloop naar 1 augustus 2014 staan de nieuwe samenwerkingsverbanden voor de taak om een eigen systematiek van ondersteuningstoewijzing te ontwerpen en te organiseren. Bij het ontwerpen van een dergelijke systematiek hebben samenwerkingsverbanden van de minister de vrijheid gekregen om ‘te doen wat nodig is’ om voor iedere leerling binnen de grenzen van het samenwerkingsverband een passende onderwijsplek te garanderen. Gemeenten staan voor de uitdaging om voor januari 2015 het geheel van jeugdhulpvoorzieningen in te richten en af te stemmen. Zij worden daardoor gestimuleerd na te denken over een slagvaardiger en snellere manier van hulp rondom kinderen en gezinnen organiseren en worden daarnaast regievoerder en opdrachtgever voor uitvoeringsorganisaties. In beide gevallen moet de nieuwe systematiek zo zijn ingericht dat deze bijdraagt aan het realiseren de eigen missie en de visie en aan een integrale aanpak voor alle jeugdigen. Daarmee bieden de beide beleidswijzigingen zowel voor kinderen/jongeren en gezinnen, als voor scholen en gemeenten interessante kansen voor snellere en passender ondersteuning wanneer dat nodig is.
39
De zes regionale samenwerkingsverbanden (PO en VO), het landelijk reformatorisch samenwerkingsverband 9 en de vijftien gemeenten op het niveau van Holland-Rijnland zien deze kansen en zijn zich bewust van hun gezamenlijke verantwoordelijkheid. In de regio is men zich daarnaast bewust van het feit dat het gezamenlijk optrekken in deze transities voor alle partijen een meerwaarde oplevert. Middels deze gezamenlijke paragraaf in zowel de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden als de jeugdbeleidsplannen van de gemeenten, trachten zij dan ook een verbindend kader in visie vast te stellen, waarbinnen een afgestemde, dekkende en passende structuur van onderwijs, zorg en ondersteuning kan ontstaan. Op die manier valt winst te behalen voor alle jeugdigen binnen Holland-Rijnland, zowel thuis als op school. 2. Gedeelde missie en visie: de beweging van achter naar voren De kern van de visie van zowel de betrokken samenwerkingsverbanden als de betrokken gemeenten is samen te vatten in drie kerntransities in het denken en handelen, afkomstig uit het Referentiekader – het leidende document van de onderwijssectoren bij invoering van passend onderwijs: van achteren naar voren, met zo min mogelijk bureaucratie van curatief naar preventief, met hulp zodra dat nodig is van sectoraal naar integraal, op basis van een gedeelde verantwoordelijkheid ‘Van achter naar voren’ doelt op het verplaatsen van het moment waarop ondersteuning wordt geboden in een traject, zowel in de jeugdzorg als in de onderwijsondersteuning. Nu gebeurt dat niet direct na signalering, maar pas op het moment dat aan een vooraf vastgestelde set van indicatiecriteria wordt voldaan. Dit heeft tot gevolg dat kinderen en jongeren die niet, of net niet aan de indicatiecriteria voldoen, verstoken blijven van de (ook) voor hen benodigde hulp en ondersteuning. In een nieuwe systematiek is het van belang dat de benodigde ondersteuning achter de indicatiecriteria vandaan komt (‘van achteren’) en direct, snel en passend wordt georganiseerd in de directe leefomgeving van kinderen/jongeren en hun gezin. Professionals worden ingezet op de plek en op het moment waar zij het hardst nodig zijn en het meeste verschil kunnen maken: in en om de school, in en om de gezinnen. Van belang daarbij is dat zij bij het geven van die hulp tegen zo min mogelijk bureaucratische barrières aanlopen. Het gevolg van deze beweging van achteren naar voren is een nadruk op voorkomen, in plaats van de afhankelijkheid van curatief repareren. Hoe eerder hulp en ondersteuning beschikbaar zijn, hoe meer er wordt voorkomen dat een kleine stagnatie in de ontwikkeling van een kind of jongere uitgroeit tot een onderwijsachterstand, of jongerenproblematiek / een lastige gezinssituatie uitgroeit tot zware sociale problematiek. De verwachting is dat, door de nadruk te leggen op preventie, eveneens het aantal kinderen dat aangewezen is op specialistische (bovenschoolse) voorzieningen wordt gereduceerd. Een laatste punt in de kern van de visie is de overgang van sectoraal naar integraal. Daarbij doelt sectoraal op de huidige situatie, waarin hulp en ondersteuning vaak op gecompartimenteerde wijze bij kinderen en gezinnen terecht komen als gevolg van schotten tussen (uitvoerings)organisaties, slechte afstemming tussen hulpverleners en deskundigen onderling en een focus op diagnosticeren. We willen toe naar een situatie waarin zowel in cultuur als in structuur, zowel in denken als in doen, deze schotten worden opgeheven en de afstemming een wezenlijke voorwaarde voor effectieve hulp wordt. Zowel in het onderwijs als in de jeugdhulp tekenen zich de kaders van een dergelijke integrale benadering zich al af, zij het met twee verschillende invalshoeken: In het primair onderwijs is men goed op weg om op alle scholen Handelingsgericht te werken. Die ontwikkeling is ook gaande op de scholen voor voortgezet onderwijs. Met Handelingsgericht werken (HGW) worden de onderwijsondersteuningsbehoeften in plaats van de beperkingen van leerlingen centraal gesteld en ligt de focus op oplossingsgericht handelen. Hiernaast gaat HGW uit van de continue afstemming en wisselwerking tussen het kind en zijn of haar sociale omgeving: de klas, de leerkracht, de ouders, etc. Het propageert daarmee (hoofdzakelijk) een integrale denk- en analysewijze: contextueel en transactioneel. De gemeenten hebben het werken volgens de ‘ 1Gezin1Plan-werkwijze’ geïntroduceerd: het werken vanuit een gezinsplan dat uitgaat van de doelen die de jeugdige (het gezin) zelf stelt, dat zowel lichte als (waar nodig) specialistische hulp kan omvatten en rekening houdt met het complete sociale
9
De twee landelijke samenwerkingsverbanden op reformatorische grondslag (PO en VO) participeren in meerdere regio’s en dienen hun beleid ook op deze regio af stemmen. De intentie is om maximaal aan te sluiten bij de regionale afspraken.
40
domein, waar het onderwijs deel van uitmaakt. Essentie is het versterken van de eigen kracht, met behulp van laagdrempelig advies en hulp op maat, waarbij het gezin of de jeugdige centraal staat. Het propageert daarmee (hoofdzakelijk) een integrale handelingswijze. Na een periode van gewenning wordt deze werkwijze steeds vaker benut. De beide bewegingen benadrukken dezelfde integraliteit, alleen leggen beide de nuance net anders. De essentie van de verbinding ligt dan ook in de (h)erkenning van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle kinderen en jongeren. De wijze waarop samenwerkingsverbanden en gemeenten hier reeds op aan het voorsorteren zijn, biedt heldere aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een integrale systematiek. 3. Hoe krijgt dat praktisch zijn beslag? De samenwerkingsverbanden in de regio hebben in de afgelopen jaren ieder hun eigen ontwikkeling in de richting van Passend onderwijs doorgemaakt. Daarbij zijn in ieder samenwerkingsverband verschillende keuzes gemaakt en verschillende thema’s uitgewerkt. Daarbij komt dat het primair en voortgezet onderwijs qua cultuur behoorlijk verschillend zijn. Tevens van belang om te beseffen bij het onderstaande gemeenschappelijk kader is dat er fundamentele verschillen zijn in de organisatie tussen het primair en het voortgezet onderwijs. Deze verschillen hebben invloed op de wijze waarop een nieuwe ondersteuningsstructuur kan worden ingericht. Zonder daar hier inhoudelijk op in te gaan, kan op hoofdlijnen worden vastgesteld dat: Het VO met andere leeftijdsgroepen leerlingen te maken heeft en daardoor ook geconfronteerd wordt met andere ondersteuningsbehoeften/problematiek dan het PO. Het VO is qua leerlingpopulatie al ‘gesegregeerd’, door de bestaande niveauverschillen. De signaleringsfunctie in het VO gespreid is over veel docenten, terwijl deze in het PO in handen van maximaal twee leerkrachten ligt. Daarnaast heeft een leerling op het voortgezet onderwijs een andere (vaak meer invloedrijke) rol in het eigen hulp- of arrangeerproces dan leerlingen op het PO (waar de ouders in dit proces een belangrijker rol spelen). Door de schaalgrootte is het voor scholen voor voortgezet onderwijs vaak eenvoudiger / aantrekkelijker om de bij het proces van ondersteuningstoewijzing benodigde deskundigen (bijvoorbeeld een onderwijs/gedragsspecialist) in eigen dienst te hebben, dan deze te ‘delen’ met andere scholen. Scholen voor VO hebben (vaak) een regiofunctie, basisscholen een buurtfunctie. Door de regiofunctie van het voortgezet onderwijs moet zij andere afspraken maken met de gemeenten als het gaat om de inzet van wijkgebonden Jeugd- en Gezinsteams. Dit stelt andere (netwerk-)eisen aan de betrokken deskundigen. Het primair onderwijs zoekt naar een wijze om zoveel mogelijk arrangeren in de basisschool zelf te laten plaatsvinden. Het voortgezet onderwijs zoekt hiernaast tevens naar een bovenschools platform voor het arrangeren van (bepaalde vormen van) extra ondersteuning. Dit vergt verschillende afspraken met de gemeente over de inzet van expertise voor de gezinskant. Ondanks de verschillen in organisatie en uitwerking valt er, de ontwikkelingen overziend, echter ook een duidelijk gemeenschappelijk kader te ontwaren, hoofdzakelijk op het gebied van de afspraken in de basisondersteuning over de ondersteuningsstructuur in en om de scholen, of de ‘routing’. Van cruciaal belang in dat gemeenschappelijke kader is het werken met een collegiaal netwerk van professionals in en om de school, waarmee expertise aan de voorkant gebundeld is, de ondersteuningsbehoeften van een leerling helder in kaart kunnen worden gebracht en een arrangement voorbereid kan worden (hoe klein of groot ook). Het gaat daarbij expliciet niet om een nieuwe laag in het proces van ondersteuning toewijzen: het collegiale netwerk kan gezien worden als een methodiek voor het benoemen van ondersteuningsbehoeften en het vinden van oplossingen: een ondersteuningsteam met vaste deelnemers in de basisschool (directie, IB, leerkracht, ouders) en de juiste expertise dichtbij en direct 10 te consulteren (onderwijsspecialist/gedragsspecialist, gezinsspecialist ). Juist de directe beschikbaarheid van de juiste expertise garandeert dat men elkaar kan vinden op het moment dat dat nodig is en dat er daardoor reeds aan de voorkant van het traject de juiste dingen gebeuren. Bovenstaande impliceert dat het samenwerkingsverband erop kan vertrouwen dat scholen tot een weloverwogen afweging komen welk arrangement het beste past bij de ondersteuningsbehoefte van een leerling – zulks met inachtneming van de gestelde beleids- en budgettaire kaders. De conclusie kan zijn dat een leerling het best geholpen is met plaatsing op het SBO, Praktijkonderwijs, LWOO of
10
In de regio dragen deze ondersteuningsteams diverse namen, waaronder bijvoorbeeld MZT (in 28.12) en MPO (in 28.13). Er wordt echter met alle benamingen gedoeld op hetzelfde team van directeur, IB, leerkracht, ouders, onderwijs- en gezinsspecialist.
41
(V)SO. De toelaatbaarheidsverklaring (TLV) wordt (als onderdeel van het arrangeren en met behulp van beschikbare expertise) dan ook op het niveau van de school voorbereid. Hierbij is het van wezenlijk belang dat de school (met behulp van de onderwijsspecialist/gedragsspecialist) in staat is om een ontwikkelingsperspectief ( OPP) op te stellen. Dit is verplicht voor het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring en ouders hebben hier instemming op. In het primair onderwijs garandeert de betrokkenheid van onderwijs- en gezinsexpertise bij het vormgeven van een arrangement in de school dat wordt voldaan aan de wettelijke verplichting tot een deskundigenadvies voorafgaand aan een verwijzing naar SBO of SO. De toekenning van het arrangement hoeft daardoor niet óók nog eens op een hoger niveau in het samenwerkingsverband inhoudelijk getoetst te worden. In het voortgezet onderwijs zal de (op schoolniveau voorbereide) verwijzing naar het Praktijkonderwijs, LWOO of VSO en – afhankelijk van de afspraken in het swv - naar andere bovenschoolse onderwijsplekken inhoudelijk beoordeeld worden door een commissie van het samenwerkingsverband. Toch is het – ook voor het primair onderwijs - de wettelijke taak en bevoegdheid van het samenwerkingsverband de TLV af te geven. Om beperking door bureaucratie te voorkomen wordt daarom voorgenomen het deskundigenadvies in principe over te nemen, tenzij dit conflicteert met de zienswijze van de school of de ouders, dan wel het beleid van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband toetst de aanvraag voor een TLV slechts procedureel, waarbij wordt gecontroleerd of alle verplichte en gewenste stappen in het proces (dat als onderdeel van de basisondersteuning is vastgelegd in het ondersteuningsplan) zijn doorlopen en er sprake is van een consistent advies. Enerzijds wordt hiermee voldaan aan de wettelijke verplichting en anderzijds wordt hiermee het vertrouwen in de arrangeercapaciteit van het collegiaal team in en om de scholen uitgesproken. Eenzelfde beweging richting een gemeenschappelijk kader is ook te vinden bij de gemeenten. Zij hebben het voornemen om op het niveau van de regio Holland-Rijnland bij het organiseren van de jeugdhulp (als onderdeel van de decentralisatie van de jeugdzorg) een vergelijkbare beweging te gaan maken als die in het onderwijs wordt voorgestaan. Ook in de jeugdhulp wil dit zeggen dat de expertise ‘achter de indicatie vandaan’ wordt gehaald, en meer voorin het traject wordt aangeboden. Dit gebeurt in de praktijk middels de zogenaamde Jeugd- en Gezinsteams. De teams moeten een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de (preventieve) jeugdhulp en daarmee de vermindering van het gebruik van (zware) specialistische voorzieningen. De expertise van diverse soorten ambulante jeugdhulp uit het huidige stelsel wordt in deze teams samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, maar ook voor scholen en andere (basis)voorzieningen. Vanaf 2015 moet er een regionaal dekkend aantal teams zijn. De Jeugd- en Gezinsteams werken vanuit het CJG en daarnaast zijn de teamleden regelmatig fysiek aanwezig in de basisvoorzieningen. Scholen en voorschoolse voorzieningen hebben een vaste Jeugd- en Gezinswerker, die bijvoorbeeld deel kan nemen aan het ondersteuningsteam op schoolniveau. In onderstaand schema is een visualisatie opgenomen van het toekomstmodel jeugdhulp HollandRijnland. Het onderwijs is een van de basisvoorzieningen in dit schema en zowel het CJG als de Jeugd- en Gezinsteams staan in het toekomstmodel in nauwe verbinding met het onderwijs.
Toekomstmodel Holland Rijnland
6. Verbinding middels
1Gezin1Plan inclusief sociaaldomein
4. Regionale specialistische jeugdhulp
5. Hulp in gedwongen kader
3. Gebiedsgerichte Jeugd&gezinsteams 2. Basisvoorzieningen
CJG
1. Pedagogische civil society
*** Beide bovenstaande werkwijzen stellen professionals in het onderwijs en de jeugdhulp in staat hun primaire taak te verwezenlijken: voorin het traject, snel en adequaat, ondersteuning bieden opdat kinderen, het liefst in hun eigen sociale omgeving, een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken. De beweging ‘naar voren’ weerspiegelt de wens van de samenwerkingsverbanden en
42
gemeenten om de nadruk van Passend onderwijs en de Transitie Zorg voor Jeugd daar te plaatsen waar deze het meest effect kan bewerkstelligen: dicht bij huis en in de eigen sociale omgeving. Door het op elkaar laten aansluiten van de routes binnen het onderwijs en binnen de jeugdhulp in de regio kan een slagvaardig, integraal en voor alle actoren overzichtelijk collegiaal netwerk ontstaan, dat in de scholen opereert op basis van een gedeelde, handelingsgerichte visie op de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Bijkomend voordeel is dat op deze manier, in ieder geval op regionaal niveau, een voor alle betrokkenen overzichtelijke en eenduidige inrichting van het proces van ondersteuningstoewijzing ontstaat. Op die manier weten besturen, scholen en ouders dat er op diverse plekken in de regio met dezelfde maat gemeten wordt. Dit is tevens van belang voor de besturen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in de regio. Naast de gemeenten op het niveau van Holland-Rijnland vormen immers ook de besturen voor (voortgezet) speciaal onderwijs een verbindende factor in de regio. Voor hen is het voor de eigen organisaties van belang dat bovengenoemde eenduidigheid in de systematiek van toewijzen regionaal geboden wordt en er een verbinding wordt gelegd met de gezinskant. Dit is specifiek van belang voor de, aan de scholen voor (V)SO verbonden, Commissies van Begeleiding, die betrokken zijn bij de toelating van leerlingen op de (V)SO-school en de begeleiding tijdens hun plaatsing. 4. Hoe bereiken we dat? Nu de opdracht, visie en de contouren van de praktische uitwerking voor beide partijen verkend zijn is het de vraag op welke manier de eerder genoemde omslag in denken nu daadwerkelijk haar beslag kan krijgen in de praktijk van alledag: zowel in het onderwijs als in de jeugdhulpverlening. Het gevaar is dat we de belangrijke kernconcepten uit de gedeelde visie blijven benoemen in termen van structuren en instrumenten. We gaan daarmee voorbij aan de duale kern van elk veranderingsproces: dat verandering niet in enkel in structuren zit, maar voornamelijk ook in culturen: in mensen dus. De zes samenwerkingsverbanden, het landelijk reformatorisch swv en de vijftien Holland-Rijnlandgemeenten willen dan ook voornamelijk de handen op elkaar krijgen voor een cultuuromslag die het mogelijk maakt de gedeelde visie - om van indiceren te komen naar arrangeren door deskundige professionals - in de praktijk te realiseren. In uitwerking in de praktijk zou dat zijn beslag moeten krijgen in: Het door samenwerkingsverbanden en gemeenten actief bevorderen van de gewenste cultuuromslag en de nieuwe wijze van werken; Het zoveel mogelijk voorkomen van bureaucratie; De vormgeving en instandhouding van een collegiaal netwerk van betrokken en gemotiveerde professionals; Een zo praktisch en integraal mogelijke werkwijze van deskundigen, vanuit een realistisch kader. Professionals de ruimte geven om gezaghebbend te opereren, om te zeggen ‘zo gaan we het doen’. Niet zonder (financiële) restricties en vastgestelde, richtinggevende kaders. Wel met een behoorlijke bewegings- en beslissingsvrijheid. Vervang vaste criteria en ‘slagbomen’ (‘als u niet aan de voorwaarden voldoet, krijgt u geen hulp’) in diverse lagen van het proces van ondersteuning toewijzen (zowel aan de onderwijs- als aan de gezinskant) door professionals op de route, geselecteerd op hun merites en hun competenties. Vanuit de eigen deskundigheid daar waar nodig het intersectorale opzoeken. Onderken dat iedere sector zijn eigen expertise heeft en haar eigen methoden om deze in de praktijk in te zetten. Onderken tevens dat iedere sector ook blinde vlekken en beroepsdeformaties heeft. Onderken tenslotte dat twee sectoren altijd meer weten dan een. Zolang deze uitgangspunten gerespecteerd worden leert men van elkaar in plaats van dat men elkaar tegenwerkt. Nagestreefd wordt dat gezamenlijk benodigde expertise efficiënt ingezet en bij voorkeur gezamenlijk bekostigd wordt; Daar waar ondersteuning in het onderwijs en de jeugdhulp voor kinderen/jongeren en/of gezin nodig is, worden deze zoveel als mogelijk gelijktijdig ingezet en gestart; Uitgaan van en benutten van de eigen kracht van kind, jeugdige en/of gezin en hun sociale netwerk; Partijen zijn zich bewust dat dit verandertraject inspanningen en tijd van eenieder vergt. Als bovenstaande ideaalbeelden werkelijkheid kunnen worden, is het pas echt mogelijk denk- en handelingskaders als Handelingsgericht werken en 1kind-1gezin-1plan tot hun recht te laten komen en in de praktijk handen en voeten te geven. 5. Wat leggen we vast en waar en wanneer leggen we dat vast? Een omslag in het denken en doen zoals in de paragrafen hierboven beschreven is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd. Veel zaken moeten worden uitgevonden, ontwikkeld en geprobeerd
43
alvorens we met zekerheid kunnen zeggen wat werkt en wat niet. Samenwerkingsverbanden en gemeenten hebben weliswaar een tijdpad voor de invoering van nieuwe structuren, de nieuwe culturen kunnen niet ineens gemeengoed zijn. Voorgesteld wordt daarom om het schooljaar 20132014 te gebruiken om gezamenlijk de visie te verankeren. Deze visie zal vervolgens praktisch moeten voortvloeien in een ontwikkelagenda voor planjaar 2014-2015 en de periode daarna. In de eerste ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden PO en VO, en in de jeugdbeleidsplannen van de gemeenten, kan deze werkwijze beschreven worden als eerste stap in de richting van een werkelijk integrale manier van toewijzen van ondersteuning. De ontwikkelagenda voor 2014-2015 en verder zal daarmee het primaire onderwerp vormen voor het op overeenstemming gericht overleg tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten. Doel is de onderwerpen op die agenda voor de jaarwisseling 2013 op hoofdlijnen afgestemd te hebben, en voor de start van schooljaar 2014-2015 uitgewerkt te hebben. Op deze ontwikkelagenda zal in ieder geval ruimte moeten zijn voor: de uitwerking van de ondersteuningsteams en jeugd- en gezinsteams als collegiaal netwerk van deskundigen: geen geïnstitutionaliseerd overleg, maar een flexibele methodiek; het in de praktijk het geven van ruimte aan professionals die gezaghebbend kunnen opereren aandacht voor taken en competenties die kwaliteit –en in combinatie met goede monitoring ook in enige mate financiële beheersing– garanderen; gezamenlijke afspraken over professionalisering; het werken met pilots en proeftuinen: klein beginnen, consciëntieus voortgang boeken; In 2014 zullen 6 proeftuinen van Jeugd- en Gezinsteams van start gaan in Holland-Rijnland. het maken van functionele afspraken: horizontaal voor afspraken tussen onderwijs en opvang en verticaal voor afspraken tussen vve-po-vo-mbo. Belichting van de volle breedte van relevante gespreksonderwerken, waaronder: Kinderopvang: afstemming tussen onderwijs en gemeenten over signalering, overdracht, doorgaande lijn, inzet van preventieve hulp, etc. Leerplicht en het voorkomen van thuiszitters. Huisvesting en de samenhang met passend onderwijs Leerlingenvervoer in relatie tot voorzieningen van het swv AWBZ (begeleidingsfunctie): inzet van begeleidingsmiddelen vanuit het swv en de relatie met persoonsgebonden budgetten Schoolbegeleiding Onderwijsachterstanden/gewichtenregeling Toeleiding naar scholing, arbeidsmarkt of dagbesteding voor kwetsbare doelgroepen Specifieke voorzieningen van swv en jeugdhulpverlening *** Verantwoording Auteurs: Bas Warner Dick Rasenberg
(OOG onderwijs en jeugd)
Participanten: Samenwerkingsverbanden: SWV PO-28-01 SWV VO-28-01 SWV PO-28-12 SWV VO-28-02 SWV PO-28-13 SWV VO-28-03 SWV PO-00-01 SWV VO-00-01 Gemeenten: Alphen aan den Rijn Kaag en Braassem Leiden Lisse Noordwijk Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude
Hillegom Katwijk Leiderdorp Nieuwkoop Noordwijkerhout Rijnwoude Voorschoten
44
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Opdrachtgeverschap Jeugdhulp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente De regionale samenwerking in het project 3D levert een lokale meerwaarde door: - het verhogen van de kwaliteit en de effectiviteit, - het realiseren van schaalvoordelen: het organiseren of contracteren van vormen van ondersteuning die voor een individuele gemeente niet haalbaar zijn en - het verlagen van de kosten. Bij voorkeur alle drie, maar in elk geval één van de drie. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
31 okt. 2013 6 nov. 2013
1. Uit te spreken dat zowel de jeugdhulp in het gedwongen kader, als de specialistische regionale jeugdhulp gezamenlijk op het niveau van Holland Rijnland te contracteren; 2. Uit te spreken dat voor de jeugd- en gezinsteams op regionaal niveau de basisafspraken met de aanbieders worden gemaakt; 3. Aan de ambtelijke stuurgroep 3D opdracht te geven om hiertoe een voorstel voor regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp op te stellen, waarin wordt uitgewerkt: - welke taken worden door het regionaal opdrachtgeverschap uitgevoerd; - welke deskundigheden vraagt dit; - hoe kan dit het beste worden ingebed, vormgegeven en bekostigd; 4. dit voorstel op te leveren februari 2014.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
n.v.t.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
De invoering van de nieuwe wet op de jeugdhulp vergt contractering van de benodigde hulp vóór 2015. Voor de specialistische jeugdhulp alsmede de jeugdhulp in het gedwongen kader wordt regionaal het opdrachtgeverschap belegd; voor de jeugd en gezinsteams worden regionaal de randvoorwaarden ingevuld. Een en ander vergt het fysiek uitwerken en inrichten van het opdrachtgeverschap. X Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Om deze opdracht uit te voeren zal externe deskundigheid worden ingehuurd; dit wordt binnen de middelen die beschikbaar zijn voor de voorbereiding op de decentralisatie jeugdhulp gevonden. Relevante regelgeving: De nieuwe wet op de jeugdhulp. Eerdere besluitvorming:
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
portefeuillehouderoverleg Sociale agenda 6 november 2013 raadhuis Katwijk 5
Onderwerp: Opdrachtgeverschap jeugdhulp
Beslispunten: 1. Uit te spreken dat zowel de jeugdhulp in het gedwongen kader, als de specialistische regionale jeugdhulp gezamenlijk op het niveau van Holland Rijnland te contracteren; 2. Uit te spreken dat voor de jeugd- en gezinsteams op regionaal niveau de basisafspraken met de aanbieders worden gemaakt; 3. Aan de ambtelijke stuurgroep 3D opdracht te geven om hiertoe een voorstel voor regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp op te stellen, waarin wordt uitgewerkt: - welke taken worden door het regionaal opdrachtgeverschap uitgevoerd; - welke deskundigheden vraagt dit; - hoe kan dit het beste worden vormgegeven, ingebed en bekostigd; 4. dit voorstel op te leveren februari 2014. Inleiding: Vanaf 1 januari 2015 zijn de gemeenten voor de jeugdhulp. Voor die datum moeten de gemeenten de nodige contractafspraken hebben gemaakt of subsidies hebben toegekend met de aanbieders. Voor een aanzienlijk deel gaat het daarbij om jeugdhulp waarvoor regionaal opdrachtgeverschap vereist of gewenst is. Beoogd effect: Te komen tot een onderbouwd voorstel voor hoe regionaal opdrachtgeverschap in te vullen. Argumenten: 1.1 Regionale samenwerking in opdrachtgeverschap gedwongen jeugdhulp wettelijk vereist 1.2 Regionaal opdrachtgeverschap specialistische jeugdhulp gewenst Omwille van risicospreiding en om maatwerk te kunnen bieden bij kleine aantallen is samenwerking bij het opdrachtgeverschap van specialistische jeugdhulp wenselijk. 2.1 Transformatie vergt samenwerking Alleen door samen te werken kunnen gemeenten voldoende massa maken om de vereiste afspraken met aanbieders te maken die tot de benodigde transformatie van de zorg en participatie in jeugd- en gezinsteams te realiseren. 2.2 Regionale afspraken, lokale uitvoering en maatwerk Over de jeugd en gezinsteams worden regionaal afspraken gemaakt met aanbieders. De teams worden lokaal ingebed en vormgegeven binnen regionale afspraken tussen gemeenten onderling.
3
Kanttekeningen/risico’s: NB1: De portefeuillehouders Sociale agenda geven aan dat zij bovengenoemd opdrachtgeverschap gestalte zien krijgen als een regionaal bureau binnen (de Sociale agenda van) Holland Rijnland. Holland Rijnland is een bestaande gemeenschappelijke regeling met een juridische basis die nodig is om deze taak te beleggen. Bovendien is in Holland Rijnland goede ervaring opgedaan en expertise opgebouwd met de voorbereiding op de decentralisatie jeugdhulp tot nu toe. De portefeuillehouders stellen zich voor dat een belangrijk deel van de benodigde expertise door de gemeenten zelf geleverd kan worden door detacheringen. NB2: Binnen de werkgroep WMO vindt momenteel onderzoek plaats of er delen van specialistische ondersteuning zijn die ook regionale inkoop/opdrachtgeverschap behoeven. Dit zou evt. eveneens ondergebracht kunnen worden met het opdrachtgeverschap voor jeugdhulp. Communicatie en participatie Bijlagen: concept opdracht uitwerking regionaal opdrachtgeverschap
4
Concept opdracht werkgroep opdrachtgeverschap Holland Rijnland, aanvullende deelopdracht uitwerking regionaal opdrachtgeverschap Jeugdhulp Onderwerp: ontwerp vormgeving regionaal opdrachtgeverschap Toelichting: Aansluitend op de ontwikkeling van het TA (het transitiearrangement jeugdzorg) en gericht op adequate start van de nieuwe taken per 1‐1‐2015 moet er medio 2014 een organisatie zijn die namens de gemeenten het regionaal opdrachtgeverschap voor de jeugdhulp verzorgt. Hiertoe behoren het opdrachtgeverschap van jeugdhulp in al zijn facetten, regelen van subsidiekwesties, verstrekken en afrekenen van subsidies, verzamelen van beleidsinformatie, het namens de gemeenten op rechtmatige en planmatige wijze alle taken uitvoeren die nodig zijn om te voldoen aan eisen die de nieuwe Jeugdwet zal stellen, inclusief aanvullende AMvB’s. De ontwikkeling van dit opdrachtgeverschap heeft een hoge urgentie. Reeds in de tweede helft 2014 moeten op rechtmatige wijze subsidies worden verstrekt dan wel moet contractering van zorg worden gerealiseerd. Uitwerking Aanleiding
Gewenst resultaat
Opdracht
Aanpak (hoe gaan we dit bereiken)
Toelichting In de regio HR wordt de sense of urgency ervaren om tijdig zorg te dragen voor een ambtelijke organisatievorm die, in aansluiting op de gemaakte en nog te maken inhoudelijke of beleidsmatige keuzes de technische aspecten van het opdrachtgeverschap ter hand kan nemen. Dit is mede noodzakelijk met het oog op wettelijke verantwoordelijkheden vanaf 2015 en de noodzaak reeds tweede helft 2014 bindende financiële afspraken te maken met zorgaanbieders. Op 1 juli 2014 is een regionaal opdrachtgeverschap Holland Rijnland operationeel die op juridische en financieel rechtmatige wijze zorg kan 'inkopen' danwel subsidies kan verstrekken en daarbij verantwoordelijk is namens de gemeenten voor het voldoen aan alle wettelijke eisen t.b.v. de jeugdhulp in Holland Rijnland. ‐ Benoemen van taken van dit opdrachtgeverschap ‐ Benoemen van de benodigde deskundigheden ‐ Aan te geven hoe het opdrachtgeverschap het beste kan worden vormgegeven, ingebed, en bekostigd. Versterking van de werkgroep opdrachtgeverschap met deskundigheid op het gebied van organisatieontwikkeling, juridische vraagstukken, bestuursrecht en subsidierecht, personeelsaangelegenheden, inkoop GGZ/LB/VB,
Deelresultaten
beleidsinformatie. ‐ Een concrete uitwerking van een regionaal opdrachtgeverschap door benoeming takenpakket, formatie, benodigd budget, bevoegdheden en verantwoordelijkheden (februari 2014) ‐ Voorstel voor een financieel samenwerkingsmodel ‐ Ontwerp of aanpassing van (indien noodzakelijk) subsidie‐ en procedureverordening (maart 2014). Bestuurlijk besluit: uiterlijk mei 2014. ‐ Voorbereiden van een planning‐ en controlproces voor de organisatie, dan wel aanpassing hiervan, afhankelijk van onderbrenging (april 2014) ‐ Aanstellen kwartiermaker(s) (per 1 januari 2014)
NB1: De portefeuillehouders Sociale agenda geven aan dat zij bovengenoemd opdrachtgeverschap gestalte zien krijgen als een regionaal bureau binnen (de Sociale agenda van) Holland Rijnland. Holland Rijnland is een bestaande gemeenschappelijke regeling met een juridische basis die nodig is om deze taak te beleggen. Bovendien is in Holland Rijnland goede ervaring opgedaan en expertise opgebouwd met de voorbereiding op de decentralisatie jeugdhulp tot nu toe. De portefeuillehouders stellen zich voor dat een belangrijk deel van de benodigde expertise door de gemeenten zelf geleverd kan worden door detacheringen. NB2: Binnen de werkgroep WMO vindt momenteel onderzoek plaats of er delen van specialistische ondersteuning zijn die ook regionale inkoop/opdrachtgeverschap behoeven. Deze zouden dan eventueel ook ondergebracht kunnen worden bij het opdrachtgeverschap voor jeugdhulp.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Uitwerking Toekomstmodel Jeugdhulp: Proeftuinen Jeugd en gezinsteams X Platformtaak De gemeenten in Holland Rijnland hebben in 2011 aangegeven de transitie van de jeugdzorg gezamenlijk voor te bereiden. Dit gebeurt binnen de projecten Ketenaanpak jeugd en 3D. Regionale samenwerking is voor specialistische vormen van jeugdhulp verplicht. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
7.
8.
Inspraak
6 nov 2013
1. In te stemmen met het ‘Plan van aanpak Proeftuinen Jeugd en Gezinsteams Holland Rijnland’ 2. In te stemmen met de 6 gekozen locaties voor de proeftuinen. n.v.t. In maart 2013 heeft het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda ingestemd met het Toekomstmodel Jeugdstelsel Holland Rijnland en de verdere uitwerking van de vorming en werkwijze van jeugd en gezinsteams. De jeugd en gezinsteams zijn een groot onderdeel van de transformatie die het toekomstmodel beoogt. Inmiddels is een plan van aanpak opgesteld om in 2014 in 6 proeftuinen de jeugd en gezinsteams verder te ontwikkelen, met als doel dat op 1 januari 2015 deze teams in alle regiogemeenten van start kunnen gaan. Nee
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Buiten begroting te weten: subsidie Provincie Zuid-Holland in kader Transitiebudget incidenteel Relevante regelgeving: : Concept Jeugdwet Eerdere besluitvorming: 12 dec ‘12: uitgangspuntennotitie Iedereen doet mee’ & informatienotitie 20 mrt ’13: Toekomstmodel jeugdstelsel Holland Rijnland
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO Sociale Agenda
Datum: Locatie:
6 november 2013 Gemeentehuis Katwijk
Agendapunt:
6
Onderwerp: Uitwerking Toekomstmodel Jeugdhulp: Proeftuinen Jeugd en gezinsteams
Beslispunten: 1. In te stemmen met het ‘Plan van aanpak Proeftuinen Jeugd en Gezinsteams Holland Rijnland’ 2. In te stemmen met de 6 gekozen locaties voor de proeftuinen. Inleiding: Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor zowel het begeleiden, behandelen en beschermen van de jeugd tot 18 jaar en daarmee voor alle jeugdhulp. Gemeenten in Holland Rijnland bereiden de Transitie van de jeugdzorg gezamenlijk voor. In maart 2013 heeft het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda ingestemd met het Toekomstmodel Jeugdstelsel Holland Rijnland en de verdere uitwerking van de vorming en werkwijze van jeugd en gezinsteams. De jeugd en gezinsteams zijn een groot onderdeel van de transformatie die het toekomstmodel beoogt. De teams moeten een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de jeugdhulp en de vermindering van het gebruik van (zware) specialistische voorzieningen. Inmiddels is een plan van aanpak opgesteld om in 2014 in 6 proeftuinen de jeugd en gezinsteams verder te ontwikkelen, met als doel dat op 1 januari 2015 deze teams in alle regiogemeenten van start kunnen gaan. Beoogd effect: Jeugd en gezinsteams zijn voldoende ontwikkeld, zodat op 1 januari 2015 in alle gemeenten in Holland Rijnland Jeugd en gezinsteams kunnen starten met hun werkzaamheden. En daarmee een deel van de transformatie van de jeugdhulp in Holland Rijnland gerealiseerd wordt. Argumenten: 1.1 Plan van aanpak bouwt voort op eerder genomen besluit Op 20 maart het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda ingestemd met verdere uitwerking van de vorming en werkwijze van jeugd en gezinsteams. Dit plan van aanpak is een uitwerking van dit besluit en is niet strijdig met eerdere afspraken. 1.2 Zorgpartijen stemmen in met het Plan van aanpak De aanbieders van jeugdhulp in Holland Rijnland die deelnemen aan de projectgroep Ketenaanpak Jeugd staan achter het Toekomstmodel en het plan van aanpak. Zij denken mee in de inhoudelijke en randvoorwaardelijke werkgroepen die de jeugd en gezinsteams (helpen) ontwikkelen. Op 1 oktober zijn de aanbieders die niet deelnemen aan de projectgroep Ketenaanpak geïnformeerd. Zij staan in het algemeen positief tegenover het Toekomstmodel. 2.1
In subregionaal overleg is besloten over locaties
3
(Bijna) elke gemeente wil wel een proeftuin in 2014: op deze manier wordt al voorgesorteerd op de gewenste transformatie. Meer dan 6 proeftuinen is echter organisatorisch en financieel niet mogelijk in 2014. In subregionaal verband hebben de gemeenten ambtelijk gezamenlijk besloten waar de proeftuinen in 2014 zouden moeten komen. Kanttekeningen/risico’s: 1.1 Financiering jeugd en gezinswerkers met expertise op gebied van ggz en zorg voor jeugdigen met een beperking nog niet geregeld Jeugd en Gezinswerkers met expertise op het gebeid van de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen en zorg voor jeugdigen met beperkingen zijn belangrijk voor het werk van de jeugd en gezinsteams. In 2014, voor de transitie, gelden de huidige wetten en (financierings)regels van de huidige financiers nog. Vanwege de financiering in Diagnose Behandel Combinaties en of indicaties door het CIZ en regels van het Zorgkantoor, is het lastig voor de aanbieders en hun financiers om mensen met deze expertise te leveren aan de jeugd en gezinsteams. Inzet blijft dat zorgverzekeraars en zorgkantoren hun verantwoordelijkheid nemen in de transitie en hun bijdrage dienen te leveren. Holland Rijnland heeft hiervoor ook landelijk aandacht gevraagd en staatsecretaris Van Rijn heeft aangegeven dat dit een onderwerp is dat de aandacht heeft van het ministerie. 1.2 Van 6 proeftuinen in 2014 naar een dekkend aantal teams in 2015 Vanaf 1 januari 2015 moeten er in alle gemeenten en wijken vin Holland Rijnland Jeugd en gezinsteams functioneren. Volgens schatting zijn dat 26 teams. Meer dan 6 proeftuinen is echter organisatorisch en financieel niet mogelijk in 2014. Om te zorgen dat er overal Jeugd en gezinsteams van start gaan in 2015 zal halverwege 2014 een plan voor de uitrol naar een dekkend aantal teams gereed zijn en vindt in de tweede helft van 2014 al werving en selectie van de teamleden plaats. Financiën: De projectkosten voor de uitvoering van de proeftuinen bedraagt € @. Dit bedrag is aangevraagd bij de provincie Zuid-Holland in het kader van het Transitiebudget 2014 dat de provincie beschikbaar stelt. De verwachting is dat de provincie de aanvraag zal goedkeuren. De teamleden worden in 2014 ‘uitgeleend’ aan de proeftuinen door de huidige aanbieders. Circa tweederde van hun tijd is reguliere productie die regulier gefinancierd zal worden. Eénderde van hun tijd is nodig voor ontwikkeling en innovatie. De gemeenten zijn financier van de maatschappelijk werker(s) die deel neemt/nemen aan de proeftuinen. Met de gemeenten waar een proeftuin zal gaan lopen vindt overleg plaats om deze extra kosten, die vallen buiten de reguliere productie, te financieren. Communicatie: De transformatie van het jeugdstelsel in het algemeen en de vorming van jeugd en gezinsteams in het bijzonder is zeer ingrijpend voor de aanbieders van jeugdhulp en de mensen die voor hen werken. Het is dan ook van belang om gedurende het jaar deze mensen en de verschillende geledingen binnen de instellingen te blijven informeren over de voortgang van het project. De projectstructuur is daar toe ingericht. Evaluatie: Gedurende 2014 vindt voortdurende monitoring en bijsturing plaats. De voortgang wordt maandelijks besproken in het ambtelijks overleg jeugd waar alle gemeenten bij aanwezig zijn. Ook komt het regelmatig terug in de projectgroep Ketenaanpak Jeugd waar veel aanbieders deel van uitmaken.
4
Bijlagen: 1. Plan van aanpak Proeftuinen Jeugd en Gezinsteams Holland Rijnland
5
Plan van aanpak Proeftuinen Jeugd&gezinsteams Holland Rijnland
∗ de kaders ∗ te beantwoorden vragen in 2014 ∗ voorbereidingen en uitvoering proeftuinen
Versie 18 oktober 2013 Tbv bespreking in het portefeuillehouders overleg op 6 november 2013
Klankbordgroep Jeugd&gezinsteams: Roely Piek, Karin de Jong, Myriam van Dijk, Nanda van Beest, Astrid Fattor, Masjenka Borghardt, Ariene Volmer, Mathilda vander Berg, Quirien van der Zijden
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 3 1.
De kaders......................................................................................................................................... 4 1.1 Wat doen jeugd&gezinswerkers? .......................................................................................... 4 1.2 Wie zitten in deze teams?...................................................................................................... 5 1.3 Waar werken de Jeugd&gezinsteams.................................................................................... 5 1.4 Hoe zijn de teams georganiseerd?......................................................................................... 6 1.4.1 Kwaliteit............................................................................................................................. 6 1.4.2 Kosten en Kostenbeheersing.............................................................................................. 6 1.5 Beoogd resultaat.................................................................................................................... 6
2.
Vragen die in de proeftuin moeten worden beantwoord............................................................... 8 2.1 Uitwerking werkwijze Jeugd&gezinsteams............................................................................ 8 2.2 Uitwerking relatie van de teams tot hun omgeving .............................................................. 8
3.
Plan van aanpak proeftuinen: voorbereiding en uitvoering ......................................................... 11 3.1 Proeftuinlocaties, financiering en samenstelling van de teams .......................................... 11 3.1.1 De proeftuinlocaties......................................................................................................... 11 3.1.2 Financiering ..................................................................................................................... 11 3.1.3 Selectieprocedure teamleden .......................................................................................... 12 3.1.4 Juridische aspecten.......................................................................................................... 12 3.2 Creëren van randvoorwaarden............................................................................................ 12 3.2.1 ICT-ondersteuning, registratie en monitoring ................................................................. 12 3.2.2 Organiseren van regelruimte........................................................................................... 12 3.2.3 Methodische aanpak jeugd&gezinsteams....................................................................... 13 3.2.4 Organiseren instroom in de teams in 2014 ..................................................................... 13 3.2.5 Werkplekken .................................................................................................................... 13 3.2.6 Co-creatie met ouders en jongeren in het werkgebied.................................................... 13 3.3
Gefaseerde uitvoering in 2014............................................................................................. 14
3.4
Projectorganisatie ................................................................................................................ 15
3.5
Begroting.............................................................................................................................. 16
Bijlage 1:
Inhoudelijk kompas Jeugd&gezinsteams......................................................................... 18
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
2
18 oktober 2013
Inleiding De Jeugd&gezinsteams zijn een nieuw element in het Toekomstmodel Jeugdhulp van Holland Rijnland. De teams moeten een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de jeugdhulp, het snel bieden van de juiste hulp en vermindering van onnodig gebruik van (zware) specialistische voorzieningen. De expertise van diverse soorten ambulante jeugdhulp uit het huidige stelsel wordt in deze teams samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, jongeren en voor andere voorzieningen en voor de aansturing door de gemeenten. Vanaf 2015 moet er een regionaal dekkend aantal teams zijn. Als we uitgaan van één team per 20.000 inwoners1 (ruwe inschatting) komt dat voor heel Holland Rijnland neer op circa 26 teams.
Toekomstmodel Holland Rijnland
6. Verbinding middels
1Gezin1Plan inclusief sociaaldomein
4. Regionale specialistische jeugdhulp
5. Hulp in gedwongen kader
3. Gebiedsgerichte Jeugd&gezinsteams CJG 2. Basisvoorzieningen
1. Pedagogische samenleving
In 2014 gaan in Holland Rijnland proeftuinen van start met 6 jeugd&gezinsteams. Dit document bevat de kaders voor deze teams (deel 1), de vragen die in de proeftuinen moeten worden beantwoord (deel 2) en de aanpak bij de voorbereiding en de uitvoering van deze proeftuinen (deel 3). Het plan van aanpak is opgesteld door de klankbordgroep van gemeenten en afgestemd met de betrokken zorgaanbieders.
1
Het is nog een ruwe schatting maar 20.000 zou betekenen dat elke gemeenten ten minste 1 team heeft, alleen Zoeterwoude zal een team met een andere gemeente delen. In gemeenten met iets minder dan 20.000 inwoners of weinig problematiek zal het team wat kleiner zijn en/of hebben de teamleden wat kleinere contracten. Het omgekeerde geldt voor gemeenten met wat meer dan 20.000 inwoners of wat meer problematiek. In Katwijk, Leiden, Teylingen en Alphen ad Rijn komen meerdere teams. Dit najaar komen cijfers met betrekking tot zorggebruik per gemeente beschikbaar en wordt deze ruwe schatting bijgesteld.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
3
18 oktober 2013
1.
De kaders
Wat verwachten de 15 gemeenten van Holland Rijnland van de jeugd&gezinsteams? Wat doen deze teams, wie zitten er in, met welke competenties en waar werken zij? Maar ook: hoe worden kwaliteit en kostenbeheersing gewaarborgd en wat is het beoogde resultaat van deze teams? Het Inhoudelijk Kompas, dat werd opgesteld met zorgprofessionals (zie bijlage), was het vertrekpunt bij het beantwoorden van deze vragen hieronder. Nadere uitwerking vindt plaats op basis van de ervaringen in de proeftuinen (zie deel 2 en 3). Doelstelling Jeugd&gezinsteams Een gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. Op het moment dat opvoeden en opgroeien, om welke reden dan ook, ingewikkeld blijkt krijgen gezinnen ondersteuning bij het vinden van hun eigen antwoorden op hun eigen vragen. Kernwaarden: Verbinden, versterken en doen wat nodig is, met de juiste deskundigheid Bron: inhoudelijk kompas Jeugd&gezinsteams
1.1 Wat doen jeugd&gezinswerkers? Jeugd&gezinswerkers geven consultatie en advies: ze denken mee met en versterken professionals die in de basisvoorzieningen werken. Gezinnen die andere hulp nodig hebben dan de basisvoorzieningen kunnen bieden krijgen ambulante2 hulpverlening vanuit het team. Op basis van de eerste vraagstelling bekijkt het team wie de begeleider van het gezin wordt. Indien nodig kan ook basisdiagnostiek worden uitgevoerd. De geboden hulpverlening is gericht op het Jeugd&gezinswerkers bieden versterken van de eigen kracht van gezinnen - consultatie en advies: versterking ouders en en hun omgeving, maar kan sterk variëren. basisvoorzieningen Van gesprekken met ouders die zich geen - ambulante hulp raad weten met een opstandige puber met - basisdiagnostiek sterk grensoverschrijdend gedrag. Tot een - 1Gezin1Plan en zorgcoördinatie langdurig begeleidingstraject voor een gezin - rechtstreeks inschakelen jeugdhulpspecialisten met meervoudige problematiek. Met zo’n - zo nodig inschakelen Raad vd Kinderbescherming gezin stelt de jeugd&gezinswerker een gezinsplan op, samen wordt bekeken wie kunnen helpen bij het realiseren van de gezinsdoelen. Zo nodig schakelt de jeugd&gezinswerker daarbij zelf rechtstreeks jeugdhulp3 specialisten in, of ondersteuning vanuit andere domeinen. De Jeugd&gezinswerker draagt zorg voor de continuïteit en de coördinatie van de geboden ondersteuning. Ouders, jongeren en voorzieningen hebben te maken met één contactpersoon binnen het team. Op het moment dat jeugd&gezinswerkers zich zorgen maken over de ontwikkeling van een kind maar ouders, ondanks extra inspanningen vanuit het team, geen hulp willen aanvaarden schakelen zij de Raad van de Kinderbescherming in. Wanneer dit, na tussenkomst van de kinderrechter, leidt tot een maatregel dan werkt de jeugd&gezinswerker nauw samen met de (gezins)voogd.
2
Ambulante jeugdhulp = hulpverlening aan jeugdigen en gezinnen bij opgroei- en opvoedingsproblemen door middel van een aantal afspraken bij een instelling voor jeugdzorg of thuis in het gezin (definitie Thesaurus Zorg en Welzijn) 3 Punt van aandacht dat moet worden uitgewerkt: schakelen de teams hulp die nu nog onder AWBZ begeleiding en persoonlijke verzorging valt ook rechtstreeks in? Hoe om te gaan met PGB’s?
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
4
18 oktober 2013
1.2 Wie zitten in deze teams? De teams bestaan uit 8-12 ambulante hulpverleners4 die worden gecoacht door een gedragswetenschapper en een coach op het gebied van slim organiseren van zorg. Een team wordt gevormd door een mix van ambulant werkers die samen een brede expertise hebben op het gebied van: - Ontwikkelingsopgaven van kinderen en jongeren - Opvoeden in complexe situaties (inclusief (v)echtscheiding) - Sociaal maatschappelijk functioneren van gezinsleden - Psychiatrische aandoeningen bij jeugd en ouders - Lichamelijke en verstandelijke beperkingen bij jeugd en ouders - Signaleren, stoppen en behandelen gevolgen van Kindermishandeling - Basisdiagnostiek In het huidige stelstel is deze expertise versnipperd over: - Maatschappelijk werk (gemeentelijke financiering) - MEE (nu AWBZ, vanaf 2015 WMO) - Toegang van Bureau jeugdzorg, provinciale jeugdzorg (nu WJZ, 2015 Jeugdwet) - 1ste en 2de lijns jeugd-GGZ en verslavingszorg (nu ZVW, 2015 Jeugdwet) - Behandeling en begeleiding voor jeugd met beperkingen (nu AWBZ, 2015 Jeugdwet) Met het oog op het transitiearrangement en de beoogde continuïteit van zorg, worden voor het samenstellen van de teams in eerste instantie afspraken gemaakt met aanbieders die nu ook al zorg leveren binnen de regio. Op basis van cijfers over zorgconsumptie per gemeente, die in het najaar beschikbaar komen, wordt de samenstelling van de teams per proeflocatie bepaald. De ervaringen in 2014 zijn nodig om tot een definitieve samenstelling voor 2015 te komen, inclusief lokale differentiatie. 1.3 Waar werken de Jeugd&gezinsteams Jeugd&gezinswerkers maken onderdeel uit van een vernieuwd CJG en werken daarbinnen nauw samen met de Jeugdgezondheidszorg en andere preventieve voorzieningen (denk aan opvoedbureau, opvoedcursussen ed.).
CJG JGZ
Preventieve projecten
J&Gteam
Jeugd gezondheids zorg
Opvoedcursus, Homestart, etc
Jeugd en gezinsteam
Naast het CJG zijn de teamleden regelmatig fysiek aanwezig in de basisvoorzieningen: scholen, gezondheidscentra en voorschoolse voorzieningen hebben een vaste jeugd&gezinswerker. Desgewenst werken de jeugd&gezinswerkers ook vanuit andere locaties in hun werkgebied en komen ze bij gezinnen thuis.
4
Het betreft hier unieke medewerkers, en dus geen FTE’s. De medewerkers zijn voor hun volledige dienstverband werkzaam binnen het team, in de proeftuinen met een minimum van 28 uur per week.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
5
18 oktober 2013
1.4 Hoe zijn de teams georganiseerd? Een gezin, jongere of professional kan ter plaatse in het CJG of de basisvoorziening, dan wel per telefoon of mail, contact leggen met het team. De teams zijn slim georganiseerd: er is aandacht voor minimale bureaucratie en overleg, grote mate van zelfsturing en ondersteuning door moderne ICT. 1.4.1 Kwaliteit5 Om de kwaliteit van de hulp te waarborgen is er sprake van intensieve teamcoaching en intervisie In de regio Holland Rijnland ontstaan op deze wijze meerdere teams die ieder hun eigen werkgebied (wijk/gemeente) bedienen. De coaches in de regio vormen samen ook een team. Naast de basisvaardigheden die ieder teamlid moet beheersen zijn verschillende teamleden ook domeinexpert. Bijvoorbeeld expert op het gebied van psychiatrische aandoeningen bij jeugd en ouders, verstandelijke beperkingen bij jeugd en ouders, de aanpak kindermishandeling of hulp in gedwongen kader. Deze domeinexperts zijn verantwoordelijk voor het bijhouden en overdragen van deze expertise. Maar ook voor het onderhouden van de relaties met het netwerk van voorzieningen binnen dat domein, waaronder de eigen moederorganisaties. 1.4.2 Kosten en Kostenbeheersing De wijze van financiering van de teams6 is van cruciaal belang voor hun succes. Dit moet in 2014 nog worden uitgewerkt. De proeftuinen leveren daar input voor. De volgende elementen zijn belangrijk: - De wijze van financiering en verantwoording moet handelingsruimte bieden voor de professionals in de teams. - Sturen op kostenbewustzijn en slim organiseren van de zorg. Zodat de teams zich bewust zijn van het budget dat beschikbaar is in hun werkgebied. En dat weten te vertalen naar hun eigen handelen, maar ook bij het inschakelen van anderen. - Teamleden moeten goed in staat zijn om telkens de afweging te maken: 1. Hoe de eigen kracht van dit gezin, netwerk en basisvoorzieningen te versterken? 2. Welke inzet is daarnaast vanuit het team nodig? En zo ja hoe dat effectief en efficiënt te organiseren? 3. Is inzet van specialistische jeugdhulp nodig? En zo ja hoe dat effectief en efficiënt in te zetten? - Flexibele inzet van zorg op maat. Dit is alleen mogelijk met handelingsruimte en een grote mate van zelforganiserend vermogen binnen de teams. Hierop zal, zeker de eerste periode, stevig moeten worden gecoacht.
1.5 Beoogd resultaat Het doel van de jeugd&gezinsteams is dat gezinnen en jongeren, met problemen op het gebied van opvoeden en opgroeien, ondersteuning krijgen bij het vinden van hun eigen antwoorden op hun eigen vragen. De gezonde ontwikkeling van de kinderen en jongeren staat daarbij voorop. De teams doen wat nodig is, verbinden, versterken en zijn deskundig. Met als beoogd resultaat dat: 1. Het jeugd&gezinsteam wordt gewaardeerd door de direct betrokkenen: ∗ Gezinnen en jongeren: vinden dat zij in het algemeen snel, adequaat en op een prettige wijze geholpen zijn om zelf weer regie te krijgen.
5
Zie ook inhoudelijk kompas in bijlage 1 Opdrachtgeverschap en wijze van inkoop en financiering van de teams en zorgaanbieders wordt door de werkgroep opdrachtgeverschap uitgewerkt. 6
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
6
18 oktober 2013
∗ ∗
De omgeving (sociale netwerk, vrijwilligersorganisaties, basisvoorzieningen, specialistische voorzieningen): is bekend met het team, tevreden over de deskundigheid en de samenwerking, en voelt zich gesterkt in de uitvoering van de eigen taken. De teamleden zelf: werken met voldoening en vinden dat zij goed zijn toegerust (deskundig, tijd, ruimte, ondersteuning).
2. De hulp die door het team wordt geboden effectief is: Het team kan aantonen wat er voor gezinnen en jongeren die zij hebben geholpen is veranderd. 3. De hulp die door het team geboden wordt efficiënt is: Het team heeft geen wachtlijsten, komt uit met het (virtuele) budget dat beschikbaar is voor hun werkgebied, inclusief het inschakelen van andere voorzieningen. Met de teams in de proeftuinen wordt in de beginfase nader uitgewerkt op welke wijze zij bovenstaande resultaten zichtbaar gaan maken.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
7
18 oktober 2013
2.
Vragen die in de proeftuin moeten worden beantwoord
In de proeftuinen worden vragen beantwoord ten aanzien van het functioneren en de werkwijze van de Jeugd&gezinsteams zelf (paragraaf 2.1) en vragen ten aanzien van de relatie van de teams met hun omgeving (paragraaf 2.2) 2.1 Uitwerking werkwijze Jeugd&gezinsteams In deel 1 is de beoogde werkwijze van de jeugd&gezinsteams globaal geschetst. Tijdens de proeftuinen in 2014 wordt met onderstaande onderwerpen nadere ervaring opgedaan. Dit levert een meer uitgewerkte beschrijving van de teams en hun werkwijze op, en vormt de basis voor de teams die in januari 2015 operationeel moeten zijn. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Aantal teams en samenstelling, incl. lokale variaties Organisatie, aansturing, opdrachtgeverschap en werkgeverschap Methodisch handelen: toerusting, coaching en intervisie, relatie met moederorganisaties Werkprocessen (inclusief wijze van aanmelden7, triage, dossiervorming, inschakelen jeugdhulpspecialisten etc.) Registratie, digitaal gezinsplan, monitoring, resultaatmeting en veratnwoording Kostenbeheersing: wijze van financiering van de teams, kostenbewustzijn en slim organiseren Opschaling/doorzettingsmacht: bij vastlopen in de samenwerking met andere instanties of in regelgeving. Klachtenregeling en privacy
In de eerste helft van 2014 wordt een plan uitgewerkt voor de overgang naar 26 teams. 2.2 Uitwerking relatie van de teams tot hun omgeving Belangrijke taak van de teams is de samenwerking met hun directe omgeving. Deze omgeving is breed en heel divers, zoals blijkt uit onderstaand overzicht. In het overzicht staat telkens globaal aangegeven hoe de beoogde relatie er uit komt te zien. In de proeftuinen wordt dit nader uitgewerkt. Met ieder van de zes proeftuinen wordt afgesproken op welke van onderstaande thema’s en samenwerkingsrelaties zij zullen focussen:
1
2
3
Jeugd&gezinsteam in relatie tot: Het CJG: integratie in de CJG’s, inclusief samenwerking met jeugdgezondheidszorg en preventieve jeugdhulp Onderwijs: Voorschoolse voorzieningen, PO, VO, speciaal onderwijs (PO en VO) en MBO; Inclusief leerplicht, Pluscoaches en andere onderwijsgerelateerde zorg.
Huisartsen en hun praktijkondersteuners POH, inclusief uitwerking van regionale
globaal idee dat in proeftuinen nader moet uitgewerkt: Teams maken onderdeel uit van het CJG, afstemming met JGZ en preventieve aanbod moet zorgvuldig en efficiënt worden vormgegeven Scholen en voorschoolse voorzieningen hebben een vast contact persoon in het Jeugd&gezinsteam; incl. afbakening/samenspel met taken van onderwijsspecialisten en het werken met integrale plannen voor onderwijs en jeugdhulp voor die leerlingen die dat nodig hebben. Met expliciet aandacht voor jongeren (VO en MBO) en de wijze waarop die jeugdhulp het beste georganiseerd kan worden. Mogelijk subregionaal? Huisartsen hebben vaste contactpersoon in jeugd&gezinsteam en schakelen deze in als er problemen zijn rond opvoeden en opgroeien. Bij ernstige/acute psychiatrische problemen kunnen
7
Het huidige klantencontactcentrum van de CJG’s zou een rol kunnen spelen in het beantwoorden van telefonische vragen, en doorspelen van vragen die voor de JGZ danwel het jeugd&gezinsteam bestemd zijn. In de proeftuinen wordt onderzocht wat de meest klantvriendelijke en efficiënte manier is om dit te organiseren. Met aandacht voor de benodigde expertise.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
8
18 oktober 2013
afspraken over verwijzingen
4
Het sociale domein, sociale wijkteams, werk en inkomen
5
Jongerenwerk, welzijnswerk, kinderopvang, vrijwilligerswerk (ook sportclubs, scouting etc.)
6
Verloskundigen, kraamzorg, gezins- /wijkverpleegkundigen Thuisbegeleiding multiprobleemgezinnen (RESET) Integrale Vroeg Hulp
7 8
Begeleiding en persoonlijke verzorging (nu nog AWBZ)
9
De specialistische voorzieningen (inclusief crisishulp, regionaal wachtlijstbeheer, overleg moeilijk plaatsbare jeugd)
10
Advies en meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld (AMHK ) Raad vd Kinderbescherming (inclusief uitwerken van de te volgen procedure en dossiervorming rondom een raadsmelding)
11
12
Jeugdbescherming / Jeugdreclassering Zorgmeldingen, vanuit politie en anderen, plus de samenwerking met het veiligheidshuis en meldpunt zorg&overlast
13
Hoe een stevige verbinding met pleegzorg te leggen zodat het aantal (succesvolle) pleegzorg- en netwerkplaatsingen kan worden vergroot.
14
Bieden teams gezinscoaching of is dat een subregionale voorziening?
15
Zorg voor 18 tot 23 jarigen:
huisartsen rechtstreeks de jeugd-ggz inschakelen. Huisartsen stellen jeugd&gezinsteam daar, met medeweten van gezin, standaard van op de hoogte Op lokaal niveau zijn er verschillen in de inrichting van een integraal loket of sociale wijkteams. In de proeftuinen wordt nader onderzocht hoe hiermee goede verbindingen te leggen opdat het voor burgers niet uitmaakt waar zij als eerste met hun vraag aankloppen. Ontzorgen betekent ook dat hulpverleners (en ouders) gericht zoeken naar oplossingen binnen het gewone leven. Teams moeten daartoe goed bekend zijn met de mogelijkheden die er in hun werkgebied zijn en daar goede relaties mee onderhouden. Vroegsignalering en samenwerking rond gezinnen
Verbinding tussen J&Gteam en team Integrale Vroeg Hulp door eenzelfde persoon in beide teams Relatie met (huidige) AWBZ-zorg begeleiding en persoonlijke verzorging die ook over gaat naar Jeugdwet: toeleiding wel/niet via de teams? Hoe om te gaan met PGB’s? Specialisten vervullen voor het team een consulterende rol. Met ouders, jongeren en de specialist kan besloten worden tot de inzet van een specialistisch traject om concreet omschreven gezinsdoelen te bereiken. De jeugd&gezinswerker blijft op enigerlei wijze betrokken, maar zijn rol zal per gezin verschillend zijn, daarover worden afspraken op maat gemaakt. Het AMHK neemt contact op met j&g team als er bij hen een melding is gedaan. Omgekeerd kunnen teamleden het AMHK om advies vragen. Teamleden nemen contact op met de Raad op het moment dat vrijwillige hulpverlening onvoldoende van de grond komt en er zorgen zijn om de veiligheid of de ontwikkeling van kinderen. De Raad kan dan meedenken of adviseren een formele melding te doen. Indien er sprake is van een maatregel dan werken de teams nauw samen met (gezins)voogd of jeugdreclasseerder. Politie en anderen kunnen bij het team ook zorgmeldingen doen, waarna het team outreachend contact opneemt met het gezin. Het werk van de Jeugdpreventieteams wordt daarmee geïntegreerd binnen de jeugd&gezinsteams. In de proeftuin wordt een werkwijze ontwikkeld. Voortbouwend op de goede ervaringen in de huidige praktijk. Plaatsing in netwerkgezinnen uit de omgeving van het gezin heeft vaak de voorkeur. De teams kunnen daar –vanuit hun gerichtheid op samenwerking met sociale netwerken- een belangrijke rol in gaan vervullen. Ook in de begeleiding na een plaatsing. Onderzoeken hoe nauwe verbinding met pleegzorg kan worden gerealiseerd. Gezinscoaching is een intensievere vorm van hulpverlening dan de teams in het algemeen zullen bieden. Moeten een of meer van de teamleden in staat zijn om dit te kunnen of is dit te belastend (qua caseload/intensiteit) en moet dit een specialistische variant worden? In de proeftuin enkele gezinscoaches laten meedraaien om dit te onderzoeken. Niet de leeftijd maar de vraag van jongeren moet bepalend
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
9
18 oktober 2013
verbinding met zorg voor 18-plussers in de verschillende domeinen
16
Volwassenenzorg inclusief toekomstige rol BKK
worden voor de duur van de begeleiding en het (eventuele) moment van overdracht. Jeugd en gezinsteams maken met jongeren die langdurig ondersteuning behoeven een plan op maat en dragen waarnodig zorg voor een geleidelijke overgang naar volwassenenzorg. In de proeftuinen moet hiermee ervaring worden opgedaan. Vormgeven van betere samenwerking met de volwassenenzorg rondom ouders met psychiatrische problemen, verslaving, verstandelijke of lichamelijke beperking, op het moment dat dit van invloed is op opvoedingssituatie van hun kinderen. Hier verbinding zoeken met toekomstvisie zorgverzekeraars oa mbt basis ggz.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
10
18 oktober 2013
3.
Plan van aanpak proeftuinen: voorbereiding en uitvoering
Het onderstaande plan van aanpak bevat een beschrijving van activiteiten die in 2013 worden uitgevoerd ter voorbereiding op de proeftuinen (3.1 en 3.2). Deze voorbereidingen worden regionaal uitgevoerd door de Ontwikkelgroep inhoud en de Werkgroep randvoorwaarden. In deze werkgroepen zijn de zorgaanbieders en gemeenten vertegenwoordigd. Ook op lokaal niveau vinden voorbereidingen plaats, de betreffende gemeenteambtenaren zijn hiervoor verantwoordelijk. De klankbordgroep Jeugd&gezinsteams bewaakt de voortgang. De projectleider coördineert en biedt waarnodig ondersteuning. In 3.3 staat de gefaseerde uitvoering van de proeftuinen beschreven. Met de input vanuit de genoemde werkgroepen wordt dit uitvoeringsplan de komende maanden nader uitgewerkt. In 3.4 staat de projectorganisatie van de proeftuinen in 2015 beschreven, en tot slot volgt in 3.5 de begroting van de proeftuinen. 3.1
Proeftuinlocaties, financiering en samenstelling van de teams
3.1.1 De proeftuinlocaties In 2014 starten zes gebiedsgerichte jeugd&gezinsteams. Op basis van een inventarisatie in de drie subregio’s adviseert de klankbordgroep de volgende locaties voor 2014: Duin&Bollenstreek: Leiden eo: Rijnstreek:
Lisse en Katwijk Leiden-noord en Leiderdorp/Zoeterwoude Alphen ad Rijn/Stadhuis en Nieuwkoop
Na besluitvorming over deze locaties door de portefeuillehouders jeugd, zal met de betreffende gemeenten een convenant worden afgesloten met daarin de wederzijdse afspraken over inzet en begeleiding gedurende de proeftuinen. Ook andere gemeenten wilden als proeftuin dienen. In de eerste helft van 2014 moet een gezamenlijk plan worden opgesteld voor de overgang naar de (ruw geschatte!) 26 teams per 1 januari 2015. 3.1.2 Financiering De financiering van de proeftuinen valt uiteen in twee delen: Financiering teamleden: De teamleden worden gedurende 2014 “uitgeleend” aan de proeftuinen door de deelnemende zorgaanbieders. De teamleden zullen gedurende de proeftuin ongeveer 2/3 van hun tijd jeugdigen en gezinnen begeleiden conform de huidige afspraken met de financiers (“normale productie”). Daarnaast besteden zij 1/3 van hun tijd aan ontwikkeling, innovatie en activiteiten die buiten hun “reguliere productie”vallen. De zorgaanbieders in de regio onderhandelen zelf over de bekostiging van deelname aan de proeftuinen met hun huidige financier (Zorgverzekeraar, zorgkantoor, provincie, gemeente), waarnodig met ondersteuning vanuit Holland Rijnland. De financiering van teamleden uit de jeugd-ggz (Zorgverzekeringswet) en de zorg voor jeugdigen met beperkingen (AWBZ) is problematisch en vraagt in de voorbereidingen extra inzet vanuit Holland Rijnland. Overige projectkosten: De overige kosten bestaan uit kosten voor de coaches, de projectleiding, inhuur van experts (inhoudelijk, financieel), ICT-ondersteuning, en het opzetten en uitvoeren van de monitor.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
11
18 oktober 2013
Deze projectkosten worden gedekt uit de transitiemiddelen die de Provincie Zuid Holland beschikbaar stelt. 3.1.3 Selectieprocedure teamleden In samenspraak met de zorgaanbieders zijn in oktober competentieprofielen voor de teamleden en de coaches opgesteld. De zorgaanbieders doen vervolgens zelf voorstellen voor passende jeugd&gezinswerkers per proeftuinlocatie. Voor de teamcoaches wordt, in samenspraak met gemeenten en zorgaanbieders, een aparte selectieprocedure opgesteld. 3.1.4 Juridische aspecten In samenspraak met de zorgaanbieders zijn arbeidsrechtelijke zaken, maar ook zaken rond klachtrecht en privacy in kaart gebracht. Dit wordt in november nader uitgewerkt, maar op hoofdlijnen geldt: in 2014 worden professionals “uitgeleend” aan de Jeugd&gezinsteams en blijven dienst van hun eigen organisatie. Zij vallen daarmee onder de aldaar geldende reglementen.
3.2 Creëren van randvoorwaarden In het najaar van 2013 moeten ter voorbereiding op de proeftuinen op verschillende terreinen randvoorwaarden worden gecreëerd: 3.2.1 ICT-ondersteuning, registratie en monitoring De teams gaan werken met het digitale gezinsplan dat momenteel in de regio wordt uitgetest. Daarnaast moeten zij ondersteund worden met een software-programma waarmee zij hun werkzaamheden, contactjournaals, dossiers en dergelijke kunnen vastleggen. Gedacht wordt aan een pragmatische tijdelijke oplossing, vergelijkbaar met de software die de Plus-Coaches in de regio gebruiken. Dit programma is ontwikkeld door docenten en studenten van het ROC-Leiden en bruikbaar op smartphone, tablet, laptop. De software moet op de eerste plaats ondersteuning bieden voor teamleden. Tegelijkertijd moet worden geregeld dat geregistreerde gegevens gebruikt kunnen worden voor management- en beleidsinformatie. Daarnaast moet onderzocht worden of extra hardware in de proefperiode noodzakelijk is of dat de teamleden hiermee voldoende zijn/kunnen worden toegerust vanuit hun organisatie. Op basis van de ervaringen in 2014 wordt een ICT-plan voor de Jeugd&gezinsteams 2015 opgesteld. De ambtelijke leden van de huidige Werkgroep registratie CJG zijn gevraagd om de komende maanden een bijdrage te leveren aan de uitwerking van dit onderdeel. Samen met deskundigen vanuit de betrokken zorginstanties vormen zij een klankbordgroep. De plannen voor ICT-ondersteuning moeten passen in de 3D-ontwikkelingen op dit terrein, ook met deze werkgroep wordt afgestemd. Naast gegevens die beschikbaar komen uit het registratiesysteem van de teams is ook andere informatie nodig om de proeftuinen goed te kunnen monitoren. Denk bijvoorbeeld aan kosteneffectiviteit en klanttevredenheid (ouders, jongeren, samenwerkingspartners). De klankbordgroep stelt hiertoe een plan op: welke monitorinformatie hebben we nodig en op welke wijze is dit te verzamelen (door de teams zelf en/of middels extern onderzoek). 3.2.2 Organiseren van regelruimte Met zorgaanbieders wordt onderzocht hoe de teamleden maximaal handelingsruimte kunnen krijgen en registratie en administratiedruk tot een minimum kan worden beperkt. Dubbele registratie ten behoeve van de huidige financiers moet zoveel als mogelijk worden beperkt.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
12
18 oktober 2013
Daarnaast wordt met de indicerende instanties (BJZ, CIZ) en zorgaanbieders naar regelruimte gezocht zodat de teams regionaal aanbod kunnen inschakelen zonder indicaties (of met indicaties achteraf, dan wel andere slimme afspraken). De uitwerking van dit onderdeel vindt plaats in overleg met de aanbieders van zorg, het CIZ, bureau jeugdzorg, BJZ, jeugdartsen, huisartsen, inspecties en huidige financiers. Met Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) wordt op korte termijn gesproken over de wijze waarop zij gedurende de proeftuin kunnen meekijken. 3.2.3 Methodische aanpak jeugd&gezinsteams De in deel 1 beschreven uitgangspunten en het in de bijlage opgenomen “inhoudelijk kompas jeugd&gezinsteams” vormen de basis voor de methodische aanpak van de teams in de proeftuinen. Met deskundigen van de zorgaanbieders wordt een plan opgesteld voor de methodiekontwikkeling van en met de teams. Inclusief de wijze waarop de teams worden toegerust en getraind. Waarbij expliciet aandacht wordt besteed aan de omslag naar gebiedsgericht werken, slim organiseren en het kostenbewust inzetten van jeugdhulp. 3.2.4 Organiseren instroom in de teams in 2014 Met Bureau jeugdzorg, scholen, huisartsen en andere basisvoorzieningen moeten afspraken worden gemaakt over de instroom in de jeugd&gezinsteams in de proeftuinlocaties. Naast regionale afspraken gaat het hier vooral om lokale inbedding. De gemeenten en CJG-coördinatoren van de proeftuinlocaties treffen deze voorbereidingen op het lokale niveau. 3.2.5 Werkplekken Er moeten werkplekken, spreekkamers, training- en overlegruimtes worden gerealiseerd in het werkgebied van de teams. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande voorzieningen: binnen het CJG, op scholen, in gezondheidscentra, bij zorgaanbieders of binnen andere voorzieningen in de betreffende gemeente. Ook hier ligt een taak voor de gemeenten en CJG-coördinatoren van de proeftuinlocaties. 3.2.6 Co-creatie met ouders en jongeren in het werkgebied Met ouders en jongeren uit het werkgebied moet een plan worden opgesteld voor de wijze waarop zij kunnen meedenken en mee ontwikkelen tijdens de proeftuin. Hier ligt een voorbereidende taak voor de gemeenten en CJG-coördinatoren van de proeftuinlocaties. De uitwerking en uitvoering vindt plaats in samenspraak met de jeugd&gezinsteams.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
13
18 oktober 2013
3.3 Gefaseerde uitvoering in 2014 De uitvoering van de proeftuinen en voorbereiding van de overgang naar 26 teams in 2015 vindt gefaseerd plaats, en in samenhang met andere activiteiten rondom de transitie. De fasering van de proeftuinen ziet er globaal als volgt uit: -
Startfase (januari 2014) Vanaf de start voeren teamleden begeleidingen/behandelingen van gezinnen en jeugdigen uit (de teamleden nemen bij de start –een deel van – hun bestaande caseload mee). In de eerste fase is daarnaast extra ruimte voor toerusting van teamleden, het voorbereiden/uitwerken van de monitor, en uitwerking van hun taken door de teamleden zelf.
-
Uitvoeringsfase 1 (februari – april) Uitvoering begeleidingen/behandelingen. Met extra aandacht voor ontwikkelactiviteiten met het oog op beantwoording van de vragen die zijn geformuleerd in deel 2 (waarbij ieder team een aantal deelopdrachten vervult).
-
Tussen evaluatie (mei) Opbrengsten verzamelen en bijsturen. De opbrengsten vormen input voor de uitbreiding richting 26 teams per 2015.
-
Uitvoeringsfase 2 (juni-september) Zie beschrijving onder fase 1. Plus: start werving en selectie van de nieuwe teams en coaches.
-
Eind evaluatie en opstarten nieuwe teams (oktober-december) Voorbereidingen teams in 2015 door coaches, zorgaanbieders en gemeenten, oa: - eerste teamdagen en trainingen - lokale voorbereidingen met scholen, huisartsen en andere basisvoorzieningen - werkplekken creëren en andere praktische voorwaarden realiseren
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
14
18 oktober 2013
3.4 Projectorganisatie De formele aansturing en besluitvorming vindt plaats binnen de bestaande gremia: - Portefeuillehoudersoverleg wethouders: o geadviseerd door het AO-jeugd o voorbereid door de Stuurgroep ketenaanpak o ondersteund door Holland Rijnland - Projectgroep ketenaanpak Holland Rijnland stelt voor de proeftuinen een regionale projectleider aan: Quirien van der Zijden van Partners in Jeugdbeleid. De begeleiding van de proeftuinen vindt plaats op 3 niveaus: lokaal, subregionaal en regionaal. Waarbij kritisch gekeken moet worden of er met onderstaande overlegstructuur bestaande overleggen kunnen vervallen of worden samengevoegd. In overleg met de regionale transitiemanager (Marion Goedhart) zullen in deze overleggen ook zaken die de brede transitie betreffen worden geagendeerd. Lokaal: 6 lokale begeleidingsteams Wat: Praktische zaken en lokale fine-tuning Wie: De teamcoaches, CJG-coördinator en de gemeenteambtenaar jeugd (=lokale projectleider) + periodiek: de wethouder jeugd + periodiek: ouders/jongeren en lokale partijen + periodiek: regionale projectleider Subregionaal: 3 subregionale klankbordgroepen Wat: Onderling informeren en afstemmen (met oog op draagvlak en meenemen richting voorbereidingen 2015). Plus: meedenken en praktische knelpunten oplossen Wie: De teamcoaches, het middenkader van alle betrokken zorgaanbieders, de ambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren in de subregio, regionale projectleider Regionaal: a. Begeleidingsgroep inhoud: Wat: Meedenken met inhoudelijke ontwikkeling, voorbereidingen 2015 Wie: Zorgaanbieders, ambtenaren jeugd proeftuinen, regionale projectleider (+evt. teamcoach) b. Begeleidingsgroep randvoorwaarden: Wat: Meedenken/knelpunten oplossen en voorbereidingen 2015 Wie: Zorgaanbieders, ambtenaren jeugd proeftuinen, regionale projectleider (+ evt. teamcoach) c. Werkoverleg teamcoaches en regionale projectleider
Overige communicatie: - Gemeenteraden: 3x per jaar bijeenkomsten voor gemeenteraden - 3D: werkgroepen en inspiratiebijeenkomsten - Cliëntenraden: in (nog te plannen) bijeenkomst najaar 2013 in dialoog met hen hierover afspraken maken voor 2014
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
15
18 oktober 2013
3.5 Begroting De financiering van de proeftuinen in 2014 valt uiteen in twee delen: de financiering van de teamleden enerzijds en de financiering van de overige projectkosten anderzijds.
1. Financiering teamleden 2014: De teamleden worden gedurende 2014 “uitgeleend” aan de proeftuinen door de deelnemende zorgaanbieders. De teamleden zullen gedurende de proeftuin ongeveer 2/3 van hun tijd jeugdigen en gezinnen begeleiden conform de huidige afspraken met de financiers (“normale productie”). Daarnaast besteden zij 1/3 van hun tijd aan ontwikkeling, innovatie en activiteiten die buiten hun “reguliere productie”vallen. De zorgaanbieders in de regio onderhandelen zelf over de bekostiging van deelname aan de proeftuinen met hun huidige financier (Zorgverzekeraar, zorgkantoor, provincie, gemeente), waarnodig met ondersteuning vanuit Holland Rijnland. Financiering vanuit de Wet op de jeugdzorg, AWBZ en Zorgverzekeringswet - Bureau Jeugdzorg en Cardea maken afspraken met de provincie over deelname aan de proeftuinen in 2014. Hier worden geen problemen voorzien. - MEE ziet mogelijkheden om vanuit hun reguliere (AWBZ) financiering in 2014 voldoende teamleden te leveren. - De financiering van teamleden uit de jeugd-ggz (Zorgverzekeringswet) en de geïndiceerde zorg voor jeugdigen met beperkingen (AWBZ) is problematisch en vraagt in de voorbereidingen extra inzet vanuit Holland Rijnland en overleg met VWS. Met de zorgaanbieders wordt op korte termijn overlegd over een noodplan. De inzet blijft echter dat zorgverzekeraars en zorgkantoren hun verantwoordelijkheid in de transitie nemen en hun bijdrage dienen te leveren. Financiering vanuit gemeenten: deelname Kwadraad Aan de proeftuinen zullen maximaal 12 maatschappelijkwerkers van Kwadraad deelnemen (max 2 per proeftuin x 6 x 0,8 FTE = totaal 9,6 FTE ). Tweederde van hun inzet valt onder reguliere activiteiten die ze anders ook in de betreffende gemeente zouden uitvoeren. Een derde is echter ontwikkeltijd, totaal is dat voor de hele regio maximaal 3 FTE ontwikkeltijd. Kosten totaal8 € 234.000, dat is per proeftuin: € 39.000,Advies: de proeftuin gemeenten investeren in de proeftuinen, maar profiteren ook extra van de transitiemiddelen van de provincie (zie overige projectkosten). Het lijkt daarom reëel om deze bijdrage van deze 6 gemeenten te vragen.
8
De integrale kostprijs van een maatschappelijk werker Kwadraad is € 75,- x 1300 uur = €97.500,-. Coaching, werkplekken etcetera worden vanuit de proeftuin verzorgd, van dit bedrag gaat dus 20% overhead af. Blijft staan €78.000,- x 3 FTE = €234.000,-
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
16
18 oktober 2013
2. Overige projectkosten 2014 De overige kosten bestaan uit kosten voor de coaches, de projectleiding, inhuur van experts (inhoudelijk, financieel), ICT-ondersteuning, en het opzetten en uitvoeren van de monitor. Deze projectkosten worden gefinancierd uit de transitiemiddelen van de Provincie Zuid Holland. Coaches
Per team: 26 uur coaching per week 16 uur inhoudelijk coaching, 10 uur coaching op zelf-organisatie (inclusief afstemming met gemeente,
€382.500
de
lokale partners, teamoverstijgende ontwikkeltaken, in 2 helft 2014 bijdrage aan werving/selectie/training 20 teams tbv 2015)
Projectleiding
Totaal: 26 x 6 = 156 uur is 4,5 FTE (3 coaches inhoud, 2 coaches organisatie) 4,5 FTE x € 85.000,- = € 382.500,Regionaal projectleider
Secretariële ondersteuning
Ondersteuning voor de teams en coaches (ook als onderdeel van slimmer organiseren)
€ 40.000
Inhuur experts
Expertise op het gebied van financiën, zelfsturing, methodiekontwikkeling, triage etc. Monitoring van de teams, resultaat en effect.
€ 60.000
ICT / software
Doorontwikkelen software-ondersteuning teams
€ 50.000
PR
Communicatie richting inwoners en basisvoorzieningen (folders ed.)
€ 20.000
Monitor / onderzoek
Onvoorzien
€ 125.000
€ 30.000
€ 35.000
€ 742.500,00
NB: In 2014 worden de proeftuinen uitgevoerd en voorbereidingen voor 2015 getroffen. Op welke wijze we de overgang van de 6 proeftuinen naar 26 teams per 01012015 willen gaan maken moet nog worden uitgewerkt. Gedacht wordt aan het werven en selecteren teamleden vanaf de zomer van 2014, in het najaar van 2014 starten met teamdagen en trainingen. De coaches spelen hierin een belangrijke rol, daarop zijn bovenstaande uren begroot. Daarnaast voorbereidingen treffen op lokaal niveau (werkplekken, contacten met basisvoorzieningen, PR). Lokale ambtenaren en CJG-coördinatoren zijn hiervoor verantwoordelijk. Deze overgang zal nog extra kosten met zich meebrengen. Bijvoorbeeld het al eerder aanstellen en toerusten van coaches van de nieuwe 20 teams. Werving, selectie en training van deze mensen en de nieuwe teamleden. Maar ook kosten op het gebied van ICT/hardware. En PR/communicatie. Dergelijk kosten zijn nog niet in bovenstaande begroting opgenomen.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
17
18 oktober 2013
Bijlage 1: Inhoudelijk kompas Jeugd&gezinsteams Gemeenten en zorginstanties zijn het er over eens dat inhoudelijke uitgangspunten de basis moeten vormen voor de Jeugd&gezinsteams. Dit inhoudelijk kompas is tot stand gekomen dankzij de deelnemers aan de pilots “van indiceren naar arrangeren”: in de bijeenkomsten met scholen en zorgprofessionals zijn de kansen en zorgen geïnventariseerd, in individuele gesprekken met inhoudelijk deskundigen van de betrokken zorgorganisaties en een focusgroep met dezelfde mensen is dat verder verdiept. Vanuit de landelijke cliëntenorganisatie LOC/LCFJ is materiaal aangedragen over de gewenste ondersteuning vanuit het perspectief van ouders en jongeren. In het onderstaande beschrijven we eerst de bedoeling van de Jeugd&gezinsteams en de kernwaarden die de leidraad moeten vormen voor hun werk. Daarna beschrijven we de belangrijkste randvoorwaarden die nodig zijn om volgens deze kernwaarden te kunnen werken en de bedoeling waar te kunnen maken. Bedoeling Jeugd&gezinsteams Ouders en jeugdigen helpen bij opvoeden en opgroeien. Op het moment dat opvoeden en opgroeien, om welke reden dan ook, ingewikkeld blijkt te zijn krijgen gezinnen ondersteuning bij het vinden van hun eigen antwoorden op hun eigen vragen. De gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren staat daarbij voorop. Kernwaarden “Wij verbinden, versterken, doen wat nodig is en zijn deskundig” Verbinden
Wij leggen verbindingen en onderhouden de samenwerkingsrelatie met ouders, jeugdigen en mensen in hun nabije omgeving. Maar ook met de basisvoorzieningen (bijv. JGZ, scholen, huisartsen), de jeugdspecialisten en relevante betrokkenen binnen andere domeinen.
Versterken
Wij richten ons op het versterken van, en het vertrouwen op, de eigen mogelijkheden van ouders en jeugdigen. Wij vertrouwen daarbij op de mogelijkheden van ons team, de basisvoorzieningen, jeugdspecialisten en andere betrokkenen. En richten ons op de versterking van elkaar.
Doen wat nodig is
Wij doen wat nodig is, schakelen in wie nodig zijn, en weten dat goed te doseren. Zoveel en zo weinig, zo lang en zo kort, als nodig is voor gezinsleden om zelf weer grip op hun opvoeden en opgroeien te krijgen.
Deskundig
Wij benutten de beschikbare kennis en ervaring van gezinsleden, onszelf en anderen, binnen en buiten het team. We investeren permanent in vergroting van kennis en vaardigheden en bewaken samen de kwaliteit.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
18
18 oktober 2013
Wat is nodig om de bedoeling te realiseren en volgens de kernwaarden te kunnen werken? 1. Expertise Alle teamleden beschikken over onderstaande basiskennis. Daarnaast zijn er in ieder team domeinexperts, op het gebied van: - Ontwikkelingsopgaven 0-23 jaar - Opvoeden in complexe situaties (inclusief (v)echtscheiding) - Sociaal maatschappelijk functioneren van gezinsleden - Psychiatrische aandoeningen bij jeugd en ouders - (licht)(verstandelijke) beperkingen bij jeugd en ouders - Kindermishandeling - Basisdiagnostiek Door inbedding in de basisvoorzieningen is medische kennis (JGZ en huisarts) en onderwijskennis (scholen) laagdrempelig beschikbaar. Door de aanwezige expertise binnen de teams is vroegsignalering mogelijk, vindt triage plaats en kan waarnodig snelle doorverwijzing naar specialistische zorg plaatsvinden. 2. Methodisch handelen Alle teamleden zijn bedreven in: - Oplossingsgericht werken - Systeemgericht werken - Sociale netwerkstrategieën - Gebiedsgericht werken - Werken met veiligheidplannen (‘Signs of safety’) - De uitvoering van 1Gezin1Plan Teamleden zijn in staat om tempo en dosering van hun handelingen aan te passen aan de mogelijkheden van ouders en kinderen. De inhoudelijke coach van het team coacht de teamleden in het systematisch methodisch handelen en dient daarbij over een helikopterview te beschikken. 3. Slim organiseren De teams zijn in grote mate zelfverantwoordelijk en dragen zorg voor het organiseren van hun eigen werk: - Naar buiten gericht, klantgericht en laagdrempelig - Efficiënt en kostenbewust - Flexibel en op maat - Met minimale bureaucratie en ondersteunende ICT - Met moderne communicatiemiddelen (onderling, met cliënten, met omgeving) - Met aandacht voor evenwichtige onderlinge verhoudingen en taakverdeling De financieel-organisatorische coach van het team coacht het team bij het slim en kostenbewust organiseren van hun werk. 4. Kwaliteitsbevordering en bewaking De teams hebben permanent aandacht voor kwaliteitsverbetering: - Bij aanvang een starttraining met aandacht voor teambuilding - Permanente teamcoaching: intervisie en casuïstiek bespreking. Gericht op methodisch handelen én slim organiseren. De coaches in de regio vormen samen een team en werken vandaar uit ook permanent aan kwaliteitsontwikkeling. - De domeinexperts in het team zijn verantwoordelijk voor het bijhouden en overdragen van de expertise in hun domein. Maar ook voor het onderhouden van de relaties met het netwerk van
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
19
18 oktober 2013
-
-
(oa specialistische) voorzieningen binnen het betreffende domein. De domeinexperts in de regio vormen desgewenst een expertteam dat periodiek bijeenkomt om aan deze taak vorm te geven. Eenvoudige maar doeltreffende monitoring van: cliënten, methodische integriteit, team functioneren en de teamresultaten (inhoudelijk en financieel). Enerzijds om de eigen kwaliteit te bewaken en versterken. Anderzijds om verantwoordelijkheid af te kunnen leggen en beleidsadviezen te kunnen geven richting de gemeenten. Er is aandacht voor permanente methodiekontwikkeling en innovatie. Waarbij wordt geleerd van elkaar, andere teams en kennis van buitenaf. Professionele richtlijnen en wetenschappelijke kennis op het gebied van effectiviteit vormen daarbij de basis.
5. Omvang, samenstelling en reikwijdte van de teams Omvang:
Minimaal 8 en maximaal 12 Jeugd&gezinswerkers
Samenstelling:
Per team tenminste 1 specialist per domein (zie punt 1)
Reikwijdte/grenzen:
Hier blijken geen eenduidige criteria voor te geven omdat in iedere situatie meerdere kind en gezinsfactoren een rol spelen. Leidraad moet zijn: vragen en problemen die veel voorkomen moet het team zelf aankunnen (door basisvoorzieningen te versterken of zelf te interveniëren). Voor vragen of aandoeningen die zich maar weinig voor doen of te specialistisch zijn bouw je als team onvoldoende expertise op, hier werk je samen met de jeugdspecialist.
Jeugd&gezinsteams Plan van aanpak Proeftuinen 2014
20
18 oktober 2013
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Regionale bestuursopdracht Wmo
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente De regionale samenwerking bij de decentralisatie Wmo levert een lokale meerwaarde door: - het verhogen van de kwaliteit en de effectiviteit - het realiseren van schaalvoordelen: het organiseren of contracteren van vormen van ondersteuning die voor een individuele gemeente niet haalbaar zijn en - het verlagen van de kosten. - afstemming met regionale partners Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
DB Colleges X PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
6 november 2013
5.
Advies PHO
Bijgevoegde bestuursopdracht uitbreiding WMO vast te stellen
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Nvt
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
De uitbreiding van de Wmo gaat een nieuwe fase in. Gemeenten moeten concrete besluiten nemen over de wijze waarop zij de nieuwe taken gaan organiseren. De huidige samenwerking op Holland Rijnland niveau vraagt om herijking in de vorm van een nieuwe bestuursopdracht. Op 25 september jl. is op een werkconferentie van wethouders WMO inhoudelijk over deze nieuwe bestuursopdracht gesproken. De opbrengst van de 25e september is vastgelegd in bijgevoegde bestuursopdracht. X Nee Ja, door: Wanneer: Nvt
Relevante regelgeving: De concept Wmo 2015 Eerdere besluitvorming: “Op eigen kracht”, de strategische visie en plan van aanpak 3D Holland Rijnland. Vastgesteld in het Pho Sociale agenda 15 februari 2012
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO Sociale agenda
Datum:
6 november 2013 09.30 – 13.00 uur Gemeentehuis Katwijk 5
Locatie: Agendapunt: Onderwerp: Regionale bestuursopdracht Wmo
Beslispunten: Bijgevoegde bestuursopdracht uitbreiding Wmo vast te stellen Inleiding: De voorbereiding op de uitbreiding van de Wmo gaat een nieuwe fase in. Gemeenten moeten concrete besluiten nemen over de wijze waarop zij de nieuwe taken gaan organiseren. De gemeenten in Holland Rijnland vinden het belangrijk dat deze nieuwe taken zo dichtbij de burger als mogelijk georganiseerd worden: lokaal waar kan, subregionaal waar effectief en regionaal waar extra nodig is. De gemaakte afspraken over de regionale samenwerking zijn toe aan herijking en uitwerking. Hierover zijn op een extra portefeuillehoudersoverleg op 25 september afspraken gemaakt. Deze zijn uitgewerkt in de bijgevoegde bestuursopdracht Wmo. Beoogd effect: Beoogd wordt duidelijkheid te bieden over de regionale samenwerking bij het oppakken van de nieuwe taken Wmo. Argumenten: 1. Wmo vooral lokaal en subregionaal karakter De focus bij het opvangen van de nieuwe taken Wmo ligt op lokaal niveau. Lokale betrokkenheid en herkenbaarheid zijn belangrijk voor het uitvoeren van de nieuwe taken. Ondersteuning die lokaal is ingebed, is laagdrempelig en toegankelijk. Afstemming met lokale welzijnsorganisaties en vrijwilligersorganisaties, een vloeiende overgang tussen welzijn en zorg, afstemming tussen formele en informele zorg (handreiking visie Wmo) wordt makkelijker naarmate organisaties en ondersteuning meer lokaal is ingebed. Waar het beter, slimmer of effectiever is om taken op een hogere schaal op te pakken, gebeurt dit eerst op subregionaal niveau en als het niet anders kan op regionaal niveau. In sommige gevallen kan het organiseren op (sub)regionaal niveau nodig zijn om goede lokale inbedding te kunnen realiseren. Dit heeft te maken met schaalgrootte, risicospreiding en dergelijke. Zo kan ondersteuning subregionaal worden ingekocht, maar de uitvoering lokaal plaatsvinden. 2. Meerwaarde regionale samenwerking op drie onderdelen In de bestuursopdracht zijn drie onderdelen genoemd waar de meerwaarde van regionale samenwerking wordt gezien: - bovenlokale specialistische Wmo-ondersteuning
3
- afspraken keten maatschappelijke opvang, OGGZ & preventie - afspraken met zorgkantoor/zorgverzekeraars 2.1 Bovenlokale specialistische ondersteuning De efficiency van samenwerken is mede afhankelijk van het vóórkomen van ondersteuningsbehoeften. Hoe groter de vraag, hoe makkelijker de ondersteuning lokaal georganiseerd kan worden. Een kleine doelgroep met een specialistische vraag vraagt daarentegen om een zekere schaalgrootte. 1.2 Maatschappelijke opvang en OGGZ Gemeenten zijn op dit moment verantwoordelijk voor het bieden van maatschappelijke opvang. Leiden krijgt als centrumgemeente een decentralisatie-uitkering voor de bekostiging van deze maatschappelijke opvang. Gemeenten zelf zijn verantwoordelijk voor preventie en de signalering. Vanuit de maatschappelijke opvang wordt begeleiding ingezet, wat nu nog AWBZ gefinancierd is en per 1 januari 2015 onder verantwoordelijkheid van gemeenten komt. Om continuïteit van zorg te kunnen waarborgen, is goede overdracht nodig. Wanneer gemeenten verantwoordelijk worden voor de hele keten OGGZ zijn afspraken over preventie ook wenselijk. 1.3 Zorgkantoor/zorgverzekeraar Voor een goede afstemming tussen kern AWBZ zorg, verzekerde zorg en ondersteuning op grond van de Wmo is het belangrijk om als gemeenten een stevige gesprekspartner te zijn richting zorgkantoor/ zorgverzekeraars. Dit bevordert de slagkracht én de onderhandelingspositie van gemeenten. Door de gesprekken met het Zorgkantoor/zorgverzekeraars te laten voeren en de afspraken te laten maken door een vertegenwoordiging van de drie subregio’s kan ook voldoende aansluiting met de subregionale/lokale praktijk worden gevonden.
Financiën: Eventuele kosten van de uitwerking van de bestuursopdracht passen binnen de afgesproken financiële kaders van het 3D project.
Bijlagen: Bestuursopdracht uitbreiding WMO De presentaties gehouden op het extra portefeuillehoudersoverleg van 25 september
4
Bestuursopdracht uitbreiding Wmo Inleiding De uitbreiding van de Wmo gaat een nieuwe fase in. Gemeenten moeten concrete besluiten nemen over de wijze waarop zij de nieuwe taken gaan organiseren. De gemeenten in Holland Rijnland vinden het belangrijk dat deze nieuwe taken zo dichtbij de burger als mogelijk georganiseerd worden: lokaal waar kan, subregionaal waar effectief en regionaal waar extra nodig is. Deze bestuursopdracht gaat over de samenwerking op regionaal niveau.
Opdracht regionale samenwerking De gemeenten zien een meerwaarde in regionale samenwerking op de volgende gebieden: ‐ bovenlokale specialistische Wmo‐ondersteuning ‐ afspraken keten OGGZ & preventie ‐ afspraken met zorgkantoor/zorgverzekeraars Voordat op deze punten besluiten kunnen worden genomen, moeten enkele punten nader worden uitgewerkt. De portefeuillehouders sociale agenda van Holland Rijnland geven daarom de gezamenlijke gemeente‐ secretarissen de volgende opdracht: Specialistische ondersteuning 1. Definieer wat onder specialistische ondersteuning wordt verstaan. Betrek daarbij de omvang van de doelgroep van de ondersteuning (prevalentie van de vraag), het gebruik van de ondersteuning, de specifieke deskundigheid die nodig is om de ondersteuning te kunnen bieden en de kosten van de ondersteuning. 2. Maak een analyse van de vraag naar specialistische ondersteuning, het huidig aanbod van specialistische voorzieningen, en van het gebruik en van de pendel naar deze voorzieningen tussen gemeenten. 3. Formuleer een voorstel over het aanmerken van voorzieningen als regionale specialistische voorzieningen. Betrek daarbij de gevolgen voor de inwoners. 4. Werk verschillende modellen uit om deze voorzieningen te financieren, zoals: ‐ een fonds met een onderbouwd rekenmodel of ‐ een persoonsvolgend financiering 5. Formuleer voorstellen voor het maken van basisafspraken over het niveau van preventie ter voorkoming van instroom in de specialistische voorziening. Ketenzorg 1. Breng de gevolgen van de decentralisatie ondersteuning in beeld voor de afstemming met de voorzieningen die worden gefinancierd uit de Decentralisatie Uitkering Maatschappelijke Opvang, Openbare Geestelijke Gezondheid en Verslavingsbeleid 2. Formuleer voorstellen om tot goede afspraken te komen binnen de OGGZ/GGZ‐keten (van preventie tot maatschappelijke opvang). Het gaat hierbij om de overdrachts‐ momenten binnen de keten. De ondersteuning binnen de keten hoeft niet bij één organisatie te liggen. 3. Formuleer voorstellen voor het maken van basisafspraken over het niveau van preventie in het kader van solidariteit (preventie, ondersteuning wordt door gemeenten gefinancierd, maatschappelijke opvang door de centrumgemeente).
Zorgkantoor/Zorgverzekeraar(s) 1. Ga als regio gezamenlijk het gesprek aan met zorgverzekeraars. Het gesprek moet gaan over zaken waar gemeenten en verzekeraars een wederzijdse afhankelijkheid hebben: inwoners, toegang en financiën. 2. Bundel de krachten van de drie subregio’s bij het overleg met de zorgverzekeraars. Laat de gesprekken met de zorgverzekeraars daarom voeren door een vertegenwoordiging van de drie subregio’s. 3. Stel samen met zorgkantoor/zorgverzekeraars een werkplan op, waarin afspraken worden gemaakt over de samenwerking. Onderdeel van deze afspraken is een voorstel voor de wijze waarop de samenwerking wordt georganiseerd.
Overige 1. Formuleer voorstellen over het subregionaal dan wel regionaal vormgeven van de anonieme hulplijn 2. Formuleer voorstellen over subregionale dan wel regionale samenwerking op het gebied van beschermd wonen. Het AMHK is ook een regionaal onderdeel. Dit wordt in samenhang met jeugd opgepakt.
Subregionale samenwerking Bovenstaande opdracht impliceert dat een groot aantal taken op subregionaal dan wel lokaal niveau worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om taken zoals: ‐ Het vormgeven van de toegang tot ondersteuning: Voorwaarden (inhoudelijk: verordening en dergelijke) Breedte en diepte van de toegang ‐ Het inkopen van maatwerkvoorzieningen (arrangementen) ‐ Het realiseren van algemene voorzieningen De subregio’s formuleren ieder een eigen opdracht op deze taken. Het gaat hierbij om de volgende subregio’s: ‐ Duin‐ en Bollenstreek: Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen ‐ Leidse regio: Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude ‐ Rijnstreek: Alphen aan den Rijn, Boskoop, Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude Voorschoten bezint zich nog op regionale samenwerking binnen de Wmo, vanwege de verbindingen met twee regio’s. De subregionale opdrachten worden ter kennisname aan het portefeuillehoudersoverleg aangeboden.
Structuur De nieuwe fase, waarbij veel nieuwe taken vooral op subregionaal niveau worden opgepakt, vraagt om een andere werkgroepenstructuur. De huidige structuur wordt hierop aangepast. Dit betekent dat het huidige projectleidersoverleg wordt teruggebracht tot een regionaal projectteam Wmo, waarin de drie subregio’s een vertegenwoordiging afvaardigen. Op deze wijze wordt afstemming en wederzijds informeren geborgd, maar wordt de ambtelijke capaciteit vooral in de subregio ingezet. Onder het projectteam zullen een beperkt aantal werkgroepen actief zijn voor de genoemde regionale opgaven. In dit team wordt tevens de aansluiting op de andere twee decentralisaties bewaakt dan wel gezocht.
Planning
Resultaat: voorstel tot Regionale samenwerking specialistische voorzieningen Basisafspraken preventie OGGZ Werkplan Zorgkantoor/zorgverzekeraar (Sub)regionale inkoop hulplijn (Sub)regionale inkoop beschermd wonen
Wanneer Februari 2014 Maart 2014 Februari 2014 Januari 2014 Maart 2014
Feiten en cijfers nieuwe taken Wmo Bijeenkomst Wmo
Holland Rijnland 25 september 2013
1
De familie Koek
AMW
Wmo HbbH
Huisarts
CIZ bgg CIZ pv
Wmo wap Kinderen
MEE
Fam. Koek 2
Soza
Welke nieuwe taken komen op gemeenten af? • Algemene voorzieningen tbv zelfredzaamheid en participatie • Maatwerkvoorzieningen tbv zelfredzaamheid en participatie • Maatschappelijke opvang • Beschermd wonen • AMHK • Cliëntondersteuning • Anonieme hulplijn • Mantelzorgcompliment
3
Inloopfunctie GGZ
• • •
4
7 inlooplocaties 497 bezoekers per week € 1.310.249
Individuele begeleiding • Natura: • Pgb:
€ 22.397.249 € 23.654.133
Inwoners: 0,5% Kosten: € 87 per inwoner
5
Begeleiding groep • Natura: • Pgb:
€ 18.675.625 € 7.351.769
Inwoners: 0,8% Kosten: € 49
6
Beschermd wonen “Ik voelde me er veilig met mensen die in hetzelfde schuitje zaten. We hebben enorm veel gepraat, elkaar geholpen. Stapje voor stapje ben ik naar de gewone maatschappij terug gegroeid. Ooit wil ik helemaal zelfstandig wonen, maar dat is nu te vroeg.”
7
Persoonlijke verzorging Natura: € 86.742.377 Pgb: € 14.645.681
Inwoners: Kosten:
8
1,75% € 192
Overlap nieuwe taken met Wmo / AWBZ
9
Mantelzorgcompliment, cliëntondersteuning & hulplijn
10
De familie Koek opnieuw
Wmo
Fam. Koek 11
Holland Rijnland Decentralisatie AWBZ Stuurgroep 25 september Wim Klei
Onze opdracht • Strategische keuze niveau van samenwerking bij de nieuwe taken in de Wmo – Begeleiding (groep en individueel) – Persoonlijke verzorging – Kortdurend verblijf
• Aanpak – – – –
Gesprekken Werksessies Een model van samenwerking Bestuurlijke instemming gevraagd
Aanleiding • Regionale samenwerking > visie • Maar nu komt volgende fase > implementatie • Daarna volgt > uitvoering De vraag is: Wat is dan het juiste niveau van samenwerking?
Bevindingen • Wens lokaal invulling te geven aan WMO; eigen accenten kunnen leggen, ‘grip’ houden • Tempi en ambitie niveaus verschillen • U bent lokaal en sub‐regionaal al aan het werk • WMO voor bestuurders minder ‘prangend’ dan Jeugd • ‘Het is nu wel tijd om verder te gaan met de voorbereidingen’ • Ambtelijk ervaren noodzaak van heldere keuze
Kortom: het ‘dilemma’ Domein Care
Cure
Schaal Regio
Wijk
Financiering Populatiegebonden (bijv. subsidie)
‘Zorgkantoor’ (bijv. inkoop)
‘Lokaal wat kan en regionaal wat moet’ of…
Lokaal waar kan Sub‐regio waar functioneel Regionale samenwerking waar nog extra nodig is
Model van samenwerking (1) Niveaus van samenwerking Informeren Afstemmen Samen werken Samen gaan
Model van samenwerking (2)
Sturingsopgave wordt bepaald door mate van complexiteit van de opgave Niveau
Karakter
Schaal van samenwerking
Perspectief
Rol gemeente
Opgave
Tweede lijn
Specialistisch Langdurig Complex Duur
Bovenregionaal of regionaal
Patiënt
Inkopen
Fysiek en sociaal gezond
Eerste lijn
Basisvoorzieningen Eenmalig Eenvoudig
Sub‐regionaal of lokaal
Client
Regelen
Zelfredzaam en zelfstandig
Nulde lijn
Sociale netwerken
Lokaal of wijk
Actieve burger
• • •
Faciliteren
Participatie en cohesie
Het perspectief is o.a. van betekenis voor de mate waarin we inwoner in staat achten tot oordeel over wat nodig is en effectief (expertise) De opgave is o.a. van betekenis voor de mate waarin de opdrachtgever (gemeente) in staat is tot oordeel over wat nodig is en wat effectief Schaal van samenwerking heeft te maken met kostenefficiency bij inkoop en omvang van cliëntengroep en is bepalend voor sturingsmodel
Model van samenwerking (3) 1
Lokaal goede basisstructuur organiseren voor zelfredzaamheid, participatie en preventie
Sub‐regionaal samenwerken bij inkoop en sturing begeleiding en verzorging
Regionaal fonds als achtervang voor zeer complexe, dure en langdurige voorzieningen
2
Model van samenwerking (4) Lokaal goede basisstructuur organiseren voor zelfredzaamheid, participatie en preventie
Sub‐regionaal samenwerken bij inkoop en sturing begeleiding en verzorging
Regionaal fonds als achtervang voor zeer complexe, dure en langdurige voorzieningen
Drie sub‐regio’s die al samenwerken • ‘Gelijkwaardige gemeenten’ • ‘Relatief veel ervaring met onderlinge samenwerking’ • Geografische en ‘sociaal‐culturele’ nabijheid • Mogelijk politiek‐bestuurlijke verschillen die tot uiting komen in verschil in voorzieningen?
Leidse regio Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude
Rijnstreek Alphen aan den Rijn, Boskoop, Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude
Duin‐ en bollenstreek Katwijk, Hillegom, Noordwijk, Noordwijkerhout, Teylingen en Lisse
Lokaal – sub‐regio Lokaal • Gemeente is regisseur en opdrachtgever • Nulde lijn, preventie
Sub‐regionaal • Afspraken over inkoop • Afspraken over toegang • Afspraken over overgang
Gemeente t.o.v. sub‐regio Als regisseur • Sturen op effecten o.b.v. Beleidsdoelstellingen, namelijk balans tussen Zelfredzaamheid/er op af Formele/informele zorg Individuele/collectieve zorg Ruimte voor professional/rekenschap En: – waar ligt mandaat – – – –
Als opdrachtgever • Zakelijke relatie met aanbieders = sturen op: – Resultaat/kosten – Contractafspraken – Innovatie
Sub‐regio Toegang Inkoop • Samen in kaart brengen wat • Samen benoemen wat criteria (voorwaarden) en nodig is werkwijze zijn voor gebruik En afspraken over: voorzieningen • Inkoopkader • Inkooporganisatie • Financiële verdeelsleutel • Overgangsarrangement?
Rol van de regio ‘Samenwerking op maat’ •Organiseren •Coördineren •Faciliteren •Kennisdelen En: •Benchmark •Risicofonds ‘Minder als kan – meer als nodig is’ (niet wiel 2x uitvinden)
Conclusies (positief, 1) Er is per sub‐regio voldoende… •Kracht, durf, slagkracht •Kwaliteit in aard van samenwerking •Gedeelde ambitie – Model voor toegang – Innovatie AWBZ > Wmo – Sturing (regie/opdrachtgeverschap)
Conclusies (positief, 2) Lokale zeggenschap •Door de uitvoering zoveel mogelijk in gemeenten zelf te laten plaatsvinden, kan ook worden tegemoet gekomen aan deze lokale zeggenschap.
Ideeën en wensen • Toegang – Sub‐regionaal ontwikkelen – Lokaal uitvoeren
• Inkoop en contractering – Leiden: maatwerkvoorzieningen subregionaal inkopen
• Samenwerking met zorgkantoor – Regionaal, bijv. via 3 sub‐regionale vertegenwoordigers
Aandachtspunten (1) • • • •
Lokale verschillen in voorzieningenniveau Vervoer Solidariteit of verevening nodig op regionaal niveau? Analyse nodig: – Wat we missen als we regionale samenwerking beperken tot ‘informeren’? – Welke specifieke voorzieningen regionaal in stand houden?
Aandachtspunten (2) Uitvoering •Lokale inbedding •Integraliteit (relatie met werk en jeugd) – Langdurige ondersteuning – Afstemming jeugd‐ en gezinsteam bij ondersteuning ouders – Keuzevrijheid (natura – pgb)
Aandachtspunten (3) Toegang en preventie •Lokaal organiseren •(Sub)regionaal afstemmen •Regionaal benchmarken Gemeente als opdrachtgever en regisseur
Gedeelde afspraken en voorwaarden samenwerking
Samenwerking bij inkoop en benoemen voorwaarden
Vragen?
Dank voor uw aandacht
Voorzieningen • • • • • • • • • • • • • • •
woonbegeleiding; praktische pedagogische thuishulp en gezinsondersteuning (PPG); begeleiding tijdens voorgezet speciaal onderwijs; thuisbegeleiding; dagactiviteiten voor GGZ (DAC); dagbesteding voor verstandelijk beperkten; logeerhuizen; zaterdagopvang voor kinderen met verstandelijke beperking; sport voor verstandelijk beperkten; vakantie activiteiten voor verstandelijk beperkten; belevenis‐ en uitgaanscentrum; activerende psychiatrische thuiszorg; inloophuizen; begeleiding bij rehabilitatietrajecten verslaafden; ontmoetingsgroepen.
Cliënten • Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (circa 41.000); • Volwassenen met psychiatrische problematiek (circa 55.000); • Mensen met een verstandelijke beperking (circa 50.000); • Mensen met een zintuigelijke beperking (circa 4.600); • Mensen met een lichamelijke of chronische ziekte (circa 25.000); • Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed‐ en opgroeiproblemen (circa 16.000).
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Regionaal programma JSO (RAS) 2014
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente Het is een platformtaak op verzoek van de provincie
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
6 nov 2013
Voorstel: Het portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda adviseert het dagelijks bestuur: 1. bijgevoegd regionaal programma voor de besteding van de uren van de CMO JSO 2014 vast te stellen en in te dienen bij de provincie. 2. de regionale ambtelijke overleggen jeugd en zorg&welzijn op te dragen om in overleg met de JSO het regionaal programma verder uit te werken.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Vanaf het jaar 2009 krijgen de gemeenten via Holland Rijnland van de provincie de beschikking over een aantal uren van de zogenaamde Centra voor Maatschappelijke ondersteuning (CMO, in ZuidHolland is dat de JSO). Totaal is 6911 uur voor 2014 beschikbaar. De inzet van de provincie is om hiermee het vraaggericht werken van deze centra te bevorderen. Het gaat om het ondersteunen van gemeenten op tweedelijns niveau binnen de eerste 5 prestatievelden van de WMO. De provincie gaat er van uit dat de samenwerkende gemeenten zelf hierover met de CMO’s afspraken maken. De rol van Holland Rijnland is ondersteunend. Sturing vindt plaats vanuit het ambtelijk overleggen jeugd en zorg&welzijn van Holland Rijnland. X Nee Ja, door: Wanneer: Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel X De provincie stelt uren ter beschikking, geen financiën. Relevante regelgeving: De provincie stelt uren ter beschikking in het kader van de Regionale Agenda Samenleving, die door de gemeenten van Holland Rijnland en de provincie is vastgesteld. Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO 6 november 2013
Datum: Locatie:
9.30u-13.00u Katwijk
Agendapunt:
07
Onderwerp: Regionaal programma JSO (RAS) 2014
Beslispunten: Het portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda adviseert het dagelijks bestuur: 1. Bijgevoegd regionaal programma voor de besteding van de uren van de CMO JSO 2014 vast te stellen en in te dienen bij de provincie (bijlage 1). 2. De regionale ambtelijke overleggen jeugd en zorg&welzijn op te dragen om in overleg met de JSO het regionaal programma verder uit te werken Inleiding: Vanaf het jaar 2009 krijgen de gemeenten via Holland Rijnland van de provincie de beschikking over een aantal ondersteuningsuren van de zogenaamde Centra voor Maatschappelijke ondersteuning (CMO). Met ingang van 2012 zijn een aantal CMO’s samengevoegd tot één CMO: “Jeugd, Samenleving en Ontwikkeling” (JSO). Voor het jaar 2014 is 6911 uur beschikbaar. Hiervoor moet voor 15 november 2013 een programma worden ingediend bij de provincie. De inzet van de provincie is om het vraaggericht werken van de JSO te bevorderen. Het gaat om het ondersteunen van gemeenten op tweedelijns niveau binnen de eerste 5 prestatievelden van de WMO op het gebied van: Deskundigheidsbevordering (organiseren en begeleiden adviestrajecten, advies en ondersteuning, voorlichting, helpdeksfunctie, het geven van cursussen en trainingen) Kennisuitwisseling en overdracht (o.a. methodiekoverdracht) Innovatie (inhoudelijke vernieuwing en andere methodieken en werkwijzen, waaronder procesmatige veranderingen en kwaliteitsverbetering) De provincie gaat er van uit dat de samenwerkende gemeenten hierover zelf afspraken maken met JSO. Sturing vindt plaats vanuit de ambtelijke overleggen Jeugd en Zorg & Welzijn van Holland Rijnland. In 2012 heeft de provincie haar werkwijze aangepast. Het programma is vanaf 2013 gebaseerd op een door Tympaan ontwikkelde sociale barometer van Holland Rijnland. Gemeenten, de provincie en JSO hebben een programma ontwikkeld waar gemeenten en uitvoerende organisaties hun voordeel mee kunnen doen. Projecten worden zowel op (sub)regionaal als op lokaal niveau uitgevoerd, de opbrengst zal regionaal worden gedeeld tijdens een jaarlijkse georganiseerd congres. Het (meerjarig) programma is ontwikkeld langs drie programmalijnen. Dit zijn de lijnen “Participatie”, “Leefomgeving” en “Transitie
3
Jeugdzorg”. Het programma voor 2014 sluit aan op de inzet en de ontwikkelingen vanuit 2013. Vanzelfsprekend zal er aandacht zijn voor de onderlinge samenhang tussen de deelprogramma’s en zal aansluiting gezocht worden met de projecten die vallen onder het regionale 3D project. Er zal een accent gelegd worden op het verzamelen van de werkbare elementen van diverse (wijk)pilots (Wmo-nieuw) en de professionalisering van de werkers in welzijn en zorg op met name de (generalistische) functie van werkers onder andere binnen de sociale wijkteams. Op basis hiervan is het programma 2014 opgesteld. Beoogd effect: Ondersteuning van het WMO beleid, jeugdbeleid en uitvoering van de gemeenten, door optimale inzet van de werkzaamheden JSO, die aansluit bij de doelstelling van de samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland. Argumenten: 1.1 De inzet van JSO sluit aan bij de behoeften van de gemeenten De beschikbare uren worden vraaggerichte ingezet. Dit betekent dat de gemeenten in Holland Rijnland specifieke ondersteuning van JSO kunnen krijgen op basis van hun behoeften. Uitgangspunt hierbij is dat de werkzaamheden van JSO goed aansluiten op het beleid en de doelstellingen van de gemeenten van Holland Rijnland. Door onderling samen te werken en met ondersteuning van Holland Rijnland wordt optimaal van deze faciliteit gebruik gemaakt. 2.1 Het programma vraagt nog om concrete uitwerking Het programma is robuust opgezet langs de drie programmalijnen van de provincie: “Participatie”, “Leefomgeving” en “Transitie Jeugdzorg”. Op basis van dit programma wordt er ambtelijk gewerkt aan de uitwerking in concrete projecten, opdat JSO direct in het nieuwe jaar aan de slag kan gaan. Daarbij wordt rekening gehouden met de doorloop van enkele projecten uit 2013. Kanttekeningen/risico’s: 2.1 De JSO-uren moeten meer robuust ingezet worden Voor het onderdeel WMO is in het begin gewerkt op basis van aanvragen van individuele gemeenten. Besloten is om vanaf 2011 de projecten minder te versnipperen en te kiezen voor een tweetal prioritaire thema’s. Voor de jaren 2011 en 2012 is gekozen voor de thema’s “kwetsbare groepen” en “welzijn nieuwe stijl”. Vanaf 2013 wordt geprobeerd om het programma nog compacter en doelmatiger te maken door het programma regionaal te ontwikkelen. 2.2 Er moeten heldere afspraken gemaakt worden over de inzet van de uren Het sturen op uren, waar de provincie de eindverantwoordelijkheid heeft, vraagt om een specifieke werkwijze. Uren kunnen niet worden gespaard en het gaat om gedwongen winkelnering. Dat geeft kansen en beperkingen en vraagt om heldere afspraken tussen gemeenten en JSO over het monitoren van de projecten en het oplossen van knelpunten bij de uitvoering. Het betekent concreet dat flexibel met de inzet van de JSO om moet worden gegaan. Financiën: De provincie stelt uren beschikbaar, geen financiën Communicatie: N.v.t. Evaluatie:
4
De afspraak is gemaakt dat er gedurende het jaar 2 x wordt gerapporteerd over de voortgang van de projecten. Er zal na afloop van 2014 een jaarverslag worden gemaakt van de programma’s, waarbij wordt teruggekeken op de wijze van planning en monitoring van de uren. Bijlagen: Het regionaal programma JSO 2014
5
Regionaal programma RAS HR 2014
1. Naam regio: Holland Rijnland 2. Betrokken gemeenten en/of ambtelijk overleg: Zorg&Welzijn en Jeugd 3. Algemeen contactpersoon (regionaal): Dik Toet - Ragini Somair 4. Telefoonnummer contactpersoon: 071-5239053/06-22432728 - 071-5239036 5. E-mailadres contactpersoon:
[email protected] -
[email protected]
Inleiding: Vanaf het jaar 2009 krijgen de gemeenten via Holland Rijnland van de provincie de beschikking over een aantal ondersteuningsuren van de zogenaamde Centra voor Maatschappelijke ondersteuning (CMO). Met ingang van 2012 zijn een aantal CMO’s samengevoegd tot één CMO: “Jeugd, Samenleving en Ontwikkeling” (JSO). Voor het jaar 2014 is 6911 uur (4644 uur WMO en 2267 uur Jeugd) beschikbaar. Hiervoor moet voor 15 november 2013 een programma worden ingediend bij de provincie. De inzet van de provincie is om het vraaggericht werken van JSO te bevorderen. Het gaat om het ondersteunen van gemeenten op tweedelijns niveau binnen de eerste 5 prestatievelden van de WMO op het gebied van:
Deskundigheidsbevordering (organiseren en begeleiden adviestrajecten, advies en ondersteuning, voorlichting, helpdeskfunctie, het geven van cursussen en trainingen) Kennisuitwisseling en overdracht (o.a. methodiekoverdracht) Innovatie (inhoudelijke vernieuwing en andere methodieken en werkwijzen, waaronder procesmatige veranderingen en kwaliteitsverbetering)
De provincie gaat er van uit dat de samenwerkende gemeenten hierover zelf afspraken maken met JSO. Sturing vindt plaats vanuit de ambtelijk overleggen Zorg & Welzijn, Jeugd en CJG van Holland Rijnland. In 2012 heeft de provincie haar werkwijze aangepast. Het programma 2013 is gebaseerd op een door Tympaan ontwikkelde sociale barometer van Holland Rijnland. Gemeenten, de provincie en JSO hebben een programma ontwikkeld waar gemeenten en uitvoerende organisaties hun voordeel mee kunnen doen. Projecten worden zowel op (sub)regionaal als op lokaal niveau uitgevoerd, de opbrengst zal regionaal worden gedeeld tijdens een jaarlijkse georganiseerd congres. Het (meerjarig) programma is ontwikkeld langs drie programmalijnen. Dit zijn de lijnen “Participatie”, “Leefomgeving” en “Transitie Jeugdzorg”. Het programma voor 2013 heeft JSO begin 2013 omgezet naar een uitvoeringsprogramma en opdrachtbevestigingen per afzonderlijk project. Het programma voor 2014 sluit aan op de inzet en de ontwikkelingen vanuit 2013. Vanzelfsprekend zal er aandacht zijn voor de onderlinge samenhang tussen de deelprogramma’s en zal aansluiting
gezocht worden met de projecten die vallen onder het regionale 3D project. Er zal een accent gelegd worden op het verzamelen van de werkbare elementen van diverse (wijk)pilots (Wmo-nieuw) en de professionalisering van de werkers in welzijn en zorg op met name de (generalistische) functie van werkers onder andere binnen de sociale wijkteams. Op basis hiervan is het programma 2014 opgesteld. Beoogd effect: Ondersteuning van het WMO beleid, jeugdbeleid en uitvoering van de gemeenten, door optimale inzet van de werkzaamheden JSO, die aansluit bij de doelstelling van de samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland.
Programmalijn:
Participatie
Beargumenteerde keuze welke knelpunten (regionaal) aan- en opgepakt worden
In de regio zullen de gemeenten in het licht van onder meer de decentralisatie van de AWBZ, gezamenlijk met het maatschappelijk middenveld verantwoordelijkheid nemen voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van kwetsbare groepen. Op die deelname van het maatschappelijk verkeer zijn volgens de regio de volgende trends en ontwikkelingen van invloed; Vergrijzing/ontgroening en (toenemende) multiculturaliteit De wens om zelfstandig te blijven wonen en eigenleven/keuzes/leefstijl te handhaven De financiële crisis, minder collectief gefinancierde voorzieningen en een terugtredende overheid De sociale barometer constateert de volgende knelpunten die van invloed zijn op de participatie van burgers: Overmatig drankgebruik Niet voldoen aan de beweegnorm Beleidswijzigingen m.b.t ondersteuning zorgbehoevenden Onvoldoende bereik onder mantelzorgers Binnen de Wmo (als participatiewet) wordt meer nadruk gelegd op de verbinding tussen cure/care en welzijn. Het zijn (nu) nog (te) vaak twee (gescheiden) werelden. Richt de zorg zich meer op het “ziektebeeld”, welzijn richt zich eerder op de sociale kwaliteit. Daarin kunnen zorg en welzijn elkaar versterken. In het licht van de overgang van de “verzorgingsstaat” naar een “zorgzame samenleving” (ontzorging) zal welzijn meer aandacht geven aan het vergroten van de (individuele zelf en samen)redzaamheid van burgers en kwetsbare groepen en zal de zorg meer omgevingsgericht opereren. Gezien de maatschappelijke trends, de geconstateerde knelpunten en de beleidsontwikkelingen in het sociale domein, maken de gemeenten op het gebied van participatie van kwetsbare burgers de keuze voor inzet op de volgende knelpunten;
Bereik onder mantelzorgers en vrijwillige inzet. Ondersteuning zorgbehoevenden. Minder collectief gefinancierde voorzieningen en een terugtredende overheid.
Doelstelling voor deze programmalijn formuleren
Realiseren van vitale en inclusieve buurten, wijken en kernen waarin verbindingen zijn gelegd tussen cure/care en welzijn. Welzijn geeft meer aandacht aan het vergroten van zelf- en samenredzaamheid van burgers en kwetsbare groepen en de zorg is meer omgevingsgericht ingericht. De samenwerking op gebiedsniveau is versterkt.
Beoogde (maatschappelijke) effecten formuleren per programmalijn
Prestaties
Meer deelname van kwetsbare groepen in de samenleving Afname (doorbreken) van vraag, - aanbod, -en acceptatieverlegenheid in het algemeen en bij kwetsbare groepen in het bijzonder Vergroot (noodzakelijk) gebruik van eigen (en algemene) hulpbronnen/voorzieningen door kwetsbare groepen Meer tevredenheid over voorzieningen Meer (kwalitatieve) sociale netwerken (elementen van een “zorgzame samenleving”) Een handreiking voor implementatie van een (gedeeld) concept “vitale en inclusieve” buurt/wijk/kern aan de hand van regionale en lokale pilots. “Zelforganisatie en cocreatie” en integratie van (nieuwe) doelgroepen krijgt hierin specifieke aandacht. Ondersteuning bieden d.m.v. begeleiding, training en methodiek ontwikkeling, voor sluitende (gebiedsgerichte) organisatie (op lokaal of sub-regionaal niveau) van (sociale wijk) teams passend bij de Wmo/ Kanteling (het gesprek) en transities. Training en deskundigheidsbevordering (teams) welzijn en zorg op het gebied van “generalist zijn” en “inclusief werken” aangevuld met trainingen “vrijwilligersmanagement” voor lokale welzijns –en of zorg aanbieders werkzaam met vrijwilligers. Ondersteuning en begeleiding van gemeenten bij wijken/of kernpilots in de (sub)regio op de terreinen van uitbreiding en versterking van de mantelzorg, de informele (buurt)zorg, een vergrootte zelfredzaamheid die zich uit door een toename aan maatschappelijke participatie van kwetsbare groepen, de toename van kwalitatieve sociale netwerken (waar bruggen geslagen worden tussen groepen, die niet vanzelfsprekend elkaar vinden), buurten burgerkrachtontwikkeling gebaseerd op het benutten van talenten en datgene wat mensen wel willen en kunnen ipv de focus op de beperkingen. Concept ontwikkeling van voorzieningen voor dagbesteding waar een ieder zich welkom voelt ondanks herkomst en/of beperkingen en een verbinding wordt gelegd tussen kleinschalige hulp –en dienstverlening en
kansen voor maatschappelijke participatie van (kwetsbare) groepen. Aanpak per programmalijn formuleren
Voor de programmalijn wordt een regionale werkgroep samengesteld waarin naast gemeenten ook het maatschappelijk middenveld deelneemt, een uitvoeringsprogramma wordt samengesteld en geïmplementeerd. In de aanpak worden “leren” (van professionals en burger/bewoners) en praktijkontwikkeling nauw met elkaar in verbinding gebracht. Praktijkontwikkelingen en good pratices worden uitgewisseld via een regionale conferentie en uitwisselingssessies.
Adresseren van de programmalijn Wat pakken gemeenten op Wat pakt de regio
Gemeenten beoordelen welke wijken, buurten, kernen aandacht vergen voor investeringen op de benoemde maatschappelijke effecten zoals het doorbreken van vraag,en aanbods, - en acceptatieverlegenheid, zij realiseren prestatieafspraken met welzijn en zorg hierover. Op regionaal niveau wordt het opdrachtgever schap van regionale pilots gepositioneerd bij een werkgroep (ambtelijk in combinatie met maatschappelijk middenveld).
Behoefte aan ondersteuning JSO formuleren
JSO ondersteunt (en verbindt) de in de regio opgebouwde (subregionale) pilots en stimuleert praktijkontwikkeling waarin welzijn en zorg met elkaar worden verbonden en samenwerking vorm en inhoud gegeven wordt.
Programmalijn:
Leefomgeving
Beargumenteerde keuze welke knelpunten (regionaal) aan- en opgepakt worden
Heel, schoon en veilig is in de regio veelal op orde. De sociale barometer constateert echter nog een aantal knelpunten op het vlak van de sociale kwaliteit leefomgeving namelijk: Te weinig buurtvoorzieningen voor de jeugd Het bevorderen van de sociale cohesie richt zich nog te weinig op onderling contact tussen groepen. De regio ziet de volgende risico’s op het vlak van sociale binding en burgerkracht: Exclusieve groepen waardoor uitsluitingsmechanismen ontstaan; Diversiteit waardoor spanningen ontstaan; Kwetsbaarheid van de continuïteit door aan of afwezigheid van competenties en vaardigheden van vrijwilligers. Uitgangspunt van veel gemeenten in het kader van de Wmo is dat de burger- en buurtkracht toeneemt, waarbij de kwetsbare burger zijn steun zoekt in zijn eigen omgeving. Een omgeving met een sociale kwaliteit die bijdraagt aan het vergroten van de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving. Het adagium is “Less is more”; met minder middelen meer ondersteuning realiseren. Burgerkracht is daarmee ook een proces waarbij de kwetsbare burger het eigen netwerk leert aan te spreken, waaronder mantelzorgers. Daarbij hoort ook het activeren van burgers die als vrijwilligers ondersteuning willen geven. Naar mening van de gemeenten staan de bovengenoemde knelpunten het activeren en de toename van burgerkracht in de weg. Om die reden willen de gemeenten zich binnen deze programmalijn richten op alle bovenstaande knelpunten om burger- en buurtkracht, co-creatie en burgerinitiatieven te bevorderen.
Doelstelling voor deze programmalijn formuleren
Het creëren van een omgeving die bijdraagt aan het vergroten van de zelfredzaamheid. Een omgeving waarin de burger uitgenodigd wordt en in staat gesteld wordt een pro-actieve houding aan te nemen. De burger is niet meer uitsluitend consument maar is medeproducent voor welzijn en draagt bij aan co-creatie. Er is sprake van co-creatie bij samenwerking, waarbij alle partners invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces, zoals een plan, advies of een product.
Beoogde (maatschappelijke) effecten formuleren per programmalijn
Meer betrokkenheid en (eigen) verantwoordelijkheid van
burgers bij de leefbaarheid en onderlinge hulp- en dienstverlening. Meer informele buurtzorg voor kwetsbare groepen
Prestaties
Minder afhankelijkheid van voorzieningen Toename van de samen- en zelfredzaamheid Toename van burger (buurt en bewoners) initiatieven, gebaseerd op co-creatie wezlijn Versterkt thuisgevoel en vertrouwen in medeburgers, voorzieningen en overheid. Handreiking gebaseerd op ervaring- en kennisuitwisseling op het terrein van nieuwe (MFA) concepten en de wijkonderneming als bewonersbedrijf. Ondersteuning en begeleiding van initiatieven op het terrein van co-creatie welzijn en/of bewonersbedrijven, wijkondernemingen in de regio. Training en (kennis- en ervaringsuitwisseling) functionarissen op het gebied van gebiedsmanagement “heel, schoon, veilig” en de overgang naar aandacht voor het sociale domein en burgerkracht(participatie). Ondersteuning en begeleiding van gemeenten (pilots) bij de Implementatie van de bevindingen (handreiking) van de regionale werkgroep “versterken sociale netwerken”.
Aanpak per programmalijn formuleren
Voor de programmalijn wordt een regionale werkgroep samengesteld waarin naast gemeenten ook het maatschappelijk middenveld deelneemt, een uitvoeringsprogramma wordt samengesteld en geïmplementeerd. In de aanpak worden “leren” (van professionals en burger/bewoners) en (innovatieve) praktijkontwikkeling nauw met elkaar in verbinding gebracht. Praktijkontwikkelingen en good pratices worden uitgewisseld via een regionale conferentie en/of uitwisselingssessies.
Adresseren van de programmalijn Wat pakken gemeenten op Wat pakt de regio
Gemeenten boordelen welke wijken, buurten aandacht vergen voor het concept vitale/inclusieve buurt/wijk en specifieke aandacht nodig is voor versterking van toegankelijkheid/bereik en behoud van sociale (voorzieningen)infrastructuur en versterking van de sociale binding. De inhoudelijke ontwikkelingen van de programmalijnen wordt gemonitord door het Netwerk Sociale Cohesie (deelname naast regio bestuurders, vertegenwoordigers uit de sectoren wonen, veiligheid, welzijn, onderwijs, zorg). Op regionaal niveau wordt het opdrachtgevers schap van regionale pilots gepositioneerd bij een werkgroep (ambtelijk in combinatie met Maatschappelijk Middenveld).
Behoefte aan ondersteuning JSO formuleren
JSO ondersteunt de regio met de conceptontwikkeling “burgerkracht”, biedt regionale en lokale partners begeleiding bij de implementatie van het concept en ontwikkeld de verbinding tussen “leren” en praktijkontwikkeling.
Programmalijn:
Transitie jeugdzorg
Beargumenteerde keuze welke knelpunten (regionaal) aan- en opgepakt worden
In de regio is behoefte aan een eenduidige aanpak op het gebied van jeugd. Er wordt al veel samengewerkt, zowel op strategisch, tactisch als uitvoerend niveau. Maar de opgave van de komende transitie vergt een intensivering hiervan op alle niveaus en met alle partijen om een transformatie van herontwerp van de jeugdzorg te realiseren. De regio kiest voor investering in preventie met aandacht voor kwetsbare groepen. Signalen uit de sociale barometer en het beeld uit de regioverkenning onderschrijven deze keuze. Vanuit de transitie Jeugd gedachte wil de regio investeren in preventie en een stevige basis leggen voor laagdrempelige en toegankelijke zorg voor jeugd, waarbij het CJG en nieuw te vormen Jeugd en Gezinsteams de spil vormen en effectieve methodieken worden ingezet. De regio wil dat: Opvoed- en opgroeiondersteuning op maat beschikbaar is voor alle doelgroepen ouders en jongeren die dit nodig hebben. CJG’s transitieproof zijn, versterkt conform regionale kwaliteitseisen. Regionaal het proces van transitie en transformatie met kracht wordt vervolgd waarbij het perspectief en de positie van de cliënt centraal staat.
Doelstelling voor deze programmalijn formuleren
Beoogde (maatschappelijke) effecten formuleren per programmalijn
Ouders en jongeren zijn snel en op maat ondersteund, volgens een integrale aanpak, gericht op het versterken/herstel van eigen kracht en sociale netwerk.
Per programmalijn de prestaties formuleren die behaald dienen te worden
1. De regionale coördinatie van Triple P als basismethodiek bij opvoedondersteuning is geborgd. Kwetsbare groepen worden eerder gesignaleerd en ondersteund zoals gezinnen waar huiselijk geweld/kindermishandeling (HG/KM) plaatsvindt en zorgen werkmijdende jongeren. 2. De CJGs zijn in toenemende mate toegankelijker en deskundiger en de doorgaande lijn vanuit voorliggende voorzieningen is versterkt. 3. De transitie en transformatie is verder voorbereid en daarin staat het perspectief en belang van de cliënt centraal.
Aanpak per programmalijn formuleren
1. De regionale coördinatie van de methodiek Triple P, welke door meerdere organisaties wordt toegepast, wordt overgedragen van JSO aan de GGD HM, met als start een gezamenlijk opgesteld werkplan voor 2014. Er wordt planmatig gewerkt aan het vergroten van kennis en vaardigheden van professionals en vrijwilligers om
vroegtijdig kindermishandeling te signaleren, te handelen bij vermoedens van mishandeling en het toepassen van de meldcode. Regionaal overleg, intervisie en training worden ingezet om jongerenwerkers regiobreed toe te rusten om zorg- en werkmijdende jongeren toe te leiden naar relevante instanties. 2. Er worden regionale informatiebijeenkomsten, gezamenlijke scholing en intervisie georganiseerd voor CJG medewerkers. De relatie tussen voorliggende voorzieningen en CJG’s wordt in een werkproces uitgewerkt en afgestemd. 3. De diverse participatie-initiatieven die in 2013 zijn gestart krijgen een vervolg. 4. Op verzoek van de regio wordt ca 15% van de in te zetten uren voor de programmalijn Jeugd nog niet ingevuld om flexibel te kunnen aansluiten op de snelle ontwikkelingen die nog gaande zijn. Adresseren van de programmalijn Wat pakken gemeenten op Wat pakt de regio
Regio: Afspraken met de GGD HM en betrokken organisaties over -inzet en coördinatie/borging van Triple P als basismethodiek opvoedingsondersteuning, De kwaliteitscriteria waaraan de CJG’s moeten voldoen en uitvoering van de acties in het verbeterplan hiertoe, De invoering van de meldcode HG/KM, en de versterking van signalering en aanpak in onderwijs, zorg en vrijwilligerscircuit De uitrol van talentcoaching als methodiek tbv zorg- en werkmijdende jongeren De voorbereiding op de transitie jeugdzorg vindt op regionaal niveau plaats. Gemeenten: Lokaal vindt de vertaling plaats in het kader van subsidiering wordt overlegd met organisaties over de beoogde prestaties Visie en uitwerking van de voorbereide transitie wordt lokaal doorgezet, o.a.in het betrekken van de ouders en jongeren. en vindt intensief overleg plaats over de de transitie.
Behoefte aan ondersteuning JSO formuleren
Regionale coördinatie Deskundigheidsbevordering: trainingen, begeleiding van intervisie en kenniskringen. Ontwikkelen van gezamenlijk werkproces
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Stand van zaken OGGZ en GGZ regeling
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur XPlatformtaak volgens gemeenten OGGZ is vanuit het rijk bij de centrumgemeente neergelegd. Leiden voert dit uit voor de hele regio. Daarnaast voert Leiden, op verzoek van de regio gemeenten, de regionale subsidieregeling GGZpreventie uit.
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
18 septbember 2013
19 juni 2013
6 november 2013
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
5.
Advies PHO 1. De definitie van marginaal gehuisvesten als volgt vast te stellen: “Onder marginaal gehuisvesten verstaan we mensen die onderdak zijn en de beschikking hebben over verwarming, elektra en water/sanitair. Water/sanitair kan ook buiten het eigen onderdak zijn, maar wel binnen (hand)bereik, zoals op een camping. Het onderdak heeft geen formele woonstatus, waardoor de bewoner op dat adres niet in het GBA bestand kan worden ingeschreven.” Indien deze groep geen mogelijkheid heeft een adres van naasten te gebruiken als briefadres, kan deze groep een verzoek doen om tijdelijk gebruik te maken van de gemeentelijke voorziening “lokaal briefadres”;(Zie bijlage 1a) 2. a. Een principe besluit te nemen om ambulante crisisopvang te organiseren in de gemeente waar het probleem zich voordoet. b. Een regionale werkgroep samen te stellen om de mogelijkheden in kaart te brengen hoe dit praktisch te organiseren;(Zie bijlage 1a) 3. Te onderschrijven dat het solidariteitsprincipe bepalend is voor het in stand houden van een GGZ preventie aanbod; 4. De werkwijze en afspraken met betrekking tot energieafsluiting te onderschrijven en dit ambtelijk in de eigen uitvoeringsorganisatie te borgen.(Zie bijlage 1g)
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Leiden is als centrumgemeente eindverantwoordelijk voor de besteding van de rijksmiddelen voor de Maatschappelijke Opvang (op verzoek van het rijk) en voor de regionale middelen voor de preventieve GGZ (opverzoek van de regiogemeenten). Op basis van een terugblik op 2012 en een vooruitblik op 2014 is er de gelegenheid om de voortgang op beide dossiers te bespreken en een aantal noodzakelijke formele besluiten te nemen.
2
8.
Inspraak
Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten:
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: OGGZ: Op grond van de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor Maatschappelijke Opvang: de zorg voor dak- en thuislozen; Vrouwenopvang; OGGZ en verslavingsbeleid De centrumgemeente Leiden ontvang op grond van de specifieke uitkering Maatschappelijke Opvang een bijdrage van het rijk voor de regio. Centrumgemeenten en regiogemeenten worden geacht zelf hiervoor aanvullend financiële middelen beschikbaar te stellen. GGZ regeling: Met de invoering van de WMO zijn gemeenten verantwoordelijk voor de preventieve GGZ. De gemeenten van Holland Rijnland m.u.v. Kaag&Braassem hebben hiertoe een gemeenschappelijke regeling in het leven geroepen. Eerdere besluitvorming:
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt: Onderwerp:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 6 november 9.30-13.00 uur Gemeentehuis Katwijk 08
Stand van zaken OGGZ en GGZ regeling
Beslispunten: 1. De definitie van marginaal gehuisvesten als volgt vast te stellen: “Onder marginaal gehuisvesten verstaan we mensen die onderdak zijn en de beschikking hebben over verwarming, elektra en water/sanitair. Water/sanitair kan ook buiten het eigen onderdak zijn, maar wel binnen (hand)bereik, zoals op een camping. Het onderdak heeft geen formele woonstatus, waardoor de bewoner op dat adres niet in het GBA bestand kan worden ingeschreven.” Indien deze groep geen mogelijkheid heeft een adres van naasten te gebruiken als briefadres, kan deze groep een verzoek doen om tijdelijk gebruik te maken van de gemeentelijke voorziening “lokaal briefadres”;(Zie bijlage 1a) 2. a. Een principe besluit te nemen om ambulante crisisopvang te organiseren in de gemeente waar het probleem zich voordoet. b. Een regionale werkgroep samen te stellen om de mogelijkheden in kaart te brengen hoe dit praktisch te organiseren;(Zie bijlage 1a) 3. Te onderschrijven dat het solidariteitsprincipe bepalend is voor het in stand houden van een GGZ preventie aanbod; 4. De werkwijze en afspraken met betrekking tot energieafsluiting te onderschrijven en dit ambtelijk in de eigen uitvoeringsorganisatie te borgen.(Zie bijlage 1g) Inleiding: Gemeenten zijn op basis van de WMO verantwoordelijk voor de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) en verslavingszorg. (De prestatievelden 7, 8 en 9). De centrumgemeente Leiden krijgt een bijdrage van het rijk om deze taken voor de regio uit te voeren. Centrum- en regiogemeenten worden geacht hier aanvullend financiële middelen voor beschikbaar te stellen. Daarnaast hebben de regiogemeenten Leiden in 2007 ook verzocht om voor hen regionaal een aantal activiteiten op het terrein van de collectieve preventie in de psychiatrie uit de GGZ-regeling uit te voeren. In bijlage 1 worden de voortgang, enkele ontwikkelingen en de financiering rond OGGZ en GGZ-regeling toegelicht. Hierin worden tevens de bovengenoemde beslispunten toegelicht. Met ingang van 2012 heeft Kaag en Braassem besloten om geen financiële bijdrage te leveren aan de regionale activiteiten op het terrein van preventie in de de psychiatrie(zie bijlage 2). Op het PHO van 18 september heeft het Trimbos-instituut het nut en de noodzaak van GGZpreventie toegelicht en het ontwikkelde programma op het gebied van de GGZ preventie in Holland Rijnland gedeeltelijk doorgelicht. Aansluitend hierop zullen alle OGGZ- en GGZpreventie activiteiten in beeld worden gebracht en geanalyseerd. Dit past binnen de bestuursopdracht met betrekking tot de uitbreiding van de WMO, waarin afspraken worden geformuleerd om te komen tot goede afspraken en afstemming binnen de OGGZ/GGZ-keten (van preventie tot maatschappelijke opvang).
4
Op de website van Holland Rijnland zijn een aantal rapportages van preventie-activiteiten te vinden. De monitor OGGZ 2012-2013 ZHN, die eind 2014 beschikbaar is, zal nog meer inzicht kunnen geven in de precieze resultaten in de regio. Beoogd effect: Het optimaliseren van regionale activiteiten voor de preventie, signaliseren, opvang, zorg en rehabilitatie van sociaal kwetsbare doelgroepen in de OGGZ. Argumenten: 1.1 Marginaal gehuisvesten moeten in de gemeente waar zij verblijven ingeschreven staan Alleen daklozen en een beperkte groep marginaal gehuisvesten, die aangewezen is op hulp en begeleiding van De Binnenvest kunnen op het adres van de maatschappelijke opvang, Papegaaisbolwerk, worden ingeschreven. 2a.1 Zorgmijders gaan niet op zoek naar regionale voorzieningen De huidige ontwikkelingen en de decentralisaties hebben als gevolg dat meer mensen zullen zijn aangewezen op ambulante zorg, die de gemeenten moeten organiseren. Als mensen zelf zorg zoeken is dat meestal gemakkelijker te organiseren, maar er zijn ook mensen die de noodzakelijk geachte zorg afwijzen en niet willen. Daarom is van belang om lokale ambulante zorg te organiseren in de gemeente waar het probleem zich voordoet. 2a.2 Lokaal contact met zorgmijders dring overlast en criminaliteit terug Uit het oogpunt van terugdringen van overlast en criminaliteit is het belangrijk om zorgnetwerken of wijk- of buurtteams in te zetten om contact te houden met deze doelgroep. Onderzoek in Utrecht heeft uitgewezen dat intensief contact onderhouden met deze groep door frequent huisbezoek de overlast en kleine criminaliteit fors terug te brengen is. 3.1 Solidariteit is noodzakelijk om de voorzieningen lokaal in stand te houden Het is belangrijk dat alle gemeenten gezamenlijk een bijdrage leveren aan de voorzieningen. Afrekenen per deelnemer is niet werkbaar en gezien de aard van de activiteiten onwenselijk, omdat de continuïteit en de infrastructuur daarmee niet gewaarborgd is. 4.1 De werkwijze rond energieafsluiting werkt preventief tegen huisuitzetting Het is belangrijk dat de dreiging van energieafsluiting vroegtijdig wordt gesignaleerd door de gemeenten. Hierdoor worden in de meeste gevallen energieafsluitingen voorkomen. Dit heeft daarmee ook een preventieve werking op dakloosheid. Financiën: GGZ-regeling 2014 In 2014 wordt voor de GGZ-regeling via het WMO budget beschikbaar gesteld (meicirculaire 2013): Collectieve GGZ preventie 10,5 miljoen Zorgvernieuwingsprojecten 7,4 miljoen Dit is naar rato van het aantal inwoners voor Holland Rijnland 3,2% van 17,9 miljoen is €573.000. De genoemde bedragen zijn gelabeld door het Rijk maar niet geoormerkt (feitelijk vrij besteedbaar). In 2013 is door de deelnemende gemeenten uitgegeven*: Collectieve Preventie GGZ Rivierduinen Activiteitenbudget Zorgvernieuwing GGZ GGZ informatiepunt € 97.000 Inloophuis Psychiatrie € 83.200
5
€ 272.636
Belangenbehartiging ZON**
€ 68.362
Totaal *Kaag en Braassem doet hier niet aan mee ** Leiden financiert ZON aanvullend € 54.738.
€ 248.561 € 521.197
Maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGZ 2013 Volgens de meicirculaire 2013 wordt er door het rijk € 5.201.679 beschikbaar gesteld voor de hele regio voor producten in het kader van maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGZ voor 2013 (zie bijlage). In 2013 is in totaal € 6.179.048 beschikt aan de volgende organisaties: - Binnenvest (Maatschappelijke opvang) € 3.560.000 - Brijder (Verslavingszorg) € 1.221.208 - Rivierduinen (OGGZ deel) € 406.275 - GGD € 626.810 - Kwadraad € 15.000 - Exodus € 135.000 - Visie R € 30.000 - De Schuilplaats € 20.000 - Stichting Kocon, Katwijk € 77.338 - De Brug, Katwijk € 87.417 De gemeente Leiden heeft het verschil gefinancierd uit eigen middelen. Er is geen inzicht in de middelen die de regiogemeenten aanvullend bijdragen. Communicatie: n.v.t. Evaluatie: De monitor OGGZ 2012-2013 ZHN, die eind 2014 beschikbaar is, zal nog meer inzicht kunnen geven in de precieze resultaten in de regio. Bijlagen: 1.a Voortgangsverslag GGZ regeling en OGGZ 1.b Overzicht Budget Maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGZ 2013 1.c Brief Kaag & Braassem bezuiniging GGZ subsidies 1.d Brief afrekening 2012 en begroting 2014 gemeenschappelijke regeling GGZ 1.e Verantwoording collectieve preventie GGZ 2012 Rivierduinen 1.f Regionale werkwijze energieafsluiting 1.g Evaluatie werkwijze energieafsluiting 2.
-
Op de website van Holland Rijnland vindt u de volgende informatie: Subsidie Zorgvernieuwing GGZ: Inloophuis Psychiatrie, Belangenbehartiging ZON, GGZ informatiepunt; Subsidie Collectieve Preventie GGZ Rivierduinen; Afrekening GGZ 2012 en begroting GGZ 2014; Overzicht Budget Maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGZ 2013 Factsheet lichamelijke en psychische gezondheid, huiselijk geweld HM 19-64 jr. 2012 Factsheet lichamelijke en psychische gezondheid, huiselijk geweld HM 65+ 2012 Factsheet onderzoeksopzet, respons achtergrond HM 2012
6
Bijlage 1a: Voortgangsverslag bespreken OGGZ en GGZ regeling Doelstelling Voortgang bestuurlijk monitoren van OGGZ en GGZ regeling aan de hand van: Verslagen 2012 Plannen 2014 Wat is OGGZ De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) richt zich op sociaal kwetsbare mensen. 1 Zij zijn onvoldoende in staat om in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien, hebben meerdere problemen tegelijkertijd, krijgen niet de zorg die zij volgens hulpverleners nodig hebben en stellen geen hulpvraag waar de reguliere hulpverlening een antwoord op heeft. Onder de OGGZ valt ook de Geestelijke Gezondheidzorg (GGZ), Vrouwenopvang, Huiselijk Geweld en verslavingsbeleid. Overlegstructuur Voor OGGZ en Huiselijk geweld kennen we verschillende overlegcircuits, bestaande uit een beleidsvoorbereidend overleg en een bestuurlijk overleg. Het bestuurlijk overleg is geen formeel besluitvormend orgaan. Reden voor het gescheiden overlegcircuit is dat OGGZ beleid wordt gemaakt op het niveau van Zuid-Holland Noord en Huiselijk geweld op het niveau van Hollands Midden. Er is destijds gekozen voor deze grotere regio om voor aansluiting te zorgen met de Veiligheidsregio en de politieregio. OGGZ beleidsvoorbereidend overleg: Een centraal beleidsvoorbereidend Platform OGGZ, waarvan een beleidsmedewerker van Leiden voorzitter is. Deelnemers aan het overleg zijn een beleidsmedewerker uit Katwijk , Alphen a/d Rijn en Leiderdorp. Daarnaast zijn veel zorgpartijen, maar ook politie, Zorg en Zekerheid en woningcorporaties in het overleg vertegenwoordigd. Duin- en Bollenstreek en de Rijnstreek kennen een eigen sub-regionaal OGGZ overleg. De beleidsmedewerker OGGZ van de GGD is secretaris van al deze beleidsvoorbereidende overleggen en vormt daarmee een verbindende schakel. OGGZ bestuurlijk overleg De wethouder zorg en welzijn van Leiden is voorzitter van dit overleg, waarin ook Katwijk en Alpen a/d/ Rijn zitting hebben en de belangrijkste zorgpartijen, de VWHR (Vereniging van Woningcorporaties Holland Rijnland) en Zorg en Zekerheid. Zaken die voor alle gemeenten van belang zijn worden geagendeerd in het PHO Sociale agenda. Secretaris is de voorzitter van het beleidsvormend Platform. Huiselijk geweld beleidsvoorbereidend overleg: Het Regionaal beleidsoverleg (RBO) wordt voorgezeten door een beleidsmedewerker van Leiden, secretariaat ligt bij het Steunpunt huiselijk geweld. Het overleg bestaat uit beleidsmedewerkers van Gouda, Katwijk en Alphen aan den Rijn, Steunpunt Huiselijk Geweld, politie en Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Huiselijk geweld Bestuurlijk overleg De wethouder zorg en welzijn van gemeente Leiden is voorzitter van het overleg. Deelnemers zijn de wethouder zorg en welzijn Gouda, en burgemeesters van Nieuwkoop en Oegstgeest als vertegenwoordigers uit de Veiligheidsregio en burgemeester van Zoeterwoude als vertegenwoordiger uit RDOG. Daarnaast zijn politie, GGD en OM vertegenwoordigd. Zaken die voor alle gemeenten van belang zijn worden geagendeerd in het RDOG. Reden hiervan is dat in dit overleg heel Hollands Midden vertegenwoordigd is. Secretaris van het overleg is de voorzitter van het beleidsoverleg.
1
Wolf, J. (2006) Handreiking OGGZ in de Wmo. Chevalier International.
1
GGZ regeling Achtergrond: GGZ regeling is de regionale voortzetting van een aantal activiteiten op het terrein van de collectieve preventie in de psychiatrie. Deze activiteiten zijn overgekomen uit de AWBZ bij de invoering van de WMO in 2007. Besloten is om deze activiteiten regionaal voort te zetten en Leiden te vragen dit namens de gemeenten uit te voeren. In feite kan deze taak door iedere deelnemende gemeente worden uitgevoerd. De gemeentelijke bijdragen worden d.m.v. facturen geïnd. In 2014 wordt hiervoor via het WMO budget beschikbaar gesteld (meicirculaire 2013): Collectieve GGZ preventie Zorgvernieuwingsprojecten
10,5 miljoen 7,4 miljoen
Dat is naar rato van het aantal inwoners voor Holland Rijnland 3,2% van 17,9 miljoen is €573.000. De genoemde bedragen zijn gelabeld door het Rijk maar niet geoormerkt (feitelijk vrij besteedbaar). In 2013 is door de deelnemende gemeenten uitgegeven*: Collectieve Preventie GGZ Activiteitenbudget Zorgvernieuwing GGZ GGZ informatiepunt € 97.000 Inloophuis Psychiatrie € 83.200 Belangenbehartiging ZON** € 68.362 Totaal
€ 272.636
€ 248.561 € 521.197
*Kaag en Braassem doet hier niet aan mee ** Leiden financiert ZON aanvullend € 54.738. In het PHO van 19 juni 2013 hebben de gemeenten besloten om voor 2014 wederom geen accres te hanteren. Gemeenschappelijke regeling Kaag en Braassem heeft besloten om niet deel te nemen aan de gemeenschappelijke regeling. Tot en met 2012 heeft deze gemeente nog wel meegedaan aan de gemeenschappelijke financiering van de voorzieningen. Vanaf 2013 is dat niet meer het geval. Dit betekent feitelijk een korting op het budget van de voorzieningen. Tegelijkertijd zien we in de rapportage van de Collectieve Preventie dat er wel deelnemers zijn uit Kaag en Braassem 2 . Feitelijk betekent dit dat de overige gemeenten voorzieningen in stand houden waar K&B gebruik van maakt. We zien ook dat deelnemers van buiten de regio gebruik maken van voorzieningen in deze regio, maar zo zullen ook burgers uit Zuid-Holland Noord gebruik maken van voorzieningen in Noord- Holland en Midden Holland. Solidariteit is noodzakelijk om de voorzieningen lokaal in stand te houden. € 154.418 Vriendendienst Vriendendienst is als mantelzorgondersteuning (vrijwilligerswerk) aan te merken en valt niet onder de collectieve preventie en zorgvernieuwing GGZ. Het wordt door een deel van de gemeenten gefinancierd. Leiderdorp, Rijnwoude en Kaag en Braassem nemen hier niet aan deel. Leiderdorp subsidieert Vriendendienst zelf. De overige gemeenten nemen geen diensten af van Vriendendienst. Dat betekent dat Vriendendienst voor de overige twee gemeenten ook niet bemiddelt voor mensen met psychiatrische problematiek uit deze gemeenten. Beeld van de activiteiten:
2
Bron rapportage Rivierduinen: Totaal 10 deelnemers uit K&B aan voorlichtingsbijeenkomsten in Leiden en Alphen a/d Rijn en 3 kinderen namen deel aan preventieprogramma’s voor Kinderen en Jeugd.
2
-
-
Collectieve Preventie GGZ (cursussen en activiteiten gericht op vroegsignalering en voorkomen van zwaardere psychische problematiek, onderverdeeld naar Kinderen & Jongeren en Volwassenen & Ouderen; Onder Zorgvernieuwing GGZ vallen: Informatiepunt GGZ, geeft voorlichting en informatie zowel voor groepen als individueel. Vrijwilligers zijn veelal ervaringsdeskundig en doen hier werkervaring op in het kader van herstel en re-integratie; Inloophuis Psychiatrie, vervult een huiskamerfunctie op tijden dat andere voorzieningen gesloten zijn dus 's avonds en in het weekend; ZON belangenorganisatie voor mensen met psychiatrische problematiek, maar ook voor mensen die kampen met verslaving of dakloosheid. Onder mantelzorgondersteuning (vrijwilligerswerk): Vriendendienst, een maatjesproject voor mensen met psychiatrische problematiek, werkt met vrijwillige maatjes. Subsidie is voor beroepskrachten die werving, scholing, koppeling en begeleiding van maatjes verzorgen;
De verslagen 2012 van deze activiteiten zijn te vinden op de website van Holland Rijnland Ontwikkelingen: De laatste jaren wordt er landelijk fors gestuurd op beddenreductie bij GGZ instellingen met de daarbij behorende financiële kortingen. Een ontwikkeling die hiermee verband houdt is dat mensen minder snel een indicatie voor intramurale zorg krijgen. De discussie rond de zogenaamde Zorgzwaartepakketten (ZZP) is nog niet afgerond, maar duidelijk is wel dat alleen mensen met zware problematiek in de nabije toekomst nog voor opname in aanmerking komen. Dat betekent dat mensen met minder zware problematiek, al dan niet met ambulante zorg, zelfstandig moeten wonen. Met de transities in het sociale domein komt deze groep voor verantwoordelijkheid van de gemeenten. Preventie en ondersteuning zijn er op gericht om zwaardere zorg te voorkomen, dan wel met beperkte middelen mensen met psychiatrische problematiek zodanig te ondersteunen dat zij een zelfstandig leven aankunnen. Collectieve Preventie, de zorgvernieuwing GGZ en het maatjesproject Vriendendienst zijn daarmee belangrijke instrumenten om de zorg beperkt en op den duur betaalbaar te houden. Vooruitblik: Het spreekt voor zich dat met de drie decentralisaties de activiteiten die vallen onder de GGZ regeling voor gemeenten aanzienlijk aan belang winnen. Preventie voorkomt curatie en past in de WMO werkwijze die de gemeenten voor ogen staat. De activiteiten van het informatiepunt, het inloophuis, ZON en de vriendendienst sluiten aan bij het WMO beleid om vrijwilligers en ervaringsdeskundigen beter te benutten. Resultaten Resultaten van preventie met name van de collectieve preventie zijn lastig te meten. Op het PHO van 18 september heeft het Trimbos-instituut het nut en de noodzaak van GGZpreventie toegelicht en het ontwikkelde programma op het gebied van de GGZ preventie in Holland Rijnland gedeeltelijk doorgelicht. Aansluitend hierop zullen alle OGGZ- en GGZpreventie activiteiten in beeld worden gebracht en geanalyseerd. Dit past binnen de bestuursopdracht met betrekking tot de uitbreiding van de WMO, waarin afspraken worden geformuleerd om te komen tot goede afspraken en afstemming binnen de OGGZ/GGZ-keten (van preventie tot maatschappelijke opvang). Op de website van Holland Rijnland zijn een aantal rapportages van preventie-activiteiten te vinden. De monitor OGGZ 2012-2013 ZHN, die eind 2014 beschikbaar is, zal nog meer inzicht kunnen geven in de precieze resultaten in de regio.
3
OGGZ Algemeen De huidige ontwikkelingen en de decentralisaties hebben als gevolg dat meer mensen zullen zijn aangewezen op ambulante zorg, die de gemeenten moeten organiseren. Als mensen zelf zorg zoeken is dat meestal gemakkelijker te organiseren, maar er zijn ook mensen die de noodzakelijk geachte zorg afwijzen en niet willen. We hebben het dan over de zogenaamde zorgmijders, die vallen onder de doelgroep van de OGGZ. Naast de zorg voor individuele burgers is er nog een ander belang voor gemeenten om ook voor de zorgmijders te zorgen. Uit het oogpunt van terugdringen van overlast en criminaliteit is het belangrijk om zorgnetwerken of wijk- of buurtteams in te zetten om contact te houden met deze doelgroep. Onderzoek in Utrecht heeft uitgewezen dat intensief contact onderhouden met deze groep door frequent huisbezoek de overlast en kleine criminaliteit fors terug te brengen is. Achtergrond Alle gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om dakloosheid te voorkomen goede nazorg te bieden aan mensen die na dakloosheid, detentie of opname zich (op)nieuw in de gemeente vestigen. Belangrijke pijlers daarin zijn stabiele huisvesting, dagbesteding en financiën. Leiden is als centrumgemeente verantwoordelijk voor de maatschappelijke opvang en het verslavingsbeleid. Het geld is gelabeld maar niet geoormerkt (feitelijk vrij besteedbaar). Begroting 2013: € 5.201.679 Bijlage 1: Bestedingsoverzicht Decentralisatie Uitkering MO/VO (OGGZ) 2013 Ontwikkelingen Inhoudelijk: Regionaal kompas Het Regionaal Kompas 2008 – 2013 loopt formeel eind dit jaar af. Het ministerie van VWS geeft een verlenging tot 2014 aan. De evaluatie van het Regionaal Kompas zal medio 2014 worden afgerond. Naast een rapportage over de doelen van het Kompas, is het ook de bedoeling om de betrokkenheid van gemeenten in de regio een OGGZ partijen hierbij te betrekken. De evaluatie van het Regionaal Kompas en het ontwikkelen van een vervolgplan worden ambtelijk voorbereid. Hiervoor wordt met ambtenaren ZHN en betrokken OGGZ partijen in oktober een bijeenkomst georganiseerd. Eind van dit jaar volgt een nieuwe daklozentelling. Evaluatie en nieuwe beleidsinitiatieven zullen aan het PHO worden voorgelegd.
Verslavingsbeleid In 2012 is de Regionale Beleidsvisie Verslavingspreventie Zuid-Holland Noord vastgesteld. Deze visie schetst de kaders voor Brijder Verslavingszorg B.V. en de GGD Hollands Midden, die beiden verslavingspreventieactiviteiten aanbieden en uitvoeren in de regio Zuid-Holland Noord. Het speerpunt is alcohol, maar er wordt zeker ook aandacht besteed aan overige verslavingsvormen. De voorlichting vanuit de GGD verloopt primair via de programma’s ‘De Gezonde School’ en ‘Genotmiddelen’ voor het primaire en het voortgezet onderwijs. In de programma’s is aandacht voor educatie voor leerlingen, scholing docenten, voorlichting aan ouders en regelgeving & handhaving op scholen, en bestrijkt de middelen tabak, alcohol en (soft)drugs (het basisonderwijs legt zich vooralsnog primair toe op tabak en/of alcohol). Brijder Jeugd heeft als werkgebied o.a. het jongerenwerk, buurt- en clubhuizen en geeft deskundigheidsbevordering en richt zich op het trainen van signaleren van gebruik aan de intermediairs. In die voorlichting, trainingen en deskundigheidsbevordering wordt al het gebruik behandeld, waarbij de nadruk ligt op alcohol en in tweede instantie cannabis. Op zorginhoudelijk gebied gaat Brijder verder op de weg, die eerder is ingeslagen. Mensen kunnen terecht voor problemen met alcohol, drugs, medicijnen en gokken. Er wordt veel aandacht besteed aan de kwaliteit van de behandelplannen en de cliënten
4
worden bezocht aan de hand van hun zorgzwaarte en actuele situatie. Uitgangspunt daarbij is om cliënten met een hogere zorgzwaarte frequenter te bezoeken. Tevens wordt er veel gebruik gemaakt van zorg in groepsverband. Aan zowel de terugvalpreventiegroep Alcohol, als de empowermentgroep nemen veel cliënten trouw en naar tevredenheid deel. Handhaving en regelgeving zijn belangrijke instrumenten als het gaat om preventie van alcoholmisbruik. Met de wijziging van de Drank- en Horecawet hebben gemeenten hier meer verantwoordelijkheid in gekregen. Het is zaak lokaal preventie en handhaving/regelgeving goed met elkaar te verbinden.
Scheve huisjes voortgang Het streven is om in de regio te komen tot 15 plekken (5 per sub-regio) voor scheve huisjes, zoals afgesproken in het PHO van 20 juni 2012. Alphen a/d Rijn heeft zoals bekend al geruime tijd 2 huisjes. Leiden heeft al enige jaren een scheef huisje en heeft recent 2 scheve huisjes gerealiseerd, waardoor het totaal op 3 komt. Verder heeft Leiden succesvol geëxperimenteerd met Housing First met intensieve begeleiding, waardoor vier extra mensen van de wachtlijst van de scheve huisjes gehuisvest zijn. In de regio lijkt het verder stil. In september inventariseert Leiden de stand van zaken.
Ambulante crisisopvang In 2012 is in Leiden een pilot gestart met ambulante crisisopvang. Mensen die acuut dakloos zijn, krijgen onderdak in een normale (wissel)woning, gehuurd door De Binnenvest, waar de hulpverlening en begeleiding gericht is op eigen huisvesting. Deze pilot is succesvol gebleken, de begeleiding is kwalitatief verbeterd en mensen blijven zelfstandiger dan in de groepsopvang. Bovendien is deze vorm van crisisopvang goedkoper dan de 24-uurs groepsgewijze crisisopvang. De wens is nu om deze ambulante crisisopvang te organiseren in de gemeente waar het probleem zich voordoet. Inhoudelijk is dit gewenst, omdat mensen op die manier zo dicht mogelijk bij hun oorspronkelijke leefomgeving en sociale netwerk kunnen blijven. Dit sluit ook aan bij een verzoek van de Leidse corporaties, die - ondanks de lage doorstroom in de sociale huurwoningen- buiten het contingent om extra woningen in Leiden hebben geleverd om ambulante crisisopvang mogelijk te maken. Om ambulante crisisopvang regionaal vorm te geven, is naast medewerking van de corporaties in de regio ook medewerking van de gemeenten nodig. Het organiseren van een versnelde hulpverlening ter plaatse, waaronder ook inkomen en schuldhulpverlening, vraagt inzet van diverse partijen. De Binnenvest wil dit graag in gang zetten maar heeft commitment van de regiogemeenten nodig.
Vrouwenopvang en Huiselijk Geweld Het budget Vrouwenopvang en huiselijk geweld wordt landelijk herverdeeld aan de hand van objectieve criteria. Dit lijkt voor Gouda en Leiden nadelig uit te pakken. Recent is een Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Hollands Midden 2014 – 2018 opgeleverd. Voor de zomer is deze in de colleges Gouda en Leiden vastgesteld voor zienswijze van de gemeenten in de respectievelijke regio’s Midden Holland en ZuidHolland Noord. Tevens is de visie ter inspraak gelegd in Leiden. Ook de WMO raden Gouda en Leiden zijn uitgenodigd om te reageren. De reactietijd loopt tot 18 september 2013. Doel is de regiovisie voor eind 2013 in de gemeenteraden van Gouda en Leiden vast te stellen. In oktober 2013 zal de regiovisie met de reacties worden geagendeerd in het RDOG. In de regiovisie is ook de taakverdeling tussen centrumgemeenten en regiogemeenten opgenomen. Alle gemeenten hebben een zelfstandige rol in de aanpak van huiselijk geweld. Het gaat dan om lokale voorlichting en preventieactiviteiten, ondersteunen van vrijwilligersorganisaties die met kinderen werken, het oppakken van lichtere huiselijk geweld zaken in lokale zorgnetwerken en toezicht op uitvoering van de Wet meldcode door hierover in subsidieafspraken op te nemen.
5
Een Hollands Midden brede werkgroep heeft voor de zomer advies uitgebracht aan de projectleiding 3 D over het gedwongen kader Jeugd (jeugdbescherming, Jeugdreclassering, gedwongen jeugdopname en vorming AMHK). De vorming van een Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) maakt deel uit van het advies. In het AMHK moeten Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Steunpunt Huiselijk Geweld opgaan. Het AMHK wordt in de nieuwe Wmo geregeld. De werkgroep heeft voorgesteld het AMHK onder te brengen bij de GGD. Gemeenten zijn samen verantwoordelijk voor de financiering van het AMHK.
Dreigende Energieafsluitingen Holland Rijnland 2012 – 2013 Het aantal energie afsluitingen neemt de laatste jaren toe. Dreigende energie afsluitingen zijn een signaal van problematische schulden en multiproblematiek. Sinds enkele jaren melden energiebedrijven aanstaande energieafsluitingen in de winterperiode (1 oktober tot 1 april) vooraf bij de gemeentelijke schuldhulpverlening (SHV). In de regio is vanuit centrumgemeente en OGGZ partners voor de periode 2012-2013 een voorstel gedaan om verder samen te werken op dit onderwerp. De focus ligt daarbij op gezinnen met minderjarige kinderen. De werkwijze in het kort: SHV doet bij bericht van dreigende afsluiting een extra inspanning om in contact te komen met het gezin. Tevens een check of het gezin bekend is elders in de gemeente en bij het Meldpunt Zorg & Overlast. Het Meldpunt weet vaak ook of een gezin elders al bekend is. Als het contact niet tot stand komt gaat het Meldpunt op huisbezoek en leidt toe naar zorg en hulpverlening. Deze werkwijze is besproken in het AO Participatie en het AOZW en voorgesteld aan de teamleiders schuldhulpverlening van de gemeenten. De meeste gemeenten hebben hier gehoor aan gegeven. De resultaten van de werkwijze en aanbeveling voor vervolg zijn te vinden in deze rapportage.
Praktisch te besluiten: 1. Gemeenten onderschrijven dat het solidariteitsprincipe bepalend is voor het in stand houden van een GGZ preventie aanbod. Afrekenen per deelnemer is hiervoor niet voldoende, omdat de continuïteit daarmee niet gewaarborgd is. 2. In het jaar 2012 heeft Leiden de inschrijving van marginaal gehuisvesten op het adres van de Papegaaisbolwerk te Leiden opgeschoond. Alleen daklozen en een beperkte groep marginaal gehuisvesten, die aangewezen is op hulp en begeleiding van De Binnenvest kunnen op het adres van de maatschappelijke opvang, Papegaaisbolwerk, worden ingeschreven. Hiervan is mededeling gedaan in het portefeuillehoudersoverleg van juni 2012. Het aantal ingeschrevenen is teruggebracht van 400 naar minder dan 200. Marginaal gehuisvesten horen in de gemeente waar zij verblijven te worden ingeschreven. Dit heeft in het ambtelijk overleg geleid tot de behoefte aan een heldere definitie van het begrip marginaal gehuisvesten. Het voorstel is om de volgende definitie hiervoor gezamenlijk vast te stellen:
“Onder marginaal gehuisvesten verstaan we mensen die onderdak zijn en de beschikking hebben over verwarming, elektra en water/sanitair. Water/sanitair kan ook buiten het eigen onderdak zijn, maar wel binnen (hand)bereik, zoals op een camping. Het onderdak heeft geen formele woonstatus, waardoor de bewoner op dat adres niet in het GBA bestand kan worden ingeschreven.” Indien deze groep geen mogelijkheid heeft een adres van naasten te gebruiken als briefadres, kan deze groep een verzoek doen om tijdelijk gebruik te maken van de gemeentelijke voorziening “lokaal briefadres”. 3. a. Het principe besluit om ambulante crisisopvang te organiseren in de gemeente waar het probleem zich voordoet. b. Een regionale werkgroep samen te stellen om de mogelijkheden in kaart te brengen hoe dit praktisch te organiseren en een voorstel daarvoor aan het PHO voor te leggen.
6
4. De werkwijze en afspraken met betrekking tot energieafsluiting te onderschrijven en dit ambtelijk in de eigen uitvoeringsorganisatie te borgen.(Zie bijlage 1g) Vooruitblik: Het is zaak om bij de uitwerking van de drie decentralisaties in de regio te zorgen voor inpassing van de OGGZ activiteiten. Een aantal activiteiten zal deels uit te decentraliseren AWBZ betaald worden en voor een deel uit de decentralisatie uitkering OGGZ van de centrumgemeente. Wat de gevolgen zijn van de decentralisatie AWBZ voor de OGGZ doelgroep en hoe de financiële verdeling er precies uit komt te zien zal in de komende maanden nader worden uitgewerkt.
7
Bijlage 1b: Overzicht Budget Maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGZ 2013 Versie juli 2013 Opzet overzicht Leiden Alle gesubsidieerde producten zijn ten behoeve van de hele regio en vooral gericht op opvang en zorg. Het overzicht bevat zaken waarop nu al beschikt is. Mogelijk zijn er nog zaken nodig die in de loop van het jaar nog extra middelen vragen. Budget volgens meicirculaire 2013 (31-05-2013)
Subsidies reeds beschikt 2013 Binnenvest (Maatschappelijke opvang) - opvang - woonbegeleiding - outreachend werk - dagbesteding - persoonsgerichte aanpak Regionaal Kompas
€ 5.201.679
€ 3.560.000
Brijder (Verslavingszorg) - Verslavingspreventie - bemoeizorg en zorgtoeleiding - persoonsgerichte aanpak Regionaal Kompas - begeleiding en behandeling - woonbegeleiding - hulp ouders van verslaafden
€ 1.221.208
Rivierduinen (OGGZ deel) (exclusief GR GGZ en pakketmaatregel AWBZ) - bemoeizorg en zorgnetwerken (zorgtoeleiding) - persoonsgerichte aanpak Regionaal Kompas - OGGZ inzet consultatie ketenpartners enz.
€
GGD - Verslavingspreventie - Onderzoek en monitor - persoonsgerichte aanpak Regionaal Kompas - Bemoeizorg en zorgtoeleiding - Maatschappelijk Steunsysteem: projectleider en Jekuntmeer.nl - basiscoördinatie kwetsbare kinderen
€ 626.810
Kwadraad - persoonsgerichte aanpak Regionaal Kompas
€
15.000
Exodus - opvang en begeleiding ex-gedetineerden
€
135.000
Visie R - werkprojecten voor dak- en thuislozen
€
30.000
406.275
Subtotaal
€ 5.994.293
Transport
€ 5.994.293
De Schuilplaats - Maaltijdvoorziening dak- en thuislozen en hulpbehoevenden
€
20.000
Stichting Kocon, Katwijk - Project Re-integratie
€
77.338
De Brug, Katwijk - Professionele ondersteuning inloophuis, telefoondienst en hulp aan familie verslaafden.
€
87.417
Totaal Gefinancierd uit eigen financiële middelen Leiden 2013 tot nu toe
€ 6.179.048 €
977.369
NB: Dit overzicht is exclusief de bijdrage in het kader van de gemeenschappelijke regeling GGZ voor Collectieve Preventie GGZ en Zorgvernieuwing GGZ.
Bezoekadres
Westeinde 1, 2371 AS Roelofarendsveen Pastadres
Postbus 1, 2370AA Roelofarendsveen
Kaage
r: (071) J 32 n 72
E:
[email protected] w: www.kaagenbraassem.lil
Gemeente Leiden Afdeling Realisatie, team Stadsleven t.a.v. mevrouw A. van Zeijl Postbus 9100 2300 PC LEIDEN
datum
Z4AUG Z011
ons kenmerk \
l. \ '1 s-e~
uw briefvan uwBSN
nvt
Correspondentie: 14-157 Dos: DIV-50266 Post: DIV-2011-13967 BARC: 000329796 BT: B REASL2~201112 : 33 : 25
uw kenmerk behandeld door onderwerp bijlage(n)
team Communicatie toelichting uitkomst collegevoorstel kerntakendiscussie -
Geachte mevrouw Van Zeijl,
""c
Afgelopen 9 augustus hebben wij advies over de kerntakendiscussie uitgebracht aan de gemeenteraad. De kerntakendiscussie levert veel voorstellen op die moeten leiden tot ~ bezuinigingen en professionalisering van de gemeente. De keuzes dienen als uitgangspunt OI voor de begroting 2012-2015. De keuzes van het college in die kerntakendiscussie, leveren -g ! totaal een bezuiniging op van €2,25 miljoen in 2015. Op 9 Augustus zijn alle voorstellen ook -~-01 op onze website gezet. U kunt ze teruglezen, net als de motivatie voor de keuzes, op: ;x www.!
l
=
0
Wij hebben een bezuiniging op de subsidie voor collectieve preventie en zorgvernieuwingsprojecten GGZ voorgesteld van € 9.000,- in 2013, oplopend naar 13.500,in 2014 en € 18.000,- in 2015. Gemeenteraad maakt collegevoorstellen definitief De gemeenteraad beslist definitief over de uitwerking van de collegevoorstellen bij de vaststelling van de begroting 2012-2015 in november 2011. Voordat het zover is, houdt de raad ook een informatieavond, waar u uw inzichten op de collegevoorstellen kwijt kunt. Meer informatie over deze avond, verschijnt in september op de gemeentepagina van het Witte Weekblad en op www.kaagenbraassem.nl.
c:
~
~
OI
-a
~
0
0 :I:
Pagina 1 van 2
onderwerp
toelichting uitkomst collegevoorstel kerntakendiscussie
Mocht u vragen of opmerkingen hebben ten aanzien van deze brief of de kerntaken, dan kunt u zich richten via e-mail tot: [email protected], telefonisch via (071) 332 72 72 team Communicatie, of schrijven naar gemeente Kaag en Braassem, t.a.v. team Communicatie, Postbus 1, 2370 AA Roelofarendsveen. Graag met vermelding van het onderwerp 'Kerntakendiscussie 2011 '.
Met vriendelijke groet, Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velds-Menting
Pagina 2 van 2
Bijlage 1d: Gemeente Leiden
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden
Bezoekadres Stationsplein 107
Colleges van B&W van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Datum Ons kenmerk Onderwerp
29 juli 2013 DIV-2013-9579 Regionale subsidies: Afrekening 2012 en begroting 2014
Postadres Postbus 9100 2300 PC LEIDEN Telefoon 071-516 51 65 E-mail [email protected] Website www.leiden.nl/gemeente
Contactpersoon Doorkiesnummer
Anita van Zeijl 071 - 516 52 38
Geacht college,
Op basis van de afspraken die gemaakt zijn in de gemeenschappelijke regeling GGZ ontvangt u hierbij de afrekening van de subsidies 2012 en de begroting voor de subsidies 2014. Zoals u bekend is hebben alle gemeenten in Zuid-Holland Noord zich bij de regeling aangesloten met uitzondering van de gemeente Kaag en Braassem. Tot en met 2012 heeft Kaag en Braassem nog wel mee betaald aan de GGZ subsidies, maar heeft de gemeente laten weten vanaf 2013 niet meer aan deze subsidies bij te dragen. Gemeenschappelijke financiering voor Vriendendienst, een maatjesproject voor mensen met GGZ problematiek, wordt gezamenlijk gefinancierd door de regionale gemeenten, met uitzondering van Rijnwoude en Kaag en Braassem, die Vriendendienst niet ondersteunen. Leiderdorp kiest voor zelfstandige financiering van Vriendendienst. Deze gemeenten zijn in de begroting Vriendendienst 2014 niet opgenomen. Vriendendienst zal niet bemiddelen voor inwoners van Rijnwoude en Kaag en Braassem. Afrekening GGZ subsidies 2012 De subsidie aan GGZ Rivierduinen bestaat uit verschillende onderdelen: de gemeenschappelijk gefinancierde Collectieve Preventie en het aanbod dat door Leiden gefinancierd wordt vanuit decentralisatie uitkeringen. Het gaat daarbij om regionale inzet op Wmo taken ten behoeve van de OGGZ doelgroep en aanbod gericht op de aanpak van huiselijk geweld.
Datum Kenmerk Pagina
Gemeente Leiden
29 juli 2013 DIV-2013-9579 2/7
De afrekening van gezamenlijke GGZ subsidies voor 2012 ziet er als volgt uit: Product
Collectieve Preventie GGZ Product
Inloophuis Psychiatrie Informatiepunt GGZ Zorgvragersoverleg ZON Totaal Zorgvernieuwing GGZ
Vriendendienst Uitvoeringskosten Leiden 0,1fte à € 82,- 3 Totaal:
Beschikking
Gefactureerd door Leiden aan regio
€ 305.741,-
€ 283.936,-
Vaststelling
Gefactureerd door Leiden aan regio
€ 83.200,€ 97.000,-
€ 83.200,€ 97.000,-
€ 82.500,€ 97.760,-
- € 21.805 1 t.l.v. Rivierduinen Resultaat Extra voor rekening van Leiden - € 700 + € 760
€ 127.700,-
€ 127.700,-
€ 72.099.-
€ 55.601 2 ,-
€ 307.900,-
€ 307.900
€ 283.936,-
Beschikking
€ 154.418,-
€ 154.411,-
€ 252.359,-
Extra voor rekening van Leiden
€ 55.601
+ € 60
€ 154.418,-
+€7
€ 17.056,-
0 + € 67,-
In totaal is aan de gezamenlijke gemeenten € 67,- te veel in rekening gebracht. Over dit bedrag zal geen verrekening plaatsvinden. Begroting 2014 Op dit moment is nog geen besluit genomen over het al dan niet toekennen van een accres. In onderstaande begroting wordt gerekend met de 0-lijn. Mocht toch besloten worden tot indexering dan zal op basis van dit besluit aan u een nieuwe begroting worden toegezonden.
1
Resultaat
Vaststelling
Er is sprake van overproductie op CP. Het totale rekeningresultaat laat een overschot zien van € 4.199. In de afrekening is gesteld dat dit bedrag door Rivierduinen ingezet kan worden om de korting als gevolg van achterwege blijven van indexering op te vangen, mits besteed aan de doelen waarvoor de subsidie bedoeld is. 2 De Gemeente Leiden heeft gemeend dat ZON veel goed werk verricht en heeft daarom besloten tot extra subsidie uit eigen middelen. 3 Bron: Nota Berekening Personeelstarieven gemeente Leiden, februari 2011.
Datum Kenmerk Pagina
29 juli 2013
Gemeente Leiden
DIV-2013-9579 3/7
De bedragen in de begroting komen op onderdelen lager uit dan in 2012 omdat Kaag en Braassem niet langer mee betaald. Voor de begroting 2014 wordt aangesloten bij de facturen die over 2013 zijn verzonden. De begroting voor 2014 ziet er daarmee als volgt uit. Collectieve Preventie GGZ Zorgvernieuwing GGZ Inloophuis Psychiatrie € 83.200,GGZ Informatiepunt € 97.000,ZON € 68.362.Totaal
€ 248.562,-
Vriendendienst
€ 154.418,-
Uitvoeringskosten 4 0,1 fte à € 83,Totale subsidie GGZ 2014
€ 17.264,€ 692.881,-
€ 272.637,-
De totale kosten worden naar rato van het aantal inwoners verdeeld over de deelnemende gemeenten. Ik verzoek u deze begrotingsposten op te nemen in uw begroting 2014. Begin 2014 zal een factuur voor deze subsidies aan u worden toegezonden. Zie voor specificatie de bijlagen. Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Leiden, Namens dezen,
drs. I. (Irene) Baard Teamleider Stadsleven Afdeling Realisatie
4
Dit tarief is exclusief 21% BTW
Datum Kenmerk Pagina
Gemeente Leiden
29 juli 2013 DIV-2013-9579 4/7
Bijlage
1a Overzicht Collectieve Preventie Te verdelen € 272.636,00 Gemeente
Inwoners (CBS 1 jan. 2013)
Bijdrage 2014
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude
72.913 20.868 0 62.688 119.800 26.743 22.393 27.082 25.671 15.740 23.153 18.577 35.800 24.658 8.122
39.426 11.284 0 33.897 64.778 14.461 12.108 14.644 13.881 8.511 12.519 10.045 19.358 13.333 4.392
Totaal
504.208
272.637
Ter vergelijking: Kaag en Braassem heeft 25.715 inwoners
Datum Kenmerk Pagina
Gemeente Leiden
29 juli 2013 DIV-2013-9579 5/7
1b Overzicht Zorgvernieuwing GGZ Te verdelen € 248.562,00 Gemeente
Inwoners (CBS 1 jan. 2013)
Bijdrage 2014
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude
72.913 20.868 0 62.688 119.800 26.743 22.393 27.082 25.671 15.740 23.153 18.577 35.800 24.658 8.122
35.944 10.287 0 30.904 59.058 13.184 11.039 13.351 12.655 7.759 11.414 9.158 17.649 12.156 4.004
Totaal
504.208
248.562
Datum Kenmerk Pagina
Gemeente Leiden
29 juli 2013 DIV-2013-9579 6/7
1c Overzicht Vriendendienst Te verdelen € Gemeente
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Totaal
154.418,00
Inwoners (CBS 1 jan. 2013)
Bijdrage 2014
72913 20.868 0 62.688 119.800 0 22.393 27.082 25.671 15.740 23.153 0 24.658 8.122 8.118
24.109 6.900 0 20.727 39.613 0 7.404 8.955 8.488 5.205 7.656 0 8.153 2.686 2.684
467.006
154.418
Datum Kenmerk Pagina
Gemeente Leiden
29 juli 2013 DIV-2013-9579 7/7
1d Overzicht uitvoeringskosten Te verdelen € 17.264,00 Gemeente
Inwoners (CBS 1 jan. 2013)
Bijdrage 2014
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude
72.534 20.868 0 61.828 117.123 26.426 22.335 26.929 25.407 15.555 22.597 18.547 35.759 23.462 8.118
2.517 724 0 2.145 4.064 917 775 934 882 540 784 644 1.241 814 282
Totaal
497.488
17.264
Bijlage 1e:
Inhoudelijke Rapportage WMO 2012 Rivierduinen Zuid‐Holland Noord
Jaco Takkenkamp 02 04 2013
WMO 2012
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................ 3 I.
OGGZ Rivierduinen (structurele subsidie) ...................................................................................... 4 OGGZ Rivierduinen ZHN (subsidie op projectbasis)....................................................................... 7 III. Terugdringing huiselijk geweld ..................................................................................................... 9 IV. Collectieve Preventie GGZ Kinderen en Jeugd............................................................................... 11 V. Collectieve Preventie GGZ volwassenen en ouderen..................................................................... 13 VI. Extra beschikking 2012............................................................................................................... 18 II.
Bijlagen ............................................................................................................................................... 20
PA/Jta
2
02 04 2013
WMO 2012
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
Inleiding
In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) worden door Rivierduinen in de regio Zuid-Holland Noord (ZHN) verschillende activiteiten uitgevoerd. De activiteiten zijn in 2012 uitgevoerd op basis van verschillende beschikkingen en doeluitkeringen.
Vanuit de WMO worden activiteiten uitgevoerd op het gebied van de collectieve preventie GGZ (CPGGZ) en de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). Vanuit de doeluitkering huiselijk geweld worden activiteiten uitgevoerd ter voorkoming van huiselijk
geweld. Deze activiteiten zijn gericht op het voorkomen en terugdringen van huiselijk geweld of om dit in een zo vroeg mogelijk stadium aan te pakken en passende hulpverlening te bieden aan zowel kinderen en adolescenten als volwassenen.
In het kader van het terugdringen van de dakloosheid zijn extra middelen ter beschikking gesteld voor Persoonsgerichte aanpak (PGA) aan kwetsbare mensen in de samenleving.
Ter bevordering van maatschappelijke betrokkenheid voor alle burgers worden Vrijwillige Initiatieven voor mensen met een Psychiatrische Problematiek” (VIPP) door de gemeente gefinancierd.
Te behoeve van chronische cliënten die door een strengere toepassing van de richtlijnen door het CIZ geen gebruik meer kunnen maken van de dagbestedingsactiviteiten worden vanuit de overgangsregeling AWBZ activiteiten gefinancierd.
Daarnaast zijn er in 2012 ten behoeve van EDIT (Nietgek.nl) en Kinderen en Jeugd (Back to School) twee projecten extra gefinancierd.
Conform de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Leiden wordt halfjaarlijks in een rapportage schriftelijk, zowel inhoudelijk als financieel, verantwoording afgelegd over de besteding van de middelen. Deze rapportage wordt door de betrokken directies van Rivierduinen in een overleg toegelicht aan de verantwoordelijke gemeenteambtenaren in de regio ZHN.
PA/Jta
3
02 04 2013
WMO 2012
I.
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
OGGZ Rivierduinen (structurele subsidie)
De OGGZ heeft tot doel een sluitende keten van toeleiding tot zorg, opvang en ondersteuning te organiseren. Alle OGGZ activiteiten zijn uitgevoerd ten behoeve van kwetsbare zorgafhankelijke
burgers. Uiteindelijk doel is om meer (overlastgevende) zorgmijders in zorg te krijgen, de verloedering en overlast te bestrijden en de dak- en thuisloosheid te bestrijden.
1. Consultatie en
Deskundige GGZ medewerkers verzorgen trainingen en cursussen t.b.v.
afstemming
ketenpartners over psychiatrische en psychische problematiek. De
ketenpartners
deskundigheidsbevordering wordt in verschillende vormen en omvang aangeboden: adviesgesprekken, coaching, informatiebijeenkomsten, workshops. Zowel individueel als in groepsverband.
2. Jeugdhart
Een snelle en sluitende aanpak aan kinderen en gezinnen waarbij signalen zijn dat kinderen problemen kunnen krijgen in hun ontwikkeling door problemen in de opgroei- en opvoedsituatie. Dit wordt gerealiseerd door:
het ‘in kaart brengen’ van de problematiek in het gezin
integrale ondersteuning van het gezin (één gezin, één plan)
signalering aan overheden en zorginstanties.
3. EDIT (Early
EDIT staat voor Early Detection and Intervention Team. Het EDIT team wil met
Intervention Team)
35 jaar bereiken, die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van een
Detection and Rivierduinen
haar activiteiten jongeren en jongvolwassenen in de leeftijd van 14 tot en met psychose. EDIT komt met de doelgroep in contact door het benaderen,
voorlichten en trainen van intermediairen en professionals die met deze doelgroep werken. Jongeren, maar ook hun familie en omstanders én
intermediairen en professionals, kunnen daarnaast 5 dagen per week met hun vragen terecht bij de telefonische helpdesk 0800-NIETGEK. Zij kunnen ook
hun vragen per e-mail stellen. Indien gewenst kan EDIT in één of meer
laagdrempelige gesprekken met de jongere of intermediair zoeken naar de meest passende hulpvorm en op deze manier de jongere toeleiden naar de
juiste zorg. Indien geïndiceerd kunnen jongeren met een verhoogd risico op
psychose bij EDIT terecht voor screening, diagnostiek en (vroege) interventie en behandeling (laatstgenoemde activiteiten worden gefinancierd door de zorgverzekering). 4. Breed Bemoeizorg
De bemoeizorg activiteiten die onder signalering en zorgtoeleiding vallen zijn
Project (BBP)
conform de werkwijze van Rivierduinen in de volgende activiteiten opgenomen. a.
Signaleren;
c.
Contact leggen en contact houden (bijvoorbeeld door middel van
b. Opsporen;
spreekuren);
Het toeleiden zelf én de ongevraagde nazorg (volgen van cliënten om terugval
te voorkomen). 5. Zorgnetwerken
Bij zorgnetwerk voor zorgwekkende zorgmijders zijn opgenomen de
voor zorgwekkende
activiteiten die bedoeld zijn om met derden (verwijzers, maatschappelijke
zorgmijders
opvang, politie, thuiszorg, buren, welzijnswerk) tot afspraken te komen,
ondersteuning te bieden, overleg te plegen zonder dat de activiteiten op één enkele cliënt zijn terug te voeren.
PA/Jta
4
02 04 2013
WMO 2012
PA/Jta
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
6
02 04 2013
II.
OGGZ Rivierduinen ZHN (subsidie op projectbasis)
6. Project
PGA is bedoeld om de cliënten die behoren tot de groep dak- en thuislozen
aanpak (PGA)
een gecoördineerde aanpak van verschillende zorgpartijen wordt gericht
7. VIPP
Vrijwillige Initiatieven voor mensen met een Psychiatrische Problematiek: VIPP.
Persoongerichte
met ernstige psychiatrische en verslavingsproblematiek te ondersteunen. Door gewerkt aan doelstellingen ter verbetering van hun situatie.
Doel van VIPP is mensen met een GGZ achtergrond (meer of geheel) te laten participeren binnen reguliere voorzieningen en organisaties.
8. Dagbesteding
Mensen door deelname aan dagactiviteiten arbeidsvaardigheden laten
voor niet-CIZ
ontwikkelen en begeleiden bij het zetten van stappen naar werk.
geindiceerden
II
OGGZ Rivierduinen ZHN(subsidie op
Prijs per Beschikking
Aantal
eenheid
totaal
Aantal
Aantal
Locaties
2012
groepen /
deelnemers
van
2012
uren
uitvoering
gerealiseerd
projectbasis) 6
Opmerkingen
Trajectregisseur Persoonsgerichte aanpak
27.500
GGZ Leiden vh Leiden lang
27.500
VIPP, Libertas Leiden en Movens
93.300
GGZ Leiden vh Leiden lang
43.000
77,50
355
27.500
355
27.500
1.204
93.288
355
Voldaan aan WMO afspraak: inzet trajectregisseur: 8,5 uur per week.
7
77,50
555
42.996
555
42 personen zijn via Movens
begeleid naar activiteiten elders of hebben
deelgenomen aan activiteiten al dan niet heterogeen van samenstelling. Libertas
50.300
649
50.292
649
Voldaan aan WMO afspraak:
Inzet van
Movens is om naast individuele vragen/trajecten,
groepsactiviteiten te initiëren op basis van vraag en deze over te dragen naar welzijn, waar heterogene groep activiteit voortzet.
32 nieuwe aanmeldingen, 5
doorverwijzingen naar andere
begeleiding/activiteiten/werk. 25 personen nieuw in traject. 11 in traject vanuit 2011. 29 plaatsingen bij
vrijwilligerswerk in totaal. 8
Dagbesteding voor niet-CIZ
70.006
GGZ Leiden vh Leiden lang
70.006
geindiceerden
77,50
903
Voldaan aan WMO afspraak:
Organisatorische veranderingen binnen Libertas
hebben voor oponthoud gezorgd. Intentie om door te pakken nog duidelijk aanwezig.
59.906 59.906
773
Leo Kanner School:
4 leerlingen x 9 dagdelen x 25 weken
WSW geïndiceerden: 7 personen x28 uur x 25 weken Brijderstichting: Subtotaal OGGZ (Subsidie op projectbasis)
190.806
180.694
6 personen x 3 dagdelen x 30 weken
III.
Terugdringing huiselijk geweld
De activiteiten die Rivierduinen biedt zijn er op gericht om de problematiek rondom huiselijk geweld
en kindermishandeling in een zo vroeg mogelijk stadium aan te pakken en passende hulpverlening te bieden aan slachtoffers en andere betrokkenen (conform de doelstelling van Steunpunt Huiselijk Geweld Hollands Midden).
9. Empowerment Huiselijk
Geweld
(gehad) met Huiselijk Geweld.
Leren herkennen van signalen van Huiselijk geweld.
Doorbreken van isolement.
Verminderen van (ernstig) relatieproblemen in het kader van HG.
10. “De Boomhut”
Verhogen van de weerbaarheid van vrouwen, die te maken hebben
Voorkomen van ernstige psychische problemen.
De Boomhut is een groep voor kinderen (7-12 jaar) die huiselijk
geweld hebben meegemaakt. Om de week komen ook de ouders bij elkaar in de oudergroep.
Doel:
Verwerken van concrete ervaringen, vermindering van de gevolgen van de ervaringen en vergroten van de weerbaarheid en sociale competentie van de kinderen.
IV.
Collectieve Preventie GGZ Kinderen en Jeugd
Collectieve preventie GGZ is gericht op de gehele bevolking of een gehele bevolkingsgroep. Het doel is om begrip en herkenning van (ernstig) psychische klachten te bevorderen, de bevolking bewust te
maken wat zij zelf aan deze klachten kan doen en de doelgroep wegwijs te maken naar instanties. In het kader van de CPGGZ zijn door GGZ Kinderen en Jeugd de volgende activiteiten uitgevoerd.
11. KOPP
De KOPP groepen zijn voor Kinderen van Ouders met Psychische Problemen. De kinderen komen 8 weken bij elkaar voor psycho-educatie en lotgenotencontact.
Er waren groepen voor kinderen van 8-12 jaar, voor jongeren van 12-16 jaar en voor jongvolwassenen van 16-23 jaar. 12. Triple-P
De Triple P cursus ‘Positief Opvoeden’ is een groepscursus van acht weken voor ouders met kinderen (2-12 jaar en 12-16 jaar) met (ernstige)
gedragsproblemen. Vanaf september 2010 worden alleen nog cursussen voor
ouders met kinderen van 2-12 jaar uitgevoerd. Ouder met tieners (12-16 jaar) worden doorverwezen naar de Triple P cursussen bij Cardea Jeugdzorg. 13. Plezier op School
Plezier op School is een tweedaagse groepscursus voor kinderen die gepest zijn in het basisonderwijs of anderszins problemen hadden in het contact met leeftijdsgenoten. Ze worden vlak voordat ze de overstap maken naar de middelbare school getraind in sociale vaardigheden.
Back to School
Back to School is een cursus die bedoeld is voor ouders van kinderen (10-14 jaar) die weigeren om naar school te gaan, of van school verzuimen.
De groep die in mei 2012 is uitgevoerd, was een pilotgroep. Het bedrag voor
deze groep was in 2011 toegekend door de gemeente Leiden, maar in overleg met de gemeente overgeheveld naar 2012. We hebben in oktober een Back to School groep in Alphen niet kunnen draaien bij gebrek aan deelnemers. Deze groep zou ook nog gedraaid worden met extra middelen uit 2011 (zie
toelichting bij Back to School mei). We plannen de uitvoering van deze groep opnieuw in voor uitvoering in maart 2013.
We hebben in november een Back to School groep in Leiden niet kunnen draaien bij gebrek aan deelnemers. Deze groep zou gedraaid worden met extra
middelen die de gemeente Leiden lopende het jaar beschikbaar heeft gesteld. Ook deze groep zullen we realiseren in 2013. Hij staat gepland voor uitvoering in Sassenheim in november 2013. Een meer uitgebreide evaluatie van Back to School is beschikbaar. Woonplaatsen deelnemers per preventie groep In bijlage 1 is te zien wat de woonplaats is van de deelnemers. Het overgrote deel van de deelnemers komt uit de gemeenten van Zuid-Holland Noord, maar ook komen enkele deelnemers uit het
verzorgingsgebied Midden-Holland. Omgekeerd heeft een aantal inwoners van Zuid-Holland Noord
deelgenomen aan ons aanbod in Midden-Holland. De reden hiervan is vaak praktisch en persoonlijk, bijv. of de dag waarop het aanbod in een bepaalde periode geboden wordt schikt voor de deelnemer of bij jongeren kan het soms zo zijn dat ze een groep volgen in de plaats waar ze naar school gaan.
V. Collectieve Preventie GGZ volwassenen en ouderen 14. Voorlichting gericht op de burger
Burgers informeren over psychische ziekten: over de verschijnselen, de oorzaken, de beschikbare behandelmogelijkheden en adviezen voor familieleden.
15. Landelijke dag
De kennis bij het grote publiek over psychische problemen en psychische
psychiatrie en
gezondheid te vergroten; vooroordelen te bestrijden; mensen te stimuleren
gezondheidszorg
informatie te zoeken en ze de weg te wijzen naar hulp.
16. Ontspanning door inspanning
Ontspanning door inspanning is een cursus voor Turkse en Arabisch
sprekende vrouwen met pijn- en spanningsklachten. Het doel van de cursus is vrouwen door middel van lichaams-gerichte oefeningen meer grip te laten krijgen op hun lichamelijke en psychische klachten. Door het gevoel van zelfredzaamheid te versterken kunnen zij hun lichamelijke klachten
beïnvloeden en beter overweg met hun psychische klachten, zoals angsten, depressieve gevoelens, boosheid, eenzaamheid of gevoelens van machteloosheid. 17. Mantelzorg-
Doelstelling van de Jasserie is het voorkomen van overbelasting van
“De jasserie”
inzicht in mantelzorg en de gevolgen ervan voor de omgeving. Er worden
ondersteuning
mantelzorgers. Er wordt gewerkt aan het vergroten van de kennis over en het handvatten aangereikt om beter met lastige situaties om te gaan.
18. Preventie op Maat
19. Familie en
De Alzheimer Café’s in de regio organiseren informele bijeenkomst voor
ondersteuning;
belangstellenden. Doelstelling is het vergroten van de kennis en inzicht over
Mantelzorg
Alzheimercafé
mensen met dementie, partners, familieleden, hulpverleners en andere dementie en de gevolgen ervan voor de omgeving; het aanreiken van
handvatten om beter met lastige situaties om te gaan en om overbelasting te voorkomen. De bezoekers kunnen ideeën, informatie en ervaringen uitwisselen.
20. Integrale
In het kader van ‘Veerkracht’ worden depressiepreventie-activiteiten bij
ouderen, voorheen:
depressieve klachten. In grote lijnen gaat het zowel om het voorkómen van
depressie aanpak "Veerkracht"
ouderen ingezet. Depressiepreventie is gericht op de vermindering van
depressieve klachten als om het aanpakken van klachten in een vroeg stadium zodat deze zich niet ontwikkelen tot een depressieve stoornis.
21. Lotgenotengroep
Lotgenotengroepen voor mensen met een psychose zijn een zinvolle
Psychose
aanvulling op het behandelaanbod, doordat zij de mogelijkheid bieden het
sociale netwerk uit te breiden. Trouwe deelname aan de lotgenotengroep is sterk bepalend voor het effect.
22. Vriendendienst
Vriendendienst Zuid-Holland Noord richt zich expliciet op mensen met
langerdurende psychiatrische problematiek die zelfstandig wonen en door psychiatrische problematiek in een sociaal isolement zijn terecht gekomen. De vrijwilligers (maatjes) van de Vriendendienst zijn als een “brug” tussen
deelnemer en maatschappij. Zij helpen de geïsoleerde hulpvrager opnieuw te betrekken bij diverse maatschappelijke activiteiten en hebben de functie van
ambassadeurs vanuit de maatschappij, om de deelnemers weer een gevoel te geven dat ze worden geaccepteerd voor wie ze zijn.
WMO 2012
PA/Jta
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
15
02 04 2013
WMO 2012
PA/Jta
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
16
02 04 2013
WMO 2012
D
Participatie en herstel
22
Vriendendienst Regionaal kompas GGZ Leiden vh Leiden lang
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
154.418
77,50
118.471
1.992 1.529
154.411 118.471
1529 Voldaan aan WMO afspraak: 222 koppelingen
Activite
35.947
464
35.940
464
107 nieuwe koppels
82 afgesloten koppels 125 actieve koppels
Totaal CPGGZ
298.091
305.741
Te verrekenen met de gemeente Totaal WMO Rivierduinen ZHN 2012
PA/Jta
€ 4.149 € 1.098.031
€ 1.098.031
17
02 04 2013
VI.
Extra beschikking 2012
23. Vriendendienst Leiderdorp
Vriendendienst Zuid-Holland Noord richt zich expliciet op mensen met langerdurende psychiatrische problematiek in Leiderdorp die zelfstandig wonen en door psychiatrische problematiek in een sociaal isolement zijn terecht gekomen.
24. Back to School
Back to School is een cursus die bedoeld is voor ouders van kinderen (10-14 jaar) die weigeren om naar school te gaan, of van school verzuimen. Ouders hebben 3 groepsbijeenkomsten, 1 individuele afspraak en een telefonisch gesprek. Ouders krijgen informatie over schoolweigering en relevante onderwerpen zoals leerplichtwet en contact met school.
WMO 2012
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
Bijlagen 1. Woonplaatsen deelnemers per preventie groep K&J 2. Productrealisatie 2012 EDIT
3. Voorlichting gericht op de burger, toelichting op de realisatie
PA/Jta
20
02 04 2013
Triple P Woonplaats Leiden
Plezier op School
KOPP Totaal
Woonplaats 21
Totaal
Woonplaats
Boomhut Totaal
Hoofddorp
1
Leimuiden
1
Woonplaats
Totaal
Alphen aan den
4
Zevenhoven
1
Rijn
Wassenaar
2
Hillegom
1
Bodegraven
1
Voorschoten
1
Rijnsburg
2
Driebruggen
1
Leiderdorp
4
Lisse
1
Alphen aan den Rijn
3
Bodegraven
4 1
Noordwijk
2
Leiderdorp
2
Ter Aar
3
Hillegom
Oegstgeest
1
Oegstgeest
3
Nieuwveen
1
Ter Aar
1
Noordwijkerhout
1
Warmond
2
Sassenheim
1
Hazerwoude-
1
Hazerswoude
1
Katwijk
7
Noordwijkerhout
4
Voorhout
2
Hillegom
4
Leiden
5
Alphen aan den Rijn
12
Ter Aar
6
Noordwijkerhout
2
Katwijk
1
Boskoop
2
Leiden
8
Leiden
9
Koudekerk aan den
3
Zoeterwoude
1
Leiderdorp
3
Zoeterwoude
1
Voorhout
1
Oegstgeest
3
Hillegom
1
Voorschoten
2
Rijn Langeraar
2
Bodegraven
4
Nieuwveen
2
Warmond
1
Waddinxveen
2
Benthuizen
3
Voorhout
4
Lisse
2
De Zilk
1
Katwijk
6
Noordwijk
4
Hillegom
3
Rijnsburg
2
Hoogmade
1
Eindtotaal
93
Eindtotaal
32
Eindtotaal
40
Rijndijk Katwijk
3
Leiderdorp
2
Kaag en Braassem
1
Eindtotaal
23
Back to School Woonplaats Alphen aan den
Totaal 1
Rijn Oegstgeest
1
Leiderdorp
2
Katwijk
2
Eindtotaal
6
WMO 2012
PA/Jta
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
22
02 04 2013
Voorlichting gericht op de burger Toelichting op de realisatie : totaal 21 bijeenkomsten
Leiden e.o.: 14 bijeenkomsten.
In totaal 345 personen, gemiddeld 25 per bijeenkomst
GGZ Rijnstreek: 7 bijeenkomsten
In totaal 240 personen, gemiddeld 34 per bijeenkomst
WMO 2012
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
Aantal deelnemers per bijeenkomst Leiden Voorlichtingsbijeenkomst
Aantal deelnemers
Borderline 23-1
17
Stress 30-1
8
Bipolair 3-2
20
Mindfulness 27-2
23
Borderline 12-3
21
Slapen 26-3
13
Psychose 16-4
25
Eetstoornissen 23-4
10
Depressie 21-5
29
Autisme 11-6
48
Borderline 24-9
36
ADHD Volwassenen
34
Biplolair
35
Trauma
26
Totaal
345
PA/Jta
24
02 04 2013
WMO 2012
Rivierduinen Zuid-Holland Noord
Alphen aan den Rijn Voorlichtingsbijeenkomst
Aantal deelnemers
Borderline 5-3
31
Psychose 16-4
21
Double Trouble 18-6
33
Trauma 3-9
34
1-10 Biplolair
34
ADHD 29-10
19
Autisme 3-12
68
Totaal
240
PA/Jta
25
02 04 2013
Werkwijze energieafsluitingen 2012 - 2013 Er is gekozen om de focus te leggen op huishoudens met kinderen tot 18 jaar. Periode: 1 oktober tot 1 april Buiten de periode passen partijen deze werkwijze zoveel mogelijk toe, maar wordt er niet apart geregistreerd. Werkwijze 1. Registratie meldingen De gemeenten/sociale diensten registreren alle door de energiemaatschappijen gemelde huishoudens (registratie van naam, adres, datum melding en of er al of niet gereageerd wordt op het aanbod van schuldhulpverlening). 2. Check GBA Na melding wordt door de gemeente een GBA check gedaan om vast te stellen of het gaat om een huishouden met kinderen. Gemeente Na melding wordt door de gemeente een check gedaan om te kijken of de klant elders binnen de gemeente bekend is (denk aan uitkeringen, project exgedetineerden), zodat intern afgestemd kan worden. Meldpunt Zorg en Overlast Na melding wordt door de gemeente een check gedaan bij het meldpunt Zorg en Overlast of klanten daar bekend zijn. Werkwijze: De schuldhulpverlening stuurt een mail naar [email protected] en markeert het bericht als urgent en als onderwerpregel: “check energieregeling, dit is nog geen melding” In de mail: naam en geboortedatum van klant en de vraag of klant bekend is bij het meldpunt Zorg & Overlast en verzoek om dezelfde dag nog te reageren naar <e-mailadres van schuldhulpverlening> Indien het een bekende klant betreft, zal er tussen het team schuldhulpverlening en het meldpunt afspraken worden gemaakt over de aanpak in het dossier, dus wie doet wat. 3. Contact leggen (8 dagen) De gemeente nemen telefonisch* of via een brief contact op met alle klanten. Het doel is om na te gaan of schuldhulpverleningstraject nodig is ter voorkoming van een energieafsluiting of dat de klant zelf tot een oplossing kan komen. Wil de klant voor een schuldhulpverleningstraject in aanmerking komen moet hij/zij wel aan een aantal eisen voldoen (motivatie, inkomen etc). Als het niet lukt om telefonisch contact te krijgen stuurt de gemeente een aangetekende brief. GGD Hollands Midden, Meldpunt Zorg en Overlast Versie oktober 2012
4. Huisbezoek Meldpunt Zorg en Overlast Wanneer het gaat om een huishouden met kinderen èn er geen contact tot stand is gekomen, ondanks bovenstaande inspanningen van het team schuldhulpverlening, dan gaat er iemand van het Meldpunt op huisbezoek.
Werkwijze: Om dit proces op te starten stuurt de gemeente per mail een aanmeldformulier meldpunt Zorg & Overlast naar het meldpunt: [email protected]. Onderwerpregel: “verzoek huisbezoek energieregeling” In deze mail geeft de gemeente alle informatie door welke op dat moment bekend is bij het team schuldhulpverlening. Het Meldpunt pakt deze melding op als SPOED. Het Meldpunt betrekt zo mogelijk de ketenpartners bij het afleggen van een huisbezoek. Bij het huisbezoek maakt de medewerker van het Meldpunt op basis van het contact met de cliënt een inschatting van de situatie op alle leefgebieden. Het doel is om cliënt vervolgens naar Schuldhulpverlening en naar de benodigde zorg toe te leiden (maatschappelijk werk, verslavingszorg, gezinscoaching, etc.) Is cliënt eenmaal in zorg dan heeft de primaire zorgpartij de regie. Gedurende een half jaar monitort het Meldpunt de casus. De bevinden van het huisbezoek worden door het meldpunt binnen 10 werkdagen per mail teruggekoppeld aan het team schuldhulpverlening <e-mail van schuldhulpverlening> Registratie van gegevens voor sturing en evaluatie Partijen registreren voor zichzelf wat zij nodig hebben om hun werk uit te kunnen voeren. In ieder geval houden zij de volgende gegevens bij t.b.v. de evaluatie: Schuldhulpverlening Gemeente - registratie van naam, adres, datum melding en of er al of niet gereageerd wordt op het aanbod van schuldhulpverlening Meldpunt - Hoofdreden melding “Energieafsluiting”
GGD Hollands Midden, Meldpunt Zorg en Overlast Versie oktober 2012
Dreigende Energieafsluitingen Holland Rijnland 2012 – 2013 Het aantal energie afsluitingen neemt de laatste jaren toe. Dreigende energie afsluitingen zijn een signaal van problematische schulden en multiproblematiek. Sinds enkele jaren melden energiebedrijven aanstaande energieafsluitingen in de winterperiode (1 oktober tot 1 april) vooraf bij de gemeentelijke schuldhulpverlening (SHV). In de regio is vanuit centrumgemeente en OGGZ partners voor de periode 2012-2013 een voorstel gedaan om verder samen te werken op dit onderwerp. De focus ligt daarbij op gezinnen met minderjarige kinderen. De werkwijze in het kort: SHV doet bij bericht van dreigende afsluiting een extra inspanning om in contact te komen met het gezin. Tevens een check of het gezin bekend is elders in de gemeente en bij het Meldpunt Zorg & Overlast. Het Meldpunt weet vaak ook of een gezin elders al bekend is. Als het contact niet tot stand komt gaat het Meldpunt op huisbezoek en leidt toe naar zorg en hulpverlening. Deze werkwijze is besproken in het AO Participatie en het AOZW en voorgesteld aan de teamleiders schuldhulpverlening van de gemeenten. De meeste gemeenten hebben hier gehoor aan gegeven. De resultaten van de werkwijze en aanbeveling voor vervolg zijn te vinden in deze rapportage.
Opzet Deze rapportage bevat twee soorten gegevens. 1) Ten eerste de cijfers van de Gemeentelijke Schuldhulpverlening: het aantal meldingen van dreigende afsluitingen dat de SHV ontvangen heeft van de energiemaatschappij. 2) De tweede set gegevens zijn van het Meldpunt Zorg en Overlast en betreft de verwerking van de meldingen waarbij energieafsluiting de primaire aanleiding was. Alle cijfers hebben betrekking op de periode 1 oktober 2012 – 30 maart 2013 (de “ winterperiode”).
Samenvatting: analyse en aanbeveling Analyse
Onderstaande cijfers laten zien dat een actieve aanpak bij dreigende energie afsluitingen loont (bv. Rijnstreek, 63% reageert). Doordat de Gemeentelijke Schuldhulpverlening actief contact zoekt via telefoon en brief komt een flink deel van de gezinnen in beeld (bv Katwijk 61%). Vooral in de Rijnstreek lijkt de werkwijze consequent uitgevoerd, wat tot uitdrukking komt in de cijfers. Van de overige gemeenten ontbreken (deels) de cijfers. Of de werkwijze consequent is doorgevoerd is daarom niet duidelijk. In ieder geval zijn bij het Meldpunt Zorg en Overlast van deze gemeenten minder meldingen ontvangen dan uit de Rijnstreek. Bij meldingen die uiteindelijk terechtkomen bij het Meldpunt Zorg en Overlast, wordt in ruim 84% van de gevallen afsluiting voorkomen.
Aanbeveling voor besluitvorming
Het PHO Sociale Agenda onderschrijft het belang van deze werkwijze die gericht is op vroegsignalering van multiproblematiek bij gezinnen, met het doel om erger te voorkomen; Portefeuillehouders zetten zich in om deze werkwijze zo mogelijk in de eigen organisatie te borgen; Jaarlijkse monitoring van deze cijfers in AOZW en AO Participatie.
Versie 1-10-2013
Gegevens I: Schuldhulpverlening Onderstaande tabel laat zien dat het aantal dreigende energieafsluitingen behoorlijk is. Ook het aandeel gezinnen met minderjarige kinderen (de focus van de werkwijze) is aanzienlijk. De verschillen in de kolom “positieve reacties” zijn waarschijnlijk te verklaren uit een verschil in werkwijze: bijvoorbeeld met wie er contact gezocht wordt (alle gevallen of alleen gezinnen) en in hoeverre de SHV actief contact zoekt, telefonisch en/of met aangetekende brief (beide aanbevolen in de voorgestelde werkwijze). Tot slot schrijft de werkwijze voor om gezinnen waarbij “geen contact” tot stand komt, te melden bij het Meldpunt Zorg & Overlast. Op basis van onderstaande cijfers van de SHV zelf (laatste kolom) is het de vraag of dit consequent gebeurd. De cijfers van het meldpunt (zie pagina 3) laten vooral meldingen zien uit de Rijnstreek (21 van de 36). # meldingen van energie leverancier
Minderjarige kinderen
Positieve reacties
Geen contact
doorgezet naar MP
181
69
109
72
21
ISD Bollenstreek
69
---
9
60
4
Katwijk
42
18
11
31
0
Voorschoten
---
---
---
---
---
184
---
---
---
0
1
0
1
0
0
---
---
---
---
---
477
87
130
163
25
Schuldhulpverlening Rijnstreek
1)
Leiden & Leiderdorp Zoeterwoude Oegstgeest Totaal
Toelichting bij Tabel --- = geen gegevens ontvangen
1)
Toelichting Gemeente Alphen a/d Rijn op de cijfers: Het gaat om 181 meldingen over 172 klanten/adressen, voor heel de Rijnstreek. Wat betreft de “reacties” is het vervolgtraject als volgt verlopen: Aantal 33
"Positieve Reacties" Bemiddeling met energiemaatschappij, SHV verder niet nodig
26
SHV niet mogelijk (dit vanwege belemmeringen, zoals CJIB boetes, echtscheiding, koopwoning)
16
klant wil geen gebruik maken van SHV
11
Al opgenomen in een traject SHV
6
Klant lost probleem zelf op met energiemaatschappij
5
Na energiemelding aanvraag SHV
12
Overige reden, zoals aanvraag SHBV aanhouden
109
Versie 1-10-2013
Gegevens II: Meldpunt Zorg en Overlast Aanmeldingen van dreigende energieafsluitingen Type melder, uitgesplitst naar gemeente AMW
Gemeente
Politie
Cliënt zelf
Leerplicht
Reclassering
SHV
Totaal
Gemeente Alphen a/d Rijn
19
24
Nieuwkoop
1
1
Rijnwoude
1
1
1
5
2
2
1
2
1
1
26
36
Leiden
3
1
1
1
1
1
1
Kaag en Braassem Noordwijkerhout
1
Teylingen Totaal
1
4
2
1
1
1
NB1 van ontbrekende gemeenten in de tabellen is in deze periode geen melding ontvangen m.b.t. energieafsluiting. NB2 Meldingen kennen in de registratie een aanmeld- en afsluitfase, deze worden apart geregistreerd. Daarom verschillen de totalen in de tabellen.
Gezinssamenstelling Alleenstaand anders Gezin: éénouder biologisch Gezin: stiefouder + biol. ouder Gezin: twee-ouder biologisch Niet bekend Partner (samenwonend) Totaal
4 2 7 3 17 2 1 36
Procent 11,1% 5,6% 19,4% 8,3% 47,2% 5,6% 2,8% 100%
Afsluiting meldingen van Dreigende Energieafsluitingen Periode 1-10-2012 t/m 16-8-2013 De periode opgerekt zodat de 36 in de winter aangemelde energieafsluitingen zijn afgerond. Het totaal is dus hoger omdat er ook meldingen bijkomen die voor of na de winterperiode zijn gemeld. De cijfers hieronder zijn bedoeld om een indruk te geven van de afloop van energiemeldingen en dus niet direct te relateren aan de 36 meldingen uit het vorige deel.
Afronding Melding Energie-afsluiting Procent Energie afgesloten 4 7,5% Energieafsluiting voorkomen 45 84,9% Veroorzaker verhuisd 4 7,5% Totaal 53 100%
Versie 1-10-2013
Type melder AMW anders Gemeente Sociale Dienst GGD Leerplicht Ouderenorganisatie Politie Reclassering Schuldhulpverlening Thuiszorg Veiligheidshuis Cliënt zelf WBV Totaal
3 2 8 1 1 1 4 1 27 1 1 1 2 53
Procent 5,7% 3,8% 15,1% 1,9% 1,9% 1,9% 7,5% 1,9% 50,9% 1,9% 1,9% 1,9% 3,8% 100%
Gemeente waar melding speelt Alphen aan den Rijn Nieuwkoop Rijnwoude Kaag en Braassem Leiden Leiderdorp Katwijk Lisse Noordwijkerhout Teylingen Totaal
Procent 29 54,7% 1 1,9% 1 1,9% 2 3,8% 13 24,5% 2 3,8% 1 1,9% 1 1,9% 1 1,9% 2 3,8% 53 100%
NB Bij bovenstaande 53 cliënten spelen 1 of meer problematieken, vandaar dat in de tabellen hieronder het totaal van problematiek, reden afsluiting en verwijzing meer dan 53 is. Achterliggende problematiek Anders Financiële problemen Psychiatrische problematiek Psychosociale problematiek Somatische problematiek Verslaving overig Verstandelijke beperking Vervuiling Totaal
Procent 6 9,2% 33 50,8% 3 4,6% 17 26,2% 1 1,5% 1 1,5% 3 4,6% 1 1,5% 65 100%
Versie 1-10-2013
Reden afsluiting melding Cliënt is zelfredzaam Niet gelukt, cliënt wil niet Opgepakt door bestaande zorg/hulp Signaalfunctie geregeld Toegeleid naar zorg/hulp Verwijzing niet nodig Totaal
15 13 7 5 22 3 65
Procent 23,1% 20,0% 10,8% 7,7% 33,8% 4,6% 100%
Toeleiding naar zorg/hulp AMW Bkk geen Gemeente Gezinscoach GGD JGZ GGZ Hulpverl. Gehandicapten (LG+VG) MEE n.v.t. Schuldhulpverlening Thuiszorg Verslavingszorg WBV Totaal
11 1 23 1 3 1 3 2 1 4 8 4 2 1 65
Procent 16,9% 1,5% 35,4% 1,5% 4,6% 1,5% 4,6% 3,1% 1,5% 6,2% 12,3% 6,2% 3,1% 1,5% 100%
Augustus 2013 Marieke Ouwerkerk, gemeente Leiden Joeri Wiegel, GGD Hollands Midden
Versie 1-10-2013
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Inzet Volwasseneneducatie 2014
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Basistaak X Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente Het behoud van een regionale infrastructuur op het gebied van volwasseneneducatie, zodat inwoners van alle gemeenten educatie kunnen volgen.
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
31 oktober 2013 6 november
5.
Advies PHO
Het DB te adviseren in te stemmen met: 1. de voortzetting van de inzet voor volwasseneneducatie 2013 in 2014, zoals voorgesteld in het overzicht in bijlage 1; 2. het vastleggen van de inzet van de middelen voor volwasseneneducatie 2014 in productovereenkomsten met de betrokken regionale opleidingscentra.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
nvt
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Holland Rijnland koopt Volwasseneneducatie in bij de roc’s voor de hele regio. Net als in 2013 kunnen de middelen voor VE in 2014 alleen ingezet worden voor Nederlands en Rekenen voor volwassen inwoners van de regio, met uitzondering van verplichte inburgeraars. De budgetten voor 2014 zijn inmiddels bekend. Aan het pho wordt voorgesteld om het inkoopbeleid van 2013 in 2014 voort te zetten.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
8.
Inspraak
X Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
XBinnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten:
10.
Bestaand Kader
Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Wet participatiebudget en Wet educatie en beroepsonderwijs. Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 6 november 2013 9.30 – 13.00 uur Gemeentehuis Katwijk Raadzaal 09
Onderwerp: Inzet volwasseneneducatie 2014
Beslispunten: Het DB te adviseren in te stemmen met: 1. de voortzetting van de inzet voor volwasseneneducatie 2013 in 2014, zoals voorgesteld in het overzicht in bijlage 1; 2. het vastleggen van de inzet van de middelen voor volwasseneneducatie 2014 in productovereenkomsten met de betrokken regionale opleidingscentra. Inleiding: Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft per 27 september 2014 de gemeenten een beschikking gegeven voor hun middelen in het participatiebudget in 2014, waaronder ook volwasseneneducatie (VE) (zie bijlage 2). Holland Rijnland koopt jaarlijks de educatie trajecten in bij de regionale opleidingscentra (roc’s) in deze regio. Net als in 2013 geldt voor VE in 2014 het volgende - Het aanbod moet alleen gericht zijn op taal en rekenen; - Verplichte inburgeraars mogen geen aanbod krijgen uit het budget; - De werving is verantwoordelijkheid van gemeente en mag niet meer betaald worden uit de middelen van VE. Bij dit voorstel gaat het om de uiteindelijke toedeling van de middelen voor het gekozen aanbod en doelgroepen. Beoogd effect: Kwetsbare groepen worden in staat gesteld meer deel te nemen aan de samenleving en de arbeidsmarkt. Argumenten: 1.1 Inzet in VE 2013 is uitvoerig voorbereid en ook voor 2014 zijn de beleidskeuze beperkt Het keuzevrijheid voor de inzet van VE is beperkt. Met ingang van 2013 kan VE alleen nog maar ingezet worden voor Nederlands en Reken. Voor 2013 is het beleid voor volwasseneneducatie uitvoerig voorbereid en vastgesteld. Het is daarom niet nodig om dit beleid voor 2014 aan te passen. 1.2 De middelen VE worden ingezet voor knelpunten in de gemeenten in Holland Rijnland De middelen voor VE worden in 2014 vooral ingezet voor kwetsbare groepen. Dit gebeurt met de inzet op trajecten door middel van taal- en rekenscholing gericht op toeleiding naar scholing en werk. Hiermee kunnen de gemeenten hun burgers ondersteunen om te participeren in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De speerpunten van Holland Rijnland zijn onder andere het bestrijden van laaggeletterdheid en aansluiting van onderwijs met de arbeidsmarkt. 3
1.3 De inzet biedt evenwichtig aanbod voor kwetsbare groepen in de samenleving Het aanbod van VE in 2014 wordt evenredig ingezet voor kwetsbare groepen in de samenleving, zoals kwetsbare jongeren, laaggeletterden, niet-werkenden, werkzoekenden en werkenden met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. 2.1 Het Rijk eist dat de inzet van de rijksmiddelen voor VE in contracten met de roc’s worden vastgelegd De middelen voor VE worden ingezet bij de roc’s en hierover moeten productovereenkomsten worden afgesloten. De inzet wordt verantwoord in de jaarrekening 2014 en achteraf gecontroleerd door het Rijk. Financiën: Het budget voor de hele regio voor 2014 is € 1.467.765,00. Dit is bijna € 27.000,00 minder dan in 2013. Het budget is gedeeltelijk bepaald door prestaties die geleverd zijn in 2012 (t-2). Het budget wordt in dit voorstel als volgt verdeeld over de roc’s: ROC ID College Duin- en Bollenstreek € 396.721,00 ROC ID College Rijnstreek € 384.057,00 ROC Leiden € 686.987,00 De middelen zijn verdeeld over de locaties van de roc’s op basis van de budgetten van de gemeenten die gebruik maken van die locatie. Evaluatie: In de ambtelijke overleggen Participatie zal periodiek de voortgang van de instroom op VE gerapporteerd worden. De roc’s leveren Holland Rijnland periodiek een overzicht van de uitnutting van de VEmiddelen per gemeente. Dit wordt ook opgenomen in productovereenkomsten met de roc’s Bijlagen: 1. voorstel inzet VE 2014 2. Overzicht budgetten VE 2014
4
Bijlage 1: Voorstel inzet volwasseneneducatie 2014 Op 27 september 2013 heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het budget voor volwasseneneducatie (VE) 2014 bekend gemaakt. In het najaar 2013 worden er met de roc’s nieuwe afspraken gemaakt over het benodigde aanbod VE in 2014. De inzet voor VE in 2013 is uitgebreid voorbereid. Daarnaast kunnen de middelen voor VE alleen nog ingezet worden voor Nederlands en rekenen. De keuze is dus beperkt. Verder heeft de minister van OCW aangekondigd dat het beleid van VE met ingang van 2015 zal veranderen. Vermoedelijk gaan de budgetten voor VE dan naar de arbeidsmarktregio en wordt de verplicht winkelnering Voorstel is daarom om de inzet voor 2013 voort te zetten in 2014, met inachtneming van de werkelijk inzet in 2013 en de beschikbare middelen in 2014. Aanbod In 2013 is gekozen voor het volgende aanbod: Taal en rekenen met een context: NT2 (Nederlandse taal voor allochtonen) NT1 (Lezen en schrijven voor autochtonen) Rekenvaardigheden Ondersteuning schuldhulpverlening Budgetteren Digitale- en computervaardigheden alleen als onderdeel van het bovengenoemde aanbod. Voorstel is om dit aanbod voort te zetten in 2014. Doelgroepen VE Daarnaast is 2013 gekozen voor de volgende doelgroepen: A Laaggeletterde autochtonen en allochtonen (werkzoekend, werkend en nietwerkend); B Vrijwillige inburgeraars (uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden); C Laagopgeleiden (uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden); D Jongeren vanaf 18 jaar met taal en rekenachterstand; E Doelgroepen in de sociale werkvoorziening. De genoemde doelgroepen overlappen elkaar en zijn niet opgesomd in volgorde van prioriteit. Laaggeletterden zijn een speerpunt in de regio. Voorstel is om aan deze doelgroepen ook in 2014 VE-aanbod te doen. Budget VE 2014 In 2014 is voor Holland Rijnland in 2014 een gezamenlijk budget beschikbaar van € 1.467.765,00 voor VE. Dit is bijna € 27.000,00 minder dan middelen voor VE in 2013.
Verdeling budget 2013 In overleg met het AO Participatie en de roc’s is het budget voor educatie in 2014 als volgt verdeeld over ROC ID College en ROC Leiden. Deze verdeling is op basis van het budget van de gemeenten die van deze locaties gebruik maken. In onderstaand schema worden de middelen verdeeld over het aanbod. Daarbij worden de beoogde doelgroepen en aantallen genoemd. Aanbod 2014 doelgroepen Aantallen Totaal budget 2014 ROC ID college Duin- en Bollen (locatie Lisse/Katwijk)
NT2 A0-B2
A tot en met E
Max 120 € 245.850,00
Lees- en schrijfcursussen Alfa NT2
A, C en E
Max 72
€
91.200,00
A en C
Max 12
€
59.671,00
Totaal ROC ID College Rijnstreek (locatie Aphen)
€ 396.721,00 NT2 A0-B2
A tot en met E
Max 167
€ 257.200,00
Lees- en schrijfcursussen Spreekvaardigheid op de werkvloer Basisvaardigheden Rekenen en Taal Budgetteren
A, C en E
Max 60
€
79.680,00
D
Max 24
€
14.400,00
A tot en met E
Max 12
€
24.000,00
D
Max
€
8.777,00
Totaal ROC Leiden
€ 384.057,00 NT2 A0-B2
A tot en met E
Max 165
€ 345.000,00
Lees- en Schrijfcursussen
A tot en met E
Max
€ 235.000,00
Budgetteren
A,C,D en E
Max 30
90
€
15.000,00
Basisvaardigheden Taal en Rekenen
D en E
Max 45
€
91.987,00
Totaal
€ 686.987,00
Totale inzet VE
€ 1.467.765,00
Dit zijn geschatte aantallen en zijn voorstellen voor het aanbod. De aantallen en het budget kunnen verschillen afhankelijk van de intensiteit en de lengte van trajecten. Lopende het jaar kunnen, indien nodig, andere keuzes van gemeenten meegenomen worden en kan het aanbod aangepast worden.
Overzicht rijksbijdrage educatie 2013 per gemeente Gemeente Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Totaal Budget Holland Rijnland
Voorlopig 2014 € 304.012 € 57.600 € 50.420 € 153.047 € 424.971 € 65.799 € 47.119 € 48.483 € 73.061 € 34.346 € 57.636 € 81.548 € 52.987 € 16.736 € 1.467.765
Alphen aan den Rijn* Nieuwkoop Kaag en Braassem Totaal ID college Alphen
€ 304.012 € 48.483 € 31.562 € 384.057
* Budget Alphen aan den Rijn is inclusief Boskoop en Rijnwoude.
Kaag en Braassem Leiden Leiderdorp Oegstgeest Voorschoten Zoeterwoude Totaal Leidse regio
€ 18.858 € 424.971 € 65.799 € 57.636 € 52.987 € 16.736 € 636.987
Uit Duin- en Bollenstreek Totaal ROC Leiden
€ 50.000 € 686.987
Hillegom Katwijk Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Teylingen Totaal Duin- en Bollenstreek
€ 57.600 € 153.047 € 47.119 € 73.061 € 34.346 € 81.548 € 446.721
Overheveling naar ROC Leiden Totaal ID College Lisse
€ 50.000 € 396.721
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO
Aan: portefeuillehoudersoverleg Verkeer en Sociale Agenda Van: Iris de Bruyne- Schild
Datum: 6 en 8 november 2013
Onderwerp: ontwikkelingen en discussiepunten doelgroepenvervoer
Geachte dames en heren, De afgelopen periode is op diverse onderdelen discussie ontstaan over de toekomst van het doelgroepenvervoer. Hierbij moet naast het Wmo-vervoer onder andere gedacht worden aan AWBZ-, WSW-, leerlingen-, WIA-vervoer. Naast de vorming van de werkgroepen in het kader van de 3 decentralisaties is de provincie (voor bestuurders en beleidsmedewerkers) en in navolging daarvan de regio (voor de uitvoerende ambtenaren en leden van de klankbordgroep Regiotaxi) gestart met een dag/middag waarin is gekeken in hoeverre mensen met een beperking gebruik kunnen maken van het Openbaar Vervoer en welke hobbels daarvoor nog geslecht moeten worden. Het verslag van de regionale middag is hierbij gevoegd. Van de provinciale bijeenkomst is geen verslag voor handen. Als laatste punt wordt hier nog genoemd dat de ISD Bollenstreek een brief gestuurd waarin de regio wordt verzocht het contract met de vervoerder van de Regiotaxi te ontbinden i.v.m. de hoge kosten van dit vervoer. Deze brief is tevens als bijlage bijgevoegd. Onderzoek naar gebruik van het OV door mensen met een beperking Bij het stimuleren van het OV-gebruik is het mede van groot belang dat mensen met een beperking hiermee een grotere vrijheid in reizen krijgen. Zij kunnen immers zelf bepalen op welk moment zij naar welke bestemming reizen. Met regionaal taxivervoer moet ten minste een uur van te voren een taxi worden besteld terwijl wijziging van de bestemming gedurende rit niet meer mogelijk is. Bij dit item staat het stimuleren van de zelfredzaamheid van mensen voorop. Wanneer klanten van het OV gebruik kunnen maken in plaats van een Wmo vergoeding voor de taxi ontvangen betekent dat voor gemeenten een besparing op het toch al steeds krapper wordende budget voor deze doelgroep. Van belang is hierbij wel dat de indicatiestelling zeer nauwkeurig plaatsvindt en dat de indicatiestellers volledig op de hoogte zijn van de (on)mogelijkheden van het Openbaar Vervoer. Zeker wanneer de AWBZ naar de gemeenten toe komt is het noodzakelijk dat hier strikter dan tot op heden op toegezien wordt. Hier is een belangrijke rol voor gemeenten, ISD Bollenstreek en Participe (Rijnstreek) weggelegd. Voor het gebruik van het Openbaar Vervoer zijn mogelijk ook nog extra voorzieningen rond het Openbaar Vervoer, zowel het materieel, scholing van personeel als halteaanpassingen en aanpassingen aan toeleidende routes noodzakelijk. Met het project van de provincie wordt hier onderzoek naar gestart. Dit zal vooralsnog echter nog niet provinciebreed gebeuren. Het busvervoer in deze regio, Zuid-Holland Noord is immers recent aanbesteed op basis van een vastgesteld Programma van Eisen.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
De provincie zet het in juni 2013 in gang gezette onderzoek momenteel voort in het concessiegebied Hoeksche Waard/Goeree-Overflakkee. Hier is als eerste van de concessiegebieden in Zuid-Holland sprake van een nieuwe aanbesteding van het reguliere openbaar vervoer. De gemeenten in die regio zijn nauw bij dit proces betrokken. De overige gemeenten en regio’s in de provincie vooralsnog niet. De meest recente informatie die hierover voor handen is luidt als volgt.
Op 14 juni jl. heeft een werkconferentie plaats gevonden “Stap van doelgroepenvervoer over naar OV”. Daar is de toezegging gedaan om hier vervolg aan te geven. De provincie is begonnen met eerste voorbereidingen voor de aanbesteding van de nieuwe busconcessie Hoeksche Waard Goeree Overflakkee. Er is behoefte aan een beleidsvisie op het openbaar vervoer afgestemd op de taken van gemeenten voor doelgroepenvervoer en (kleinschalige) initiatieven uit de samenleving. Een onderdeel is het onderzoek naar de invulling van openbaar vervoer in relatie tot de totale collectieve mobiliteitsbehoefte in de HWGO regio. Naast het provinciale openbaar vervoer gaat het om Wmo, WSW en AWBZ vervoer, buurtbus(achtige) projecten, kleinschalige initiatieven uit de samenleving, bedrijfsvervoer, scholieren- en ouderenvervoer. Op het eerstvolgende PVVB (ambtelijk) wordt dit initiatief ook toegelicht, zodat ook andere gemeenten in Zuid-Holland op de hoogte zijn. Vanuit de regio is verzocht om ook degenen die betrokken zijn geweest bij de startbijeenkomst op 14 juni met enige regelmaat op de te houden van de ontwikkelingen. Naar verwachting zullen medio februari 2014 inhoudelijk conclusies worden getrokken en voorstellen worden gedaan t.a.v. de concessie waarvan de aanbesteding in gang wordt gezet en mogelijk ook t.a.v. het doelgroepenvervoer. Het is niet ondenkbeeldig dat uit dit traject ook actiepunten voor deze regio naar voren komen waarbij niet gewacht hoeft te worden op een nieuwe aanbesteding. Dit zal uiteraard in nauw overleg tussen Provincie als aanbestedende dienst, de regio en de gemeenten moeten plaatsvinden. De 3 decentralisaties In het kader van de 3 decentralisaties is binnen Holland Rijnland op het gebied van vervoer een breed onderzoek gestart naar de verschillende vormen van doelgroepenvervoer (uitvoering, kosten en regie) en de mogelijke efficiency winst die hierbij te behalen valt. Hiervoor is een werkgroep in het leven geroepen waarin zitting hebben vertegenwoordigers namens gemeenten (leerlingenvervoer, Wmo etc.) de ISD Bollenstreek, vertegenwoordiger SW-bedrijven en regio Holland Rijnland. De werkgroep zal voor de gemeenten aangesloten bij Holland Rijnland onderzoek doen en advies uitbrengen over de volgende zaken: Advies over het beperken/ opheffen van eventuele huidige problemen in het huidige doelgroepenvervoer in relatie tot de nieuwe vervoersvraag die door de 3 decentralisaties op regio/gemeenten afkomt. Advies over de toegang tot de diverse vervoersstromen voor doelgroepen, in samenhang met de integrale toegang 3D Holland Rijnland. Advies voor het effectief en efficiënt regelen van het totale doelgroepenvervoer door onder meer te kijken naar het combineren van vervoersstromen, het focussen op o.a. bezettingsgraad, tijden van gebruik van het vervoer, consequenties in beeld brengen van het lokaal organiseren van activiteiten, benutting van het eigen en openbaar vervoer etc. Hierbij wordt gekeken naar wat lokaal en wat (sub)regionaal georganiseerd kan worden. Ook wordt gekeken naar de mate van vrijwillige inzet die evt. mogelijk is. Advies over de mogelijkheden tot kostenbesparing op het totale doelgroepenvervoer van de drie decentralisaties en daar buiten (leerlingen vervoer) De komende maanden zal informatie worden verzameld over de verschillende vervoersstromen, oude en toekomstige, zal analyse hiervan plaatsvinden en zullen voorstellen geformuleerd worden die als denkbare scenario’s worden gepresenteerd. Hierbij worden ook de zgn. dunne lijnen in het Openbaar Vervoer betrokken.
2
Met name de zelfredzaamheid van de klant speelt een belangrijke rol bij de keuzes die vervolgens gemaakt zullen worden. Zoals de planning er nu uitziet kunnen deze scenario’s in februari worden gepresenteerd. Brief ISD inzake opzeggen contract (brief is als bijlage bijgevoegd) In de tussentijd heeft de regio van de ISD Bollenstreek een brief ontvangen waarin in overweging wordt gegeven vooruitlopend op bovenstaande onderzoeken het contract met de vervoerder van de Regiotaxi te beëindigen. De ISD is van mening dat de bezuinigingen op en de op handen zijnde wijzigingen in het vervoer waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn en worden nu reeds voldoende handvatten bieden om het regiotaxivervoer wat naar de mening van de Bollengemeenten een duur systeem is, te ontbinden. Dit voorstel is inmiddels in een ambtelijk overleg voor het CVV aan de orde gesteld. Daar is gebleken dat de overige gemeenten dit voorstel (nog) niet steunen. Zo hebben enkele gemeenten zojuist het leerlingenvervoer aanbesteed voor de komende drie jaar. Dit in afwachting van de discussie rond de vervoersaspecten in het kader van de 3D. De werkgroep Vervoer betrekt ook de lopende contracten bij het onderzoek wat deze maanden wordt uitgevoerd. Het is dan ook
aan te bevelen allereerst de uitkomsten van de 3D discussie af te wachten voordat overgegaan wordt tot verdere discussie over de eventuele voortijdige ontbinding van het contract met De Vier Gewesten.
Samenvatting en vervolg Samenvattend kan de conclusie worden getrokken dat rond februari 2014 over de verschillende projecten meer te melden valt en een verdergaande discussie mede over de voortgang van het Regiotaxivervoer op basis van meer concrete argumenten te voeren valt. In het portefeuillehoudersoverleg Verkeer is verzocht een discussie over de inzet van het reguliere OV voor een deel van de gebruikers van het doelgroepenvervoer in een van de volgende portefeuillehoudersoverleggen, bij voorkeur gezamenlijk met de portefeuillehouders Sociale Agenda, te voeren. Beide onderwerpen kunnen op dat moment gecombineerd worden. Een mogelijkheid zou zijn dit onderwerp voor het pho van februari te agenderen. De planning is dat dan ook meer duidelijkheid bestaat over de onderzoeken en scenario’s die uit het proces rond de 3 decentralisaties gekomen zijn. Mogelijk dat ook de provincie duidelijkheid kan geven over de aanbevelingen die uit het onderzoek in het concessiegebied Hoeksche Waard/Goeree-Overflakkee gekomen zijn. In een gezamenlijk portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda en Verkeer zou verder over deze onderwerpen van gedachten gewisseld kunnen worden. Ook is denkbaar dat rond die tijd een extra gezamenlijk pho wordt georganiseerd. U wordt verzocht uw mening hierover in de portefeuillehoudersoverleggen van november kenbaar te maken.
3
1. Inkomende documenten - 1978
lle stree ln|rgempentelijke soûtialt:i Dlt|îwt i|illkr|||: làss| zllyçll'çl v|ij| 1|() rl|c|slij||rl|tl|t t |j'1i1|||2) Hobahostraat 92 Postbus 255 - 2160 AG Lisse Telefoon algemeen (0800) 95 67 000 Fax (0252) 345 077 Website |.isdbollenstreek.nl E-mail [email protected] Bankrelatie 28.50.99.914 BNG Holland Rijnland t.a.v. het dagelijks bestuur Postbus 558 2300 AN LEIDEN Uw brief/kenmerk Ons kenmerk , - j- trjg, , c.,y; verja-ors çojjaar, ) I nl ichtingen : R.J . t Jo ng .u.j.jy.l kçosg-jp.s jaj-r.j p.z.s.s.y.,........yj j---jary -. Onderwerp '. contract collectief vervoer ' .6) i - ...- j û nu .t.oo- , . , -.1 . .l ç' -..#: ( . p t,.: (opio-'j: . - . (.-.| , j , , ,| j.gj -j -| ,g , j. -..t-,);., ,...-t ,.-.| |-. . ,,. --, , o , ,| y! .- g j . g verantwoordelijk voor vrilwel de gehele ondersteuning van haar inwoners. . ,||. |||. . '?.| ||| |||, ||||.. .||||$. ||l ||. . |. ;. |||.. ,.||||à, ' ' ' ', ||,||'||,. '||' ||| |||. '|ç|...| |k.||.. |.,|,|., |.,|. |?' |||||' .., ||j.' ||||. .. jjj ltl4-lkse, 1 5 juli 2013 verzonden: 16 juli 2013 De decentralisaties hebben gevolgen voor de ve|oerstaken van gemeenten. Gemeenten zijn nu al veran|oordelijk voor Ieerlingen-, Wsw- en Wmo-vewoer. Daar komen de vewoerscomponent van de huidige AWBz-functie Begeleiding en vervoer in het kader van de jeugdzorg bij. De nieuwe vewoerstaken zijn complex. Ook neemt de totale ve|oersstroom toe. Dit vraagt om een vorm van bundeling. Samenwerking en bundeling zijn de sleutelwoorden. Het Iegger) van de dwarsverbanden tussen de transities is van groot belang. Niet alleen voor de burgers, maar ook voor de uitvoerbaarheid, de beheersing en de financiering. Daarnaast gaan de decentralisaties gepaard met een flinke bezuinigingsopdracht van 25% op begeleiding en 15% op jeugd. Dit vraagt dat er op een andere manier gekeken gaat worden naar alle componenten die de zorg vormen, hieronder valt ook vervoer. Vervoer is ook een van de aspecten die zorg duur maakt en waarop bezuinigd kan worden. Dit kan op verschillende niveaus, zoals gezamenlijke inkoop, indicatiestelling en/of uitvoering. Opgemerkt moet worden dat met ingang van 2013 reeds een bezuiniging binnen de AWBZ is ingeboekt van 150 miljoen op vervoer. Dit is ongeveer 60% van het budget vervoer. Het huidige contract collectief vervoer Wmo Ioopt tot 1 januari 2017 en richt zich alleen op het wmo vervoer. Om te komen tot een integrale aanpak, die ook bijdraagt aan de bezuinigingsdoelstellingen, achten wij het noodzakelijk dat het huidige contract wordt beëindigd en nieuwe contracten worden gesloten waarbinnen mogelijkheden bestaan om alle vewoersvormen en doelgroepen te bundelen en Iokale initiatieven voort te zetten, uit te breiden of te on|ikkelen. Wij zijn van mening dat met de ontwikkelingen die per 1 januari 2015 op de gemeenten af komen er ke is substantià Ie veranderingen genoemd in artikel 6 lid 3 sub bl die het rechtvaardigen dat het spra contract wordt beëindigd. j Artikel 6 Iid 3 sub biedt de opdrachtgever de bevoegdheid de overeenkomst schrinellk te beëindigen indien de deelnemende gemeepten te çnaken krtgen met substantiële veranderingen in de |rno of anderszlbs waardoor doorgaan met deze vorm van verover redèlkkè|ts niet rhoiellk is, een en ander ter beoèrdeling van de ohdrachtgever
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 2
1. Inkomende documenten - 1978
Subsidiair is het huidige contract, door de forse prijsstijging ten opzichte van het voorgaande contract van de ISO-gemeenten, financieel niet houdbaar. De kosten zijn hoger dan de geplande budgetten. Bovendien menen wij dat de relatie die van oorsprong bestaat tussen het openbaar vervoer en het collectief vervoer is verbroken. De kosten die de klanten moeten maken voor het collectief vervoer wijken ten gunste af van het openbaar vervoer. Wij vinden dat dit niet de bedoeling is. Graag zouden wij genoemde punten bespreekbaar maken in het eerst komend ambtelijke overleg. Met vriendelijke groet, Het dagelijks bestuur van de lSD Bollenstreek, namens deze,
Mevrouw M.V. (Mieke) Boxhoorn Plv. secretaris
Scan nummer 1 van 1 - Scanpaqina 2 van 2
Verslag van de REGIONALE BIJEENKOMST DOELGROEPENVERVOER 27 juni 2013 Inleiding Donderdag 27 juni verzamelen in het Bestuurscentrum te Voorhout geïnteresseerden vanuit diverse groeperingen zich voor de Regionale Bijeenkomst Doelgroepenvervoer. Beleidsambtenaren, ervaringsdeskundigen, alsook de Noordwijkerhoutse wethouder De Haas, maar vooral zijn er veel indicatiestellers. Nadat eerder de Provincie een soortgelijke dag organiseerde, maar dan vooral op bestuurlijk niveau en Provinciebreed gericht, was het tijd om in de regio te ervaren en te discussiëren over de vraag hoe het is om met een beperking in het regulier openbaar vervoer te reizen. Wat zijn de mogelijk- en ook de onmogelijkheden, hoe zijn deze aan te pakken? De verwachting is niet dat alle barrières direct geslecht zullen zijn, maar om eens in levenden lijve te zien en te ervaren welke beperkingen en welke kansen er zijn, zijn eveneens belangrijke ondervindingen die bijdragen aan het inzicht hierin. Rondrit Na een korte ontvangst met koffie en thee in het Bestuurscentrum, blijkt al het eerste manco voor rolstoelreizigers in het openbaar vervoer. Als eerste programma-onderdeel staat een rondrit in een Arriva-bus gepland, maar met twee aanwezige rolstoelreizigers blijkt dat er hiermee één plek te weinig is in de bus. Nu komt men er vandaag onderling wel uit, maar wel wordt hiermee onder de aandacht gebracht dat dit een onzekerheid is waar rolstoelreizigers mee te kampen hebben tijdens het reizen in het openbaar vervoer. Gemeentehuis/Station De rondrit begint bij de bushalte Gemeentehuis/Station in Voorhout. Speciaal voor de gelegenheid is dhr. Rob Tooi, vestigingsmanager van Arriva te Leiden, de dagchauffeur. Onder de meereizenden bevinden zich, ondermeer, de heer Jan Meerpoel, volledig blind en mevrouw Leny Korting van het Platform Gehandicapten Leiden die in een rolstoel reist. Als ervaringsdeskundigen kunnen zij tijdens de rit de aanwezigen deelgenoot maken van hun ervaringen in het openbaar vervoer. Reeds bij deze eerste halte valt op dat deze wel goed op hoogte gemaakt is, maar voor een rolstoelgebruiker te smal; de draai om de bus in te komen, kan niet gemaakt worden en de rolstoel moet over het fietspad de bus ingereden worden. In de bus zelf wordt mevrouw Korting gevraagd of zij het gevoel heeft dat zij goed vastzit in de gordel op de rolstoelplaats. Dit kan zij beamen. Tijdens de rit glijdt zij, noch de stoel - die goed op de rem staat - weg en bovendien is er een vasthoudstang die felgeel is, wat erg positief is voor de herkenbaarheid. Zij was echter niet zelf in staat de gordel om te doen; deze draai kan zij niet maken in de rolstoel en hierbij is hulp nodig. Denkend aan Leiden vult zij nog aan dat veel haltes hier nog altijd niet zijn opgehoogd. ’t Soldaatje De eerste halte die wordt aangedaan is Halte ’t Soldaatje in Voorhout en hier wordt een voorbeeld gegeven dat, volgens dhr. Wout Terra van Arriva, vaker voorkomt dan men zou denken. Er is een brede ruimte tussen de bus en de halte doordat de inrijhoek te smal is. De stoep, die slechts 3 tegels breed is en waar de plank al bijna in de 1 heg ligt, vraagt een hoek die voor een rolstoelreiziger vrijwel ondoenlijk te maken is.
Wout Terra wijst erop dat de halte aan de andere kant, ironisch genoeg, wel een goed aangelegde halte is, ofwel de reiziger komt de bus wel in, maar op de terugweg er niet meer uit. Leeweg De rit zet zich voort richting Noordwijkerhout waar de halte Leeweg wordt aangedaan. Deze halte blijkt op zich goed aangelegd te zijn, al zal een rolstoelgebruiker nog wel vrij onontkomelijk met de stoel in het gras terecht komen.
En passant wijst de heer Jan Meerpoel de aanwezigen op een fout in de geleidingslijn die voor hem noodzakelijk is om de halte te kunnen volgen. Op het punt waar de geleidingslijn afloopt of waar de passagier de bus in moet stappen zou een aantal genopte tegels moeten liggen ter aanduiding hiervan; in plaats hiervan is één van de geribbelde tegels een kwartslag gedraaid, waarna er weer een normale volgt. Deze gedraaide tegel is echter eenvoudig over het hoofd te zien en de blinde reiziger is dan nog niet gewaar waar de ingang van de bus is.
2
Langelaan Het volgende voorbeeld dat de heer Wout Terra wil laten zien is de halte op de Noordwijkse Langelaan. Hier is sprake van een goed toegankelijke halte, waar echter bij de inrichting even niet is opgelet. Als gevolg hiervan moet er precies om een onhandige geplaatste vuilnisbak gemanoeuvreerd worden, laat het bushokje weinig ruimte over op het pad naar de bus en een lantaarnpaal staat eveneens middenop.
v/d Mortelstraat Onderweg naar de v/d Mortelstraat worden drie goed opgehoogde haltes gepasseerd die echter bij een bosrijke omgeving zijn gesitueerd en waarbij dus de vraag rijst in hoeverre de doelgroep hier daadwerkelijk gebruik van zal maken. Bij de v/d Mortelstraat wacht de deelnemers nog een praktijk“verrassing”. Door expertisecentrum Koninklijke Visio zijn verduisteringsbrillen en blindengeleidestokken ter beschikking gesteld, zodat men zelf eens kan proberen hoe dit nu is. Mevrouw Peterlien Soels van de Koninklijke Visio is erbij aanwezig voor tips en ondersteuning. Wie wil krijgt een verduisteringsbril op en een geleidestok en mag eerst proberen, samen met iemand die hem/haar begeleidt de bus te verlaten. Eerst zoeken naar de rand van de uitgang, vervolgens naar de geleidelijn die het begin van de stoep aangeeft en daarna de geleidelijn die gevolgd kan worden tot de noppentegels om de bus weer in te gaan.
3
Kerkweg & Gemeentehuis/Station Terug naar het vertrekpunt wordt nog de halte Kerkweg in Voorhout getoond: een halte op de juiste hoogte, zonder obstakels en tevens mooi ingepast in de omgeving. De heer Wout Terra stelt hierover dat een opgehoogde halte evenmin een struikelblok voor andere gebruikers moet zijn en dat is bij deze halte juist goed geslaagd. En zo eindigt de rit weer bij halte Gemeentehuis/ Station. De halte waar de rit vertrok is inmiddels ingenomen door een glazenwassersbusje. De heer Wout Terra wijst erop dat op deze wijze de bus nog wel kan halteren, maar om vlak langs de rand tot stilstand te komen lukt in zo’n geval niet meer, omdat de hoek te krap is. Bij de halte waar uitgestapt wordt, wacht tenslotte nog een verrassing; hier komt de reiziger direct op een druk fietspad te staan, het laatste voorbeeld dat deze rit getoond kon worden. Ook loopt het wegdek hier hellend weg waardoor rolstoelpassagiers via het fietspad in de heg belanden. Presentaties Mevrouw Iris de Bruyne Zoals reeds vermeld, is deze bijeenkomst een spin-off van een soortgelijke, grotere, bijeenkomst georganiseerd door de Provincie, de 14e juni te Dordrecht. Verder had de dag een soortgelijk karakter, met dien verschille dat hier ook rolstoelen beschikbaar waren, zodat dit ook geprobeerd kon worden. Tijdens het plenaire gedeelte waren afgevaardigden van Stichting Zorgbelang en de Oogvereniging aanwezig, naast bestuurders, beleidsambtenaren en enkele Provinciale vertegenwoordigers. Hieruit zijn een aantal suggesties voortgekomen om het openbaar vervoer toegankelijker te maken/het gebruik door reizigers met een beperking te verbeteren. 1. Communicatie De eerste suggesties betreft het duidelijk aangeven aan de doelgroep waar toegankelijke haltes zijn, hoe deze bereikt kunnen worden, etc. Oftewel alles dat de reiziger vooraf wil weten wat hij nodig heeft om zijn reis moeiteloos en succesvol te kunnen maken. Gedeputeerde de Bondt gaf reeds aan uitwerking aan dit punt te willen geven. 2. Haltes Vanuit de Platforms is aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid van de haltes, waarbij ook kritisch gekeken moet worden welke haltes juist wel en welke niet per se goed bereikbaar moeten zijn. De hierboven beschreven rondrit toonde ook al drie goed aangepaste haltes op locaties die voor de doelgroep wellicht minder interessant zijn om te gebruiken; haltes in het centrum zijn daarentegen nog niet aangepakt. Bij beperkt budget moet een wegbeheerder goed afwegen welke haltes wel of juist niet worden aangepast. 3. Stippenkaart Een volgende suggestie was het maken van een stippenkaart met de reisbewegingen die veel door Wmo-klanten worden gemaakt en die te leggen naast de lijnnetkaart van het reguliere OV. Vanuit Regiotaxi Holland Rijnland is zo’n lijst met routes vanuit de Regiotaxi al eens ter beschikking gesteld aan de heer Wout Terra en hier bleek toen zo’n diversiteit in ritten 4en routes in te bestaan dat er simpelweg geen eenduidige lijn in te ontdekken viel.
Helaas kan nog geen duidelijkheid over het vervolg door de provincie gegeven worden. Ook niet of er een verslag van de bijeenkomst wordt gemaakt. Dhr. Bakker kon door persoonlijke omstandigheden niet bij deze regionale bijeenkomst aanwezig zijn. Opmerkingen en vragen bij dit onderdeel: Dhr. Orbons pleit, afgaande op de ervaring van vanmiddag voor extra rolstoelplek in de bus. Op deze wijze kan een gezin met meerdere rolstoelgebruikers niet samen met het openbaar vervoer reizen. Daarnaast stelt dhr. Orbons dat wanneer er slechts één rolstoelplek is en elektrische rolstoelen en scootmobielen niet mee mogen in verband met de veiligheid, of er dan überhaupt een doelgroep onder de reizigers met een beperking overblijft. ___________________________________________________________________________ De heer Wout Terra De heer Wout Terra, die de aanwezigen reeds voorzien heeft van de rondrit, is vervoerkundige bij Arriva en is belast met het maken van de dienstregeling. 9 december 2012 is Arriva in deze regio van start gegaan en de eerste maanden werd er gevallen en opgestaan; nu is het tijd om waar nodig verbeteringen aan te brengen waaronder het actualiseren, bijschaven en bijspijkeren van de dienstregeling. Wat is nu de relatie tussen Arriva en het Wmo-vervoer? In de concessie die door de Provincie, als opdrachtgever, is uitgeschreven, staat vermeld dat de bussen rolstoeltoegankelijk moeten zijn met één rolstoelplaats, een lage, vlakke vloer en een uitklapplank bij de achterdeur. Dit zijn, kortweg, alle verplichtingen die Arriva heeft ten aanzien van reizigers in een rolstoel. Chauffeurs zullen soms wel helpen met de uitklapplank, maar dit is niet de standaard: hij zal eerst zijn geldlade en andere waardepapieren moeten hebben opgeruimd, wat weer tot vertragingen voor andere reizigers leidt. Hierin is Arriva gebonden aan de plicht om de dienstregeling op tijd te rijden. Een tweede verplichting van Arriva is dat verzorgings- en ziekenhuizen die eerder al werden aangedaan, ook allemaal worden aangedaan De loopafstand tot een halte mag maximaal 500 meter zijn. Over de stippenkaart van Wmo-vervoer die is gesuggereerd, merkt hij op dat het vervoersgebied zich uitstrekt van Hillegom tot aan Schoonhoven en hiermee al het variërende gebied wat hier binnen valt. Er is door Arriva voorgesteld om in het meer stedelijke gebied een pilot te starten om te zien of de dienstregeling meer op Wmo’ers af te stemmend valt. Hierbij wordt gekeken naar wat voor deze groep nodig is in samenhang met de mogelijkheid om de dienstregeling aan te passen en tegelijk niet de reguliere passagiers uit de bus te verjagen, als gevolg van, mogelijk, extra reistijd of OV-kilometers. Opmerkingen en vragen bij dit onderdeel: Mevr. Korting merkt op dat zij tegengestelde geluiden hoort ten aanzien van wat is toegestaan in de bus. De ene keer is een elektrische rolstoel wel toegestaan, de andere keer niet, een scootmobiel mag helemaal niet, etc. Zij zou hier graag meer duidelijkheid over hebben. Dhr. Terra erkent dat hij deze verschillende geluiden ook heeft vernomen en zelf zal moeten navragen hoe dit nu exact in elkaar steekt. Hij geeft de informatie door aan Iris de Bruyne. Dhr. Meerpoel merkt hierbij op dat stadsbussen niet zijn voorzien van een gordel voor rolstoelen en vraagt hoe dit zit. Dhr. Terra antwoordt dat de rolstoel moet vaststaan, maar regelgeving over hoe dit gedaan moet worden, ontbreekt. Vervolgens vraagt dhr. Meerpoel waarom een scootmobiel niet mee mag, in tegenstelling tot, blijkbaar soms, een elektrische rolstoel. Dhr. Terra antwoordt dat de gordel de rolstoel wel kan vastzetten, zij het een beetje; dit kan niet met een scootmobiel. Gevraagd wordt of de chauffeurs volledig op de hoogte zijn wat wel en niet de bus in mag. Dhr. Terra vermoedt dat dit niet het geval is. Dhr. de Haas heeft hier onlangs een ervaring mee gehad, waarbij een elektrische rolstoel én een scootmobiel allebei de bus inkwamen. Niet alleen zei de chauffeur er niets van, maar tijdens een bocht is de scootmobiel ook daadwerkelijk onderuit gegaan. 5 Gevraagd wordt wat er gedaan wordt wanneer de rolstoelplek bezet is en er nog iemand in een rolstoel mee wil. Dhr. Terra antwoordt dat deze klant, voor dat moment, geweigerd moet worden. Eventueel kan de chauffeur contact opnemen en een busje sturen om de andere
rolstoelgebruiker alsnog op te halen. Wellicht is het een aanbeveling om vooraf te reserveren. Overigens kan dit vooraf reserveren nu nog niet en is niet bekend of dit ook zal worden ingevoerd. Over het sturen van een busje merkt mevr. de Bruyne op dat dit volgens haar afhankelijk is van de frequentie van de buslijn. Hierop wordt gevraagd wat te doen wanneer de plek bezet is door een kinderwagen of een rollator. Dhr. Terra is hierover van mening dat reizigers hierin ook enige eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Dhr. van Scheppingen vraagt of de chauffeur kan zien of de rolstoelgebruiker de gordel goed heeft vastgezet. Dhr. Terra gaat ervan uit dat de chauffeur dit niet kan zien vanaf zijn plek en wijst erop dat dit de eigen verantwoordelijkheid van de reiziger betreft. Het bedrijf verleent graag service waar mogelijk, maar er zijn meerdere factoren die in acht genomen moeten worden. Aansluitend hierop vraagt dhr. van Scheppingen hoe het in de praktijk gaat wanneer een bus vol is en de rolstoel moet eruit. Hebben de medereizigers hier wel het geduld voor? Dhr. Terra wijst er op dat dit niet op regelmatige basis voorkomt. Anders zou het een aanpassing van de dienstregeling betekenen. Gevraagd wordt waarom de uitrijplaat niet elektrisch bediend kan worden. Dhr. Terra antwoordt dat deze er een tijdje geweest zijn, maar in de praktijk zeer kwetsbaar bleken voor, onder andere, steenslag en pekel, bevriezing en defect raakten. Mevr. Korting reageert dat de praktijk voor haar dus inhoudt dat zij iedere keer zou moeten vragen of iemand de plank voor haar wil uitleggen én haar in de gordel wil vastzetten. Dit zijn aanzienlijke drempels. Dhr. Terra geeft aan dat als al dit soort zaken tot in de puntjes geregeld zou worden door Arriva, er geen sprake meer is van Openbaar Vervoer; dan is het Wmo-vervoer geworden. Dit betekent voortdurend het opzoeken van de grenzen die er zijn; grenzen die momenteel al onder druk staan van alle bezuinigingen en waarbij gezegd wordt dat ‘het Openbaar Vervoer er toch al is’ en die de klus dus maar moet klaren. Dhr. van Scheppingen memoreert aan de laatste halte die is aangedaan tijdens de rondrit, waarbij de reiziger direct vanuit de bus op het fietspad staat. Hij vindt dit een onacceptabele situatie. Dhr. Terra beaamt dit zeker, maar de situatie is niet des Arriva’s, maar van de wegbeheer (in dit geval gemeente). Deze huidige situatie is historisch ontstaan. Ware het een nieuwe halte, dan zou die vanuit Arriva ook niet geaccepteerd worden. Uiteraard geeft Arriva wel signalen af over dergelijke ondeugdelijke haltes. Gevraagd wordt naar de voorwaarden voor het deur-haltevervoer. Dhr. Terra legt uit dat dit vervoer is ingericht in gebieden die zo dun bevolkt zijn dat er geen reguliere buslijn hoeft te rijden. In die gevallen wordt het vervoer uitgevoerd door de OV-taxi, die de reiziger naar een aantal vooraf aangewezen haltes kan brengen, van waaraf de rit verder per regulier Openbaar Vervoer kan worden voortgezet. (Zie ook bijlage 2.) ___________________________________________________________________________ De heer Jan Meerpoel De heer Jan Meerpoel is bestuurslid van het Rocov (Reizigers Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer) Holland Midden en deelt graag zijn ervaringen omtrent het reizen in het Openbaar Vervoer met de aanwezigen. Over het gebruik van de geleidelijn, waar men deze middag zelf kennis mee heeft kunnen maken, merkt hij op dat de aanwezigheid ervan fijn is, maar pas echt bruikbaar is wanneer hij zich in een bekende situatie bevind. Wanneer de lijn ophoudt moet hij wel weten welke kant hij vervolgens op moet; hiervoor is een keer of 5 à 6 oefenen met een ziend iemand onontbeerlijk. Ook de discrepanties tussen de wegbeheerder en de vervoerder, zoals die deze middag getoond zijn, komen maar al te vaak voor. Een halte is keurig op hoogte gebracht, de geleidelijn aangelegd en 6de abri staat niet in de weg, waarna vervolgens, bijvoorbeeld, de haltepaal midden op het pad wordt geplaatst.
De huidige DRIS (dynamisch reizigersinformatiesysteem) panelen tonen in hun scherm wel wanneer de bus eraan komt (en ook welke). Maar dan moet je die wel kunnen zien. In grote steden als Amsterdam of Utrecht heeft de heer Meerpoel ervaring met panelen die van spraak zijn voorzien. Hierdoor weet je niet alleen dat de bus eraan komt, maar ook welke bus het is die arriveert; nu moet dat nog bij elke aankomende bus nagevraagd worden. Dat een dergelijke aanpassing kostbaar is, realiseert hij zich echter terdege. Ín de bus is het halte-afroepsysteem wel een enorme uitkomst. Al plaatst hij wel de volgende kanttekening: bij de Connexxionbussen werd eerst aangekondigd: ‘Volgende halte’- pauze - ‘Naam van de halte’. Bij Arriva wordt direct de naam van de halte omgeroepen. Hierover is reeds overleg met Arriva. Dat sommige chauffeurs het systeem uit of heel zacht zetten, kan hij zich goed voorstellen - zij moeten het immers de hele dag aanhoren - maar wanneer je er afhankelijk van bent, is dit natuurlijk buitengewoon onhandig. De hybride bussen die rijden zijn voor mensen met een visuele beperking moeilijk. Deze hoor je simpelweg niet aankomen of wegrijden bij de halte. De bussen zijn, zoals bij een tram, weliswaar voorzien van een bel, maar deze wordt te weinig gebruikt door de chauffeurs. Ook de eenduidigheid is afwijkend in deze bussen. Het kastje voor de OV-chipkaart is anders gesitueerd en de stoelindeling is anders. Ook dit is een aandachtspunt bij Arriva. Over het kastje van de OV-chipkaart kan hij ook nog opmerken dat hij blij is voor uit te mogen stappen. Wanneer meerdere mensen tegelijk uitchecken, weet hij niet of en welk piepje nu van zijn OV-kaart afkomstig is. ___________________________________________________________________________ Mevrouw Peterlien Soels Mevrouw Peterlien Soels is werkzaam bij de Koninklijke Visio. Visio is een AWBZ-revalidatie-instelling en ondersteunt slechtziende en blinde mensen bij het verwezenlijken van hun wens om zelfstandig te zijn. Reizen met het Openbaar Vervoer maakt hier ook deel van uit en hiervoor biedt Visio ondermeer mobiliteitstraining om routes te verkennen en te kunnen lopen. Ook de heer Meerpoel heeft dit soort zaken geleerd via Visio. Daarnaast is er ruimte voor onderzoek, arbeidstrajectbegeleiding en nog veel meer (zie: www.visio.org) Visio richt zich op iedereen, van kinderen tot ouderen, met een visuele beperking, een visuele én auditieve beperking of een visuele én verstandelijke beperking. Daarnaast is er ook aanbod voor professionals in het werkveld. Wanneer de mogelijkheden van de oogarts uitgeput zijn, is het de vraag hoe hier verder mee om te gaan. Dit gaat niet alleen om praktische zaken en hulpmiddelen, maar ook het mentale aspect verdient hierbij de aandacht. Er zijn dan ook maatschappelijk werkers bij Visio betrokken. In principe worden de cliënten doorverwezen door de oogarts, maar soms wordt dit vergeten. Mevrouw Soels is dan ook blij de organisatie ook hier, waar veel indicatiestellers bijeen zijn, onder de aandacht te kunnen brengen. Als aanknopingspunt met de Wmo noemt mevrouw Soels mevrouw Korting, die vanwege haar lichtgevoeligheid, vanuit de Wmo schermen op haar ramen heeft gekregen. Sommige Wmo-loketten wijzen deze af, wat voor de persoon in kwestie betekent dat die altijd zijn/haar bril moet dragen. Tenslotte verneemt zij graag van de aanwezigen of er belangstelling is om een bijeenkomst bij Visio te organiseren ([email protected]). Opmerkingen en vragen bij dit onderdeel: Gevraagd wordt of er ook trainingen zijn voor hulp in het huishouden. Mevr. Soels beaamt dit. Deze trainingen worden gegeven door ergotherapeuten en richten zich mn. op het zo systematisch mogelijk uitvoeren van het huishouden. Plenaire discussie Dhr. Orbons merkt nogmaals op dat, gelet op de beperkte toegankelijkheid, de vraag gesteld moet worden wat er overblijft van een eventuele doelgroep. Moet daar al die moeite voor gedaan worden. Geopperd wordt dat er een grote groep ouderen is die tegen praktische problemen aanlopen zoals de OV-chipkaart of het niet kunnen bereiken van de halte. Bij deze groep is nog wel winst te behalen. 7 Ook wordt opgemerkt dat, wanneer een reiziger nog wel zelfstandig met een rollator/stok/etc. de bus inkomt, de bus vaak alweer rijdt, voor de reiziger plaats heeft genomen. Dit werkt afschrikwekkend. De beperkte rolstoelplek is inderdaad ook een manco. Anderzijds kan gesteld worden dat hoe meer een bus wordt aangepast op rolstoelen, hoe groter de kans als rolstoelreiziger dat deze al bezet is.
Dhr. Meerpoel geeft aan dat het scheelt om met iemand te reizen. Daarnaast kan ook gesteld worden dat je het iemand ook moet gunnen om eens in het regulier Openbaar Vervoer te reizen. De vervoerder zou zich hier ook voor moeten inspannen. Mevr. de Bruyne snapt deze laatste opmerking, maar wijst erop dat Arriva hierin ook behoorlijk gebonden is aan andere voorwaarden waar zij rekening mee dienen te houden zoals het verplichte op tijd rijden, waarbij de mogelijkheid bestaat dat een boete opgelegd wordt als dit niet het geval is. In dat kader is het beter om bij toekomstige concessies hier vooraf meer rekening mee te houden. Mevr. de Bruyne stelt de vraag in hoeverre indiceerders zich bewust zijn van de beperkingen van deze doelgroep in het Openbaar Vervoer. Geantwoord wordt dat het een en-en-kwestie is. Natuurlijk is het besef er, maar vanuit de Provincie wordt het gebruik van het Openbaar Vervoer juist erg gestimuleerd. Het zijn keuzes die je maakt. Dhr. Meerpoel geeft hierop aan dat de onzekerheden hiervoor nog onvoldoende zijn weggenomen. Zoals de rit met de bus al aantoonde, kan het voorkomen dat je de bus wel inkomt met een rolstoel met het risico dat je er vervolgens niet meer uitkomt. Ook zijn er nog teveel plekken waar je liever niet komt met een rolstoel. Natuurlijk is, bijvoorbeeld, in een oude binnenstad als Leiden ook niet iedere halte aan te passen en wordt er momenteel door de Provincie gewerkt aan een kaart waarop alle goed toegankelijke haltes zijn aangegeven. Maar alles bij elkaar maakt het dat mensen met een beperking vaak angstig zijn om deze stap te nemen. Dhr. Orbons vraagt zich af waarom er zo veel eisen worden gesteld aan vervoer in een rolstoelbus, terwijl in een lijnbus een enkele gordel volstaat. Dhr. Meerpoel, die tevens voorzitter is van Stichting Vast=Beter, erkent dat hier inderdaad discrepanties bestaan. De grondslag voor dit verschil, zo legt hij uit, ligt in het feit dat reguliere OV-reizigers ook niet van een gordel gebruik maken. Mevr. Schalekamp doet de oproep dat bij het Rocov nog gezocht wordt naar een ervaringsdeskundige die mee wil praten over verbeteringen in het Openbaar Vervoer. Over een ander soort doelgroepenvervoer, het leerlingenvervoer, wordt opgemerkt dat ook hier gekeken is of leerlingen niet meer van het regulier Openbaar Vervoer gebruik kunnen maken. Ook hier bleek dat dit maar voor een beperkt aantal opgaat. Dhr. Meerpoel vraagt of het zinvol is een enquête te houden onder leden van de Wmo-adviesraden over hoeveel mensen de overstap naar het regulier Openbaar Vervoer zouden willen maken en daarbij ook de vraag waarom eventueel niet. Dan krijg je inzicht in de beweegredenen van mensen. Mevr. Korting is van mening dat één voornaam probleem is dat er eigenlijk altijd iemand bij moet zijn; zoals aangetoond kan zij zelf de rolstoelgordel niet omdoen. Daarnaast heerst er ook angst onder veel ouderen, zoals opgemerkt door, bijvoorbeeld, het snelle optrekken van chauffeurs. Dhr. Orbons stelt voor om een dergelijke enquête onder de gebruikers van de Regiotaxi te houden. Mevr. de Bruyne zal deze suggestie meenemen naar het volgend Ambtelijk Overleg. Hierop sluit mevr. de Bruyne de bijeenkomst met dank aan alle deelnemers en sprekers. De punten die zijn aangegeven zullen meegenomen worden in verdere discussies die, ondermeer, in de portefeuillehoudersoverleggen Verkeer & Vervoer en Sociale Agenda zullen plaatsvinden.
8
Bijlage 1: Aanwezigenlijst Jan Meerpoel; Truus Schalekamp; H.G.M. Orbons - Alphense Platform Gehandicapten; Marian van Ommeren - Gemeente Boskoop; Marit Blik - Gemeente Boskoop; Monique Schoof - Gemeente Kaag en Braassem; Sophie Straaten - Gemeente Kaag en Braassem; Toekie Amesz - Gemeente Nieuwkoop; Bas de Haas - Gemeente Noordwijkerhout; Elly Loos - Gemeente Noordwijkerhout; Klaartje Passchier Gemeente Noordwijkerhout; Ricardo Heijne - Gemeente Rijnwoude; Arieke van Leeuwen - Gemeente Voorschoten; Caroline Streeder - Gemeente Voorschoten; Cindy Spiegeler - Gemeente Voorschoten; Connie Mesters - Gemeente Voorschoten; Hetty Spaai - Gemeente Voorschoten; Ingrid Taal Gemeente Voorschoten; Ingrid van der Deure - Gemeente Voorschoten; Ivo van Scheppingen Gemeente Voorschoten; Martin van Gurp - Gemeente Voorschoten; Monique Kroshell - Gemeente Voorschoten; Tilly de Waard - Gemeente Voorschoten; Iris de Bruyne - Holland Rijnland; Rutger Lovers - Holland Rijnland; Patrick Cox - ISD Bollenstreek; Leny Korting - Klankbordgroep Regiotaxi Holland Rijnland/Platform
Gehandicapten
Leiden;
Nico
Turk
-
Klankbordgroep
Regiotaxi
Holland
Rijnland/Seniorenpodium Hillegom/Vereniging van Senioren KBO Hillegom; Peterlien Soels - Koninklijke Visio
9
Bijlage 2: Reisvoorwaarden OV-taxi
Vooraf reserveren Zuid-Holland Reist u in de provincie Zuid-Holland, dan reserveert u vooraf: • uw belbus • uw OV-taxi • uw groepsreis
Belbus reserveren De belbus gaat pas rijden nadat hier een reservering voor is gemaakt. In de dienstregeling zijn de belbusritten gemarkeerd met een grijs raster. U kunt uw belbusrit telefonisch reserveren via 088 003 18 00 (lokaal tarief). OV-taxi reserveren De OV-taxi wordt ingezet voor reizigers die willen reizen van of naar een adres dat niet in de buurt van een bushalte ligt. OV-taxi Duin- en Bollenstreek, Leiden en Midden-Holland De OV-taxi in de regio Duin- en Bollenstreek, Leiden en Midden-Holland is beschikbaar buiten de bebouwde kom en in dorpen met minder dan 3.000 inwoners, wanneer regulier lijngebonden openbaar vervoer daar helemaal niet, of minder dan eens per uur rijdt. U kunt hier gebruik van maken als de afstand tussen de halte en een adres meer dan een halve kilometer is. De afstand wordt bepaald aan de hand van postcodes. De OV-taxi biedt voor- en natransport op een bus- of treinreis. Hij rijdt vanaf een overstappunt (zie hieronder) naar het gewenste adres, of andersom, in aansluiting op de vertrek- of aankomsttijd van de reguliere bus of de trein. Met de komst van de OV-taxi vervallen voor reizigers zonder WMO-pas vanaf 9 december 2012 alleen de reismogelijkheden van deur naar sterhalte met de Regiotaxi Holland-Rijnland en met de GroeneHartHopper en vanaf 1 januari 2013 met de RijnstreekHopper. De reismogelijkheden van deur tot deur, voor OV-reizigers en voor WMO-pashouders blijven gewoon bestaan. Hoe kunt u reizen met de OV-taxi? • De OV-taxi brengt u naar een overstappunt op de reguliere bus of naar een nabijgelegen treinstation. • Bij de overstap van OV-taxi op bus of trein is de wachttijd maximaal 10 minuten. • Bij ophalen op een adres is de speling rondom de ophaaltijd maximaal 10 minuten. • De OV-taxi kan een beperkte omweg maken als hij op verschillende adressen reizigers moet ophalen, tot maximaal 20 minuten extra reistijd. • Bij een overstap van bus of trein op de OV-taxi is de taxi minimaal 5 minuten voor aankomst voor de bus of de trein aanwezig. • De OV-taxi wacht op een vertraagde bus of trein. • De OV-taxi is beschikbaar tussen 06.00 en 00.00 uur op maandag tot en met vrijdag en van 1 08.00 tot 00.00 uur in het weekeinde. • De OV-taxi kan vanaf 05.30 uur (vanaf 07.30 uur in het weekeinde) tot 00.30 uur worden gereserveerd.
• de OV-taxi is ook beschikbaar voor rolstoelgebruikers. Bij het aanvragen van de rit geeft u aan dat u met een rolstoel reist. • de OV-taxi is alleen beschikbaar in de Duin- en Bollenstreek, Leiden, de Rijnstreek en Midden-Holland. Waar zijn de overstappunten? De overstappunten voor de OV-taxi zijn: Voor de Duin- en Bollenstreek: • • • • •
Hillegom, Van Limburg Stirumlaan. Lisse, Anna Blamandreef. Sassenheim, NS station. Noordwijk, Boekerslootlaan. Oegstgeest, Transferium A44.
Voor de agglomeratie Leiden: • Voorschoten, NS station. • Leiderdorp, Rijnland Ziekenhuis. • Zoeterwoude-Dorp, Westeindseweg. Voor de Rijnstreek: • • • •
Leimuiden, busstation. Nieuwkoop, Meeuwenlaan. Hazerswoude-Rijndijk, provinciale weg. Hazerswoude-Dorp, Driesprong.
Voor Midden-Holland: • • • • •
Waddinxveen, NS station Centrum. Bodegraven, NS station. Stolwijk, N207 dorp. Lekkerkerk, N210 De Loet. Rotterdam, metro Nesselande.
Wat kost de OV-taxi? Als u een rit maakt met de OV-taxi binnen uw gemeente, betaalt u per persoon € 2,-. Reist u naar een buurgemeente, dan komt daar € 2,- bij en betaalt u € 4,-. Hoe reserveert u de OV-taxi? De OV-taxi moet minimaal 60 minuten vóór de gewenste vertrektijd van het overstappunt of het huisadres worden gereserveerd. Reserveren kan tot maximaal 3 maanden van tevoren. Maakt u regelmatig dezelfde reis, dan kunt u deze reis tot een half jaar vooruit met één reservering boeken. Reserveren kan op diverse manieren:
1
• • • •
Via het telefoonnummer 0900-1961 (€ 0,10 p.m.). Via een gratis sms-service. Via internet of e-mail. Via de mobiele website. Via mobiel internet op de telefoon of tablet kan vanaf elke plek de OV-taxi gereserveerd worden.
Bij de reservering van de OV-taxi geeft u het volgende aan: • De reisdag. • Het aantal personen. • Het ophaal- of thuisbrengadres. • Het overstappunt en de buslijn of de trein waar u op/van overstapt. • Het gewenste tijdstip van ophalen van huis of van het overstappunt van de aansluitende bus. • Een eventuele lichamelijke beperking. Reserveren van de OV-taxi is mogelijk vanaf 1 december 2012.
1
Bijlage 3: Brochure: Visio Zicht op Toegankelijkheid (tekstversie) Toegankelijkheid voor slechtziende en blinde mensen Bij het ontwerp, bouw of inrichting van een (openbare) ruimte is het van belang om rekening te houden met het gebruik door mensen met een visuele beperking. Koninklijke Visio, expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen, adviseert over toegankelijkheid bij nieuwbouw- inrichting en verbouwings-projecten. Visio Zicht op Toegankelijkheid Visio Zicht op Toegankelijkheid biedt toegankelijkheidsadvies aan instellingen, overheden en bedrijven. Wij richten ons specifiek op de aspecten die van toepassing zijn voor slechtziende en blinde mensen. Onlangs heeft de Tweede Kamer besloten om het VN-verdrag over de rechten van mensen met een beperking uiterlijk in 2013 te bekrachtigen. Dit betekent dat het Nederlandse beleid en de wetgeving de komende jaren worden aangepast met concrete maatregelen. Er wordt wettelijk vastgelegd dat informatie, werk, onderwijs, gebouwen en vervoer toegankelijk moeten zijn voor mensen met een beperking. Zowel binnen als buiten Toegankelijkheid is ook van toepassing op buitenruimtes. Naast advisering over bereikbaarheid, toepassing van geleidelijnen en natuurlijke gidslijnen, adviseert Visio in bredere zin over bijvoorbeeld het ontwerpen van een winkelcentrum, park of stationsplein. Shared Space Bij de (her)inrichting van bijvoorbeeld dorps- of stadskernen wordt steeds vaker het Shared Space-principe toegepast. In deze ontwerpen zijn geen trottoirs, fietspaden en stoplichten aanwezig. Slechtziende en blinde mensen hebben meer moeite zich veilig te verplaatsen binnen dergelijke gebieden. Er zijn goede mogelijkheden om in de ontwerpfase rekening te houden met mensen met een visuele beperking. Visio adviseert ook hierbij. We werken hierin nauw samen met het Kenniscentrum Shared Space, gevestigd aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Wanneer een toegankelijkheidsadvies? Toegankelijkheidsadvisering is van toepassing bij zowel nieuwbouw als verbouw. In bestaande situaties adviseren wij de verbeteropties. Onze expertise biedt ook inzicht in de mate van verbetering in relatie tot gemaakte kosten. De juiste keuzes in een vroeg stadium zijn lang niet altijd kostenverhogend! Combinatie van factoren De toegankelijkheid voor gebruikers met een visuele beperking wordt onder meer beïnvloed door het gebruik van routing, lichtinval, verlichting, contrastkleuren en materialen. Deze factoren dienen op elkaar te worden afgestemd, de samenhang bepaalt het eindresultaat. Door deze samenhang is het niet mogelijk eenduidige richtlijnen af te geven. Aanpassingen voor slechtziende en blinde mensen veroorzaken geen hinder voor mensen met een andere beperking. 1
In de meeste gevallen zullen deze aanpassingen eerder bijdragen aan de gebruiksvriendelijkheid voor andere gebruikers. Workshops De samenhang tussen de diverse genoemde factoren is een complex geheel. Wij bieden workshops voor ontwerpers en opdrachtgevers over licht en verlichting. Deze workshops kunnen bijdragen aan een meer gerichte vraag aan onze adviseur en een betere verwerking van de aspecten in de basis van het ontwerp. Advisering van een deskundige blijft noodzakelijk om de juiste toepassing en verhouding van factoren te borgen. Visio biedt haar adviezen aan tegen marktconforme prijzen. Onze professionals zetten zich dagelijks in voor de revalidatie van slechtziende en blinde mensen. Zij kennen deze doelgroep en beschikken over de benodigde expertise. Wilt u meer weten over Visio Zicht op Toegankelijkheid? Neemt u dan contact op via 088 585 50 00, of mail naar [email protected]. Of kijkt u eens op www.visiozichtoptoegankelijkheid.org.
1
Bijlage 4: Brochure: Onderwijs, zorg en dienstverlening voor volwassenen met een visuele beperking (tekstversie)
Volop in het leven staan Ik wil de krant blijven lezen, zijn daar hulpmiddelen voor? Ik ben slechtziend, hoe breng ik de kinderen veilig naar school? Kan ik blijven werken, mijn hobby’s beoefenen en sporten? Kan ik zelfstandig blijven wonen en reizen? Wanneer uw gezichtsvermogen langzaam achteruit gaat, plotseling fors afneemt of helemaal wegvalt, kan dat voor veel onrust zorgen. Alledaagse dingen zoals televisiekijken, een brief schrijven of de straat oversteken gaan opeens niet meer vanzelf. Koninklijke Visio helpt u een passend antwoord te vinden op uw vragen. Wij adviseren over hulpmiddelen en geven praktische trainingen en cursussen. We begeleiden u bij het zelfstandig wonen en werken en bieden hulp bij de verwerking van de vermindering van uw gezichtsvermogen. Begeleiding vindt plaats op een locatie van Visio bij u in de buurt, op het werk, of thuis. Visio helpt u om weer volop in het leven te staan. Hoe we dat doen, leest u in deze brochure.
Wat ziet u nog? Onderzoek Als u ook met een bril of lenzen niet goed meer kunt zien, kunnen andere hulpmiddelen – zoals een loep – misschien nog uitkomst bieden. Uw oogarts kan u dan verwijzen naar Visio voor een low-vision-onderzoek. Tijdens dit onderzoek brengen we in kaart hoeveel u precies ziet. Dit gebeurt onder meer door uw gezichtsscherpte en gezichtsveld te meten en te bepalen in hoeverre u contrast kunt zien. Daarna proberen we een passend antwoord op uw hulpvraag te vinden. Het is belangrijk om te weten onder welke omstandigheden u het beste ziet. Visio kan dat onderzoeken en u vervolgens adviseren over verlichting, inrichting, hulpmiddelen, mobiliteit en eventuele aanpassingen in uw woon- en werkomgeving.
Het leven vergemakkelijken Hulpmiddelen Hulpmiddelen en aanpassingen kunnen uw leven vergemakkelijken. Visio adviseert over hulpmiddelen in de woon- en werkomgeving van mensen met een visuele beperking. Onze medewerkers kunnen u helpen bij het leren omgaan met de hulpmiddelen die nodig of wenselijk zijn. Of dat nu een beeldschermloep, een stok of vergrotingssoftware voor uw computer is.
Opnieuw zelfstandig Revalideren
1
Met een visuele beperking blijft het goed mogelijk om zelfstandig te functioneren. Visio ondersteunt u bij het (opnieuw) leren benutten van uw mogelijkheden en het aanleren van vaardigheden. Dat kan gaan om alledaagse handelingen, zoals aankleden, koffie zetten of schoonmaken, maar ook om vaardigheden op het gebied van mobiliteit, vrijetijdsbesteding, betaald of vrijwilligerswerk. Revalideren kan bij u thuis, of bij een van onze vestigingen. Wanneer er veel hulpvragen zijn die zich tegelijkertijd voordoen is intensieve revalidatie mogelijk zinvol voor u. Dit kan voor kortere of langere tijd intern bij Visio Het Loo Erf in Apeldoorn. “Van nature ben ik nogal zelfstandig. Toch heeft Visio daar zeker ook een bijdrage aan geleverd: ik heb veel mobiliteitstraining gevolgd en trainingen voor dagelijkse vaardigheden, bijvoorbeeld koken. Het gaat hartstikke goed en op het moment heb ik Visio niet nodig. Maar als dat wel zo is, weet ik ze te vinden.” Susan Stevens (27) Oriëntatie en mobiliteit Goedziende mensen verplaatsen zich met een gemak dat voor mensen met een visuele beperking minder vanzelfsprekend is. Onze omgeving staat immers vol obstakels en verandert voortdurend. U kunt uw oriëntatievermogen ontwikkelen door te leren vertrouwen op wat u nog wel kunt zien en door uw andere zintuigen optimaal te gebruiken. Mobiliteitsdeskundigen van Visio kunnen u leren hoe u bijvoorbeeld van uw huis naar de bushalte komt. Dat kan door gebruik te maken van een witte stok, een goedziende begeleider, echolokalisatie of een geleidehond.
Blijven ontwikkelen Cursussen Een cursus volgen met een visuele beperking is vaak goed mogelijk. Visio informeert en adviseert daarover en begeleidt waar nodig volwassen leerlingen en cursisten. Voor ons aanbod kunt u onze website raadplegen. “Toen mijn ogen achteruitgingen en ik moest stoppen met werken, viel ik in een zwart gat. Mijn gevoel voor eigenwaarde ging achteruit en ik kwam in een isolement terecht. Ik leer nu e-mailen bij Visio. Het is best moeilijk, maar ik wil het onder de knie krijgen. Vrienden van mij zijn er ook mee bezig en dat is erg leuk. Het is een passie aan het worden. Het werken met de pc vergroot mijn wereld weer en tegelijk ook mijn zelfvertrouwen.” Jankie van Soest (58)
Werk en vrije tijd Werkplekken aanpassen Wanneer uw ogen achteruitgaan is het moeilijk goed te blijven functioneren op uw werk. U kunt uw computerscherm minder goed lezen, een telefoonnummer intoetsen duurt langer en u kunt de weg binnen uw organisatie minder gemakkelijk vinden. Tijdig hulp zoeken is belangrijk, want sommige problemen zijn met een relatief eenvoudige aanpassing goed te verhelpen. Vaak gaat het echter om complexe vragen. Visio kan u helpen bij het vinden van oplossingen. Wij ondersteunen u bij revalidatie op uw werkplek en het leren werken met speciale programma’s of hulpmiddelen. Ook begeleiden we u bij contacten met uw werkgever,
1
UWV, bedrijfsarts en reïntegratiebedrijf. Vrije tijd plezierig invullen Een favoriete vrijetijdsbesteding zoals tuinieren, handwerken of biljarten wordt veel moeilijker of zelfs onmogelijk als u problemen heeft met zien. Visio kan samen met u bekijken of u deze liefhebberij met enige aanpassing kunt voortzetten. Of we helpen u bij het -zoeken naar nieuwe bezigheden. Daarbij gaan we uit van uw wensen en ervaringen. Maakt u in uw vrije tijd veel gebruik van de computer, dan kan Visio u adviseren over aanpassingen en daarmee leren werken.
Thuis voelen Wonen en dagbesteding Als u te maken krijgt met een visuele beperking moet u uw woonsituatie vaak opnieuw organiseren. Ondersteuning en advies over onder meer verlichting, inrichting en hulpmiddelen kunnen u dan helpen uw zelfstandigheid te behouden. Misschien hebt u behoefte aan dagbesteding buitenshuis om onder de mensen te komen en meer voldoening uit de dag te halen. Misschien is het beter om tijdelijk of permanent ergens anders begeleid te wonen. Enkele mogelijkheden die we u kunnen bieden zijn: ondersteuning bij het thuis wonen en (her)organiseren van het huishouden begeleid op kamers wonen voor (jong)volwassenen tijdelijk logeren of wonen in ons verzorgingshuis. “We zitten hier in De Vlasborch heel fijn. Het is prettig dat iedereen hetzelfde heeft. We krijgen de zorg die we nodig hebben en wat we nog zelf kunnen, doen we zelf.” Annie Beks (72)
Een ingrijpend verlies Verwerking Het verlies van het gezichtsvermogen - of dat nu langzaam of snel gaat - is zeer ingrijpend. Sommige slechtziende mensen hebben extra hulp nodig bij de verwerking daarvan: zij hebben moeite zelfstandig activiteiten te ondernemen en kunnen daardoor in een sociaal isolement terechtkomen. Visio heeft veel kennis en ervaring op dit gebied. Wij kunnen u helpen met het verwerkingsproces. Er is ook een mogelijkheid hierover in groepsverband te praten. U hoort dan van andere slechtziende mensen welke hindernissen zij ondervinden en hoe zij daarmee omgaan.
Informatie en aanmelden Algemene informatie over Visio vindt u op www.visio.org. Voor uitgebreide vragen kunt u contact met ons opnemen. Wij helpen u graag verder. Wilt u meer informatie of wilt u een beroep doen op de diensten van Visio, bel dan onze Cliëntservicelijn via 088 585 85 85. Wij brengen dan samen met u uw vraag zorgvuldig in kaart, zodat we u zo goed mogelijk kunnen helpen of doorverwijzen.
1
Aan de meeste diensten van Visio zijn geen kosten verbonden. Deze zorg wordt gefinancierd uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Uw aanmelding bij Visio loopt via het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat onderzoekt of u voor zorg in aanmerking komt. U kunt ook bij Visio terecht als u al ergens anders wordt behandeld. Wij streven naar een optimale samenwerking met andere hulpverleners. Koninklijke Visio expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen www.visio.org
1
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Tarieven Regiotaxi Holland Rijnland 2014
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente
3.
Regionaal belang Handhaving van een tarievensysteem in de gehele regio Holland Rijnland
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
10 oktober 2013 16 en 8 november 2013
In te stemmen met het DB voorstel om voor 2014 de volgende tarieven voor de Regiotaxi Holland Rijnland vast te stellen. Deze tarieven gelden voor de gehele regio. Met ingang van 1 juli 2014 ook voor Boskoop/gemeente Alphen aan den Rijn. 1. 2.
3. 4.
Kostprijs per (opstap)zone te verhogen met de NEA indexatie conform het bestek en het contract met de vervoerder; Tarieven 2014 voor Wmo geïndiceerden onder de 65 jaar € 0,71 per zone en voor 65+ Wmo geïndiceerden € 0,46 (dit is een stijging van circa 30% t.o.v. in 2013. In 2013 gaat het om de bedragen € 0,55 en € 0,35); OV-Klanttarief 2014 per zone € 2,60 inclusief BTW (afgerond van 2,614; exclusief BTW bedraagt het klanttarief € 2,467) Voor alle ritten gereserveerd tussen 00.00 en 06.00 uur geldt een toeslag van € 1,- per (opstap)zone.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
N.v.t.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Vaststelling van de tarieven 2014 voor de Regiotaxi voor de verschillende gebruikers van dit vervoer
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Nee
Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Geen financiële gevolgen voor begroting Holland Rijnland. De facturen voor de gereden ritten worden door de gemeenten en de provincie (OV ritten) betaald Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming: Vaststelling bestek Regiotaxi door Algemeen Bestuur Holland Rijnland na instemming gemeenten.
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO Verkeer en Vervoer en PHO Sociale Agenda
Datum: Locatie:
6 november (SoAg) 8 november (VV) Katwijk
Agendapunt:
../09
Onderwerp: Klanttarieven Regiotaxi Holland Rijnland 2014
Beslispunten: In te stemmen met het DB voorstel om voor 2014 de volgende tarieven voor de Regiotaxi Holland Rijnland vast te stellen. Deze tarieven gelden voor de gehele regio. Met ingang van 1 juli 2014 ook voor Boskoop/gemeente Alphen aan den Rijn. 1. 2. 3. 4.
Kostprijs per (opstap)zone te verhogen met de NEA indexatie conform het bestek en het contract met de vervoerder; Tarieven 2014 voor Wmo geïndiceerden onder de 65 jaar € 0,71 per zone en voor 65+ Wmo geïndiceerden € 0,46 (dit is een stijging van circa 30% t.o.v. in 2013. In 2013 gaat het om de bedragen € 0,55 en € 0,35); OV-Klanttarief 2014 per zone € 2,60 inclusief BTW (afgerond van 2,614; exclusief BTW bedraagt het klanttarief € 2,467) Voor alle ritten gereserveerd tussen 00.00 en 06.00 uur geldt een toeslag van € 1,per (opstap)zone.
Inleiding: Sinds 1 januari 2011 verzorgt De Vier Gewesten (DVG) met enkele regionale taxibedrijven het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, de Regiotaxi Holland Rijnland. Vanaf 1 januari 2013 rijdt de Regiotaxi in de hele regio Holland Rijnland. Op 1 juli 2014 sluit de kern Boskoop (gemeente Alphen aan den Rijn) ook aan bij dit vervoer. De kostprijs voor 2011 jaar is vastgesteld op basis van de offerte van De Vier Gewesten. Zoals vastgelegd in het bestek en het contract met de vervoerder vindt jaarlijks een verhoging van de kostprijs plaats door middel van toepassing van de zgn. NEA indexatie. Het NEA is het adviesorgaan voor onder andere het sociaal fonds taxi wat de index voor het taxivervoer jaarlijks vaststelt. Evenals de kostprijs worden ook de klanttarieven voor de OV-ritten en de bijdrage aan de ritprijs van Wmo geïndiceerde klanten van de Regiotaxi jaarlijks vastgesteld. Hiervoor wordt de door de provincie vastgestelde OV indexatie gehanteerd. Beoogd effect: Invoering van een eenduidige betaling per (opstap)zone in de taxi voor alle klanten van de Regiotaxi Holland Rijnland. Argumenten: 1.1
De berekening van de kostprijs
3
In 2011 zijn de tarieven vastgesteld op basis van de door DVG uitgebracht offerte voor deze contractperiode voor de Regiotaxi. Vanaf 2012 wordt de kostprijs geïndexeerd op basis van een onafhankelijk advies van het NEA zoals vastgelegd in het bestek en de overeenkomst met de vervoerder. Tenzij het contract opengebroken wordt, kan de Regio hier niet van afwijken. De hoogte van de indexatie wordt naar verwachting in de tweede helft van oktober bekend gemaakt. De gemeenten worden vervolgens op de hoogte gesteld van de kostprijs voor 2014. 2.1
In de Regiotaxi geldt een bijdrage per OV-zone In tegenstelling tot het Openbaar Vervoer wordt in de Regiotaxisystemen nog geen OV-chipcard gebruikt. Om die reden is er voor gekozen voor dit vervoer als systematiek voor de berekening van de ritprijs de OV-zone te hanteren. Een OV-zone omvat ongeveer 4,5 á 5 reiskilometers. Tot en met 2013 werd voor de berekening van de bijdragen van de klanten als basis het oude strippenkaarttarief gebruikt waarop indexaties werden toegepast. In februari 2013 is na advisering door de portefeuillehouders Verkeer en Sociale Agenda door het DB besloten als basis voor de berekening van het zonetarief voor Wmo geïndiceerde reizigers vanaf 2014, de huidige reguliere OV km prijzen te hanteren. De kilometerprijzen worden sinds 2013 toegepast op dat moment is de strippenkaart afgeschaft. Deze prijs wordt vervolgens omgerekend naar een zoneprijs rekeninghoudend met het gemiddeld aantal kilometers per zone. Ook is per rit sprake van een opstapzone. De begin dit jaar vastgestelde bijdragen van de klanten per (opstap)zone die als basis voor de tarieven voor 2014 gehanteerd worden bedragen € 0,70 (klanten jonger dan 65) en € 0,45 (klanten van 65 jaar en ouder). In verband met administratieve rompslomp is besloten deze relatief sterk verhoogde tarieven (circa 30%, in 2013 waren de tarieven 0,55 en 0,35 €) met ingang van 2014 in te laten gaan. Hierop moet dan nog de indexatie voor 2014 toegepast worden.
2.1
Wat gaan Wmo geïndiceerden betalen in 2014 Op de vorig jaar vastgestelde bedragen voor de Wmo-geïndiceerde reizigers die als basis voor 2014 dienen wordt het OV-indexeringspercentage, zoals vastgesteld door de provincie, toegepast. Dit percentage is voor 2014 1,28 %. Dit geeft als resultaat dat de bijdrage van de klant voor 2014 komt op € 0,71 voor klanten onder de 65 jaar en € 0,46 voor klanten boven de 65 jaar.
3.1
Wat wordt het klanttarief voor OV-reizigers in 2014 Het tarief dat door niet-Wmo geïndiceerde reizigers per (opstap)zone wordt betaald, is afgeleid van de kostprijs die de vervoerder berekent. De provincie subsidieert het OV tarief. Hierdoor zijn er voor regio en gemeenten geen kosten verbonden aan deze ritten. In 2013 bedraagt de zoneprijs € 2,60 per zone (afgerond van € 2,581). Wanneer hier de OV-indexering op wordt toegepast wordt de zoneprijs in 2014 gehandhaafd op € 2,60 (afgerond van € 2,614). De provincie moet dit bedrag goedkeuren.
4.1
Voor het nachttarief is gerelateerd aan het tarief per zone overdag Alle reizigers kunnen 24 uur per dag gebruik maken van de Regiotaxi Holland Rijnland. Ook gedurende de nacht. Voor deze service wordt conform de voorwaarde van de provincie aan de reiziger € 1,00 toeslag per (opstap)zone gevraagd. Deze vergoeding komt niet ten goede aan de vervoerder maar wordt in mindering gebracht op de bijdrage die gemeenten en provincie aan de zoneprijs bijdragen.
4
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Uitwerking opdracht voorbereiding Werkbedrijf Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente Goede afstemming van regionale- en subregionale inspanningen leidt tot meer plaatsingen van werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt bij werkgevers
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
6 nov. 2013
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
5.
Advies PHO 1
Uit te spreken dat de totstandkoming van het Werkbedrijf-concept (zoals beschreven In paragraaf IV ) en de hiermee onder vervolgstap 1 geformuleerde verbonden opgaven, een regionale aanpak vragen. 2. Uit te spreken dat voor de totstandkoming Werkbedrijf en de hiermee onder vervolgstap 1 geformuleerde opgaven de centrumgemeente Leiden leading is en de subregio’s nadrukkelijk betrokken worden bij de totstandkoming. 3. De centrumgemeente Leiden te verzoeken om voor het pho van 5 februari met een voorstel te komen met een eerste uitwerking van de totstandkoming Werkbedrijf en de hiermee verbonden opgaven en in dit voorstel wordt uitgewerkt hoe de rol van de subregio’s wordt ingevuld. 4. Uit te spreken dat in Holland Rijnland de uitvoeringskracht van het arbeidsmarktbeleid in de subregio’s ligt en deze kracht essentieel is voor het realiseren van de totstandkoming van een Werkbedrijf en de hiermee verbonden opgaven. 5. Uit te spreken dat het opdrachtgeverschap van de centrumgemeente een nadere uitwerking vraagt op zowel bestuurlijk-als ambtelijk vlak en de gemeente Leiden te verzoeken om op basis van de onder vervolgstappen 2 en 3 geformuleerde opgaven voor het pho van 5 februari met een nadere uitwerking te komen. 6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
2
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
In april 2013 is het Sociaal Akkoord tussen het kabinet, werkgevers en werknemers gesloten. Werkgevers hebben toegezegd tot 2026 100.000 banen voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt te realiseren. Afgesproken is voorts dat op regionaal niveau werkbedrijven worden opgericht die de schakel worden tussen werkzoekenden en de werkgevers. De inrichting van het werkbedrijf is vormvrij en hoeft geen fysiek bedrijf te zijn. De realisatie van het werkbedrijf en de hiermee verbonden opgaven, zoals het invullen van de Sociaal Akkoord banen met afspraken over randvoorwaarden als loonkostensubsidie en no-risk polis, vragen om een regionale aanpak. De realisatie van deze opgaven vraagt voorts om een heldere definiëring van het opdrachtgeverschap. De centrumgemeente Leiden heeft hierin een trekkende rol.
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
Nee
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming: 15 mei 2013, Borging Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening en goede afstemming centrumgemeente en Holland Rijnland van essentieel belang
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO (concept
) Datum: Locatie:
PHO Sociale Agenda deel Arbeidsmarkt 6 november 2013 Katwijk
Agendapunt:
02
Vergadering:
Onderwerp: Uitwerking opdracht voorbereiding Werkbedrijf
Beslispunten: 1. 2. 3.
4. 5.
Uit te spreken dat de totstandkoming van het Werkbedrijf-concept (zoals beschreven In paragraaf IV ) en de hiermee onder vervolgstap 1 geformuleerde verbonden opgaven, een regionale aanpak vragen. Uit te spreken dat voor de totstandkoming Werkbedrijf en de hiermee onder vervolgstap 1 geformuleerde opgaven bij de centrumgemeente Leiden leading is en de subregio’s nadrukkelijk betrokken worden bij de totstandkoming.. De centrumgemeente Leiden te verzoeken om voor het pho van 5 februari met een voorstel te komen met een eerste uitwerking van de totstandkoming Werkbedrijf en de hiermee verbonden opgaven en in dit voorstel wordt uitgewerkt hoe de rol van de subregio’s wordt ingevuld. Uit te spreken dat in Holland Rijnland de uitvoeringskracht van het arbeidsmarktbeleid in de subregio’s ligt en deze kracht essentieel is voor het realiseren van de totstandkoming van een Werkbedrijf en de hiermee verbonden opgaven. Uit te spreken dat het opdrachtgeverschap van de centrumgemeente een nadere uitwerking vraagt op zowel bestuurlijk-als ambtelijk vlak en de gemeente Leiden te verzoeken om op basis van de onder vervolgstappen 2 en 3 geformuleerde opgaven voor het pho van 5 februari met een nadere uitwerking te komen.
I Inleiding
De Participatiewet ligt bij de Raad van State. Planning is dat deze wet voor de kerstvakantie naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Hoofdopgave is te zorgen dat meer mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers geplaatst worden. Hierover zijn in het Sociaal Akkoord van april 2013 afspraken gemaakt. De werkgevers hebben zich bereid verklaard tot 2026 100.000 banen voor deze groep te realiseren. Het op te richten Werkbedrijf moet in de regio de schakel worden tussen deze werkzoekenden en werkgevers. De oprichting Werkbedrijf vraagt dat het opdrachtgeverschap duidelijk geregeld is en er een eerste inhoudelijke uitwerking plaatsvindt. Deze notitie schetst de huidige organisatie van het arbeidsmarktbeleid en formuleert een voorstel om het opdrachtgeverschap duidelijk te regelen. Het tweede onderdeel van de notitie formuleert welke vervolgstappen wenselijk zijn om te komen tot de oprichting van een Werkbedrijf.
II Stand van zaken arbeidsmarktbeleid Holland Rijnland Arbeidsmarktbeleid bestaat uit drie hoofdonderdelen: 1. Stimuleren participatie op de arbeidsmarkt 2. Verbeteren aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt 4
3. Stimuleren werkgelegenheid in samenwerking met Economische Zaken. De voorbereiding van de Participatiewet richt zich op het eerste thema. Binnen Holland Rijnland maakt de decentralisatie werk deel uit van de 3D aanpak. Voor deze aanpak is een projectorganisatie ingericht. De trekker werk is Cylia Wopereis. Zij maakt deel uit van het projectteam 3D. Bestuurlijk is een stuurgroep 3D ingericht. Hoofdopgave van de decentralisatie werk is het komen tot een werkgeversbenadering voor de arbeidsmarktregio Holland Rijnland. Hiervoor is in juli 2012 het Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening (AT) van start gegaan. Het doel is onder andere het ontwikkelen van een werkgeversbenadering voor de arbeidsregio Holland Rijnland. In het AT participeren hoofden werk en inkomen van de gemeenten, directeuren van de drie SW-bedrijven en het regiomanagement van het UWV. Op basis van het marktbewerkingsplan zijn kansrijke sectoren gedefinieerd, waar werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt een arbeidsplaats kunnen vinden. Dit zijn momenteel de zorg en de maakindustrie (o.a. techniek). De samenwerking op het gebied van werkgeversdienstverlening is uitgewerkt in een structuurplan. Hierin zijn afspraken opgenomen hoe werkgevers benaderd worden en hoe het onderling schakelen tussen subregio’s en het UWV plaatsvindt. Een belangrijk element daarbij is het gebruik van Stekker 4 voor de communicatie. Binnen elke van de drie subregio’s worden nu werkgeversservicepunten ingericht. De methodiek van deze punten verschilt in mate van samenwerking met het UWV en het vraag dan wel aanbod gericht benaderen van werkgevers. Daarnaast heeft het UWV een eigen werkgeversservicepunt voor Holland Rijnland. Er is geen gemeenschappelijke bedrijfsvoering van de vier punten. Per subregio is een SW bedrijf en de samenwerking op gemeentelijk werk en inkomen is ook in hoofdzaak subregionaal georganiseerd. De feitelijke situatie is dat vanuit vier punten de werkgeverssamenwerking vorm wordt gegeven en er een begin van afspraken is gemaakt over afstemming. De samenwerking is nu vrijblijvend en er is behoefte aan meer onderling bindende afspraken (bijvoorbeeld over in te zetten loonkostensubsidie) . Het arbeidsmarktbeleid is in het pho belegd in het arbeidsmarktgedeelte. Dit is een gezamenlijk deel van het pho EZ en het pho Sociale Agenda. Dit wordt voorgezeten door de heer Uit den Boogaard, als voorzitter van het pho EZ. Hier komen de drie genoemde onderdelen aan de orde. Binnen Holland Rijnland ontbreekt een overleg op bestuurlijk niveau, waar onderwijs, ondernemers en overheid zaken kunnen doen over afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De drie O’s zijn wel vertegenwoordigd in het Regionaal Platform Rijn Gouwe. Dit RPA werkt voor twee regio’s (Holland Rijnland en Hollands Midden) en functioneert meer als een platform, waar partijen elkaar informeren. Het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda van 15 mei 2013 heeft de wenselijkheid uitgesproken om te komen tot een bestuurlijk drie O (onderwijs, overheid en ondernemers) overleg op het niveau van Holland Rijnland. III Rol centrumgemeente In het arbeidsmarktbeleid krijgt de arbeidsmarktregio een steeds belangrijkere rol. Holland Rijnland vormt met de gemeente Boskoop en zonder de gemeente Voorschoten een arbeidsmarktregio. De totstandkoming Werkbedrijf, aanpak jeugdwerkloosheid en inzet educatie zijn onderwerpen, die op het niveau van de arbeidsmarktregio geregeld (gaan) worden. Het Rijk kiest daarbij voor de centrumgemeente als aanspreekpunt. Bij jeugdwerkloosheid worden de middelen verstrekt aan de centrumgemeente, die namens de
5
regiogemeenten een plan opstelt. Het project Ontsluiting werkzoekendenbestanden kent een zelfde systematiek. Voor educatie is het Rijk voornemens een zelfde model in te voeren. Het Sociaal Akkoord formuleert dat er regionale werkbedrijven tot stand moeten komen. In de wet SUWI (Samenwerking Uitvoering Werk en Inkomen) is vastgelegd dat de in de arbeidsregio met het UWV een gemeenschappelijke werkgeversdienstverlening tot stand moet komen. De Programmaraad Werk en inkomen monitoort namens het Ministerie van SZW en UWV de totstandkoming. De Programmaraad spreekt de centrumgemeente en UWV aan op totstandkoming van deze samenwerking. In deze regio heeft een gesprek vanuit de Programmaraad met de wethouder van de centrumgemeente en de regiomanager van het UWV plaatsgevonden. In dit gesprek is de stand van zaken in de regio aan de orde gekomen. IV Wenselijke vervolgstappen Inhoudelijk komen een aantal grote opgaven op de gemeenten af: Uitwerken van het concept werkbedrijf zoals aangekondigd in de Participatiewet , met als onderdelen o Vormgeving en taken werkbedrijf o rol van de werkgeversdienstverlening o samenhang met de subregionale werkgeversservicepunten Invulling Sociaal Akkoord banen met afspraken over randvoorwaarden (loonkostensubsidie, no risk polis) Het aanhaken bij sectorale plannen en het nagaan van mogelijkheden tot regionale uitvoering van deze plannen. Het Rijk heeft onlangs hier 590 miljoen euro voor ter beschikking gesteld. Afspraken met grote werkgevers en/of werkgevers die in heel Holland Rijnland actief zijn. Het voor de regio benutten optimaal benutten van mogelijke geldstromen als het Europees Sociaal Fonds (ESF). Inzet Social Return De bovengenoemde opgaven vragen meer slagkracht op het niveau van de arbeidsmarktregio. Er ontbreekt nu een bestuurlijke en ambtelijke constructie om daar invulling aan te geven. Het opdrachtgeverschap is diffuus geregeld. Er lopen nu lijnen vanuit het project 3D, centrumgemeente en bestuurlijk is de aansturing niet duidelijk. De behoefte bestaat een heldere bestuurlijke opdracht. Het is van belang dat er een strategische samenwerking op het niveau van de arbeidsmarktregio tot stand komt zowel bestuurlijk als ambtelijk. Het is niet de bedoeling om een blauwdruk voor fusies te ontwerpen. Op drie punten kunnen vervolgstappen gezet worden: Hoe gaan de inhoudelijke opgaven uitgewerkt worden. Welke opgaven lenen zich voor een aanpak op het niveau van de arbeidsmarktregio en welke opgaven zijn meer subregionaal dan wel lokaal. De behoefte bestaat aan een heldere bestuurlijke opdracht. Hoe kan een helder bestuurlijk opdrachtgeverschap vorm krijgen? Hoe verhoudt de rol van de centrumgemeente zich met de 3D organisatie Hoe verhoudt het bestuurlijk opdrachtgeverschap zich tot het Afstemmingsteam werkgeversdienstverlening Holland Rijnland. Uitwerking vervolgstappen
1. Uitwerking inhoudelijke opgaven De volgende opgaven vragen een regionale coördinatie o Uitwerken van het concept werkbedrijf, zoals aangekondigd in de ParticipatiewetVormgeving en taken werkbedrijf o rol van de werkgeversdienstverlening o samenhang met de subregionale werkgeversservicepunten 6
2.
Invulling Sociaal Akkoord banen met afspraken over randvoorwaarden (loonkostensubsidie, no risk polis) Centrale coördinatie werkgeversdienstverlening op HR niveau Aanhaken bij sectorale plannen en inspelen op regionale mogelijkheden voor uitvoering van deze plannen. Afspraken met grote werkgevers en/of werkgevers die in heel Holland Rijnland actief zijn Het voor de regio optimaal benutten van mogelijke geldstromen als het Europees Sociaal Fonds (ESF) Inzet Social Return
Bestuurlijk opdrachtgeverschap
Het Rijk spreekt de centrumgemeente steeds meer aan op haar rol in de arbeidsmarktregio. Het is logisch om hierop aan te sluiten. Arbeidsmarktbeleid kan alleen in samenwerking met ondernemers en onderwijs tot stand komen. Voor de inrichting van het werkbedrijf wordt samengewerkt met het UWV. Deze constateringen leiden tot een voorstel voor een bestuurlijke drie O overleg onder voorzitterschap van de centrumgemeente. De centrumgemeente is verantwoordelijk om te komen tot een verdere invulling van dit overleg, waarbij de subregio’s nadrukkelijk worden betrokken. De werkzaamheden van het RPA Rijn Gouwe zullen mogelijk overgaan naar de nieuwe structuur op Holland Rijnland niveau. De rol van de stuurgroep 3D moet nader uitgewerkt worden. 3. Ambtelijke opdracht In de uitwerking ligt het voor de hand ook aan te sluiten op rol van de centrumgemeente. Dit houdt in, dat de centrumgemeente een primaire verantwoordelijkheid heeft in het voorbereiden van het op te richten werkbedrijf. Deze verantwoordelijkheid betreft ook het betrekken van de relevante spelers in dit veld; de beleidsmensen in de gemeenten, het afstemmingsteam (waarin ook het UWV zitting heeft), werkgevers-en werknemersorganisaties. Een en ander is ook afhankelijk van uitkomsten van de discussie in de landelijke werkkamer. Deze werkwijze houdt in, dat de procesregisseur 3D geen opdrachtgevende rol meer vervult. Arbeidsmarktbeleid is in Holland Rijnland subregionaal georganiseerd. De uitvoeringskracht ligt in de subregio. Het is van groot belang deze kracht te benutten. Alleen op deze wijze kunnen de inhoudelijke opgaven met succes worden ingevuld. Deze notitie is niet bedoeld als aanzet tot reorganisaties of fusies. Regionale coördinatie moet op een goede wijze verbonden worden met subregionale uitvoeringskracht. Dit houdt ook in, dat van grootschalige fusies van SW-bedrijven geen sprake is. Naast de totstandkoming van het werkbedrijf, spelen belangrijke andere opgaven op het terrein van werk. Het gaat onder andere om het bieden van voorzieningen aan diegene, die niet regulier kunnen werken en wel zouden willen deelnemen aanvormen van dagbesteding. Het gaat om het grensvlak van werk en Wmo. Het is van belang aan te geven welke opgaven er op het terrein van werk er liggen en op welk schaalniveau dit uitgewerkt dient te worden.
7
V Conclusie Binnen Holland Rijnland is een goede basis gelegd te komen tot een slagvaardige werkgeversdienstverlening. Het Sociaal Akkoord vraagt dat nu vervolgstappen gemaakt worden, zodat een Werkbedrijf opgericht kan worden. Invulling van de Sociaal Akkoord banen en het aanhaken bij sectorale plannen vragen meer coördinatie en een duidelijk aanspreekpunt voor externe partijen. Indien dit niet goed geregeld wordt mist de regio middelen en mogelijkheden om werkzoekenden te plaatsen. Voor het kunnen zetten van vervolgstappen is het van belang dat het bestuurlijk en ambtelijk opdrachtgeverschap goed geregeld is. Het ligt voor de hand hierbij aan te sluiten op de rol die de centrumgemeente Leiden vervult. De centrumgemeente wordt door het Rijk aangesproken in de voorbereiding van het werkbedrijf. Dit houdt in dat het opdrachtgeverschap niet meer bij het 3D project komt te liggen. Randvoorwaarde voor succesvolle invulling van de vervolgstappen is dat aangesloten wordt op de subregionale uitvoering in Holland Rijnland.
8
Kanttekeningen/risico’s: Dit voorstel is gebaseerd op de vorig jaar door uw bestuur vastgestelde wijze van berekening van de hoogte van de bijdragen die passagiers in de Regiotaxi betalen. Deze gewijzigde berekening is in dit voorstel toegepast. Ten tijde van die besluitvorming hebben de 5 Bollengemeenten/ de ISD Bollenstreek een alternatief voorstel ingediend om de bijdragen verder te verhogen dan het toen voorliggende voorstel. Dit alternatieve voorstel is door alle andere gemeenten van de hand gewezen. Anders dan de 5 Bollengemeenten zijn de meeste gemeenten van mening dat de huidige kostprijs die de vervoerder van de Regiotaxi in rekening brengt niet extreem hoog is. Het huidige voorstel kan aanleiding zijn voor de 5 Bollengemeenten c.q. de ISD Bollenstreek om de berekening van de tarieven opnieuw ter discussie te stellen. Ten tijde van de discussie over dit onderwerp in de portefeuillehoudersoverleggen is gesuggereerd te onderzoeken of de wijze van berekening van de ritprijs van het OV gevolgd zou kunnen worden. Hiervoor moeten echter de routes van het OV gehanteerd worden waarbij in nagenoeg geen enkel geval sprake is van een directe deur tot deur route. De vervoerder van de Regiotaxi dient conform het bestek de kortste route over de weg te berekenen. Op deze wijze is het systeem bij de vervoerder ingericht. Het is niet mogelijk om OV routes (en daarmee afwijkende afstanden) te hanteren bij de berekening van de ritprijs. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met het feit dat het om een deeltaxisysteem gaat waarbij tussentijds ook andere adressen aangedaan kunnen worden. Financiën: De facturatie van de ritten voor de Wmo geïndiceerde klanten verloopt rechtstreeks aan de gemeenten, voor de Bollenstreek aan de ISD Bollenstreek en voor de gemeente Alphen aan den Rijn aan Participe. De kosten voor de OV-ritten worden in eerste instantie in rekening gebracht bij Holland Rijnland. Deze worden vervolgens doorbelast aan de provincie. Voor beide soorten kosten geldt derhalve dat er geen financiële consequenties voor de regionale begroting mee gemoeid zijn. Communicatie: Wanneer de hoogte van de bijdragen door uw bestuur is vastgesteld vindt hierover communicatie plaats naar vervoerder, gemeenten en provincie. De klanten worden door middel van folders, berichtgeving in gemeentelijke advertenties en het informatiemedium van de ISD Bollenstreek en van Participe (Alphen aan den Rijn) op de hoogte gesteld. Evaluatie: N.v.t. Bijlagen: N.v.t.
5