Vergadering: Datum: Locatie:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 20 juni 2012 9.30 – 13.00 uur Gemeentehuis Nieuwkoop Locatie Raadzaal Nieuwveen
Onderwerp: Conceptagenda 09.30 – 12.00 uur Algemeen deel sociale agenda – voorzitter mw. Van Oortmerssen-Schutte
01
Opening en vaststelling agenda
02
Vaststelling verslag vergadering 23 mei 2012
03
a. Mededelingen b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
04
Consequenties Lente-akkoord voor project 3 Decentralisaties Nu de uitwerking van het Lente-akkoord bekend is, lijken de decentralisaties WMO en Werk (voorlopig) van de baan. Ambtelijk vindt momenteel discussie plaats wat de gevolgen hiervan zijn voor het regionale 3D-project. Een notitie hierover met een voorstel betreffende de wijze van voortgang van het project 3D wordt nagezonden. Voorstel: 1. kennis te nemen van de notitie; 2. het db te adviseren over de (wijze van) voortgang van het 3D-project.
05
Voortgang voorbereiding transitie Jeugdzorg Er wordt in de regio hard gewerkt aan de voorbereidingen op de transitie jeugdzorg. Er is inmiddels een algemene visie op de jeugdzorg aan het pho voorgelegd en de portefeuillehouders zijn geïnformeerd over pilots die uitgevoerd gaan worden op het terrein van de toegang. Er moet echter ook nog heel veel gebeuren! Marion Goedhart, regionaal trekker van de voorbereiding op de transitie jeugdzorg, neemt u in een presentatie mee langs alle activiteiten en besluiten die nog genomen moeten worden om per 1 januari 2015 een goede overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten in Holland Rijnland te kunnen realiseren. Voorstel: Kennis te nemen van de presentatie.
06
Realiseren van doelstellingen Regionaal Kompas 2008-2013: rolverdeling regiogemeenten – centrum gemeente De partijen in het bestuurlijk platform OGGZ werken nauw samen aan de regionale bestrijding van dakloosheid via het Regionaal Kompas. Regiogemeenten en de centrumgemeente hebben ieder, maar ook gezamenlijk, verantwoordelijkheden tov het realiseren van de doelstellingen die interactief tot stand zijn gekomen met gemeenten in Zuid-Holland Noord en zorginstellingen. Het is zaak de afspraken over deze rolverdeling weer te bevestigen en op basis hiervan de uitvoeringssafspraken zoals beschreven in bijgevoegde uitwerking tussenevaluatie vast te stellen. Voorstel: 1. In te stemmen met de volgende rolverdeling centrumgemeente – regiogemeenten tbv het behalen van de doelstellingen van het Regionaal Kompas 2008-2013: a. Taken centrumgemeente: zorg en opvang feitelijk daklozen; regiefunctie b. Taken alle gemeenten: Preventie, signalering en vroeginterventie, rehabilitatie en herstel.
1
2. Bijgevoegde uitwerking tussenevaluatie Regionaal Kompas met concrete uitvoeringsafspraken voor gemeenten vast te stellen. 07
Notitie eigen bijdrage GGZ Door de invoering van een eigen bijdrage van €200 weigeren veel GGZ-patiënten behandeling en diagnosticering. Niet behandelen kan gevolgen hebben voor de gezondheid, maar ook voor de openbare orde en veiligheid. Rivierduinen heeft de gemeenten van Holland Rijnland benaderd om te vragen in hoeverre de gemeenten van Holland Rijnland bereid zijn mee te denken over oplossingen. Het afgelopen portefeuillehoudersoverleg heeft uitgesproken dit in een volgend overleg te willen bespreken op basis van ambtelijk voorstel. Een notitie wordt nagezonden. Voorstel: Bespreken notitie
08
Voortzetting regionale samenwerking Cultuur na 2012 De RAS-Cultuurparticipatie wordt met ingang van 2013 niet voortgezet. De provincie Zuid-Holland vindt dit de taak van de gemeenten. De gemeenten in Holland Rijnland kunnen voor de periode 2013-2016 voor cultuureducatie in het primair onderwijs een beroep doen op de rijkssubsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Hiermee kan de regionale samenwerking op het gebied van Cultuur worden voortgezet. De criteria van de subsidieregeling, de matching, de aanvragende partijen en andere mogelijkheden tot samenwerking worden besproken. 1. Het Dagelijks Bestuur te adviseren om in te stemmen met: a. de voortzetting van regionale samenwerking op het gebied van Cultuureducatie met Kwaliteit, zoals is uiteengezet in hoofdstuk 1 in bijlage 2; b. het afgeven van de intentieverklaring aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de rijksregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016 (zie bijlage 1) namens de colleges van burgemeester en wethouders van de vijftien gemeenten in Holland Rijnland en tevens de gemeente Boskoop; c. de keuze voor de culturele instellingen Museumgroep Leiden, Kunstgebouw Zuid-Holland en Parkexpressie/Bibliotheek Rijn en Venen als regionaal aanvragende partijen. 2. Een meningsvormende discussie te voeren over de verdere mogelijkheden voor voortzetting van regionale samenwerking op het gebied van cultuur na 2012, zoals is uiteengezet in hoofdstuk 2 in bijlage 2.
09
Inzet volwasseneneducatie in 2013 Per 2013 is er een wetswijziging mbt Volwasseneneducatie. Het rijk wil het onderdeel VAVO (tweede kansonderwijs vmbo, havo, vwo) rechtstreeks gaan financieren en aansturen. Hiermee wordt het budget voor de gemeenten voor VE gehalveerd. Verder mogen de middelen voor VE met ingang van 2013 alleen worden ingezet voor het aanbod Nederlandse Taal en Rekenen. De gemeenten worden gevraagd om prioriteit te geven aan bepaalde doelgroepen, het mogelijke aanbod Taal en Rekenen voor die doelgroepen en de aanpak van de werving. Het Dagelijks Bestuur te adviseren om in te stemmen met: 1. de inkoop van volwasseneneducatie in 2013 te richten op: a. het volgende aanbod Taal en rekenen met een context: NT2 (Nederlandse taal voor allochtonen) NT1 (Lezen en schrijven voor autochtonen) Rekenvaardigheden Ondersteuning schuldhulpverlening Budgetteren Digitale- en computervaardigheden alleen als onderdeel van het bovengenoemde aanbod. b. de volgende doelgroepen:
2
2.
Laaggeletterde autochtonen en allochtonen (werkzoekend, werkend en nietwerkend); Vrijwillige inburgeraars (uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden); Laagopgeleiden (uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden); Jongeren vanaf 18 jaar met taal en rekenachterstand; Doelgroepen in de sociale werkvoorziening. de werving van deelnemers zonder financiering vanuit VE-middelen te laten uitvoeren door gemeenten en roc’s, zoals omschreven bij punt 2.3 in bijlage 1.
10
Rondvraag en sluiting
11
Samenwerkingsovereenkomst met de Leo Kannerschool in relatie tot de sluiting van de vestiging in Sassenheim
12
Voorstellen gemeente Noordwijkerhout betreffende tarieven Regiotaxi Holland Rijnland en besluitvorming Ter kennisname
Volgende vergaderingen Datum woensdag 19 september 2012 woensdag 14 november 2012 woensdag 12 december 2012 (extra)
Tijd 9.30 tot 13.00 uur 9.30 tot 13.00 uur 9.30 tot 13.00 uur
3
Locatie Lisse Noordwijk Noordwijk
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 23 mei 2012
Aanwezig:
Verhinderd
Nr.
Gemeente
Naam
Holland Rijnland Leiderdorp Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Zoeterwoude Alphen aan den Rijn Noordwijk
E. van Oortmerssen-Schutte, voorzitter Lisse H.L. Zilverentant en Noordwijkerhout C. Wassenaar G. Kleijheeg Rijnwoude F. M. Schoonderwoerd Teylingen I.G. Mostert Voorschoten R.A. van Gelderen E.G.E.M. Bloemen Holland Rijnland M.H. du Chatinier G. van Duin
Katwijk Leiderdorp Leiden Zoeterwoude Oegstgeest Holland Rijnland Noordwijk Alphen aan den Rijn
J. Wienen L. Maat, J.J. de Haan C. den Ouden, L. De Ridder M. Hogervorst, secretaris L.J. van Ast S.J.P. Lyczak
Agendapunt 01
Opening en vaststelling agenda
O2
Verslag vergadering 15 februari 2012
03
Gemeente
Advies
Naam A.D. de Roon B.J.M. de Haas M.J. Dresden C.M.L. Lambrechts I.C.J. Adema-Nieuwenhuizen C. Bijen D. Toet P. Duijvensz I. van Breda R. Oosterhoudt
Besluit De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld
Verslag vast te stellen
De vertegenwoordiger van de gemeente Nieuwkoop was verhinderd. Voor het overige wordt het verslag ongewijzigd vastgesteld. Intentieverklaring cultuureducatie met kwaliteit: Het ministerie van OCW zal eind mei een uitnodiging tot intentieverklaring mbt de opzet en financiering van
a. Mededelingen b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en
1
de nieuwe rijksregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016 naar Holland Rijnland sturen. Holland Rijnland zal dit voorleggen aan de colleges, inclusief Boskoop. Op het PHO van 20 juni vindt de regionale besluitvorming hierover plaats.
stukken ter kennisname c. Terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
Op 6 juni zal de provincie de notitie over haar 2e lijns rol mbt Cultuur bespreken in de Statencommissie Ruimte en Leefomgeving en op 26 juni in Provinciale Staten. Discussienotitie wonen, zorg en welzijn: De afspraak is dat het primaat voor bespreking van wonen, zorg en welzijn stukken ligt bij het portefeuillehoudersoverleg Ruimte. De stukken worden t.k.n. op de agenda van het portefeuillehoudersoverleg sociale agenda geplaatst. Deze afspraak wordt opnieuw bevestigd. Handreikingen Bestuurlijk Overleg Alcoholmatiging en Regionale Beleidsvisie Verslavingspreventie: Deze stukken staan t.k.n. op de agenda en worden besproken in de AB’s van RDOG en Veiligheidsregio. De heer Dresden spreekt zijn waardering uit voor de handreikingen. De notitie voortgang 3D project: Naar verwachting gaan de drie decentralisaties op hoofdlijnen door en zal er wel discussie komen over tempo en voorwaarden. Holland Rijnland gaat onverminderd door. 04
Presentatie resultaten RAS 2011
Kennis te nemen van de resultaten van de RAS De presentatie is bijgevoegd bij het verslag. 2011. Mevrouw van Gelderen geeft aan dat zij het aantal uitgevoerde Eigen Kracht Conferenties laag vindt en daarover in gesprek wil met de zorgaanbieders.
05
Visie zorg voor jeugd in relatie tot passend onderwijs
1. kennis te nemen van de concept-visie jeugdzorg 2. te discussiëren over de visie aan de hand 2
De voorliggende visie op de jeugdzorg wordt gedeeld. Het sluit aan bij gemeentelijke en andere visies. De heer De Roon geeft namens de Duin en Bollen-
van de vragen:
- Wanneer is de transitie van de jeugdzorg voor u geslaagd? - Hoe ziet u de rol van de gemeente na de transitie? - Hoe ziet u de rol van het CJG? - Hoe ziet u de zorg en in om school in 2017? - Hoe wilt u omgaan met multiprobleemgezinnen?
06
Regionale telefonische bereikbaarheid Centra Jeugd en Gezin
07
Kosten inhoudelijke procescoördinator en functioneel beheerder verwijsindex “Jeugdmatch”.
1. Het postcoderouteringssysteem (PCRsysteem) op zo kort mogelijke termijn af te schaffen. 2. De hoofdaannemer voor het Klantencontactcentrum/de CJG-telefonie, op te dragen binnenkomende telefoontjes te registreren waarbij het voorbeeld in de bijlage van de evaluatie een indicatie kan zijn. 3. De projectgroep ketenaanpak opdracht te geven de registratie van inkomende telefoontjes mee te nemen in het te ontwikkelen registratiesysteem voor de Centra Jeugd en Gezin.
1. De reguliere financiering van de professionele inzet van de procescoördinator en functioneel beheerder van de verwijsindex Jeugdmatch ad € 67.808,- per jaar voort te zetten tot 31 juli 2015. 2. Dit bedrag te verdelen over de 3
gemeenten aan dat hij deze visie wil bespreken met het veld en dat hij het overleg met de samenwerkingsverbanden voor het onderwijs wil intensiveren. Mevrouw Bloemen geeft aan dat zij de noodzaak ziet van afstemming met het onderwijs, maar geeft aan dat zij de verantwoordelijkheid voor passend onderwijs wil laten liggen bij de samenwerkingsverbanden. De heer Mostert geeft aan dat de zorg op school en vanuit het CJG juist heel goed op elkaar moeten aansluiten. Mevrouw Van Gelderen geeft aan dat ze meer nadruk wil in de visie voor gezondheid van kinderen, het belang van de voorschoolse periode en het belang van signalering en preventie in het algemeen, niet alleen bij risicogroepen. De heer De Roon geeft aan dat hij eist dat de telefonische bereikbaarheid op korte termijn echt verbeterd wordt, en verzoekt om een rapportage over de verbeteringen. Mevrouw Bloemen vraagt zich af of het postcoderouteringssysteem niet weer nodig zal zijn vanaf 2015 als alle zorg voor jeugd onder verantwoordelijkheid van de gemeente valt. Zij vraagt om inzicht in de registratiegegevens op zo kort mogelijke termijn. De heer Mostert geeft aan dat de registratie van de aard van de telefoontjes per direct kan beginnen. De voorzitter concludeert dat het voorstel op instemming kan rekenen en zegt toe tijdens het overleg van 14 november te komen met overzicht van de registratiegevens en een rapportage over de verbeteringen. Akkoord met voorstel.
08
deelnemende gemeenten op basis van de gebruikelijke verdeelsleutel, rekening houdend met de reguliere indexering 1. Uit te spreken dat resultaten Voorstel verlenging Jongerenloket 2011 positief zijn. Samenwerkingsovereenkomst 2. Uit te spreken dat de in de 2011 Jongerenloket Holland Samenwerkingsovereenkomst 2011 Rijnland Jongerenloket geformuleerde optie voor verlenging met één jaar benut kan worden. 3. De begeleidingsgroep Jongerenloket de opdracht te verlenen te starten met uitwerking van opties tot aanpassing van de Samenwerkingsovereenkomst en hierbij in acht te nemen dat de begeleidingsgroep Jongerenloket een positieve intentie heeft uitgesproken over verlenging van de looptijd van deze overeenkomst. 4. De resultaten van deze uitwerking voor te leggen aan het DB van 28 juni 2012 en ter advisering aan het pho Sociale Agenda van 19 september
4
De heer Van der Beek (teamleider Jongerenloket Holland Rijnland) verzorgt een presentatie (sheets bijgevoegd). Mevrouw Van Gelderen vindt de lijn positief en vraagt naar aansluiting met jeugdzorg. Erik van der Beek antwoordt, dat het doel is, dat jongeren regie nemen over de eigen toekomst en minder afhankelijk worden van de hulpverlening. Erik van der Beek licht toe, dat dit bedoeld is met ontzorgen van de jongere. Mevrouw Van Gelderen benadrukt dat het van belang is, dat de ervaringen van het Jongerenloket gedeeld worden met jeugdzorg. De heer De Roon is tevreden over de positionering en resultaten van het Jongerenloket. Hij is zeer te spreken over de aanpak, waarbij de regie bij jongeren zelf wordt gelegd. Namens de Bollenstreekgemeenten kan hij zeggen, dat deze positief zijn over verlenging van de Samenwerkingsovereenkomst. De heer De Roon vraagt of verlenging betrekking heeft op de periode tot 1 juli 2013 of tot 31 december 2013. De voorzitter antwoordt dat de verlenging betrekking heeft op het gehele jaar 2013. Mevrouw Bloemen vindt dat de cijfers onvoldoende inzicht geven. Het is niet duidelijk hoeveel jongeren in behandeling zijn. 146 jongeren vallen weg, zij vraagt zich af wat met deze groep gebeurt. De gemeente Zoeterwoude krijgt geen terugkoppeling over de jongeren uit Zoeterwoude, die in traject zijn bij het Jongerenloket. Erik van der Beek geeft aan, dat de cijfers betrekking hebben op de trajectbegeleiding van het Jongerenloket en niet op de totale RMC-groep. Momenteel ontwikkelt Holland Rijnland factsheets per gemeente, die meer inzicht bieden in de gehele RMC-doelgroep. De heer Mostert benadrukt dat het niet mogelijk is alles in beeld te brengen. De situatie van jongeren die aan het werk zijn en geen startkwalificatie hebben, kan
snel veranderen. De voorzitter concludeert dat het pho instemt met de punten 1 tot en met 4 van het voorstel. 09
Structurele agendering sport in Holland Rijnland (wethouder de Wit)
Voorstel: 1 Structureel overleg Onderschrijven de leden van het portefeuillehoudersoverleg de noodzaak van een structureel overleg over sport van minimaal vier keer per jaar ? 2 Organisatie overleg Is het wenselijk hierover een apart overleg te organiseren of kan dit als een vast onderdeel worden opgenomen in het reguliere vergaderschema ? 3 Rol Holland Rijnland Alleen faciliterende en secretariële werkzaamheden te laten verrichten . Alleen in specifieke gevallen om inhoudelijke ondersteuning te vragen. 4 De kosten Op welke wijze kunnen de kosten die worden geraamd op € 20.000 worden gedekt ? 5 Uitvoering Holland Rijnland te verzoeken om met een concreet uitwerkingsvoorstel te komen indien de meerderheid van het portefeuillehoudersoverleg van oordeel is dat dit structureel overleg over sport gewenst is.
12
Rondvraag
Over het voorstel wordt het volgende ingebracht: Het verleden leert dat sportzaken ad hoc op de regionale bestuurlijke agenda komen ofwel van Holland Rijnland ofwel in incidentele subregionale overleggen maar dat er onvoldoende structuur is om mogelijke regionale samenwerking handen en voeten te geven. Een ieder ziet de mogelijke meerwaarde bij regionale samenwerking over bovenlokale sportvoorzieningen als zwembaden, ijsbanen, onderhoud. Ook wordt onderkent dat sport steeds meer onderdeel wordt van de gehele sociale agenda. Er worden relaties gelegd tussen sport en WMO/Volksgezondheid. Het overleg is echter van mening dat er op dit moment onvoldoende aanleiding is om hier op Holland Rijnland niveau iets voor te ontwikkelen zowel als het gaat om een vergaderstructuur als om de financiering van ambtelijke ondersteuning hiervoor. Besloten wordt dat de wethouders Du Chatinier en De Wit – zo mogelijk aangevuld met andere belangstellende wethouders – een afspraak maken om de ideeën verder uit te werken. Op basis hiervan zal het portefeuillehoudersoverleg het voorstel verder bespreken.
Mw. Van Gelderen stelt de volgende punten aan de orde: Indicering subsidieregeling GGZ: In het regionale ambtelijke overleg is de vraag gesteld of de regionale subsidieregeling GGZ, die gegoten is in een gemeenschappelijke regeling, valt onder de afspraken, die regionaal zijn gemaakt over het bezuinigen op 5
gemeenschappelijke regelingen (de werkgroep Strijk). Het portefeuillehoudersoverleg stelt vast dat de GGZ regeling hier niet onder valt. Problematiek Eigen Bijdrage in de GGZ: Door de invoering van een eigen bijdrage van €200 weigeren veel GGZ patiënten behandeling en diagnosticering. Het gaat om personen, die de eigen bijdrage niet kunnen betalen en/of om personen, die niet gemotiveerd zijn, maar behandeling wel hard nodig hebben. Niet behandelen kan gevolgen hebben voor de gezondheid, maar ook voor de openbare orde en veiligheid. De gemeente Amsterdam en de GGZ Rotterdam en Friesland hebben inmiddels al maatregelen genomen om waar nodig de eigen bijdrage op zich te nemen. Rivierduinen heeft de gemeenten van Holland Rijnland benaderd om te vragen in hoeverre zij bereid zijn mee te denken over oplossingen. Het portefeuillehoudersoverleg heeft uitgesproken hier graag in een volgend overleg op 20 juni verder over te willen praten op basis van ambtelijke voorbereiding. Mw. Bloemen informeert naar de stand van zaken voorzieningen cluster 4 onderwijs naar aanleiding van de sluiting van de PC Hooftlocatie (onderdeel Leo Kannerschool) in Sassenheim. Mw. Van Oortmerssen licht toe: Het convenant van de gemeenten met de Leo Kannerschool loopt deze zomer af. Door dit convenant konden 2 VO-locaties voor kinderen met gedragsproblemen in Sassenheim en Leiderdorp worden gerealiseerd en een locatie voor vmbo-t/havo/vwo voor leerlingen met autisme in Leiden. De locatie in Sassenheim is niet geschikt gebleken voor dit type onderwijs en wordt daarom nu afgestoten. Deze ZMOK-leerlingen kunnen worden opgevangen in de school in Leiderdorp, hier zijn nog uitbreidingsmogelijkheden. Dit is tijdelijk omdat er toch een locatie in de Duin- en Bollenstreek gewenst is; hiervoor wordt gekeken naar mogelijkheden op het 6
terrein van de KTS in Voorhout. Het aantal autistische leerlingen dat in aanmerking komt voor vmbo-t/ havo/vwo-onderwijs is veel hoger gebleken dan destijds ingeschat. Ook de vestiging in Oegstgeest kent nog steeds een enorme groei; hier wordt nu voor de 2e keer in 4 jaar tijd een nieuw schoolgebouw betrokken. De Leo Kannerschool heeft daarom nog niet alle problemen opgelost. Bijlagen: powerpoint presentatie RAS 2011 powerpoint presentatie Jongerenloket Holland Rijnland
7
Resultaten RAS 2011 en toekomst RAS na 2012 Thema’s Preventief jeugdbeleid en Cultuurparticipatie
1
Inhoud Presentatie • Bestuurlijke afspraken en resultaten RAS 2011 Cultuur • Bestuurlijke afspraken en resultaten RAS 2011 jeugd • Ontwikkelingen Cultuureducatie 2013-2016 • Ontwikkelingen Jeugdzorg • Toekomst RAS na 2012
2
Bestuurlijke afspraken Cultuurparticipatie
1. Doel:Meer deelname aan actieve cultuurparticipatie Prestatie:Meerjarenplan met cultuureducatie, amateurkunst en volkscultuur. 2. Doel: Optimaliseren netwerkstructuur gemeenten en instellingen. Prestatie: Stroomlijnen netwerkvorming cultuureducatie en cultuurparticipatie.
3
Resultaten Cultuurparticipatie 2011 (1) • Ruim € 420.000,00 beschikbaar door provincie en € 210.000 gematched door de gemeenten;
• 13 projecten met daarbinnen meerdere activiteiten
• 2 cultuurnetwerkers;
4
Resultaten Cultuurparticipatie 2011 (2) Project
Doelgroep
Deelname
Bibliotheek Levende Molens
Divers
5112
Parkexpressie Leven de Molens
Divers
1826
Conferentie Versterken en Verankeren
Gemeenten, culturele instellingen en bedrijfsleven
85
Museum en School
Primair onderwijs
24.231
Bemused
Vmbo
4.782
Jacoba van Beieren
PO en anderen
1.404
Activiteiten voor ouderen
55+ ers
4.200
5
Resultaten Cultuurparticipatie 2011 (3) Project
Doelgroep
Deelname
Jongerensubculturen
Jongeren
1.403
Talentontwikkeling
Jongeren
906
Tradities in het VO
Voortgezet onderwijs
72
Cultuur als brug naar leefbaarheid
Jongeren en ouderen
137
Museum en Senioren
Ouderen
Ontwikkelingsfase
Website Cultuurpunt
Diversen
2434 46.592
Totaal (schatting)
6
Resultaten Cultuurparticipatie 2011 (4) 2 regionale cultuurnetwerkers bevorderen: • Aansluiting vraag en aanbod cultuureducatie voor PO en VO; • Netwerkvorming tussen culturele instellingen, doelgroeporganisatie, onderwijs en gemeenten; • Aanjagen en coördinatie projecten cultuurparticipatie; • Visievorming samenwerking Cultuur na 2012
7
Ontwikkelingen Cultuureducatie 2013-2016 • -
Nieuwe rijksregeling Cultuureducatie met Kwaliteit: Verbetering kwaliteit cultuureducatie in primair onderwijs; Doorgaande leerlijn; Deskundigheidsbevordering docenten; Beleid cultureel veld mbt schoolgaande jeugd; Culturele instelling doet aanvraag; Gemeenten/regio matchen 50%
• Provincie Zuid-Holland doet als enige niet mee! • Intentieverklaring regio vóór 29 juni: akkoord regeling en matching (ovb goedkeuring begroting) • Uitwerking aanpak aanvraag 20 juni 2012
Bestuurlijke afspraken RAS 2009-2012 Jeugd: 1. Doel: Beperken instroom in de Jeugdzorg: Prestatie: Uitbreiding vroegtijdige hulp en nazorg (minimaal 7.730 uren) voor jeugdigen tot 23 jaar en hun gezin; 2. Doel: Bevorderen uitstroom uit de Jeugdzorg: Prestatie: Nazorg en toeleiding naar scholing en werk en passende huisvesting;
9
Bestuurlijke afspraken RAS 2009-2012 Jeugd: 3. Doel: Aansluiting preventief Jeugdbeleid en Jeugdzorg Prestaties: - Goed werkend CJG, Verwijsindex en Elektronisch Kinddossier; - Keten preventief Jeugdbeleid; - Coördinatie van zorg (1gezin1plan)
10
Resultaten RAS Jeugd 2011 en 2010 inkoop licht ambulante hulp Activiteit
Uitgevoerde trajecten in 2010
Uitgevoerde trajecten in 2011
ReSet: Begeleiding risicogezinnen
170
156
Jeugd Maatschappelijk Werk
435
416
Schoolmaatschappelijk werk VO
217
385
7
12
118
231
35
70
982
1270
Eigen Kracht Conferenties Positief Opvoeden niveau 3 (2010: 4-16 jaar, 2011:0-18 jaar) Home-Start Totaal
11
Resultaten RAS Jeugd 2011 overig
Positief Opvoeden: implementatie bijna afgerond, alle CJGmedewerkers zijn getraind Ondersteuning Project Ketenaanpak Jeugd: Versterken CJG’s Ondersteuning CJG coördinatoren, Communicatie virtueel CJG, Meetlat opvoed- en opgroeiondersteuning (uiteindelijk alles gericht op de voorbereiding transitie jeugdzorg)
12
Toekomst RAS Jeugd na 2012: RAS 2013-2015 • Afbouw middelen Jeugd in 2013 – 2015 met circa 20, 25 en 30% van bedrag in 2012. Bedragen in 2014 en 2015 hangen af van financiele opbouw door gemeenten. • Alleen inzet op licht ambulante hulp • Motiveren van minder dan 30% nazorg • Onze zorg: verdriedubbeling aantal cliëntcontacturen • Daarnaast extra middelen voor ondersteuning kwetsbare jongeren en transitie jeugdzorg 13
Visie en Procedure Voorstel: - zoveel mogelijk behoud van infrastructuur - ondersteuning ketenaanpak/voorbereiding transitie Jeugdzorg uit invoeringsbudget gemeenten Procedure: Februari: contouren in AO Jeugd besproken Juni: voorstel in AO Jeugd Augustus: DB September: PHO Sociale Agenda Voor 1 oktober: indienen bij provincie 14
Evaluatie Monitor OGGZ Zuid-Holland Noord
Inhoud: 1. Inleiding 2. Methode 3. Respons 4. Resultaten 5. Conclusies 6. Wat gaat GGD met resultaten doen?
GGD Hollands Midden Mei 2012 Hanneke Tielen
[email protected]
1
pag: 2 2 2 3 7 8
1
Inleiding
De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg is een beleidsterrein waar veel gebeurt. Ter ondersteuning van dit beleid brengt de GGD Hollands Midden al tien jaar gegevens bij elkaar met de Monitor OGGZ Zuid-Holland Noord. Eind 2012 zal de vijfde editie van de Monitor OGGZ verschijnen. Bij dit 10-jarig jubileum past een evaluatie om de monitor OGGZ ‘bij de tijd’ te houden. Het doel van de monitor OGGZ is om met betrouwbare cijfers alle stake holders te ondersteunen bij het OGGZ-beleid.
2
Methode
De GGD heeft een online vragenlijst ontwikkeld met tien vragen. De link naar deze vragenlijst is per e-mail verstuurd naar leden van de gremia: - Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda - Ambtenarenoverleg Zorg en Welzijn - Ambtenaren OGGZ - Bestuurlijk en Voorbereidend Platform OGGZ Zuid-Holland Noord en de subplatforms OGGZ in de Duin- en Bollenstreek en de Rijnstreek - Platform Kocon in Katwijk Ruim 100 personen zijn uitgenodigd om de vragenlijst in te vullen. De tien vragen luiden: 1. Wat is uw functie? 2. Wat is uw betrokkenheid bij het OGGZ-beleid? 3. Bent u bekend met de monitor OGGZ? 4. Heeft u de rapporten gelezen? 5. Heeft u de informatie gebruikt? Kunt u een concreet voorbeeld geven van een toepassing van de informatie? 6. Wat zijn volgens u belangrijke kenmerken van de monitor OGGZ? 7. Wat is volgens u belangrijke informatie in de monitor OGGZ? 8. Welk rapportcijfer zou u aan de monitor OGGZ geven? 9. Heeft u nog suggesties voor de volgende ronde van de monitor OGGZ (2012)? 10. Heeft u nog andere onderzoeksvragen ten aanzien van de OGGZ?
3
Respons
37 personen hebben de vragenlijst ingevuld: 5 portefeuillehouders (4 wethouders en 1 burgemeester), 15 gemeenteambtenaren en 17 vertegenwoordigers van een zorginstelling (directeur of manager of medewerker) (tabel 1). Betrokkenheid met OGGZ-beleid De betrokkenheid van de respondenten is verdeeld over het Beleidsvoorbereidend Platform OGGZ, het Subregionaal Platform Duin- en Bollenstreek en Rijnstreek, het Ambtenarenoverleg Zorg en Welzijn, het Bestuurlijk Overleg OGGZ, het Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda, Platform Kocon, WMO-raad Leiden, WMO Holland Rijnland. Van vijf respondenten is de betrokkenheid onbekend (tabel 1). Omdat een aantal respondenten lid zijn van meer dan één gremium, tellen de getallen in de kolommen van tabel 1 niet altijd op tot het totale aantal.
2
Tabel 1 Aantal respondenten verdeeld over functie en betrokkenheid OGGZ Gemeenteambtenaar aantal
Vertegenwoordiger zorginstelling aantal
Portefeuillehouder aantal
Beleidsvoorbereidend Platform OGGZ Subregionaal Platform Duin- en Bollenstreek Subregionaal Platform Rijnstreek Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda Bestuurlijk Overleg OGGZ Ambtenarenoverleg Zorg en Welzijn Platform Kocon WMO-raad Leiden Holland Rijnland (WMO-beleid) Schuldhulpverlening Onbekend
6
9
-
15
4
2
-
6
3
2
-
5
-
-
4
4
1
1
1
3
Functie Betrokkenheid OGGZ-beleid
Totaal aantal
1
-
-
1
-
1
-
1
-
1
-
1
1
-
-
1
1
-
-
1
-
1
-
1
Vraag over betrokkenheid niet beantwoord
1
3
1
5
Totaal aantal respondenten
15
17
5
37
4
Resultaten
Bekendheid met Monitor OGGZ Ongeveer de helft van de respondenten (18 personen) is bekend met de inhoud van het rapport Monitor OGGZ Zuid-Holland Noord 2008-2009. Een derde (12 personen) weet van het bestaan maar kent de inhoud niet goed. Drie respondenten kennen het rapport niet. Vier respondenten hebben deze vraag niet beantwoord. Van de dertig personen die het rapport kennen, heeft ongeveer een derde deel (10 personen) het rapport uitgebreid gelezen, een derde deel heeft specifieke onderwerpen gelezen (11 personen) en een derde deel heeft het doorgebladerd (9 personen). De gemeenteambtenaren hebben het rapport intensiever gelezen dan de vertegenwoordigers van zorginstellingen. Twee van de vijf portefeuillehouders hebben het rapport doorgebladerd. Gebruik rapport Monitor OGGZ 29 van de 37 respondenten hebben de vraag over het gebruik van de monitor beantwoord, 15 gemeenteambtenaren, 12 vertegenwoordigers van zorginstellingen en 2 portefeuillehouders. Het rapport wordt het vaakst gebruikt als naslagwerk of ten behoeve van beleidsontwikkeling (tabel 2). Ongeveer acht op de tien respondenten rapporteren deze twee toepassingen. Ongeveer vier op de tien (12 respondenten) gebruiken het rapport in de contacten met (andere) gemeenten. Negen respondenten hebben het rapport doorgestuurd naar collega’s of anderen. Zes respondenten, vooral ambtenaren, hebben het rapport gebruikt bij de beleidsuitvoering en zes respondenten bij contacten met (andere) zorginstellingen. Eén vertegenwoordiger van een zorginstelling heeft het rapport niet gebruikt.
3
Concrete voorbeelden van gebruik door gemeenteambtenaren: - Nota lokaal gezondheidsbeleid - Beleidsnota kwetsbare groepen - Opstellen maatschappelijke agenda, analyse van de gemeente - In kaart brengen sociale structuur in dorp, opstellen effectindicator - WMO-nota en verslavingsbeleid - Ontwikkeling projecten daklozen (woonbegeleiding) - Convenant Voorkomen huisuitzettingen door huurschuld - Overleg met schuldhulpverlening Concrete voorbeelden van gebruik door vertegenwoordigers zorginstellingen: - Beleidsvisie - Keuzes maken bij beperkte inzet - Beleidsplan van instelling en contacten met andere instellingen - Overlap tussen instellingen besproken met ketenpartners Tabel 2 Gebruik/ toepassing rapport OGGZ Zuid-Holland Noord Functie Gebruik rapport
Naslagwerk Beleidsontwikkeling Contacten met gemeenten Doorgestuurd naar collega/ anderen Beleidsuitvoering Contacten met zorginstellingen Niet gebruikt/ niet van plan te gebruiken Totaal vraag beantwoord
Gemeenteambtenaar aantal
Vertegenwoordiger Portefeuille Totaal zorginstelling -houder aantal aantal aantal
13
10
1
24
12
10
2
24
6
4
2
12
5
4
-
9
5
1
-
6
2
2
2
6
-
1
-
1
15
12
2
29
Gebruiksvriendelijkheid rapport Monitor OGGZ 28 van de 37 respondenten hebben de vraag over kenmerken van de monitor beantwoord, 15 gemeenteambtenaren, 12 vertegenwoordigers van zorginstellingen en 1 portefeuillehouder. Bijna negen op de tien respondenten vinden het rapport goed leesbaar en zeven op de tien vinden dat de gewenste informatie gemakkelijk te vinden is (tabel 3). Voor zes op de tien respondenten sluit de geboden informatie goed aan op de eigen informatiebehoefte. De helft vindt de informatie voldoende gericht op de gemeentelijke situatie en een derde (10 respondenten) vindt de inhoud van de monitor actueel genoeg.
4
Tabel 3 Aantal respondenten dat het (helemaal) eens is met beschreven kenmerk van het rapport Monitor OGGZ Zuid-Holland Noord Functie Gebruik rapport
Goed leesbaar Informatie gemakkelijk te vinden Sluit aan bij informatiebehoefte Voldoende gericht op gemeente Voldoende actueel Totaal vraag beantwoord
Gemeenteambtenaar aantal
Vertegenwoordiger Portefeuille Totaal zorginstelling -houder aantal aantal aantal
14
9
1
24
12
7
1
20
11
6
-
17
10
4
-
14
8
2
-
10
15
12
1
28
Inhoud Monitor OGGZ 29 van de 37 respondenten hebben de vraag over belangrijke informatie in de monitor beantwoord, 15 gemeenteambtenaren, 12 vertegenwoordigers van zorginstellingen en 2 portefeuillehouders. De trends van aantal OGGZ-cliënten in de tijd, het aantal OGGZ-cliënten per gemeente en de omvangschatting van risicogroepen voor sociale uitsluiting worden door acht op de tien respondenten belangrijke informatie gevonden (tabel 4). Twee derde van de respondenten vindt het aantal OGGZ-cliënten in Zuid-Holland Noord belangrijk en de helft vindt de overlap in cliënten tussen instellingen belangrijk. Een derde (9 respondenten) vindt het aantal OGGZ-cliënten per instelling belangrijke informatie.
Tabel 4 Aantal respondenten dat bepaalde onderwerpen belangrijke informatie vindt Functie Belangrijke informatie
Trends OGGZ-cliënten in de tijd Aantal OGGZ-cliënten per gemeente Omvang risicogroepen sociale uitsluiting Aantal OGGZ-cliënten in ZHN Overlap cliënten tussen instellingen Aantal OGGZ-cliënten per instelling Totaal vraag beantwoord
Gemeenteambtenaar aantal
Vertegenwoordig er zorginstelling aantal
Portefeuille Totaal -houder aantal aantal
11
11
2
24
13
8
2
23
13
8
2
23
8
10
2
20
6
7
1
14
3
5
1
9
15
12
2
29
Rapportcijfer Monitor OGGZ 28 van de 37 respondenten hebben een rapportcijfer voor de Monitor OGGZ gegeven: 15 gemeenteambtenaren, 12 vertegenwoordigers van zorginstellingen en 1 portefeuillehouder. Vijf respondenten geven de monitor een 6, dertien respondenten een 7, negen respondenten een 8 en één respondent een 10. Er zijn geen onvoldoendes uitgedeeld. Het gemiddelde rapportcijfer is 7,3. Er is geen verschil in gemiddeld rapportcijfer tussen de gemeenteambtenaren en vertegenwoordigers van zorginstellingen. De portefeuillehouder waardeert de monitor met een 7.
5
Opmerkingen Monitor OGGZ Twaalf respondenten hebben opmerkingen gemaakt over de Monitor OGGZ. 1. Graag van tevoren afspraken over wat er nodig is, zodat aangegeven kan worden of dit realistisch is. Verder een ruim tijdpad omdat informatie verzamelen soms veel tijd kost, naast het reguliere proces. 2. Het zou mooi zijn als alle instellingen actuele gegevens kunnen aanleveren, tot nu toe was het beeld niet compleet. 3. De vorige monitor had een woningcorporatie niet meegewerkt. Mocht dit weer het geval zijn, neem aub contact op met een van de gemeenten. De informatie over huisuitzettingen is voor gemeenten heel belangrijk om te hebben. 4. Het zou prettiger zijn als de informatie sneller voor handen is. Het jaar waar het over gaat en het uiteindelijke rapport daar zit voor mij teveel tijd tussen. 5. Hoewel ik weet dat het praktisch niet haalbaar is, zou ik toch het liefst ieder jaar cijfers willen hebben over de doelgroep. Ook zou ik de monitor vast laten stellen in het PHO Sociale Agenda en elke gemeente zich laten vastleggen er iets mee te doen, dus ter informatie aan de raad of iets dergelijks. 6. Het stuk is heel uitgebreid/lang. Ik lees hem daarom niet helemaal van begin tot einde. 7. Hou het kort en bondig en weet wat de doelen zijn en focus daarop. 8. Probeer de koppeling naar beleidstips voor gemeenten zo concreet mogelijk te maken. 9. Er ligt geen duidelijke relatie met aanpassing beleid op basis van deze info (of ik heb het over het hoofd gezien) 10. Voor mij is nogmaals duidelijk geworden dat de hulpverleningsorganisaties veel meer tot één gemeenschappelijke aanpak van de verschillende aanbiedingen moeten komen. Cliënt moet centraal staan, niet het onderscheiden hulpverleningsaanbod. Iedereen belijdt met de mond dit credo, in de praktijk staat het belang van de eigen organisatie dit in de weg. 11. Voor mijn werk is het wel erg handig als ik ook in één oogopslag zie welke activiteiten er bestaan om deze mensen te helpen (bv het aanbod van Rivierduinen, aanbod GGD, etc). Maar dat is waarschijnlijk iets wat niet in de OGGZ monitor thuishoort.... 12. Vraag aan gemeenten of zij de vraag ook kunnen uitzetten bij organisaties die te maken hebben met daklozen (naast de grote reguliere organisaties). Onderzoeksvragen Monitor OGGZ Acht respondenten hebben voorstellen gedaan over onderzoeksthema’s die nu geen onderdeel zijn van de monitor. 1. Aandacht voor nieuwe potentiële risicogroepen zoals ouderen of oudere medewerkers die door de crisis in financiële problemen komen en dreigen af te glijden. 2. Aantallen cliënten die gebruik maken van dagbesteding (transitie Wmo) 3. Met de nieuwe wetgeving rond de WWB wordt per 1 juli de inkomenstoets ingevoerd (nu overgangsregeling). Hierdoor worden alle inkomens in een huishouden bij elkaar geteld. Dit heeft directe gevolgen voor de schuldhulpverlening! (geen uitkering dan ook geen aflossingscapaciteit en daardoor bv. niet in aanmerking voor WSNP). Welke gevolgen en welke oplossingen zijn hiervoor? Daarnaast wordt een toename (als gevolg van inkomenstoets) van zwerfjongeren verwacht. Is dat een terechte verwachting? 4. Een van de doelen van het Regionaal Kompas is dat iedere dakloze is voorzien van een trajectplan. Zicht daarop is lastig. Kan me voorstellen dat dit ook niet gemakkelijk in het onderzoek is te vangen.
6
5. Het is niet makkelijk, maar zou nuttig zijn als bijgehouden werd uit welke gemeenten de in Leiden aanwezige daklozen en andere OGGZ-cliënten afkomstig zijn. Dit kan helpen de regio meer te betrekken. Instellingen houden dit niet bij. 6. Hoeveel cliënten hebben CIZ-indicatie begeleiding? 7. Hoeveel OGGZ-cliënten komen in aanraking met de politie? (dit is niet uit de politiesystemen te halen) 8. Overheveling van AWBZ naar WMO, trends ten aanzien van uitval binnen de tweede lijn na invoering van eigen bijdrage.
5
Conclusies
Respons Op de ruim honderd verzonden e-mails hebben 37 personen gereageerd. Dit lijkt niet zoveel. Aan de andere kant kunnen mensen die de monitor OGGZ niet kennen ook geen gefundeerde mening geven. We kunnen uit de lage respons echter ook niet zonder meer concluderen dat de bekendheid met de monitor laag is. De evaluatie heeft voor ons waardevolle informatie gegeven over het oordeel van 37 betrokken gebruikers die vanuit verschillend perspectief (gemeente/ zorginstelling) naar de monitor kijken. Bekendheid en gebruik monitor Drie respondenten kenden de monitor niet. We kunnen hieruit geen conclusies trekken over de algemene bekendheid van de monitor bij onze doelgroep. Twee derde deel van de respondenten heeft de monitor gebruikt. Het meest als naslagwerk en ten behoeve van beleidsontwikkeling. Dit strookt met het primaire doel van de monitor. De monitor bevordert het contact tussen de stake holders. Dit geldt voor gemeenten als ook voor zorginstellingen. Gebruiksvriendelijkheid Het algemene oordeel is dat het rapport goed leesbaar is. De meerderheid kan de gewenste informatie gemakkelijk vinden en vindt dat de informatie goed aansluit op wat zij willen weten. Hoewel wij zoveel mogelijk cijfers op gemeenteniveau presenteren, is dit voor de helft nog onvoldoende. Het meest kritisch is men over de actualiteit van de cijfers. Twee derde vindt de informatie niet actueel genoeg. Inhoud monitor Informatie over trends van aantal cliënten in de tijd, het aantal OGGZ-cliënten per gemeente en de omvangschatting van risicogroepen voor sociale uitsluiting worden het meest gewaardeerd. Het totale rapport wordt gewaardeerd met een gemiddeld rapportcijfer van 7,3. Hoewel er geen onvoldoendes worden uitgereikt geven vijf respondenten een 6 voor het rapport. Dit is voor ons een signaal dat verbetering op een aantal punten nodig is. Op basis van de overige resultaten gaat het vooral om verbetering van de actualiteit en een duidelijker koppeling met gemeentelijk beleid. Opmerkingen Volledigheid Het wordt jammer gevonden dat niet alle cijfers volledig zijn. Bijvoorbeeld de informatie over huisuitzettingen en schuldhulpverlening. Het gaat hier om actuele beleidsvragen. Er wordt voorgesteld om de gemeente te laten bemiddelen als levering van gegevens lastig is. Vanuit een
7
zorginstelling wordt opgemerkt dat tijdige afstemming tussen GGD en instelling de levering van gegevens door de instelling zal verbeteren. Actualiteit Een belangrijke opmerking is dat men de cijfers niet actueel genoeg vindt. De GGD vraagt elke twee jaar gegevens op bij instellingen ten behoeve van de Monitor OGGZ. Zij vraagt dan gegevens op over de voorafgaande twee kalenderjaren. Het duurt een vol jaar om alle gegevens geleverd te krijgen. Dit betekent dat als de Monitor OGGZ uitkomt, de meest recente gegevens (ruim) een jaar oud zijn. Een respondent zou de frequentie willen opvoeren van elke twee jaar naar elk jaar. Presentatie Voor sommigen mag de presentatie van de gegevens korter en bondiger zijn. De lengte van de beschrijvingen maken dat het niet (helemaal) wordt gelezen. Een ander vindt dat de koppeling van de cijfers aan beleid ontbreekt. Weer een ander wenst aanvulling met concrete beleidstips of met informatie over het aanbod van de diverse instellingen. Onderzoeksvragen Actuele ontwikkelingen op het terrein van de OGGZ zijn de aanpassing van de Wet Werk en Bijstand met de inkomenstoets voor huishoudens en de overheveling van de AWBZ naar de WMO. Wat zijn de gevolgen hiervan voor bijvoorbeeld de schuldhulpverlening, aantal zwerfjongeren en uitval in de tweede lijn? Overige actuele thema’s in willekeurige volgorde: dagbesteding, daklozen met trajectplan, CIZindicaties begeleiding, OGGZ-cliënten met politiecontacten.
6
Wat gaat GGD met resultaten doen?
Op 13 juni 2012 wordt tijdens een GGD-intern OGGZ-overleg het resultaat van deze evaluatie besproken. Punten ter bespreking: - Blijven inzetten op cijfers per gemeente - Hoe maken we de monitor actueler? - Balans tussen uitvoerige beschrijvingen en een ‘kaal’ tabellenboek. - Relatie met beleid - Aandacht voor nieuwe thema’s en doelgroepen Op basis van deze bespreking worden verbeterpunten geformuleerd.
8
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Herijking project 3D
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente De regionale samenwerking in het project 3D levert een lokale meerwaarde door: - het verhogen van de kwaliteit en de effectiviteit, - het realiseren van schaalvoordelen: het organiseren of contracteren van vormen van ondersteuning die voor een individuele gemeente niet haalbaar zijn en - het verlagen van de kosten. Bij voorkeur alle drie, maar in elk geval één van de drie.
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
20 juni 2012
1.
2. 3. 4.
5.
Instemmen met het voorstel van de ambtelijke stuurgroep 3D om het project 3D Holland Rijnland voort te zetten in een afgeslankte en stevige vorm volgens scenario 3, zoals opgenomen in de bijgevoegde notitie Herijking project 3D; op basis van het te verschijnen jaarplan 2013 te bezien of wijziging van dit scenario op dat moment wenselijk is; het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren de projectkosten conform scenario 3 ad € 193.000 in juli 2012 bij de gemeenten in rekening te brengen; de gemeenten te adviseren het verschil van € 262.000 tussen de aanvankelijk geraamde projectkosten ad € 455.000 en de nu geraamde projectkosten ad € 193.000 binnen de gemeenten te reserveren tot ultimo 2012 ten behoeve van de uitvoering van het jaarplan 2013 van het project 3D; het eigen college en desgewenst de gemeenteraad te informeren over de keuzes met betrekking tot het project 3D.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
-
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
In het op 25 mei 2012 verschenen Lenteakkoord -het begrotingsakkoord 2013 van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie- is vastgelegd dat de Wet werken naar vermogen geen doorgang vindt en de geplande overheveling van begeleiding naar de Wmo per 2013 wordt teruggedraaid. Op 5 juni 2012 is de Wwnv en de uitbreiding Wmo controversieel verklaard.
In het Lenteakkoord is vastgelegd dat de Wet werken naar vermogen geen doorgang vindt en de geplande overheveling van begeleiding naar de Wmo per 2013 wordt teruggedraaid. Dit maakt het wenselijk het project 3D te herijken. De ambtelijke stuurgroep 3D stelt voor het project in een slanke en stevige vorm voort te zetten zodat: de uitwerking van de strategische visie voortgezet kan worden, de tijdswinst goed benut wordt, de dynamiek van het project behouden blijft en de organisatie in stand blijft om snel weer op sterkte te brengen als de plannen van de nieuwe regering bekend zijn. De slankere projectorganisatie leidt tot minder kosten voor gemeenten in 2012 zodat het grootste deel van het geraamde projectbudget 2012 beschikbaar kan blijven voor 2013. Nee Ja, door: Wanneer:
2
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Oorspronkelijk geraamde regionale
projectkosten
Reservering
projectbudget
2012
juni
2012 tbv 2013
21.935
29.786
Boskoop
17.583
7.457
10.126
Hillegom
20.601
8.737
11.864
Kaag en Braassem
23.790
10.089
13.701
Katwijk
45.764
19.409
26.356
Leiden
76.072
32.262
43.810
Leiderdorp
24.278
10.296
13.982
Lisse
21.872
9.276
12.596
Nieuwkoop
24.553
10.413
14.140
Noordwijk
23.250
9.860
13.390
Noordwijkerhout
17.696
7.505
10.191
Oegstgeest
22.110
9.377
12.733
Rijnwoude
19.517
8.277
11.240
Teylingen
30.034
12.737
17.296
Voorschoten
22.741
9.644
13.096
Zoeterwoude
13.325
5.651
7.674
454.908
192.926
261.981
totaal
Bestaand Kader
2012 na
herijking in
51.721
Alphen ad Rijn
10.
Regionale
projectkosten
Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: - Lenteakkoord 2013 - Lijst van controversiële onderwerpen zoals vastgesteld door de Tweede Kamer op 5 juni 2012 Eerdere besluitvorming: ‘Op eigen kracht’ Strategische visie en plan van aanpak 3D Holland Rijnland. Decentralisaties Werk, Wmo en Jeugd. Vastgesteld in het PHO Sociale Agenda 15 februari 2012
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
3
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO
Datum: Locatie:
[datum en tijd] [locatie]
Agendapunt:
[agendapuntnummer]
Onderwerp: Herijking project 3D Holland Rijnland
Beslispunten: 1. Instemmen met het voorstel van de ambtelijke stuurgroep 3D om het project 3D Holland Rijnland voort te zetten in een afgeslankte en stevige vorm volgens scenario 3, zoals opgenomen in de bijgevoegde notitie Herijking project 3D; 2. op basis van het te verschijnen jaarplan 2013 te bezien of wijziging van dit scenario op dat moment wenselijk is; 3. het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren de projectkosten conform scenario 3 ad € 193.000 in juli 2012 bij de gemeenten in rekening te brengen; 4. de gemeenten te adviseren het verschil van € 262.000 tussen de aanvankelijk geraamde projectkosten ad € 455.000 en de nu geraamde projectkosten ad € 193.000 binnen de gemeenten te reserveren tot ultimo 2012 ten behoeve van de uitvoering van het jaarplan 2013 van het project 3D; 5. de eigen colleges en desgewenst de gemeenteraden te informeren over de keuzes met betrekking tot het project 3D. Inleiding: In het op 25 mei 2012 verschenen Lenteakkoord -het begrotingsakkoord 2013 van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie- is vastgelegd dat de Wet werken naar vermogen geen doorgang vindt en de geplande overheveling van begeleiding naar de Wmo per 2013 wordt teruggedraaid. Wat de betekenis van het Lenteakkoord op de langere termijn is, is onduidelijk. Er lijkt nog steeds draagvlak voor een decentralisatie van rijkstaken naar gemeenten. Het in stand houden van de transitie jeugdzorg wijst hier op. Na de vorming van een nieuwe regering zal duidelijk worden in hoeverre de wetsvoorstellen Wwnv en overheveling begeleiding naar de Wmo opnieuw aan de orde komen en in welke vorm. Dergelijke voorstellen zullen op zijn vroegst in 2014 in kunnen gaan. Op dit moment is feitelijk niet meer sprake van 3 potentiële decentralisaties maar van 1: de transitie van de jeugdzorg. Dit maakt het ongewijzigd voortzetten van het project niet zinvol en ongeloofwaardig. Het beleidskader op het niveau van Holland Rijnland wordt gevormd door De strategische visie en plan van aanpak 3D Holland Rijnland, ‘Op eigen kracht’. Vastgesteld PHO Sociale Agenda 15 februari 2012. Op landelijk niveau zijn bepalend: - Lenteakkoord 2013 - Lijst van controversiële onderwerpen zoals vastgesteld door de Tweede Kamer op 5 juni 2012 Holland Rijnland faciliteert de tijdelijke regionale projectorganisatie.
4
Beoogd effect: Het goed benutten van de extra tijd die gemeenten door het Lenteakkoord gekregen hebben om zich voor te bereiden op nieuwe taken, vanuit de verwachting dat de decentralisaties werk en Wmo evenals jeugd onder een nieuwe regering voortgezet zullen worden. Argumenten: 1.1 De strategische visie ‘Op eigen kracht’ met de kernwaarden: inwoners centraal, integrale aanpak, herontwerp heeft betekenis voor de sociale agenda in brede zin. Deze visie is ook van kracht zonder decentralisaties. Dit maakt het waardevol een aantal onderdelen uit het project die hier op focussen te behouden c.q. in gang te zetten. De ambtelijke stuurgroep 3D, optredend namens de gemeentesecretarissen van de Holland Rijnland gemeenten, stelt dan ook voor het project 3D aan te passen conform scenario 3. 1.2 Er is breed draagvlak voor de decentralisatie van rijkstaken naar gemeenten op de terreinen werk, AWBZ/Wmo en jeugd. De verwachting is dan ook dat deze beweging door de nieuwe regering doorgezet wordt. De extra tijd die gemeenten daarmee nu gegeven is kan goed benut worden door het project in een afgeslankte en stevige vorm door te zetten. Daarmee blijft zowel de kracht als de organisatie van het project in stand en kan direct geanticipeerd worden op nieuwe ontwikkelingen. 2.1 In het plan van aanpak 3D is opgenomen dat in het najaar van 2012 het jaarplan 2013 -inclusief begroting- verschijnt. Dit is een goed ijkpunt om de inhoud en omvang van het project opnieuw te toetsen. 3.1 In het plan van aanpak is een projectbegroting opgenomen voor 2012 van € 455.000. Dit is 23,1% van de invoeringskosten die gemeenten voor 2012 zijn toegezegd. Het AB Holland Rijnland van 28 maart 2012 heeft besloten dit bedrag bij de gemeenten in rekening te brengen. Met het afslanken van het project nemen ook de kosten af en kan de rekening voor gemeenten in 2012 omlaag. 4.1 Met het uitstel van de decentralisaties is het onduidelijk of er voor 2013 invoeringsbudgetten voor gemeenten beschikbaar komen. Tegelijkertijd is de verwachting dat in 2013 het project weer op sterkte gebracht zal moeten worden. Door het reeds gereserveerde bedrag voor het regionale project in 2012 hiervoor gereserveerd te houden, is ook de financiële basis voor deze voortzetting gelegd. 4.2 Het bedrag van 23,1% van de invoeringskosten beschikbaar houden voor het regionale project leidt niet tot besparingsverliezen bij gemeenten omdat dit een reeds voorziene investering betreft op basis van het AB besluit van 28 maart 2012. 5.1 De voorbereiding van de decentralisaties en de inzet in het project 3D betreft de hele sociale agenda en heeft ook gevolgen voor aanpalende beleidsterreinen. Om deze reden is het van belang het gehele college goed te informeren over de besluiten die met betrekking tot het project genomen worden. In diverse gemeenten is ook de raad geïnformeerd over de regionale aanpak. Ook het informeren van de raad over de actuele ontwikkelingen kan dan niet achterwege blijven. Kanttekeningen/risico’s: 1. Blijft de dynamiek behouden? Het project 3D is in relatief korte tijd stevig tot stand gekomen dankzij een enorme inzet vanen groot enthousiasme bij de gemeenten. De stevige tijdsdruk die op alle voorbereidingen lag heeft hierin een grote rol gespeeld. Er moest in korte tijd veel gebeuren en de winst van samenwerking was daarin zonder meer duidelijk. Deze situatie van ‘overdruk’ verandert nu in een situatie van ‘druk’. Daarbij is het de kunst de inzet en energie voldoende vast te behouden. Het AAG en de ambtelijke stuurgroep 3D spelen een goede rol in het monitoren en vasthouden van de urgentie. Het besef moet aanwezig zijn dat de extra tijd kansen geeft om allerhande zaken die we noodgedwongen gelijktijdig moesten oppakken -zoals inventariseren
5
en gelijktijdig koers bepalen- nu volgtijdelijk kunnen doen wat ten goede komt aan de kwaliteit. 2. Blijven de partners aangehaakt? In het project wordt regelmatig overleg gevoerd met partners: diverse hulpvragers en aanbieders. Tot nu toe loopt dit goed. Het gedeelde belang zal hier zeker een rol in spelen. Voor het leveren van kennis en informatie en het toetsen van notities is deze samenwerking onmisbaar. Met het goed informeren van partners over de keuzes in het project en het uitspreken van de behoefte van gemeenten aan afstemming kan deze samenwerking wellicht voortgezet worden. In de projectcommunicatie zal dit nadrukkelijk aan de orde zijn. 3. Blijven de budgetten gereserveerd? Alle gemeenten zitten in financieel zwaar weer. Dit maakt de verleiding groot de verlaging van de regionale projectkosten direct te verwerken in de gemeentebegroting. Hiermee wordt de financiële basis voor voortzetting van het project fragiel en afhankelijk van nieuwe invoeringskosten. Met besluitvorming over reservering van het budget kunnen gemeenten dit potentiële risico ondervangen. Financiën: De kosten van de projectorganisatie 3D waren aanvankelijk geraamd op €455.000. Op basis hiervan is een bedrag per gemeente berekend. Het AB heeft de projectbegroting op 28 maart 2012 vastgesteld. De kosten voor aanpassing van het project conform scenario 3 worden voor 2012 geraamd op € 193.000. Dit is 42,42% van de aanvankelijke raming. Per gemeente bedraagt de investering in de regionale aanpak in 2012 als volgt: Oorspronkelijk
Regionale
Reservering
geraamde regionale
projectkosten 2012 na
projectbudget 2012
Alphen ad Rijn
51.721
21.935
29.786
Boskoop
17.583
7.457
10.126
projectkosten 2012
herijking in juni
tbv 2013
Hillegom
20.601
8.737
11.864
Kaag en Braassem
23.790
10.089
13.701
Katwijk
45.764
19.409
26.356
Leiden
76.072
32.262
43.810
Leiderdorp
24.278
10.296
13.982
Lisse
21.872
9.276
12.596
Nieuwkoop
24.553
10.413
14.140
Noordwijk
23.250
9.860
13.390
Noordwijkerhout
17.696
7.505
10.191
Oegstgeest
22.110
9.377
12.733
Rijnwoude
19.517
8.277
11.240
Teylingen
30.034
12.737
17.296
Voorschoten
22.741
9.644
13.096
Zoeterwoude
13.325
5.651
7.674
454.908
192.926
261.981
totaal
6
De kosten in de kolom ‘regionale projectkosten 2012 na herijking in juni’ worden in juli 2012 door Holland Rijnland bij elke gemeente gedeclareerd. Aan de gemeenten wordt gevraagd het resterende bedrag van de aanvankelijke begroting te reserveren tot ultimo 2012 voor uitvoering van het jaarplan 2013 van het project 3D. in het najaar zal conform het besluit in het AB van maart 2012 dit projectplan met bijbehorende begroting voor 2013 voor besluitvorming worden voorgelegd aan het AB. Communicatie: Het standpunt van het portefeuillehoudersoverleg zal binnen een week aan de bij het project betrokken ambtenaren gemeld worden via de bekende 3D Nieuwsflits. Dit is inmiddels nummer 8. Voor externe partners wordt een afzonderlijke nieuwsbrief uitgebracht die ook op de website van Holland Rijnland geplaatst wordt. Evaluatie: In het najaar van 2012 is het uitbrengen van het jaarplan 3D 2013 gepland. Daarin wordt ook ingegaan op de opbrengsten en het functioneren van de projectstructuur in 2012. Bijlagen: 1. Herijking project 3D, juni 2012
7
Herijking project 3D naar aanleiding van het Lenteakkoord Op 25 mei 2012 is het Lenteakkoord verschenen, het begrotingsakkoord 2013 van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie. Het Lenteakkoord heeft forse gevolgen voor de 3 decentralisaties en het project 3D van Holland Rijnland. Hieronder wordt als eerste de kernpunten van het Lenteakkoord toegelicht die relevant zijn voor de decentralisaties. Vervolgens worden de consequenties voor het project beschreven. Afgerond wordt met een viertal scenario’s voor de herijking van het project 3D.
1. Lenteakkoord Het Lenteakkoord bevat de volgende hoofdstukken: - Sociale zekerheid - Zorg - Woningmarkt - Onderwijs - Vergroening - Veiligheid en justitie - Collectieve sector - Overige belastingen en premies De eerste twee hoofdstukken en het hoofdstuk onderwijs zijn relevant voor de decentralisaties. Sociale Zekerheid Lenteakkoord:
Geen doorgang wetsvoorstel Werken naar vermogen De fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie hebben afgesproken dat de Wet Werken naar Vermogen geen doorgang vindt. Dit leidt tot besparingsverliezen. De besparingsverliezen worden beperkt door de vrijval van: de gereserveerde RUD-middelen, de herstructureringsfaciliteit WSW en een deel van de mobiliteitsbonussen door het niet uitbreiden van de doelgroep. Het niet doorgaan van de Wwnv betekent: -
er blijven verschillende regimes bestaan voor mensen met arbeidsvermogen
-
de Wajong wordt niet beperkt tot mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en er vindt geen aanscherping van de indicatiestelling Wsw plaats
-
gemeenten krijgen niet de beschikking over het instrument loondispensatie. Er komt geen gebundeld participatiebudget
-
de efficiencykorting op de Wsw ( naar € 22.050 per SE) gaat niet door, evenals de herstructureringsfaciliteit van € 400 miljoen
Het schrappen van de Wwnv kost het rijk in 2013 34 miljoen. De in 2011 ingegane korting op de sw-plaatsen (van € 27.000 per SE naar € 25.750 per SE) en de in 2012 ingegane korting op het participatiebudget wijzigt niet. Overige maatregelen binnen dit hoofdstuk die de gemeenten zullen raken: -
De huishoudinkomenstoets wordt teruggedraaid met terugwerkende kracht per 1 januari 2012. Uitvoeringskosten moeten gemeenten zelf opvangen. De kosten voor het 1
afschaffen van de huishoudinkomenstoets –meer bijstandsuitkeringen- bedragen 54 miljoen. Op 29 mei is het wetsvoorstel voor de afschaffing van de huishoudtoets naar de Tweede Kamer gestuurd. In een begeleidende brief vraagt staatssecretaris de Krom aan gemeenten om te anticiperen op de wet en met ingang van 26 april te stoppen met de uitvoering van de huishoudinkomenstoets. -
Werkgevers gaan de eerste 6 maanden WW betalen en de ontslagvergoedingen gaan omlaag. Werkgevers krijgen hierdoor een belang om werknemers actief te ondersteunen naar ander werk.
Zorg Lenteakkoord: Terugdraaien overheveling begeleiding naar de Wmo De geplande overheveling van begeleiding naar de Wmo per 2013 wordt terug gedraaid. De kosten hiervoor bedragen in 2013 80 miljoen, voor de jaren daarna rond de 150 miljoen per jaar. Onduidelijk is of de overdracht van de begeleiding helemaal van de baan is of alleen voor 2013. Overige maatregelen in het hoofdstuk zorg die de gemeenten zullen raken: -
100 miljoen extra beschikbaar voor preventieve en palliatieve zorg, dieetadvisering, ‘stoppen met roken’, tegengaan van obesitas bij kinderen
-
Rollator en overige eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen uit het basispakket (druk op bijzondere bijstand en/of Wmo-voorzieningen?)
-
Liggeld ziekenhuizen 7,50 per dag
-
Verzachten eigen bijdrage GGZ
-
Extramuralisering zorgzwaartepakketten (ZZP) 1-3: mensen met een indicatie voor een zorgzwaartepakket 1-3 komen niet meer in aanmerking voor intramurale zorg, alleen voor extramurale zorg en blijven dus langer thuis wonen (toename druk op Wmovoorzieningen)
-
Pgb in de AWBZ blijft, maar onder voorwaarden
-
IQ-maatregel (beperken doelgroep AWBZ) wordt ingetrokken
Onderwijs In dit hoofdstuk zijn maatregelen opgenomen die gemeenten zullen raken: -
De bezuinigingen op passend onderwijs (100 miljoen) worden teruggedraaid, stelselwijziging gaat één jaar later in (schooljaar 2014-2015)
-
De publieke bekostiging voor MBO-studenten van 30 jaar en ouder wordt niet stopgezet (relevant voor re-integratie en her/bijscholing)
Over de transitie van de jeugdzorg wordt in het Lenteakkoord niets gezegd. Dit lijkt er op te wijzen dat dit traject voorlopig ongewijzigd doorgaat. Op 31 mei zou de Tweede Kamer de beleidsbrief jeugd bespreken, dit debat is uitgesteld tot 20 juni a.s. Door de uitstel van passend onderwijs loopt de invoering hiervan meer in de pas met de verwachte transitie jeugdzorg. Onduidelijk is of de overdracht van de AWBZ begeleiding jeugd mee zal gaan met de transitie jeugdzorg.
2
Controversieel Controversieel In lijn met het Lenteakkoord heeft de Tweede Kamer op 5 juni de Wwnv en de overdracht van de begeleiding naar de Wmo controversieel verklaard. De transitie jeugdzorg is niet controversieel verklaard (beleidsbrieven).
2.
Consequenties voor project 3D Holland Rijnland
Wat de betekenis van het Lenteakkoord op de langere termijn is, is onduidelijk. Er lijkt nog steeds draagvlak voor een decentralisatie van rijkstaken naar gemeenten. Het in stand houden van de transitie jeugdzorg wijst hier op. Na de vorming van een nieuwe regering zal duidelijk worden in hoeverre de wetsvoorstellen Wwnv en overheveling begeleiding naar de Wmo opnieuw aan de orde komen en in welke vorm. Dergelijke voorstellen zullen op zijn vroegst in 2014 in kunnen gaan. Op dit moment is feitelijk niet meer sprake van 3 potentiële decentralisaties maar van 1: de transitie van de jeugdzorg. Dit maakt het ongewijzigd voortzetten van het project niet zinvol en ongeloofwaardig. Dinsdag 29 mei is in het projectteam 3D geïnventariseerd welke onderdelen cq werkgroepen nu minder zinvol zijn en welke relevant blijven. Deze inventarisatie is op 5 juni besproken in het AAG en op enkele onderdelen aangepast. Het overzicht is als bijlage bijgevoegd. We constateren dat de strategische visie ‘Op eigen kracht’ met de kernwaarden: inwoners
centraal, integrale aanpak, herontwerp, niet aan betekenis ingeboet heeft voor de sociale agenda in brede zin. Dit maakt het waardevol een aantal onderdelen uit het project die hier op focussen te behouden c.q. in gang te zetten. Daarnaast dient de voorbereiding op de transitie jeugdzorg door te gaan. Concreet gaat het om de volgende inhoudelijke onderdelen: -
3D: de toegang tot de hulp
-
3D: versterken sociaal netwerk
-
werk: werkgeversdienstverlening
-
werk/Wmo: onderzoek naar de mogelijkheden van pilots sw-beschut in combinatie met arbeidsmatige dagbesteding
-
jeugd: visie op de zorg voor de jeugd
-
jeugd: pilots integrale ondersteuningstoewijzing en
Vanuit de verwachting dat niettemin rijkstaken op het gebied van werk en AWBZ naar de gemeenten komen is het zinvol ook een aantal procesmatige onderwerpen voort te zetten. Dit betreft: -
vraag en aanbod
-
financiën
-
aanbesteden of subsidie
Het beeld hierop mots zich noodgedwongen gaan vormen terwijl we ons al voorbereiden op de implementatie. Idealiter wil je eerst dit beeld helder hebben voordat je beleid uitwerkt. Het stil leggen van de decentralisaties maakt dit mogelijk. Tot slot vraagt ook de communicatie over het project aandacht.
3
3.
Voorstel herijking project
Herijking van het project kan op verschillende manieren uitgevoerd worden. Hieronder worden 4 scenario’s beschreven. Scenario 3 sluit het meest aan bij bovengenoemde analyse. Scenario 1:
afronden project 3D
Inhoud: Met het vervallen van de decentralisaties werk en Wmo wordt het project 3D afgerond. De onderdelen van jeugd worden voortgezet binnen het bestaande project ketenaanpak jeugd. De werkgeversdienstverlening wordt verder uitgewerkt door een werkgroep onder aansturing van het AO Participatie met ondersteuning vanuit de organisatie Holland Rijnland. De overige onderwerpen worden niet verder uitgewerkt.
Organisatie: De detachering van de procesmanager wordt beëindigd evenals de inzet van de projectassistent. In juli zouden de gemeenten een rekening ontvangen voor de bijdrage in de projectkosten zoals besloten is in het AB van Holland Rijnland, de 23% van het invoeringsbudget Wmo/jeugd. In plaats daarvan ontvangen de gemeenten een rekening naar rato voor de gemaakte projectkosten van € 52.250. Scenario 2:
project 3D in sluimerstand
Inhoud: In de verwachting dat op enigerlei wijze rijkstaken naar gemeenten komen en er opnieuw behoefte bestaat aan regionaal voorwerk wordt het project niet helemaal afgerond maar in een sluimerstand gezet. Regelmatig wordt gemonitord of het wenselijk is onderdelen van het project te activeren, dan wel het hele project opnieuw in de steigers te zetten. De onderdelen van jeugd worden voortgezet evenals de werkgeversdienstverlening en het 3D onderwerp toegang tot de hulp. Het onderwerp versterken sociaal netwerk wordt opgepakt en uitgewerkt.
Organisatie: Er is geen sprake meer van een afzonderlijke projectstructuur. De 3D inhoud van het project (toegang en versterken sociaal netwerk) wordt onder het AAG gebracht. De jeugd onderwerpen worden via het project ketenaanpak jeugd uitgewerkt. Werkgeversdienstverlening valt onder het AO Participatie. De detachering van de procesmanager wordt beëindigd evenals de inzet van de projectassistent. In juli zouden de gemeenten een rekening ontvangen voor de bijdrage in de projectkosten zoals besloten is in het AB van Holland Rijnland, de 23% van het invoeringsbudget Wmo/jeugd. In plaats daarvan ontvangen de gemeenten een rekening naar rato voor de tot nu toe gemaakte projectkosten van € 52.250. Scenario 3:
van project 3D naar project Versterken Versterken sociale agenda
Inhoud: In de strategische visie ‘Op eigen kracht’ spreken de gemeenten de ambitie uit om meer integraliteit in de sociale agenda aan te brengen en meer te werken vanuit de vraag van de inwoner. Deze visie blijft actueel, ook zonder decentralisaties. Vanuit deze visie kan een kwaliteitsslag gemaakt worden in de huidige aanpak op een aantal onderdelen. Daarnaast bereiden we ons zoveel als mogelijk voor op nieuwe taken. Met het voorlopig wegvallen van
4
2 van de 3 decentralisaties is de aanduiding 3D niet meer herkenbaar. De naam ‘versterking sociale agenda’ dekt de lading wel. Een aantal onderwerpen kan nog niet concreet worden uitgewerkt. Daarvoor is meer richting van het rijk nodig en moet er zicht zijn op nieuwe budgetten. Een eerste indicatie voor de richting kan blijken uit de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen.
Organisatie: Het project zal beperkter van omvang en van tempo zijn. Zodra er meer bekend is vanuit de nieuwe regering kan het project onmiddellijk op sterkte worden gebracht. De projectstructuur blijft in tact. De detachering van de procesmanager wordt teruggebracht naar één dag per week, evenals de inzet van de projectassistent. De projectkosten voor 2012 volgens dit scenario worden geraamd op € 193.000. Dit is nog niet de helft van het oorspronkelijk geraamde bedrag van €455.000. Het bedrag van € 193.000 wordt conform de vastgestelde verdeelsleutel in juli bij de gemeenten in rekening gebracht. Daarbij wordt verzocht het resterende bedrag van het geraamde projectbudget te reserveren tot ultimo 2012. In het najaar zal conform afspraak een jaarplan 2013 met begroting voorgelegd worden. Mocht hieruit blijken dat het gewenst is het project weer op sterkte te brengen, dan kan het hiervoor gereserveerde budget snel beschikbaar gesteld worden. Scenario 4:
ongewijzigd voortzetten project 3D
Inhoud: Door het schrappen van 2 van de 3 decentralisaties is dit geen realistisch scenario. Hoewel er decentralisaties zullen komen, is gezien de huidige politieke situatie niet in te schatten hoe deze er qua inhoud en voorwaarden uit zullen zien. Dit maakt het nu niet mogelijk hier goed op te anticiperen. Ook de medewerking van partners zal een stuk minder zijn nu de plannen van de baan zijn. Zo is bijvoorbeeld het Zorgkantoor voluit bezig om alles zelf op tijd geregeld te krijgen voor 2013. Vermoedelijk zullen in de 3 subregio’s de gesprekken over de toekomst van het Sw-bedrijf wel voortgezet worden, maar in een andere vorm? Binnen het project 3D werd dit alleen gemonitord, de concretisering vindt in de subregio’s plaats. De voorbereiding op de transitie jeugdzorg kan doorgaan, deze is vooral in een oriënterend stadium op de nieuwe taken. Daarnaast worden pilots voorbereid die in september zullen starten, dit kan doorgang vinden. De aansturing hiervan ligt bij het project ketenaanpak en onder verantwoordelijkheid van de Stuurgroep Jeugd.
5
De scenario’s in schema Legenda: -
Geen uitvoering in scenario
+
Uitvoering in scenario
Scenario 1: Stoppen 3D
Scenario 2: Sluimerstand 3D
Scenario 3: Versterken sociale agenda
Scenario 4: 3D ongewijzigd voortzetten
Toegang
-
+ binnen AAG
+
+
Vraag & aanbod
-
-
+
+
Financiën
-
-
+ wat mogelijk is
+
Werk: Werkgeversdienstverlening
+ binnen AO Participatie
+ binnen AO Participatie
+
+
Werk & Wmo: onderzoek naar pilot sw-
-
-
+
+
Visie jeugd
+ binnen project
+ binnen project
+
+
Pilots jeugd
ketenaanpak jeugd
ketenaanpak jeugd
+
+
Versterken sociaal netwerk
-
+ binnen AAG
+ starten
+
Monitoring beleidsontwikkelingen
-
+ binnen AAG
+ project uitbouwen
+
onderwerp
beschut en arbeidsmatige dagbesteding
zodra noodzaak Aanbesteden en subsidie
-
-
+
+
Projectcommunicatie
-
-
+
+
Projectstructuur
-
-
+ beperkt
+
Wmo, overige onderdelen
-
-
-
+
Pgb
-
-
-
+
vervoer
-
-
-
+
Langdurige ondersteuning
-
-
-
+
Eigen bijdrage
-
-
-
+
Werk, overige onderdelen
-
-
-
+
6
Begroting scenario’s wat
scenario 1: stoppen
scenario 2: sluimerstand
scenario 3: versterken sociale agenda
projectbegroting 2012, tevens scenario 4
Trekkers werkgroepen
toelichting
Scenario 1 en 2: inzet < 400 uur, geen compensatie. Scenario 3: Alphen aan den Rijn (jeugd); Leiden (werk); Lisse (vraag en aanbod & financien); Kaag en Braassem 0
0
100.000
120.000
Procesmanager
(pgb & versterken sociaal netwerk); 1x PM maart-juli 3 dagen per week; per augustus scenario 1 en
28.350
28.350
37.800
50.000
Projectondersteuning (verslagen e.d)
2 niet meer, scenario 3: 1 dag per week maart-juli 3 dagen per week; per augustus scenario 1 en 2 niet meer, scenario 3: 1 dag per week
12.900
12.900
17.200
65.000
Inhuur externe expertise
Zorgkantoor heeft offerte gestuurd à € 52.100 voor ondersteuning bij inkoop begeleiding 2013. Nog afspraken maken over reëel gemaakte kosten. Stelpost 10.000
10.000
10.000
100.000
0
0
0
30.000
5.000
5.000
10.000
50.000
0
0
18.000
40.000
56.250
56.250
193.000
455.000
Communicatieadviseur
opgenomen van 10.000 Gerealiseerd binnen formatie Holland Rijnland
Communicatiemiddelen, werkbezoeken 10% onvoorzien
3D film vervalt In scenario 1 en 2 niet meer van toepassing
totaal
7
Bijlage:
Overzicht relevantie inhoud project 3D na Lenteakkoord Lenteakkoord
Onderstaand overzicht geeft de relevantie weer van de diverse onderdelen van het project 3D na verschijnen van het Lenteakkoord volgens het stoplichtenmodel. Deze analyse is opgesteld in het projectteam 3D op 29 mei en getoetst en aangepast op basis van de bespreking in het AAG op 5 juni. De weergave is een inschatting voor het jaar 2012. In de strategische visie en plan van aanpak 3D ‘Op eigen kracht’ is een jaarplan 2013 inclusief begroting gepland. Dit jaarplan 2013 zal in oktober/november 2012 verschijnen.
werkgroep
1
2 3
pgb
toegang vraag &
onderdelen
+ doorgaan ± halve kracht/anders - stoppen -
+ +
aanbod
toelichting
-
er komen nu geen wijzigingen in het pgb onder de Wmo
-
jeugd nog niet aan de orde
-
integraal budget nog niet aan de orde
-
kan als weer actueel wordt snel hervat worden
-
integrale toegang ook nu al relevant
-
sluit aan bij strategische visie
-
meer inzicht nodig mbt onderdeel werk
-
anticiperen op vergelijkbare ontwikkelingen als 3D, zicht op sociale kaart, vraag en aanbod tijdig in beeld
4
financiën
±
-
afhankelijk van wat mogelijk is, bereidheid partners
-
2013 geen wijzigingen
-
rekensystematiek ontwikkelingen voor toekomstige ontwikkelingen, anticiperen
8
5
werkgroep
onderdelen
werk
loondispensatie werkgeversdienstverlening
+ doorgaan ± halve kracht/anders - stoppen +
toelichting
-
inzet instrument niet mogelijk
-
kan als weer actueel wordt snel hervat worden
-
relevantie niet verminderd
-
Suwi wetgeving mbt afstemming samenwerking UWV niet gewijzigd
pilot sw-beschut &
±
-
arbeidsmatige dagbesteding
onderzoek naar mogelijkheden en bereidheid pilot opstellen ism sw-bedrijven en AWBZ aanbieders
-
uitvoeren van pilots afhankelijk van mogelijkheden en draagvlak bezien
onderzoek naar de meerwaarde
-
-
zou starten in najaar 2012
van een regionale
-
wordt landelijk onderzoek naar gedaan, eerst afwachten
uitvoeringsorganisatie voor
-
afhankelijk van landelijke informatie keuze maken
-
niet meer aan de orde
-
kan als weer actueel wordt snel hervat worden
-
inkoop samen met Zorgkantoor voor 2013 niet meer aan
verstrekken van uitkeringen 6
Wmo
visie begeleiding overgangsjaar
-
de orde
analyse effecten AWBZ
-
ontwikkelingen op Wmo pilot sw-beschut &
±
-
wel contact houden met Zorgkantoor over aanpak
-
kan als weer actueel wordt snel hervat worden
-
was nog niet gestart
-
teveel onduidelijkheden om nu zinvol te onderzoeken
-
onderzoek naar mogelijkheden en bereidheid pilot
arbeidsmatige dagbesteding
opstellen ism sw-bedrijven en AWBZ aanbieders -
uitvoeren van pilots afhankelijk van mogelijkheden en draagvlak bezien
9
7 8
werkgroep
onderdelen
jeugd
visie
+
-
geen wijzigingen
pilots integrale toewijzing
+
-
geen wijzigingen
opdrachtbeschrijving
±
-
opdrachtbeschrijving afronden, focus op onderzoek
aanbesteden en
+ doorgaan ± halve kracht/anders - stoppen
toelichting
subsidie
diverse vormen van opdrachtgeverschap met pro’s en contra’s -
afhankelijk van opdrachtbeschrijving en ontwikkelingen in najaar 2012 werkgroep starten
9
vervoer
opdrachtbeschrijving
-
-
nu niet opstarten
-
kan begin 2013 worden opgepakt met oog op transitie jeugd
10
versterken
opdrachtbeschrijving
+
sociaal netwerk 11
langdurige
opdrachtbeschrijving
-
ondersteuning
-
past in strategische visie
-
ook nu al relevant
-
opdrachtbeschrijving maken en starten werkgroep
-
nu niet opstarten
-
geen budget beschikbaar voor uitvoering (zou uit Wmo en jeugd moeten komen)
-
kan begin 2013 worden opgepakt met oog op transitie jeugd
12
eigen bijdrage
opdrachtbeschrijving
-
-
niet opstarten
-
binnen transitie jeugd komt verplichte eigen bijdrage, nu nog niet bekend hoe deze er uit zal zien
-
kan begin 2013 worden opgepakt met oog op transitie jeugd
10
13
werkgroep
onderdelen
communicatie
3D nieuwsflits intern
+ doorgaan ± halve kracht/anders - stoppen +
toelichting
-
goede communicatie over voortgang en inhoud project blijft belangrijk
website & factsheet
+
-
actueel houden
nieuwsbrief extern
+
-
1e uitbrengen 2e helft juni als er duidelijkheid is over voortgang project
week van de kennismaking 3D film
± -
-
1e week van de kennismaking (11-15 juni) handhaven
-
bezien of een vervolg zinvol/wenselijk is
-
was uitgesteld, nu schrappen 120606RvO
11
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Realiseren van doelstellingen Regionaal Kompas 2008-2013: rolverdeling regiogemeenten – centrum gemeente Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
De partijen in het bestuurlijk platform OGGZ werken nauw samen aan de regionale bestrijding van dakloosheid via het Regionaal Kompas. Regiogemeenten en de centrumgemeente hebben ieder, maar ook gezamenlijk, verantwoordelijkheden tov het realiseren van de doelstellingen die interactief tot stand zijn gekomen met gemeenten in Zuid-Holland Noord en zorginstellingen.
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
20–06-2012
5.
Advies PHO
1. In te stemmen met de volgende rolverdeling centrumgemeente – regiogemeenten tbv het behalen van de doelstellingen van het Regionaal Kompas 2008-2013: Taken centrumgemeente: zorg en opvang feitelijk daklozen; regiefunctie Taken alle gemeenten: Preventie, signalering en vroeginterventie, rehabilitatie en herstel 2. Bijgevoegde uitwerking tussenevaluatie Regionaal Kompas met concrete uitvoeringsafspraken voor gemeenten vast te stellen.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
nvt
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
De partijen in het bestuurlijk platform OGGZ werken nauw samen aan de regionale bestrijding van dakloosheid via het Regionaal Kompas. Regiogemeenten en de centrumgemeente hebben ieder, maar ook gezamenlijk, verantwoordelijkheden tov het realiseren van de doelstellingen die interactief tot stand zijn gekomen met gemeenten in Zuid-Holland Noord en zorginstellingen. Het is zaak de afspraken over deze rolverdeling weer te bevestigen en op basis hiervan de uitvoeringsafspraken zoals beschreven in bijgevoegde uitwerking tussenevaluatie vast te stellen. X Nee Ja, door: Wanneer: Binnen begroting Holland Rijnland X Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Rijksbijdrage via centrumgemeente Budget gemeenten (WMO) Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: WMO Eerdere besluitvorming: - Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord 2008-2013 - Convenant platforms OGGZ Zuid-Holland Noord; 2011
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO sociale agenda
Datum: Locatie:
20 juni 2012 Nieuwkoop
Agendapunt:
04
Onderwerp: Realiseren van doelstellingen Regionaal Kompas 2008-2013: rolverdeling regiogemeenten – centrum gemeente
Beslispunten: 1. In te stemmen met de volgende rolverdeling centrumgemeente – regiogemeenten tbv het behalen van de doelstellingen van het Regionaal Kompas 2008-2013: Taken centrumgemeente: zorg en opvang feitelijk daklozen, regiefunctie Taken alle gemeenten: Preventie, signalering en vroeginterventie, rehabilitatie en herstel. 2. Bijgevoegde uitwerking tussenevaluatie Regionaal Kompas met concrete uitvoeringsafspraken voor gemeenten vast te stellen. Inleiding: In het voorjaar 2012 is de tussenevaluatie (2008-2010) van Regionaal Kompas 2008-2013 in het PHO SA aan de orde geweest. In de tussenevaluatie staan o.a. afspraken geformuleerd voor de verschillende betrokken partijen, zoals gemeenten, die moeten bijdragen aan het verwezenlijken van de gemaakte afspraken in 2008. Naar aanleiding van de tussenevaluatie sprak het PHO SA de wens uit om specifieker en concreter in te gaan op de rol van gemeenten bij het realiseren van de doelstellingen van het Regionaal Kompas. Holland Rijnland vervult hierin een platformfunctie. Het beleidskader en samenwerkingsafspraken die hieraan ten grondslag liggen zijn: 1. Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord: 2008-2013 2. Convenant platforms OGGZ Zuid-Holland Noord; 2011 3. Tussenevaluatie (2008-2010) Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord 2008-2013 In de bijlagen wordt nader ingegaan op de rolverdeling regiogemeenten – centrumgemeente en wordt de tussenevaluatie Regionaal Kompas uitgewerkt met concrete uitvoeringsafspraken voor gemeenten. Beoogd effect: Vermindering van de dakloosheid in Holland Rijnland op basis van de doelstellingen geformuleerd in het Regionaal Kompas 2008. Argumenten: Heldere afspraken over de rolverdeling tussen centrumgemeente en regiogemeenten en over de concrete uitvoering bevorderen een doelmatige aanpak van de dakloosheid in Holland Rijnland
3
Kanttekeningen/risico’s: De financiële ruimte zowel bij Leiden als centrumgemeente vanwege bezuinigingen op de doeluitkering als bij de individuele gemeenten vanwege de recessie is beperkt. Financiën: Leiden ontvang als centrumgemeente een uitkering van het Rijk voor de centrumgemeente taken. Alle gemeenten worden geacht uit hun eigen budget (WMO prestatieveld 7) een bijdrage aan de overige taken te leveren. Communicatie: Evaluatie: Bijlagen: 1. Presentatie rolverdeling regiogemeenten – centrumgemeente. 2. Uitwerking tussenevaluatie Regionaal Kompas met concrete uitvoeringsafspraken voor gemeenten.
4
Bijlage 2 t.b.v. agendapunt 4 pho sociale agenda 20 juni 2012
Taakverdeling regiogemeenten - centrumgemeente mbt het Regionaal Kompas 0. Inleiding De partijen in het bestuurlijk platform OGGZ werken nauw samen aan de bestrijding van dakloosheid via het Regionaal Kompas. Om de regionale doelstellingen hiervan te realiseren doen we een dringend beroep op alle gemeenten in de regio Zuid-Holland Noord. In het kader van haar verantwoordelijkheid als centrumgemeente voor de maatschappelijke opvang en de OGGZ neemt Leiden het voortouw bij het maken van regionale afspraken. Status van het document Dit stuk is een samenvatting van de afspraken die gemaakt zijn in de Tussenevaluatie Regionaal Kompas. In dit document komen met name de afspraken met betrekking tot gemeenten aan de orde. 1. Huidige situatie Als centrumgemeente heeft Leiden de verantwoordelijkheid voor het regionale voorzieningenaanbod ten aanzien van maatschappelijke opvang en verslavingszorg, alsmede de regionale afstemming rond deze aandachtsgebieden. Hiervoor worden afspraken gemaakt met alle betrokken partijen zoals de regionale zorgaanbieders, de zorgverzekeraars en de gemeenten in de regio. Alle gemeenten in de regio hebben in de bestrijding van dakloosheid een belangrijke rol op het terrein van preventie en herstel. 1. Preventie Bij preventie gaat het om het tegengaan van dakloosheid door lokaal afspraken te maken ter voorkoming van huisuitzettingen en in te zetten op een vroegtijdige aanpak van schulden (beiden zijn ook van belang in de aanpak “1 gezin, 1 plan”. De doelgroep van deze aanpak, de multiprobleemgezinnen, zijn immers ook een doelgroep van het Regionaal Kompas). 2. Herstel Bij herstel is het noodzakelijk dat er huisvesting en dagactiviteiten beschikbaar zijn voor mensen die uit de opvang komen. De beschikbaarheid van woningen en activiteiten in de regio is van belang voor mensen die terug willen keren naar hun gemeente van herkomst, maar ook voor hen voor wiens herstel het beter is om uit het vertrouwde circuit te gaan. Daarbij gaat het niet alleen om reguliere woningen. Ook onorthodoxe woonvormen, zoals mobiele wooneenheden, zijn nodig voor mensen die niet kunnen aarden in een gewone woonwijk of daar te veel overlast geven. NB De decentralisatie AWBZ maakt dat iedere gemeente zelf verantwoordelijk wordt voor eventuele ambulante begeleiding. Dat geldt ook voor eventuele woonbegeleiding van de doelgroep van het Regionaal Kompas.
2. Herstel en preventie per thema van het Regionaal Kompas 1. Huisuitzettingen Preventie: - Voorkomen van huisuitzetting door het maken van lokaal sluitende afspraken door alle gemeenten in de regio en de betrokken woningcorporaties - Adequaat aanbod van schuldhulpverlening voor alle inwoners van de regio Afspraken mbt de Tussenevaluatie Regionaal Kompas:
1. Alle gemeenten in de regio hebben uiterlijk 1 juli 2012 afspraken met betrokken partijen om huisuitzetting te voorkomen, waaronder sluitende afspraken over schuldhulpverleningstrajecten. 2. De ambitie van maximaal 40 huisuitzettingen uit corporatiewoningen worden over de regiogemeenten verdeeld op basis van het aantal corporatiewoningen in de regio. Voor iedere gemeente geldt dit streefcijfer als leidraad. (Zie tabel hieronder) Tabel 1: huisuitzettingen in de regio Z-H N: realisatie 2005-2010 en ambitie 2013
gemeente
Streefcijfer
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Leiden e.o.
91
63
54
52
59
57
16
Leiden
80
47
46
42
42
39
12
Leiderdorp/Zoeterw.
8
5
1
4
7
8
2 (2/0)
Oegstgeest
1
2
2
2
6
2
1
Voorschoten
2
9
5
4
4***
8
1
DBS
33
19*
38
20*
24*
27
13
Katwijk
13
1*
21
11
18
19
5
Teylingen
3
3*
1
7
3
2
2
Noordwijk
0
2
0
0
2
0
1
Noordwijkerhout
1
2
5
2
1
0
1
Hillegom/Lisse
16
11
11
-
-
6**
4 (2/2)
Rijnstreek
35
32
21
10
25
11
9
Alphen aan den Rijn
29
25
21
7
17
11
5
Nieuwkoop
1
3
0
2
3
-****
1
Kaag en Braassem
2
1
0
1
4
-
2
Rijnwoude
3
3
0
0
1
-****
1
159
114*
113
82*
108*
95
Totaal
2013 *****
38 (40)
(Bronnen: 2008-2009: OGGZ monitor 2008-2009, 2010: gemeenten) *Onvolledige gegevens in de Duin- en Bollenstreek in 2006, 2008 en 2009 en dus ook voor het totaal aantal huisuitzettingen in Zuid-Holland Noord. **Waarvan Lisse 4 en Hillegom 2 ***De gemeente Voorschoten heeft in 2009 8 huisuitzettingen geregistreerd ipv de 4 huisuitzettingen die doorgegeven zijn door de corporaties. ****De gemeente Nieuwkoop en Rijnwoude houden geen gegevens bij mbt huisuitzettingen. In Nieuwkoop vinden de meeste huisuitzettingen plaats uit particuliere huurwoningen. ***** Het streefcijfer per gemeente is berekend adv het totaal aantal corporatiewoningen in de regio (62.900) : 40 huisuitzettingen = 1 huisuitzetting per 1573 corporatiewoningen. Per regiogemeente heeft de volgende berekening plaatsgevonden: het aantal corporatiewoningen in de regiogemeente : 1573 = het streefcijfer voor de betreffende gemeente. Totaalcijfer is 38 omdat het aantal huisuitzettingen zijn afgerond.
2. Persoonsgerichte aanpak Preventie: in locale zorgnetwerken worden afspraken gemaakt over de aanpak van multiproblem personen/gezinnen met het doel de situatie te stabiliseren en te verbeteren.
Voor de doelgroep van het Regionaal Kompas zijn wonen en dagbesteding daarin belangrijke aandachtspunten. Afspraken worden vastgelegd in persoonlijke trajectplannen.
Herstel: na uitplaatsing van voormalig daklozen in de regio worden afspraken gemaakt over de noodzakelijke begeleiding. Verder werkwijze zoals hierboven onder preventie in opgenomen.
Afspraken mbt de Tussenevaluatie Regionaal Kompas: Mensen worden zoveel mogelijk locaal opgevangen en begeleid. Met (dreigend) daklozen en marginaal gehuisvesten wordt een persoonlijk trajectplan opgesteld waarin concrete doelen worden geformuleerd. Wonen en activering zijn daarin leidend en de zorg is daaraan ondersteunend. Volgens de methodiek 1 gezin 1 plan is er sprake van één contactpersoon die de centrale regie heeft. 1. Belemmeringen in het behalen van gezamenlijke doelstellingen (o.a. op de gebieden zorg, inkomen, wonen, activering) zoals geformuleerd in een persoonlijk trajectplan worden structureel gesignaleerd, besproken en opgelost in de daartoe geëigende overleggen. In de regio zal het hier doorgaans gaan om locale zorgnetwerken en subregionale OGGZ platforms. NB Buitenslapers en mensen die een beroep doen op de nachtopvang en aangewezen zijn op begeleiding van De Binnenvest worden in Leiden opgevangen. Zij krijgen een briefadres bij De Binnenvest. Mensen die in de regio verblijven, ook marginaal gehuisvesten, moeten regionaal bediend worden en zo nodig een locaal briefadres krijgen. Hierover hebben gemeenten recent een brief ontvangen van de wethouder Werk & Inkomen van Leiden.
3. Zwerfjongeren Preventie: Zie persoonsgerichte aanpak Herstel: Zie persoonsgerichte aanpak Afspraken mbt de Tussenevaluatie Regionaal Kompas: 1. Betrokken partijen, waaronder gemeenten, zijn alert op een eventuele groei van de groep zwerfjongeren door de effecten van de nieuwe WWB maatregel per 1 januari 2012 waarbij sprake is van een toets op het gezinsinkomen.
4. Uitbreiding voorzieningen en woonvormen Preventie: marginaal gehuisvesten voorzien van structurele huisvesting. Herstel: beschikbaarheid huisvesting in de regio voor mensen die uit de opvang komen. De beschikbaarheid van woningen in de regio is van belang voor mensen die terug willen keren naar hun gemeente van herkomst, maar ook voor hen voor wiens herstel het beter is om uit het vertrouwde circuit te gaan. Daarbij gaat het niet alleen om reguliere woningen. Ook onorthodoxe woonvormen, zoals mobiele wooneenheden, zijn nodig voor mensen die niet kunnen aarden in een gewone woonwijk of daar te veel overlast geven. Afspraken mbt de Tussenevaluatie Regionaal Kompas: Eigen onderdak heeft een stabiliserend effect op mensen, waardoor er ruimte komt om aan andere doelen te werken. Housing First is daarom een belangrijk doel voor de komende jaren.
1. De gemeente Leiden informeert, samen met De Binnenvest, de VWHR over het concept Housing First. Voor de zomer 2012 wordt een bijeenkomst georganiseerd over het concept Housing First en “activering”, bedoeld voor alle betrokken organisaties. 2. De gemeente Leiden en De Binnenvest maken in de eerste helft van 2012 afspraken met de VWHR over hun bijdrage in de regio aan de uitvoering van Housing First. Onderzocht wordt of het mogelijk is om huurwoningen in te zetten voor begeleid wonen. 3. In 2012 onderzoek, geïnitieerd door de gemeente Leiden, naar onorthodoxe oplossingen om doorstroom van kwetsbare groepen in de Maatschappelijke opvang te vergroten. Zo mogelijk realisatie in 2013. Specifiek onderwerp: scheve huisjes De realisatie van vijftien mobiele wooneenheden voor voormalige dak- en thuislozen verspreid over de regio. Om te voorkomen dat alle gemeenten op elkaar wachten willen we deze opgave per subregio verdelen. Op subregionaal niveau kunnen afspraken gemaakt worden over de meest geschikte locatie en verdeling van de kosten die met realisatie en begeleiding gemoeid zijn. Concreet voorstel is dat ieder subregio voor 2013 in totaal 5 mobiele wooneenheden realiseert. Dat betekent de volgende opgave voor 2013: Duin- en Bollenstreek Rijnstreek (nog) Leidse regio (nog)
5 3 4
5. Dagbesteding, activering en werk Preventie en herstel: Het zorgen voor een toereikend aanbod van dagactiviteiten in de regio voor risicogroepen (preventie) en mensen die terugkeren (herstel). De (verschillende) dagactiviteiten moeten op elkaar afgestemd zijn, zodat mensen de mogelijkheid wordt geboden om zich naar vermogen en in stapjes richting werk te ontwikkelen. Een samenhangende en stimulerende beloningsstructuur is hierbij onontbeerlijk. Afspraken mbt de Tussenevaluatie Regionaal Kompas: 1. Focus op wonen én activering en aansturen op doorstroom middels een warme overdracht. De Binnenvest voert de coördinatie op wonen. De werkgroep activering bepaalt in het eerste kwartaal van 2012 welke partner de coördinatie op activering gaat voeren. Beide partijen zijn samen met de dakloze verantwoordelijk voor het individuele trajectplan. 2. Onder regie van de gemeente Leiden zetten regionale partijen in op realisatie van nieuwe vormen van dagbesteding, activering en werk in aansluiting op de behoeften van de doelgroep. Daarbij wordt uitvoering gegeven aan differentiatie per doelgroep (daklozen versus gehuisvesten, verslaafden versus niet verslaafden). Dit vraagt continu aandacht. 3. Implementatie van een stimulerende beloningstructuur, regiobreed, zodat mensen uitgedaagd worden om een volgende stap te zetten. In 2012 wordt met vertegenwoordigers van de werkgroep activering, de betrokken uitvoerende medewerkers en de doelgroep een Toolbox Belonen en Praktische Financiering gerealiseerd. 4. Versterken van de onderlinge samenwerking op uitvoerend niveau tussen huidige partners, zodat medewerkers elkaar kennen en via korte lijnen snel weten te vinden. JSO ondersteunt hierin. Uitvoerend medewerkers worden met elkaar in contact gebracht tijdens de reguliere OGGZ netwerkbijeenkomsten.
5. Inzet op bundelingen van financiering (AWBZ, Zorgverzekering, Forensische zorg, WMO). In 2012 zoekt de gemeente Leiden overleg en afstemming met financiers om gezamenlijke problematiek op te lossen. De werkgroep activering brengt in kaart waar kansen liggen voor nieuwe financieringsbronnen en betrekken daarbij ook mogelijke nieuwe partners, waaronder het Veiligheidshuis.
REGIONAAL KOMPAS 2008 - 2013 In 2008 op verzoek van Ministerie van VWS Interactief tot stand gekomen met: • alle gemeenten in Zuid-Holland Noord • alle betrokken zorgpartijen
1
DOELSTELLINGEN • • • • •
75% afname aantal huisuitzettingen Altijd vervolgopvang 75% afname aantal feitelijk daklozen Toereikend aanbod wonen, activering en zorg 25% afname ervaren overlast
N.B. Alle gemeenten hebben zich via nieuwe convenant platforms OGGZ gecommitteerd aan inzet voor deze doelgroep. 2
TAAKVERDELING 1
TAKEN REGIOGEMEENTE
TAKEN CENTRUMGEMEENTE 3
Taakverdeling 2 Taken Centrumgemeente • Zorg en opvang feitelijk daklozen Taken alle gemeenten • Preventie, signalering en vroeginterventie • Rehabilitatie en herstel
4
TAAKVERDELING 3 Preventie: – Zorg/signalering personen multiproblematiek – Voorkomen huisuitzetting, zorg marginaal gehuisvesten – Zorg voor, briefadres, ID, uitkering, verzekering, – Schuldhulpverlening – Participatie
5
TAAKVERDELING 4 Herstel/nazorg: – Wonen: uitstroom vanuit opvang naar vorm van zelfstandig wonen zoals contingent en scheve huisjes – Participatie / activering /dagbesteding – Nazorg ex-gedetineerden/exverslaafden
6
REGIO • Wat kunnen de regiogemeenten doen? • - Commitment: Convenant OGGZ • - Afstemming: Via platforms OGGZ • - Inzet: lokale preventie/(na)zorg • Best Practise: - Woonbegeleiding Katwijk vanuit WMO - Convenant voorkomen huisuitzettingen Alphen ad Rijn 7
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen,
Oplegvel
Voorschoten en Zoeterwoude.
1.
Onderwerp
Eigen Bijdrage GGZ
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente *Uitwisseling van kennis en ervaring (platfomfunctie) *De betrokkenheid bij de discussie van regionale partners als Zorg&Zekerheid en Rivierduinen.
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Datum: Besluitvormend
20 juni 2012
1. 2. 3.
6.
Datum: Adviserend
Kennis te nemen van het verzoek van Rivierduinen om de Eigen Bijdrage GGZ waar nodig te repareren. De aanbieders en de zorgverzekeraar te verzoeken zo ruim mogelijk gebruik te maken van de optie bemoeizorg De gemeenten van Holland Rijnland de volgende mogelijkheden om de Eigen Bijdrage GGZ te repareren aan te dragen: 1) Inzetten van de mogelijkheden van de AVgemeente van Zorg&Zekerheid 2) Inzet van de mogelijkheid van bijzondere bijstand. 3) Inzet van een calamiteitenpotje
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Door de invoering van een eigen bijdrage van €200 weigeren veel GGZ-patiënten behandeling en diagnosticering. Niet behandelen kan gevolgen hebben voor de gezondheid, maar ook voor de openbare orde en veiligheid. Rivierduinen heeft de gemeenten van Holland Rijnland benaderd om te vragen in hoeverre de gemeenten van Holland Rijnland bereid zijn mee te denken over oplossingen. Het afgelopen portefeuillehoudersoverleg heeft uitgesproken dit in een volgend overleg te willen bespreken op basis van ambtelijk voorstel. X Nee Ja, door: Wanneer: Binnen begroting Holland Rijnland X Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: lastig in te schatten Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO
Datum: Locatie:
20 juni 2012 9.30 tot 13.00 uur Gemeentehuis Nieuwkoop
Agendapunt:
07
Onderwerp: Eigen Bijdrage GGZ
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van het verzoek van Rivierduinen om de Eigen Bijdrage GGZ waar nodig te repareren. 2. De aanbieders en de zorgverzekeraar te verzoeken zo ruim mogelijk gebruik te maken van de optie bemoeizorg 3. De gemeenten van Holland Rijnland de volgende mogelijkheden om de Eigen Bijdrage GGZ te repareren aan te dragen: 3.1. Inzetten van de mogelijkheden van de AV- gemeente van Zorg&Zekerheid 3.2. Inzet van de mogelijkheid van bijzondere bijstand. 3.3. Inzet van een calamiteitenpotje Inleiding: Vanaf 1 januari jl. wordt van cliënten een eigen bijdrage verlangd van €200 op jaarbasis voor alle GGZ behandelingen en diagnose stelling. Hier is landelijk al veel commotie over. De eigen bijdrage levert problemen op voor personen die deze bijdrage niet of nauwelijks kunnen opbrengen en voor personen, die niet gemotiveerd zijn, maar een behandeling wel hard nodig hebben. Zij zien vaak af van behandeling als zij met een eigen bijdrage worden geconfronteerd. Bij deze laatste categorie gaat het vaak ook om mensen die zonder behandeling overlast veroorzaken of anderen tot last zijn. Rivierduinen heeft aan Holland Rijnland gevraagd gemeenten te benaderen met de vraag iets aan deze problematiek te doen. Cliënten met een bijstandsuitkering die in een GGZ instelling verblijven en alleen zak- en kleedgeld ontvangen kunnen ontheffing krijgen van de eigen bijdrage GGZ voor verblijf. In het nieuwe Lenteakkoord is afgesproken de eigen bijdrage voor verblijf inkomensafhankelijk te maken per 1-1-2013. Hiervoor is 40 miljoen gereserveerd. De regeling moet nog worden uitgewerkt. Beoogd effect: Voorkomen dat mensen die GGZ hulp nodig hebben, deze hulp toch weigeren. Argumenten: 1.1. De Eigen Bijdrage mag geen beletsel zijn om GGZ hulp te verkrijgen Juist GGZ cliënten ontbreekt het vaak aan motivatie om hulp te vragen en te aanvaarden. Het gebrek aan motivatie is vaak een onderdeel van het probleem. 1.2. Hulp in een vroeg stadium voorkomt grotere problemen later. Wanneer hulp achterwege blijft kunnen problemen verergeren. 1.3. Een substantieel deel van deze cliënten veroorzaakt overlast 3
Een belangrijk deel van de betrokken cliënten veroorzaakt overlast. Tegenover besparingen op GGZ hulp op de korte termijn staan vaak hogere kosten op de langere termijn bijvoorbeeld op het gebied van overlast, dakloosheid, huiselijk geweld. 2. Cliënten die vallen onder “bemoeizorg” hoeven geen eigen bijdrage te betalen Het is zaak in overleg met de aanbieders en de zorgverzekeraar te onderzoeken in hoeverre GGZ cliënten zo veel als mogelijk onder deze categorie te plaatsen zijn. 3. Gemeenten hebben mogelijkheden om de Eigen Bijdrage te repareren De AV-gemeente en de bijzondere bijstand zijn mogelijkheden om de eigen bijdrage te verzachten of te voorkomen. Kanttekeningen/risico’s: De vraag is of het aan de gemeenten is om landelijke lastenverzwaringen van burgers te compenseren. Deze vraag zal in het algemeen met nee worden beantwoord. Het gaat hier echter om de noodzakelijke zorg voor zeer kwetsbare burgers. Bovendien kan preventieve hulp problemen en daarmee kosten voor gemeenten in een later stadium voorkomen. In het lente akkoord is opgenomen om deze maatregel te verzachten. Het probleem is dermate acuut dat maatregelen zo spoedig mogelijk in dit jaar noodzakelijk zijn. Bovendien is nog niet duidelijk of en zo ja in hoeverre de Eigen Bijdrage in 2013 wordt verzacht. Pas wanneer dit duidelijk is, kan worden bezien of gemeentelijke maatregelen nog noodzakelijk zijn. Financiën: Het is lastig een inschatting van de mogelijke kosten te maken. Communicatie: Deze notitie is opgesteld na overleg met Rivierduinen en Zorg&Zekerheid. Eventuele oplossingen zullen met zorgaanbieders en zorgverzekeraar moeten worden gecommuniceerd. Evaluatie: N.v.t. Bijlagen: 1. Uitwerking mogelijke oplossingen 2. Informatie over de Eigen Bijdrage 3. Info over Amsterdam, Rotterdam en Friesland 4. Nieuwsbericht Eigen Bijdrage Zak- en Kleedgelders 5. De brief van Rivierduinen aan de IIe kamer over dit onderwerp. (los bijgevoegd)
4
Bijlage 1: Uitwerking mogelijke oplossingen De mogelijkheden om de Eigen Bijdrage regeling te repareren zijn in beeld gebracht. Ze staan hieronder vermeld in volgorde van logische afhandeling. 1. Een deel van de GGZ cliënten valt onder de zogenaamde bemoeizorg. Deze zijn uitgesloten van een eigen bijdrage. De GGZ moet zelf – op basis van criteria door de zorgverzekeraar vastgesteld - aangeven in hoeverre sprake is van bemoeizorg. Rivierduinen geeft aan dat het in veel gevallen gaat om cliënten met weinig motivatie om hulp te aanvaarden zonder dat er volgens de regels van de zorgverzekeraar sprake is van bemoeizorg. Patiënten worden vaak aan de hand meegnomen door familie of andere zorgverleners. Wij zullen in de eerste plaats de aanbieders vragen - zo nodig in overleg met de zorgverzekeraars - om zo ruim mogelijk gebruik te maken van de optie om de behandeling onder te brengen onder de categorie bemoeizorg. Vanwege budgettaire redenen lijkt deze mogelijkheid beperkt. 2. Recent is duidelijk geworden dat mensen die gebruik maken van de collectieve ziektekostenverzekering voor minima van Zorg&Zekerheid via de gemeente, de zogenaamde AV gemeente van Z&Z een vergoeding kunnen krijgen voor de eigen bijdrage GGZ. Deze AV gemeente staat open voor iedereen van 18 jaar en ouder met een inkomen tot 130% (dit geldt voor Leiden) van het voor hen geldende sociaal minimum inkomen. Deze informatie is inmiddels ook aan Rivierduinen doorgegeven. Volgens Z&Z wordt de Eigen Bijdrage in een aantal gevallen onderling met de gemeente geregeld. Cliënten merken daar dan zelf niets van. 3. Mensen die niet via de AV gemeente verzekerd zijn en niet verzekerd zijn voor de Eigen Bijdrage en toch aantoonbaar over onvoldoende middelen beschikken om de eigen bijdrage te betalen, kunnen een aanvraag voor bijzondere bijstand indienen. Het is alleen de vraag of deze aanvraag wordt toegekend. Dat hangt af van het beleid van de betreffende gemeente. 4. Ten slotte zal er altijd een categorie zijn van mensen die niet over voldoende middelen beschikken om een Eigen Bijdrage te betalen en ook niet in aanmerking komen voor één van bovenstaande regelingen. Hiervoor kan de gemeente een calamiteitenpotje in het leven roepen. Gemeenten zullen individueel over deze maatregelen moeten beslissen. Onderlinge afstemming in de contacten met Rivierduinen en Zorg&Zekerheid is wenselijk. Wanneer besluiten zijn genomen zal hierover met betrokkenen: Cliënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten worden gecommuniceerd.
5
Bijlage 2: Informatie over de Eigen Bijdrage De eigen bijdrage (EB) valt uiteen in: - Alleen boven de 18 jr van kracht - DBC <100minuten = € 100,- DBC >100minuten= € 200,- Verblijf €145 per maand, vanaf maand 2 De AV Gemeente vergoedt de eigen bijdrage voor behandeling in de tweedelijns psychologische zorg (dus de €100 en €200). Daarnaast vergoedt de AV-gemeente ook de eigen bijdrage voor eerstelijns psychologische hulp, tot een maximum van 5 keer € 20 per zitting. Deze eigen bijdragen worden gestapeld en vergoed tot een maximum van € 250. Wanneer iemand eerst naar een eerstelijns psycholoog gaat (vergoeding ERB van € 100) en daarna naar de tweedelijns zorg (EB van € 200), dan ontvangt deze een rekening van € 300 en een vergoeding van € 250.
6
Bijlage 3 Over GGZ cliënten die verblijven in een GGZ instelling Bron: Zorg&Welzijn 10 mei De gemeente Amsterdam vergoedt dit jaar de eigen bijdrage voor GGZ-patiënten met een minimuminkomen. Dit maakte wethouder Freek Ossel (Armoede) donderdag bekend. Patiënten in de GGZ moeten met ingang van dit jaar een eigen bijdrage van 200 euro betalen. Voor mensen met een minimuminkomen kan dit reden zijn om de zorg te weigeren of te stoppen, redeneert de gemeente. De eigen bijdrage werd door het kabinet per 2012 ingevoerd, maar is inmiddels in het 'wandelgangenakkoord' vanaf 2013 weer teruggedraaid. Amsterdam heeft besloten geld vrij te maken vanuit de bijzondere bijstand om de eigen bijdrage voor mensen met een laag inkomen te compenseren. Ook Bouwman GGZ (Rotterdam) en GGZ Friesland komen de patiënten tegemoet in de eigen bijdrage. De Rotterdamse instelling voor geestelijke gezondheidszorg Bouman GGZ gaat de eigen bijdrage voor patiënten in 2012 vergoeden. De instelling doet dat, zo schrijft ze op de website, om 'grote gezondheids- en maatschappelijke schade en de oplopende zorgkosten te voorkomen’. ‘Wij kunnen niet langer toezien hoe patiënten verstoken blijven van noodzakelijke hulp en kunnen ook niet wachten op reparatie van beleid. Wij voelen ons in een oneigenlijke positie gedwongen. De overheid is verantwoordelijk voor dit falende beleid en zij is ook verantwoordelijk voor de aanpassing van het beleid', zo meldt de instelling. Alarmbrief Volgens een zegsman zou het in het uiterste geval gaan om de eigen bijdragen van ongeveer 4000 cliënten. De organisatie heeft een alarmbrief gestuurd aan de zorgverzekeraars Achmea, CZ, VGZ en de Tweede Kamer. Daarmee hoopt de instelling dat de chaos ‘zo snel mogelijk beëindigd wordt’. ‘We zien mensen echt richting randje afgrond gaan’, aldus de zegsman. Onrust Volgens Bouman GGZ haken patiënten af omdat ze de eigen bijdrage niet kunnen betalen en zorgt de onduidelijkheid omtrent de inning van de eigen bijdrage voor grote onrust onder patiënten. ‘Uit angst voor schulden ziet men af van behandeling of wordt een reeds gestarte opname of behandeling beëindigd.' Friesland GGZ Friesland komt ggz-patiënten ook tegemoet. Al eerder meldden zij dat nieuwe patiënten die een behandeling ontvangen of bij wie de behandelingen verlengd worden voor alle mogelijke stoornissen 100 euro terugkrijgen.
Reactie Rivierduinen: Mogelijkheid dat Rivierduinen zelf de EB regelt: Rivierduinen kan geen inkomenstoets doen. Bovendien laat de begroting dit niet toe. Daar zit geen ruimte in. 7
Bijlage 4: een eigen bijdrage voor zak- en kleedgelders Mensen die verblijven in een AWBZ-instelling zijn een eigen bijdrage verschuldigd. Dat geldt ook voor mensen met een bijstandsuitkering. Wanneer zij echter in een AWBZinstelling verblijven wordt hun uitkering verlaagd naar zak- en kleedgeld niveau. Na betaling van de eigen bijdrage blijft voor deze groep daardoor nauwelijks een vrij besteedbaar inkomen over. Hierbij speelt ook een rol dat veel gemeenten voor deze eigen bijdrage geen bijzondere bijstand verlenen. Om dit probleem op te lossen heeft het ministerie van VWS besloten, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012, dat mensen met een bijstandsuitkering op het niveau van zak- en kleedgeld, het CAK kunnen verzoeken te worden ontheven van de eigen bijdrage voor AWBZ-zorg met verblijf. Gemeenten kunnen overwegen de doelgroep daar actief over te informeren.
8
~
Rivierduinen
Postbus 405, 2300 AK leiden
Tweede Kamer der Staten-Generaal leden van de vaste Kamercommissie voor VWS Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Conta(t
Afdeling Doorklesnr
R.B. Laport Raad van Bestuur 071 890 66 23
E-mail
t.meerpoel@rlvlerdulnen .nl
Kenmerk Datum
077/RL/TM/2012 Sapril 2012
Onderwerp
zorgen om eigen bijdrage GCZ
Geachte leden van de vaste Kamercommissie voor VWS, Hierbij uiten wij onze grote zorg omtrent de eigen bijdrage GGZ. We vinden de maatregel onrechtvaardig omdat deze in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het solidariteitsbeginsel dat ten grondslag ligt aan de bekostiglngssystematiek van ons zorg stelsel. De medische specialistische behandeling die onze patiënten ontvangen is niet anders dan de medische zorg die door andere specialisten wordt verleend en waarvoor geen specifieke eigen bijdrage geldt. Rivierduinen behandelt patiënten met complexe psychiatrische problematiek. Onze patiënten behoren tot de kwetsbaarste mersen In onze samenleving. juist de mensen met ernstige psychiatrische stoornissen behoren veelal tot de laagste sociaal economische klasse. Zij zien nu vaak af van zorg. Dat Is een trend die sinds de Invoering van de eigen bijdrage zichtbaar is. Dit brengt grote risico's met zich mee: onderbehandeling en daarmee verergering van psychiatrische ziektebeelden verhoging van lijdensdruk van de patiënten zelf en hun omgeving een toename van verloedering en overlast Uuist de afgelopen jaren effectlef bestreden) en uiteindelijk hogere kosten om deze groep weer In behandeling te krijgen Dat bezuinigingen In alle sectoren nodig zijn Is helder. Wij willen er dan ook alles aan doen om de kosten voor de GGZ beheersbaar te houden. Rivierduinen werkt er actief aan om mensen zo kort en effectief mogelijk te behandelen tegen zo laag mogelijke kosten. Patiënten zelf te laten bijdragen aan kosten terwijl zij geen ziekteinzicht hebben en zelf eigenlijk geen zorg willen dan wel de middelen simpelweg niet hebben, werkt echter averechts. WIJ verzoeken u dan ook met klem af te zien van een,eigen bijdrage GGZ voor psychiatrische patiënten.
Endegeesterstraatweg 5, 231\2 AJ Oegstgeest • Postbus 405, 2300 AK lelden Tel 071 890 G6 23/24/75 • \~.rlvierdulnen.nl• Kvk 28103824 • Oeutsche Bank 56,68.52.446
K~nm~rk
Oatum
·~
077RLTM20 12 5 april 2012
'· '02
Bijgesloten vindt u een brief vanuit Centrum Kristal, onderdeel van Rivierduinen. In deze brief, die op h1itiatief van medewerkers Is geschreven, willen wiJ u meer zicht geven op het effect die de invoering van de etgen bijdrage heeft op één van onze doelgroepen, in dit geval patiënten mli!t een psychiatrische stoornis en een verstandelijke beperking. Met vri~delijke groet,
tap ort, psychlater Geneesheer-Directeur/Lid Raad van Bestuur a.I.
-··-----RB:
lil
I
a..
-I
Rivierduinen
Kristal Centrum Psychiatrie en Verstandelijke Beperking
Postbus 582, 2300 AN lelden
Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de leden van de vaste Kamercommissie voor VWS Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Contact
Hanneke van Vliet
Doorklesnr
071 890 831 0
E-mail
[email protected]
Kenmerk
Wvd 05042012
Datum
5 apri12012
Ond'""'P
Eigen bijdrage GGZ psychiatrische patiënten met een verstandelijke beperking groot risico
Geachte leden van de vaste Kamercommissie voor VWS, Wat betekent de eigen bijdrage voor psychiatrische patiënten met een verstandelijke beperking? Dat beschrijven wij In deze brief. Ook illustreren wij de problematiek van deze specifieke patiëntenpopulatie in behandeling bij centrum Kristal met voorbeelden en geven wij dilemma's aan waar wij tegenaan lopen. De Invoering van de eigen bijdrage in de zorg per 1 januari 2012 heeft er toe geleid dat een belangrijk deel van de mensen met een verstandelijke beperking en een psychiatrische stoornis afziet van hulp. Het is nog te vroeg om het effect van de maatregel in concrete getallen uit te drukken. Wel zien we dat het aantal aanmeidingen voor onze zorg beduidend aan het terug lopen is. Ook zijn er nu ai patiënten die besloten hebben omwille van de eigen bijdrage de behandeling bij ons te beëindigen. Dit baart ons grote zorgen, omdat het gaat om een kwetsbare doelgroep. Psychiatrische problemen bij mensen met een verstandelijke beperking laten zich in de regel goed behandelen. Bekend is dat behandeling van psychiatrische stoornissen bij mensen met een verstandelijk beperking weliswaar wat langer duurt, maar uiteindelijk even effectief is ais bij andere psychiatrische patiënten. Hiervoor is wei gespecialiseerde medische zorg nodig. Deze zorg is beschikbaar, maar een eigen bijdrage van 200 euro Is voor de meeste psychiatrische patiënten met een verstandelijke beperking, naast het eigen risico, een te hoog bedrag. Deze patiëntenpopulatie heeft immers meestal, als gevolg van hun verstandelijke beperking, een zeer laag inkomen. Extra problematisch is dat psychiatrische patiënten met een verstandelijk beperking ook geraakt worden door andere bezuinigingsmaatregelen. Naast de bezuinigingen In de geestelijke gezondheidszorg wordt deze groep geraakt door de algemene bezuinigingen in de gezondheidszorg, de bezuinigingen op de sociale werkvoorziening, de woonbegeleiding en het PGB. Het voorzienbare gevolg van deze maatregelen is dat een erkende kwetsbare patiënten populatie, mensen met een IQ lager dan 85 en psychiatrische problematiek, van noodzakelijke medische zorg verstoken blijft. Tegelijkertijd komt veel stabiliteit die zij ontleenden aan wonen en werken onder druk te staan. Dat dit grote gevolgen heeft voor de kwaliteit van hun bestaan, spreekt voor zich.
Schuttersveld 32,2316 ZO Leiden • Postbus 582, 2300AN leiden Tel 071 890 83 I 0 • www.centrumkrlstal.ni • Kvk 28103824 • Deutsche Bank 56.68.52.446
Datum
Wvd 05042012 5 april 2012
Blad
2
Kenmerk
Onderstaand vindt u het verhaal van drie van onze patiënten. De verhalen zijn illustratief voor de gevolgen voor onze doelgroep.
Mieke is een jonge zwakbegaafde vrouw met een persoonlijkheidsstoornis. Ze volgt bij ons een intensieve behandeling (groepsbehandeling en individueel). Patiënte heeft hier veel baat bij. Er Is een aantoonbare reductie van de klachten en de belasting op de omgeving is afgenomen. De behandeling is echter nog niet afgerond. Patiënte is halverwege de geprotocolleerde, vastomlijnde behandel module. Het is van belang voor patiënte én haar omgeving dat de therapie afgemaakt kan worden. De invoering van de eigen bijdrage lijkt dit echter onmogelijk te maken. Patiënte moet rondkomen van een uitkering en kan zelf haar eigen bijdrage niet betalen. Hoewei ze moet sparen om haar reiskosten te betalen om haar behandeling te kunnen volgen, is haar uitkering net te hoog om in aanmerking te komen voor Bijzondere Bijstand. Patiënte heeft aangegeven dat zij haar behandeling zal moeten afbreken omdat zij haar eigen bijdrage niet kan betalen. Dit Is tegen uitdrukkelijk advles van haar behandelaren en haar eigen wens In.
Hans is een verstandelijk beperkte man en aangemeld nadat hij bij zijn huisarts suïcidale uitspraken deed. Er bleek sprake te zijn van een depressieve stoornis. Zijn vrouw is terminaal ziek en gevreesd wordt dat het psychiatrisch toestandsbeeld van patiënt ernstig zal verslechteren op het moment dat zij overlijdt. De psychiater behandelt zijn depressie met medicatie. Daarnaast Is er In de behandeling veel aandacht voor het vergroten van zijn mogelijkheden om met problemen om te gaan en worden er gesprekken gevoerd over het naderend overlijden van zijn vrouw. Patiënt heeft twee zwakbegaafde kinderen die hiJ na het overlijden van zijn vrouw ook in zekere mate moet begeleiden. Patiënt is werkzaam bij een sociale werkplaats en heeft een aanvullende Wajang-uitkering. De eigen bijdrage kan vanuit deze inkomsten niet bekostigd worden aangezien patiënt In het verleden forse schulden heeft gemaakt omdat hij door zijn verstandelijke beperking de gevolgen van bepaalde aankopen niet heeft overzien. Patiënt voelt zich genoodzaakt de behandeling te stoppen. De behandelaren vrezen voor een terugkerende depressie en maken zich zorgen dat patiënt een einde aan zijn leven zal maken na het overlijden van zijn vrouw.
Adrie is een licht verstandelijke beperkte patiënte op leeftijd en heeft een psychotische depressieve episode doorgemaakt. Zij is hiervoor in eerste instantie klinisch behandeld in het Leids Universitair Medisch Centrum. Op dit moment wordt zij bij ons behandeld met tricyclische antidepressiva, antipsychotica en cognitieve gedragstherapie. Patiënte is getrouwd met een zwakbegaafde man en zij hebben een zwakbegaafde zoon met autisme. Naast de psychiatrische problematiek heeft mevrouw ernstige hartklachten, nierafwijkingen en diabetes. Recent heeft mevrouw te horen gekregen dat zij termlnaal ziek is. Patiënte en haar man hebben schulden waaronder een huurschuld. Zij zijn al twee jaar bezig met het opstarten van een schuldhulpverleningstraject. Samen hebben zij wekelijks 30 euro te besteden. In verband met de complexe psychofarmaca in combinatie met haar somatische aandoeningen is het onwenselijk om de medicatiecontrole over te dragen aan de huisarts. Ook de behandeling door de psycholoog is van belang voor het welzijn van patiënte en haar omgeving. Indien zij de eigen bijdrage moet bekostigen zal zij genoodzaakt zijn te stoppen met de behandeling. Stoppen met behandeling vergroot de kans om opnieuw te decompenseren in plaats van stabiel te blijven. Naar verwachting heeft zij nog maximaal een jaar te leven.
Bovenstaande verhalen over patiënten spreken voor zichzelf. Uit de overige casuïstiek kunnen wij momenteel nog de volgende dilemma's destilleren. •
Wat doen wij met patiënten die aangemeld zijn via bemoeizorg dan wel via een rechterlijke maatregel en die zich vervolgens behandelbaar tonen? Een aantal patiënten is, na een forse
Kenmerk
Dalurn
Blad
•
•
•
Wvd 05042012 5 april2012 3
motivatieperiode, uiteindelijk blij met behandeling voor hun psychiatrische stoornis. Wanneer hun DBC dan wel hun maatregel verloopt, moeten zij wel de eigen bijdrage gaan betalen voor een vervolg behandeling. Enkele van hen hebben al aangegeven dat zij dit niet kunnen. Zij gaan dan na alle inzet van patiënt en hulpverleners alsnog afhaken. Mlnder motivatie (en meer dwang) lijkt dus te lonen? Wat doen wij met onze verstandelijk beperkte schizofrene patiënten die na een periode van Intensleve behandeling stabiel zijn? Tot nu toe ontvingen zij na deze stabilisatie een langerdurend maar laagfrequent behandelcontact Dat bestaat uit een aantal psychiatrische consulten per jaar in verband met de controle van de werking van de psychofarmaca. Daarnaast houdt een ambulant behandelaar enkele malen contact en is beschikbaar om In te spelen bij geringe veranderingen. Een aantal van deze patiënten heeft aangegeven 200 euro teveel geld te vinden voor maar enkele contacten In het jaar en heeft het contact met Kristal beëindigd. De huisartsen hebben aangegeven dat zij onvoldoende expertise en mogelijkheden hebben om deze zware psychiatrische patiënten stabiel te houden. Wegen de kosten van een patiënt die langzaam ontregelt en vervolgens weer in crisis raakt op tegen het beoogde positieve effect van deze maatregel? Wat doen wiJ met die patiënten die, omdat zij door hun stoornis ernstig ontregelen op de werkplek, aangemeld worden door de bedrijfsarts van de sociale werkplaats of door de gezinsvoogd vanuit de opvoedingssltuatie? Patiënten stemmen vaak In met een dergelijke verwijzing omdat zij bang zijn anders hun baan of gezin te verliezen maar zijn niet daadwerkelijk gemotiveerd. Moeten zij wel zelf die 200 euro betalen? Wat doen wij met de zwakbegaafde patiënt die aangemeld wordt met forse klachten bijvoorbeeld naar aanlelding van een trauma? De patiënt geeft aan, ondanks zijn sterke lijdeosdruk alsnog de behandeling niet te kunnen opstarten. HIJ moet van het minimum inkomen rondkomen en geeft aan de eigen bijdrage niet te kunnen betalen. Wat wordt van ons in zijn geval verwacht?. Deze patiënt (met forse klachten) laten gaan en het intake gesprek niet declareren (anders is hij alsnog 100 euro kwijt)? Of voor deze patiënt een manier vinden waarop wij de 200 euro eigen bijdrage gaan betalen zodat hij behandeld kan worden?
Vanuit onze dagelijkse praktijk kunnen wij u nog meer dilemma's en nog meer verhalen van patiënten voorleggen. Wij gaan dan ook erg graag een gesprek met u aan. Met vriendelijke groet, Namens. alle medewerkers van Kristal,
Hanneke·van Vliet psychîa~ér/dlretteur
behandelzaken
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Voortzetting regionale samenwerking Cultuur na 2012 Basistaak Efficiencytaak XPlatformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente Verbetering van de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs en tevens de verankering van ontwikkelde programma’s op het gebied van cultuurparticipatie. Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
Vóór 15 juni ‘12 20 juni 2012
14 juni
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
5.
Advies PHO
1. Het Dagelijks Bestuur te adviseren om in te stemmen met: a. de voortzetting van regionale samenwerking op het gebied van Cultuureducatie met Kwalitiet, zoals is uiteengezet in hoofdstuk 1 in bijlage 2; b. het afgeven van de intentieverklaring aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de rijksregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016 (zie bijlage 1) namens de colleges van burgemeester en wethouders van de vijftien gemeenten in Holland Rijnland en tevens de gemeente Boskoop; c. de keuze voor de culturele instellingen Museumgroep Leiden, Kunstgebouw ZuidHolland en Parkexpressie/Bibliotheek Rijn en Venen als regionaal aanvragende partijen. 2. Een meningsvormende discussie te voeren over de verdere mogelijkheden voor voortzetting van regionale samenwerking op het gebied van cultuur na 2012, zoals is uiteengezet in hoofdstuk 2 in bijlage 2.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
NeeX Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten:
De RAS-Cultuurparticipatie wordt met ingang van 2013 niet voortgezet. De provincie Zuid-Holland vindt dit de taak van de gemeenten. De gemeenten in Holland Rijnland kunnen voor de periode 2013-2016 voor cultuureducatie in het primair onderwijs een beroep doen op de rijkssubsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Hiermee kan de regionale samenwerking op het gebied van Cultuur worden voortgezet. De criteria van de subsidieregeling, de matching, het afgeven van een regionale intentieverklaring, de aanvragende partijen en andere mogelijkheden tot samenwerking worden besproken.
Structureel/incidenteel
2
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Relevante regelgeving: Subsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit van het Programmafonds Cultuurparticipatie Eerdere besluitvorming:
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 20 juni 2012 9.30 – 12.00 uur Gemeente Nieuwkoop Locatie Nieuwveen 08
Onderwerp: Voortzetting regionale samenwerking Cultuur na 2012
Beslispunten: 1. Het Dagelijks Bestuur te adviseren om in te stemmen met: d. de voortzetting van regionale samenwerking op het gebied van Cultuureducatie met Kwalitiet, zoals is uiteengezet in hoofdstuk 1 in bijlage 2; e. het afgeven van de intentieverklaring aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de rijksregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016 (zie bijlage 1) namens de colleges van burgemeester en wethouders van de vijftien gemeenten in Holland Rijnland en tevens de gemeente Boskoop; f. de keuze voor de culturele instellingen Museumgroep Leiden, Kunstgebouw ZuidHolland en Parkexpressie/Bibliotheek Rijn en Venen als regionaal aanvragende partijen. 2. Een meningsvormende discussie te voeren over de verdere mogelijkheden voor voortzetting van regionale samenwerking op het gebied van cultuur na 2012, zoals is uiteengezet in hoofdstuk 2 in bijlage 2. Inleiding: De gemeenten in Holland Rijnland werken sinds 2006 op het gebied van Cultuur in het kader van de provinciale subsidieregelingen Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 en de Regionale Agenda (RAS) Cultuurparticipatie 2009-2012. De provincie zal in de nieuwe RAS geen middelen meer beschikbaar stellen voor cultuurparticipatie. Met ingang van 2013 stelt het ministerie van OCW middelen beschikbaar aan de provincies voor Cultuureducatie met kwaliteit 2013 (bijlage 3). De provincie Zuid-Holland zal als enige provincie niet meedoen met deze rijksregeling. Het ministerie van OCW stelt de regio’s in Zuid-Holland daarom in staat om als regio mee te doen en vraagt hen om een intentieverklaring af te geven, waarin zij doelstelling en criteria onderschrijven en bereid zijn om de subsidie te matchen. Het PHO van 15 februari 2012 heeft de portefeuillehouder De Haan, Oppatja en de voorzitter Van Oortmerssen gevraagd om een voorstel voor te bereiden voor de aanpak van de subsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit en tevens voortzetting van andere regionale samenwerking op het gebied van Cultuur na 2012. Beoogd effect: Een gezamenlijk voorstel voor de invulling van de subsidieaanvraag Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016 bewerkstelligen, waardoor zoveel mogelijk basisschoolleerlingen in de regio de vruchten kunnen plukken van het rijksbeleid en regionaal op cultuureducatie.
4
Argumenten: 1a.1 De gemeenten hebben jarenlang geïnvesteerd in een regionale infrastructuur Cultuur In de afgelopen 6 jaar zijn er veel succesvolle regionale projecten op het gebeid van cultuur ontwikkeld. De provinciale subsidie in het kader van het APC 2005-2008 en de RAS 20092012 en de co-financiering door de gemeenten hebben deze samenwerking gestimuleerd. Hierdoor is er een regionale infrastructuur ontstaan, waardoor meer burgers in Holland Rijnland actief participeren aan kunst en cultuur. 1a.2 De bestaande projecten cultuureducatie sluiten aan op de doelstelling van het rijk Binnen Holland Rijnland bestaat er al veel aanbod op het gebied van cultuureducatie in het primair onderwijs. Dit aanbod wordt goed afgestemd met het primair onderwijs. Het huidige aanbod sluit aan bij de doelstelling van het rijk, maar zal aangepast moeten worden om te voldoen aan de criteria van de rijksregeling. 1b.1 Rijk wil commitment van de gemeenten voor cultuureducatie met kwaliteit Het rijk stelt middelen voor cultuureducatie beschikbaar aan culturele instellingen, zodat zij, samen met het onderwijs en de lokale overheid, een stevig fundament en een goede borging verschaffen voor kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs. Met het afgeven van een intentieverklaring, waarin de regio/gemeente de criteria voor die middelen onderschrijft en de middelen matcht, committeert de regio/gemeente zich aan de doelstelling van de rijksregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2014. 1b.2 De gemeente Boskoop fuseert per 2014 met twee gemeenten uit Holland Rijnland De gemeente Boskoop heeft gevraagd of Holland Rijnland de intentieverklaring ook namens haar wil afgeven en of zij aan mogen sluiten bij de subsidieaanvraag met de gemeenten van Holland Rijnland. Met ingang van 2014 fuseert de gemeente Boskoop met de gemeente Alphen aan den Rijn en Rijnwoude. De rijksregeling Cultuureducatie met Kwaliteit besluit de periode 2013 tot en met 2016. 1c.1 Alleen culturele instellingen kunnen aanvraag indienen Bij de gemeenten is geïnventariseerd welke huidige activiteiten op het gebied van cultuureducatie bij voorkeur onder de nieuwe rijksregeling zouden kunnen vallen. Daaraan zijn de aanvragende culturele instellingen gekoppeld. Het zijn namelijk niet de gemeenten/regio’s die aanvragen, maar culturele instellingen. De culturele instelling kan pas de aanvraag indienen bij het rijk, als zij goedkeuring heeft van de regio/gemeente. Hiertoe dient mede de door de regio/gemeente af te geven intentieverklaring. 1c.2 De gekozen aanvragende culturele instellingen werken nu al in de regio De regionale culturele instellingen Museumgroep Leiden, Kunstgebouw en Parkexpressie/Bibliotheek Rijn en Venen worden gevraagd om de aanvragende instelling te zijn richting het rijk. Zij bieden nu al op grote schaal succesvolle cultuureducatie aan het primair onderwijs in de regio. Zij zullen ook andere culturele instellingen met cultuureducatie voor het PO betrekken bij de aanvraag.
5
Kanttekeningen/risico’s: 1b.1 De gemeenten wordt gevraagd om de rijksmiddelen te matchen Voordat de rijksregeling wordt gepubliceerd (augustus 2012) wordt de gemeente/regio gevraagd om in een intentieverklaring aan het rijk aan te geven dat zij de rijkssubsidie zal matchen. In de verklaring wordt opgenomen dat dit onder voorbehoud is van een goedgekeurde begroting. Financiën: De aanvraag moet minimaal €90.000,00 zijn, inclusief € 45.000,00 matching van de gemeenten. Het maximaal aan te vragen bedrag voor Holland Rijnland (inclusief Leiden en Boskoop) is € 596.994,00 inclusief matching. Dus matching van de gemeenten is maximaal € 298.497,00 (berekend obv aantal inwoners x €0,55). Dit betekent dat er meerdere aanvragen binnen Holland Rijnland mogelijk zijn, mits ze voldoen aan de hierboven genoemde minimale aanvraag. Evaluatie: Monitoring, verantwoording en evaluatie 1. De regeling stroomlijnt de verantwoording aan het Fonds voor Cultuurparticipatie en aan de deelnemende gemeente of provincie. 2. De regeling vraagt om aan te geven hoe de in de aanvraag beschreven activiteiten gemonitord en geëvalueerd gaan worden. 3. De regeling vraagt aan aanvragers om deel te nemen aan een traject gericht op kennisuitwisseling waarin door het Fonds voor Cultuurparticipatie zal worden voorzien. 4. Op de regeling zal door het Fonds voor Cultuurparticipatie in 2014 een benchmark worden uitgevoerd. Uiterlijk in 2016 vindt een inhoudelijke evaluatie plaats.
Bijlagen: 1. Verzoek OCW intentieverklaring Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016 2. Notitie voortzetting regionale samenwerking Cultuur na 2012 3. Bestuurlijk kader Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016
6
Ministerievan Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Nr.
2 9 MEI 2012
Regio Holland-Rijnland mevrouw B. van Oortmerssen Postbus 1270 2340 BG Oegstgeest
Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www. rijksoverheid. nl
Contactpersoon J. Kuggeleijn
T +31-70-412 4179 j.kuggeleiJn@minocw. nl
IPC 3300 Onze referentie 386246
Datum Betreft
29 mei 2012 Uitnodiging tot intentieverklaring Culturueducatie met Kwaliteit 20132016
Bijlagen Bestuurlijk kader Intentieverklaring
Geachte mevrouw Van Oortmerssen, Cultuureducatie is belangrijk: voor persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit van onze samenleving als geheel. Om alle kinderen en jongeren op het gebied van cultuur een stevig fundament te bieden kondigde het kabinet op 10 juni 2011 het landelijke programma Cultuureducatie met Kwaliteit aan. Onderdeel van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit zijn afspraken tussen gemeenten, provincies en rijk over programma's die op lokaal niveau scholen en instellingen ondersteunen bij de versterking van de kwaliteit van cultuureducatie. Over deze afspraken heeft in het afgelopen jaar zowel bestuurlijk als ambtelijk overleg plaatsgevonden. Het resultaat van deze overleggen is bijgaand 'bestuurlijk kader Cultuureducatie met Kwaliteit'. Dit kader bouwt voort op de succesvolle samenwerking tussen gemeenten, provincies en rijk van de afgelopen jaren. Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit heeft tot doel de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs door middel van een landelijk samenhangende aanpak te borgen. Het programma zal:
1. 2.
de beoordeling van het behalen van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie bevorderen; het werken met een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie
stimuleren; 3. 4.
leraren ondersteunen om hun bekwaamheden op het gebied van cultuureducatie te onderhouden en te verdiepen; bevorderen dat culturele instellingen een beleid voeren gericht op educatie en participatie van de jeugd, in het bijzonder dat zij komen tot een op de kerndoelen afgestemd aanbod voor scholen in het primair onderwijs.
Deze ambitie ligt voor een belangrijk deel binnen het onderwijsdomein, maar kan niet worden gerealiseerd zonder inspanning en betrokkenheid van de directe culturele omgeving van de scholen. Met deze brief vraag ik u om mij uiterlijk 13 juli 2012 te laten weten of u de doelen en de opzet van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit, zoals beschreven in het bestuurlijk kader, onderschrijft. In het bijzonder vraag ik u om Pagina 1 van 2
het Fonds voor Cultuurparticipatie te ontwikkelen regeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Tot slot vraag ik u om - indien noodzakelijk onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting- de intentie uit te spreken de gevraagde matching (zie bijlage 4 van het bestuurlijk kader) vrij te maken. Ik verzoek u om hiertoe bijgaande modelverklaring ondertekend aan mij toe te zenden. Ik ben ervan overtuigd dat wij door onze gezamenlijke inspanning een aanzienlijke bijdrage zullen leveren aan het verstevigen van het culturele fundament van toekomstige generaties.
Met vriende_!ü.ke groet,
de_sfaatssec/etari~ Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
~ijlstra
Pagina 2 va n 2
Bijlage 2:
Notitie Voortzetting regionale samenwerking op het gebied van Cultuur na 2012 Inleiding In Het PHO van 15 februari 2012 is de discussienota “Samenwerking Cultuur na 2012” besproken. Deze notitie is opgesteld naar aanleiding van de opdracht vanuit PHO van 7 januari 2010 aan het Ambtelijk Overleg Cultuur om te komen tot “een regionale visie op kunst en cultuur, cultuurparticipatie en –educatie en erfgoed voor 2013 en volgende jaren, mede in relatie tot het belang voor recreatie & toerisme. De vraag dient beantwoord te worden of de gemeenten, na het wegvallen van provinciale subsidies, nog steeds reden zien om samen te werken op het gebied van cultuurparticipatie en –educatie en of het mogelijk is de samenwerking te verbreden”.Hieronder vindt een uitwerking plaats van de mogelijkheden voor de voortzetting van de regionale samenwerking op het gebied van Cultuur na 2012.
Onderdeel daarvan is te komen tot een gezamenlijk voorstel voor de invulling van de subsidieaanvraag Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016. Met andere worden: bewerkstelligen dat zoveel mogelijk basisschoolleerlingen in de regio de vruchten kunnen plukken van het rijksbeleid op cultuureducatie (hoofdstuk 1). Daarnaast wordt er stilgestaan bij andere mogelijkheden tot voortzetting van regionale samenwerking (hoofdstuk 2). Hoofdstuk 1 Cultuureducatie met kwaliteit 1.1 Achtergrond Naar aanleiding van de bespreking van de discussienotitie “Samenwerking Cultuur na 2012” is aan de portefeuillehouders De Haan en Oppatja en de voorzitter Van Oortmerssen de opdracht gegeven om met een voorstel te komen over de voortzetting van regionale samenwerking op het gebied van Cultuur. 1.2 Kaders - De 15 gemeenten van Holland Rijnland werken sinds 2006 samen op het gebied van Cultuurparticipatie en -educatie. Deze samenwerking is ontstaan door de subsidierelatie die de gemeenten hadden met de provincie Zuid-Holland in het kader van het Actieprogramma Cultuurbereik (APC) 2005-2008 en de Regionale Agenda Samenleving (RAS)-Cultuurparticipatie 2009-2012. De Gemeente Leiden had in deze periode”, als gemeente met meer dan 90.000 inwoners, een directe subsidierelatie met de rijksoverheid / het Fonds voor Cultuurparticipatie. - In haar Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 heeft de provincie Zuid-Holland aangegeven, dat zij haar taak in cultuurparticipatie en –educatie afbouwt en dat zij de RAS-subsidie Cultuurparticiaptie per 1 januari 2013 zal stopzetten. De provincie vindt dat de bevordering van cultuurparticipatie en –educatie een taak is van (samenwerkende) gemeenten. - Het kabinet kiest in zijn cultuurbeleid 2013-2016 nadrukkelijk voor een goede ontwikkeling van het cultureel bewustzijn van kinderen en jongeren. Hiertoe stelt het Rijk aan het Fonds Cultuurparticipatie middels de subsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit landelijk 13,8 miljoen euro beschikbaar (zie bijlage 1, bestuurlijk kader). - Met deze subsidieregeling wil het Fonds:
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
-
-
1. de beoordeling van het behalen van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie bevorderen; 2. het werken met een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie stimuleren; 3. leraren ondersteunen om hun bekwaamheden op het gebied van cultuureducatie te onderhouden en te verdiepen; 4. bevorderen dat culturele instellingen om een beleid voeren gericht op educatie en participatie van de jeugd, in het bijzonder dat zij komen tot een op de kerndoelen afgestemd aanbod voor scholen. De subsidieaanvraag voor deze rijksbijdrage moeten voldoen aan de volgende criteria: • Cultuureducatie in het primair onderwijs • Verbinding met de prestatiebox (€10,90) • Duurzame en intensieve samenwerking • Onderwijskundige visie (Doorlopende leerlijn) • De leeropbrengst centraal (kerndoelen) • Substantiële aanvragen gericht op samenhang • Mogelijke elementen: professionalisering van docenten en/of medewerkers culturele instellingen, nascholing, samenwerking met pabo’s, de lokale educatieve agenda, de impuls combinatiefuncties, het kwaliteitskader cultuureducatie (Oberon) • Monitoring en evaluatie De planning voor de subsidieregeling is als volgt: 15 mei 2012 formeel verzoek tot intentieverklaring* 1 juli 2012: deadline intentieverklaring 1 augustus 2012: publicatie regeling 1 december 2012 deadline aanvragen 1 februari 2013 beschikking door Fonds voor Cultuurparticipatie
*Intentieverklaring Medio mei 2012 ontvangen de 90.000+gemeenten en de regio’s een verzoek tot het afgeven van een intentieverklaring Cultuureducatie met Kwaliteit (zie bijlage 2). Hierin wordt het volgende gevraagd: - Onderschrijft de gemeente/regio de doelen en opzet van de subsidieregeling? - Gaat de gemeente/regio akkoord met de opzet van en de richtlijnen voor de door het Fonds te ontwikkelen subsidieregeling? - Of de gemeente/regio de intentie kan uitspreken om de gevraagde matching (minimaal € 45.000,00) bij te dragen, onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting? De intentieverklaring moet uiterlijk 1 juli 2012 door het ministerie van OCW ontvangen zijn. 1.3 Ambitie van de regio mbt Cultuureducatie In de regio vinden op dit moment al veel gezamenlijke activiteiten op het gebied van Cultuureducatie in het primair onderwijs plaats, mede dankzij de gelden uit het Actieplan Cultuurbereik, de Regionale Agenda Samenleving en de inzet van gemeenten, scholen en culturele instellingen. De gemeenten onderschrijven de uitgangspunten van de rijksregeling Cultuureducatie met Kwaliteit en willen dat zoveel mogelijk basisschoolleerlingen kwalitatief hoogwaardig cultuuronderwijs krijgen. Samenwerking tussen gemeenten, scholen en lokale en regionale instellingen is hierbij van wezenlijk belang.
2
Nu de provincie zich terugtrekt van het beleidsterrein Cultuur willen de samenwerkende gemeenten in de regio, door middel van het doen van de gezamenlijke aanvraag Cultuureducatie met Kwaliteit, hun specifieke taak op dit terrein zo goed mogelijk oppakken. 1.4 Proces Op 14 maart heeft het eerste bestuurlijk overleg tussen de drie gemandateerde portefeuillehouders plaatsgevonden. Tijdens dat overleg is de volgende afspraak gemaakt:
Samen met de gemeenten wordt een inventarisatie gemaakt van de volgende zaken: De huidige programma's Cultuureducatie in het primair onderwijs (inclusief uitvoerende instellingen, aantal deelnemende scholen en leerlingen en de financiering van deze programma's) per gemeente; Indicatie van de beschikbare middelen in de gemeentelijke begrotingen voor Cultuureducatie PO 2013-2016; Indicatie van prioriteit die de gemeenten stellen voor activiteiten Cultuureducatie PO ihkv de rijksaanvraag Cultuureducatie met Kwaliteit; 1.5 Conclusie inventarisatie: Uit de eerste voorlopige inventarisatie bij de gemeenten (zie bijlage 4) kan het volgende geconcludeerd worden: Alle gemeenten hebben nu budgetten beschikbaar voor cultuureducatie in het primair onderwijs. De hoogte van die budgetten en de besteding ervan loopt uiteen tussen gemeenten. De afstemming tussen de gemeenten en de scholen over de inzet van die middelen loopt ook uiteen. In veel gemeenten focussen de scholen op drie soorten collectieve programma’s: Erfgoedspoor, ‘Kunstmenu’ of een vergelijkbare variant en Museum en School. In drie gemeenten wordt muziekonderwijs aan geboden. De programma’s die nu figureren in deze inventarisatie kunnen de basis vormen voor de gezamenlijke aanvraag. De bijdrage van de scholen aan deze programma’s varieert per gemeente. Er zijn voldoende overeenkomsten, tussen gemeenten en tussen scholen, op basis waarvan de gemeenten van Holland Rijnland kunnen deelnemen aan een gezamenlijke aanvraag voor Cultuureducatie met kwaliteit binnen de criteria die het Fonds Cultuurparticipatie stelt (zie hoofdstuk 1.2).
Het belang van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit en het komen tot een regionale samenhangende aanpak wordt onderkend door de gemeenten in de regio. 1.6 Keuzes aanvrager Naar aanleiding van de inventarisatie en de conclusies daaruit, stelt de bestuurlijke troika voor, dat 3 regionaal/provinciaal werkende instellingen worden benaderd om een aanvraag te doen: 1. Museumgroep Leiden 2. Kunstgebouw Zuid-Holland 3. Parkexpressie/bibliotheek Rijn en Venen Deze drie aanvragers wordt gevraagd samenwerking met andere lokale/regionale instellingen in hun aanvragen op te nemen (Bijv. BplusC, Jeugdtheaterhuis, Speelkring en en lokale erfgoedinstellingen, die nu al samenwerken binnen erfgoedspoor)
3
1.7 Vervolgacties op basis van inventarisatie Om tot een samenhangende aanvraag te komen moeten de volgende stappen gezet worden. 1. Committment gemeenten Belangrijk is dat de gemeenten zich bewust zijn van de strekking en reikwijdte van de rijksregeling (inhoudelijk, organisatorisch en financieel). Gemeenten moeten zich committeren aan het inhoudelijk belang van de regeling Cultuureducatie met kwaliteit. Op basis hiervan wordt de gemeenten gevraagd om de intentieverklaring te tekenen, en in beginsel dus te matchen met: de huidige RAS-matchingsmiddelen voor cultuurparticipatie en –educatie en/of; nieuwe middelen ten behoeve van cultuureducatie en/of; middelen vanuit de gemeentelijke onderwijsbegroting en/of; bovenlokale / regionale sponsoring/fondsenwerving (Lions, Rotary, Ondernemersfonds, RABO-bank, Schipholfonds, Stichting Greenport Duin- en Bollenstreek) 2. Informeren en input onderwijs PO-Scholen informeren, hun voorkeuren bekend laten maken en stimuleren hun cultuuronderwijs samen met lokale/regionale instellingen vorm te geven. 3. Informeren en samenbrengen van culturele instellingen Instellingen uitnodigen om op basis van huidige voorkeuren (van gemeenten en scholen) en aanwezige (inhoudelijke en organisatorische) kwaliteit – gezamenlijk - tot een programma Cultuureducatie met Kwaliteit te komen. 4. Organiseren van afstemmingsoverleg Na de zomervakantie (medio september) wordt een afstemmingsoverleg tussen PO-scholen en culturele instellingen georganiseerd. 5. Aanbod formuleren Meerdere aanbieders/culturele instellingen in de regio formuleren een programma cultuureducatie en bieden dit aan aan het primair onderwijs en de gemeenten. Op deze wijze kan monopolie worden doorbroken en wordt efficiëntie met andere subsidies mogelijk gemaakt. 1.8 Wie vraagt aan? De regeling staat open voor aanvragen die op voordracht van een deelnemende gemeente/regio worden gedaan door een (culturele) instelling. Deze instelling kan als penvoerder optreden namens meerdere partijen. Zowel het Fonds voor Cultuurparticipatie als de betreffende gemeente of provincie kennen hun matchingsbijdrage toe aan de penvoerder. Op basis van het op 15 februari gegeven mandaat aan de 3 portefeuillehouders, voeren dezen de regie over het komen tot een samenhangende aanvragen voor de hele regio Holland
Rijnland waarin de deelnemende (matchende) gemeenten, de po-scholen en de relevante culturele instellingen zich kunnen herkennen. Belangrijk is dat deze aanvragen inhoudelijk en qua gesteld volume (minimaal €90.000, waarvan €45.000 matching) moet voldoen aan de criteria die het Fonds Cultuurparticipatie stelt aan Cultuureducatie met Kwaliteit (zie bijlage 3 pag 16-19 Beleidsplan Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016). Dit zal wellicht betekenen dat de huidige activiteiten aangepast moeten worden.
4
1.9 Financiën De aanvraag moet minimaal €90.000,00 zijn, inclusief € 45.000,00 matching van de gemeenten. Het maximaal aan te vragen bedrag voor Holland Rijnland (inclusief Leiden en Boskoop) is € 596.994,00 inclusief matching. Dus matching van de gemeenten is maximaal € 298.497,00 (berekend obv aantal inwoners x €0,55). Dit betekent dat er meerdere aanvragen binnen Holland Rijnland mogelijk zijn, mits ze voldoen aan de hierboven genoemde minimale aanvraag. 1.10 Planning Bestuurlijke troika Formeel verzoek tot intentieverklaring AO Cultuur Verzending PHO Bespreking PHO Verzending intentieverklaring Publicatie regeling Deadline aanvragen Beschikking door FCP
10 mei 15 mei 21 mei 29 mei 20 juni vóór 1 juli 1 augustus 1 december 1 februari 2013
1.11 Regie en uitvoering
De regie op het proces ligt bij de bestuurlijke Troika; De Troika belegt de uitvoering (coördineren en begeleiden van de samenhangende aanvragen, waarin de deelnemende/matchende gemeenten en PO-scholen zich herkennen) ambtelijk bij de regionale cultuurnetwerkers en de ambtenaar van Holland Rijnland.
5
Hoofdstuk 2 Overige mogelijkheden tot voortzetting regionale samenwerking 2.1 Achtergrond In de discussienotitie voor het PHO van 15 februari zijn naast de subsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit nog een aantal overige mogelijkheden voorgesteld voor voortzetting van regionale samenwerking op het gebied van cultuur. Het is van belang dat die mogelijkheden wordt besproken. Hieronder worden twee mogelijkheden aangegeven, waarin voortzetting van projecten of nieuwe projecten en de regionale samenwerking kansen biedt. Dit zal tijdens het portefeuillehoudersoverleg in een presentatie uiteengezet worden. Bij de bespreking van de mogelijkheden wordt voorgesteld om stil te staan bij de volgende vraagstukken: 1 Willen de gemeenten de voorgestelde mogelijkheden oppakken? 2 Willen de gemeenten hierin regionaal samenwerken? 3 Moet Holland Rijnland hiervoor een platformfunctie bieden? 4 Kan de cultuurnetwerker hier een rol inspelen?
2.2 Mogelijkheden voortzetting regionale samenwerking Lijn 1 Voortzetten, Versterken en verankeren van enkele RAS-projecten In de afgelopen zes jaar zijn er door de samenwerking in de RAS Cultuurparticipatie veel projecten in de regio ontwikkeld. Veel van deze projecten zijn meerdere jaren uitgevoerd, soms uitgerold naar andere gemeenten en instellingen en zijn inmiddels bekend en gewild in het veld. Verder is een van de thema’s binnen de RAS-projecten de verankering van de activiteiten in de regio. De succesvolle projecten op het gebied van cultuureducatie in het primair onderwijs zullen opgenomen worden in het de subsidieaanvraag Cultuureducatie met Kwaliteit. Het gaat hier om Museum en school en Muziektheater Jacoba van Beieren. De vraag is: Hoe kunnen de overige ontwikkelde succesvolle activiteiten van de RAS worden verankerd in het beleid van de gemeente, van de culturele- en maatschappelijke instellingen en/of het onderwijs? In 2012, het laatste jaar van de RAS-periode, wordt door de betrokken partners uitgebreid aandacht besteed aan de verankering van de ontwikkelde projecten en wordt de mogelijke implementatie en voortzetting van activiteiten cultuurparticipatie voorbereid. Mogelijke voorbeelden zijn: - Bemused en Tradities in het VO, wordt geïmplementeerd in het reguliere lesprogramma van de scholen; - De activiteiten voor ouderen worden onderdeel van het ouderenbeleid van de gemeenten. - Jongerencultuurfestival en Cultuur als brug naar leefbaarheid worden onderdeel van het jongerenbeleid. Financieringsmogelijkheden: Gemeenten zouden in overleg kunnen treden met de uitvoerende instellingen om de bekostiging op een andere wijze te organiseren. Ook kunnen zijn het onderwijs vragen om hierin te investeren.
6
Voor deze module zou mogelijk ook financiële ruimte gevonden moeten worden in het cultuurbeleid van de gemeente, waarbij uitgegaan zou kunnen worden van de huidige matchingsmiddelen die de gemeenten inzetten in de RAS-periode. Gezien de bezuinigingen bij de gemeenten en de stopzetting van de subsidie in de RAS, zullen er wel prioriteiten gesteld moeten worden in de keuze voor projecten die men voort zou willen zetten in het eigen en gezamenlijke cultuurbeleid. Samenwerking of lokaal: In deze module is samenwerking tussen gemeenten geen vereiste, maar dit wordt wel aanbevolen. De samenwerking in de culturele projecten heeft niet alleen geresulteerd in een groter bereik, maar heeft er in de afgelopen jaren ook voor gezorgd dat de kwaliteit van de projecten is verbeterd. Daarnaast zouden, zonder samenwerking in de regio, diverse culturele activiteiten niet van de grond zijn gekomen en zou het voor individuele gemeenten soms niet mogelijk zijn geweest om projecten in hun eentje te financieren. Verder is door de samenwerking, samen met de inzet van cultuurnetwerkers, in de regio een zichtbare regionale infrastructuur ontwikkeld op het gebied van cultuureducatie- en participatie. Dit heeft gezorgd voor netwerkvorming tussen deelnemende gemeenten en vooral ook tussen culturele en maatschappelijke instellingen in Holland Rijnland (musea, jongerenorganisaties, ouderenorganisaties, muziek- dans- en theaterverenigingen, bibliotheken, scholen voor PO en VO). Lijn 2 Aansluiten bij Recreatie & Toerisme en Erfgoed De regio Holland Rijnland is rijk aan erfgoed, kunst en cultuur. Dit brengt veel toerisme naar de regio en veel mensen van binnen de regio, maar vooral ook buiten de regio komen onder andere daarom hier recreëren. Beleid en activiteiten rond cultuur en recreatie en toerisme moeten daarom goed op elkaar afgestemd worden. Gezamenlijke aanpak versterkt activiteiten en zullen deelname aan culturele activiteiten verhogen en het toerisme en recreatie bevorderen. Mogelijke voorbeelden zijn: -
Het gezamenlijk opzetten van culturele arrangementen en evenementen in de regio; Regionaal, nationaal en internationaal informeren over wat er te doen is in Holland Rijnland door middel van digitale media, naar voorbeeld van de website voor het Groene Hart (www.groenehart.nl); Een regionale agenda maken van evenementen en arrangementen;
Financieringsmogelijkheden: De gemeenten kunnen het bedrijfsleven en de horeca betrekken bij culturele arrangementen en evenementen en hen om medefinanciering vragen; Samenwerking of lokaal Het is van belang dat lokaal aansluiting is tussen cultuur en recreatie & toerisme. Maar afstemming, samenhang en samenwerking tussen gemeentelijke activiteiten maken elkaars evenementen en arrangementen nog aantrekkelijker voor de toerist en recreant.
7
;;_~
-':C _-_ --
Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs Bestuurlijk kader 1. Inleiding Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit heeft tot doel de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs door middel van een landelijk samenhangende aanpak te borgen. Het programma bestaat uit drie parallel uitgevoerde trajecten: centraal, decentraal en via het onderwijs. Dit bestuurlijk kader beschrijft allereerst de doelen en de opzet van het gehele programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Vervolgens wordt het decentrale traject nader uitgewerkt. Specifiek bevat het bestuurlijk kader de opzet van en de richtlijnen voor de door het Fonds voor Cultuurparticipatie te ontwikkelen regeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Binnen deze regeling kunnen, op voorspraak van gemeenten en provincies, lokale aanvragen in het kader van dit programma worden ingediend.
2. Belang Cultuureducatie met Kwaliteit Cultureel bewustzijn is in de eenentwintigste eeuw een kemcompetentie. Mensen krijgen met steeds meer en met steeds snellere veranderingen te maken. Het goed kunnen omgaan met deze veranderingen is om je te handhaven in de wereld van nu - maar zeker in die van over twintig jaar -van groot belang. Ook het omgaan met (culturele) verschillen wordt ten gevolge van internationalisering en migratie steeds belangrijker. De waarde van historische kennis als onderdeel van een gezamenlijke identiteit wordt steeds meer onderkend.
De betekenis van creativiteit als productiefactor zal verder toenemen. Door het kabinet is het topgebied creatieve industrie benoemd. Het bedrijfsleven selecteert in toenemende mate op creatieve competenties. Het instituut KEA, European Affairs (2009) wijst in zijn studie The impact of culture on creativity op de economische betekenis van culture-based creativity. Wetenschappers als Antonio Damasio (neurowetenschap) en onderwijsdeskundigen als sir Ken Robinson benadrukken dat creativiteit voor de ontwikkeling van kinderen van wezenlijk belang is, ook voor hun schoolprestaties. De Onderwijsraad adviseert zowel in zijn advies Onderwijs vonnt (2011) als in zijn werkprogramma 2011 om (culturele) vorming nadrukkelijker onderdeel van het onderwijs te laten zijn. Dit alles onderstreept het belang van een goede ontwikkeling van cultureel bewustzijn bij kinderen en jongeren.
3. Analyse stand van zaken Ook in de afgelopen jaren is door de drie overheden samengewerkt op het thema cultuureducatie.
Het beleid was ondermeer gericht op het vergroten van de samenwerking tussen scholen en culturele instellingen en de verankering van die samenwerking in netwerken. In de periode 20022008 was cultuureducatie gelieerd aan het Actieplan Cultuurbereik en in de jaren 2009-2012 viel cultuureducatie onder de overhedenregeling van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Specifiek voor het primair onderwijs hebben de overheden met behulp van een driejarige regeling (2004-2007) ondersteuning verleend met activiteiten en informatie en bij visieontwikkeling en netwerkvorming. Dit stimuleringsbeleid heeft aantoonbaar tot vooruitgang geleid1:
1
Momtor Cllltuureducatie 2008-2009. Utrecht, september 2009.
1
• • • •
De muur tussen scholen en culturele instellingen is grotendeels geslecht: scholen werken meer samen met musea, schouwburgen, centra voor de kunsten en bioscopen. Culturele instellingen stemmen hun aanbod steeds meer af op de vraag van het onderwijs Steeds meer scholen hebben hun plannen op het gebied van cultuureducatie vastgelegd. Veel scholen hebben een cultuurcoördinator aangewezen.
Het gaat mede dankzij het gevoerde beleid beter met de randvoorwaarden voor cultuureducatie. Maar er zijn diverse aanwijzingen dat het met de inhoudelijke borging, zowel binnen het onderwijs als binnen culturele instellingen nog veel beter kan, en moet. Zo zijn er veel initiatieven die los van elkaar opereren, waarbij sterk de nadruk ligt op een eerste kennismaking. Scholen en instellingen werken vaak met incidentele projecten. Er zijn grote verschillen in werkwijze en aanpak en er wordt er niet altijd van elkaars ervaringen geleerd. Dit alles draagt niet bij aan een stevig fundament en een goede berging, kortom aan de kwaliteit van cultuureducatie. Ook de Raad voor Cultuur wijst op de vele spelers die bij cultuureducatie betrokken zijn. De Raad merkt in zijn sectoranalyse bij het advies over de basisinfrastructuur 2013-2016 op dat" de infrastructuur in Nederland op het gebied van cultuureducatie aan buitenstaanders nauwelijks meer is uit te leggen". De Raad wijst er ook op dat er maar weinig scholen met een doorlopende leerlijn werken. De lokale en landelijke ondersteuningsstructuur voor educatie vertoont overlap met de ondersteuningsstructuur voor amateurkunst Uit onderzoek weten we, tot slot, dat weliswaar veel, maar zeker niet alle culturele instellingen aandacht besteden aan educatie.
3. Doel en opzet programma Cultuureducatie met Kwaliteit Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit heeft tot doel de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs door middel van een landelijk samenhangende aanpak te borgen. Hierbij gaat het om de verankering van cultuureducatie binnen het onderwijs en binnen de culturele instellingen. Deze ambitie vertaalt zich in onderstaande operationele doelen. Deze zullen worden gekwantificeerd op basis van een nog te verrichten nulmeting onder scholen en culturele instellingen. De operationele doelen gelden voor het programma als geheel, maar zijn richtinggevend voor de onderliggende activiteiten. Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit: 1. bevordert de beoordeling van het behalen van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie; 2. stimuleert het werken met een doorgaande leerlijn (zie bijlage 1) voor cultuureducatie; 3. stimuleert leraren om hun bekwaamheden op het gebied van culh:mreducatie te onderhouden en te verdiepen; 4. bevordert dat culhlrele instellingen een beleid voeren gericht op educatie en participatie van de jeugd, in het bijzonder dat zij komen tot een op de kerndoelen afgestemd aanbod voor scholen in het primair onderwijs. Deze doelen liggen voor een belangrijk deel binnen het onderwijsdomein, maar zij kunnen niet gerealiseerd worden zonder de culturele omgeving van de scholen. Daarom kent het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016 drie parallelle trajecten; 1.
Centraal: o adviesaanvraag aan de onderwijsraad en de raad voor cultuur over de vraag hoe scholen en culturele instellingen het best ondersteund kunnen worden bij het geven van invulling aan de kerndoelen (bijlage 2); o ontwikkeling van concrete handvatten voor scholen, leerkrachten en culturele instellingen, die breed ter beschikking zullen worden gesteld; o flankerend beleid door het Fonds voor Cultuurparticipatie (samen met het Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst); o aangescherpte subsidievoorwaarden ten aanzien van educatie voor instellingen met rijksfinanciering.
2
2.
3.
Decentraal o bestuurlijke afspraak (totaalbudget 20 miljoen euro per jaar, inclusief matching) erop gericht om door middel van lokale initiatieven de vier hoofddoelen van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (zie hierboven) te bereiken. Onderwijs: o een budget van 18 miljoen euro per jaar via de prestatiebox van het primair onderwijs voor het versterken van de samenhang binnen, en de kwaliteit van, het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie.
4. Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit
4.1 Opzet De opzet van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit is dat aanvragen op voorspraak van een gemeente of provincie door culturele instellingen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie worden ingediend. Deze aanvragen komen tot stand onder regie van de gemeente of provincie. Gemeenten en provincies bepalen door middel van hun matchingsbijdrage welke plannen in behandeling worden genomen door het Fonds voor Cultuurparticipatie. De gemeente of provincie ziet erop toe dat de aanvraag past binnen de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit maar kijkt ook naar lokale beleidsprioriteiten. Uitgangspunt is dat het om stimuleringsbeleid gaat: naast dit stimuleringsbeleid heeft ieder van de overheidslagen een eigenstandige verantwoordelijkheid ten aanzien van goede cultuureducatie (bijlage 3). De regeling is erop gericht om een gewenste ontwikkeling (de hoofddoelen van Cultuureducatie met Kwaliteit) te stimuleren, voortbouwend op deze eigenstandige verantwoordelijkheid.
Het Fonds voor Cultuurparticipatie ontwikkelt de subsidieregeling Cultuureducatie met Kwaliteit op basis van de richtlijnen uit dit bestuurlijk kader. Het fonds bewaakt aan de hand van de criteria van de subsidieregeling de samenhang tussen de landelijke en de lokale beweging Cultuureducatie met Kwaliteit. Deze beoordeling vindt plaats door het bureau-van het fonds. Indien gewenst ondersteunt het fonds de deelnemende gemeenten en provincies al vroeg in het aanvraagproces. Ook legt het fonds verbindingen tussen deelnemende gemeenten en provincies waar dat van toepassing is. Naast de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit ontwikkelt het Fonds voor Cultuurparticipatie ook een flankerend beleid Cultuureducatie met Kwaliteit gericht op de ondersteuning van landelijke best practices, bij voorbeeld gericht op deskundigheidsbevordering, onderzoek en de ontwikkeling van handreikingen voor scholen, docenten en instellingen. Onderdeel van dit flankerend beleid zijn ook de (voortzetting van de) netwerken van de deelnemende overheden en (opbouw van) de netwerken van de aanvragende culturele instellingen vanaf de start van de nieuwe periode. Met name wat betreft de ontwikkeling van doorgaande leerlijnen zal het Fonds voor Cultuurparticipatie ervoor waken dat het wiel op meerdere plaatsen wordt uitgevonden. Ook zal het fonds zoveel mogelijk trachten te voorkomen dat er op decentraal niveau doorgaande leerlijnen worden ontwikkeld die niet goed aansluiten bij het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur en de mogelijk daarop volgende nadere uitwerking van de kerndoelen. Het Fonds voor Cultuurparticipatie werkt bij dit alles nauw samen met het Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst. Daarbij gaat het naast het benutten van de bij dit instituut aanwezige kennis en informatie bijvoorbeeld ook om het opzetten van de landelijke monitoring en de verspreiding van de te ontwikkelen handvatten voor scholen en culturele instellingen via de netwerken van Interne Coördinatoren Cultuureducatie, pabo's en combinatiefunctionarissen. Zo veel mogelijk zal de aansluiting worden gezocht bij de lokale (kennis)centra.
4.2 RichtliJnen Onderstaande richtlijnen zijn geformuleerd op basis van gesprekken die in het afgelopen jaar tussen gemeenten, provincies en OCW zijn gevoerd. De in die gesprekken besproken inhoudelijke
3
analyse (in dit bestuurlijk kader opgenomen als paragraaf 2 en3) vormde daarbij het vertrekpunt. OCW geeft het Fonds voor Cultuurparticipatie opdracht om de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit volgens deze richtlijnen te ontwikkelen.
Deelname, werkwijze en financiën 1. Deelname aan de regeling staat open voor (culturele) instellingen afkomstig uit gemeenten en provincies die deelnamen aan de Regeling Cultuurparticipatie 2009-2012 voor zover deze gemeenten en provincies zich door middel van een intentieverklaring akkoord hebben verklaard met het bestuurlijk kader Cultuureducatie met Kwaliteif.2 2. De regeling staat open voor aanvragen die op voordracht van een deelnemende gemeente of provincie, worden gedaan door een (culturele) instelling. 3. De in het kader van de regeling ingediende aanvragen worden gematcht door de deelnemende gemeente of provincie (50-50). Het beschikbare (en te matchen) bedrag wordt berekend op basis van het aantal inwoners in de betreffende provincie of gemeente (bijlage 4). Gemeenten en provincies zien erop toe dat er niet meer wordt aangevraagd dan het bedrag dat voor aanvragen vanuit de betreffende gemeente of provincie beschikbaar is. 4. Middelen die afkomstig zijn uit de onderwijsbekostiging (zoals de prestatiebox primair onderwijs) en ook de middelen die verbonden zijn aan de impuls combinatiefuncties kunnen niet als matching worden opgevoerd. Voor het overige zal worden gekeken of de bekostigde activiteiten passen binnen de doelen van de regeling en of er geen substitutie plaats vindt. Er hoeft geen sprake te zijn van 'nieuw geld'. 5. De aanvragende instelling kan als penvoerder optreden namens meerdere partijen. Zowel het Fonds voor Cultuurparticipatie als de betreffende gemeente of provincie kem1en hun matchingsbijdrage toe aan de penvoerder. 6. Scholen kunnen geen aanvrager zijn, maar moeten zowel inhoudelijk als financieel partner zijn, blijkend uit. • inhoudelijk: een beargumenteerde verbinding met het doel van de prestatiebox Cultuureducatie met Kwaliteit: het versterken van de samenhang binnen en de kwaliteit van het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie (kunsten en erfgoed); • financieel: een zichtbare financiële bijdrage aan het plan vanuit de deelnemende scholen (ook dit hoeft geen 'nieuw geld' te zijn). 7. BIS-instellingen kunnen evenmin aanvrager zijn, maar mogen wel als partij zijn opgenomen in het plan. Als BIS-instellingen hiervoor een vergoeding vragen dan moet in het plan zijn beargumenteerd dat de activiteiten waar het om gaat aanvullend zijn op de activiteiten die zijn opgenomen in hun aanvraag voor de BIS- 2013-2016. 8. De regeling dient aanvragen met een substantieel karakter en die gericht zijn op samenhang te bevorderen. De minimale omvang voor aanvragen vanuit deelnemende gemeenten is daarom €90.000,- (inclusief matching). 9. Indien op basis van de toets door het Fonds voor Cultuurparticipatie geconstateerd wordt dat een aanvraag gebreken vertoont, vindt overleg plaats met de betrokken gemeente of provincie. Afhankelijk van de uitkomst hiervan wordt de aanvrager in staat gesteld zijn aanvraag aan te passen. 10. De regeling vraagt om plannen voor de periode 2013-2016. Na twee jaar is er een moment waarop de platmen worden geactualiseerd en aangescherpt, met gebruikmaking van de in 2ffi3 en 2014landelijk ontwikkelde instrumenten en de in die jaren verrichte nulmetingen onder scholen en culturele instellingen
2
De provincie Zuid-Holland heeft in de ambtelijke ronde aangegeven zeer waarschijnlijk niet te zullen deelnemen. In dat geval zal een uitzondering worden gemaakt voor de Zuid-Hollandse RAS-regio's. Zij zullen dan in staat gesteld worden om een zelfstandige intentieverklaring in te dienen. Echter, de ondergrens voor de omvang van de platmen zal hierop niet worden aangepast. Dit kan betekenen dat RAS-regio's moeten samenwerken.
4
r-e:---~-~-~---
Inhoud
1. 2.
3.
4.
5.
Het hoofdcriterium van de regeling is dat de ingediende plannen een bijdrage leveren aan een of meerdere van de vier hoofddoelen van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit Hierbij vraagt de regeling in ieder geval om: a. een duurzame en intensieve samenwerking tussen het lokale onderwijs en de culturele sector en hierbij bij voorkeur ook de schoolbesturen te betrekken; b. een onderwijskundige visie die de culturele ontwikkeling van het kind centraal stelt (in plaats van korte aanbodgerichte kennismakingen); c. het centraal stellen van de leeropbrengst en een duidelijke relatie tot de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie (kunsten en erfgoed) van het primair onderwijs. De regeling bevordert dat de aanvraag in gaat op een of meerdere van onderstaande zaken: • professionalisering van docenten en of medewerkers culturele inste11ingen • nascholing • samenwerking metpabo's • samenhangende regionale aanpak • benutting ICC-netwerken • de lokale educatieve agenda • de impuls combinatiefuncties • het kwaliteitskader cultuureducatie voor culturele instellingen dat door Oberon is ontwikkeld. De aanvraag heeft betrekking op cultuureducatie in het primair onderwijs. In zeer beperkte mate is er de mogelijkheid om hierbij de aansluiting met het voortgezet onderwijs te betrekken. De Cultuurkaart is echter als bestedingsmogelijkheid uitgesloten. Uit de aanvraag blijkt dat, en op welke wijze, afstemming heeft plaatsgevonden met vertegenwoordigers uit het onderwijs en culturele veld.
Monitoring, verantwoording en evaluatie 1. 2. 3. 4.
De regeling stroomlijnt de verantwoording aan het Fonds voor Cultuurparticipatie en aan de deelnemende gemeente of provincie. De regeling vraagt om aan te geven hoe de in de aanvraag beschreven activiteiten gemonitord en geëvalueerd gaan worden. De regeling vraagt aan aanvragers om deel te nemen aan een traject gericht op kennisuitwisseling waarin door het Fonds voor Cultuurparticipatie zal worden voorzien. Op de regeling zal door het Fonds voor Culhmrparticipatie in 2014 een bendunark worden uitgevoerd. Uiterlijk in 2016 vindt een inhoudelijke evaluatie plaa'ffi.
4.3 Planning
13 juli 2012: 1 juli 2012 1 augustus 2012: 1 december 2012 1 februari 2013 1 oktober 2014
deadline intentieverklaring advies Onderwijsraad en Raad voor Cultuur publicatie regeling deadline aanvragen beschikking door Fonds voor Cultuurparticipatie tussentijdse bijstelling
5
Bijlage 1: Voorwaarden voor goede cultuureducatie Uit de literatuur (Bamford, Monsma, Oberon) blijkt dat er een aantal voorwaarden is voor goede cultuureducatie: 1. Het hebben van een visie op de plaats van cultuur in de ontwikkeling en het leren van kinderen. 2. De uitwerldng van de kerndoelen: wat moet het kind kennen en kunnen aan het eind van de schoolperiode? 3. De aanwezigheid van een doorgaande leerlijn: a. uitwerking per leerjaar van wat een kind moet kennen en kunnen aan het eind van de schoolperiode b. de plaats van cultuur in andere dan de cultuurvakken c. aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs d. aansluiting tussen binnenschools en buitenschools 4. Goed opgeleid personeel: leraren moeten bevoegd zijn en de mogelijkheid hebben zich bij te scholen; ditzelfde geldt voor (educatief) medewerkers van culturele instellingen. 5. Het aantal uren en middelen voor cultuurvakken in het onderwijs en binnen de culturele instellingen. Het centrale concept is de doorgaande leerliin: de visie en de uitwerking van de kerndoelen zijn nodig voor het opstellen van een doorgaande leerlijn; goed opgeleide docenten en (educatief) medewerkers met voldoende uren en middelen zijn nodig voor de uitvoering van een doorgaande leerlijn.
6
Bijlage 2: Adviesaanvraag Onderwijsraad en Raad voor Cultuur
Rijnstraat 50 DenHaag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksove:rheid.nl
Contactpersoon W. Burggraaff T +31-70-412 4100
[email protected] IPC3300
Onze referentie 310209
Aan de voorzitter van de Onderwijsraad Prof.dr. G.T.M. ten Dam Nassaulaan 6 2514 JS Den Haag Aan de waarnemend voorzitter van de Raad voor Cultuur drs. M.L. de Meijer postbus 612543 2506 AE Den Haag
Datum Betreft
adviesaanvraag Cultuureducatie met Kwaliteit
Geachte mw. Ten Dam, geachte mw. De Meijer,
Inleiding Een goede ontwikkeling van het cultureel bewustzijn van onze kinderen en jongeren vereist kwalitatief goede cultuureducatie3, Met het beleid van de afgelopen jaren is verankering van een aantal organisatorische randvoorwaarden tot stand gekomen. Maar om kwalitatief goede cultuureducatie in ons onderwijs te realiseren acht ik een andere aanpak noodzakelijk. Ik wil daarmee beginnen in het primair onderwijs. Daar ligt het fundament voor de persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit die culiDur losmaakt. Dit voornemen heb ik nader uitgewerkt in mijn brief aan de Tweede Kamer van 10 juni jl. (IK 2010-201132820, nr. 1). In dit kader leg ik uw beider raden deze adviesaanvraag voor.
Analyse van de hwdige situatie De regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs is in 2004 gestart met als doel de positie van cultuureducatie binnen het primair onderwijs te versterken. Scholen konden een bedrag
3 Onder cultuureducatie verstaan we hier zowel het onderwijs bmnen de school in het kader van het leergebied kunstzinnige oriëntatie als de educatieve bijdrage van culttrrele instellingen hieraan.
7
van €10,90 per leerling ontvangen als zij hun visie op cultuureducatie in het schoolplan opnamen. Het geld was bedoeld om deze visie samen met culturele instellingen te vertalen in concrete activiteiten Gemeenten en provincies zorgden hierbij, via een bestuurlijke afspraak tussen OCW, IPO en VNG, voor de begeleiding van scholen en instellingen. De regeling heeft succes gehad. Uit de Monitor cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs blijkt dat naast een toename van het aantal ondernomen activiteiten door scholen, sinds 2004 scholen in het primair onderwijs steeds beter gaan scoren wat betreft de verankering van de organisatorische randvoorwaarden voor cultuureducatie, zoals het hebben van een beleidsplan en de aanstelling van een coördinator (Oberon/Sardes 2005, 2006, 2008, 2010). Dezelfde monitorgegevens bieden geen zicht op de kwaliteit van de geboden cultuureducatie, maar bieden wel indicaties over de inhoudelijke verankering: • het aantal scholen met vakdocenten voor de kunstvakken in het PO is teruggelopen (van 66% in 1988 naar 19% in 2009), terwijl groepsleerkrachten hun deskundigheid op dit gebied laag inschatten; • het aantal scholen dat werkt met een doorgaande leerlijn cultuureducatie is beperkt. Op basis van gesprekken in het veld constateer ik dat het voor alle betrokkenen (scholen, culturele instellingen en overheden) lastig is om de praktijk van cultuureducatie inhoudelijk te waarderen en dat het daardoor in veel gevallen moeilijk is om de kwaliteit van de geboden cultuureducatie te beoordelen of aan te tonen. Daarnaast hebben culturele instellingen weinig inhoudelijke handvatten wanneer zij samenwerken n1et het onderwijs. Tevens komt uit gesprekken met het veld een beeld naar voren van veel initiatieven die los van elkaar bestaan en waarbij sterk de nadruk ligt op een eerste kennismaking met cultuur. Scholen en instellingen werken vaak met incidentele projecten die vooral zijn gericht op vernieuwing van het lesaanbod. Daardoor zijn er grote verschillen in werkwijze en aanpak ontstaan. Dit leidt er ook toe dat er niet genoeg van elkaars ervaringen wordt geleerd en er te weinig aandacht is voor inhoudelijke samenhang. Dat staat een stevig fw1dament voor cultuureducatie in de weg.
Eerder advies Uw gezamenlijke advies 'Onderwijs in cultuur' uit 2006 bevat heldere aanbevelingen voor de versterking van cultuureducatie in het onderwijs. Veel van die adviezen zijn de afgelopen jaren opgevolgd. De regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs is verlengd en de opleiding en professionalisering van de interne cultuurcoördinator is voortgezet. De vereniging van cultuurprofielscholen is ondersteund en onderzoek naar de ontwikkeling van doorgaande leerlijnen en een theoretisch fundament voor erfgoededucatie is in gang gezet.
Vraag Ik streef naar cultuureducatie van goede kwaliteit. In de komende 4 jaar wil ik bereiken dat we de kwaliteit van de birmen het onderwijs en door culturele instellingen aangeboden cultuureducatie goed kunnen beoordelen. Daarom vraag ik u mij te adviseren over hoe scholen ondersteund kunnen worden bij het verzorgen van kwalitatief goede cultuureducatie en hoe culturele instellingen4 in het verlengde daarvan kunnen komen tot een op de kerndoelen afgestemd aanbod voor scholen.
4
Het gaat dan om culturele instellingen met of zonder subsidie en om brutenschoolse aanbieders van kunsteducatie.
8
Daarbij ga ik ervan uit de huidige kerndoelen gehandhaafd blijven en dat het aantallesuren in het rooster voldoende isS. Ik verzoek u in ieder geval de volgende punten in uw advies te betrekken: • Welke instrumenten nodig zijn om scholen en leerkrachten în staat te stellen invullîng te geven aan de kerndoelen in het leergebied kunstzinnige oriëntatie. Welke fasering in de tijd past hierbij? • Eisen aan en rol van een doorgaande leerlijn binnen- en buitenschools en de wijze waarop culturele instellingen hieraan kunnen bijdragen. • De deskundigheidsbevordering van vakleerkrachten en groepsleerkrachten om deze bekwaam te houden en deze bekwaamheid eventueel te verdiepen. • De professionalisering en organisatie van de educatiefunctie van culturele instellingen. • Het meten van en het toezicht op de kwaliteit van cultuureducatie. • De gevolgen van uw advies voor betrokken partijen, zoals bestuurlijke partners, schoolbesturen, ouders, de onderwijsinspectie, de Stichting Leerplanontwikkeling, het Kunstvakonderwijs, de centra voor de kunsten, het Fonds voor Podiumkunsten en Cultuurparticipatie i.o. en het Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst i.o. Ook verzoek ik u uw advies te formuleren binnen de context van het opbrengstgericht werken in het primair onderwijs en het advies van de Onderwijsraad over de vormende taak van scholen en leraren.
Tot slot Indien mogelijk ontvang ik uw gezamenlijke advies uiterlijk 1 juli 2012. Voor hlssentijdse afstemming kunt u contact opnemen met de directie Kunsten t.w. de heer Wim Burggraaff (0704124100). De staatssecretaris van Ondenvijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Halbe Zijlstra
5 Uit de monitorgegevens van Sardes/ Oberon bhjkt dat de urenbesteding aan cultuureducatie al jaren stabiel is: van ruim 10 uur per week in groep 2 tot ruim 5 uur per week in groep 7.
9
Bijlage 3: Algemeen Kader Interbestuurlijke Verhoudingen Cultuur (blz.
2)
Cultuureducatie Aangezien rijk, gemeenten en provincies ieder verantwoordelijk zijn voor een deel van een zeer verweven keten ligt het voor de hand de gezamenlijke verantw"oordelijkheid voor de kennismaking met cultuur van alle kinderen en jongeren als uitgangspunt te blijven nemen. Rijk Het rijk zorgt voor:
a) b) c)
de bekostiging en het wettelijk kader van het onderwijs; de opdracht aan culturele instellingen met rijksfinanciering; de landelijke ondersteuning (innovatie, kennis en netwerken);
Provincies Op het gebied van cultuurparticipatie hebben provincies een rol in de tweedelijns ondersteuning, in het bevorderen van de kwaliteit en in de regionale spreiding (toegankelijkheid). Gemeenten De feitelijke kennismaking met cultuur vindt plaats in gemeenten, in een nauw samenspel van scholen en cultuuraanbieders (met en zonder subsidie). De gemeente heeft daarbij de regie en faciliteert: • een breed en samenhangend cultureel aanbod voor scholen • bemiddeling van het aanbod • aansluiting binnenschools-buitenschools • afspraken met scholen (bijvoorbeeld in het kader van de Lokale educatieve agenda)
10
r~c:-:-:-"'-
Biilage 4: Matchingsbedragen Bedragper inwoner
Matchingsbedrag
2013-2016
2013-2016
1.631.655
€ 0,55
€ 897.410
Inwonertal 20126 Noord-Brabant Breda
176.507
€0,55
€ 97.079
Eindhoven
217.228
€0,79
€171.610
Helmond
88.798
€0,55
E 48.839
s Hertogenbosch
141.857
€ 0,55
E 78.021
Tilburg
207.510
€0,55
E 114.131
381.842
€0,55
€ 210.013
108.856
€0,55
€ 59.871
202.315
€0,55
€111.273
Drenthe
Emmen Flevoland
193.151
€0,79
€152.589
551.958
€ 0.55
€ 303.577
95.321
€0,55
€52427
1.429.847
€0,55
€ 786.416
Apeldoorn
156.922
€0,55
€ 86.307
Arnhem
149.226
€0,79
€ 117.889
Ede
108.726
€0,55
€ 59.799
Niimegen
165.180
€0,55
€ 90.849
387.762
€0,55
€ 213.269
Groningen
192.985
€0,79
€152.458
718.484
€0,55
€395.166
Heerlen
88.993
€0,55
€ 48.946
Maastricht
121.050
€0,79
€ 95.630
S1ttard-Geleen
94.499
€0,55
€ 51.974
Venlo
99.967
€0,55
€ 54.982
1.381.022
€ 0,55
€ 759.562
94.222
€0,55
€ 51.822
Almere Friesland Leeuwarden Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-HoHand Alkmaar Amsterdam
789.285
€0,79
€ 623.535
Haarlem
151.853
€0,55
€ 83.519
Haarlemmermeer
143.884
€0,55
€ 79.136
Zaanstad
148.200
€ 0,55
€ 81.510
678.419
€0,55
€ 373.130
Deventer
98.667
€0.55
€ 54.267
Enschede
158.091
€0,79
€124.892
Hengelo
80.916
€0,55
€ 44.504
Overijssel
6
Peildatum 1 januari 2012, voorlopige CBS cijfers van 27 februan 2012.
11
121.485
€0,55
E 66.817
772.585
€0,55
€424.922
Amersfoort
148.230
€0,55
E 81.527
Utrecht
316.160
€0,79
€ 249.766
Zwolle Utrecht
1.873.307
€0,55
E 1.030.319
Delft
98.679
€0,55
E 54.273
Dordrecht
118.880
€0,55
€ 65.384
Leiden
118.745
€0,55
€ 65.310
Rotterdam
615.937
€0,79
€ 486.590
s Gravenhag-e
501.048
€0,79
€ 395.828
Westland
101.973
€0,55
E 56.085
Zoetermeer
122.312
€0,55
E 67.272
381.363
€0,55
E 209.750
Zuid-Holland
Zeeland
€ 9.980.245
16.725.902
Totaal
Uitsplitsing Zuid-Holland (RAS regio's)
Inwonertal 2012
Bedragper inwoner Matchingsbedrag 2013-2016 2013-2016
130.450
€0,55
€ 71.748
Graafstroom
9.795
€0,55
€ 5.387
Giessenlanden
14.508
€0,55
€ 7.979
Hard.inxveld-Giessendam
17.651
€0,55
€ 9.708
Gorinchem
35.090
€0,55
€19.300
Leerdam
20.664
€0,55
€ 11.365
Zederik
13.434
€0,55
€ 7.389
Liesveld
9.790
€0,55
€ 5.385
Nieuw-Lekkerland
9.518
€0,55
€ 5.235
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
238.615
€0,55
€131.238
Gouda
71.231
€0,55
€ 39.177
Bodegraven-Reeuwiik
32.831
€0,55
€18.057
Midden-Holland
Vlist
9.774
€0,55
€ 5.376
Schoonhoven
11.818
€0,55
€ 6.500
Bergambacht
9.904
€0,55
€ 5.447 € 7.696
NedeJ:lek
13.992
€0,55
Ouderkerk
8.046
€0,55
€ 4.425
Zuidplas
40.654
€0,55
€ 22.360
Waddinxveen
25.275
€0,55
€13.901
12
Boskoop7
Holland-RIJnland
15.09{)
€0,55
€ 8.300
408.885
€0,55
€ 224.887 € 13.369
Voorschoten
24.308
€0,55
Zoeterwoude
8.163
€0,55
€4.490
Leiderdorp
26.705
€0,55
€ 14.688
Kaag_en Braassem
25.747
€0,55
€14.161
Teybngen
35.678
€0,55
€ 19.623
Oegstgeest
22.798
€0,55
€ 12.539
Katwijk
62.491
€0,55
€ 34.370 € 14.037
Noordwilk
25.521
€0,55
Noordwijkerhout
15.651
€0,55
€ 8.608
Alphen aan den Rijn
72.844
€0,55
€ 40.064
Rijnwoude
18.624
€0,55
€ 10.243
Nieuwkoop
26.960
€0,55
€ 14.828
Lisse
22.561
€0,55
€12409
Hillegom
20.834
€0,55
€ 11.459
213.426
€0,55
€117.384
Haaglanden Wassenaar
25.731
€0,55
€ 14.152
Leidsd1endam-Voorburg
72.401
€0,55
€ 39.821
Pj_i!lacker-Nootdorp
50.108
€0,55
€ 27.559
RijSWijk
46.963
€0,55
€ 25.830
Midden-Delfland
18.223
€0,55
€ 10.023
€ 330.223
Stadregio Rotterdam
600.406
€0,55
Barendrecht
47.055
€ 0,55
€ 25.880
Albrandswaard
25.018
€0,55
€13.760
Maassluis
31.849
€0,55
€17.517
Schiedam
76.129
€0,55
€ 41.871
Vlaardingen
71.110
€0,55
€ 39.111
Brielle
16.071
€0,55
€ 8.839 € 21.689
Hellevoetsluis
39.434
€ 0,55
Westvoorne
13.895
€0,55
€7.642
aan den ljssel
66.108
€0,55
€ 36.359
Krimpe11 aan den Ijsset
28.676
€0,55
€ 15.772
Lansingerland
55.259
€0,55
€ 30.392
Ridderkerk
45.210
€0,55
€ 24.866
C~elle
Spilkenisse
72.171
€0,55
€ 39.694
Bernisse
12421
€0,55
€ 6.832
48.304
€0,55
€ 26.567
Goedereede
11.375
€ 0,55
€ 6.256
Goeree-Overflakkee
7
Boskoop heeft ambtelijk verzocht om, voormtlopend op de fusie met Alphen aan den Rljn, te worden ingedeeld in de regio Holland Rijnland. Als d1t verzoek formeel, met akkoord van de betrokken reg1o's, door OCW is ontvangen zal dit in de definitieve regeling worden aangepast.
13
Dirksland
8.478
€0,55
€4.663
Middelliamis
18.049
€0,55
€ 9.927
Oostflakkee
10.402
€0,55
€ 5.721
84.778
€0,55
€ 46.628
Kürendijk
10.798
€0,55
€ 5.939
Oud-Beijerland
23.416
€0,55
€ 12.879
Binnenmaas
28.934
€0,55
€ 15.914
Strijen
8.850
€0,55
€ 4.868
Cromstrijen
12.780
€0,55
€ 7.029
148.443
€0,55
€ 81.644
Hoeksche Waard
Drechtsteden
Totaal
Sliedrecht
24.219
€0,55
€ 13.320
Papendrecht
32.029
€0,55
€17.616
€0,55
€10.693
Alblasserdam
19.442
Hendrik-Ido-Ambacht
28.249
€0,55
€ 15.537
Zwijndrecht
44.504
€0,55
€ 24.477
1.873.307
€1.030.319
14
Bijlage 4: Samenvatting inventarisatie gemeenten Cultuureducatie in het PHO Gemeente
Organisaties
Inhoud
Alphen
- 1 aanbieder voor Alpen e.o. in samenwerking met lokale aanbieders - Lokale erfgoedinstellingen - Museumgroep - Innovatie Cultuureducatie - St. Kult. Raad Hillegom - Lokale erfgoedinstellingen - Kunstgebouw
1.Kennismaken met kunsten, cultuur, erfgoed en media
Hillegom
Kaag en Braassem
Katwijk
Leiden Leiderdorp Lisse
Nieuwkoop
- Museumgroep - Vakleerkrachten - Lokale erfgoedinstellingen Kunstgebouw Museumgroep Lokale instellingen Lokale erfgoedinstellingen Muziekschool & muziekver. Museumgroep Jeugdtheaterhuis ZH B plus C Kunstgebouw Museumgroep Lokale erfgoedinstellingen Kunstgebouw Museumgroep De Speekring Lokale erfgoedinstellingen Kunstgebouw Lokale erfgoedinstellingen
2. Erfgoedspoor 1. Museum en School 2.3. Voorstellingenaanbod 4. Erfgoedspoor 1. Kunstmenu /kunst in uitvoering/kunst op school 2. Museum en school 3.Kunstonderwijs 4. Erfgoedspoor / Polder Top tien 1. Kunstmenu / kunst op school 2. Museum en school – mits het niet duurder wordt 3. Kunstroute, Classic Express 4. Erfgoedspoor 5. Muziekonderwijs 1. Museum en School 2. Cursussen, projecten 3. Voorstellingenaanbod 1. Kunstmenu 2. Museum en School 3. Erfgoedspoor 1. Kunstmenu / kunst in uitvoering / kunst op school 2. Museum en School 3.Jacoba van Beieren 4. Erfgoedspoor 1. Kunstmenu / kunst in uitvoering 2. Erfgoedspoor
Minimum budget scholen ** 10,90 per leerling
10,90 per leerling
10,90 per leerling
10.90 per leerling
10,90 per leerling 10.90 per leerling 10.90 per leerling
10.90 per leerling
Gem. budget CE PO 2013 1. 62.000,2. geen 1. 7.500 (incl Bemused) 2. 2.500,3. ?? 4. geen 1 tm 4: Gem. stelt voor cultuur- en sportactiviteiten per leerling 40,- beschikbaar. Heeft geen inh. bemoeienis. 1 tm 4 Ca. 35.000 voor het programma vd schoolkunstcie. (scholen, culturele. instellingen en gemeente) 5. 70.000,65.000,- / prioritering 1,2,3 7.754,- onder voorwaarden voor 1. en 2. 3. geen 4000,- voor 1. Onder voorwaarden mogelijk ook deels beschikbaar voor 2. en/of 3. 4. geen 6,50 per leerling. Geen inh. bemoeienis
Noordwijk Noordwijkerhout
Kunstgebouw Museumgroep Kunstgebouw Museumgroep De Speelkring Kunstgebouw Museumgroep BplusC e.a. De Speelkring e.a. Lokale erfgoedinstellingen Kunstgebouw ?? Kunstgebouw Museumgroep De Speelkring Lokale erfgoedinstellingen Kunstgebouw Bplus C Museumgroep Div. lokale instellingen
1. 2. 1. 2. 3. 1. 2. 3. 4. 5. 1. 2. 1. 2. 3. 4. 1. 2. 3. 4.
Kunstmenu Museum en School Kunstmenu Museum en School Jacoba van Beieren Kunstmenu Museum en School Muziekonderwijs projecten Oegstgeester Canon Kunstmenu / Kunst op School ?? Kunstmenu / Kunst in uitvoering Museum en School Jacoba van Beieren Erfgoedspoor Kunstmenu / Kunst op school Muziekonderwijs Museum en School Projecten
Nog geen info ontvangen 10,90 per leerling
1/ 7.500,2/ 3.500,geen 10.90 per leerling 1. Regie/incidenteel zaalhuur Oegstgeest 2. ?? 3. 11,- per leerling 4. ?? 5. geen Rijnwoude 10.90 per leerling 1. 3,50 per leerling 2. geen 10.90 per leerling 1. Geen Teijlingen 2 tm 4: Begroting 12-16 nog niet bekend; kan varieren van 15.500,- tot 0,10.90 per leerling 1. Geen Voorschoten 2. 2012: ca. 10.000,3: 2012: ca. 4.400,?? Begroting 2013 e.v. nog niet bekend. Prioriteit bij muziekonderwijs en benutten lokaal potentieel Zoeterwoude Kunstgebouw 1. Kunstmenu 10.90 per leerling 1. 1.000,Museumgroep 2. Museum en School 2. 1.225,** behalve 10,90 (per schooljaar 2012-2013 deel van de Prestatiebox) krijgen scholen (als onderdeel van de lumpsum) voor culturele vorming een vergoeding van 4,04 per leerling en € 96,64 per school. * Kunstgebouw en Museumgroep Leiden/Bplus C ism PABO HS Leiden verzorgen beiden een cursus ICC-er plus netwerkbijeenkomsten hiervoor.
Bijlage 5: Matchingsoverzicht Gemeenten Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Boskoop Zoeterwoude
Inwonersaantal 72763 20642 25764 62177 117857 26611 22713 26958 25444 15700 22771 18516 35765 24131 15090 8128 541030
Matching € 40.064 € 11.459 € 14.161 € 34.370 € 65.310 € 14.688 € 12.409 € 14.828 € 14.037 € 8.608 € 12.539 € 10.243 € 19.623 € 13.369 € 8.300 € 4.490 € 298.498
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
Inzet en aanpak Volwasseneneducatie 2013
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Basistaak xEfficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente Het behoud van een regionale infrastructuur op het gebied van volwasseneneducatie, zodat inwoners van alle gemeenten educatie kunnen volgen.
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
14 juni 2012 20 juni 2012
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
7.
Het Dagelijks Bestuur te adviseren om in te stemmen met: 1. de inkoop van volwasseneneducatie in 2013 te richten op: a. het volgende aanbod Taal en rekenen met een context: NT2 (Nederlandse taal voor allochtonen) NT1 (Lezen en schrijven voor autochtonen) Rekenvaardigheden Ondersteuning schuldhulpverlening Budgetteren Digitale- en computervaardigheden alleen als onderdeel van het bovengenoemde aanbod. b. de volgende doelgroepen: Laaggeletterde autochtonen en allochtonen (werkzoekend, werkend en nietwerkend); Vrijwillige inburgeraars (uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden); Laagopgeleiden (uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden); Jongeren vanaf 18 jaar met taal en rekenachterstand; Doelgroepen in de sociale werkvoorziening. 2. de werving van deelnemers zonder financiering vanuit VE-middelen te laten uitvoeren door gemeenten en roc’s, zoals omschreven bij punt 2.3 in bijlage 1.
Per 2013 is er een wetswijziging mbt Volwasseneneducatie. Het rijk wil het onderdeel VAVO (tweede kansonderwijs vmbo, havo, vwo) rechtstreeks gaan financieren en aansturen. Hiermee wordt het budget voor de gemeenten voor VE gehalveerd. Verder mogen de middelen voor VE met ingang van 2013 alleen worden ingezet voor het aanbod Nederlandse Taal en Rekenen. De gemeenten worden gevraagd om prioriteit te geven aan bepaalde doelgroepen, het mogelijke aanbod Taal en Rekenen voor die doelgroepen en de aanpak van de werving.
2
8.
Inspraak
Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
XBinnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten:
10.
Bestaand Kader
Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Wet Participatiebudget Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 20 juni 2012 9.30 – 13.00 uur Gemeentehuis Nieuwkoop Locatie Nieuwveen 09
Onderwerp: Inzet en aanpak Volwasseneneducatie 2013
Beslispunten: Het Dagelijks Bestuur te adviseren om in te stemmen met: 1.de inkoop van volwasseneneducatie in 2013 te richten op: a. het volgende aanbod Taal en rekenen met een context: NT2 (Nederlandse taal voor allochtonen) NT1 (Lezen en schrijven voor autochtonen) Rekenvaardigheden Ondersteuning schuldhulpverlening Budgetteren Digitale- en computervaardigheden alleen als onderdeel van het bovengenoemde aanbod. b. de volgende doelgroepen: Laaggeletterde autochtonen en allochtonen (werkzoekend, werkend en nietwerkend); Vrijwillige inburgeraars (uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden); Laagopgeleiden (uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden); Jongeren vanaf 18 jaar met taal en rekenachterstand; Doelgroepen in de sociale werkvoorziening. 2.de werving van deelnemers zonder financiering vanuit VE-middelen te laten uitvoeren door gemeenten en roc’s, zoals omschreven bij punt 2.3 in bijlage 1. Inleiding: Voor 2013 staan er grote veranderingen op de rol met betrekking tot volwasseneneducatie (VE). Het kabinet wil met een wetswijziging op het participatiebudget: de aansturing en financiering van het VAVO (tweede weg- en tweede kansonderwijs VMBO/Havo/VWO) centraliseren en direct onder het ministerie van OCW plaatsen; het landelijke budget voor volwasseneneducatie (VE) per 1 januari 2013 halveren; het aanbod van de overige VE aanpassen en alleen richten op de beheersing van de Nederlandse taal en rekenen; de doelgroep verplichte inburgeraars mogen geen aanbod meer krijgen met de VEmiddelen de werving van cursisten mag niet meer gefinancierd worden uit de VE-middelen en is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Voor de inzet van de middelen voor en de aanpak van VE in 2013 moet daarom rekening gehouden worden met bovengenoemde veranderingen. Om de roc’s in staat te stellen om hun aanbod voor 2013 aan te passen en de werving van cursisten op orde te hebben, is het van belang dat de gemeenten hun beleidskeuzes vóór het zomerreces maken. In bijlage 1 is een voorstel voor deze keuzes uiteengezet. 4
Beoogd effect: Het behoud van een regionale infrastructuur op het gebied van VE bij de roc’s, zodat inwoners van alle gemeenten educatie kunnen volgen en daardoor mee kunnen doen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Argumenten 1.1 De wetswijziging verandert de doelgroep en het aanbod VE ingrijpend De gemeenten zullen hun beleidskeuzes op het gebied van VE aan moeten passen in 2013. De doelgroep en het aanbod wordt ingrijpend veranderd door de voorgestelde wetswijziging. Het aanbod wordt beperkt tot Nederlandse taal en rekenen. Toeleiding naar scholing en werk, waarbij taal en rekenen geen rol speelt, mag niet meer met VE-middelen aangeboden worden. 2.1 Werving van deelnemers mag niet meer bekostigd worden uit VE-middelen Het ministerie van OCW vindt de werving van deelnemers voor het aanbod VE een taak van de gemeenten. Voorheen hadden de roc’s een grote rol in deze werving en werd dit gefinancierd uit de VE-middelen. De middelen voor VE mogen met ingang van 2013 niet meer ingezet worden bij de roc’s voor werving. De gemeenten zullen daarom meer moeten investeren in de werving van cursisten dan voorheen. 2.2 De doelgroepen zijn moeilijk te bereiken De gemeenten zullen meer dan nu moeten investeren in de werving van de door de minister gekozen doelgroepen. Vooral de doelgroepen laaggeletterden en vrijwillige inburgeraars zijn moeilijk te bereiken. Financiën: De middelen voor VE in 2013 worden gebaseerd op het volgende: - 25% op basis van het aantal laagopgeleiden; - 25% op basis van het aantal etnische minderheden; - 25% op basis van het aantal ingekochte trajecten basiseducatie in 2011; - 25% op basis van het aantal behaalde certificaten Staatsexamen NT2 in 2011. De middelen voor VE 2013 worden in het najaar van 2012 bekend gemaakt. Communicatie: Samen met de stichting Lezen en Schrijven zullen de gemeenten in het najaar van 2012 een plan van aanpak voor de werving ontwikkelen. Onderdeel van dit plan van aanpak is een communicatieplan. Hierin zal worden opgenomen wie, wanneer, op welke wijze, wat zal communiceren. Evaluatie: Holland Rijnland heeft maandelijks overleg met de roc’s. Daarnaast wordt er periodiek gerapporteerd over het aantal cursisten per gemeente per aanbod. Bijlage: 1. Notitie inzet en aanpak Volwasseneneducatie met ingang van 2013
5
Informatieve notitie n.a.v. aflopen convenant gemeenten in Holland-Rijnland met Leo Kannerschool en sluiting locatie Sassenheim 1. Uitgangssituatie De Leo Kannerschool was (en is) de enige cluster IV-school in de regio met een VSO-licentie. De Leo Kannerschool heft zich gespecialiseerd in de opvang van leerlingen met een stoornis in het autistische spectrum (ASS). In het begin van deze eeuw is de vraag naar plaatsing in het VSO cluster IV aanzienlijk toegenomen. Als gevolg van het buiten werking stellen van de planprocedure was stichting van nieuwe scholen voor speciaal onderwijs niet meer mogelijk. De vorming van nieuwe nevenvestigingen werd wel toegestaan. Omdat de Leo Kannerschool zich gespecialiseerd heeft in de opvang van ASS-leerlingen en het pedagogisch niet verantwoord is om ASS-leerlingen en leerlingen met gedragsproblemen (de traditionele ZMOK-leerlingen) in één gebouw onder te brengen, is in 2003 al in Leiderdorp een nevenvestiging voor VSO-leerlingen met gedragsproblemen gevormd. De gemeenten in voorheen de Leidse regio hebben van 2003 tot en met 2007 aan de gemeente Leiderdorp bijgedragen in de kosten van huisvesting. De capaciteit van de Leo Kannerschool (met toen alleen de hoofdvestiging in Oegstgeest en een nevenvestiging in Leiderdorp) was beperkt. Tot 2007 ging een aantal VSO-leerlingen met een cluster IV-indicatie uit deze regio naar de Pleysierschool in Den Haag. Dit waren vooral ASSleerlingen die functioneerden op HAVO/VWO-niveau. In het voorjaar van 2007 gaf de Pleysierschool plotseling aan dat zij geen leerlingen uit de Leidse regio meer kon plaatsen. Dit was voor de ouderwerkgroep DOC 4 aanleiding om te pleiten voor een vestiging voor ASS-leerlingen op HAVO/ VWO-niveau. Deze omstandigheden samen hebben geleid tot wachtlijsten voor het VSO cluster IV in deze regio en zelfs tot thuiszittende leerlingen met een indicatie cluster IV die niet op een passende school geplaatst konden worden. Ook vanuit het oogpunt van leerplicht (het RBL) werd deze situatie door de gemeenten in Holland Rijnland maatschappelijk onaanvaardbaar geacht. 2. Het convenant De hierboven geschetste situatie was voor de gemeenten in de toenmalige regio Holland Rijnland aanleiding om, samen met de Leo Kannerschool, een oplossing na te streven voor de problematiek van wachtlijsten en thuiszitters. Als onderdeel hiervan is er in 2006 onderzoek gedaan naar de behoefte aan VSO cluster IV in de Duin- en Bollenstreek. Door de stopzetting van de planprocedure was (en is) de stichting van nieuwe scholen en uitbreiding van bestaande SO-scholen met VSO niet mogelijk. De Leo Kannerschool is de enige cluster IV-school in deze regio met een VSO-licentie. Uitbreiding van de capaciteit van de vestigingen in Oegstgeest en Leiderdorp was slechts beperkt mogelijk. De vorming van nieuwe nevenvestigingen van de Leo Kannerschool was dus de enige mogelijkheid om in de behoefte aan VSO cluster IV in de regio te voorzien. Omdat voor de school de materiële en personele exploitatie van een nevenvestigingen bijna evenveel kost als een zelfstandige school en de bekostiging van nevenvestigingen door het Rijk aanzienlijk verschilt van die van zelfstandige scholen, zijn tussen de gemeenten in Holland Rijnland onderling en met de Leo Kannerschool afspraken gemaakt over de financiering van de nevenvestigingen en over de inspanningen van de Leo Kannerschool om de wachtlijsten op te heffen en het ontstaan van nieuwe wachtlijsten te voorkomen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het convenant. 3. Ontwikkelingen sinds 2007 Het totaal aantal leerlingen in het VSO van de Leo Kannerschool is sinds 2007 zeer sterk en boven verwachting gegroeid, ongeveer twee keer zo snel als de landelijk gemiddelde groei van het SO- en VSO-onderwijs in cluster IV.
Leiden Volgens gegevens van het REC West ging het in 2007 bij de groep ASS-leerlingen op HAVO/VWOniveau om 21 aanmeldingen voor het eerste leerjaar. De gemeente Leiden is toen in eerste instantie uitgegaan van een prognose van 105 leerlingen. In de voorbereiding van het besluit over permanente huisvesting (de nevenvestiging Leiden is nu tijdelijk ondergebracht) is de prognose opgetrokken naar 150 en even later naar 200 leerlingen. Leiderdorp De groei van het aantal leerlingen in Leiderdorp is achtergebleven bij de verwachting. Dit komt vooral doordat aanvankelijk het aandeel van de traditionele ZMOK-leerlingen in de totale doelgroep van het VSO cluster IV is overschat. Sassenheim Bij de opstelling van de prognose voor de vestiging in de Duin- en Bollenstreek is ervan uitgegaan dat tweederde van de leerlingen tot de groep met gedragsproblemen zou horen. Dit leidde tot een prognose voor de vestiging Sassenheim voor de eerste jaren na 2007 van 85 tot 90 leerlingen. Het achterblijven van de groei van de vestiging Sassenheim is vooral veroorzaakt doordat in de praktijk deze verhouding totaal anders is gebleken dan bij de opstelling van de prognose werd verwacht. Oegstgeest Volgens de afspraken in het convenant zou per 1 augustus 2007 de capaciteit van het VSO in Oegstgeest met 40 leerlingen worden uitgebreid. Deze uitbreiding is gerealiseerd door het gebouw van de voormalige PABO aan te kopen. Dit is in fasen in gebruik gegeven aan de Leo Kannerschool. Tussen 1 oktober 2007 en 1 oktober 2011 is het aantal VSO-leerlingen meer dan verdubbeld, van 110 tot 229. Bij de start van het komende schooljaar wordt een verdere groei tot ± 250 verwacht. Hierdoor heeft de gemeente Oegstgeest zich genoodzaakt gezien een leeggekomen gebouw van een basisschool ook in gebruik te geven aan de Leo Kannerschool. 4. Samenvatting en conclusie De groei van het aantal leerlingen met gedragsproblemen (VSO-ZMOK in de vestigingen Leiderdorp en Sassenheim) is sterk achtergebleven bij de prognose van 2006. Het aantal ASSleerlingen (in Leiden en Oegstgeest) is echter zeer sterk gegroeid. Gesteld kan worden dat, als het convenant er niet was geweest, er voor een groot aantal VSO-leerlingen met een cluster IV-indicatie in deze regio geen plaats zou zijn geweest in een voor hen passende school.
Bijlage
Samenvatting afspraken convenant
Het convenant bevat de volgende afspraken: A. Uitbreiding van de capaciteit Met ingang van 1 augustus 2007 wordt de capaciteit van het VSO in Oegstgeest en van de nevenvestiging in Leiderdorp uitgebreid, en worden nieuwe nevenvestigingen gevormd in Leiden (HAVO-VWO voor ASS-leerlingen) en de Duin- en Bollenstreek (VSO-ZMOK). De capaciteit van de vestigingen in Leiden en de Duin- en Bollenstreek wordt geleidelijk uitgebreid. B. Financiering nevenvestigingen door gemeenten 1. De lasten van de huisvesting De gemeenten waar de vestigingen zijn, dragen zelf de lasten van de huisvesting. Deze gemeenten ontvangen via de zgn. t-1 systematiek hiervoor een bedrag per leerling in de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. 2. De exploitatie van de nevenvestigingen Alle gemeenten in de regio Holland Rijnland dragen bij in de niet door het Rijk vergoede kosten van groei van het aantal leerlingen en van de exploitatie van de nevenvestigingen tot deze een omvang van 70 leerlingen hebben bereikt (m.u.v. de nevenvestiging voor VSO in Oegstgeest). C. Opheffing wachtlijsten en toelating leerlingen De Leo Kannerschool verplicht zich om de wachtlijsten voor VSO cluster IV op te heffen en het ontstaan van nieuwe wachtlijsten te voorkomen. Indien nodig geeft de Leo Kannerschool daarbij voorrang aan leerlingen uit Holland Rijnland.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Voorstellen gemeente Noordwijkerhout betreffende tarieven Regiotaxi Holland Rijnland en besluitvorming Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
31 mei 2012 25 juni 2012
5.
Advies PHO
1. De wijze waarop de tarieven jaarlijks worden bepaald en de kosten worden doorberekend te handhaven; 2. De vastgestelde tarieven voor 2012 ongewijzigd te laten tot eind 2012; 3. De bespreking en advisering inzake onderwerpen de Regiotaxi aangaande door het portefeuillehoudersoverleg Verkeer te handhaven evenals het ter kennis brengen aan het pho Sociale Agenda.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Niet van toepassing
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Bevestiging van de tijdens de besluitvormingsprocedures vastgelegde afspraken zowel tussen gemeenten en Regio onderling als tussen Regio en vervoerder.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
N.v.t.
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming: Voorbereiding vaststellen bestek (diverse fasen)
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO Verkeer
Datum: Locatie:
25 juni 2012 Gemeentehuis Leiderdorp
Agendapunt:
09
Onderwerp: Voorstellen gemeente Noordwijkerhout betreffende tarieven Regiotaxi Holland Rijnland en besluitvorming
Beslispunten: Het Dagelijks Bestuur positief te adviseren om: 1. De wijze waarop de tarieven jaarlijks worden bepaald en de kosten worden doorberekend te handhaven; 2. De vastgestelde tarieven voor 2012 ongewijzigd te laten tot eind 2012; 3. De bespreking en advisering inzake onderwerpen de Regiotaxi aangaande door het portefeuillehoudersoverleg Verkeer te handhaven evenals het ter kennis brengen aan het pho Sociale Agenda. Inleiding: De gemeente Noordwijkerhout heeft mede namens de overige ISD-gemeenten kantekeningen geplaatst bij de berekening van de tarieven voor 2012 voor de Regiotaxi. Tevens wordt het overlegorgaan waarin de advisering aan het DB over Regiotaxi aangelegenheden plaatsvindt ter discussie gesteld. -
De uitvoering van de diverse aspecten van de Regiotaxi Holland Rijnland vloeit voort uit de besluitvorming ter voorbereiding van de start van de lopende contractperiode van de Regiotaxi Holland Rijnland. De diverse besluiten zijn genomen door gemeenten en het bestuur van Holland Rijnland.
-
De rol van Holland Rijnland wordt in dit kader ingevuld als efficiencytaak op verzoek van gemeenten.
Beoogd effect: Bevestiging van de tijdens de besluitvormingsprocedures vastgelegde afspraken zowel tussen gemeenten en Regio onderling als tussen Regio en vervoerder. Argumenten: 1.1
Jaarlijkse berekening kostprijs volgens afspraken met vervoerder In het bestek en in het contract met de vervoerder is vastgelegd dat de vergoeding aan de vervoerder jaarlijks zal worden bijgesteld conform de index kostenontwikkeling taxivervoer van het NEA te Zoetermeer. Panteia/NEA is een onafhankelijk onderzoek-
3
en adviesbureau dat onderzoek uitvoert, adviseert, opleidingen verzorgt en visie ontwikkelt op het gebied van transport, infrastructuur en logistiek. De verhogingen worden vanaf 1 januari 2012 steeds per 1 januari toegepast. Voor 2012 was sprake van een relatief hoge indexering mede veroorzaakt door CAOontwikkelingen en vooral de sterk gestegen brandstofprijzen. Dit kan jaarlijks sterk verschillen. Hier heeft de regio geen invloed op. 1.2
Handhaving opbouw en berekening van de tarieven voor de Regiotaxi Holland Rijnland Er zijn drie categorieën reizigers die gebruik maken van de Regiotaxi Holland Rijnland. De Openbaar Vervoerreiziger en reizigers die in het kader van de wet maatschappelijke ondersteuning tegen een gereduceerd tarief van de Regiotaxi gebruik maken. Hier wordt, conform de oude strippenkaartsystematiek, onderscheid gemaakt in 65+ en 65-. Als basis voor de berekening van deze tarieven wordt het tarief toegepast zoals dat gold toen de strippenkaart nog in gebruik was met toepassing van de jaarlijkse indexaties zoals die voor het OV gelden. Voor de Wmo reiziger geldt immers dat de Regiotaxi als vervangende voorziening wordt aangemerkt wanneer niet van het reguliere OV gebruik gemaakt kan worden. E.e.a. volgens dezelfde financiële voorwaarden.
2.1
De berekende tarieven voor 2012 worden lopende dit jaar niet gewijzigd Voor 2012 zijn de tarieven berekend conform de wijze zoals in het bestek is vastgelegd. Een en ander na besluitvorming in gemeenten en zoals vastgelegd in het bestek. Verschillende gemeenten maken jaarlijks een beschikking voor hun Wmo geïndiceerde klanten waarin tevens melding wordt gemaakt van het tarief. Verder heeft uitgebreide publicatie hiervan via de pers plaatsgevonden. Tussentijdse wijziging zou voor verwarring onder de reizigers zorgen.
2.2
De wijze van doorberekening van de kostenstijgingen Wanneer er voor gekozen wordt de stijging van de kostprijs letterlijk (dus niet procentueel) door te berekenen aan de Wmo reiziger komen deze reizigers voor hogere kosten te staan dan de reiziger in het reguliere OV. Hierdoor zal een ongelijkheid ontstaan die niet wenselijk is. In het voortraject is deze wijze van berekening onder meer uitgebreid besproken met de platforms en de voorbereidende werkgroepen V&V en Wmo. Hiermee is door gemeenten en regio ingestemd. Wanneer het indexeringspercentage wat wordt gehanteerd voor de kostprijs van de vervoerder op de zoneprijs voor de Wmo klant wordt toegepast in plaats van het OV indexeringspercentage scheelt dat dermate weinig dat slechts sprake zal zijn van afrondingsverschillen.
3.1
Het besluitvormingsproces inzake de Regiotaxi Holland Rijnland voldoet Het pho Sociale Agenda krijgt alle stukken de Regiotaxi betreffende voorafgaand aan de vergadering ter kennisneming toegezonden. Wanneer daar behoefte aan is, bestaat er in de vergadering de mogelijkheid hier nader op in te gaan. Het ambtelijk overleg CVV, bestaande uit vertegenwoordigers Wmo en de provincie bespreekt voorafgaand aan de portefeuillehoudersoverleggen alle stukken. Deze worden voor commentaar voorgelegd. Dit gebeurt ook ten tijde van de voorstellen voor de nieuwe tarieven. Hierbij wordt een overzicht verstrekt wat de prijsstijgingen per gemeente voor financiële gevolgen hebben. Op dat moment kan een afwijkend advies worden gegeven wat ingebracht wordt in het portefeuillehoudersoverleg.
4
3.2
Het beheer van de Regiotaxi Holland Rijnland wordt bij de Ruimte Agenda gehandhaafd Bij de voorbereiding van deze lopende contractperiode heeft het Dagelijks Bestuur na positieve advisering van de portefeuillehoudersoverleggen Verkeer én Sociale Agenda besloten de beheersorganisatie te handhaven bij de Ruimtelijke Agenda. Op het moment van besluitvorming had de afdeling Sociale Agenda juist diverse uitvoerende taken afgestoten. Als 4e laag in de OV visie is verder sprake van inzet van de Regiotaxi als aanvullend Openbaar Vervoer wanneer sprake is zeer beperkt of ontbrekend busvervoer. Dit is ook een van de redenen geweest te besluiten deze structuur te handhaven.
Kanttekeningen/risico’s: 1.1
Wisselende indexeringspercentages zorgen voor onzekerheid t.a.v. financiële consequenties Het indexeringspercentage voor het taxivervoer wordt jaarlijks berekend op basis van een aantal factoren. Factoren die hier grote invloed op kunnen hebben zijn de CAO ontwikkelingen het de prijzen van de brandstof. De financiële consequenties voor het Regiotaxivervoer voor gemeenten kunnen niet voor de langere termijn inzichtelijk worden gemaakt. Overigens is het percentage door de jaren heen ook enkele malen zeer gering geweest.
1.2
Indexeringpercentages zijn kort voor de vergaderingen beschikbaar Een punt van aandacht voor de diverse gesprekspartners is dat de indexeringpercentages kort voor de vergaderingen beschikbaar zijn. Het voorstel wordt inclusief de gevolgen per gemeente direct na het beschikbaar komen opgesteld en diverse partijen hierover geïnformeerd. Van betrokkenen wordt verwacht dat zij zelf zo alert zijn om tijdig deze stukken intern te bespreken.
Financiën: N.v.t. Communicatie: N.v.t. Evaluatie: N.v.t. Bijlagen: Ja, brief van gemeente Noordwijkerhout
5