Vergadering: Datum: Locatie:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 31 oktober 2014 14.00 – 16.30 uur Holland Rijnland, kamer 711
Onderwerp: Agenda
14.00 – 15.30 Algemeen deel sociale agenda
01
Opening en vaststelling agenda
02
Vaststelling verslag vergadering PHO Sociale Agenda 1 oktober 2014
03
a. Mededelingen b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
04
OGGZ: Financiën Bescherm Wonen De Wmo wordt met ingang van 2015 uitgebreid met nieuwe taken. De gemeenten krijgen hiermee een grotere verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van hun (kwetsbare) inwoners op het gebied van maatschappelijke opvang, beschermd wonen, dagbesteding en (woon)begeleiding. Over beschermd wonen moeten vóór 1 januari 2015 afspraken gemaakt worden tussen de centrumgemeente en de regiogemeenten. Voorstel: 1. Uit te gaan van het solidariteitsbeginsel, waarbij uitgangspunt is dat de centrumgemeente alles in het werk stelt om binnen het beschikbare budget te blijven, met een halfjaarlijkse rapportage door de centrumgemeente naar de regiogemeenten; 2. Akkoord te gaan met de te hanteren verdeelsleutel - de integratie-uitkering sociaal domein, objectief verdeelmodel; 3. Bij een financieel voordeel ervoor te kiezen om de overschotten op te vangen in een gezamenlijke reserve; 4. Uitgaven of herverdeling van die reserve via gezamenlijke besluitvorming (PHO sociale agenda) te laten plaatsvinden.
05
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning De voorliggende notitie vormt het resultaat van de Holland Rijnland vervolgopdracht tot uitbreiding van de collectieve aanvullende zorgverzekering. Het pho van 14 mei heeft deze vervolgopdracht gegeven met betrekking tot de “Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning aan chronisch zieken en gehandicapten”, onderdeel van het regionale project 3D. De werkgroep heeft in constructief overleg met aanbieder Zorg en Zekerheid een uitbreiding van de huidige collectieve aanvullende zorgverzekering gerealiseerd. Deze keuze wordt gecombineerd met de bijzondere bijstand. Het AO Participatie adviseert positief.
Voorstel: 1. Kennis te nemen van de notitie Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning 2. De colleges te adviseren zorg te dragen voor lokale inbedding van de uitbreiding collectiviteit
1
06
Memo uitwerking besturingsmodel Vorig pho is gevraagd om een aantal kwesties uit het besturingsmodel nader uit te werken. Bijgevoegd memo geeft deze uitwerking. Voorstel: 1. In te stemmen met de voorstellen betreffende de advisering van pho aan DB Holland Rijnland inzake opdrachtgeverschap jeugdhulp 2. Deze voorstellen te verwerken in de op te stellen Dienstverleningsovereenkomst (DVO)
07
Samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming De regio’s Holland Rijnland, Midden Holland en de Raad voor de Kinderbescherming hebben gezamenlijk een samenwerkingsprotocol opgesteld. Hierin zijn de bestaande afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en het huidige Bureau Jeugdzorg geactualiseerd naar aanleiding van de verplichtingen vanuit de jeugdwet. In het protocol zijn eveneens de afspraken met de GI’s (gecertificeerde instellingen) en de nieuwe werkwijze voor de toegang tot het gedwongen kader (het COBplus) opgenomen. Voorstel: 1. Het PHO adviseert de colleges in te stemmen met het samenwerkingsprotocol tussen de gemeenten in de regio Holland Rijnland en de regio Midden Holland met de Raad voor de Kinderbescherming.
08
Rondvraag en sluiting
15:30-16.30 uur Vertrouwelijk deel sociale agenda Het agendapunt ‘Begroting Jeugdhulp 2015 en inzet regionale budget Jeugdhulp 2015 Holland Rijnland’ wordt vertrouwelijk behandeld in verband met vertrouwelijke financiële gegevens. 09
Ingekomen stukken, uitgaande mails in relatie tot inkoop
10
Begroting Jeugdhulp 2015 en inzet regionale budget Jeugdhulp 2015 Holland Rijnland Eerder is afgesproken de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten in gezamenlijkheid binnen Holland Rijnland op te pakken. Er zijn afspraken gemaakt over het gezamenlijk opdrachtgeverschap en het gezamenlijk contracteren van jeugdhulp en de inzet van budgetten. Bijgaand voorstel moet ervoor zorgen dat de jeugdhulp in Holland Rijnland in 2015 geborgd is volgens de eisen die de wet stelt en binnen het budget dat in gezamenlijkheid beschikbaar is. Voorstel: 1. Kennis te nemen van de gewijzigde begroting jeugdhulp 2015 en inzet regionaal budget jeugdhulp 2015 2. Positief te adviseren aan het Dagelijks Bestuur Holland Rijnland ten aanzien van het voorstel voor(voorlopige) gunning jeugdhulp 2015 aan aanbieders volgens de niet openbare bijlage.
2
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda 1 oktober 2014
Aanwezig:
Gemeente
Naam
Gemeente
Naam
Holland Rijnland Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem
R.A. van Gelderen (voorzitter) H. de Jager F. Roelfsema F.M. Schoonderwoerd H.P.M. Hoek I.G. Mostert M. Damen M.H. van der Eng J.J.F.M. Gardeniers A.D. de Roon
Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Voorschoten Zoeterwoude Holland Rijnland
J.W.M. Pietersen M.J. Fles A..Gotink J.J.G.M. Roeffen en M. den Boer I.C.J. Nieuwenhuizen E.G.E.M. Bloemen M. Hogervorst J. van der Zwaan (trekker WMO) P. Duijvensz M. Goedhart (trekker Jeugd 3D)
Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse
Nr.
Agendapunt
01
Opening en vaststelling agenda
02
Verslag Portefeuillehoudersoverleg .. september
Advies
Besluit Er wordt eerst een besloten gedeelte gehouden. Akkoord met agenda. De heer Roeffen vraagt het agendapunt toereikendheid lokaal budget 3D op de agenda toe te voegen. Dit punt komt bij de rondvraag aan de orde.
Verslag vaststellen
Mevrouw Bloemen vraag naar inkoopvoorwaarden. Deze vraag wordt meegenomen bij propositie opdrachtgeverschap jeugd. Verder vraagt mevrouw Bloemen naar het bindend zijn van een advies van hetpho. Dit wordt meegenomen bij het agendapunt Opdrachtgevrschap jeugd. Verslag akkoord.
1
03
04
a. Mededelingen
Voorzitter: - Gesprek met BJZ over overgang AMKAMHK grootste deel van de medewerkers gaat mee. Slechts 4 medewerkers gaan niet mee. - Gesprek staatssecretaris van Rijn in de regio Beeld is meegegeven dat we naar 1 januari 2015 op koers zijn. We hebben als regio mooie innovatieve voorbeelden laten zien. Verder is aandacht gevraagds bij staatssecretaris voor Btw-constructie, het onderscheid tussen begeleid en beschermd wonen en de verschillen die zijn ontstaan agv nieuw verdeelmodel Naar aanleiding van gesprek van Rijn brengt de heer van Kempen zorgen over communicatie naar voren, in media komen alleen alarmverhalen naar voren. Vz. roept op lokale en rijksoverheid moeten elkaar zien als collega’s. Vz merkt dat rijksoverheid moeite heeft te luisteren naar gemeenten. Vanuit communicatie Leiden is inbreng geleverd en rijkoverheid heeft hier niets meegedaan. Het is van belang goede balans te bewaren tussen uiten van zorgen naar het Rijk en het bieden van geruststelling naar burgers.
b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming
Geen vragen/opmerkingen
c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
Niet aan de orde
Tussenrapportages 3D
Mevrouw Damen geeft stand van zaken werkbedrijf weer: - doel is te komen tot licht bestuurlijk netwerk. In bestuurlijk overleg participeren 2
-
-
-
05
Presentatie veranderingen in de OGGZ
Voorstel: Kennisnemen van de presentatie.
3
werkgevers en werkneemrs. Vanuit vakbond neemt nu landelijk vertegenwoordiger deel, vanuit werkgevers voorzitter van werkgeversverenigingen in de Rijnstreek. Technische afspraken worden gemaakt om garantiebanen te kunnen realiseren. Dit betreft afspraken over loonwaardemeting, loonkostensubsidie en no-risk polis. Kwartiermaker Alice Standhart is aan de slag gegaan. Het beeld is dat we technisch klaar kunnen zijn per 1 januari net als bij andere decentralisaties vraagt het meebewegen met het rijk en flexibiliteit. Het lastige daarbij is dat het Rijk op het laatste komt met centrale aanwijzingen. In deze regio is al veel voorwerk verricht, dit biedt goede basis. Het realiseren van de garantiebanen zal wel echt een actieplan vragen. Na 1 jan. Zal er ook nog heel wat werk te verzetten zijn.
Mevrouw van der Zwaan (trekker decentralisatie Wmo) en mevrouw Ouwerkerk (gemeente Leiden) verzorgen presentatie. De bedoeling is te komen tot een nieuw convenant OGGZ, waar het Regionaal Kompas deel vanuit maakt. In februari werd bekend dat beschermd Wonen naar gemeenten overgaat. Dit gaat om op participatie gericht beschermd wonen, Dit is de zogenaamde GGZ-c categorie, hierin worden ook de hogere Zorgzwaartepakketten gedecentraliseerd. Dit in afwijking tot de Wmo. Het budget komt zonder korting vanuit het Rijk over. Financiering gaat via centrumgemeente. Toch zijn er zorgen: Klantenbestand is niet inzichtelijk, in het bestand zijn ook mensen die in een verzorgingstehuis wonen. Gegevens op klantniveau gaan lokale gemeenten,
06
Huiselijk geweld/kindermishandeling
Voorstel: 1. De opdracht aan de werkgroep Regiovisie vast te stellen: 2. uitwerking van onderdelen van de opdracht met bijlage vast te stellen en er naar te handelen, 4
hoewel verantwoordelijkheid bij Leiden als centrumgemeente berust. Budget is gebaseerd op intramurale plekken. Van de 751 cliënten met indicatie woont slechts een deel daadwerkelijk in een intramurale voorziening. Bij de overigens is er sprake van externe ambulante zorg aan huis. De onduidelijkheden maken dat het lastig si een begroting op te stellen. Afspraken zijn nodig over: - Financiering - Toegang - Sectorvreemde persoenen - Overgang vanuit andere wet-en regelgeving. Vz vraagt op dit punt voor het tijdig inschakelen van bestuurders. Het is niet wenselijk, as cliënten zomaar uit zorgverlening raken en in de maatschappelijke opvang komen. Naast beschermd wonen komt ook begeleiding gerelateerd aan maatschappelijke opvang over. Dit gaat om cliënten van bijvoorbeeld de Binnenvest die uitstromen. Aansluiting met lokale opvang van belang. Goede overdracht en afspraken wanneer de ene voorziening ophoudt en de andere begint. Financiering zal via centrumgemeente gaan verlopen. Voor onze regio gaat het om een budget van 3 miljoen. Voor het pho van 31 oktober komt er een voorstel over overgang begeleiding. Mw. Van Gelderen kaart dit aan bij Staatssecretaris van Volksgezondheid Martin van Rijn. Geen opmerkingen Pho akkoord met voorstel
door de gemeentelijke taken op te pakken.
07
08
Aansturing en financiering Advies – en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
Voorstel Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV)
Voorstel: 1. Centrumgemeenten Gouda en Leiden op te dragen subsidie afspraken te maken met GGD/Veilig Thuis voor 2015. 2. Het Ambtelijk Overleg Jeugd en Ambtelijk Overleg Zorg en Welzijn hebben hierin een adviesfunctie. 3. Keuze voor financiering van Veilig Thuis vanuit 4 geldstromen voor 2015 (scenario 3) en daarmee voor de meest eenvoudige optie.
De colleges te adviseren in te stemmen met: 1. De mandatering aan de jeugd- en gezinsteams voor de ontvangst, verwerking en archivering van berichten tenzij dit wettelijk niet mag. 2. De mandatering aan de jeugd- en gezinsteams door gemeenten voor de ontvangst en verzending van CORV-berichten zoals gespecificeerd in de bijlage. 3. De zorgformulieren van de politie vanaf 2015 door de CORV te routeren naar het AMHK waarna het JPT 5
Mevrouw Bloemen vraagt naar BTWproblematiek en vraagt waar de dekking is voor het Amhk. Financiering Amhk maakt deel uit jeugdbudget. BTW problematiek is aangekaart bij van Rijn. De heer van der Eng merkt op, dat Amhk wel ver van gemeenten komt af te staan, onderbrenging bij de GGD maakt het lastige om op te sturen. De heer Mostert merkt op dat door zaken bij elkaar te brengen, het ook kwalitatief beter ka worden. Vz merkt op dat deze regio heel actief is in dit dossier. Koppeling met het veiligheidshuis biedt ook kansen. De heer de Roon geeft aan dat in Lisse goede ervaringen zijn met aanhaking van de jgt’s op het veiligheidshuis. Voorschoten maakt een voorbehoud. Er loopt nog overleg tussen beide GGD regio’s Pho is akkoord met voorstel. Naar aanleiding van dit voorstel merkt de heer Mostert op, dat er jeugd coördinatoren bij de politie wegvallen. Marion Goedhart is in districtscollege van de Rijnstreek geweest en heeft dit bij Henri Lenferink onder de aandacht gebracht. Afspraak wordt gemaakt, dat de portefeuillehouders van dit overleg dit punt onder de aandacht van de burgemeesters brengen. De Vz benoemt dat er veel ontslagen vallen bij de medewerkers JPT’s. BJZ hanteert hier niet het afspiegelingsprincipe. Hier is een gesprek met BJZ nodig. Pho is akkoord met voorstel
verantwoordelijk zal zijn voor de eerste filtering, triage en doorzending naar verantwoordelijke hulpverleners. Het JPT koppelt aan de politie terug over wat is gedaan met de zorgmelding. 4. De aansluiting van leerplicht (RBL) geen prioriteit te geven en dus leerplicht (nog) niet aansluiten op de CORV. 5. In Holland Rijnland gezamenlijk aansluiten met een SaaS oplossing voor de periode 2015 en 2016 en evalueer begin 2016 6. De werkgroep informatiemanagement wordt verantwoordelijk voor het vraagstuk van inrichting en beheer van CORV. 09
Persoonsgebonden budget
Voorstel: De voorstellen die in de notitie (p.3,4) genoemd zijn voor het onderdeel jeugd met betrekking tot de (voorwaarden voor) de kwaliteit en de tarieven als richtlijn te gebruiken bij het opstellen van de Nadere regels jeugd .
6
De heer Roeffen vraagt of interpretatie juist is, dat voor verzekeringsmodel voorlopig 2,5 miljoen gereserveerd is. Hij vraagt helderheid over verzekeringsmodel in relatie tot PGB. De heer De Roon merkt op dat de afspraak genuanceerder is. De afspraak is dat als gemeenten tekort komen er mogelijk een beroep gedan kan worden op de 2,5 miljoen. Dit besluit moet dan door dit pho genomen worden. Er zit in feite een stevig slot op de 2,5 miljoen. Dit agendapunt gaat over handreiking. Het is een richtlijn voor het lokale beleid. Het is wenselijk als gemeenten niet te veel uit elkaar lopen. Voorzitter geeft aan, dat het voor iedere gemeente een opdracht is om rekening te houden met risico’s. De afspraak wordt gemaakt, dat er nog een nader voorstel komt over de randvoorwaarden bij de inzet van de 2,5 miljoen. Besluit Pho neemt kennis en ziet voortellen als
richtlijn. 10
Opdrachtgeverschap jeugdhulp
1.Kennis te nemen van de propositie inhoudelijk opdrachtgeverschap Holland Rijnland; 2. Meningsvormend de discussiëren over de varianten voor het besturingsmodel van het opdrachtgeverschap; 3. De ambtelijke stuurgroep cq het DB opdracht te geven: - ervoor zorg te dragen dat op 1 januari 2015 zowel het inhoudelijk als technisch opdrachtgeverschap operationeel zijn (zoveel mogelijk) binnen het beschikbare budget van 1% van de totale jeugdhulpmiddelen; -naar gelang de keuze voor het besturingsmodel de Dienstverleningsovereenkomst(en) op te stellen tussen gemeenten, Holland Rijnland en Servicepunt71 en deze tot besluitvorming te leiden. 4. In te stemmen met: - een tweederde meerderheid in pho te laten gelden als voorwaarde voor bindend advies. - de voorzitter de brief van het SP71 te laten afdoen. 5. Colleges te adviseren in te stemmen met het inrichten van het inhoudelijk opdrachtgeverschap voor een periode van 2 jaar. Voorstel: De voorstellen die in de notitie (p.3,4) genoemd zijn voor het onderdeel jeugd met betrekking tot 7
Inventarisatie per gemeente levert het volgend op. Veel gemeenten geven aan het nog niet in het college besproken te hebben. L’dorp: 2/3 meerderheid pho, hoe ruimte voor kritische geluiden. BTW problematiek speelt nog. Voorkeur voor C, kunnen leven met B2. Rijnstreek: besturingsmodel B verstandigste Aandacht voor profiel van de uitvoering. Het gaat om zware functies, die veel van een medewerker vragen. Oegstgeest: met voorstel wordt afgeweken van eerder besluit pho. Hoe verhoudt opdrachtgeevrschap zich tot gemeenschappelijke regeling HR. 2/3 meerderheid geen gelukkige keuze, raar dat niet alle gemeenten bediend worden. Nieuwkoop: slecht leesbaar stuk, pleidooi voor goede stroomschema’s. Hillegom: kan leven met B2, voorkeur voor C. 2/3 meerderheid is ok. Teylingen: voorkeur voor C, kan leven met terugvaloptie B2. Zoeterwoude: voorstel onduidelijk, wanneer wordt de organisatie HR en wanneer het platform HR gebruikt. Pho kan nu niet besluiten, stelt voor colleges te vragen pho te mandateren. Er is dan geen meerwaarde om het DB nog besluiten te laten nemen. Dit is een voorstel voor model D. 2/3 is niet duidelijk 2/3 van wat, van het aantal gemeenten of op bassi van inwoners. Er moet een sleutel uitgewerkt worden. In dit voorstel zouden 9 kleinere gemeenten de drie hun wil op kunnen leggen. Stel dat keuze valt op B2 dan moet goed uitgewerkt worden wie waar wanneer voor verantwoordelijk is. Noordwijkerhout: sluit aan bij Teylingen, 2/3
de (voorwaarden voor) de kwaliteit en de tarieven als richtlijn te gebruiken bij het opstellen van de Nadere regels jeugd .
meerderheid is akkoord. Lisse: voorkeur voor B2. Akkoord 2/3 meerderheid. Veel punten moeten nog verhelderd worden. Bij beslispunt 5, gezien wat we nu optuigen is een periode langer dan twee jaar voor de hand liggend. Katwijk: Voorkeur voor positie C met als terugvaloptie B2, kan leven met B2. Noordwijk: keuze voor B2 Vz concludeert dat grote meerderheid voor variant b2 is. Voor leiden zelf is belangrijk, dat er een heldere afspraak komt. B2 is voor leiden goede tweede, voorkeur gaat uit naar model C. Vz stelt voor model B2 als uitgangspunt te nemen en binnen dit model de zorgen die er zijn, uit te werken. Mevrouw Bloemen en de heer van Kempen willen hieraan meewerken. Vz sluit ook aan. De heer Den Boer vraagt naar relatie met Kracht 15. De heer Den Eng stelt voor deze discussies niet met elkaar te belasten. Vz geeft aan dat Kracht 15 niet belemmerend moet zijn, samenwerking Sociale agenda kan hier het voortouw in nemen. Vervolg: uitwerking B2 komt in pho van 31 oktober. Daarna gaat het voorstel naar de colleges. Bij beslispunt 4 is wat misgegaan in de formulering. Het beslispunt moet zijn, dat de voorzitter van dit overleg gemandateerd wordt antwoord te formuleren op de brief van Servicepunt71. Besluit: Pho spreekt voorkeur uit voor model B2, waarbij dit model nader uitgewerkt wordt en ter besluitvorming aan het pho van31 oktober wordt aangeboden.
8
11
Tekst van beslispunt 4b dient aangepast te worden. De heer Roeffen brengt het punt naar voren van de toereikendheid van de lokale 3D budgeten voor opgave 3D. Hij vraagt om een inventarisatie. Oegstgeest zet extra medewerkers in voor de decentralisaties, dit gaat ten koste van bestaand beleid. Vz en secretaris geen aan dat de grootste prioriteit nu ligt bij de contractering van zorg. Er is geen tijd om dit type vragen te beantwoorden. Mevrouw Bloemen vraagt wat de gemeente in het jeugddossier zelf geacht wordt te doen. Bijvoorbeeld hoe komt een kind bij de gespecialiseerde zorg. Mieke Hogervorst antwoordt dat dit gaat via JGT, deze verwijst door. Door contracten wordt facturering verzorgd door SP71. Hier hoeft gemeente weinig aan te doen. Gerard Mostert brengt naar voren dat veel afhangt hoe veel vertrouwen je geeft aan de uitvoering. Als je vertrouwen hebt van de raad hoef je niet alles intensief te volgen. Mevrouw Bloemen vraagt aandacht voor inkoopvoorwaarden. Mieke Hogervorst antwoordt dat de juiste versies liggen bij de gemeenten. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor eventueel benodigde reparatie.
Rondvraag
Vastgesteld in de vergadering van het PHO Sociale agenda van Holland Rijnland van 12 september 2014, de secretaris,
de voorzitter,
9
Arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe 2014
Deze uitgave is in opdracht van het bestuur van het RPA Regio Rijn Gouwe opgesteld door het Tympaan Instituut
Colofon Monitor RPA Rijn Gouwe, september 2014 Uitgave RPA Rijn Gouwe Postbus 13 2400 AA Alphen aan den Rijn tel 0172 465798 www.rparg.nl
[email protected] Begeleiding A. Standhart K.C. Sinnema Opsteller H. Konings
Voorwoord Hiermee bied ik u het arbeidsmarktrapport Arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe 2014 aan. Op basis van de behoefte van bestuurders en uitvoerders van de bij het RPA Rijn Gouwe betrokken partijen heeft ons bestuur ook voor 2014 een eigen arbeidsmarktrapport opgesteld. Een en ander in overeenstemming met het besluit en intentie van september 2013 om dit ieder jaar plaats te laten vinden. Met betrekking tot de inhoud van het rapport is aangesloten bij de jarenlange ervaring uit de praktijk. De behoeften en belangstelling van de gebruikers, bestuurders en beleidsmakers, blijken voornamelijk uit te gaan naar algemene tendensen en trends en een goed toepasbare vertaling naar de regio. Daarbij wordt geanticipeerd op het gegeven dat een meer specifieke uitwerking van onderwerpen verder opgepakt wordt door de diverse partijen zelf, per sub regio of gemeente. Het is goed om stil te staan bij het feit dat het rapport een momentopname is waarin slechts beperkt rekening kan worden gehouden met structurele veranderingen die zich op de arbeidsmarkt aan het voltrekken zijn. Zoals u in het rapport kunt lezen wordt weer enige krapte op de arbeidsmarkt in de toekomst gesuggereerd. Maar het is waarschijnlijk dat zulke structurele veranderingen eerder leiden tot het overbodig worden van veel banen. Dat is recent onder meer ook betoogd door Peter de Waard in de Volkskrant 1. Zulke veranderingen vragen om nieuw arbeidsmarktbeleid. Het klassieke model van werklozen die naar vaste banen moeten worden geleid, past niet langer en sluit aan bij mijn eerdere gedane signalen daarover in het afgelopen jaar. Verder wordt door kredietbeoordelaar Moody’s in het Financiële Dagblad betwijfeld of de wereldeconomie zal groeien door een toenemende beroepsbevolking. De verwachting is dat de beroepsbevolking krimpt. Robeco-econoom Peter van der Welle zegt daarop dat een hogere pensioenleeftijd, slimmer werken en arbeidsmigratie de tijd eventueel kan keren, maar hij vraagt zich tegelijkertijd ook af of landen in staat zijn om jonge medewerkers van elders aan te trekken2. Evenmin kan dit rapport rekening houden met de veranderingen op het wereldtoneel, zoals die bijvoorbeeld op dit moment in de Oekraïne spelen. Er worden forse klappen in de agrarische sector verwacht en niemand weet wat er nog zal volgen. Dat betekent concreet dat we ondanks de uitkomsten van het rapport zelf voor de regio Rijn Gouwe ook op externe signalen moet worden gereageerd. Temeer omdat dit rapport de indruk geeft dat het in de regio Rijn Gouwe gelukkig voorzichtig de goede kant op lijkt te gaan met de economie en dat in 2015 in sectoren de werkgelegenheid weer aantrekt. Het rapport laat wel duidelijk zien dat anders dan vroeger wordt verwacht dat deze banen grotendeels worden ingevuld met flexibele arbeidskrachten of zzp’ers. Werkgevers creëren een grote flexibele schil aan personeel in plaats van vaste banen en dat is een grote verandering. Tevens is een blijvend gegeven dat in de regio het arbeidspotentieel in kwantitatieve zin meer dan voldoende is om aan de vraag van bedrijven
1 2
2 augustus 2014 7 augustus 2014
te voldoen. Zeker nu op dit moment het aantal kortdurende werkzoekenden groter is dan het aantal openstaande vacatures. Echter niet in kwalitatieve zin, want de vraag naar personeel, zeker in topsectoren, is meestal hoger en goed opgeleid personeel. Er is sprake van een kwalitatieve mismatch. Daarbij is de verwachting is dat in de toekomst minder jongeren zullen uitstromen uit het middelbaar beroeps- en het voortgezet onderwijs. Wij moeten onze radars blijvend goed afstellen om de juiste signalen op te vangen. september 2014 Regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn Gouwe de voorzitter Peter van Hoesel
2
Samenvatting Tekenen herstel economie in 2014; mogelijk meer werkgelegenheid in 2015 Begin 2014 gaat het voorzichtig de goede kant op met de economie. Ondernemers in ZuidHolland en Nederland zijn optimistischer over het economische klimaat dan de afgelopen jaren. Ook neemt begin 2014 het aantal uitzenduren en vacatures toe. Beide wijzen waarschijnlijk op een economisch herstel. Naar verwachting trekt in een groot aantal marktsectoren in 2015 de werkgelegenheid weer aan. Naar alle waarschijnlijkheid wordt deze voor een groot deel ingevuld door flexibele arbeidskrachten of zzp’ers. De sectoren zorg en openbaar bestuur hebben te maken met bezuinigingen door de overheid, waardoor het aantal banen ook bij economische groei afneemt. Voor een goed functionerende arbeidsmarkt is het van belang dat het onderwijs aansluit op de toekomstige behoefte aan arbeid op de arbeidsmarkt. De overheid heeft daarom voor het mbo het actieplan ‘Focus op vakmanschap’ (Ministerie van OCW 2014) opgesteld. Naast kwaliteitsverbetering van het onderwijs en het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters is binnen dit actieplan de aansluiting op de arbeidsmarkt van belang.
Ondernemers positief over verwachte omzet en export in 2014 Het aantal ondernemers dat verwacht dat het in 2014 beter gaat dan in 2013, is iets groter dan (2,5%) het aantal ondernemers dat verwacht dat het slechter gaat. Dit positieve resultaat is te danken aan de positieve verwachtingen over de ontwikkeling van de omzet en de export. De verwachtingen over de werkgelegenheid en de investeringen in 2014 zijn per saldo negatief.
Explosieve groei aantal zzp’ers gestopt in 2013 In 2013 telt de regio Rijn Gouwe 35.768 bedrijfsvestigingen, waaronder 17.213 zzp’ers. Naar verhouding blijken er in de regio Rijn Gouwe relatief veel vestigingen en werkzame personen binnen de sectoren landbouw, bosbouw en visserij, industrie, onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg te zijn. Daarnaast zijn in verhouding veel mensen werkzaam in de handel en logies-, maaltijd- en drankverstrekking. Clusters met relatief veel bedrijfsvestigingen en banen in de regio Rijn Gouwe zijn food, feed and beverages, greenports en life and health science. Het aantal bedrijfsvestigingen, exclusief de zzp’ers, neemt in de regio Rijn Gouwe tussen 2008 en 2013 af met 2,1%. Deze daling doet zich vooral voor tussen 2011 en 2012. Tussen 2012 en 2013 is weer sprake van een kleine groei (0,5%). Het aantal zzp’ers neemt tussen 2012 en 2013 in aantal af (2,5%), maar dat staat niet in verhouding tot de forse groei in periode 2008-2013 (41,6%).
Minder banen en meer flexibele arbeid De ontwikkeling van het aantal banen tussen 2008 en 2013 verloopt wisselend in de regio Rijn Gouwe. De jaren 2012 en 2013 kenmerken zich door een duidelijke afname van de werkgelegenheid (respectievelijk 1,5% en 0,7%). Na jaren van groei heeft de collectieve sector sinds 2010 te maken met een krimp van het aantal banen. Tussen 2012 en 2013 betrof deze krimp 0,1%. Als gevolg van overheidsmaatregelen, om de kosten te beheersen, komt de werkgelegenheid in het openbaar bestuur en de zorg de komende jaren verder onder druk te staan. Werkgevers maken steeds vaker gebruik van flexibele arbeidskrachten. In 2008 had 16,1% van de werkzame beroepsbevolking in Nederland een flexibel contract, in 2013 is dat
18,1%. Vooral het percentage jongeren met een flexibele arbeidsrelatie is hoog (42%). Sinds het tweede kwartaal van 2013 stijgt het aantal uitzenduren. Dit wijst op een groei van (flexibele) werkgelegenheid, maar daarnaast is het ook mogelijk dat vaste banen worden omgezet in flexibele banen. In de regio Rijn Gouwe is het aantal kortdurend 1 werkzoekenden (8.930) in het eerste kwartaal van 2014 groter dan het aantal openstaande vacatures (3.356). Het arbeidspotentieel is (in ieder geval in kwantitatieve zin) dus meer dan voldoende om aan de vraag van bedrijven te voldoen. Eind december 2013 daalt het aantal vacatures in de regio Rijn Gouwe naar een dieptepunt. Er zijn dan 760 openstaande vacatures. Eind april 2014 is dit aantal weer opgelopen naar 1.115.
Potentiële beroepsbevolking groeit alleen als we langer doorwerken De beroepsbevolking bestaat uit alle personen die werken of op zoek zijn naar werk. In de regio Rijn Gouwe telt de beroepsbevolking (15 tot 65 jaar) in 2013 zo’n 373.000 personen. Hiervan hebben 350.000 personen een baan en 24.000 personen zijn werkloos (6,3%). Het werkloosheidspercentage in de regio Rijn Gouwe is gunstiger dan in Zuid-Holland (9%). Bovendien is de arbeidsparticipatie in de regio Rijn Gouwe (73,1%) relatief hoog (Zuid-Holland 71,5%). Veel inwoners van de regio Rijn Gouwe pendelen naar de grote steden Amsterdam, Utrecht en Den Haag. In 2025 telt de regio Rijn Gouwe 2,1% minder 15- tot 65-jarigen dan in 2013. Wanneer de AOW-leeftijd in 2025 naar 67 jaar verhoogd wordt, kan de potentiële beroepsbevolking tussen 2013 en 2025 toch met 1,8% groeien. Mogelijk biedt het verhogen van de AOW-leeftijd een oplossing voor de op langere termijn verwachte tekorten aan personeel op de arbeidsmarkt.
Meer WW- en bijstandsuitkeringen Ten gevolge van de oplopende werkloosheid in de regio Rijn Gouwe groeit het aantal WWen bijstandsuitkeringen. Begin 2014 telt de regio Rijn Gouwe 16.100 WW-uitkeringen (83,8% meer dan in 2010, 32,8% meer dan in 2013) en 12.380 personen met bijstandsuitkering (40,4% meer dan in 2010, 9,0% meer dan in 2013). Ondanks de sterke groei blijft relatief gezien het aantal WW- en bijstandsuitkeringen in de regio Rijn Gouwe laag. In 2013 telt de regio Rijn Gouwe 3,2 WW-uitkeringen en 2,4 bijstandsuitkeringen per 100 inwoners van 15 tot 65 jaar. In Zuid-Holland zijn dat er respectievelijk 3,6 en 4,9.
Over een aantal jaren minder mbo’ers en leerlingen in het voortgezet onderwijs Uitstroom van gediplomeerden uit het onderwijs zorgt voor nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt. In 2012 ontvangen 8.260 leerlingen van het voortgezet onderwijs in de regio Rijn Gouwe hun diploma. Dat is 3% meer dan in 2009 en 6,1% meer dan in 2011. Binnen de theoretische leerweg en havo/vwo groeit het aantal leerlingen. De niet-theoretische leerwegen binnen het vmbo kennen een daling. Tussen 2009 en 2012 neemt het aantal gediplomeerden met 11,9% af (2011-2012: groei 2,2%). Voor de periode 2015-2030 wordt voor het gehele vmbo in de regio Rijn Gouwe een krimp van het aantal leerlingen verwacht. Havo en vwo krijgen waarschijnlijk na 2025 met een afname van het aantal leerlingen te maken. Het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs neemt in de toekomst af vanwege demografische ontwikkelingen. Daarnaast zien we dat leerlingen steeds vaker een zo hoog mogelijk niveau kiezen.
1
2
Korter dan zes maanden werkloos. Deze groep wordt beschouwd als direct beschikbaar voor de arbeidsmarkt.
Tussen 2009 en 2013 krimpt het aantal mbo-gediplomeerden woonachtig in de regio Rijn Gouwe met 8,5% (2011-2012: 1,2%). Gezien het dalende aantal vmbo- en mbo-leerlingen neemt het aantal mbo-gediplomeerden dat de arbeidsmarkt instroomt de komende jaren waarschijnlijk verder af. Met het actieplan ‘Focus op vakmanschap’ (Ministerie van OCW 2014) probeert de rijksoverheid dit tegen te gaan. De vierjarige niveau 4-opleidingen worden verkort naar drie jaar om de beroepsroute (van vmbo via mbo naar hbo) niet onnodig lang te maken en dus aantrekkelijker voor studenten. Ook voor de hbo-scholen in de regio Rijn Gouwe geldt dat tussen 2009-2012 het aantal gediplomeerden daalt (4,8%, 2011-2012: 9%). Bij de universiteit Leiden daarentegen stijgt het aantal diploma’s. Voor de periode 2009-2012 is dat 12,7%. Tussen 2011 en 2012 neemt het aantal studenten met 4,7% af. Gezien de sterke toename van het aantal eerstejaars tussen 2008 en 2013 (54%) stijgt het aantal universitair gediplomeerden de komende paar jaar nog.
Groei onderkant van de arbeidsmarkt, maar niet in de sociale werkvoorziening Sommige mensen hebben van vanwege opleiding, arbeidshandicap of maatschappelijke problemen grote moeite werk te vinden dat bij hen past. Deze groep mensen wordt ook wel aangeduid als de onderkant van de arbeidsmarkt. Voor hen wordt vanaf 1 januari 2015 de Participatiewet van kracht. Het doel van deze wet is dat deze mensen vaker een baan krijgen. De Participatiewet voegt de WWB, de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wajong (Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten) samen. In 2013 werken in de regio Rijn Gouwe 3.661 personen in de sociale werkvoorziening (SW). Daarnaast wachten in 2013 nog eens 470 personen op een baan binnen de SW. Het aantal SW’ers is in de periode 2010-2013 gedaald met 1,3% (2012-2013: 26,6%). Ook het aantal wachtenden wordt minder: 3,6% in de periode 2010-2013 en 0,2% in het laatste jaar. Sinds 2008 is het aantal Wajong-uitkeringen in de regio Rijn Gouwe sterk gestegen van 6.750 naar 9.700 in 2014 (43,7%, 2013-2014: 4,5%). Een dergelijke forse stijging is ook landelijk en in Zuid-Holland zichtbaar. Met de invoering van de Participatiewet kunnen geen nieuwe mensen meer instromen in de Wsw. Mensen die na 1 januari 2015 Wajong aanvragen, kunnen alleen nog Wajong krijgen als zij al vanaf jonge leeftijd een handicap of ziekte hebben en nooit meer kunnen werken. In 2013 stromen in de regio Rijn Gouwe 657 personen de Wajong in. Naar schatting is 40% van de personen volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (Ministerie van SZW 2013).
Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs 2014-2018: life and health science heeft personeel nodig Een goede aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs biedt betere kansen voor zowel bedrijven als gediplomeerden die de arbeidsmarkt betreden. Mismatches leiden tot moeilijk vervulbare vacatures en werkloosheid. Voor de greenports, logistiek en transport, food, feed and beverages, techniek, ICT, onderwijs en gezondheidszorg en zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen wordt verwacht dat het aanbod aan personeel tot 2018 meer dan voldoende is. Mogelijk ontstaan er wel tekorten voor enkele beroepen binnen de genoemde clusters en sectoren. Binnen het cluster life and health science is er wel behoefte aan meer, vooral hoog opgeleid personeel. Wellicht wordt dit voor een deel opgevangen door instroom van arbeidskrachten uit andere sectoren of clusters, omdat daar banen verdwijnen.
3
Inhoud 1 1.1 1.2 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4 4.5.5 4.5.6 4.5.7
Inleiding Gebiedstypering Economie, arbeidsmarkt en onderwijs Economische ontwikkelingen Verwachtingen economisch klimaat positief Omzet en export Winst en investeringen Personeel Ondernemersvertrouwen Bedrijvigheid Sectoren en clusters Bedrijfsvestigingen Zzp’ers Oprichtingen en opheffingen Werkgelegenheid Flexibele arbeid Spanning tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt Beschikbaar arbeidspotentieel Huidige beroepsbevolking Pendel Prognose beroepsbevolking Werkzoekenden WW-uitkeringen Bijstandsuitkeringen Instroom vanuit het onderwijs Voortgezet onderwijs Mbo Hbo Wo De onderkant van de arbeidsmarkt Sociale werkvoorziening Wajong
blz 1 1 2 5 5 6 7 8 9 11 11 13 14 15 16 18 19 21 21 22 22 24 24 25 26 26 29 30 30 31 31 33
5
Prognose aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
Arbeidsaanbod meer dan voldoende voor de greenports Life and health science heeft meer personeel nodig Overschot aan arbeid voor food, feed and beverages Pendel lost verwachte tekorten op voor logistiek en transport Geen tekort aan personeel voor techniek Overschot aan personeel binnen ICT Door bezuinigingen overschot personeel in de gezondheidszorg Ook voor verpleeg- en verzorgingshuizen meer dan genoeg personeel beschikbaar door bezuinigingen Voor het onderwijs veel aanbod van nieuwe arbeidskrachten
5.9
Literatuur
2
37 38 39 40 40 41 42 43 44 45
1
Inleiding Arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe 2014 beschrijft aan de hand van cijfers en trends de arbeidsmarkt in de regio Rijn Gouwe. De onderwerpen die centraal staan zijn: economie, bedrijvigheid, aanbod aan arbeid en de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs. Naast de huidige stand van zaken worden de ontwikkelingen in het recente verleden getoond en wordt aandacht besteed aan verwachtingen voor de toekomst. Aan het einde van ieder hoofdstuk zijn in een blauw kader de belangrijkste bevindingen en conclusies uit het hoofdstuk opgenomen. De samenvattingen van hoofdstuk 2, 3 en 4 eindigen met een overzicht van de meest recente ontwikkelingen. De meeste cijfers die in deze publicatie genoemd worden zijn terug te vinden in de Regiometer arbeidsmarkt en onderwijs of het Regionaal Informatiesysteem Samenleving 1 (RIS) van het Tympaan Instituut. De hyperlinks onder de tabellen en figuren leiden naar de bijbehorende informatie op gemeente- en regioniveau. Deze publicatie is de tweede in een reeks. Eerder is ‘Arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe 2013’ verschenen.
1.1
Gebiedstypering De regio Rijn Gouwe ligt centraal tussen de drie grote steden Den Haag, Amsterdam en Utrecht. De regio Rijn Gouwe zelf bestaat uit een stedelijk gebied en een voor randstedelijke begrippen landelijk gebied. Het stedelijke gebied wordt gevormd door Leiden, Gouda en Alphen aan den Rijn. Het meer landelijke deel kenmerkt zich door een aantal historische plaatsjes, stranden, bollenvelden, polders en aantrekkelijke plassen voor de watersport. Deze publicatie bevat regionale cijfers. Daar waar mogelijk zijn de cijfers uitgesplitst naar de twee arbeidsmarktregio’s: 2 • Holland Rijnland bestaande uit de gemeenten: Alphen aan den Rijn , Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. • Midden-Holland bestaande uit de gemeenten: Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Waddinxveen, Zuidplas en de K5-gemeenten 3 Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist.
1
2
3
Het RIS en de Regiometer arbeidsmarkt en onderwijs maken deel uit van een online database met allerlei informatie over het sociale domein, de arbeidsmarkt en het onderwijs in Zuid-Holland. Deze informatie is afkomstig uit verschillende bronnen. In het RIS en in de Regiometer zijn de oorspronkelijke bronnen van de data weergegeven. Uiteraard zijn de bronnen ook in deze publicatie vermeld. Per 1 januari 2014 zijn de gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude samengegaan als één nieuwe gemeente met de naam Alpen aan den Rijn. Hiermee is Boskoop overgegaan van de arbeidsmarktregio Midden-Holland naar Holland Rijnland. Deze gemeenten fuseren per 1 januari 2015.
Kaart 1 Regio Rijn Gouwe met Holland Rijnland en Midden-Holland
1.2
Economie, arbeidsmarkt en onderwijs Begin 2014 zijn er tekenen die wijzen op een economisch herstel in Nederland. Zo groeit de productie van de industrie en de bouw, neemt het consumenten- en producentenvertrouwen toe en zijn de huizenprijzen stabiel. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat de Nederlandse economie dit en volgend jaar met respectievelijk 0,75% en 1,25% groeit. (CPB 2014). Ook ondernemers blijken begin april 2014 een stuk positiever dan zij lange tijd geweest zijn. Ondernemers die een verbetering van het economische klimaat verwachten zijn in de meerderheid. Ook de verwachtingen voor de omzet en export in 2014 zijn positiever dan voorheen (COEN, CBS Statline). Dit voorzichtige economische herstel vertaalt zich in 2014 nog niet in een toename van de werkgelegenheid in de regio Rijn Gouwe of in Nederland. Naar verwachting neemt deze in 2015 voorzichtig toe (CPB 2014, UWV WERKbedrijf 2014). De regio Rijn Gouwe heeft relatief veel banen in de landbouw, industrie, onderwijs en gezondheidszorg. Verwachtingen voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in 2014 en 2015 verschillen per sector: • Voor de collectieve sectoren is het overheidsbeleid van belang. Vanwege bezuinigingen wordt binnen de gezondheidszorg en het openbaar bestuur een forse krimp verwacht. Voor het onderwijs blijft de werkgelegenheid stabiel. • Het uitzendwezen is zeer conjunctuurgevoelig. Waarschijnlijk neemt in deze sector het aantal banen met 4 tot 5% toe. • De industriële productie herstelt, maar de werkgelegenheid krimpt. Dit is een structurele ontwikkeling die al veel langer speelt in deze bedrijfstak. Verbeterde productietechnieken, automatisering en robotisering zorgen voor een groei van de omzet zonder dat het aantal banen toeneemt. • Het algemene beeld voor de marktsector is dat in 2014 een aantal conjunctuurgevoelige bedrijfstakken weer werkgelegenheidsgroei vertoont. In 2015 laten bijna alle sectoren uit de marktsector banengroei zien (UWV WERKbedrijf 2014).
2
Op de korte termijn worden geen tekorten aan arbeid verwacht binnen de verschillende economische sectoren en clusters 4 in de regio Rijn Gouwe. Een uitzondering is het cluster life and health science. De vraag naar hoog opgeleid personeel neemt tot 2018 waarschijnlijk sneller toe dan de verwachte instroom op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs (riszh.nl). Daarnaast ontstaan er mogelijk knelpunten voor specifieke beroepen. Bovendien bieden sommige beroepen (zoals technische beroepen) meer kans op werk dan andere (zoals sociaal-culturele beroepen) (ROA 2013). Werkgevers gebruiken steeds vaker een flexibele schil om de bedrijfsomvang snel aan te kunnen passen aan de veranderende vraag, maar bijvoorbeeld ook als instrument voor werving en selectie. Opvallend is dat het tijdelijke contract zonder uitzicht op vast werk vaak wordt ingezet bij structurele werkzaamheden. Het is dus niet altijd zo dat het om tijdelijk werk gaat. De sociale partners zijn overeengekomen dat flexcontracten alleen gebruikt moeten worden waar het echt nodig is (STAR 2013). Dat blijkt dus niet geheel overeen te komen met de praktijk (SCP 2014). Belangrijk is dat het onderwijs aansluit op de (toekomstige) behoefte aan arbeid op de arbeidsmarkt. De overheid heeft daarom voor het mbo het actieplan ‘Focus op vakmanschap’ (Ministerie OCW) opgesteld. Naast kwaliteitsverbetering van het onderwijs en het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters is de aansluiting op de arbeidsmarkt van belang binnen dit actieplan. Dit moet bereikt worden met de volgende maatregelen: • Een herziening van de kwalificatiestructuur moet ervoor zorgen dat ook de inhoud van het beroepsonderwijs nog beter gaat aansluiten op wat de toekomstige arbeidsmarkt vraagt. • De vraag van de arbeidsmarkt verandert in de loop van de tijd. Daarom is het belangrijk om jongeren naast goede vakkennis ook kernvaardigheden te leren die hen in staat stellen om met een veranderende arbeidsmarkt om te gaan. • Het mbo-onderwijs dient te zijn afgestemd op de regionale arbeidsmarkt. • Er moeten voldoende stageplekken zijn zodat mbo-studenten daadwerkelijk hun opleiding met succes kunnen afronden. • Studenten moeten gestimuleerd worden in het kiezen van een opleiding met een toekomstperspectief. • Het mbo dient mogelijkheden voor bijscholing aan te bieden en moet zich dus nog meer gaan richten op volwassenenonderwijs (Ministerie van OCW 2014). Arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe 2014 laat zien dat economie, arbeidsmarkt en onderwijs voortdurend in beweging zijn. Arbeidsmarktbeleid dient daarom continu in te spelen op de actuele situatie en rekening te houden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Deze publicatie kan een bijdrage leveren aan het formuleren van dit beleid voor de regio Rijn Gouwe.
4
Een cluster is een groep van bedrijven en kenniscentra (zoals universiteiten, universitaire ziekenhuizen en publiek-private topinstituten zoals TI Pharma) binnen een bepaald vakgebied, die bij elkaar in de buurt gevestigd zijn.
3
Begin 2014 gaat het voorzichtig de goede kant op met de economie. Ondernemers in ZuidHolland en Nederland zijn optimistischer over het economische klimaat dan voorheen. Ook neemt begin 2014 het aantal uitzenduren en vacatures toe. Beide wijzen waarschijnlijk op een economisch herstel. Naar verwachting trekt in een groot aantal marktsectoren in 2015 de werkgelegenheid weer aan. De sectoren zorg en openbaar bestuur hebben te maken met bezuinigingen door de overheid, waardoor het aantal banen ook bij economische groei afneemt. Voor een goed functionerende arbeidsmarkt is het van belang dat het onderwijs aansluit op de toekomstige behoefte aan arbeid op de arbeidsmarkt. De overheid heeft daarom voor het mbo het actieplan ‘Focus op vakmanschap’ (Ministerie OCW) opgesteld. Naast kwaliteitsverbetering van het onderwijs en het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters is de aansluiting op de arbeidsmarkt van belang binnen dit actieplan.
4
2
Economische ontwikkelingen Dit hoofdstuk beschrijft ontwikkelingen rond economie en bedrijfsleven aan de hand van resultaten uit de Conjunctuurenquête Nederland (COEN). In COEN wordt aan ondernemers gevraagd of hun bedrijfsresultaten in het afgelopen kwartaal verbeterd, verslechterd of gelijk zijn gebleven ten opzichte van het kwartaal daarvoor. Ook wordt gevraagd naar verwachtingen voor het komende kwartaal. De indicatoren uit COEN worden uitgedrukt in saldi: het percentage ondernemingen met een beter resultaat dan het kwartaal ervoor minus het percentage ondernemingen met een slechter resultaat dan het kwartaal ervoor. Er zijn geen COEN-gegevens beschikbaar voor de regio Rijn Gouwe 5. Daarom wordt gebruikgemaakt van cijfers over geheel Zuid-Holland. Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk de volgende onderwerpen aan de orde: economisch klimaat, omzet, export, winst, investeringen en personeel. Paragraaf 2.5 gaat over het ondernemersvertrouwen voor 2014.
2.1
Verwachtingen economisch klimaat positief Ondernemers in Zuid-Holland hebben positieve verwachtingen over het economische klimaat in het tweede kwartaal van 2014. Van hen verwacht 15% dat het economische klimaat in het derde kwartaal verbetert, 7,4% verwacht een verslechtering. Hiermee zijn in Zuid-Holland de ondernemers met positieve verwachtingen in de meerderheid (saldo 7,6%). Van begin 2012 tot en met het eerste kwartaal van 2014 zijn er meer ondernemers die menen dat het economische klimaat verslechtert dan dat er ondernemers zijn die vinden dat het economische klimaat verbetert (figuur 1).
5
Voor Arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe 2013 is gebruikgemaakt van maatwerk uit COEN geleverd door de KVK Den Haag. Dit maatwerk is voor 2014 niet meer beschikbaar.
5
Figuur 1 20
Ontwikkeling economisch klimaat in Zuid-Holland, eerste kwartaal 2012-tweede kwartaal 2014
10 0 -10 -20 -30 -40
% verbeterd
% verslechterd
saldo
bron: COEN (CBS Statline)
2.2
Omzet en export Ook over de verwachte omzet en export in het tweede kwartaal 2014 zijn ondernemers in Zuid-Holland positief gestemd (saldi respectievelijk 17,4 en 8,7). Figuur 2 toont de saldi voor omzet en export vanaf begin 2012 in Zuid-Holland. Al sinds het tweede kwartaal 2013 vertoont de export door ondernemingen in Zuid-Holland een positieve ontwikkeling. Voor de binnenlandse omzet geldt deze positieve ontwikkeling vanaf het vierde kwartaal van 2013. Niet alleen ondernemingen die zelf goederen of diensten exporteren profiteren van de toenemende export. Wanneer gekeken wordt naar de toegevoegde waarde in de uitvoer, en dus de daadwerkelijke bijdrage aan het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp), blijkt de dienstensector met een aandeel van bijna 50% veruit de meeste waarde toe te voegen aan de binnenlands geproduceerde uitvoer, terwijl de verwerkende industrie een derde aan waarde toevoegt. De binnenlandse dienstensector is veel afhankelijker van de uitvoer dan vaak wordt gedacht. De verwerkende industrie maakt namelijk intensief gebruik van Nederlandse diensten in haar productieproces (DNB 2014).
6
Figuur 2
Ontwikkeling saldi omzet en export in Zuid-Holland, eerste kwartaal 2012-tweede kwartaal 2014
20 15 10 5 0 -5 -10 -15
omzet
export
bron: COEN (CBS Statline)
2.3
Winst en investeringen In het eerste kwartaal van 2014 is het percentage ondernemingen waarbij de winst afneemt (20,2%) groter dan het percentage ondernemingen waarbij de winst groeit (13,2%, saldo -7). Het saldo voor winstgevendheid is in het laatste kwartaal van 2013 en het eerste kwartaal van 2014 wel gunstiger dan in de acht kwartalen daarvoor. Ook de investeringen door Zuid-Hollandse ondernemers laten een positieve ontwikkeling zien. Het grootste deel van de ondernemers (63,9%) verwacht begin 2014 dat hun investeringen in 2014 gelijk zullen blijven aan die in 2013. Het percentage ondernemers met positieve en negatieve verwachtingen is bijna gelijk. Het saldo voor de verwachte investeringen in 2014 komt daarmee op -0,6. Dit saldo is gunstiger dan de saldi in 2012 en 2013.
7
Figuur 3
Ontwikkeling saldi winst en investeringen in ZuidHolland, eerste kwartaal 2012-eerste kwartaal 2014
0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 01-12
02-12
03-12
04-12 winst
01-13
02-13
03-13
04-13
01-14
investeringen
NB Voor winst en investeringen zijn geen gegevens beschikbaar voor de verwachtingen voor het tweede kwartaal van 2014. bron: COEN (CBS Statline)
2.4
Personeel Met het verbeteren van de economische omstandigheden zijn ondernemers ook minder negatief geworden over de werkgelegenheid in hun bedrijf. Van de ondernemers in ZuidHolland verwacht 17,5% dat hun personeelsbestand in het tweede kwartaal 2014 krimpt (saldo -4%). In de negen kwartalen daarvoor daalt de werkgelegenheid bij 18,1 tot 26,4% van de ondernemingen.
Figuur 4 0 -5 -10 -15 -20
bron: COEN (CBS Statline)
8
Ontwikkeling saldo personeel in Zuid-Holland, eerste kwartaal 2012-tweede kwartaal 2014
2.5
Ondernemersvertrouwen Het ondernemersvertrouwen is het gemiddelde van de saldi van de verwachtingen met betrekking tot omzet, export, werkgelegenheid en investeringen voor het volgende jaar. Het ondernemersvertrouwen biedt inzicht in de balans tussen optimistische en pessimistische ondernemers. In het vierde kwartaal van 2013 is ondernemers in Zuid-Holland gevraagd naar hun ondernemersvertrouwen voor 2014. Het aantal ondernemers dat verwacht dat het in 2014 beter gaat dan in 2013, is iets groter dan het aantal ondernemers dat verwacht dat het slechter gaat (saldo 2,5%). Dit positieve resultaat is te danken aan de positieve verwachtingen voor de ontwikkeling van de omzet en de export. De verwachtingen voor de werkgelegenheid en de investeringen in 2014 zijn per saldo negatief.
Figuur 5
Ondernemersvertrouwen voor 2013 en 2014 in Zuid-Holland
20 15 10 5 0 -5 -10 -15
verwachtingen voor 2013
verwachtingen voor 2014
bron: COEN (CBS Statline)
Stand van zaken begin 2014 Ondernemers in Zuid-Holland menen dat in het eerste kwartaal van 2014 het economische klimaat, de omzet en de export zich positief ontwikkelen. Zij denken dat deze positieve trend in het tweede kwartaal van 2014 doorzet. Van de ondernemers in Zuid-Holland verwacht 17,5% dat hun personeelsbestand in het tweede kwartaal 2014 krimpt. In de negen kwartalen daarvoor daalt de werkgelegenheid bij 18,1 tot 26,4% van de ondernemingen.
Ontwikkeling 2013-2014 Het aantal ondernemers in Zuid-Holland dat verwacht dat het in 2014 beter gaat dan in 2013, is iets groter (2,5%) dan het aantal ondernemers dat verwacht dat het slechter gaat. Dit positieve resultaat is te danken aan de positieve verwachtingen voor de ontwikkeling van de omzet en de export. De verwachtingen voor de werkgelegenheid en de investeringen in 2014 zijn gemiddeld genomen negatief.
9
10
3
Bedrijvigheid Dit hoofdstuk laat zien tot welke sectoren en clusters 6 de bedrijven in de regio Rijn Gouwe behoren. Ook ontwikkelingen rondom het aantal bedrijfsvestigingen, het aantal zzp’ers en het aantal oprichtingen en opheffingen van bedrijven worden belicht. Paragraaf 3.5 gaat over de werkgelegenheid in de regio Rijn Gouwe.
3.1
Sectoren en clusters Tabel 1 geeft een beeld van de verdeling van het totaal aantal bedrijfsvestigingen en de werkgelegenheid in de regio Rijn Gouwe in 2013 naar sector. In absolute zin zijn de meeste bedrijfsvestigingen in de regio Rijn Gouwe te vinden in de sectoren handel, specialistische zakelijke dienstverlening, gezondheids- en welzijnszorg en bouw (blauw gemarkeerde cellen in tabel 1). Tezamen omvatten zij 57,8% van alle bedrijfsvestigingen in de regio Rijn Gouwe. Twee derde van de werkgelegenheid bevindt zich in de industrie, handel, specialistische zakelijke dienstverlening, onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg (blauw gemarkeerde cellen). In tabel 1 wordt de verdeling van de bedrijfsvestigingen en werkzame personen over de verschillende sectoren in 2013 vergeleken met die in Zuid-Holland. Een hoge index (groen gemarkeerde cellen) geven aan dat de regio Rijn Gouwe in verhouding veel bedrijfsvestigingen of veel werkzame personen kent binnen deze sector. In de regio Rijn Gouwe blijken er relatief veel vestigingen en werkzame personen binnen de sectoren landbouw, bosbouw en visserij, industrie, onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg te zijn. Daarnaast zijn er in verhouding veel mensen werkzaam in de handel en logies-, maaltijd- en drankverstrekking. De sector waterbedrijven en afvalbeheer in de regio Rijn Gouwe telt 66 vestigingen. Hoewel dit aantal klein is, is dit verhoudingsgewijs meer dan in Zuid-Holland. Tabel 1 Percentage bedrijfsvestigingen en werkzame personen naar economische sector in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland, 2013 sector
werkzame personen 1
1
zuidholland
index
landbouw, bosbouw en visserij
6,9
4,7
148
2,7
1,8
148
winning van delfstoffen
0,0
0,0
29
0,0
0,1
1
industrie
4,7
3,8
122
9,7
7,6
128
energievoorziening
0,0
0,0
94
0,3
0,5
57
waterbedrijven en afvalbeheer
0,2
0,2
121
0,5
0,6
80
bouw
10,8
11,2
97
6,1
5,9
104
handel
21,1
20,5
103
20,2
17,6
115
2,3
3,2
72
4,3
5,9
74
vervoer en opslag
6
bedrijfsvestigingen regio rijn gouwe
regio rijn gouwe
zuidholland
index
Een cluster is een groep van bedrijven en kenniscentra (bijvoorbeeld universiteiten, universitaire ziekenhuizen en publiekprivate topinstituten zoals TI Pharma) binnen een bepaald vakgebied die bij elkaar in de buurt gevestigd zijn.
11
sector
logies-, maaltijd- en drankverstrekking
bedrijfsvestigingen
werkzame personen 1
regio rijn gouwe
zuidholland
index
4,0
4,3
93
regio rijn gouwe 3,8
zuidholland 3,5
1
index
109
informatie en communicatie
3,9
4,5
87
2,6
3,1
81
financiële instellingen
1,3
1,3
95
1,5
2,5
59
verhuur van en handel in onroerend goed
1,2
1,4
85
0,8
1,0
81
15,7
17,2
91
8,0
9,1
88
verhuur en overige zakelijke dienstverlening
4,6
5,4
85
3,8
5,5
69
openbaar bestuur en overheidsdiensten
0,4
0,4
90
4,2
7,0
61
onderwijs
4,1
3,7
112
7,9
7,1
112
10,1
8,3
122
20,3
17,1
119
cultuur, sport en recreatie
3,0
4,0
74
1,6
1,8
90
overig
5,5
5,7
97
1,7
2,5
70
35.768
180.765
100
288.811
1.503.117
100
specialistische zakelijke dienstverlening
gezondheids- en welzijnszorg
totaal (absoluut aantal=100%) 1
Berekening index: % regio Rijn Gouwe ÷ % Zuid-Holland. Een index boven de 100 geeft aan dat deze sector in de regio Rijn Gouwe relatief veel vestigingen/werkzame personen heeft ten opzichte van Zuid-Holland. bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 2014, ris-zh.nl: Aantal bedrijfsvestigingen en banen per regio of gemeente in Zuid-Holland
Behalve naar sectoren kunnen bedrijven ook ingedeeld worden naar cluster (tabel 2). In Zuid-Holland wordt een aantal economische clusters onderscheiden die een belangrijke stuwende rol hebben voor de regionale economie (Van der Slot et al 2011). De creatieve industrie en de greenports zijn wat betreft het absolute aantal vestigingen grote clusters in de regio Rijn Gouwe. Ruim 11% van alle bedrijfsvestigingen in 2013 behoort tot een van deze clusters (blauw gemarkeerde cellen in tabel 2). Techniek, greenports, life and health science en ICT zorgen in 2013 voor de grootste werkgelegenheid in de regio Rijn Gouwe. Deze clusters zorgen voor 14,7% van banen in de regio (blauw gemarkeerde cellen in tabel 2). Opvallend in de regio Rijn Gouwe zijn de clusters food, feed and beverages 7, greenports 8 en life and health science 9. In vergelijking met Zuid-Holland nemen zij in de regio Rijn Gouwe een groot deel van de vestigingen en banen voor hun rekening. Dit is in tabel 2 groen gemarkeerd.
7 8 9
Vervaardiging van voedingsmiddelen en drank. Tuinbouw. Vervaardiging farmaceutische grondstoffen/producten, ontwikkeling met betrekking tot voeding en gezondheid, universitaire medische centra.
12
Tabel 2 Percentage bedrijfsvestigingen en werkzame personen naar economische cluster in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland, 2013 cluster
aantal vestigingen regio rijn zuidgouwe (%) holland (%)
aantal werknemers 1
index
regio rijn zuidgouwe (%) holland (%)
1
index
chemie - haven industrieel complex
0,1
0,1
98
0,9
0,9
93
creatieve industrie
5,6
7,3
77
2,0
2,4
83
financiële dienstverlening
0,4
0,4
99
1,0
1,8
53
food, feed en beverages
0,6
0,4
146
1,9
1,1
170
greenports
5,6
3,8
149
3,4
2,1
163
ict
3,4
3,9
89
3,2
3,7
86
internationaal recht
0,4
0,7
56
0,3
0,8
37
life and health science
0,15
0,07
227
3,3
1,2
271
logistiek en transport
1,6
2,3
72
2,6
3,7
69
natte waterbouw
0,2
0,2
103
0,1
0,3
38
scheepsbouw
0,1
0,1
86
0,0
0,3
12
techniek
3,6
3,4
105
4,7
5,3
90
water- en deltatechnologie
0,3
0,3
97
0,2
0,6
26
35.768
180.765
100
288.811
1.503.117
100
totaal (absoluut aantal=100%)
NB De percentages per sector tellen niet op tot 100%, omdat niet alle bedrijven bij een van de bovenstaande clusters horen. Bovendien heeft techniek een kleine overlap met ICT. 1 Berekening index: % Regio Rijn Gouwe ÷ % Zuid-Holland. Een index boven de 100 geeft aan dat deze cluster in de regio Rijn Gouwe relatief veel vestigingen/werkzame personen heeft ten opzichte van Zuid-Holland. bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 2014, ris-zh.nl: Aantal bedrijfsvestigingen en banen per regio of gemeente in Zuid-Holland
3.2
Bedrijfsvestigingen In 2013 telt de regio Rijn Gouwe 36.120 bedrijfsvestigingen. Hieronder zijn 18.532 bedrijfsvestigingen met meer dan één werkzame persoon (figuur 6), waarvan 12.804 in Holland Rijnland en 5.728 in Midden-Holland. In de jaren 2008 tot en met 2011 is het aantal bedrijfsvestigingen met meer dan één werkzame persoon redelijk stabiel. In 2012 doet zich een daling voor. Deze afname zet niet door in 2013 (groei 2012-2013: 0,5%). Ten opzichte van 2008 ligt het aantal bedrijfsvestigingen in 2013 in de regio Rijn Gouwe 2,1% lager (Holland Rijnland 2,5 %, Midden-Holland 1,3%). Ook in Zuid-Holland neemt in de genoemde periode het aantal bedrijfsvestigingen met meer dan één werkzame persoon af en wel met 6,8%.
13
Figuur 6
Ontwikkeling aantal bedrijfsvestigingen met meer dan één werkzame persoon in de regio Rijn Gouwe, 20082013
13.300
6.000
13.200
5.950
13.100
5.900
13.000
5.850
12.900
5.800
12.800
5.750
12.700
5.700
12.600
5.650 2008
2009
2010
holland rijnland (linker as)
2011
2012
2013
midden-holland (rechter as)
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 2014, ris-zh.nl: Aantal bedrijfsvestigingen en banen per regio of gemeente in Zuid-Holland
3.3
Zzp’ers Figuur 7
Ontwikkeling aantal zzp’ers1 in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland, 2008-2013
18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 2008
2009
2010 holland rijnland
2011
2012
2013
midden-holland
1 Alle bedrijfsvestigingen waar één persoon werkzaam is zijn geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 2014, ris-zh.nl: Aantal eenmansbedrijven in Zuid-Holland
In tegenstelling tot de grotere bedrijfsvestigingen neemt het aantal zzp’ers toe in de periode 2008-2013. In 2013 werken 17.213 zzp’ers in de regio Rijn Gouwe. Dit is 41,6% meer dan in 2008. De toename is in Holland Rijnland (44,5%) groter dan in Midden-Holland (35,2%). In Zuid-Holland groeit het aantal zzp’ers in de genoemde periode met 29,2%. Tussen 2011
14
en 2013 neemt het aantal zzp’ers weer iets af in de regio Rijn Gouwe (3,2%). Zuid-Holland kent in deze periode een groei van 1,3%. In de regio Rijn Gouwe is 48,1% van alle bedrijfsvestigingen in 2013 in handen van een zzp’er (Zuid-Holland: 51,9%). In 2008 was dit nog slechts 39% (Zuid-Holland: 43,8%). Onduidelijk is waarom het aantal zzp’ers in de regio Rijn Gouwe tussen 2008 en 2013 zo sterk is gegroeid en waarom het percentage zzp’ers in de regio Rijn Gouwe lager is dan in ZuidHolland. De toename van het aantal zzp’ers heeft een dempende werking op de werkgelegenheidsdaling. Door hun prijzen en aantal gewerkte uren te verlagen en door in te teren op hun vermogen zijn zzp’ers in staat werkzaam te blijven wanneer de vraag naar hun diensten/ producten afneemt. Deze flexibiliteit van zzp’ers heeft een keerzijde, namelijk verborgen werkloosheid en armoede. In 2012 blijkt dat het voor bijna een kwart van de zzp’ers een negatieve keuze was om als zzp’er te werken. 12% van de zzp’ers koos deze optie omdat zij geen geschikte baan vonden, 9% door ontslag en 3% werd gedwongen door hun werkgever. Daarnaast is tussen 2008 en 2010 het aantal zzp’ers met een laag inkomen 10 toegenomen van 10 naar 14% (Badir 2014).
3.4
Oprichtingen en opheffingen In 2013 worden in de regio Rijn Gouwe 5.849 nieuwe bedrijven opgericht. Net als in de jaren 2008-2012 is in 2013 het aantal oprichtingen van nieuwe ondernemingen groter dan het aantal opheffingen van ondernemingen (3.770) 11, 12.
Figuur 8
Aantal uitgesproken faillissementen in de regio’s Leiden en Bollenstreek en zuidoost Zuid-Holland, 2010-2013
400 350 300 250 200 150 100 50 0 2010
2011
2012
2013
NB De gegevens voor alle jaren betreffen voorlopige cijfers. bron: CBS Statline
10
De lage inkomensgrens wordt hier gedefinieerd als een vast koopkrachtbedrag van € 940,00 per maand, in prijzen van 2010. De huishoudensinkomens van de meerpersoonshuishoudens zijn berekend met behulp van een equivalentiefactor. 11 Hier worden bedrijfsverplaatsingen, fusies, overnames et cetera niet besproken. Het geeft dus geen volledig beeld van de ‘demografie van het bedrijfsleven’. Het gaat niet om complete ‘mutatiebalansen’. 12 De in de paragrafen 3.2 en 3.3 gepresenteerde gegevens zijn afkomstig uit het Bedrijvenregister Zuid-Holland en betreffen het aantal vestigingen. De gegevens in paragraaf 3.4 betreft het aantal bedrijven. Deze gegevens zijn afkomstig van de KvK.
15
Figuur 8 toont het aantal uitgesproken faillissementen in de Corop-regio’s agglomeratie Leiden en Bollenstreek en zuidoost-Zuid-Holland samen. Deze twee regio’s samen omvatten 20 van de 23 gemeenten in de regio Rijn Gouwe 13. Het aantal uitgesproken faillissementen in de genoemde twee regio’s samen is in 2013 relatief hoog in vergelijking met de jaren 2010-2012. Ten opzichte van 2012 is het aantal uitgesproken faillissementen in 2013 met 34,4% gestegen.
3.5
Werkgelegenheid In 2013 hebben 288.811 personen een baan in de regio Rijn Gouwe. Hiervan werken 205.471 personen in Holland Rijnland en 83.394 personen in Midden-Holland (figuur 9). Tussen 2008 en 2013 neemt het aantal werkzame personen wisselend toe en af. In 2012 en 2013 is de afname van de werkgelegenheid in de regio Rijn Gouwe met respectievelijk 1,5 en 0,7% het sterkst. Over de gehele periode 2008-2013 is het aantal banen in de regio Rijn Gouwe met 1,2% gedaald (afname Holland Rijnland: 0,8%, Midden-Holland: 2,2%, ZuidHolland: 3,1%). Naar verwachting neemt de werkgelegenheid in 2014 nog af, waarna deze in 2015 voorzichtig stijgt (CPB 2014). Gemiddeld over 2014 en 2015 samen betekent dat de werkgelegenheid in Holland Rijnland iets lager ligt dan in 2013 (ongeveer 0,5%). In Midden-Holland is het aantal banen gemiddeld over 2014 en 2015 net als in Nederland vermoedelijk ongeveer gelijk aan dat in 2013 (UWV WERKbedrijf 2014).
Figuur 9
Ontwikkeling aantal werkzame personen in Holland Rijnland en Midden-Holland, 2008-2013
211.000
86.000
210.000
85.500
209.000
85.000
208.000
84.500
207.000
84.000
206.000
83.500
205.000
2008
2009
2010
holland rijnland (linker verticale as)
2011
2012
2013
83.000
midden-holland (rechter verticale as)
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 2014, ris-zh.nl: Aantal bedrijfsvestigingen en banen per regio of gemeente in Zuid-Holland
De ontwikkeling van het aantal banen in de regio Rijn Gouwe in de periode 2008-2013 verschilt per sector (tabel 3). De bouw, verhuur en handel van onroerend goed en de financiële dienstverlening krijgen forse klappen. In de sectoren logies-, maaltijd- en drankverstrekking
13
De gemeenten Nederlek, Ouderkerk en Zuidplas ontbreken.
16
en specialistische zakelijke dienstverlening, cultuur, sport en recreatie groeit het aantal banen. De collectieve sector 14 kent in 2013 meer banen dan in 2008 (1,8%). De gezondheids- en welzijnszorg zijn met 5% het meeste gegroeid tussen 2008 en 2013. In Holland Rijnland neemt tussen 2010 en 2013 het aantal banen in de zorg met 2,3% af. Midden-Holland kent in deze periode een groei van 4,3% (Bedrijvenregister Zuid-Holland 2014). Als gevolg van overheidsmaatregelen om de kosten in de zorg te beheersen, komt de werkgelegenheid in de zorg de komende jaren sterk onder druk te staan (UWV WERKbedrijf 2014). In het onderwijs en openbaar bestuur daalt het aantal banen vanaf 2010. Forse bezuinigingen in het openbaar bestuur hebben een banenverlies tot gevolg bij zowel de lokale overheden als de rijksoverheid. In 2014 en 2015 loopt het verlies aan banen in het openbaar bestuur vermoedelijk verder op. Naar verwachting blijft het aantal banen in het onderwijs in 2014 ongeveer gelijk aan dat in 2013. Mogelijk neemt de werkgelegenheid in het onderwijs in 2015 iets toe (UWV WERKbedrijf 2014). Tabel 3 Ontwikkeling aantal werkzame personen in de regio Rijn Gouwe per sector 2008, 2010, 2013 2008 landbouw, bosbouw en visserij
2010
2013
groei (%) 2008-2013
8.227
8.224
7.771
-5,5
industrie, winning delfstoffen, energie
29.742
29.559
28.705
-3,5
bouwnijverheid
21.127
20.034
17.752
-16,0
groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
60.745
60.161
58.369
-3,9
vervoer en opslag
12.517
12.426
12.481
-0,3
logies-, maaltijd- en drankverstrekking
10.328
10.477
10.924
5,8
informatie en communicatie
7.092
7.006
7.374
4,0
financiële instellingen
6.748
5.168
4.317
-36,0
verhuur van en handel in onroerend goed
2.453
2.458
2.344
-4,4
specialistische zakelijke dienstverlening
21.498
22.015
23.198
7,9
verhuur van roerende goederen, overige zakelijke dienstverlening
12.062
10.999
11.064
-8,3
openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
11.151
12.732
12.190
9,3
onderwijs
23.030
23.060
22.786
-1,1
gezondheids- en welzijnszorg
55.677
58.909
58.486
5,0
cultuur, sport en recreatie
3.780
4.143
4.705
24,5
overige dienstverlening
4.883
4.942
4.970
1,8
292.390
293.687
288.811
-1,2
totaal
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 2014, ris-zh.nl: Aantal bedrijfsvestigingen en banen per regio of gemeente in Zuid-Holland
14
Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg.
17
Flexibele arbeid Landelijke cijfers laten zien dat aan het begin van de economische crisis in 2008 zowel het aantal werknemers met een vast als met een flexibel contract afneemt. Ook daalt dan het aantal zelfstandigen. De afname van werknemers met een vast contract zet in Nederland door tot 2013. Het aantal werknemers met een flexibel contract en het aantal zelfstandigen neemt sinds het tweede kwartaal van 2010 weer toe (bron: CBS). In 2008 had 16,1% van de werkzame beroepsbevolking in Nederland een flexibel contract. In 2013 is dat 18,1%. Het percentage jongeren met een flexibele arbeidsrelatie (42%) is landelijk een stuk hoger dan gemiddeld onder de werkzame beroepsbevolking (18,1%). Flexibilisering van de arbeid onder jongeren is een fenomeen dat zich al jaren voltrekt. In 2003 had nog maar een kwart van de werkende jongeren een flexibele arbeidsrelatie (bron: CBS). De mate waarin de verschillende contractvormen voorkomen verschuift tussen 2008 en 2013 (figuur 10). In vergelijking met 2008 werken flexibele krachten in 2013 vaker als oproepkracht of invalkracht. Ook hebben zij vaker een contract zonder vaste uren. Minder vaak hebben flexibele krachten uitzicht op een vast dienstverband of werken zij als uitzendkracht. Het aantal uitzendkrachten in 2013 ligt lager dan in 2008. Maar sinds het tweede kwartaal van 2013 stijgt het aantal uitzenduren weer. Dit kan wijzen op groei van de werkgelegenheid, ook is het mogelijk dat vaste banen worden omgezet in flexibele banen (bron: CBS). Het aantal uitzenduren in Nederland in de eerste twintig weken van 2014 ligt ruim 3% hoger dan in dezelfde periode in 2013 (ABU). Figuur 10 Flexibele arbeid naar soort contract, Nederland 2008-2013 40 35
% binnen flexiblee arbeid
3.6
30 25 20 15 10 5 0 tijdelijk; tijdelijk >= 1 uitzicht op vast jaar
overig tijdelijk uitzendkracht oproep- of inval 2008
geen vaste uren (tijdelijk/vast)
2013
bron: CBS
Werkgevers gebruiken steeds vaker een flexibele schil om de bedrijfsomvang snel aan te kunnen passen aan de veranderende vraag. Ook wordt de flexibele schil gebruikt als instrument voor werving en selectie. Opvallend is dat het tijdelijke contract zonder uitzicht op
18
vast werk vaak wordt ingezet bij structurele werkzaamheden. Het is dus niet altijd zo dat het om tijdelijk werk gaat. De sociale partners zijn overeengekomen dat flexcontracten alleen gebruikt moeten worden daar waar het echt nodig is (STAR 2013). Dat blijkt dus niet geheel overeen te komen met de praktijk (SCP 2014). De toename van flexibele arbeid zal de komende jaren verder doorzetten. Vooral organisaties die al gebruikmaken van flexkrachten gaan dit de komende jaren intensiveren (TNO 2014).
3.7
Spanning tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt Tabel 4 vergelijkt vraag en aanbod en laat zo zien waar (vanuit het standpunt van de werkgever) krapte en ruimte op de arbeidsmarkt is. Krapte betekent veel vraag naar arbeid (openstaande vacatures) en weinig aanbod aan arbeid (werkzoekenden minder dan zes maanden werkloos). De arbeidsmarkt in de regio Rijn Gouwe kan in het eerste kwartaal van 2014 als zeer ruim getypeerd worden. In het eerste kwartaal van 2014 bestaat er voor de verschillende opleidingsniveaus (van elementair tot universitair) en voor de verschillende beroepsgroepen in de regio Rijn Gouwe geen tekort aan arbeidskrachten. Voor bijna alle beroepsgroepen is het aanbod aan arbeid groter dan het aantal openstaande vacatures. Alleen voor de informaticaberoepen is er een evenwicht tussen vraag naar en aanbod aan arbeid. Uiteraard zijn de verschillende beroepsgroepen een optelsom van meerdere beroepen. Mogelijk zijn er wel tekorten aan arbeidskrachten voor een aantal specifieke beroepen. Zo is in Zuid-Holland de arbeidsmarkt voor technische en industrieberoepen zeer ruim, maar is de vraag naar materiaalkundigen en werktuigbouwkundigen groter dan het aantal werkzoekenden. Binnen de regio Rijn Gouwe zijn de aantallen voor deze beroepen te klein om hier een betrouwbare conclusie aan te verbinden (werk.nl). In de regio Rijn Gouwe en ook in Zuid-Holland en landelijk neemt het aantal vacatures in het eerste kwartaal van 2014 weer toe. Eind december 2013 stonden in de regio Rijn Gouwe slechts 760 vacatures geregistreerd bij UWV WERKbedrijf. Het laagste aantal in 2013. In de maanden erna loopt dit aantal weer op tot 1.115 in april 2014. Dit is nog wel 11,1% minder dan in april 2013 (werk.nl). Tabel 4 Typering arbeidsmarkt (vanuit het standpunt van de werkgever) in de regio Rijn Gouwe naar beroep, eerste kwartaal 2014
totaal agrarische beroepen economisch-administratieve beroepen
1
openstaande vacatures
kort werkzoekend
3.356
8.930
zeer ruim
33
220
zeer ruim
946
2.533
zeer ruim
typering arbeidsmarkt
informaticaberoepen
255
229
gemiddeld
medische en paramedische beroepen
159
284
ruim
47
112
zeer ruim
pedagogische beroepen
109
186
ruim
sociaal-culturele beroepen
122
589
zeer ruim
technische en industrieberoepen
521
2.107
zeer ruim
transportberoepen
156
737
zeer ruim
verzorgende en dienstverlenende beroepen
932
1.928
zeer ruim
openbare orde- en veiligheidsberoepen
1
Werkzoekenden die zes maanden of korter staan geregistreerd bij UWV WERKbedrijf. bron: UWV WERKbedrijf, ris-zh.nl: Spanningsindicator per arbeidsmarktregio en beroepsgroep in Zuid-Holland
19
Huidige stand van zaken en ontwikkelingen in de afgelopen paar jaar In 2013 telt de regio Rijn Gouwe 35.768 bedrijfsvestigingen. Bijna de helft (48,1%) van de bedrijfsvestigingen is in handen van een zzp’er. Naar verhouding blijken er in de regio Rijn Gouwe relatief veel vestigingen en werkzame personen binnen de sectoren landbouw, bosbouw en visserij, industrie, onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg te zijn. Daarnaast zijn in verhouding veel mensen werkzaam in de handel en logies-, maaltijd- en drankverstrekking. Clusters met relatief veel bedrijfsvestigingen en banen in de regio Rijn Gouwe zijn food, feed and beverages, greenports en life and health science. Het aantal bedrijfsvestigingen exclusief de zzp’ers neemt in de regio Rijn Gouwe tussen 2008 en 2013 af met 2,1%. Deze daling doet zich vooral voor tussen 2011 en 2012. Het aantal zzp’ers groeit fors in periode 2008-2013 (41,6%). In 2013 telt de regio Rijn Gouwe 288.811 banen. De ontwikkeling van het aantal banen verloopt wisselend tussen 2008 en 2013. De jaren 2012 en 2013 kenmerken zich door een duidelijke afname van de werkgelegenheid (afname respectievelijk 1,5 en 0,7%). Na jaren van groei heeft de collectieve sector sinds 2010 te maken met een krimp van het aantal banen. Werkgevers maken steeds vaker gebruik van flexibele arbeidskrachten. In 2008 had 16,1% van de werkzame beroepsbevolking in Nederland een flexibel contract, in 2013 is dat 18,1%. Vooral het percentage jongeren met een flexibele arbeidsrelatie (42%) is hoog. In de regio Rijn Gouwe is het aantal werkzoekenden (8.930 personen zijn korter dan zes maanden op zoek naar werk) in het eerste kwartaal van 2014 groter dan het aantal openstaande vacatures (3.356). Het aanbod van arbeid is (in ieder geval in kwantitatieve zin) dus meer dan voldoende om aan de vraag van bedrijven te voldoen.
Meest recente ontwikkelingen Om de meest recente ontwikkelingen rondom de bedrijvigheid in de regio Rijn Gouwe te beschrijven, is een vergelijking gemaakt tussen de twee laatste jaren waarover gegevens beschikbaar zijn. Het volgende komt dan naar voren. Tussen 2012 en 2013 groeit het totaal aantal bedrijfsvestigingen (inclusief zzp’ers) in de regio Rijn Gouwe met 0,5%. Het aantal zzp’ers neemt tussen 2012 en 2013 in aantal af (2,5%), maar dat staat niet in verhouding tot de forse groei in periode 2008-2013 (41,6%). Het aantal banen in de regio Rijn Gouwe krimpt tussen 2012 en 2013 licht (0,7%). De collectieve sector kent in deze periode een kleine groei (0,1%). Echter, als gevolg van overheidsmaatregelen om de kosten te beheersen komt de werkgelegenheid in het openbaar bestuur en de zorg de komende jaren sterk onder druk te staan. Sinds het tweede kwartaal van 2013 stijgt het aantal uitzenduren in Nederland weer. Dit wijst op een groei van de (flexibele) werkgelegenheid, maar mogelijk worden ook vaste banen omgezet in flexibele banen. Positief voor de werkgelegenheid in de regio Rijn Gouwe is dat het aantal vacatures in 2014 toeneemt. Eind december 2013 daalt het aantal vacatures in de regio Rijn Gouwe naar een dieptepunt. Er zijn dan 760 openstaande vacatures. Eind april 2014 is dit aantal weer opgelopen naar 1.115.
20
4
Beschikbaar arbeidspotentieel Dit hoofdstuk beschrijft het aanbod van arbeid in de regio Rijn Gouwe. De paragrafen 4.1 tot en met 4.3 gaan over de beroepsbevolking, pendel 15 en de toekomstige ontwikkeling van de beroepsbevolking. Cijfers in paragraaf 4.4 over het aantal WW-uitkeringen en het aantal bijstandsuitkeringen geven inzicht in het onbenut arbeidspotentieel. Nieuw aanbod op de arbeidsmarkt wordt vooral bepaald door instroom vanuit het onderwijs. Dit komt in paragraaf 4.5 aan bod. Tot slot belicht paragraaf 4.6, met ontwikkelingen rondom het aantal personen in de sociale werkvoorzieningen en het aantal Wajongers, de onderkant van de arbeidsmarkt.
4.1
Huidige beroepsbevolking De beroepsbevolking wordt door het CBS gedefinieerd 16 als alle 15- tot 65-jarigen die werken of werkloos zijn en zich actief aanbieden op de arbeidsmarkt. De beroepsbevolking in de regio Rijn Gouwe telt in 2013 zo’n 373.000 personen. Hiervan hebben 350.000 personen een baan en 24.000 personen zijn werkloos (6,3%). Het werkloosheidspercentage in de regio Rijn Gouwe is in 2013 gunstiger dan in ZuidHolland (9%) en Nederland (8,3%). Daarnaast bieden in de regio Rijn Gouwe meer personen tussen de 15 en 65 jaar zich aan op de arbeidsmarkt (bruto-arbeidsparticipatie Rijn Gouwe: 73,1%, Zuid-Holland: 71,5% en Nederland: 72,1%). De arbeidsreserve, bestaande uit de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking, is in de regio Rijn Gouwe dus relatief gezien wat kleiner dan in Zuid-Holland en Nederland. Tabel 5 Absolute aantallen beroepsbevolking regio Rijn Gouwe, 2013 bevolking (15 tot 65 jaar) regio rijn gouwe zuid-holland nederland
beroepsbevolking
werkzame beroepsbevolking
werkloze beroepsbevolking
niet-beroepsbevolking
511.000
373.000
350.000
24.000
138.000
2.363.000
1.690.000
1.538.000
152.000
673.000
11.013.000
7.939.000
7.283.000
656.000
3.074.000
NB Cijfers over Holland Rijnland en Midden Holland zijn niet beschikbaar. bron: CBS
15 16
Het reizen tussen plaats van wonen en plaats van werken. Exacte definitie: alle personen (15 tot 65 jaar) die: • ten minste twaalf uur per week werken of • werk hebben aanvaard waardoor ze ten minste twaalf uur per week gaan werken of • verklaren ten minste twaalf uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste twaalf uur per week te vinden.
21
Tabel 6 Percentages bruto- en netto-arbeidsparticipatie, werkloosheidspercentage in de regio Rijn Gouwe, 2013 bruto-arbeidsparticipatie
1
netto-arbeidsparticipatie
2
werkloosheidspercentage
regio rijn gouwe
73,1
68,4
6,3
zuid-holland
71,5
65,1
9,0
nederland
72,1
66,1
8,3
NB Cijfers over Holland Rijnland en Midden-Holland zijn niet beschikbaar. 1 Percentage beroepsbevolking (alle 15- tot 65-jarigen die werken of werkloos zijn en zich actief aanbieden op de arbeidsmarkt) ten opzichte van bevolking 15 tot 65 jaar. 2 Percentage werkzame beroepsbevolking ten opzichte van bevolking 15 tot 65 jaar. bron: CBS
4.2
Pendel De omvang van de werkzame beroepsbevolking in 2013 (350.000 personen) is 1,2 keer zo groot als de werkgelegenheid (288.811) in de regio Rijn Gouwe. Dat betekent dus dat de uitgaande pendel 17 groter is dan de inkomende pendel. De regio Rijn Gouwe ligt tussen de grote steden Amsterdam, Utrecht en Den Haag. Inwoners van de regio Rijn Gouwe werken niet alleen in de eigen woonregio, maar vaak ook in deze grote steden, (UWV WERKbedrijf 2014). Ook inwoners uit andere regio’s in de buurt van een van de vier grootste steden van Nederland pendelen vaak naar deze grote steden. In 2009 en 2012 wordt driekwart van de werkgelegenheid in de regio Rijn Gouwe ingevuld door de beroepsbevolking woonachtig in de regio (RPA Rijn Gouwe 2013).
4.3
Prognose beroepsbevolking De omvang van de beroepsbevolking wordt bepaald door de omvang van de potentiële beroepsbevolking en de arbeidsparticipatie van deze groep. In 2014 bestaat de potentiële beroepsbevolking uit alle 15- tot 65-jarigen 18. De rijksoverheid heeft het voornemen de AOWleeftijd te verhogen. Hiermee wordt ook de gemiddelde pensioenleeftijd hoger. In 2025 is de AOW-leeftijd ruim 67 jaar (rijksoverheid.nl). In onderstaande prognose wordt nagegaan welke invloed het verhogen van de pensioenleeftijd heeft op de omvang van de (potentiële) beroepsbevolking. In 2025 ligt het aantal 15- tot 65-jarigen 2,1% lager dan in 2013 (tabel 7). Wanneer de AOW-leeftijd niet verhoogd zou worden, leidt dat dus tot een kleinere potentiële beroepsbevolking. Met het verhogen van de AOW-leeftijd naar 67 jaar, groeit de potentiële beroepsbevolking tussen 2013 en 2025 met 1,8%.
17
Pendel in deze publicatie: het reizen uit de regio Rijn Gouwe (uitgaande pendel) of naar de regio Rijn Gouwe (inkomende pendel) voor werk. 18 Eigenlijk 65 jaar en 2 maanden.
22
Tabel 7 Prognose ontwikkeling potentiële beroepsbevolking in de regio Rijn Gouwe, 2013-2025 2013
2025
groei (%) 2013-2025
15 tot 65 jaar
15 tot 65 jaar
15 tot 67 jaar
regio rijn gouwe
506.989
496.564
516.186
-2,1
1,8
holland rijnland
352.649
346.195
359.674
-1,8
2,0
midden-holland
154.340
150.369
156.513
-2,6
1,4
2.373.189
2.379.471
2.465.453
0,3
3,9
zuid-holland
15 tot 65 jaar
15 tot 65/67 jaar
bron: ABF Research, Primos-prognose 2013
Het ziet ernaar uit dat niet alleen de potentiële beroepsbevolking toeneemt, maar ook het aantal personen dat zich daadwerkelijk op de arbeidsmarkt aanbiedt (de beroepsbevolking). Tussen 2002 en 2013 is de bruto-arbeidsparticipatie onder 55- tot 65-jarigen in de regio Rijn Gouwe toegenomen van 41,6 naar 63,3%. Doordat de AOW-leeftijd verhoogd wordt, is het zeer waarschijnlijk dat de arbeidsparticipatie van deze leeftijdsgroep verder toeneemt. Er zullen ook steeds meer mensen boven de 65 jaar aan het werk zijn. Mogelijk biedt dit een oplossing voor de op langere termijn verwachte tekorten op de arbeidsmarkt. Een en ander hangt natuurlijk wel af van de mogelijkheid die mensen hebben om met vervroegd pensioen te gaan.
Figuur 11
Ontwikkeling bruto-arbeidsparticipatie 1 in de regio Rijn Gouwe 2012-2013
100 90 80 70 60 50 40 30 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
15 tot 25 jaar
25 tot 35 jaar
45 tot 55 jaar
55 tot 65 jaar
2009
2010
2011
2012
2013
35 tot 45 jaar
NB Cijfers over Holland Rijnland en Midden-Holland zijn niet beschikbaar. 1 Percentage beroepsbevolking (alle 15- tot 65-jarigen die werken of werkloos zijn en zich actief aanbieden op de arbeidsmarkt) ten opzichte van de bevolking 15 tot 65 jaar. bron: CBS
23
4.4
Werkzoekenden Wie zijn baan verliest ontvangt eerst een WW-uitkering. Als de WW is beëindigd, krijgt men eventueel een bijstandsuitkering. Of men recht heeft op een bijstandsuitkering hangt af van de persoonlijke situatie (Wikipedia juni 2014). In de volgende twee paragrafen worden aan de hand van het aantal WW- en bijstandsuitkeringen ontwikkelingen rondom het aantal werkzoekenden in kaart gebracht 19.
4.4.1
WW-uitkeringen Ten gevolge van de oplopende werkloosheid in de regio Rijn Gouwe groeit het aantal WWuitkeringen begin 2014 tot 16.100 (tabel 8). Dat is bijna 85% meer dan in 2010. Ondanks de sterke groei blijft het aantal WW-uitkeringen per hoofd van de bevolking in de regio Rijn Gouwe (3,2 per 100 inwoners van 15 tot 65 jaar) lager dan gemiddeld in Zuid-Holland (3,6 per 100 inwoners van 15 tot 65 jaar). Het aantal WW-uitkeringen is tussen 2010 en 2014 het sterkst gegroeid in de leeftijdscategorie 55 tot 65 jaar (97%). Het aantal WWuitkeringen voor jongeren tot 25 jaar nam in deze periode toe met 86%. Wanneer het economische herstel in 2014 doorzet, zullen naar verwachting in eerste instantie jongeren hiervan profiteren. Het aantal uitzenduren zal groeien en het zijn vaak jongeren die uitzendwerk doen (UWV WERKbedrijf 2014). In juni 2014 is de Wet werk en zekerheid aangenomen. De maximale duur van door de overheid betaalde WW wordt van 1 januari 2016 tot 2019 stapje voor stapje teruggebracht van 38 naar 24 maanden (rijksoverheid.nl). Hierdoor neemt op den duur het aantal WWuitkeringen mogelijk af en het aantal bijstandsuitkeringen toe. Tabel 8 Ontwikkeling aantal WW-uitkeringen in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland, 2010-2014 regio
2010
2011
2012
2013
2014
regio rijn gouwe
8.760
9.460
9.490
12.120
16.100
83,8
holland rijnland
6.180
6.730
6.740
8.430
11.350
83,7
midden-holland
2.580
2.730
2.750
3.690
4.750
84,1
48.790
51.070
53.810
66.720
85.540
75,3
zuid-holland
groei (%) 2010-2014
NB De gegevens hebben peildatum 1 januari (gebaseerd op CBS-gegevens met peildatum 31 december van het voorafgaande jaar). Voor 2014 betreft het voorlopige cijfers. bron: CBS, ris-zh.nl: Aantal WW-uitkeringen in Zuid-Holland in 2008-2014
19
In Arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe 2013 is tevens gebruikgemaakt van het aantal niet-werkende werkzoekenden geregistreerd bij UWV WERKbedrijf. UWV WERKbedrijf geeft aan dat het aantal ingeschreven werkzoekenden momenteel minder bruikbaar is om de werkelijke arbeidsmarktdynamiek in beeld te krijgen. De werkzoekendencijfers worden namelijk mede bepaald door veranderende registratieprocessen van gemeenten. Voor adequate regionale en landelijke arbeidsmarktinformatie geven cijfers over het aantal verstrekte WW-uitkeringen een beter beeld van de actuele dynamiek (UWV WERKbedrijf 2014).
24
4.4.2
Bijstandsuitkeringen Tabel 9 Ontwikkeling aantal personen tot AOW-leeftijd met bijstandsgerelateerde uitkeringen in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland, 2010-2014 2010
2011
2012
2013
2014
groei (%)2010-2014
regio rijn gouwe
9.420
10.260
10.800
11.350
12.380
31,4
holland rijnland
6.770
7.230
7.610
8.050
8.790
29,8
midden-holland
2.650
3.030
3.190
3.300
3.590
35,5
95.560
104.300
106.780
108.830
116.690
22,1
zuid-holland
NB De gegevens hebben peildatum 1 januari (gebaseerd op CBS-gegevens met peildatum 31 december van het voorafgaande jaar). Voor 2014 betreft het voorlopige cijfers. bron: CBS, ris-zh.nl: Personen met een bijstandsgerelateerde uitkering in Zuid-Holland
Tabel 9 toont het aantal personen met een bijstandsuitkering in de periode 2010-2014. Het betreft hier een optelsom van verschillende bijstandsgerelateerde uitkeringen: • Wet werk en bijstand (WWB). • Wet investeren in jongeren (WIJ, vanaf 1 oktober 2009 tot 1 januari 2012). • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). • Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). • Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK, is per 1 januari 2012 ingetrokken). In 2014 ontvangen 12.380 personen in de regio Rijn Gouwe een bijstandsuitkering. Dat is 31,4% meer dan in 2010. Ook deze groei hangt samen met de opgelopen werkloosheid. De stijging van het aantal bijstandsuitkeringen tussen 2010 en 2014 is in de regio Rijn Gouwe (31,4%) sterker dan in Zuid-Holland (22,1%). Het percentage bijstandsontvangers is in 2014 in de regio Rijn Gouwe (2,4% van alle 15- tot 65-jarigen) nog wel steeds lager dan in ZuidHolland (4,9%). Landelijk stijgt het aantal personen met een bijstandsuitkering tussen 2010 en 2014 met 24,5%. Opvallend is vooral de sterke stijging van het aantal personen met IOAW-uitkering (51,7%) en het aantal 25- tot 35-jarigen met een bijstandsuitkering (41,1%) (CBS Statline). Het grootste deel van de personen met een bijstandsgerelateerde uitkering ontvangt een WWB-uitkering. Dat zijn in 2014 20 in de regio Rijn Gouwe 11.290 personen (7.970 in Holland Rijnland en 3.320 in Midden-Holland). Dit aantal is ten opzichte van 2010 met 30,4% toegenomen. Tussen 2013 en 2014 bedraagt de groei 9% (CBS Statline).
20
Het aantal voor 2014 betreft een voorlopig cijfer.
25
4.5
Instroom vanuit het onderwijs Uitstroom van gediplomeerden uit het onderwijs zorgt voor nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt. Deze paragraaf geeft een beeld van het aantal behaalde diploma’s op onderwijsinstellingen in de regio Rijn Gouwe in de periode 2009-2012 21. Natuurlijk stroomt een deel van de gediplomeerden door naar een vervolgopleiding. Dat geldt met name voor het voorgezet onderwijs. De cijfers over het voortgezet onderwijs, hbo en wo in deze paragraaf zijn afkomstig van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De gegevens van DUO zijn naar (hoofd)vestiging van de onderwijsinstelling en niet naar woonplaats van de leerling. Dat betekent bijvoorbeeld dat leerlingen die in de regio Rijn Gouwe wonen en een opleiding volgen buiten de regio, niet zijn meegeteld in de cijfers in deze paragraaf. De cijfers afkomstig van DUO over het aantal leerlingen, studenten, eerstejaars en gediplomeerden in Zuid-Holland zijn ook terug te vinden in de Regiometer onderwijs en arbeidsmarkt (ris-zh.nl: Aantal ingeschreven of gediplomeerde leerlingen/studenten per regio of gemeente in Zuid-Holland).
4.5.1
Voortgezet onderwijs Het praktijkonderwijs is in Nederland een van de vijf vormen van voortgezet onderwijs. Het praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen voor wie het behalen van een diploma in een van de leerwegen van het vmbo te hoog gegrepen is (Wikipedia juni 2014). Gegevens over het aantal leerlingen dat een getuigschrift behaalt in het praktijkonderwijs zijn niet beschikbaar. Landelijk stroomt na schooljaar 2008-2009 ongeveer 40% van de schoolverlaters in het praktijkonderwijs door naar de arbeidsmarkt (Heijnens 2011). Tabel 10 geeft het aantal leerlingen weer op vestigingen van scholen met praktijkonderwijs in de regio Rijn Gouwe. Tabel 10 Ontwikkeling aantal leerlingen in het praktijkonderwijs in de regio Rijn Gouwe naar vestiging van de school, 2009-2013 2009
2010
2011
2012
2013
1.010
1.062
1.046
1.063
1.152
14,1
holland rijnland
594
629
620
616
670
12,8
midden-holland
416
433
426
447
482
15,9
regio rijn gouwe
groei (%)2009-2013
bron: DUO, ris-zh.nl: Aantal leerlingen in het praktijkonderwijs in Zuid-Holland
In 2013 volgen 1.152 leerlingen een opleiding binnen het praktijkonderwijs in de regio Rijn Gouwe. Dit aantal ligt 14,1% hoger dan in 2009. Ook in Zuid-Holland neemt het aantal leerlingen in het praktijkonderwijs toe (groei 11,7% tussen 2009 en 2013).
21
2008 staat voor het schooljaar 2008-2009.
26
Tabel 11 Ontwikkeling aantal gediplomeerden vmbo (exclusief theoretische leerweg) naar sector (vestiging van de school in de regio Rijn Gouwe), 2009-2012 sector
2009
2010
2011
2012
groei (%) 2009-2012
regio rijn gouwe
economie
499
474
443
453
-9,2
regio rijn gouwe
intersectoraal
113
189
188
304
169,0
regio rijn gouwe
landbouw
410
376
317
347
-15,4
regio rijn gouwe
techniek
668
610
561
435
-34,9
regio rijn gouwe
zorg en welzijn
740
605
584
601
-18,8
regio rijn gouwe
totaal
2.430
2.254
2.093
2.140
-11,9
holland rijnland
totaal
1.495
1.419
1.358
1318
-11,8
midden-holland
totaal
935
835
735
822
-12,1
bron: DUO, ris-zh.nl: Aantal ingeschreven of gediplomeerde leerlingen/studenten per regio of gemeente in Zuid-Holland
Tabel 12 Aantal gediplomeerden vmbo theoretische leerweg (vestiging van de school in de regio Rijn Gouwe), 2009-2012 2009
2010
2011
2012
regio rijn gouwe
1.816
1.734
1.807
2.101
groei (%) 2009-2012 15,7
holland rijnland
1.228
1.135
1.243
1.452
18,2
midden-holland
588
599
564
649
10,4
bron: DUO, ris-zh.nl: Aantal ingeschreven of gediplomeerde leerlingen/studenten per regio of gemeente in Zuid-Holland
In 2012 behalen 2.140 leerlingen in de regio Rijn Gouwe hun vmbo-diploma binnen de sectoren economie, landbouw, techniek, zorg en welzijn of een combinatie hiervan (intersectoraal). Het aantal behaalde diploma’s in 2012 ligt bijna 12% lager dan in 2009, maar tussen 2011 en 2012 stijgt het aantal weer. Opvallend is de jaarlijkse afname van het aantal diploma’s binnen de sector techniek in de periode 2009-2012. Bij de theoretische leerweg binnen het vmbo in de regio Rijn Gouwe neemt het aantal diploma’s in de periode 2009-2012 met 15,7% toe. Uitgaande van het huidige aantal vmbo-leerlingen en de prognose van DUO neemt het aantal vmbo’ers (in de bovenbouw) tot ongeveer 2015 nog toe in de regio Rijn Gouwe. In de periode 2015-2030 daalt het aantal vmbo-leerlingen sterk (figuur 12). Landelijke prognoses gaan ervan uit dat het aantal vmbo-gediplomeerden binnen de vmbo-sectoren sterker afneemt dan bij de theoretische leerweg (Referentieraming 2013). De verwachte daling van het aantal vmbo-leerlingen na 2015 heeft te maken met demografische ontwikkelingen, anderzijds kiezen leerlingen steeds vaker een zo’n hoog mogelijk niveau.
27
Tabel 13 Ontwikkeling aantal gediplomeerden havo en vwo naar profiel (vestiging van de school in de regio Rijn Gouwe), 2009-2012 2009 cultuur en maatschappij
2010
2011
2012
groei (%) 2009-2012
511
502
539
534
4,5
1.263
1.246
1.279
1.470
16,4
economie en maatschappij en cultuur en maatschappij
307
281
290
330
7,5
natuur en gezondheid
541
581
627
631
16,6
natuur en techniek
347
313
266
286
-17,6
natuur en techniek en natuur en gezondheid
801
829
883
764
-4,6
overig
6
3
2
4
-33,3
totaal
3.776
3.755
3.886
4.019
6,4
economie en maatschappij
bron: DUO, ris-zh.nl: Aantal ingeschreven of gediplomeerde leerlingen/studenten per regio of gemeente in Zuid-Holland
Het aantal havo- en vwo-gediplomeerden laat tussen 2009 en 2012 een stijgende lijn zien. Verwacht wordt dat het aantal havo-/vwo-leerlingen vanwege demografische ontwikkelingen na 2025 daalt (figuur 12). Het aantal gediplomeerden met het profiel natuur en techniek ligt in 2011 en 2012 lager dan in 2009 en 2010 (tabel 13). De voorkeur van leerlingen gaat steeds vaker uit naar een profiel met maatschappij (tabel 14). In de toekomst leidt dit mogelijk tot een tekort aan hoger opgeleide technici. Hoewel voor de sector techniek als geheel geen tekorten worden verwacht voor de periode 2014-2018 (hoofdstuk 5), is dit mogelijk wel het geval voor specifieke beroepen. Detacherings- en wervingselectiebureau Yacht spreekt nu al over een landelijk tekort aan engineers met een opleiding werktuigbouw (Yacht 2014). Tabel 14 Ontwikkeling aantal gediplomeerden havo en vwo naar profiel met maatschappij of natuur (vestiging van de school in de regio Rijn Gouwe), 2009-2012 2009
2010
2011
2012
groei (%) 2009-2012
maatschappij
2.081
2.029
2.108
2.334
12,2
natuur
1.689
1.723
1.776
1.681
-0,5
overig
6
3
2
4
-33,3
totaal regio rijn gouwe
3.776
3.755
3.886
4.019
6,4
totaal holland rijnland
2.670
2.673
2.717
2.885
8,1
totaal midden-holland
1.106
1.082
1.169
1.134
2,5
bron: DUO, ris-zh.nl: Aantal ingeschreven of gediplomeerde leerlingen/studenten per regio of gemeente in Zuid-Holland
28
Figuur 12
Ontwikkeling en prognose aantal leerlingen voortgezet onderwijs in de regio Rijn Gouwe, 2011-2030
14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 2011
2013
2015
2020
2025
2030
leerweg ondersteunend onderwijs/praktijkonderwijs bovenbouw vmbo bovenbouw havo/vwo bron: DUO
4.5.2
Mbo Er zijn vier mbo-onderwijsinstellingen met vestigingen in de regio Rijn Gouwe: ROC Leiden, ROC ID College, AOC Wellant en Mondriaan College. Tabel 15 laat zien hoeveel mbo’ers woonachtig in de regio Rijn Gouwe hun diploma behalen in de periode 2009-2012. Deze cijfers zijn afkomstig van het CBS 22. Tabel 15 Ontwikkeling aantal mbo-geslaagden naar sector (woonregio Rijn Gouwe), 2009-2012 2009
2010
2011
2012
groei (%) 2009-2012
414
364
347
415
0,2
techniek
2.024
2.145
2.154
1.733
-14,4
economie
2.416
2.128
2.323
2.293
-5,1
zorg en welzijn
3.105
2.422
2.347
2.601
-16,2
3
33
204
245
8.066,7
7.962
7.092
7.375
7.287
-8,5
landbouw
combinatie van sectoren totaal
bron: CBS (het betreft voorlopige gegevens)
De ontwikkeling van het aantal mbo-gediplomeerden in de periode 2009-2012 vertoont een wisselend beeld. In 2012 telt de regio Rijn Gouwe 7.287 mbo-gediplomeerden. Dit aantal ligt 8,5% lager dan in 2009. De meest opvallende afname doet zich voor in de sector techniek (14,4%). Gezien het dalende aantal vmbo’ers en mbo’ers neemt het aantal mbo-gediplomeerden dat de arbeidsmarkt instroomt de komende jaren af. Met het actieplan ‘Focus op vakmanschap’ probeert de rijksoverheid het mbo aantrekkelijker te maken. De vierjarige niveau 4-oplei-
22
Dit kunnen dus gediplomeerden zijn die buiten de regio onderwijs volgden. Cijfers over het aantal gediplomeerden per mbo-instelling zijn bij DUO beschikbaar naar hoofdlocatie en niet naar vestigingslocatie. Hierdoor ontstaat een onzuiver beeld van het aantal mbo-gediplomeerden dat in de regio Rijn Gouwe onderwijs volgt.
29
dingen worden verkort naar drie jaar om de beroepsroute (van vmbo via mbo naar hbo) niet onnodig lang te maken en dus aantrekkelijker voor studenten (Ministerie van OCW 2014).
4.5.3
Hbo Twee hbo-instellingen hebben hun hoofdvestiging in de regio Rijn Gouwe. Dat zijn Driestar educatief in Gouda en Hogeschool Leiden. In 2012 behalen 1.513 hbo-studenten in de regio Rijn Gouwe een diploma. De sector onderwijs is met ruim 39% van de diploma’s de grootste sector in de regio. Aangezien het aantal hbo-studenten stijgt in de periode 2008-2012, kan ervan uitgegaan worden dat het aantal gediplomeerden de komende jaren toeneemt. Tabel 16 Ontwikkeling aantal gediplomeerden (hoofdvestiging onderwijsinstelling in de regio Rijn Gouwe), 2009-2012 2009
2010
2011
2012
groei (%) 2009-2012
economie
163
112
148
136
-16,6
gedrag en maatschappij
221
252
350
278
25,8
gezondheidszorg
424
289
308
333
-21,5
onderwijs
598
595
678
595
-0,5
techniek
184
153
178
171
-7,1
1.590
1.401
1.662
1.513
-4,8
totaal
bron: DUO, ris-zh.nl: Aantal ingeschreven of gediplomeerde leerlingen/studenten per regio of gemeente in Zuid-Holland
4.5.4
Wo Tabel 17 Ontwikkeling aantal gediplomeerden wo (bachelor, (post)master en ongedeelde opleiding, Universiteit Leiden), 2009-2012 gedrag en maatschappij 2
gezondheidszorg natuur
3 4
onderwijs 5
recht
taal en cultuur
6
7
techniek
sectoroverstijgend totaal
8
1
2009
2010
2011
2012
groei (%) 2009-2012
1.682
1.516
1.800
1.735
3,2
432
537
745
655
51,6
415
460
534
506
21,9
137
121
203
183
33,6
981
964
1.110
1.161
18,3
1.306
1.344
1.448
1.253
-4,1
0
16
15
21
-
0
0
0
67
-
4.953
4.958
5.855
5.581
12,7
- index kan niet berekend worden in verband met ontbreken van studenten in 2009 NB De universitaire opleidingen zijn ingedeeld naar Croho-onderdeel. Voorbeelden van opleidingen per Croho-onderdeel zijn: 1 psychologie, pedagogiek 2 geneeskunde 3 biologie, scheikunde, natuurkunde 4 master leraar voorbereidend hoger onderwijs 5 rechtsgeleerdheid 6 geschiedenis Engelse taal en cultuur 7 industrial ecology 8 Liberal Arts and Sciences: Global Challenges bron: DUO, ris-zh.nl: Aantal ingeschreven of gediplomeerde leerlingen/studenten per regio of gemeente in Zuid-Holland
30
Eén universiteit heeft haar hoofdvestiging in de regio Rijn Gouwe: de Universiteit Leiden. In 2012 worden op de Universiteit Leiden 12,7% meer diploma’s behaald dan in 2009. De drie meest voorkomende studierichtingen waarbinnen studenten hun diploma behalen zijn gedrag en maatschappij, taal en cultuur en recht. De studierichting gezondheidszorg groeit met 51,6% het meeste in de periode 2009-2012. Naar verwachting stijgt het aantal gediplomeerden de komende paar jaar nog. De instroom van eerstejaarsstudenten is tussen 2008 en 2013 namelijk met 54% gegroeid.
4.5.5
De onderkant van de arbeidsmarkt De onderkant van de arbeidsmarkt wordt gevormd door mensen die vanwege opleiding, arbeidshandicap of maatschappelijke problemen grote moeite hebben werk te vinden dat bij hen past. Voor hen wordt vanaf 1 januari 2015 de Participatiewet van kracht. Het doel van deze wet is dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vaker een baan krijgen. De Participatiewet voegt de WWB, de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wajong (Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten) samen. Dat moet leiden tot minder bureaucratie en regeldruk. Jonggehandicapten die al op 1 januari 2015 Wajong hadden, houden hun recht op Wajong en blijven onder verantwoordelijkheid van UWV vallen. Mensen die na 1 januari 2015 Wajong aanvragen, kunnen alleen nog Wajong krijgen als zij al vanaf jonge leeftijd een handicap of ziekte hebben en nooit meer kunnen werken. Met de Participatiewet kunnen geen nieuwe mensen meer instromen in de Wsw. De Participatiewet wordt de verantwoordelijkheid van gemeenten (uwv.nl, rijksoverheid.nl). In deze paragraaf komen de sociale werkvoorziening en de Wajong aan bod. De ontwikkelingen op het gebied van het aantal WWB-uitkeringen zijn reeds in paragraaf 4.4.2 besproken.
4.5.6
Sociale werkvoorziening De sociale werkvoorziening (SW) is op dit moment bedoeld voor mensen met een geestelijke, lichamelijke of psychische handicap, die niet zelfstandig kunnen werken (arbeidsgehandicapten). In de huidige situatie zijn er drie vormen van arbeid binnen de Wsw: 1 beschutte arbeid in een dienstbetrekking bij de gemeente; 2 detachering vanuit een dienstbetrekking bij de gemeente; 3 begeleid werken in een arbeidsovereenkomst met een reguliere werkgever. Bij detachering worden SW-geïndiceerden bij een reguliere werkgever geplaatst. Het betreft hier zowel de individuele als de groepsdetacheringen. In tegenstelling tot begeleid werkenden zijn gedetacheerden niet in dienst van een reguliere werkgever maar in dienst van de gemeente of het schap. De rijksoverheid streeft ernaar dat zo veel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking onder begeleiding bij een bedrijf werken. Met de invoering van de Participatiewet stopt de instroom in de Wsw. De huidige Wsw’ers worden niet herkeurd volgens de nieuwe norm. Op termijn is er landelijk geld om binnen de Participatiewet structureel 30.000 beschutte werkplekken te behouden gemeenteloket.minszw.nl
31
Tabel 18 Aantal personen werkzaam in de sociale werkvoorziening naar dienstverband in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland, 2013 regio
dienstbetrekking intern
dienstbetrekking detachering
begeleid werken
totaal aantal werknemers
regio rijn gouwe
2.274
1.183
204
3.661
holland rijnland
1.796
663
133
2.592
midden-holland
478
520
71
1.069
9.950
4.317
814
15.081
zuid-holland
NB De peildatum van de gegevens is de maand december van het jaar voorafgaand aan het weergegeven jaar. bron: Gemeenteloket SZW, ris-zh.nl: Aantal personen werkzaam in de sociale werkvoorziening naar dienstverband in Zuid-Holland in 2013
Tabel 19 Groei (in percentages) van het aantal personen werkzaam in de sociale werkvoorziening naar dienstverband in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland, 2010-2013 dienstbetrekking intern
dienstbetrekking detachering
begeleid werken
totaal aantal werknemers
regio rijn gouwe
-15,8
39,7
25,9
-1,3
holland rijnland
-3,1
-6,1
34,3
-2,5
midden-holland
-43,6
268,8
12,7
1,6
zuid-holland
-19,7
66,4
12,7
-4,0
NB De peildatum van de gegevens is de maand december van het jaar voorafgaand aan het weergegeven jaar. bron: Gemeenteloket SZW, ris-zh.nl: Aantal personen werkzaam in de sociale werkvoorziening naar dienstverband in Zuid-Holland in 2013, Aantal personen werkzaam in de sociale werkvoorziening naar dienstverband in Zuid-Holland in 2011-2012, Aantal personen werkzaam in de sociale werkvoorziening naar dienstverband in Zuid-Holland in 2009-2010
In 2013 werken in de regio Rijn Gouwe 3.661 personen in de SW (tabel 18). In MiddenHolland zijn de meeste SW’ers gedetacheerd. Holland-Rijnland en Zuid-Holland hebben meer interne dienstbetrekkingen. Het aantal personen in de SW ligt in 2012 en 2013 lager dan in 2010 en 2011. In lijn met het beleid van de overheid zijn in de regio Rijn Gouwe steeds meer gehandicapten werkzaam bij een reguliere werkgever (groei begeleid werken 2010-2013: 25,9%), (tabel 19). Opvallend is vooral de toename van het begeleid werken in Holland Rijnland (34,3%). In Midden-Holland en Zuid-Holland is het begeleid werken in de genoemde periode met 12,7% gestegen. Tabel 20 Ontwikkeling aantal wachtenden voor een sociale werkvoorziening in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland, 2010-2013 2010
2011
2012
2013
regio rijn gouwe
487
706
640
470
-3,6
holland rijnland
302
476
450
353
14,4
midden-holland
185
230
190
117
-58,1
2.486
2.887
3.114
2.539
2,1
zuid-holland
groei (%) 2010-2013
NB De peildatum van de gegevens is de maand december van het jaar voorafgaand aan het weergegeven jaar. bron: Gemeenteloket SZW, ris-zh.nl: Aantal wachtenden voor een sociale werkvoorziening in Zuid-Holland
In 2013 wachten in de regio Rijn Gouwe 470 personen op een werkplek in de sociale werkvoorziening. Dit is minder dan in de jaren 2011 en 2012 (tabel 20). Ook in 2010 waren er in
32
vergelijking met 2011 en 2012 minder wachtenden. Deze trend is zichtbaar in zowel Holland Rijnland, Midden-Holland als Zuid-Holland.
4.5.7
Wajong De Wajong is bedoeld voor mensen die op jonge leeftijd een langdurige ziekte of handicap hebben gekregen (rijksoverheid.nl). Sinds 2008 is het aantal Wajong-uitkeringen in de regio Rijn Gouwe gestegen van 6.750 naar 9.700 in 2014 (groei 43,7%). Een dergelijk forse stijging is ook landelijk en in Zuid-Holland zichtbaar. Het aantal Wajong-uitkeringen steeg vooral nadat gemeenten in 2004 verantwoordelijk werden voor de bijstand. Uit onderzoek is gebleken dat veel bijstandsontvangers werden doorgestuurd naar de Wajong omdat zij eigenlijk van jongs af aan gehandicapt waren. Dit scheelde de gemeente een bijstandsuitkering en betrokkene kreeg een betere uitkering. De Wajong werd van rijkswege betaald (CPB 2011, Elsevier 2012). Tabel 21 Ontwikkeling aantal Wajong-uitkeringen in de regio Rijn Gouwe en ZuidHolland, 2008-2013 1
2008
2009
2010
2011
2012
2013
regio rijn gouwe
6.750
7.200
7.750
8.340
8.770
9.280
9.700
43,7
holland rijnland
5.080
5.350
5.780
6.220
6.500
6.820
7.090
39,6
midden-holland
1.670
1.850
1.970
2.120
2.270
2.460
2.610
56,3
27.800
30.050
32.440
34.890
37.310
39.600
42.420
52,6
eindtotaal
2014
groei (%) 2008-2014
1
Voorlopige cijfers. bron: CBS, ris-zh.nl: Aantal Wajong-uitkeringen in Zuid-Holland in 2008-2013
De gegevens in tabel 22 zijn afkomstig van UWV WERKbedrijf. Uit deze cijfers blijkt dat eind 2013 ruim 9.600 Wajong-uitkeringen in de regio Rijn Gouwe werden verstrekt. In 2014 stromen 657 personen de Wajong in. Vanaf januari 2015 gaat de nieuwe instroom onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen. Personen die volledig en langdurig arbeidsongeschikt zijn ontvangen dan een Wajong-uitkering. Bij een instroom van 657 personen zou dat om zo’n 260 mensen (40%) gaan. De overige personen vallen onder de Participatiewet. Tabel 22 Wajong-uitkeringen in de regio Rijn Gouwe en Zuid-Holland (totaal aantal, instroom, beëindigde uitkeringen), 2013 aantal wajong-uitkeringen
instroom
beëindigd
regio rijn gouwe
9.634
657
240
holland rijnland
7.021
447
178
midden-holland
2.613
210
62
42.600
3.778
1.038
zuid-holland
bron: UWV WERKbedrijf, ris-zh.nl: Aantal nieuwe en beëindigde Wajong-uitkeringen in Zuid-Holland in 2012
33
Stand van zaken en ontwikkeling in de afgelopen jaren Beroepsbevolking De beroepsbevolking bestaat uit alle personen die werken of op zoek zijn naar werk. In de regio Rijn Gouwe telt de beroepsbevolking (15 tot 65 jaar) in 2013 zo’n 373.000 personen. Hiervan hebben 350.000 personen een baan en 24.000 zijn werkloos (6,3%). Het werkloosheidspercentage in de regio Rijn Gouwe is gunstiger dan in Zuid-Holland (9%). Bovendien is de arbeidsparticipatie in de regio Rijn Gouwe (73,1%) relatief hoog (Zuid-Holland: 71,5%). Veel inwoners van de regio Rijn Gouwe pendelen voor hun werk naar de grote steden Amsterdam, Utrecht en Den Haag. In 2025 telt de regio Rijn Gouwe 2,1% minder 15- tot 65-jarigen dan in 2013. Wanneer de AOW-leeftijd in 2025 naar 67 jaar verhoogd wordt, kan de potentiële beroepsbevolking tussen 2013 en 2025 toch met 1,8% groeien. Mogelijk biedt het verhogen van de AOWleeftijd en daarmee de pensioenleeftijd een oplossing voor de op langere termijn verwachte tekorten aan personeel op de arbeidsmarkt. Ten gevolge van de oplopende werkloosheid in de regio Rijn Gouwe groeit het aantal WWen bijstandsuitkeringen. Begin 2014 telt de regio Rijn Gouwe 16.100 WW-uitkeringen (83,8% meer dan in 2010) en 12.380 personen met bijstandsuitkering (40,4% meer dan in 2010). Uitstroom van gediplomeerden uit het onderwijs Uitstroom van gediplomeerden uit het onderwijs zorgt voor nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt. In 2012 ontvangen 8.260 leerlingen van het voorgezet onderwijs in de regio Rijn Gouwe hun diploma. Dat is 3% meer dan in 2009. De theoretische leerweg en havo/vwo kennen een stijging. Voor havo en vwo daalt echter het aantal leerlingen met een diploma met natuur en techniek. Mogelijk leidt dit over een paar jaar tot een tekort aan hoogopgeleide technici. Bij de niet-theoretische leerwegen binnen het vmbo daalt tussen 2009 en 2012 het aantal gediplomeerden met 11,9%. Voor de periode 2015-2030 wordt voor het gehele vmbo in de regio Rijn Gouwe een krimp van het aantal leerlingen verwacht. Havo en vwo krijgen waarschijnlijk na 2025 met een afname van het aantal leerlingen te maken. Het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs neemt in de toekomst af vanwege demografische ontwikkelingen. Ook zien we dat leerlingen steeds vaker een zo hoog mogelijk niveau kiezen. Tussen 2009 en 2013 krimpt het aantal mbo-gediplomeerden woonachtig in de regio Rijn Gouwe met 8,5%. Gezien het dalende aantal vmbo- en mbo-leerlingen neemt het aantal mbo-gediplomeerden dat de arbeidsmarkt instroomt de komende jaren waarschijnlijk verder af. Met ‘Focus op vakmanschap’ probeert de rijksoverheid dit tegen te gaan. De vierjarige niveau 4-opleidingen worden verkort naar drie jaar om de beroepsroute (van vmbo via mbo naar hbo) niet onnodig lang te maken en dus aantrekkelijker voor studenten. Ook voor de hbo-scholen in de regio Rijn Gouwe geldt dat tussen 2009-2012 het aantal gediplomeerden daalt (4,8%). Bij de Universiteit Leiden daarentegen stijgt het aantal diploma’s. Voor de periode 2009-2012 is dat 12,7%. Gezien de sterke toename van het aantal eerstejaars tussen 2008 en 2013 (54%) stijgt het aantal universitair gediplomeerden de komende paar jaar nog.
34
Onderkant van de arbeidsmarkt Sommige mensen hebben vanwege opleiding, arbeidshandicap of maatschappelijke problemen grote moeite werk te vinden dat bij hen past. Deze groep mensen wordt ook wel aangeduid als de onderkant van de arbeidsmarkt. Voor hen wordt vanaf 1 januari 2015 de Participatiewet van kracht. Het doel van de wet is dat deze mensen vaker een baan krijgen. De Participatiewet voegt de WWB, de Wsw en een deel van de Wajong samen. In 2013 werken in de regio Rijn Gouwe 3.661 personen in de SW. Daarnaast wachten in 2013 nog eens 470 personen op een baan binnen de SW. Het aantal SW’ers is in de periode 2010-2013 gedaald met 1,3%. Ook het aantal wachtenden wordt minder: 3,6% in de periode 2010-2013. Met de invoering van de Participatiewet kunnen geen nieuwe mensen meer instromen in de Wsw. Sinds 2008 is het aantal Wajong-uitkeringen in de regio Rijn Gouwe sterk gestegen van 6.750 naar 9.700 in 2014 (43,7%) Een dergelijk forse stijging is ook landelijk en in ZuidHolland zichtbaar. In 2013 stromen in de regio Rijn Gouwe 657 personen de Wajong in. Personen die na 1 januari 2015 Wajong aanvragen, kunnen alleen nog Wajong krijgen als zij al vanaf jonge leeftijd een handicap of ziekte hebben en nooit meer kunnen werken. Bij een instroom van 657 personen zou dat om zo’n 260 personen (40%) gaan (Ministerie van SZW 2013).
Meest recente ontwikkelingen Hieronder worden de meest recente ontwikkelingen rondom de (toekomstige) beroepsbevolking in de regio Rijn Gouwe op een rijtje gezet. Om de ontwikkeling te beschrijven wordt gebruikgemaakt van de twee laatste jaren waarover gegevens beschikbaar zijn. Tussen 2013 en 2014 neemt het aantal WW-uitkeringen met 32,8% toe. Het aantal personen met een bijstandsuitkering groeit in dezelfde periode met 9%. De toename van het aantal WW-uitkeringen en het aantal bijstandsuitkeringen kan ook tussen 2013 en 2014 worden toegeschreven aan de groeiende werkloosheid. Ondanks de sterke groei blijft relatief gezien het aantal WW- en bijstandsuitkeringen in de regio Rijn Gouwe laag. In 2013 telt de regio Rijn Gouwe 3,2 WW-uitkeringen en 2,4 bijstandsuitkeringen per 100 inwoners van 15 tot 65 jaar. In Zuid-Holland zijn dat er respectievelijk 3,6 en 4,9. In 2012 stijgt het aantal gediplomeerden in het voortgezet onderwijs met 6,1% ten opzichte van 2011. Bij de niet-theoretische leerwegen binnen het vmbo groeit het aantal gediplomeerden met 2,2%, bij havo en vwo samen is dat 3,3%. Het aantal havo-/vwo-gediplomeerden met een profiel met natuur en techniek daalt in de genoemde periode met 5,7%. Het mbo en hbo hebben tussen 2011 en 2012 beide met een afname van het aantal gediplomeerden te maken (mbo: 1,2%, hbo: 9,8%). Ook de Universiteit Leiden telt in 2012 minder gediplomeerden dan in 2011 (4,7%). Voor de Universiteit Leiden lijkt deze afname tijdelijk te zijn. In 2013 zijn er 26,6% minder personen werkzaam in de SW dan in het jaar ervoor. Ook het aantal wachtenden wordt iets lager (0,2%). Het aantal Wajong-uitkeringen neemt tussen 2013 en 2014 met 4,5% toe.
35
36
5
Prognose aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs Een goede aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs biedt zowel betere kansen voor bedrijven als voor gediplomeerden die de arbeidsmarkt betreden. Mismatches leiden tot moeilijk vervulbare vacatures en werkloosheid. In dit hoofdstuk wordt de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs bekeken voor de clusters greenports, life and health science, food, feed and beverages, logistiek en transport, techniek, ICT en de sectoren gezondheidszorg, zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen en onderwijs. Allereerst wordt voor de clusters en sectoren voor de periode 2014-2018 de uitbreiding van werkgelegenheid vergeleken met de instroom van gediplomeerden in de arbeidsmarkt. Hierbij wordt tevens nagegaan in hoeverre vraag en aanbod aansluiten wat betreft opleidingsniveau. De prognoses zijn afkomstig uit het model Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per cluster/sector per RPA-regio in Zuid-Holland 23, 24 uit het Regionaal Informatiesysteem Samenleving van het Tympaan Instituut. In de modellen kan de gebruiker zelf een aantal variabelen invullen. Zo is in dit rapport ervoor gekozen om voor de genoemde clusters en het onderwijs de groei van het aantal werkzame personen in de periode 2014-2018 gelijk te houden aan die in de periode 20002013. Veranderende wetgeving, automatisering en het stimuleren van innovatie kunnen ervoor zorgen dat de trend uit het verleden niet doorzet. De gezondheidszorg en de zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen krijgen de komende jaren met forse bezuinigingen te maken. Dit heeft gevolgen voor de werkgelegenheid. Daarom is voor deze sectoren de groei van de werkgelegenheid in de modellen naar beneden aangepast (tabel 23). De bevindingen die uit de modellen naar voren komen zijn kort samengevat in tabel 23. In de paragrafen van dit hoofdstuk worden de bevindingen uitgebreider toegelicht. Binnen een cluster of sector werken niet alleen mensen met verschillende opleidingsniveaus, maar ook met verschillende opleidingsrichtingen. De kansen voor mbo’ers op de arbeidsmarkt naar opleidingsrichting/beroep zijn te vinden op kansopwerk.nl. Met behulp van deze website kan worden nagaan of de beroepen op mbo-niveau die inhoudelijk bij een sector of cluster aansluiten weinig of veel kans op werk bieden.
23
In het model kan een aantal achtergrondvariabelen door de gebruiker aangepast worden. In dit hoofdstuk is uitgegaan van de waarden die standaard worden gepresenteerd: overhead 20%, vervangingsvraag voor arbeidsongeschiktheid en uitstroom uit het cluster onbekend (0%), slaagkans mbo 74%, slaagkans hbo 69% en slaagkans wo 69%, pensioenleeftijd voor de clusters 63 jaar. 24 Opgemerkt dient te worden dat de uitstroom uit het onderwijs is berekend op grond van instroom op mbo-, hbo- en woinstellingen, waarvan de hoofdvestiging zich in de regio Rijn Gouwe bevindt. Gegevens op vestigingsniveau van de onderwijsinstellingen zijn niet beschikbaar.
37
Tabel 23 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor verschillende clusters en sectoren in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 overschot/tekort aan arbeidskrachten
verwachte banengroei (%) 2014-2018
cluster greenports
overschot alle opleidingsniveaus
life and health science
tekorten op mbo-/hbo-/wo-niveau
feed, food and beverages overschot alle opleidingsniveaus
1
-2,48
1
3,09
1
-1,85
1
logistiek en transport
overschot alle opleidingsniveaus
1,84
techniek
overschot alle opleidingsniveaus
-0,11
ict
overschot alle opleidingsniveaus
0,62
1 1
sector 2
gezondheidszorg
overschot alle opleidingsniveaus
-0,2
verpleging/verzorging
overschot alle opleidingsniveaus
-1,4
onderwijs
overschot alle opleidingsniveaus
2 1
0,83
NB Standaard hanteert het model voor de clusters een gemiddelde pensioenleeftijd van 60 jaar. In deze analyse is deze aangepast naar 63 jaar, overeenkomstig de gemiddelde pensioenleeftijd in Nederland in 2013. Voor gezondheidszorg en onderwijs hanteert het model zelf al de gemiddelde leeftijd van 63 jaar op grond van de gemiddelden per sector in Nederland. 1 Op grond van gemiddelde jaarlijkse banengroei in de periode 2000-2013. 2 Op grond van landelijk verwachte groei in 2015 door UVW. Voor de gezondheidszorg is de gemiddelde verwachting voor ziekenhuiszorg en gezondheidszorg genomen. Voor verpleging en verzorging is de verwachte banengroei van UWV WERKbedrijf rondom ouderenzorg (geen thuiszorg) gekozen (UWV WERKbedrijf 2013). De gemiddelde jaarlijkse groei is in het model vervangen door de verwachte groei. bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per RPA-regio in Zuid-Holland
5.1
Arbeidsaanbod meer dan voldoende voor de greenports Wanneer het aantal arbeidskrachten in de greenports in de regio Rijn Gouwe net als in de afgelopen jaren met 2,48% afneemt, is het aanbod van arbeid voor de periode 2014-2018 naar verwachting ruim voldoende op alle opleidingsniveaus (tabel 24). Dezelfde trend doet zich voor in Zuid-Holland. Tussen 2014 en 2018 zijn jaarlijks ruim 60 personen minder nodig binnen de greenports. Tabel 24 laat zien dat naar verwachting het aantal banen in 2018 met 178 afneemt ten opzichte van het jaar ervoor en dat 115 mensen met pensioen gaan. Dat maakt dat er in 2018 een overschot van 63 arbeidskrachten is (178 minus 115). Het aantal gediplomeerden dat de arbeidsmarkt instroomt in 2018 bedraagt 35. Deze aantallen betreffen niet alleen werkzame personen en gediplomeerden met een agrarische opleiding, maar weerspiegelt de huidige samenstelling van de beroepsbevolking in de greenports naar opleiding. Dat betekent dat ook mensen met een technische of economische opleiding worden meegeteld. De prognose houdt rekening met het aandeel personen met een dergelijke opleiding dat binnen de greenports werkt.
38
Tabel 24 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor de greenports in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
-197
-192
-188
-183
-178
vervanging ivm pensionering
127
124
121
118
115
totaal
-70
-68
-67
-65
-63
vmbo/mbo-1
-16
-16
-16
-15
-15
mbo-2/mbo-3
-11
-10
-10
-10
-9
mbo-4
-14
-14
-14
-13
-13
hbo/wo
-9
-8
-8
-8
-8
-20
-20
-19
-19
-18
overig
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
15
12
9
7
hbo
4
4
6
5
5
wo
8
8
7
9
10
27
24
22
21
21
totaal
6
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per cluster per RPA-regio in Zuid-Holland
5.2
Life and health science heeft meer personeel nodig Tabel 25 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor life and health science in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
237
245
252
260
268
vervanging ivm pensionering
62
64
66
68
70
totaal
299
309
318
328
338
vmbo/mbo-1
0
0
0
0
0
mbo-2/mbo-3
19
20
20
21
21
mbo-4
43
44
45
47
48
hbo/wo
195
201
207
213
220
overig
43
44
45
47
48
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
42
31
20
9
2
hbo
21
23
24
23
27
wo
21
21
19
23
26
totaal
84
75
63
55
55
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per cluster per RPA-regio in Zuid-Holland
Het Leids Universitair medisch centrum en de bedrijven op het Leiden Bio Science Park vormen een groot deel van het cluster life and health science in de regio Rijn Gouwe. In de
39
periode 2000-2013 is het aantal banen in de regio Rijn Gouwe binnen het cluster jaarlijks met 3,09% gegroeid. Uitgaande van dezelfde groei voor de periode 2014-2018 ontstaat er een tekort aan personeel, vooral op hbo-/wo-niveau. Het aantal gediplomeerden in de regio Rijn Gouwe dat naar verwachting in deze periode de arbeidsmarkt instroomt (55 tot 84), is minder groot dan de uitbreidingsvraag (ruim 300). Mogelijk wordt dit deels opgevangen door instroom van arbeidskrachten uit sectoren en clusters met een overschot.
5.3
Overschot aan arbeid voor food, feed and beverages Wanneer het aantal arbeidskrachten in het cluster food, feed and beverages in de regio Rijn Gouwe net als in de afgelopen jaren met 1,84% afneemt, ontstaat er naar verwachting tussen 2014 en 2018 een overschot aan arbeidskrachten in het cluster. Dezelfde trend doet zich in Zuid-Holland voor. In de periode 2014-2018 daalt de werkgelegenheid in het cluster in de regio Rijn Gouwe ieder jaar met ruim 75 personen en gaan zo’n 30 personen met pensioen. Naar verwachting is er dus tussen 2014 en 2018 binnen het cluster een overschot aan arbeidskrachten van ten minste 45 personen per jaar. Daarnaast komen er in de genoemde periode ieder jaar nog eens 80 tot 100 gediplomeerden uit het onderwijs beschikbaar voor het cluster. Tabel 26 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor food, feed and beverages in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
-81
-79
-78
-76
-75
vervanging ivm pensionering
32
32
31
30
30
totaal
-49
-47
-47
-46
-45
vmbo/mbo-1
-10
-10
-10
-9
-9
mbo-2/mbo-3
-9
-9
-9
-8
-8
mbo-4
-9
-8
-8
-8
-8
hbo/wo
-9
-8
-8
-8
-8
overig
-13
-12
-12
-12
-12
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
61
46
41
36
34
hbo
17
17
17
19
20
wo
21
20
21
25
28
totaal
99
83
79
80
82
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per cluster per RPA-regio in Zuid-Holland
5.4
Pendel lost verwachte tekorten op voor logistiek en transport Binnen het cluster logistiek en transport is het aantal banen in de regio Rijn Gouwe tussen 2000 en 2013 jaarlijks met 1,84% toegenomen. Wanneer deze trend doorzet in de periode 2014-2018 zijn er jaarlijks zo’n 163 nieuwe arbeidskrachten nodig binnen het cluster: ongeveer 113 vanwege uitbreiding en ongeveer 50 in verband met pensionering. Uit het onder-
40
wijs komen naar schatting zo’n 95 personen per jaar beschikbaar voor het cluster logistiek en transport. Deze aantallen betreffen niet alleen gediplomeerden met een opleiding in de logistiek en transport, maar weerspiegelen de huidige samenstelling van de beroepsbevolking in het cluster naar opleidingsrichting. Binnen het cluster logistiek en transport is er vooral vraag naar mensen met een opleiding op laag tot middelbaar niveau. De uitstroom uit het onderwijs in deze opleidingsniveaus is in de regio Rijn Gouwe kleiner dan de uitbreidingsvraag naar personeel. Omdat in ZuidHolland het aanbod van arbeid uit het onderwijs in alle opleidingsniveaus groter is dan de uitbreidingsvraag, zullen arbeidskrachten uit andere regio’s naar de regio Rijn Gouwe gaan pendelen. Zo kunnen mogelijke tekorten in de regio Rijn Gouwe worden opgelost. Tabel 27 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor logistiek en transport in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
109
111
113
115
117
48
49
50
51
52
157
160
163
166
169
vmbo/mbo-1
40
41
42
43
43
mbo-2/mbo-3
27
28
28
29
29
mbo-4
27
28
28
29
29
hbo/wo
23
23
24
24
25
overig
39
40
41
42
42
vervanging ivm pensionering totaal
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
83
65
72
79
86
hbo
6
6
7
7
8
wo
15
15
16
18
21
104
86
95
104
115
totaal
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per cluster per RPA-regio in Zuid-Holland
5.5
Geen tekort aan personeel voor techniek Binnen het model aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs is techniek gedefinieerd als een cluster met bedrijven die vooral tot de maakindustrie behoren. De vraag naar arbeid binnen de techniek in de regio Rijn Gouwe is in de periode 2000-2013 iets afgenomen (0,11%). Wanneer de vraag naar arbeid in gelijke mate blijft afnemen, zijn er naar verwachting tussen 2014 en 2018 ongeveer 71 nieuwe arbeidskrachten per jaar nodig (83 mensen gaan met pensioen en er zijn 12 mensen per jaar minder nodig). De instroom vanuit het onderwijs, jaarlijks bestaande uit ongeveer 300 gediplomeerden, beantwoordt ruimschoots aan de vraag naar nieuwe arbeidskrachten. Bovenstaande verwachtingen zijn in overeenstemming met de prognose van UWV WERKbedrijf voor de gehele industriële sector. UWV WERKbedrijf verwacht dat in 2014 en 2015 het aantal banen in de industrie in Nederland jaarlijks met ongeveer 12% afneemt. De afname van de werkgelegenheid in de industrie is het gevolg van een stijging van de arbeidsproductiviteit. Door de productietechniek te verbeteren en te investeren in arbeidsbespa-
41
rende techniek probeert de industrie concurrerend te blijven met het buitenland (UWV WERKbedrijf 2013, UWV WERKbedrijf 2014). Tabel 28 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor techniek in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
-12
-12
-12
-12
-12
vervanging ivm pensionering
83
83
83
83
83
totaal
71
71
71
71
71
vmbo/mbo-1
11
11
11
11
11
mbo-2/mbo-3
13
13
13
13
13
mbo-4
19
19
19
19
19
hbo/wo
18
18
18
18
18
overig
11
11
11
11
11
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
248
193
175
157
139
hbo
47
48
55
57
59
wo
50
53
53
61
72
345
294
283
275
270
totaal
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per cluster per RPA-regio in Zuid-Holland
Tekorten binnen de techniek zijn niet zozeer te verwachten voor de maakindustrie of industriesector als geheel. Technische beroepen bieden wel meer kans op werk dan sommige andere beroepen (zoals sociaal-culturele beroepen) (ROA). Mogelijk ontstaan wel tekorten binnen specifieke technische beroepen.
5.6
Overschot aan personeel binnen ICT Het aantal banen binnen ICT in de regio Rijn Gouwe groeit tussen 2000 en 2013 met gemiddeld 0,62% per jaar. Wanneer deze trend doorzet in de periode 2014-2018 zijn er jaarlijks zo’n 81 nieuwe arbeidskrachten nodig binnen het cluster: ongeveer 46 vanwege uitbreiding van personeel en ongeveer 35 in verband met vervanging van gepensioneerden. Uit het onderwijs komen naar schatting zo’n 206 personen per jaar beschikbaar voor het cluster. Deze aantallen betreffen niet alleen gediplomeerden met een opleiding in ICT, maar weerspiegelen de huidige samenstelling van de beroepsbevolking in het cluster naar opleiding. De komende vijf jaren zijn dus geen tekorten te verwachten wat betreft personeel voor het cluster ICT in de regio Rijn Gouwe. De verwachtingen komen overeen met die voor ZuidHolland.
42
Tabel 29 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor ICT in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
46
46
46
47
47
vervanging ivm pensionering
35
35
35
36
36
totaal
81
81
81
83
83
vmbo/mbo-1
2
2
2
2
2
mbo-2/mbo-3
4
4
4
4
4
mbo-4
13
13
13
14
14
hbo/wo
49
49
49
50
50
13
13
13
13
13
overig
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
100
60
53
46
39
hbo
54
57
59
67
71
wo
84
89
82
99
119
238
206
194
212
229
totaal
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per cluster per RPA-regio in Zuid-Holland
5.7
Door bezuinigingen overschot personeel in de gezondheidszorg Tabel 30 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor de gezondheidszorg in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
-52
-52
-52
-52
-52
vervanging ivm pensionering
250
250
249
249
248
totaal
198
198
197
197
196
8
8
8
8
7
vmbo/mbo-1 mbo-2/mbo-3
17
17
17
17
17
mbo-4
41
41
41
41
41
hbo/wo
107
107
106
106
105
26
26
26
26
26
overig
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
218
169
115
61
31
hbo
170
184
190
181
197
wo
199
201
194
214
251
totaal
587
554
499
456
479
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per sector per RPA-regio in Zuid-Holland
43
Tussen 2000 en 2013 neemt het aantal werkzame personen in de regio Rijn Gouwe in de gezondheidszorg ieder jaar gemiddeld met 2,6% toe. Als gevolg van overheidsmaatregelen om de kosten in de zorg te drukken, neemt de werkgelegenheid in de gezondheidszorg in de regio Rijn Gouwe in 2012 en 2013 gemiddeld met 2,9% af. Naar alle waarschijnlijkheid wordt er vooruitgelopen op het ingaan van maatregelen uit het Regeerakkoord. Zorgaanbieders passen het zorgaanbod aan en dat beïnvloedt uiteraard de werkgelegenheid. Op grond van landelijke verwachtingen van UWV WERKbedrijf (UWV WERKbedrijf 2014) wordt in tabel 30 uitgegaan van een banenkrimp van 0,2% in de gezondheidszorg in de jaren 2014-2018. Met deze afname van de werkgelegenheid ontstaat er in de gezondheidszorg voor de periode 2014-2018 een overschot aan personeel. De instroom op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs is groter dan de vraag vanuit de arbeidsmarkt. Dat geldt voor alle opleidingsniveaus.
5.8
Ook voor verpleeg- en verzorgingshuizen meer dan genoeg personeel beschikbaar door bezuinigingen In de regio Rijn Gouwe is het aantal banen in de verpleging en verzorging in de periode 2000-2010 jaarlijks met gemiddeld 4,7% gegroeid. Net als in de gezondheidszorg is in deze sector het gevolg van (aangekondigde) bezuinigingen door de overheid zichtbaar. Vanaf 2011 stopt de groei en blijft het aantal banen ongeveer gelijk. Tabel 31 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor verpleeg- en verzorgingshuizen in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
-453
-447
-440
-434
-428
274
271
267
263
259
-179
-176
-173
-171
-169
vmbo/mbo-1
-16
-16
-16
-16
-15
mbo-2/mbo-3
-42
-41
-40
-40
-40
mbo-4
-46
-45
-45
-44
-44
hbo/wo
-47
-46
-46
-45
-44
-28
-27
-27
-26
-26
vervanging ivm pensionering totaal
overig
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
260
205
142
79
42
hbo
196
212
219
204
217
wo
227
227
222
243
282
totaal
683
644
583
526
541
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per sector per RPA-regio in Zuid-Holland
Verwacht wordt dat de ouderenzorg in 2015 landelijk met 1,4% krimpt (UWV WERKbedrijf 2014). Dit percentage is gebruikt in het model van de Regiometer arbeidsmarkt en onderwijs voor de prognose aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs. Het resultaat is te zien in tabel 31. Duidelijk wordt dat de regio Rijn Gouwe bij een dergelijke afname van de werkgelegenheid te maken krijgt met een overschot aan personeel op alle opleidingsniveaus. Zo be-
44
treden er in 2015 in de regio Rijn Gouwe naar schatting 644 gediplomeerden de arbeidsmarkt, terwijl er in de sector al 176 arbeidskrachten te veel zijn. Wanneer het aantal banen in de verpleging en verzorging gelijk zou blijven in de periode 2014-2018, zou dit overigens ook al leiden tot een overschot aan personeel.
5.9
Voor het onderwijs veel aanbod van nieuwe arbeidskrachten Het model uit de Regiometer arbeidsmarkt en onderwijs laat voor de jaren 2014-2018 geen tekorten aan personeel zien binnen onderwijs in de regio Rijn Gouwe. Dat geldt voor alle onderwijsniveaus. Het aantal werkzame personen is tussen 2000-2013 jaarlijks met 0,83% toegenomen. Wanneer deze trend doorzet, zijn er tot en met 2018 jaarlijks zo’n 490 nieuwe arbeidskrachten nodig. Het aantal gediplomeerden dat de arbeidsmarkt betreedt is in dezelfde periode ongeveer 700. In de provincie Zuid-Holland als geheel is in de periode 2014-2018 het aanbod van gediplomeerden (ongeveer 2.590) iets kleiner dan de uitbreiding van de werkgelegenheid (ongeveer 2.640). Het is dus heel goed mogelijk dat studenten die hun diploma behalen in de regio Rijn Gouwe in een andere regio een baan vinden. Tabel 32 Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs voor de sector onderwijs in de regio Rijn Gouwe, 2014-2018 2014
2015
2016
2017
2018
vraag vanuit de arbeidsmarkt (absoluut aantal werkzame personen) uitbreiding
189
191
192
194
195
vervanging ivm pensionering
296
299
301
304
306
totaal
485
490
493
498
501
vmbo/mbo-1
11
11
11
11
11
mbo-2/mbo-3
21
21
21
21
22
mbo-4
35
36
36
36
37
hbo/wo
371
374
377
380
383
47
48
48
48
49
overig
beschikbaar vanuit het onderwijs (absoluut aantal gediplomeerden) mbo
135
93
90
87
86
hbo
306
295
335
330
284
wo
302
312
298
345
398
totaal
743
700
723
762
768
bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, CBS, DUO, Ministerie van OCW; bewerking Tympaan Instituut, ris-zh.nl: Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs per sector per RPA-regio in Zuid-Holland
45
Prognose aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt Een goede aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs biedt zowel betere kansen voor bedrijven als voor gediplomeerden die de arbeidsmarkt betreden. Mismatches leiden tot moeilijk vervulbare vacatures en werkloosheid. Voor de greenports, logistiek en transport, food, feed and beverages, techniek, ICT, onderwijs en gezondheidszorg en zorg in verpleegen verzorgingshuizen wordt verwacht dat het aanbod van personeel tot 2018 meer dan voldoende is. Mogelijk ontstaan er wel tekorten voor enkele beroepen binnen de genoemde clusters en sectoren. Binnen het cluster life and health science is er wel behoefte aan meer, vooral hoogopgeleid personeel. Wellicht wordt dit voor een deel opgevangen door instroom van arbeidskrachten uit andere sectoren of clusters waar sprake is van een overschot aan arbeid. Zoals het er nu uitziet, ontstaan er de komende paar jaren geen kwantitatieve tekorten aan arbeidskrachten. CAO-afspraken leiden mogelijk de komende jaren tot hogere pensioenleeftijden, waardoor het aanbod van arbeidskrachten verder groeit. Om te voorkomen dat er een kwalitatieve mismatch ontstaat, is het van belang dat jongeren een opleidingsrichting kiezen waarbij zij goede kansen hebben op een baan. Daarnaast dient er geïnvesteerd te worden in oudere werknemers.
46
Literatuur Schriftelijke documentatie Badir M. Zzp’ers tijdens de crisis. Themabericht Rabobank 3 juni 2014. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Aantal jongeren met flexibele arbeidsrelatie neemt toe. Webmagazine CBS jeugdmonitor, 30 oktober 2013. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Positie werkkring en arbeidsduur: meer flexwerkers. Webartikel, 4 maart 2014. Centraal Plan Bureau (CPB). Van bijstand naar Wajong. Den Haag: CPB 2011. Centraal Planbureau (CPB). Juniraming 2014. Economische vooruitzichten 2014 en 2015. Den Haag: CPB, 2014. De Nederlandsche Bank (DNB). De dienstensector als exportmotor van Nederland. DNB Bulletin, 10 juli 2014. Elsevier. Aantal Wajongers en uitkeringstrekkers stijgt opnieuw. Webartikel 29 februari 2012. Goudswaard A, Wijk E van, Verbiest S. De toekomst van flex. Een onderzoek van TNO naar flexstrategieën van Nederlandse bedrijven. TNO, 2014. Heijnens DMS. De volgende trede. Rapportage uitstroommonitor 2009-2010 en tweede meting volgmodule cohort 2008-2009. Rotterdam: Actis Onderzoek, 2011. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Kamerbrief over toekomstgericht middelbaar beroepsonderwijs. Den Haag: Ministerie van OCW, 2 juni 2014. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Vierde nota van wijziging bij Invoeringswet Wet werken naar vermogen. Den Haag: Ministerie van SZW, 2 december 2013. Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018. Maastricht: ROA, 2013. RPA Rijn Gouwe. Arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe 2013. Alphen aan den Rijn: RPA Rijn Gouwe, 2013. Slot A van der, Dongen B van, Althoff J, Berg W van den, Ponds R. Zuidvleugel, de topregio van Nederland. Naar een nieuwe economische agenda Zuidvleugel 2010-2020. Amsterdam: Roland Berger Strategy Consultants, 2011. Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Vraag naar Arbeid 2013. Den Haag: SCP, 2014. Stichting van de Arbeid (STAR). Perspectief voor een sociaal én ondernemend land: uit de crisis, met goed werk, op weg naar 2020. Verantwoordelijkheid nemen én dragen, kansen creëren én benutten (Sociaal akkoord). Den Haag: STAR, 2013. UWV WERKbedrijf. UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014. Met een doorkijk naar 2018. Amsterdam: UWV WERKbedrijf, 2013. UWV WERKbedrijf. UWV Arbeidsmarktprognose 2014-2015. Amsterdam: UWV WERKbedrijf, 2014. Yacht. Vraag naar technici flink in de lift. Webartikel, 11 april 2014.
Websites abu.nl cpb.nl dnb.nl elsevier.nl gemeenteloket.minszw.nl kansopwerk.nl rijksoverheid.nl ris-zh.nl roa.nl statline.cbs.nl stvda.nl uwv.nl werk.nl wikipedia.org yacht.nl
Algemene Bond Uitzendondernemingen Centraal Planbureau De Nederlandsche Bank Elsevier Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Kansopwerk.nl rijksoverheid Regionaal Informatiesysteem Samenleving Zuid-Holland Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Centraal Bureau voor de Statistiek Stichting van de Arbeid UWV UWV WERKbedrijf Wikipedia Yacht
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO
Aan: portefeuillehouderoverleg Sociale agenda Holland Rijnland Van: I.I. de Bruyne-Schild
Datum: 31 oktober 2014
Onderwerp: Regiotaxi Holland Rijnland Op basis van het eerder dit jaar genomen besluit inzake de berekening van de klanttarieven voor de Regiotaxi en de cf. het bestek afgesproken kostprijs, zijn de nieuwe bedragen voor 2015 berekend. Voor de klanttarieven is daarvoor net als in voorgaande jaren de indexering voor het Openbaar Vervoer gehanteerd. Voor de verhoging van de kostprijs is de indexering zoals die jaarlijks door Panteia/NEA voor het personenvervoer wordt vastgesteld gehanteerd. Op de klanttarieven is het door de provincie aangegeven concept percentage voor 2015 toegepast. Dit percentage is kan eventueel nog wijzigen. Dit wordt dan via de ambtenaren Wmo en Verkeer bekend gemaakt. De nieuwe voorlopige bijdragen luiden als volgt: Zoneprijs voor de vijf bij de ISD Bollenstreek aangesloten gemeenten:
Wmo reiziger jonger dan 65 jaar € 1,01 per (opstap)zone, (uitgangspunt € 1,00); Wmo reiziger 65 jaar en ouder € 0,71 per (opstap)zone, (uitgangspunt € 0,70); Voor de overige gemeenten geldt de volgende zoneprijs: Wmo reiziger jonger dan 65 jaar € 0,72 per (opstap)zone, (was in 2014 € 0,71); Wmo reiziger 65 jaar en ouder 0,47 per (opstap)zone, (was in 2014 € 0,46); De reiziger die de regiotaxi als OV gebruikt betaalt in 2015 € 2,65 per (opstap)zone, (was 2,60). Voor de nachtzones tussen 01.00 en 06.00 uur wordt 1 euro toeslag per (opstap)zone berekend. Ter informatie is tevens de managementrapportage Regiotaxi Holland Rijnland over het derdekwartaal toegevoegd.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
3E KWARTAAL 2014
Gebruik van de Regiotaxi Het kwartaal van 2014 zag 87.453 passagiers gebruik maken van de Regiotaxi, op een totaal van 81.728 ritten. Hierbij reisde er 5.157 keer een gratis begeleider mee, zaten er 396 betalende meereizenden naast, reden er 73 kinderen onder de vier jaar gratis mee en ook de SoHohond ging 172 keer mee in de Regiotaxi.
Pashouders
3e kwartaal 2014
2014
1
OV-Algemeen
3e kwartaal
Stijging/Daling
2013
tov. 2013
2
505
RS soc. begel.
9.222
11,28%
7.372
+25,08%
872
1,07%
186
+368,82%
12.065
14,76%
11.093
+8,76%
Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn3
1.969
Hillegom
641
3.866
4,73%
4.418
-12,49%
Kaag & Braassem
546
2.855
3,49%
3.002
-4,90%
Katwijk
802
2.008
2,46%
2.296
-12,54%
3.140
21.045
25,75%
21.872
-3,78%
Leiden Leiderdorp
652
3.947
4,83%
4.220
-6,47%
Lisse
521
2.803
3,43%
3.377
-17,00%
Nieuwkoop
785
3.598
4,40%
3.377
+6,54%
Noordwijk
704
4.006
4,90%
4.486
-10,70%
Noordwijkerhout
515
2.770
3,39%
3.201
-13,46%
Oegstgeest
455
2.466
3,02%
2.465
+0,04%
Rijnwoude
439
2.083
2,55%
2.755
-24,39%
Teylingen
830
4.769
5,84%
5.918
-19,42%
Voorschoten
551
2.427
2,97%
2.450
-0,94%
Zoeterwoude
286
926
1,13%
1.362
-32,01%
12.836
81.728
100,00%
84.885
-3,84%
Totaal
4
Aantal uitgevoerde ritten 3 kwartaal 2014 in verhouding tot 2013 e
Aantallen per 30-09-2014 Het deur-sterhaltevervoer dat in deze periode werd gereden (186 ritten) is in dit overzicht niet meegenomen, omdat dit is beëindigd. 3 Zowel bij Alphen aan den Rijn als bij de OV ritten is sprake van een extra stijging in verband met de toetreding van Boskoop tot de Regiotaxi. 4 Rijnwoude wordt vooralsnog apart in de administratie meegenomen. 1 2
3E KWARTAAL 2014
Het kopje RS Soc. Begel. is kort voor Rijnstreek Sociale Begeleiding: Alle Wmogerechtigden uit Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop mogen tijdens 20 retourritten een sociaal begeleider meenemen. De sociale begeleiders die als gezelschap meereizen - dus niet als medisch begeleider - reizen als OV reiziger, maar betalen het Wmo-tarief. Deze situatie is alleen van toepassing op deze twee gemeenten.
3e kwartaal 2014
Vervoerde
Gratis
Meereizenden
personen
begeleiding
Kinderen
SoHo-honden
OV-Algemeen
9.738
143
302
22
71
RS soc. begel.
809
0
---
0
0
12.315
200
6
17
44
Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn Hillegom
4.124
258
0
4
0
Kaag & Braassem
3.126
253
14
0
4
Katwijk
2.224
191
0
0
25
23.374
2251
69
19
9
Leiderdorp
4.171
224
0
7
0
Lisse
2.967
164
0
0
0
Nieuwkoop
3.678
80
0
0
0
Noordwijk
4.213
201
0
0
6
Noordwijkerhout
2.996
226
0
0
0
Oegstgeest
2.747
278
3
0
0
Rijnwoude
2.172
78
0
1
11
Teylingen
5.049
278
2
0
0
Voorschoten
2.607
180
0
3
0
Zoeterwoude
1.078
152
0
0
0
87.453
5.157
396
73
172
Leiden
Totaal
3E KWARTAAL 2014
Stiptheid rituitvoering Persoon
%-ge
Persoon te
op tijd Juli
27.442
%-ge
laat 94,96%
1.457
5,04%
Augustus
26.607
94,97%
1.410
5,03%
September
29.072
95,20%
1.465
4,80%
83.121
95,05%
4.332
4,95%
Totaal
Tenminste 95% van de reizigers dient binnen de gestelde marges opgehaald en vervoerd te worden, zo luiden de eisen in het vervoerscontract. In dit derde kwartaal komt dit uit op 95,05%.
Gebruik ophaalpunten De ophaalpunten van de Regiotaxi hebben als doel om klant en chauffeur van de Regiotaxi elkaar locaties
op
drukkere
eenvoudiger
en/of te
onoverzichtelijke
laten
treffen
en
misverstanden over de exacte ophaalplaats te voorkomen. Daarbij kunnen reizigers gebruik maken van een verkorte vooraanmeldtijd van dertig minuten. Momenteel zijn er in totaal vijf ophaalpunten: in de Breestraat te Leiden; bij het Station Leiden Centraal; nabij de Winkelhof te Leiderdorp; het Bevrijdingsplein te Leiden; Winkelcentrum
de
Alphen aan den Rijn.
Aarhof
te
3E KWARTAAL 2014
In dit derde kwartaal hebben zich twee wijzigingen voorgedaan. Het ophaalpunt bij Station Leiden is naar de zeezijde verplaatst (ter hoogte van Lebkov: zie de foto’s op deze pagina), in combinatie met
een
standplaats
voor
de
van
de
zonetaxi van de NS. Bij
de
herinrichting
Breestraat is de bushalte een klein stukje verplaatst; het ophaalpunt is navenant meeverhuist en is nu te vinden tegenover het Leidse Stadhuis.
Breestraat
Stationsplein
Winkelhof
Bevrijdingsplein
Aarhof
Juli
9
1
112
4
92
3
95
1
242
1
Augustus
0
0
99
4
138
1
104
6
331
5
September
11
0
107
0
111
1
87
0
239
2
Totaal
20
1
318
8
341
5
286
7
812
8
Gebruik van de ophaalpunten en loosritten op dit punt
Het totale gebruik van de ophaalpunten wordt in de rechts-staande tabel weergegeven. Het eerste getal geeft het aantal ritten weer, het tweede het aantal loosmeldingen op dit punt. De lage aantallen op de Breestraat laten zich uiteraard verklaren door de werkzaamheden alhier. Voor de reiziger heeft het in de praktijk weinig gevolgen gehad. De meesten die gebruik maken van dit punt zijn frequente reizigers en wisten zelf alternatieve locaties aan te dragen.
Loosritten Wanneer er wel een taxi besteld is, maar de chauffeur en klant treffen elkaar niet, wordt gesproken over een loosrit. In het derde kwartaal werden er, respectievelijk 411, 344 en 332 loosritten gereden, ca. 1,33% op het totaal aantal ritten, hetgeen een, in verhouding, laag percentage is.
3E KWARTAAL 2014
Klachten In het derde kwartaal van 2014 werden in totaal 21
Inhoud klacht
3e kwartaal 2014
klachten ingediend. Meestal worden de klachten
Te laat opgehaald, te laat op
6
rechtstreeks bij de vervoerder ingediend, maar dit
bestemming
kan ook via de gemeenten, de ISD en Participe en
Te laat opgehaald
3
Holland Rijnland.
Geen voertuig
3
Klacht chauffeur
2
Boekingsfout
2
Te lange combinatie
2
Van deze 21 klachten werden er 15 gegrond verklaard, 2 ongegrond en 2 gedeeltelijk gegrond
Verkeerd voertuig
1
en 2 klachten stonden nog open. Ongegronde
Te laat opgehaald voor
1
klachten ontstaan veelal wanneer de ‘spelregels’ van
retourrit
de Regiotaxi niet bekend zijn bij de klant.
Klacht chauffeur over klant
1
Ook dit kwartaal hebben verreweg de meeste klachten betrekking op het niet op tijd rijden van de taxi. Volgens het bestek dienen klachten binnen 10 werkdagen afgehandeld te zijn. Dit is dit kwartaal helaas niet na te gaan: door een systeemfout bleven een aantal klachten openstaan, terwijl ze reeds afgehandeld waren.
Gratis ritkaarten Wanneer een klacht gegrond is, wordt de klant gecompenseerd met een gratis ritkaart, goed voor één zone (incl. opstapzone). Deze kunnen ook worden gespaard en gebruikt voor een rit van maximaal 5 zones. In het derde kwartaal hebben de reizigers 1.786 zones op deze manier gratis verkregen.
Telefonische bereikbaarheid Telefoongesprekken
dienen
binnen
90
seconden beantwoord te worden. Wanneer dit in 95% van de van de gesprekken lukt, is dit binnen de marges.
Juli Augustus September Gemiddeld
3e kwartaal 2014 50 seconden 42 seconden 65 seconden 52 seconden
3E KWARTAAL 2014
Terugbelservice Iedere klant wordt, in principe, persoonlijk gebeld door de chauffeur wanneer de taxi in aantocht is, tenzij specifiek is aangegeven dat men hier geen prijs op stelt. Dit laatste geval betreft meestal klanten die hun telefoonnummer niet kenbaar willen maken. In verband met beperking van de tijd dat de klant bij de deur moet wachten en het voorkomen van loosritten wordt van harte aanbevolen van deze service gebruik te maken. Dit geldt ook voor de retourrit.
3E KWARTAAL 2014
Voordelen De Regiotaxi biedt vervoer van deur tot deur, 24 uur per dag en 7 dagen per week vanuit Alphen aan den
Bij vervoer van max. 2 personen
Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden,
goedkoper dan de gewone taxi;
Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijk-
Bij de reservering wordt verteld
erhout,
wat de rit precies gaat kosten;
Oegstgeest,
Teylingen,
Voorschoten
en
Zoeterwoude. Vanuit deze gemeenten kunnen 5
Reizigers
zones gereisd worden. Een retourrit buiten het
begeleiders-kaart hoeven niet te
grondgebied
betalen voor hun begeleiders;
van
deze
14
gemeenten,
dient
met
een
OV-
tegelijkertijd met de heenreis geboekt te worden. Dit
Kinderen onder 4 jaar, geleide-
in
honden en kleine huisdieren in
verband
met
concurrentie
met
soortgelijke
systemen in de aangrenzende regio’s. Na de vijfde
een tas worden gratis vervoerd;
OV-zone is verder reizen zonder overstappen ook
Gratis
mogelijk; hiervoor wordt dan een kilometertarief
voordat de Regiotaxi bij de klant
(per gezelschap) gehanteerd.
komt;
terugbelservice
kort
Een gratis tegoedbon voor één reiszone wanneer de taxi niet
Algemene informatie
binnen de afgesproken ophaaltijd
De algemene informatiebrochure van de Regiotaxi kan
worden
aangevraagd
Samenwerkingsorgaan
Holland
bij
Rijnland,
het Postbus
558, 2300 AN, Leiden, tel: (071) 52 39 067. Daarnaast is er een speciale brochure met informatie over de Regiotaxi en de Wmo. Deze brochure is bij uw gemeente (afdeling Wmo) verkrijgbaar. Beide
folders
én
de
folder
over
het
komt. Mits vooraf aangegeven kunnen
maximaal
5
bonnen
gebruikt worden voor een gratis rit; een rit kan ‘betaald’ worden met
alleen
bonnen
of
een
combinatie van bonnen en geld. De chauffeur helpt, indien nodig,
deur-
bij het in- en uitstappen.
sterhaltevervoer zijn uiteraard ook te downloaden via http://www.hollandrijnland.net. Op de homepage treft u een knop aan om direct naar de pagina’s van de Regiotaxi te gaan. Hier kunt u tevens de vervoers- en privacyreglementen downloaden. Een rit is te reserveren via het nummer 0900 – 20 22 368 (lokaal tarief, 7 dagen per week 24 uur per dag).
Voor meer informatie kunt u bellen met de klantenservice: 0900 – 20 22 369 (lokaal tarief. Op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur)).
Ook kunt u online uw reservering plaatsen: www.rthr.nl.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
OGGZ: Financiën Beschermd Wonen
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
5.
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Advies PHO
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente De uitvoering van de OGGZ werd vanuit het rijk tot dusver voornamelijk bij centrumgemeente Leiden neergelegd. Met de invoering van de Wmo 2015 krijgen alle gemeenten in onze regio een grotere verantwoordelijkheid. Regionale samenwerking en afstemming is daarbij belang om het beroep op het regionale vangnet zoveel mogelijk te voorkomen. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
1/10
31/10
1. Uit te gaan van het solidariteitsbeginsel, waarbij uitgangspunt is dat de centrumgemeente alles in het werk stelt om binnen het beschikbare budget te blijven, met een halfjaarlijkse rapportage door de centrumgemeente naar de regiogemeenten; 2. Akkoord te gaan met de te hanteren verdeelsleutel - de integratie-uitkering sociaal domein, objectief verdeelmodel 3. Bij een financieel voordeel ervoor te kiezen om de overschotten op te vangen in een gezamenlijke reserve; 4. Uitgaven of herverdeling van die reserve via gezamenlijke besluitvorming (PHO sociale agenda) te laten plaatsvinden.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Nvt
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
De Wmo wordt met ingang van 2015 uitgebreid met nieuwe taken. De gemeenten krijgen hiermee een grotere verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van hun (kwetsbare) inwoners op het gebied van maatschappelijke opvang, beschermd wonen, dagbesteding en (woon)begeleiding. Over beschermd wonen moeten vóór 1 januari 2015 afspraken gemaakt worden tussen de centrumgemeente en de regiogemeenten.
8.
Inspraak
Nee Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
X NVT Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Wet maatschappelijke ondersteuning Eerdere besluitvorming: 3D-OGGZ-agenda, Regiovisie Huiselijk Geweld en Regionaal Kompas
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 31 oktober 2014 14.00 – 16.30 uur Holland Rijnland 04
Onderwerp: OGGZ: Financiën Beschermd Wonen
Beslispunten: 1.
2. 3. 4.
Uit te gaan van het solidariteitsbeginsel, waarbij uitgangspunt is dat de centrumgemeente alles in het werk stelt om binnen het beschikbare budget te blijven, met een halfjaarlijkse rapportage door de centrumgemeente naar de regiogemeenten; Akkoord te gaan met de te hanteren verdeelsleutel - de integratieuitkering sociaal domein, objectief verdeelmodel; Bij een financieel voordeel ervoor te kiezen om de overschotten op te vangen in een gezamenlijke reserve; Uitgaven of herverdeling van die reserve via gezamenlijke besluitvorming (PHO sociale agenda) te laten plaatsvinden.
Inleiding: De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt met ingang van 2015 uitgebreid met nieuwe taken. De gemeenten krijgen hiermee een grotere verantwoordelijkheid voor het ondersteunen van hun inwoners. Gemeenten krijgen de opdracht om voorzieningen te treffen om de zelfredzaamheid en participatie van (kwetsbare) inwoners te vergroten / behouden. Onder deze voorzieningen vallen onder andere beschermd wonen en (woon)begeleiding. De uitwerking van de op 14 mei jongstleden aan u voorgelegde OGGZ-agenda heeft helaas vertraging opgelopen. Dit is vooral veroorzaakt door onduidelijkheid vanuit het Rijk over de knip tussen verantwoordelijkheden van de centrumgemeenten en regiogemeenten en over de financiën. Daarnaast moet de OGGZ-agenda aansluiten op de uitkomsten van de evaluatie van het Regionaal Kompas. Deze evaluatie is reeds ook vertraagd. Toch zullen er voor 1 januari 2015 al enkele afspraken gemaakt moeten worden over hoe omgegaan moet worden met financiële voor- en nadelen van Beschermd Wonen. Bij de overheveling van AWBZ taken naar de gemeenten is een aparte constructie ontworpen voor Beschermd wonen. De centrumgemeente Leiden krijgt de middelen voor de regio Holland Rijnland terwijl de mensen om wie het gaat in de hele regio kunnen wonen. In de bijgevoegde memo (bijlage 1) wordt de situatie rond Beschermd wonen nader toegelicht. Beoogd effect: Regionale betrokkenheid bij de inzet van de centrumgemeente op beschermd wonen in de hele regio. Argumenten: 1. Beschermd wonen komt na 2017 naar de lokale WMO Daarnaast is van belang mee te nemen in de overwegingen dat na 2017 de functie van centrumgemeente vervalt. Beschermd wonen komt dan naar de lokale Wmo.
3
Instroom en uitstroom vindt in alle regiogemeenten plaats. Aansluiting van de centrumgemeentetaken op de lokale Wmo is in 2015 al relevant, zeker gezien het feit dat een deel van de indicaties extramuraal verzilverd worden (zie toelichting in de bijlage 2). 4. Continuïteit en innovatie is van belang in beschermd wonen Door gezamenlijke verantwoordelijkheid voor Beschermd wonen blijft continuïteit en innovatie mogelijk. Financiën: De middelen voor Beschermd wonen, € 23.955.368,- voor het jaar 2015, komen zonder korting over naar de centrumgemeente Leiden. Waar mogelijk is inzicht in de financiën gegeven, waarbij vermeld moet worden dat met de huidige gegevens van het rijk onvoldoende bekend is om op alle onderdelen goede inschattingen te maken. Hoe dat komt is ook in bijlage 2 uiteen gezet. Communicatie: Als het PHO Sociale agenda instemt brengt de centrumgemeente een financieel voorstel naar de gemeenteraad van Leiden, zodat de gezamenlijke reserve binnen de begroting van Leiden mogelijk gemaakt wordt. Evaluatie Er komt een halfjaarlijkse rapportage door de centrumgemeente naar de regiogemeenten. Bijlage: 1. Memo financiële afspraken Beschermd Wonen; 2. Analyse Beschermd wonen regio Holland Rijnland;
4
Memo Aan
Van
Doorkiesnummer
PHO Sociale Agenda Holland Rijnland
Marieke Ouwerkerk
(071) 516 73 66
Onderwerp
Datum
Financiële afspraken beschermd wonen
24 oktober 2014
Geachte wethouders, Bij de overheveling van AWBZ taken naar de gemeenten is een aparte constructie ontworpen voor Beschermd wonen. De centrumgemeente Leiden krijgt de middelen voor de regio Holland Rijnland terwijl de mensen om wie het gaat in de hele regio kunnen wonen. Andere opvallende verschillen ten opzichte van de nieuwe Wmo taken: Beschermd wonen is een intramurale voorziening, mensen wonen dus bij een instelling en niet zelfstandig, ook voor hele hoge zorgzwaartepakketten. De middelen voor Beschermd wonen, € 23.955.368,- voor het jaar 2015, komen zonder korting over. De cliënten hebben een ander overgangsrecht dan de overige cliënten die naar de Wmo komen: het overgangsrecht is 5 jaar of totdat de indicatie afloopt. Afgesproken is dat Leiden namens Holland Rijnland de inkoop Beschermd wonen meeneemt met het bestuurlijk contracteren in goed overleg met de regio. Een eerste analyse van het klantenbestand Beschermd wonen Begin september heeft de centrumgemeente de cliëntgegevens van 14 van de 15 gemeenten ontvangen en aan elkaar gekoppeld. In de bijlage bij deze memo ziet u daarvan de uitwerking. Waar mogelijk is inzicht in de financiën gegeven, waarbij vermeld moet worden dat met de huidige gegevens van het rijk onvoldoende bekend is om op alle onderdelen goede inschattingen te maken. Hoe dat komt is ook in de bijlage uiteen gezet. Verdeelmodel Beschermd wonen De budgetten voor Beschermd wonen zijn over het land verdeeld op basis van historische gegevens. Na 2015, zo is aangekondigd, worden de budgetten verdeeld op basis van een objectieve verdeelsleutel. Hierover is landelijk nog veel discussie. Dit heeft voor Beschermd wonen nog onbekende financiële gevolgen, wel blijkt uit een eerste landelijke berekening dat we voordeelregio zijn. Van centrumgemeente naar lokale Wmo Van belang mee te nemen in de overwegingen is dat na 2017 de functie van centrumgemeente vervalt. Beschermd wonen komt dan naar de lokale Wmo.
Pagina
2/3 Instroom en uitstroom vindt in alle regiogemeenten plaats. Aansluiting van de centrumgemeentetaken op de lokale Wmo is in 2015 al relevant, zeker gezien het feit dat een deel van de indicaties extramuraal verzilverd worden (zie toelichting in de bijlage). Financiële verantwoordelijkheid Afgesproken is dat Leiden als centrumgemeente in overleg met de regiogemeenten zorg draagt voor het financieel kader en het opdrachtgeverschap. In navolging daarvan is besloten dat Leiden de inkoop Beschermd wonen meeneemt met het bestuurlijk contracteren in goed overleg met de regio (Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda d.d. 14 mei 2014 en Projectleidersoverleg Wmo d.d. 5 juni 2014). Er is nog geen afspraak gemaakt over de financiële voordelen of nadelen van Beschermd wonen in Holland Rijnland. De sturing en verantwoording wordt uitgevoerd door de gemeente Leiden, maar draagt de gemeente Leiden ook de volledige financiële verantwoordelijkheid? Twee scenario’s: 1 2
profijtbeginsel: Leiden is verantwoordelijk, de voor- en nadelen komen voor rekening van de centrumgemeente. Solidariteitsbeginsel: gezamenlijk dragen van de voor- of nadelen.
Bij een financieel nadeel wordt voorgesteld om de verdeelsleutel van de integratie-uitkering sociaal domein, objectief verdeelmodel te hanteren. Bij het solidariteitsbeginsel kunnen aanvullende keuzes gemaakt worden over de mogelijke financiële voordelen: a. Op basis van een verdeelsleutel naar gemeenten, die het aan de algemene middelen toevoegen b. Op basis van een verdeelsleutel naar gemeenten, die het aan hun lokale Wmo budgetten toevoegen c. Op basis van een inhoudelijk voorstel jaarlijks besluiten hoe de middelen regionaal in te zetten ten behoeve van deze specifieke doelgroep (innovatie en/of knelpunten) d. We zetten, gezien de onzekere financiële situatie met betrekking tot het verdeelmodel, de eventuele voordelen in een aparte reserve. Hiermee kunnen we financiële tegenvallers na 2015 of regionaal knelpunten mbt de doelgroep opvangen. Bij overheveling naar de lokale Wmo bij het opheffen van de centrumgemeentefunctie wordt het overgebleven budget verdeeld over de gemeenten volgens de eerder genoemde verdeelsleutel. Voorgesteld wordt: 1. Uit te gaan van het solidariteitsbeginsel, waarbij uitgangspunt is dat de centrumgemeente alles in het werk stelt om binnen het beschikbare budget te blijven, met een halfjaarlijkse rapportage door de centrumgemeente naar de regiogemeenten. 2. Akkoord te gaan met de te hanteren verdeelsleutel - de integratie-uitkering sociaal domein, objectief verdeelmodel 3. Bij een financieel voordeel te kiezen voor d: de overschotten op te vangen in een gezamenlijke reserve en uitgaven of herverdeling van die reserve via gezamenlijke besluitvorming (PHO sociale agenda) te laten plaatsvinden.
Pagina
3/3 Verdere besluitvorming Als het PHO Sociale agenda instemt brengt de centrumgemeente een financieel voorstel naar de gemeenteraad van Leiden, zodat de gezamenlijke reserve binnen de begroting van Leiden mogelijk gemaakt wordt. Toegang Beschermd wonen Er komen inmiddels meer vragen over de toegang van Beschermd wonen bij diverse gemeenten binnen. De werkgroep Beschermd wonen werkt momenteel aan een procedure voor een centrale toegang. De centrumgemeente moet de toegang bepalen via een beschikking. Om te bepalen of iemand Beschermd wonen nodig heeft, is, gezien de problematiek, een deskundige blik of diagnose nodig. Maar afstemming met sociale wijkteams/gebiedsgebonden teams, informatievoorziening en goede doorverwijzing binnen de regio is dan heel belangrijk.
En verder Het overleg met de zorgaanbieders loopt de komende periode door, onder andere over samenwerking, zorginnovatie en de wijze waarop de indicatiestelling/toegang moet worden georganiseerd. Daarbij is ook vertegenwoordiging vanuit de regiogemeenten. Bestuurlijk contracteren van Beschermd wonen bevindt zich in de laatste fase. Medio oktober verwacht Leiden definitieve afspraken te hebben met de aanbieders. De centrumgemeente werkt via de werkgroep OGGz aan een uitgebreidere notitie voor Beschermd wonen, waarin de analyse uit de bijlage verder uitgewerkt is en waarbij ook de agenda voor overleg met de regio in 2015 duidelijk wordt.
Met vriendelijke groet, Marieke Ouwerkerk
Realisatie Team Stadsleven
Analyse Beschermd wonen regio Holland Rijnland
23 oktober 2014
1
Toelichting bij de analyse
De centrumgemeente Leiden heeft op verschillende momenten in 2014 gegevens ontvangen over Beschermd wonen van het rijk. De gegevens lopen sterk uiteen, wat maakt dat een waterdichte (financiele) analyse van Beschermd wonen moeilijk te maken is.
Maart 2014 een overzicht van cliënten beschermd wonen via het zorgkantoor, met een aantal van 330 cliënten met ZIN (Zorg in Natura) en geen gegevens over aantallen cliënten met een persoonsgebonden budget (PGB).. Juni 2014 een rapportage van het rijk naar aanleiding van een landelijke uitvraag bij zorgaanbieders, met een aantal van 488 cliënten ZIN en geen gegevens over aantallen clienten met een PGB. Eind juli 2014 is de eerste gegevensoverdracht vanuit de AWBZ naar gemeenten geweest. Alle lokale gemeenten hebben daarbij een apart bestand ontvangen voor Beschermd wonen, met het verzoek om deze bestanden door te sturen naar de centrumgemeente. Dat is inmiddels gebeurd. Daaruit kwam een aantal van 401 cliënten met ZIN en 92 cliënten met een PGB waarvan het bedrag van de PGB’s onbekend was. Eind september volgde een nieuwe overdracht met bijgewerkte gegevens. Veel gemeenten hebben deze nieuwe gegevens weer aangeleverd maar het totale bestand over de hele regio is nog niet compleet.
De gegevens zijn zover als mogelijk geanalyseerd en daarbij is ook een begin gemaakt met het rekenen, om te zien of het budget voldoet. De overzichten die hierna worden gepresenteerd zijn nog gebaseerd op de gegevens uit juli, waar relevant is bij de toelichting een extra vermelding vanuit de gegevens van september. Er komen nog twee momenten waarop de gegevens vanuit de AWBZ worden overgedragen aan gemeenten. De laatste lichting is in februari 2015. Dan pas kunnen we met zekerheid vaststellen hoeveel cliënten vallen onder Beschermd wonen.
1
Bijlage bij memo financiën Beschermd wonen
2
Aantallen cliënten, de vorm van zorg en het zorgverbruik
De gemeenten hebben klantgegevens ontvangen vanuit de AWBZ. Het gaat om 3 bestanden: een totaaloverzicht van alle mensen die een indicatie hebben voor Beschermd wonen,declaratiegegevens van mensen met een PGB en declaratiegegevens van aanbieders die zorg in natura bieden. Daaruit is het volgende onderscheid te maken binnen het klantbestand:
Er zijn 751 cliënten met een GGZ C indicatie. 401 cliënten ontvangen zorg in natura 92 cliënten ontvangen een persoonsgebonden budget (PGB) 6 cliënten ontvangen zowel ZIN als PGB 251 cliënten lijken geen gebruik te maken van hun indicatie. Omdat het onbekend is wat er achter dit aantal zit, is dit een risicogroep. Deze groep is in aantal niet ingrijpend gewijzigd als we de gegevens van juli vergelijken met die van september. Bij de 401 cliënten zorg in natura wonen 299 cliënten in een intramurale setting, de rest blijkt extramurale zorg te ontvangen. Het is daarbij niet duidelijk of de cliënten met extramurale zorg wonen in een locatie waarbij scheiden van wonen en zorg is doorgevoerd, of het overbruggingszorg betreft of dat de situatie naar wens is. Het zorgverbruik bij extramurale zorg loopt per cliënt zeer uiteen, van 30 minuten per week tot 40 uur per week. Daarbij verschilt het zorgverbruik per cliënt per maand ook zichtbaar. De centrumgemeente gaat dit met de zorgaanbieders op casusniveau inventariseren. Tot slot is er nog een verdeling te maken naar beschermd wonen inclusief of exclusief dagbesteding. Dat verschil is zichtbaar bij cliënten met PGB, ZIN intramuraal of extramuraal. Bij de clienten met een PGB of extramurale zorg kan het zelfs voorkomen dat er alleen dagbesteding wordt aangeboden. Er is dus maar een beperkt aantal cliënten (namelijk de 299 cliënten met zorg in natura) waarvan we goed kunnen becijferen wat het budget is, uitgaande van de huidige NZA tarieven. Zie daarvoor verderop in deze bijlage.
2
Bijlage bij memo financiën Beschermd wonen
3
Regionale spreiding
Beschermd wonen in de WMO kent een centrumgemeenteconstructie. Leiden financiert plekken in de regio Holland Rijnland. De verdeling over de regio ziet er als volgt uit: kentallen indicaties beschermd wonen - 14 gemeenten Holland Rijnland Gemeente
kental iZZP
Holland Rijnland
484 Alphen aan den Rijn 534 Hillegom
1884 Kaag en Braassem
totaal
751 130 28 760 1GGZ C 11 1 0 762 2GGZ C 83 12 6 764 3GGZ C 351 68 13 866 4GGZ C 199 31 4 868 5GGZ C 97 17 1 870 6GGZ C 10 1 4 categorie totaal 751 130 28 einde indicatie 1 in 2014 79 15 2 2 in 2015 154 28 5 3 in 2016 of 518 87 21 later Bron: data overdracht invoering Wmo - levering juli 2014 (IN OPBOUW)
537 Katwijk
546 Leiden
547 Leiderdorp
569 Nieuwkoop
553 Lisse
575 Noordwijk
576 Noordwijkerh 579 out Oegstgeest
1525 Teylingen
626 638 Voorschoten Zoeterwoude
10 0 2 7 0 1 0 10 0 1
55 0 8 30 15 2 0 55 5 10
296 7 29 134 85 39 2 296 38 51
14 0 2 7 3 2 0 14 1 5
10 0 0 5 3 1 1 10 3 3
15 0 1 12 1 1 0 15 0 8
31 2 6 13 7 3 0 31 3 8
89 0 4 25 36 23 1 89 8 17
33 0 2 19 8 4 0 33 1 7
31 0 8 13 6 3 1 31 1 8
9 1 3 5 0 0 0 9 2 3
9
40
207
8
4
7
20
64
25
22
4
ZIN Rijlabels Alphen aan den Rijn Hillegom 1GGZ C 2GGZ C 8 3GGZ C 35 4GGZ C 18 5GGZ C 8 6GGZ C 69 Eindtotaal
Kaag en Braassem Katwijk 4 4 2 1 1 12
2 4
4 18 12 1
6
35
Leiden 3 10 60 56 22 1 152
Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Voorschoten Eindtotaal 2 5 1 2 4 3 1 39 1 3 4 7 16 9 7 1 169 1 2 1 5 24 4 3 128 1 1 20 2 56 1 1 4 3 5 6 17 65 15 14 2 401
3
Bijlage bij memo financiën Beschermd wonen
PGB Rijlabels Alphen aan den Rijn Hillegom 2GGZ C 2 3GGZ C 11 4GGZ C 1 5GGZ C 1 6GGZ C 1 16 Eindtotaal
Kaag en Braassem Katwijk
Leiden
1 2
1
3
3
1
3
Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Voorschoten Eindtotaal 1 1 1 2 15 4 1 4 2 7 3 1 62 1 1 7 1 1 1 1 7 1 36 7 1 4 2 3 9 6 1 92 7 23 4 2
4
Zorgaanbieders Beschermd wonen
Er zijn meerdere zorgaanbieders die vormen van Beschermd wonen aanbieden. Zorgaanbieders die hierin gespecialiseerd zijn, zijn meestal GGZ aanbieders en aanbieders binnen de Maatschappelijke opvang. Er zijn 6 gespecialiseerde aanbieders in deze regio: Rivierduinen, Binnenvest, Prodeba, Cardea, De Haardstee en Kwintes. Te zien in het bestand is dat er meerdere cliënten verblijven in zogenaamde ‘sectorvreemde’ instellingen. Een voorbeeld is een oudere cliënt die somatische klachten heeft waardoor er ook veel somatische zorg nodig is. Deze persoon woont in een verpleeghuis. Ook zijn er mensen die verschillende ‘grondslagen’ hebben voor hun indicatie, bijvoorbeeld GGZ én VG (verstandelijk gehandicapt). Er wonen dus ook mensen met een indicatie Beschermd wonen in de gehandicaptenzorg. Daardoor zijn er tot ruim 50 zorgaanbieders te vinden in het bestand Beschermd wonen. Het is niet de bedoeling dat al deze aanbieders mee moeten doen in het traject bestuurlijk contracteren. Aanbieders die zeer kleine aantallen (vaak maar 1 of 2) cliënten hebben, ontvangen van de centrumgemeente begin november een brief waarin uitgelegd wordt wat per 1 januari 2015 moet gebeuren om de cliënten gefinancierd te krijgen. Als deze aanbieders ernaar streven om meer GGZ cliënten op te nemen, dan moeten ze deelnemer worden bij het bestuurlijk contracteren.
4
Bijlage bij memo financiën Beschermd wonen
5
Eerste financiële analyse
Op basis van enkele globale berekeningen komen we op minimaal de volgende uitgaven voor de huidige aantallen. A Intramurale plekken beschermd wonen B Normatieve huisvestingslasten C Budget PGB’s Subtotaal D Extramuraal verzilverde zorg E Nieuwe instroom
15 miljoen 1,5 miljoen 3 miljoen 19,5 miljoen Nog niet bekend nog niet bekend
Ad. A Financiering voor de cliënten met ZIN in een intramurale voorziening, berekend naar NZA tarieven 2014:
ZZP 1 incl BGG ZZP 1 excl BGG ZZP 2 incl BGG ZZP 2 excl BGG ZZP 3 incl BGG ZZP 3 excl BGG ZZP 4 incl BGG ZZP 4 excl BGG ZZP 5 incl BGG ZZP 5 excl BGG ZZP 6 incl BGG ZZP 6 excl BGG totaal
prijs per dagdeel aantal clienten x 365 dagen € 86,87 1 € 31.707,55 € 62,15 2 € 45.369,50 € 122,99 14 € 628.478,90 € 100,51 10 € 366.861,50 € 136,22 66 € 3.281.539,80 € 110,93 55 € 2.226.919,75 € 160,40 49 € 2.868.754,00 € 133,73 53 € 2.587.006,85 € 172,98 16 € 1.010.203,20 € 145,82 30 € 1.596.729,00 € 211,79 1 € 77.303,35 € 183,87 2 € 134.225,10 299 € 14.855.098,50
5
Bijlage bij memo financiën Beschermd wonen
Ad. B Normatieve huisvestingslasten Omdat Beschermd wonen intramurale voorzieningen zijn, is er sprake van kapitaalslasten. Landelijk is er afgesproken dat er toegewerkt wordt naar een integraal tarief voor zorg én wonen. Dit heeft geleid tot een constructie waarbij het rijk tot en met 2018 haar percentage huisvesting afbouwt en het budget voor de centrumgemeente evenredig wordt aangevuld om dat uiteindelijk 100% te financieren. Het budget van dit onderdeel is niet terug te vinden in de klantgegevens. Voor een inschatting van dit budget gaan we daarom uit van de rapportage van juni 2014 die vanuit het Rijk is opgesteld. Op basis van die gegevens zou het budget voor de normatieve huisvestingslasten ongeveer € 1,5 miljoen bedragen. Ad. C budget PGB’s Bij de tweede lichting klantgegevens vanuit de AWBZ zijn ook de bedragen van de PGB’s bekend. Aangezien de centrumgemeente nog niet van alle gemeenten de klantgegevens heeft ontvangen, is het totaal budget nog niet bekend. Wel is op basis van 11 gemeenten een goede inschatting te maken: het budget komt zeer waarschijnlijk uit rond de € 3 miljoen. Ad. D extramuraal verzilverde zorg Dit onderdeel is het moeilijkst te becijferen. De wijze waarop de extramurale zorg verzilverd wordt per persoon kent zeer grote verschillen. Een inschatting van dit bedrag wordt nog uitgewerkt. Ad. E Toename aantal plekken op jaarbasis
Landelijk werd uitgegaan van een groei van het aantal plekken Beschermd wonen van 5%. Door de afbouw van de GGZ bedden is dit een lage schatting gebleken. Er worden in andere landelijke informatiestromen percentages van 15 tot 20 % genoemd. Ook hiervoor geldt dat het moeilijk in te schatten is. Er
6
Bijlage bij memo financiën Beschermd wonen
is een toename van het aantal indicaties te zien, maar zoals eerder uitgelegd is het niet altijd zo dat deze ook verzilverd worden. Zie daarvoor ook de cijfers hieronder:
Cliënten Beschermd wonen hebben een overgangsrecht van 5 jaar, tenzij hun indicatie eerder afloopt. De problematiek van deze cliëntgroep is niet altijd op te lossen, stabiliseren en voorkomen dat er achteruitgang is, is vaak het doel van de zorg. Dit is ook te zien aan de lange duur van veel indicaties.
Jaar afloop indicatie Aantal clienten
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2026 2027 2028 2029 Eindtotaal 79 154 80 35 21 15 71 134 99 63 751
Instroomcijfers over de afgelopen jaren:
jaar afgifte indicatie aantal
2009
2010
2011
2012
32
81
124
185
2013 2014 t/m april Eindtotaal 203
126
751
Kanttekening bij deze aantallen:
Er is een duidelijke stijging van het aantal afgegeven indicaties te zien. Landelijk werd uitgegaan van een stijgingspercentage van 5% maar landelijk onderzoek wijst inmiddels uit dat dit percentage gemiddeld tussen de 15 en 20 % ligt. Niet duidelijk is of dit inclusief de herindicatie is van bestaande cliënten. De aantallen indicaties zeggen niet alles over het daadwerkelijke aantal dat instroomt binnen Beschermd wonen. In het overzicht bij hoofdstuk 2 is al inzichtelijk gemaakt dat niet alle mensen met een indicatie ook daadwerkelijk zorg hebben.
7
Bijlage bij memo financiën Beschermd wonen
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur x Platformtaak volgens gemeente Aanbieden van collectiviteit voor minima en mensen met een langdurig hoge zorgvraag, vervolg opdracht na besluit pho 14 mei 2014
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
31 oktober 2014
5.
Advies PHO
1. Kennis te nemen van de notitie Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning 2. De colleges te adviseren zorg te dragen voor lokale inbedding van de uitbreiding collectiviteit
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
-
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
De voorliggende notitie vormt het resultaat van de Holland Rijnland vervolgopdracht tot uitbreiding van de collectieve aanvullende zorgverzekering. Het pho van 14 mei heeft deze vervolgopdracht gegeven met betrekking tot de “Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning aan chronisch zieken en gehandicapten”, onderdeel van het regionale project 3D. De werkgroep heeft in constructief overleg met aanbieder Zorg en Zekerheid een uitbreiding van de huidige collectieve aanvullende zorgverzekering gerealiseerd. Deze keuze wordt gecombineerd met de bijzondere bijstand.
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
Alle gemeenten in Holland Rijnland, alsmede de overige collectiviteitsgemeenten buiten Holland Rijnland zijn gedurende de voorbereiding geïnformeerd en ambtelijk om advies gevraagd. Geen
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Zvw, WWB Eerdere besluitvorming: pho 14 mei 2014
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO
Datum: Locatie: Agendapunt:
31 oktober 2014 Kamer 711, Holland Rijnland 05
Onderwerp: Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de notitie Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning 2. De colleges te adviseren zorg te dragen voor lokale inbedding van de uitbreiding collectiviteit Inleiding: Algemene context
Per 1 januari 2014 heeft het rijk twee regelingen ter compensatie van meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft, namelijk de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de regeling compensatie eigen risico (CER). De regelingen hadden naar de mening van de regering niet het effect dat beoogd was; namelijk het compenseren van meerkosten ten gevolge van chronische ziekte of handicap voor mensen die dat echt nodig hebben. Volgens het rijk kunnen gemeenten beter maatwerk leveren. Gemeenten krijgen daarom een deel van de vrijvallende middelen. Ze mogen zelf beslissen of ze deze middelen inzetten voor een ‘maatwerkvoorziening’ voor chronisch zieken en gehandicapten. In mei 2014 heeft het portefeuillehouderoverleg van Holland Rijnland de Handreiking maatwerkvoorziening inkomensondersteuning voor mensen met een langdurig hoge zorgvraag vastgesteld. In deze notitie is uiteengezet welke mogelijkheden de gemeenten hebben om de nieuwe taak in te vullen. De gemeenten in Holland Rijnland hebben met het vaststellen van deze handreiking gekozen voor het nader uitwerken van de mogelijkheid tot het uitbreiden van de bestaande Collectieve ziektekostenverzekering voor minima naar een collectiviteit die zich óók richt op de doelgroep ‘chronisch zieken en gehandicapten’. Dit betekent een gezamenlijke keuze van de Holland Rijnland-gemeenten, ook voor
deelname in het eindresultaat. Voor de collectiviteit is voldoende deelnemersvolume nodig, waarvoor deelname van meerdere gemeenten nodig is. In (boven)regionaal verband wordt de collectiviteit samengesteld (afspraken over dekking en premie) en lokaal bepaalt elke gemeente in welke mate een bijdrage in de premie gedaan wordt en voor welke doelgroep deze bijdrage wordt gedaan. Beleidskader Gemeenten krijgen beleidsvrijheid om ondersteuning op maat te regelen: passend bij de individuele behoeften en mogelijkheden van de cliënt, gericht op zelfredzaamheid en participatie, via Wmo-voorzieningen of inkomenssteun (individuele bijzondere
-
3
bijstand). In de Wmo 2015 is in artikel 2.1.7 opgenomen dat in de Wmo-verordening regels opgenomen kunnen worden om aan personen met een beperking, chronisch, psychisch of psychosociaal probleem en daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten een tegemoetkoming ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren, toe te kennen. Het gaat hier om een bevoegdheid en niet om een verplichting. De Collectieve aanvullende zorgverzekering voor minima is een vorm van ‘categoriale bijzondere bijstand’ in de zin van de Wet werk en bijstand (WWB). Anders dan bij de individuele bijzondere bijstand hoeft een gemeente bij categoriale bijzondere bijstand niet per individu onderzoek te doen of sprake is van kosten van het bestaan die noodzakelijk zijn en of die voortvloeien uit individuele bijzondere omstandigheden. De gemeente hoeft alleen te onderzoeken of een persoon behoort tot een bepaalde groep, een bepaalde categorie. -
Rol Holland Rijnland Platformfunctie op verzoek van gemeenten
Beoogd effect: Aanbieden van een uitgebreide collectieve aanvullende zorgverzekering, voor minima en inwoners met een langdurig hoge zorgvraag. Argumenten: 1.1 de notitie geeft inzicht in de uitwerking van de vervolg opdracht voor de Holland Rijnland-gemeenten Uit onderzoek door Nivel blijkt dat een groot deel van de meerkosten die de chronisch zieken en gehandicapten ondervinden, is te verzekeren via de ziektekostenverzekering. De betreffende meerkosten zijn meegenomen bij het uitbreiden van het huidige aanvullende verzekeringspakket. Zorg en Zekerheid heeft op basis van de gewenste pakketuitbreiding de verwachte premiestijging berekend voor de uitbreiding van de vergoedingen (€ 5,65 per maand). De definitieve premie zal eind oktober/begin november bekend worden gemaakt. 2.1
deelname aan de collectiviteit verloopt via lokale besluitvorming Deelname aan de collectiviteit is een lokale keuze. Elke gemeente heeft een afzonderlijk contract met Zorg en Zekerheid en bepaalt zelf de toegang tot de collectiviteit en de bijdrage in de premie. De toegang wordt bepaald op basis van een inkomensgrens en in veel gevallen een vermogensgrens. Tijdens de voorbereidende regiobijeenkomsten met Zorg en Zekerheid is hierbij uitgewisseld dat de meeste collectiviteitsgemeenten hierbij een inkomensgrens hanteren die ligt tussen de 100 en 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de volgende onderdelen: o hoogte premiebijdrage o inkomensgrens deelname o optie herverzekeren eigen risico en extra premiebijdrage
2.2
de bijdrage in de premie hangt samen met de middelen voor een Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning aan chronisch zieken en gehandicapten Per 2014 hebben gemeenten middelen ontvangen voor de uitvoering van een Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning, vanwege de afschaffing van de tegemoetkoming op basis van de Wtcg en de CER. Via de collectiviteit kan een deel van deze middelen worden benut. De middelen worden via de collectiviteit ingezet als bijdrage in de premie, waarbij de aanvullende verzekering goedkoper of zelfs gratis kan worden aangeboden. De doelgroep heeft op die wijze de mogelijkheid tot een zeer 4
uitgebreid verzekeringspakket, zonder de daarbij horende premiekosten volledig zelf te moeten financieren. De middelen zijn daarbij direct verbonden met gemaakte zorgkosten buiten de basisverzekering. 2.1
via de bijzondere bijstand kunnen kosten die buiten de collectiviteit vallen worden vergoed. De collectiviteit biedt een uitgebreide dekking van zorgkosten, hierbij zijn de voornaamste vergoedingen opgenomen in de Bijlage van de notitie. Naast zorgkosten kan de doelgroep eveneens te maken krijgen met aanvullende meerkosten op andere leefdomeinen, bijvoorbeeld hogere stookkosten of bewassingskosten. Daar waar dit niet binnen de verzekering is gedekt kan een individuele bijzondere bijstandsaanvraag een oplossing bieden. Een deel van de middelen kan voor dit doel worden begroot.
Kanttekeningen/risico’s: 2.1
Communicatie naar potentiële deelnemers is van belang Huidige deelnemers aan de collectiviteit zullen via bestaande communicatielijnen worden geïnformeerd over de wijzigingen in de polis (via de nieuwe polisbladen). Daarnaast zullen gemeenten de doelgroep actief moeten gaan benaderen om deelname te realiseren. Hier is in de notitie eveneens aandacht aan geschonken. Via Zorg&Zekerheid en BSenF is op dit onderdeel ondersteuning mogelijk.
2.2
Monitoring en evaluatie Voorstel is om de collectiviteit voor in ieder geval twee jaar in te zetten. In deze periode zal bekeken worden of, en in welke mate, het verzekeringspakket voorziet in de zorgbehoefte en de premie daarbij passend is. Met Zorg en Zekerheid worden hier afspraken over gemaakt (zie ook pagina 10 van de notitie).
Communicatie: In voorbereiding naar het PHO is de notitie besproken in de ambtelijke overleggen: AO Participatie en projectgroep 3D. Daarnaast zijn de collectiviteitsgemeenten via de regiobijeenkomsten van Zorg en Zekerheid uitvoerig in het proces meegenomen. De notitie wordt met behandeling in het PHO beschikbaar gesteld aan de gemeenten. Evaluatie: Via de Regiobijeenkomsten van Zorg&Zekerheid, ondersteund door BSenF, zal de collectiviteit worden gemonitord en geëvalueerd. Bijlagen: 1. Notitie: Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
5
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning 16 oktober 2014
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude,Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
Inhoud 1.
Inleiding en achtergrond ......................................................................................... 2
2. De collectiviteit ...................................................................................................... 4 2.1 De huidige Collectieve aanvullende zorgverzekering voor minima (CZM) ..................... 4 2.2 Uitgebreide variant CZM........................................................................................ 5 2.3 Individuele bijzondere bijstand naast de CZM .......................................................... 7 3.
Communicatie ....................................................................................................... 9
4.
Monitoring en evaluatie......................................................................................... 10
Bijlage - vergoedingenoverzicht ..................................................................................... 0
16 oktober 2014
Pagina 1 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
1. Inleiding en achtergrond
Per 1 januari 2014 heeft het rijk twee regelingen ter compensatie van meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft, namelijk de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de regeling compensatie eigen risico (CER). De regelingen hadden naar de mening van de regering niet het effect dat beoogd was; namelijk het compenseren van meerkosten ten gevolge van chronische ziekte of handicap voor mensen die dat echt nodig hebben. Om dichter bij dit doel te komen heeft de regering met het afschaffen van beide regelingen de taak aan de gemeenten toebedeeld tot het vormgeven van een ‘maatwerkvoorziening inkomensondersteuning’. Gemeenten staan volgens de toelichting op het wetsvoorstel het dichtst bij de mensen en zijn daarom beter dan de rijksoverheid in staat om gericht maatwerk te leveren. Gemeenten krijgen beleidsvrijheid om ondersteuning op maat te regelen: passend bij de individuele behoeften en mogelijkheden van de cliënt, gericht op zelfredzaamheid en participatie, via Wmovoorzieningen of inkomenssteun (individuele bijzondere bijstand). In de Wmo 2015 is in artikel 2.1.7 opgenomen dat Wmo-verordening regels opgenomen kunnen worden om aan personen met een beperking, chronisch, psychisch of psychosociaal probleem en daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten een tegemoetkoming ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren, toe te kennen. Het gaat hier om een bevoegdheid en niet om een verplichting. Mensen die recht hadden op de landelijke regelingen komen niet automatisch in aanmerking voor ondersteuning nu het budget is overgeheveld naar gemeenten. Dat kan ook niet want gemeenten krijgen een lager budget dan onder de landelijke regelgeving beschikbaar was en de huidige doelgroep definitie komt te vervallen (landelijk kwamen circa 2,3 miljoen huishoudens in aanmerking voor verschillende tegemoetkomingsregelingen). Gemeenten bepalen zelf hoe zij de middelen willen inzetten, zij kunnen hierbij op basis van de lokale situatie voor een bepaalde invulling kiezen. Het doel van het overhevelen van de taak en de middelen door het rijk naar gemeenten is om de ondersteuning ten goede te laten komen aan de mensen die dit daadwerkelijk nodig hebben: de doelgroep met noodzakelijke meerkosten.1 Eerdere besluitvorming In mei 2014 heeft het portefeuillehoudersoverleg van Holland Rijnland de Handreiking maatwerkvoorziening inkomensondersteuning voor mensen met een langdurig hoge zorgvraag vastgesteld. In deze notitie is uiteengezet welke mogelijkheden de gemeenten hebben om de nieuwe taak in te vullen. De gemeenten in Holland Rijnland hebben met het vaststellen van deze handreiking gekozen voor het nader uitwerken van de mogelijkheid tot het uitbreiden van de bestaande Collectieve ziektekostenverzekering voor minima naar een collectiviteit die zich óók richt op de doelgroep ‘chronisch zieken en gehandicapten’. 1 Het NIBUD heeft onderzoek gedaan naar de inkomenseffecten van deze wijzigingen. Hier is echter nog uitgegaan van het eveneens afschaffen van de aftrek specifieke zorgkosten, wat echter met het begrotingsakkoord in 2013 niet is doorgegaan. http://www.nibud.nl/over-hetnibud/actueel/onderzoeksrapporten/nieuws/artikel/inkomenseffecten-van-het-afschaffen-financieletegemoetkomingen-chronisch-zieken.html
16 oktober 2014
Pagina 2 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
Vervolgopdracht In deze notitie is het resultaat van de vervolgopdracht, uitbreiding collectiviteit, opgenomen. Vanaf april 2014 is een werkgroep gestart met besprekingen met Zorg&Zekerheid en het nader verkennen van de wensen, behoeften en mogelijkheden tot het vormen van een dergelijke collectiviteit. Hierbij heeft BSenF, als bemiddelende partij tussen gemeenten en zorgverzekeraars rond de collectiviteiten, ondersteuning geboden. Het beoogde resultaat is tweeledig, namelijk: 1) Een uitgebreid aanvullend verzekeringspakket met een passende dekking voor de doelgroep en een aantrekkelijke premie. 2) Realisatie van een communicatiecampagne in samenspraak met de zorgverzekeraar voor het bereiken van de doelgroep Daarnaast gaat deze notitie ook in op de lokale inbedding en de keuzes die de afzonderlijke gemeenten dienen te maken.
16 oktober 2014
Pagina 3 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
2. De collectiviteit 2.1 De huidige Collectieve aanvullende zorgverzekering voor minima (CZM)
De gemeenten in Holland Rijnland bieden momenteel allemaal een collectieve aanvullende zorgverzekering voor minima (CZM) aan via zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid (Z&Z). Doel van de huidige CZM is dat minima goed verzekerd zijn voor zorgkosten. Met een goede aanvullende verzekering hoeven minima geen zorg te mijden. Daarnaast voorkomt een goede zorgverzekering dat minima door onverzekerd zorggebruik in een schuldensituatie belanden. Met het aanbieden van de CZM snijdt het mes aan twee kanten. Want doordat veel zorgkosten worden vergoed via de CZM hoeven mensen niet aan te kloppen bij de gemeente voor individuele bijzondere bijstand voor deze zorgkosten. En gemeenten ontvangen als gevolg hiervan minder aanvragen bijzondere bijstand. Daardoor hebben gemeenten minder hoge uitvoeringskosten voor bijzondere bijstand. Wettelijke grondslag De CZM is een vorm van ‘categoriale bijzondere bijstand’ in de zin van de Wet werk en bijstand (WWB). Anders dan bij de individuele bijzondere bijstand hoeft een gemeente bij categoriale bijzondere bijstand niet per individu onderzoek te doen of sprake is van kosten van het bestaan die noodzakelijk zijn en of die voortvloeien uit individuele bijzondere omstandigheden. De gemeente hoeft alleen te onderzoeken of een persoon behoort tot een bepaalde groep, een bepaalde categorie.2 Doelgroep De CZM is op grond van de WWB bedoeld voor alle mensen met een laag inkomen, ongeacht wat voor soort inkomen (uitkering/loon of geen inkomsten). Volgens de huidige WWB geldt als laag inkomen: een inkomen van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm of lager. Vanaf 2015 komt de bij wet gestelde inkomensgrens te vervallen en hebben gemeenten de bevoegdheid tot het stellen van een, eventueel hogere, inkomensgrens. Daarnaast hebben de meeste gemeenten ervoor gekozen om alleen mensen met een laag vermogen de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van de CZM. Inkomen en vermogen bepalen dus of iemand tot de groep behoort die gebruik mag maken van de CZM. Bijdrage gemeente Mensen die gebruik maken van de CZM krijgen een tegemoetkoming in de kosten van de premie van de aanvullende zorgverzekering. De hoogte van de tegemoetkoming verschilt per gemeente. In sommige gemeenten wordt met de tegemoetkoming de volledige premie van de aanvullende zorgverzekering vergoed. In andere gemeenten is ervoor gekozen om mensen ook zelf een deel van de premie te laten betalen. De premie van de (voor iedereen) verplichte basisverzekering moet iedereen volledig zelf betalen.3 Voor deelname aan de CZM is het noodzakelijk om ook de basisverzekering bij Z&Z af te sluiten. Onder de Participatiewet is de CZM de enige vorm van categoriale bijzondere bijstand die nog is toegestaan. Mensen die gebruik maken van de CZM krijgen wel korting van Z&Z op de door hen aan Z&Z te betalen premie basisverzekering. 2 3
16 oktober 2014
Pagina 4 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
Het pakket Mensen die behoren tot de doelgroep en gebruik willen maken van de CZM hebben de keus uit twee aanvullende verzekeringspakketten: - de AV-Gemeente-Standaard en - de (nog uitgebreidere) AV-Gemeente-Top In deze twee pakketten wordt voor de meest voorkomende ziektekosten een hogere vergoeding gegeven dan in de ‘gewone’ aanvullende zorgpakketten die iedereen af kan sluiten. Het gaat dan om bijvoorbeeld brillen, tandartskosten, kosten van orthodontie en fysiotherapie. De voorzieningenpakketten zijn afgestemd op de meest voorkomende medische kosten die niet worden vergoed door de basisverzekering. Het betreft medische kosten waar in het verleden vaak bijzondere bijstand voor werd aangevraagd. Over de samenstelling van het aanvullende verzekeringspakket wordt met de collectiviteitsgemeenten en Z&Z jaarlijks overleg gevoerd. Op basis van veranderingen in (zorg)wetgeving en hogere of juiste lagere zorgvragen wordt de AV bijgesteld. Keuzevrijheid Gemeenten zijn niet verplicht om een CZM aan te bieden. Gemeenten kunnen zelf kiezen of ze deze aanbieden of niet. Besluit de gemeente een CZM aan te bieden, dan zijn mensen die behoren tot de doelgroep op hun beurt evenmin verplicht om hiervan gebruik te maken; het is een vrijwillige keuze. Wel worden inwoners actief gewezen op de mogelijkheid zich via de collectiviteit te verzekeren. 2.2 Uitgebreide variant CZM
Het huidige pakket van de Top-verzekering voor minima wordt dusdanig aangepast dat deze ook geschikt wordt voor de doelgroep die tot en met 2013 recht heeft op Wtcg- of CER-tegemoetkomingen en die gebruik kan gaan maken van de CZM. Nivel4 heeft onderzoek gedaan naar de meerkosten die de huidige Wtcg/CER doelgroep ervaart. Een groot deel hiervan is te verzekeren. Dit is meegenomen in de gesprekken met Z&Z. De doelgroep ervaart bij de onderstaande zaken meerkosten ten gevolge van hun langdurige hoge zorgvraag: • Mondzorg • Fysio/oefentherapie • Brillen/lenzen, hoortoestellen • Geneesmiddelen, eigen bijdrage of niet vergoed (zelfhulpmedicijnen) • Alternatieve Geneeswijzen/middelen • Eigen bijdragen AWBZ/Wmo/Vervoer • Beweegprogramma’s en cursussen • Podotherapie en pedicure • Kosten patiëntenverenigingen Daarnaast ervaren zij nog andere meerkosten die (nog) niet te verzekeren zijn. De doelgroep die hun meerkosten niet uit inkomen of eigen vermogen kan betalen zal hiervoor nog steeds bij de gemeente aankloppen. Het is aan elke individuele gemeente om te bepalen hoe en of ze eventuele onverzekerbare meerkosten nog betalen. In deze notitie behandelen we de bijzondere bijstand als optie, maar er zijn natuurlijk ook nog mogelijkheden met een declaratiefonds of een voorziening vanuit de Wmo. 4
http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Rapport‐Werk‐Inkomen‐kerngegevens‐2013.pdf
16 oktober 2014
Pagina 5 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
Nieuwe doelgroep In tegenstelling tot eerdere jaarlijkse uitbreidingsgesprekken over de aanvullende verzekering waar op enkele onderdelen kleine aanpassingen zijn gedaan, is nu gekeken naar de bovengenoemde wensen van de doelgroep. De huidige vergoedingen zijn doorgelicht en aangepast om, naast de bestaande doelgroep, ook ten goede te komen aan de nieuwe doelgroep van de collectiviteit: mensen met een langdurig hoge zorgvraag. Dit dient tot uiting te komen in een uitgebreide AV, waarin de maximale dekkingen op een vergoeding voldoende bij de behoefte van de doelgroep in de buurt komen. Uitgaande van het eerder genoemde Nivel onderzoek en de samenstelling van de AV Gemeente Top blijkt dat dit geen grote aanpassingen zijn (het gaat hoofdzakelijk om ophoging van de maximale vergoedingen, niet het toevoegen van nieuwe vergoedingensoorten). Wel is hierover goed overleg met de zorgverzekeraar gevoerd. De nieuwe doelgroep betreft immers personen met veel zorgvraag en daarmee een hoog gebruik van de diverse vergoedingen. Dit betekent een hogere schadelast voor de zorgverzekeraar, waar de premie op gebaseerd wordt. In de overwegingen tot het samenstellen van een uitgebreider pakket speelt mee: het aantal nieuwe verzekerden; het zorggebruik; het effect van gebruik op bepaalde vergoedingen die ook verband houden met stijging van het gebruik op andere vergoedingen; de visie van de zorgverzekeraar; de klantvriendelijkheid van het verzekeringspakket. Effect premie, bijdrage gemeente Z&Z heeft op basis van een voorstel tot uitbreiding van diverse vergoedingen in de bestaande AV Top berekend wat het effect op de premie hiervan is. Factoren die hierin een rol spelen zijn de verwachtte nieuwe instroom (doelgroep) en het zorggebruik. Dit leidt tot een verwachte premiestijging van € 5,65 per maand bovenop de huidige premie van de AV Top. Het exacte premiebedrag is pas bekend in november, wanneer de zorgverzekeraars de polissen en premies voor het volgende jaar bekend maken. Overwegingen samenstelling pakket In de bijlage is een schema opgenomen waarin per vergoeding de uitbreiding is opgenomen (dit betreft de voornaamste rubrieken). Hierin is het verschil te zien tussen de huidige AV Top en het voorstel tot de nieuwe, uitgebreidere AV Top. Voor de samenstelling van dit pakket is een aantal overwegingen meegenomen: - De uitbreidingen sluiten aan bij de wensen van de doelgroep en ervaringen van de zorgverzekeraar - Er is gericht op 100% dekkingen tot een maximum bedrag, zodat verzekerden geen deel van een rekening hoeven te betalen, maar pas als het maximum is bereikt. Het eigen risico van de basisverzekering is niet automatisch herverzekerd in de AV. Deze optie zou leiden tot een forse stijging van de premie voor álle collectiviteitsdeelnemers. ZZ biedt vanaf 1 januari de mogelijkheid om het wettelijk verplicht eigen risico te verzekeren als gemeente of als individuele verzekerde. De gemeente kan de keuze maken om dit voor iedere deelnemer verplicht te stellen (hele gemeente neemt deel) of dit over te laten aan de individuele verzekerde. Een combinatie van beide is ook mogelijk door bijvoorbeeld dit voor de deelnemers aan de AV-Gemeente Top uitgebreid collectief verplicht te stellen en de deelnemers aan de AV-Gemeente Standaard dit individueel te laten bepalen. De premie voor het verzekeren volgt tegelijk met de premies voor de BV en AV’s.
16 oktober 2014
Pagina 6 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
-
-
-
Z&Z biedt daarnaast verzekerden de mogelijkheid tot een betalingsregeling (Betaalgemak), waarbij niet vooraf, maar bij de daadwerkelijke kosten tot betaling in termijnen over gegaan wordt. Hierbij ligt de eigen verantwoordelijkheid in de betaling van zorgkosten bij de klant. Voor de collectiviteit geldt geen medische toegangstoets. De gemeente bepaalt, in samenspraak met de zorgverzekeraar, de inkomensgrens voor de doelgroep. De uitgebreide collectiviteit wordt in deze vorm aangeboden voor in ieder geval twee jaar, waarbij in het tweede jaar evaluatie plaatsvindt. Voor de bestaande AV-Standaard en AV-Top geldt dat de premiebeheerclausule wordt losgelaten. Ten aanzien van de extra uitbreiding op de bestaande AV-Top en de ontwikkeling van het klantenbestand in combinatie met het zorggebruik, wordt lopende 2015 gemonitord hoe de inschatting van kosten zich verhoudt tot de premie. Over stijging of daling van de premie met betrekking tot de extra uitbreiding treedt Z&Z in overleg met de gemeenten. Dit wordt toegevoegd als bijlage aan het bestaande collectiviteitscontract per gemeente. De gemeente bepaalt de hoogte van de premiebijdrage (huidige vergoeding + premiestijging) en de toegang door middel van de hoogte van de inkomensgrens (naar verwachting tussen 100-130%). Daarnaast kan de gemeente kiezen voor het verzekeren van het Eigen Risico voor de gehele collectiviteit, per individu of een combinatie van beide. Voor de herverzekering van het Eigen Risico kan de gemeente vervolgens eveneens een premiebijdrage bieden (in lijn met de CER). Zoals via de huidige CZM-systematiek maakt elke gemeente hierover een eigen besluit en bespreekt dit met Z&Z.
2.3 Individuele bijzondere bijstand naast de CZM
Niet alle kosten die de huidige doelgroep chronisch zieken en gehandicapten maken, zijn kosten die te verzekeren zijn. Er wordt geschat dat 20% niet te verzekeren is. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld extra stookkosten voor mensen met een reumatische aandoening of extra slijtagekosten van kleding. Dit zijn kosten die samenhangen met iemands langdurige hoge zorgvraag en kunnen nu ook al wel door de gemeente worden vergoed. Gemeenten kunnen beleidsregels opstellen om een aantal van de kosten zoals hierboven genoemd vast te leggen als mogelijkheid om daar bijzondere bijstand voor te verlenen. Belangrijk is dat dan nog steeds getoetst moet worden of de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, of de kosten bijzonder en noodzakelijk zijn en of iemand voldoet aan de door de gemeente gestelde inkomensgrens. Beleidsregels kunnen altijd vastgesteld worden als blijkt dat bepaalde vergoedingen bijvoorbeeld erg vaak voorkomen. Individuele toetsing blijft hoe dan ook noodzakelijk. Gemeenten kunnen er echter ook voor kiezen om niks vast te leggen in beleidsregels, maar om in elk individueel geval maatwerk toe te passen over wat een noodzakelijke vergoeding is in dat geval. Het staat gemeenten altijd vrij om in werkafspraken vast te leggen dat er bijvoorbeeld niet meer wordt vergoed dan wat de Nibud prijslijst aangeeft. Financiering
Gemeenten krijgen voor de maatwerkvoorziening een behoorlijk bedrag van het Rijk waar zij zelf over mogen bepalen hoe ze dit inzetten. Een deel van dit budget is voor de
16 oktober 2014
Pagina 7 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
premiestijging die gepaard gaat met het uitbreiden van de CZM. Echter, zoals hierboven ook al staat beschreven, blijven er niet verzekerbare kosten over die mensen evengoed in de problemen kunnen brengen omdat zij een hoge zorgvraag hebben. Het advies aan gemeenten is dan ook om een substantieel bedrag te reserveren voor de stijging van de aanvragen bijzondere bijstand. Het is lastig om vooraf een bedrag te ramen. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat ongeveer 20% van de meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten niet-verzekerbaar is. In het verlengde hiervan zou vooralsnog ook 20% van het budget voor de maatwerkvoorziening kunnen worden gereserveerd voor bijzondere bijstand ten behoeve van deze niet-verzekerbare kosten. Verder is het advies om na een jaar te bezien of dit bedrag inderdaad voldoende is geweest.
16 oktober 2014
Pagina 8 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
3. Communicatie
Op basis van het besluit van het PHO en de daaruit volgende lokale keuzes kan via reguliere nieuwsberichten gestart worden met de communicatie. In de algemene 3Dcommunicatie van Holland Rijnland wordt de invulling van de financiële maatwerkvoorziening via de collectiviteit opgepakt. De communicatie over de nieuwe collectiviteit direct gericht aan klanten kan starten vanaf november, zodra de definitieve premie bekend is en Z&Z de polissen gereed heeft. Zorg & Zekerheid is verantwoordelijk voor het verstrekken van informatiebladen, folders en polisvoorwaarden over de verzekeringspakketten. Vanaf november wordt dit beschikbaar gesteld aan de diverse gemeenten. Dit sluit aan bij de huidige praktijk rondom de collectiviteit. De communicatie onderscheidt zich ten aanzien van bestaande klanten en de nieuwe doelgroep. Bestaande klanten Van Z&Z ontvangen bestaande klanten binnen de collectiviteit zoals gebruikelijk een nieuw polisblad. Dit wordt begeleid met informatie over het nieuwe pakket en de premiebijdrage die de gemeente kan doen. Nieuwe doelgroep De gemeente krijgt van Het CAK gegevens door van inwoners die hebben gereageerd op de mailing uit juni en die mogelijk in aanmerking komen voor de gemeentelijke voorziening. De gemeente kan deze personen per brief aanschrijven over de mogelijkheid tot deelname aan de collectiviteit. Het valt daarbij aan te raden om het gegevensbestand van Het CAK te vergelijken met de gegevens van bestaande deelnemers aan de collectiviteit, zodat inwoners geen dubbele informatie ontvangen. Daarnaast zal via de lokale uitvoeringsorganen aandacht geschonken moeten worden aan de collectiviteit: via het Wmo-loket, een wijkteam en de sociale diensten/afdeling bijzondere bijstand. Hiervoor is informatie van Z&Z beschikbaar. Ondersteuning en overige communicatiemiddelen BS&F heeft ook communicatiemateriaal beschikbaar via haar website: www.bsenf.nl/campagne. Hier is divers informatiemateriaal beschikbaar, waaronder ook voorbeeldbrieven en flyers. Het is voor afzonderlijke gemeenten mogelijk om met de zorgverzekeraar en BSenF afspraken te maken over diverse communicatiemiddelen, waaronder de website www.gezondverzekerd.nl.
16 oktober 2014
Pagina 9 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
4. Monitoring en evaluatie De collectiviteit wordt voor in ieder geval twee jaar ingezet. In deze periode dient op basis van ervaring en klantvragen bekeken worden of en in welke mate de verzekeringspakketten voorzien in de zorgbehoefte. Via de bestaande regiobijeenkomsten worden de collectiviteitsgemeenten op de hoogte gehouden. Daarnaast is een aantal evaluatiecriteria opgesteld en besproken met Z&Z:
1. Instroom/doorstroom aantal deelnemers per gemeente: a. Hoeveel personen nemen deel aan de AV-Gemeente-Standaard resp. AVGemeente-Top in 2015 (resp. 2016)? b. Hoeveel nieuwe personen nemen voor het eerst deel aan de AV-GemeenteStandaard resp. AV-gemeente-Top? (personen die nog niet verzekerd waren via Z&Z)? c. Hoeveel personen nemen voor het eerst deel aan de AV-Gemeente-Standaard resp. de AVGemeente-Top? (die al verzekerd waren via Z&Z, maar nog niet via de CZM)? d. Hoeveel personen nemen er meer/minder deel aan de AV-gemeente-Standaard respectievelijk de AV-gemeente-Top dan in voorgaande jaar? (absolute aantallen per gemeente). 2. Hoeveel personen per gemeente hebben op basis van de AV-Gemeente-Top zorgkosten vergoed gekregen: - in 2014; - in 2015 resp. 2016? 3. Hoeveel deelnemers aan de AV-Gemeente-Top (per gemeente) hebben per cluster van kostensoorten de maximale vergoeding (of vergoeding van het max. aantal behandelingen) van Z&Z ontvangen via de AV-Gemeente-Top: - in 2014; - in 2015 resp. in 2016? 4. Hoe hoog was de gemiddelde vergoeding per deelnemer aan AV-Gemeente-Top (c.q. hoe hoog was de gemiddelde kostenpost van Z&Z) per (onder 3.) genoemde clusters kostensoorten: - in 2014 - in 2015 resp. in 2016? 5. Door hoeveel deelnemers aan de AV-Gemeente-Top is het maximale bedrag van vergoeding (het maximaal aantal behandelingen) in de AV-Gemeente-Top gedeclareerd? 6. Hoe verhoudt (relatief, in %) het declaratiegedrag van de CZM deelnemers zich t.o.v. de reguliere deelnemers o.b.v. de onderliggende AV (AV Top).
7. In de afzonderlijke gemeenten zal ook (kunnen) worden gekeken naar de praktijk rondom de bijzondere bijstand in 2014 en in 2015/2016. De evaluatiecriteria zullen onder andere afhangen van het gemeentelijke bijzondere bijstandsbeleid, maar in zijn algemeenheid zullen als criteria kunnen worden genomen: - het aantal aanvragen bijzondere bijstand voor ‘medische kosten’ / aanverwante kosten.
16 oktober 2014
Pagina 10 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
- het aantal toekenningen bijzondere bijstand voor ‘medische kosten’ / aanverwante kosten. - de hoogte van de uitgekeerde bijzondere bijstand voor voormelde kosten.
16 oktober 2014
Pagina 11 van 13
Collectieve ziektekostenverzekering als maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
Bijlage - vergoedingenoverzicht
Kostensoort
Dekking in AV‐Gemeente Top (2014)
Dekking in AV‐Gemeente Top uitgebreid (2015)
Al terna ti eve genees wi jzen
100% ma x. € 230,‐ p.jr.
100% ma x € 500,‐, ma x. € 40,‐ p.da g
Genees mi ddel en
100% ma x € 250,‐ voor de 4 ADHD‐mi ddel en
Schoenvoorzi eni ngen (s emi ‐orthopedi s ch)
100% tot ma x. 100 euro ADHD genees mi ddel en boven GVS Geen dekki ng
Orthopedi s ch s choei s el
Geen dekki ng
100% vergoedi ng EB ma x € 70,‐ (ni euw)
Hoortoes tel
100% ma x. € 250,‐ p.jr. per oor
Al a rmeri ng
100% ma x. € 250,‐ p.jr. s a men met prui ken e.d. 100% ma x. € 4,‐ p.mnd. (s oci a a l )
Steunzol en
100% ma x. € 100,‐ p.jr.
Ins ta l l a ti ekos ten(€ 120,‐) en a bonnements kos ten(€ 4,‐ p.mnd.) 100% ma x € 100,‐
Fys i othera pi e
100% ma x. 25 beha ndel i ngen p.jr.
100% ma x. 30 beha ndel i ngen p.jr.
Di eeta dvi s eri ng
100% ma x. 7 kwa rti er p.jr. ma x. € 9,‐ p.kwa rti er a a nvul l i ng op BV (<18 ja a r) 100% ma x. € 100,‐ p.jr.
100% ma x. 12 kwa rti er p.jr. a a nvul l i ng op BV (<18 ja a r) 100% ma x € 250,‐ p.jr.
100% ma x. € 150,‐ p.jr. (bi j di a betes en reuma ) 100% ma x. € 350,‐ p.jr.
100% ma x € 250,‐ p.jr. 100% ma x. € 370,‐ p.jr.
75% ma x. € 150,‐ p.jr.
100% ma x. € 150,‐ p.jr.
100% ma x. € 20,‐ p.jr. a l l een pa ti entenvereni gi ng, geen thui s zorg.
100% ma x. € 50,‐ a l l een pa ti entenvereni gi ng, geen thui s zorg
Podothera pi e Pedi cure Thui s zorg en wel zi jn Ei gen bi jdra ge AWBZ en Wmo (geen EB V&V i n ZVW) Di vers e curs us s en m.b.t. gezondhei d Li dma a ts cha p pa ti ëntenvereni gi ngen
16 oktober 2014
100% vergoedi ng EB ma x € 70,‐ (ni euw)
Pagina 0 van 13
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO
Aan: portefeuillehouderoverleg Sociale agenda en DB Van: Mieke Hogervorst
Datum: 22 oktober 2014 Pagina’s: -
Onderwerp: input tbv gesprek donderdag 16 oktober over besturingsmodel In het pho van 1 oktober jl. is afgesproken dat een bestuurlijke meedenkgroep zich nader zal buigen over de relatie pho Sociale agenda – DB Holland Rijnland inzake het opdrachtgeverschap jeugdhulp. In bovengenoemd pho hebben de portefeuillehouders geadviseerd om uit te gaan van besturingsmodel B2. In dit model zijn gemeenten eindverantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de jeugdhulp. Gemeenteraden stellen derhalve de beleids- en financiële kaders vast waarbinnen het opdrachtgeverschap moet worden uitgevoerd. Deze kaders worden vertaald in programma’s van eisen en dergelijke die worden voorgelegd aan de gemeentelijke colleges van B&W. Het aangaan en tekenen van de contracten die vervolgens met de aanbieders worden aangegaan, is de verantwoordelijkheid van het DB van Holland Rijnland. Daarin wordt het DB geadviseerd door het pho Sociale agenda. Het DB kan ondermandaat verlenen voor het aangaan en tekenen van contracten, het akkorderen van facturen, het verrichten van betalingen, etc. Het DB wordt in deze opzet namens de gemeenten verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van het opdrachtgeverschap en wordt daarmee ook opdrachtgever aan SP71. Het pho Sociale agenda adviseert in al deze zaken aan het DB: niet bij gewone meerderheid, maar bij een gekwalificeerde meerderheid. Het DB is daarbij gebonden aan het advies van het pho. Het pho Sociale agenda is daarmee namens de gemeenten inhoudelijk verantwoordelijk voor het opdrachtgeverschap. Voorstel van de bestuurlijke meedenkgroep: Op 16 oktober heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden met Roos van Gelderen en Liesbeth Bloemen vanuit DB en pho, alsmede Erwin Stolk, secretaris van Katwijk en voorzitter ambtelijke stuurgroep 3D. Arno van Kempen was helaas verhinderd. Dit overleg heeft tot de volgende voorstellen geleid: 1. Het DB kan slechts besluiten op basis van het advies van het pho. Het DB is echter niet verplicht het advies te volgen, indien het DB vindt dat niet verstandig is op grond van juridische en bedrijfsvoeringsoverwegingen. Hiervoor is een nadere werkwijze te worden afgesproken. voorstel: het DB volgt het advies van het pho. Indien het DB vindt dat het moet afwijken van een advies van het pho op grond van juridische of bedrijfsvoeringsoverwegingen, dan legt het DB het voorstel gemotiveerd terug bij het pho met het verzoek te komen met een herzien advies.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
2. Het pho heeft uitgesproken te willen adviseren op basis van consensus, maar als dat niet bereikt kan worden op basis van een tweederde meerderheid. Dit vergt nadere uitwerking, waarbij de volgende dilemma’s moeten worden opgelost: . Tweederde van het aantal gemeenten of van het aantal (jeugdige) inwoners (gewogen stemmen)? . Kan een 2/3e meerderheid van louter kleine gemeenten of van louter grote gemeenten doorslaggevend zijn? voorstel: er wordt gewerkt met gewogen stemmen naar rato van het jeugdhulpbudget per gemeente. Daarbij is een 2/3e meerderheid doorslaggevend.
Bijlagen: - notitie met historie besluitvorming inzake opdrachtgeverschap jeugdhulp - schema met onderlinge relaties partijen in opdrachtgeverschap jeugdhulp
2
AB Holland Rijnland
Gemeenteraden
PFO Sociaal Colleges
Gemeentelijke organisaties
DB Holland Rijnland
Organisatie Holland Rijnland
DB SP71
SP71
DVO 1: tussen gemeenten en Holland Rijnland: waarbij het Pho Sociale agenda een centrale rol speelt
DVO 2: regelen / afstemmen Inhoudelijk en technisch opdrachtgeverschap tussen Holland Rijnland en SP71
Historisch overzicht ontwikkeling sturing Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Maart 2014 AB stemt in met dienstverlening door Holland Rijnland inzake opdrachtgeverschap jeugdhulp. Portefeuillehouderoverleg Sociale agenda adviseert gemeenten eveneens in te stemmen met de dienstverlening Holland Rijnland inzake opdrachtgeverschap jeugdhulp. Juni‐juli 2014 Colleges stemmen onder voorwaarden in met dienstverlening Holland Rijnland inzake opdrachtgeverschap jeugdhulp. Juli 2014 Portefeuillehouderoverleg maakt keuze voor sturingsmodel waarin PHO komt tot bindend advies op basis waarvan secretaris van Holland Rijnland contracten tekent. Geen rol voor DB HR voorzien. September 2014 Herziene keuze voor sturingsmodel waarin PHO nog steeds bindend advies aan DB geeft tbv ondertekening contacten. Er komt nader voorstel om te bepalen welke meerderheid nodig is voor bindend advies PHO SA. In dit model is nu wel rol voor DB HR voorzien om een eenduidige verhouding tussen bestuurlijk opdrachtgeverschap en ambtelijk opdrachtgeverschap te creëren én om een overzichtelijk aantal relaties opdrachtgever‐opdrachtnemer te houden. DB HR wordt hierin verantwoordelijk voor het inrichten en de bedrijfsvoering van het gehele opdrachtgeverschap Jeugdhulp voor de regio, gebaseerd op een DVO tussen 13 colleges van B&W en het DB HR. DB HR is bestuurlijk verantwoordelijk voor de organisatie, niet voor de inhoud. Aanvullend hierop wordt een DVO tussen DB HR en SP71 afgesloten om het technisch opdrachtgeverschap te regelen. Oktober 2014 Voorstel voor meerderheid bindend advies PHO SA bespreken. Eerste concept c.q. hoofdpunten DVO: kern is dat DB HR als gemandateerde van de 13 colleges van B&W alleen kan tekenen als er een bindend advies van het PHO SA beschikbaar is. Indien DB HR risico’s ziet die ondertekening in de weg staan, treden DB HR en PHO in gesprek. In het uiterste geval dat DB en PHO niet tot overeenstemming komen, valt mandaat terug aan de afzonderlijke colleges van B&W. Eind oktober moet duidelijk worden of exploitatiebegroting SP71 voor 2015/2016 wel/niet acceptabel is en of benodigde middelen voor inhoudelijk én technisch opdrachtgeverschap wel/niet binnen 1%‐budget vallen.
November/december 2014 Ondertekening DVO tussen 13 Colleges van B&W en DB‐HR. Ondertekening DVO tussen DB‐HR en SP71. Ondertekening contracten door DB HR en zorgaanbieders.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
5.
Samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming Het protocol is een gezamenlijk product van de regio’s Holland Rijnland en Midden Holland en de Raad voor de Kinderbescherming. Deze afspraken zijn gemaakt op basis van bestaande afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en het huidige Bureau jeugdzorg en zijn geactualiseerd naar de verplichtingen vanuit de jeugdwet. In het protocol zijn eveneens de afspraken met de GI’s (gecertificeerde instellingen) en de nieuwe werkwijze voor de toegang tot het gedwongen kader (het COBplus) opgenomen. Voor de Raad voor de Kinderbescherming is het van belang dat de afspraken die gemaakt zijn in de beide regio’s gelijk zijn en aansluiten op de afspraken die in Haaglanden gemaakt zijn.
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Advies PHO
Het PHO adviseert de colleges in te stemmen met: 1. Het samenwerkingsprotocol tussen de gemeenten in de regio Holland Rijnland en de regio Midden Holland met de Raad voor de Kinderbescherming.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Niet van toepassing
Ja, Tijdens het proces zijn alle betrokken partijen meegenomen, o.a. de afgevaardigden van de Gecertificeerde Instellingen (uitvoerders van de maatregelen) en een kundige coach van het JGT maar ook bv. de rechtbank Wanneer: gedurende het gehele schrijfproces en reactie op uiteindelijke conceptprotocol Geen
Eerdere besluitvorming: Vaststelling van de notitie van de werkgroep Veiligheid en Kind (Pho 18 juli) 11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO Sociale Agenda
Datum: Locatie: Agendapunt:
31 oktober 2014 Holland Rijnland 07
Onderwerp: Samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming
Beslispunten: Het PHO adviseert de colleges in te stemmen met: 1. Het samenwerkingsprotocol tussen de gemeenten in de regio Holland Rijnland en de regio Midden Holland met de Raad voor de Kinderbescherming. Inleiding: Vanaf 1 januari 2015 krijgt de gemeente de regie over alle vormen van zorg en hulp voor de jeugd dus ook voor jeugdhulp in het gedwongen kader: jeugdbescherming en jeugdreclassering. In het nieuwe stelsel houdt de Raad voor de Kinderbescherming (onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie) zijn rol als onafhankelijke, landelijk werkende instantie, die de toegangspoort vormt voor jeugdbescherming en toetst of voldoende effect heeft om de kinderbeschermingsmaatregel te kunnen beëindigen, die adviseert over het opleggen van jeugdreclasseringsmaatregelen of ze zelf initieert, als casusregisseur in jeugdstrafzaken fungeert en toezicht houdt op het werk van de instellingen voor jeugdreclassering. De Raad behoudt ook zijn wettelijke bevoegdheid tot het vragen van een kinderbeschermingsmaatregel (rekwestrerende bevoegdheid) bij de rechter, op basis van een eigen, onafhankelijk oordeel over de situatie in een gezin. De gemeente en Raad voor de Kinderbescherming komen elkaar dus regelmatig tegen in het proces rondom toegang tot het gedwongen kader. Deze toegang zal vanaf 2015 via het COBplus (Casus Overleg Bescherming plus) verlopen. Het COBplus is een van de plekken waar het protocol tot uiting gebracht wordt. Inmiddels is er een start gemaakt met de voorbereidingen voor de implementatie van het COBplus. Beoogd effect: Te komen tot goede heldere afspraken tussen de gemeenten en de Raad voor de Kinderbescherming in het kader van jeugdbeschermings- en strafmaatregelen. Argumenten: 1.1 Samenwerkingsprotocol is een wettelijke verplichting Artikel 3.1 lid 5 van de jeugdwet stelt dat het college en de Raad voor de Kinderbescherming de wijze van samenwerken vast moeten leggen in een protocol.
3
1.2 Het samenwerkingsprotocol voldoet aan de verplichting uit de (concept)verordening jeugdhulp 2015 Artikel 3.1 lid 6 van de verordening geeft aan dat in het protocol in ieder geval het volgende moet worden vastgelegd: de wijze waarop de Raad voor de Kinderbescherming en het college overleggen over welke Gecertificeerde Instellingen (GI) in het verzoekschrift aan de rechter wordt opgenomen. 1.3 Het vaststellen van het samenwerkingsprotocol is een bevoegdheid van het college. Deze bevoegdheid voor het vaststellen van het samenwerkingsprotocol is in artikel 3.1 lid 5 van de jeugdwet rechtstreeks overgedragen aan het college. 1.4 Het protocol is op het niveau van Hollands Midden In het gedwongen kader werken we samen op Hollands Midden niveau. De samenwerking is op dit onderdeel zeer wenselijk omdat de meeste GI’s op dit niveau werken. Hiernaast is het de wens van de Raad voor de Kinderbescherming om het samenwerkingsprotocol aan te laten sluiten op het samenwerkingsprotocol tussen Haagladen en de Raad voor de Kinderbescherming. Om zoveel als mogelijk een eenduidige werkwijze te hanteren. Het samenwerkingsprotocol is een gezamenlijk product van Holland Rijnland, Midden Holland, de Raad voor de Kinderbescherming en de GI’s. Kanttekeningen/risico’s: Inmiddels zijn we gestart met de realisatie van het COBplus. U wordt hier apart over geïnformeerd. Het COBplus is mogelijk nog niet operationeel op 1 januari 2015. Dit kan gevolgen hebben voor de uitvoeringselementen van het protocol. Echter wordt er alles aan gedaan om dit op te vangen. Financiën: Aan dit voorstel zijn geen financiële verplichtingen verbonden. Wel moet rekening gehouden worden met de kosten voor de uitvoering de implementatie van het COBplus. Deze kosten worden op dit moment geschat op € 80.000,- per jaar voor de regio Holland Rijnland. Besluitvorming hierover vindt binnenkort plaats. Uitvoering: Iedere gemeente in Holland Rijnland moet het protocol vaststellen in haar eigen college en zorgdragen voor ondertekening. De werkgroep Veiligheid en Kind bereidt een regionaal college voortel voor. De betrokken partijen worden op de hoogte gebracht van de ondertekening. Communicatie: Na besluitvorming in de colleges wordt de Raad voor de Kinderbescherming geïnformeerd. Het protocol wordt gepubliceerd. Er wordt een persmoment georganiseerd voor de ondertekening. De bedoeling is dat er (na besluitvorming in de colleges) een persmoment komt met een afgevaardigde van Holland Rijnland, Midden Holland en de regio directeur van de Raad voor de Kinderbescherming waar het protocol symbolisch wordt ondertekend. Evaluatie: De evaluatie van het protocol gaat samen met de evaluatie van het COBplus, naar verwachting eind september 2015. Indien noodzakelijk kan het protocol eerder geactualiseerd worden. Bijlagen: Concept protocol samenwerking gemeente en RvdK
4
Regionaal samenwerkingsprotocol Jeugd Midden Holland / Holland Rijnland en de Raad voor de Kinderbescherming
Bron: Jan-Willem van Aalst — www.imergis.nl
Regio Midden Holland
Regio Holland Rijnland
Bergambacht Nederlek Ouderkerk Schoonhoven Vlist Bodegraven-Reeuwijk Gouda Waddinxveen Zuidplas
Alphen aan de Rijn Nieuwkoop Kaag en Braassem Leiden Voorschoten Oegstgeest Leiderdorp Zoeterwoude Katwijk Noordwijk Teijlingen Lisse
Raad voor de Kinderbescherming 1 november 2014
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
Inhoudsopgave Hoofdstuk
1.
pagina
Algemene Afspraken 1.1 De Gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming 1.2 Instanties onder gemeentelijke regie waarvoor de afspraken gelden 1.3 Afspraken over beschikbare gecertificeerde instellingen & uitwisselen kengetallen voor basis inkoopbeleid 1.4 Informatie over Gecertificeerde instellingen 1.4.1 De gemeente heeft afspraken gemaakt met de volgende GI 1.4.2 Informatie-uitwisseling 1.5 Uitwisselen van kengetallen
5
6
1.6 Jaarlijkse evaluatie van de Samenwerkingsafspraken 1.7 Publiciteit Toelichting De onderstaande paragrafen staan zoveel mogelijke in de volgorde van het proces, zoals dat gevolgd wordt in de toeleiding en uitvoering van het gedwongen kader. De basisafspraken staan in paragraaf 2.1 en 2.8. De andere afspraken zijn aanvullend op deze afspraken.
2.
Jeugdbescherming
2a.
Procesafspraken rond de toeleiding naar de Jeugdbescherming 2.1
2.2 2b.
2.5
1
Cliëntroute vrijwillig naar gedwongen kader 2.1.1 Besluit gemeente wie bevoegd zijn een Verzoek tot Onderzoek (VTO) in te dienen en de volgens de jeugdwet aangewezen instanties 2.1.2 Tot stand komen VTO, veiligheidsplan, VIR, criteria en wijze van bespreking 2.1.3 Werkwijze COBplus 8 2.1.4 Opschalingsmodel indien de gemeente het niet eens is met het besluit: geen raadsonderzoek (zie ook 2.7.5) Aanvullende afspraken bij een VTO ongeboren kind indien een kind van hetzelfde gezin onder toezicht staat 9
Samenwerking tijdens het raadsonderzoek bescherming 2.3 2.4
7
11
Aanvullenden afspraken voor een aanvraag verleningsbesluit1 Verzoek om Jeugdhulp 12 2.4.1 Vanuit G&O onderzoek, Strafonderzoek of Schoolverzuim naar JGT/ST 2.4.2 Vanuit ambtshalve uitbreiding naar COBplus 2.4.3 Werkproces Aanvullende afspraken bij Crisiszaken 14 2.5.1 Bereikbaarheid Raad voor de Kinderbescherming 2.5.2 De aanmelding & informeren gemeente 2.5.3 Criteria spoedzaken en beoordelen van de spoedmelding door de Raad voor de Kinderbescherming 2.5.4 Spoed naar tafel COBplus 15
Niet vrij toegankelijke, regionaal georganiseerde zorg
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
2
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
2.6 2c.
2.5.5 Werkproces Voorbereiding Gesloten Jeugdhulp in het kader van een VOTS 2.6.1 Werkproces
De afronding van het raadsonderzoek
20 25
2.7
De afronding van het raadsonderzoek 2.7.1 Verantwoordelijkheid bij overdracht naar hulpverlening 2.7.2 Verantwoordelijkheden bij overdracht naar Jeugdhulp 2.7.3 Afspraken over in aanmerking komende gecertificeerde instelling 2.7.4 Overdracht van Raad voor de Kinderbescherming naar Jeugdbescherming 26 2.7.5 Opschalingsmodel indien de gemeente het niet eens is met het besluit: geen verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel. Zie ook 2.1.4 2.8. Door de rechtbank afgewezen en aangehouden verzoeken om een kinderbeschermingsmaatregel 27 2.8.1 Werkproces 2.9. Afspraken bij de uitvoering van de Toetsende taak door de Raad voor de Kinderbescherming 28 2.9.1 Samenwerking 2.9.2 Termijnen Gecertificeerde instelling 2.9.3 Termijnen Raad voor de Kinderbescherming 2.9.4 Inhoud mededeling Gecertificeerde instelling 29 2.9.5 Aanlevering alle mededelingen door Gecertificeerde instelling 2.9.6 Eisen ten aanzien van de toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming 2.10. Verzoek onderzoek verderstrekkende maatregel na OTS 31 2.10.1 Format VTO-VSM 2.10.2 Werkproces 34 2d.
Afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming 37
2.11 2.12
3. 3.a.
Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdreclassering
38
Toeleiding naar de jeugdreclassering 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
3.b.
Afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming, onder regie van de gemeente Gemeentelijk toezicht op de gecontracteerde instellingen
Gebruik van de VIR door de Raad voor de Kinderbescherming Gebruik van de VIR door instelling die onder regie van de gemeenten opereren Informatie-uitwisseling in het veiligheidshuis De gemeente als informant Inzet JR in opdracht Raad voor de Kinderbescherming melden aan de gemeente 39
Afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering 3.6 3.7
Afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering, onder regie van de gemeente Gemeentelijk toezicht op de gecontracteerde instellingen 40
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
3
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
3.c.
Nazorg na detentie 3.8
3.d.
Uitvoering taakstraffen 3.9
3.e.
Aansluiting gemeente bij trajectberaad 41
Uitvoeren van werkstraffen binnen de gemeente
Schoolverzuim 3.10 3.11 3.12
Doorgeleiden van schoolverzuimzaken Consultatie op casusniveau JCO schoolverzuim
4.
Bijlagen
4.1 4.2
Lijst met afkortingen Taxatie-instrument schoolverzuimzaken (separaat document)
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
42
4
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
1. Algemene afspraken 1.1 De Gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming De colleges van burgemeesters en wethouders in de gemeenten in de regio Midden Holland en Holland Rijnland (hierna te noemen ‘de gemeente’) en de Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag (hierna te noemen ‘Raad voor de Kinderbescherming’) spreken af dat zij in de onderlinge samenwerking zullen handelen volgens de afspraken in dit protocol. Voor alle afspraken geldt dat hiervan gemotiveerd afgeweken kan worden bijvoorbeeld als de (veiligheid)situatie van het kind erom vraagt. 1.2 Instanties onder gemeentelijke regie waarvoor de afspraken gelden De Jeugdwet stelt dat de afspraken die in dit samenwerkingsprotocol met de Raad voor de Kinderbescherming gemaakt worden tevens gelden voor alle instanties die werken onder de regie van de gemeente en op wie deze afspraken van toepassing zijn. Instanties onder gemeentelijke regie waarvoor de afspraken gelden zijn: a. Gecertificeerde instellingen (hierna te noemen GI) b. Leerplicht c. Advies en meldpunt huiselijk geweld en Kindermishandeling (hierna te noemen Veilig thuis) d. Sociaal Team (Midden Holland) e. Jeugd- en gezinsteam (Holland Rijnland) 1.3
Afspraken over beschikbare GI & uitwisselen kengetallen voor basis inkoopbeleid De gemeente en de Raad voor de Kinderbescherming overleggen op de uitnodiging van de regio Hollands Midden vier keer per jaar over het uitwisselen van beleidsinformatie en het benutten van elkaars deskundigheid bij het vormgeven van het gedwongen kader in de gemeente. De gemeente en de Raad voor de Kinderbescherming onderhouden contact op beleidsniveau. Stafmedewerkers en andere medewerkers kennen elkaar en kunnen elkaar (telefonisch of anderszins) consulteren. De Raad voor de Kinderbescherming zal aan de gemeente op geaggregeerd niveau gegevens beschikbaar stellen over de ontwikkelingen rond de inzet van het gedwongen kader en de benodigde capaciteit bij de GI. Dit voor zover dat nodig is als aanvulling op de gegevens die afkomstig zijn uit de landelijke ondersteuningssystemen voor de ketensamenwerking, waar de gemeente, GI en de Raad voor de Kinderbescherming gebruik van zullen maken. 1.4 Informatie over GI De gemeente voorziet de Raad voor de Kinderbescherming van informatie over de GI die beschikbaar zijn voor de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering, zoals in de hoofdstukken 2 en 3 van dit samenwerkingsprotocol uiteengezet. 1.4.1 De gemeente heeft afspraken gemaakt met de volgende GI: a. Rechtsopvolger van Bureau Jeugdzorg; Doelgroep: alle met uitzondering jeugdigen of ouders van een jeugdige met een beperking b. William Schrikker Groep Doelgroep: jeugdigen met een beperking of jeugdigen van ouders met een beperking (verstandelijk en/of lichamelijk). c. Leger des Heils; Doelgroep; vooral complexe multiproblem gezinnen, zwervende, verplaatsende en verspreid wonende gezinnen/jeugdigen, cliënten met een identiteitsgebonden vraag, zorgmijders. Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
5
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming d. Stichting Gereformeerde Jeugdzorg; Doelgroep: cliënten met een christelijke c.q. gereformeerde achtergrond. 1.4.2 Informatie-uitwisseling De gemeente voorziet de Raad voor de Kinderbescherming tijdig, doch voor het begin van ieder kalenderjaar, van informatie over de afspraken die de regio Holland Midden heeft gemaakt met de GI aangaande beschikbaarheid en capaciteit. Indien de gemeente door de GI op de hoogte wordt gesteld in verband met over of onder capaciteit dient de regio de Raad voor de Kinderbescherming hiervan op de hoogte te stellen en vice-versa. 1.5 a. b.
Uitwisselen van kengetallen De Raad voor de Kinderbescherming overlegt 2 keer per jaar gegevens2 over de kengetallen voor iedere gemeente afzonderlijk. De Raad voor de Kinderbescherming overlegt 2 keer per jaar (2e en 4e kwartaal) gegevens over de kengetallen waarop beide regio’s hun beleid kunnen baseren voor de inkoop van voldoende capaciteit bij de GI.
1.6 Jaarlijkse evaluatie van de Samenwerkingsafspraken De gemeente, de Raad voor de Kinderbescherming, “Veilig Thuis” en de GI evalueren jaarlijks de gemaakte samenwerkingsafspraken. De Raad voor de Kinderbescherming neemt het initiatief om in de maand september de afgevaardigde van de aangesloten partners3 uit te nodigen. De Raad voor de Kinderbescherming zal naast deze terugkoppeling ook tussentijds de gemeente inlichten, als een gecertificeerde instelling ernstig in gebreke blijft (zie paragraaf 2d en 3b). 1.7 Publiciteit De gemeente, de instellingen die een verzoek tot onderzoek (VTO) mogen indienen en de Raad voor de Kinderbescherming stemmen in publiciteitsgevoelige casuïstiek met elkaar af – met inachtneming van eigen interne procedures – hoe zij omgaan met de media. Bij calamiteiten en in publiciteitsgevoelige casuïstiek is er contact tussen hoofd jeugd van de gemeente en het management van de instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming. Zij betrekken indien nodig de persvoorlichters van desbetreffende gemeente, de instelling en de Raad voor de Kinderbescherming en de betreffende bestuurders.
2 3
Zoals in- door- en uitstroom Zie paragraaf 1.2
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
6
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
2.
Jeugdbescherming
2a.
Procesafspraken rond de toeleiding naar de Jeugdbescherming oftewel het gedwongen kader.
2.1 Cliëntroute vrijwillig naar gedwongen kader Jeugdigen tot 18 jaar en hun ouders/verzorgers waarbij de jeugdige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en ouder(s) en/of jeugdige de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende accepteren en/of hier onvoldoende van (kunnen) profiteren, worden gemeld bij het COBplus, indien er wordt voldaan aan onderstaande criteria en werkprocessen. Leidend principe in alle afspraken is het betrekken van ouders en het minderjarige kind dat daarvoor rijpheid4 heeft, in elk mogelijk besluit of voornemen tot een besluit, tenzij dit de veiligheid van een kind in gevaar brengt. 2.1.1 Besluit gemeente wie bevoegd zijn een Verzoek tot Onderzoek (VTO) in te dienen en de volgens de Jeugdwet aangewezen instanties5. a. De gemeente heeft naast de in de Jeugdwet aangewezen instanties (Veilig Thuis, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming zelf) de volgende jeugdhulpaanbieders de bevoegdheid gegeven om een VTO in te dienen: Sociale teams (Midden Holland) en Jeugd- en gezinsteams (Holland Rijnland). b. De lijst van jeugdhulpaanbieders is niet limitatief en wordt steeds bezien op volledigheid en noodzakelijkheid. 2.1.2 Tot stand komen VTO, veiligheidsplan, criteria en wijze van bespreking a. Voorafgaand aan de inbreng aan het COBplus hebben betrokken hulpverleners er alles aan gedaan om een melding te voorkomen door het maken van veiligheidsafspraken en het inzetten van passende hulpverlening volgens het beginsel van één gezin, één plan en melden bij de verwijsindex risico’s jeugdigen (VIR). De hulpverlener heeft zo nodig samen met de aan het JGT/ST gelieerde jeugdbeschermer het gezin gesproken over de keuzes die zij hebben, en de gevolgen die het niet meewerken aan het opheffen van de ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van het kind kunnen hebben. Bij het vermoeden van kindermishandeling adviseert Veilig Thuis6 burgers en hulpverleners. Het doel is om bij een bevestiging van het vermoeden zo snel mogelijk hulpverlening in te zetten. b. Als een hulpverlener ziet dat de ontwikkeling van een jeugdige ernstig bedreigd wordt, en ouders of jeugdige geen of onvoldoende gebruik maken van het hulpverleningsaanbod, bespreekt hij dit met de ouders en jeugdige en stelt samen met hen een plan van aanpak op. Indien er op korte termijn geen verandering optreedt, neemt de hulpverlener zijn verantwoordelijkheid om het in te brengen in het COBplus d.m.v. een VTO7 en vergezeld van het SoS veiligheidsplan.8 c. Voorafgaande aan inbreng in het COBplus heeft de melder de mogelijkheid van consultatie bij het Adviesteam van de Raad voor de Kinderbescherming. Het Adviesteam adviseert meldingsbevoegde instanties bij de weging van het verzoek tot het onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel. Dit zal het geval zijn als noodzakelijke hulpverlening niet tot stand komt of stagneert. Het kan ook zijn dat de toezicht en waarborgfunctie voor de veiligheid van het kind noodzakelijk is, gekoppeld aan de noodzaak om het gezag van de ouder aan te vullen of te beperken. 4 5 6 7 8
Te bepalen door betrokkenen. Gemandateerde instelling Zie Wmo Art12a, lid3 voor taken Veilig Thuis Zie bijlage model VTO & SoS VH Zie Samenwerkingafspraken COBplus par. 2.3
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
7
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming d. Criteria voor aanmelding bij het COBplus: ouders en jeugdigen behoren tot doelgroep genoemd onder 2.1 en er is sprake van één van de onderstaande situaties: De melder ziet geen mogelijkheden voor hulpverlening in het vrijwillig kader zonder drang of dwang; hulp in het drangkader is ontoereikend gebleken; of hulp in het dwangkader is niet meer toereikend (bijvoorbeeld bij een verzoek tot onderzoek naar een gezagbeëdigende maatregel, opheffing of aflopen van de kinderbeschermingsmaatregel). e. De wijze van bespreking is vastgelegd in de Werkwijze COBPlus. 2.1.3 Werkwijze COBplus De Werkwijze van het COBplus behelst onder andere afspraken over de volgende onderwerpen: a. De betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming wanneer jeugdhulp in het gedwongen kader overwogen wordt. b. Het informeren en betrekken van ouders en kinderen voorafgaand aan de melding en aan de bespreking aan het COBplus. c. Bevoegde melders, werkprocessen professionals en criteria aanmelding, waaronder het format VTO en Veiligheidsplan. d. De betreffende routes die via het COBplus lopen: de Verzoeken Tot Onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel, ambtshalve uitbreidingen bij de Raad voor de Kinderbescherming naar een beschermingsonderzoek waarbij een verplichtend kader genoodzaakt is (vanuit schoolverzuim-, straf-, en gezag & omgangzaken).9 Onderzoek in een Spoedzaak begint niet op het COBplus, maar wordt besproken als de VOTS is uitgesproken.10 De GI verzoekt een onderzoek naar gezagbeëindigende maatregel na een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing eveneens via het COBplus.11 e. Samenwerkingsafspraken melders, ouders, Raad voor de Kinderbescherming, COBplus, jeugdhulpaanbieders en GI in het verplichtend kader voorafgaand, tijdens, en bij een uitgesteld raadsonderzoek. f. Wijze van bespreken aan het COBplus. g. De veiligheidsafspraken die met het gezin en kinderen worden gemaakt. h. Mogelijkheden in de besluitvorming voor een passend kader. i. Continuïteit van inzet van de bij de doelgroep passende jeugdbeschermer vanaf de tafel in het gezin bij een raadsonderzoek. j. Registratie en verantwoording verwerking persoonsgegevens. Aanvullende afspraken, niet expliciet genoemd in de Werkwijze: Indien er voor een kind een VTO wordt ingediend, en er zijn meerdere kinderen in het gezin wordt expliciet aangegeven door de melder waarom dit verzoek niet geldt voor de overige kinderen. Door het COBplus wordt alsnog bezien of dit niet noodzakelijk is. 2.1.4 Indien de gemeente het niet eens is met het besluit: geen raadsonderzoek Indien de gemeente (vertegenwoordigd door de voorzitter aan het COBplus) een casus ernstig genoeg vindt voor een besluit tot raadsonderzoek maar de Raad voor de Kinderbescherming niet, kiest de Raad voor de Kinderbescherming voor de zekerheid voor het starten van een raadsonderzoek.
Zie bijlage format VTH & werkproces bij par. 2.4 Zie bijlage werkproces Spoedzaken bij par. 2.5 11 Zie bijlage format VSM bij 2.10 9
10
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
8
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming 2.2.
Aanvullende afspraken bij een VTO ongeboren kind indien een kind van hetzelfde gezin onder toezicht staat. Indien in een gezin c.q. huishouden waar een kind onder toezicht staat, de moeder zwanger is, maakt de jeugdbeschermer altijd een afweging in multidisciplinair teamverband12 met betrekking tot de aanvraag van een beschermingsonderzoek. Dezelfde overweging wordt gemaakt als de minderjarige ondertoezicht gestelde zelf zwanger is. Als hulpmiddel is er onder punt b een checklist opgenomen. Indien op basis van deze weging blijkt dat het ongeboren kind op geen enkele manier bedreigd wordt in de ontwikkeling, wordt dit aan de hand van de checklist schriftelijk onderbouwd en vastgelegd in het dossier van het kind dat onder toezicht staat. Blijkt uit de afweging zelfs maar een licht vermoeden van dreiging, dan wordt het VTO ingediend bij de Raad voor de Kinderbescherming. a. De jeugdbeschermer van de GI meldt via het COBplus. Voor het verzoek wordt het reguliere format VTO en veiligheidsplan (conform SofS)gebruikt. b. De informatie zal betrekking hebben op de omstandigheden waaronder het kind ter wereld komt en opgroeit. Als hulpmiddel is er een checklist: - Zijn er zorgen, zo ja, wat zijn de zorgen over de baby na de geboorte? Wanneer er geen zorgen zijn, moet ook dit beschreven worden. - Hoe verloopt de zwangerschap, is er sprake van een begeleide zwangerschap? Zo ja, graag informatie toevoegen van de verloskundige. - Waar gaat de bevalling plaatsvinden (welk ziekenhuis) en wanneer is de moeder uitgerekend? - Zijn er voorbereidingen getroffen voor de komst van de baby, is er bijvoorbeeld een babykamer etc. Is er kraamzorg geregeld? - Is de vader van het kind in beeld en wat is zijn rol? Wat zijn de plannen van de ouders? Netwerk? - Wat kan gemeld worden over de pedagogische vaardigheden van ouders/moeder? Wat is de inschatting/ervaring met deze ouders/moeder - Is er hulp in het gezin aanwezig, welke hulp is dit, waar is deze op gericht en hoe loopt dit? Of wat voor hulp is er nodig (na de geboorte) en kan dit al geïndiceerd worden zodat dit na de geboorte snel start? - Is er vertrouwen dat ouders hulp inschakelen indien nodig? Waar is dit op gebaseerd? - Kan de baby na de geboorte naar huis, zo niet, is dit met ouders besproken, wat is hun reactie hierop en waar zou de baby (al dan niet met moeder) geplaatst moeten worden? Wat zijn de mogelijkheden van het netwerk? Als moeder-kind opvang geen optie is, dit uitleggen. c. Indien informatie niet bekend is, wordt dat vermeld en waarom dat niet bekend is13. d. De bodem voor informatie is: - de zwangerschap is zeker. - de verblijfplaats van de zwangere is bekend. Over de noodzaak en de mogelijkheden om achter de verblijfplaats van de zwangere moeder te komen, kan consultatief overleg worden gevoerd op initiatief van de GI met Raad voor de Kinderbescherming en mogelijke andere partners die een bijdrage kunnen leveren zoals Veilig Thuis en politie. e. Indien er serieuze zorg bestaat, maar er is geen zekerheid te verkrijgen, kan een melding bij Veilig Thuis overwogen worden. f. Een Veilig Thuis melding is ook de juiste route als het ongeboren kind tot een ander huishouden behoort. Het Veilig Thuis kan exploreren bij huisarts en verloskundigen in de omgeving.
Van de GI Indien de jeugdbeschermer nauwelijks tot geen contact kan krijgen met de ouders van het kind dat al onder toezicht staat en uithuis is geplaatst, is dit een signaal om het werkproces bij paragraaf 2.10 te bezien: de verderstrekkende maatregel. 12 13
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
9
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming g. Het verzoek tot onderzoek kan het beste rond de vijfde maand van de zwangerschap verzonden worden. Een eventueel noodzakelijk verzoek tot OTS wordt doorgaans vanaf de levensvatbaarheid van de baby (24 weken) ingediend bij de Rechtbank. h. De Raad voor de Kinderbescherming neemt de verzoeken altijd in onderzoek, tenzij aan het COBplus blijkt dat er geen grond voor is. Voor het overige is de behandeling aan het COBplus gelijk aan de overige VTO (zie par. 2.3). i. Indien het een reguliere OTS betreft, is de vraag aan de rechtbank of in de beschikking wordt opgenomen: dat de OTS ingaat vanaf het moment van geboorte; of direct wordt uitgesproken, zodat een jeugdbeschermer eerder aan de slag kan, wanneer er veel geregeld moet worden ter voorbereiding op de komst van de baby.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
10
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
2.b
Samenwerking tijdens het raadsonderzoek bescherming
2.3.
Aanvullende afspraken voor een aanvraag verleningsbesluit
De gemeente en de RvdK geven invulling aan de bepaling van artikel 1:265b lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (overleggen van het besluit van het college bij het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing in kader van een verzoek ondertoezichtstelling) waarbij voorkoming van bureaucratie en snelheid van handelen belangrijke uitgangspunten zijn op onderstaande wijze. a. Indien de ouder een verleningsbesluit heeft verkregen14 betreffende een uithuisplaatsing en de melder met een VTO beoogt, dat de Rvdk gelijktijdig met het verzoek om een ondertoezichtstelling aan de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing vraagt, zorgt zij ervoor dat de RvdK tijdig over dit verleningsbesluit beschikt. b. De indiener VTO zendt het verleningsbesluit mee met haar verzoek aan de RvdK om een onderzoek in te stellen of zendt het naderhand toe. In dat laatste geval noemt de melder in het VTO dat zij/hij op verzoek van de ouders een verleningsbesluit voor een uithuisplaatsing voorbereidt. c. Als geen verleningsbesluit voor een uithuisplaatsing met het VTO ontvangen is, vraagt de RvdK aan de gemeente om zo’n verleningsbesluit voordat bij de rechter een verzoek om een machtiging uithuisplaatsing wordt ingediend. In dat geval informeert de RvdK de ouders dat hij dit verzoek heeft gedaan. d. De gemeente mandateert de voorzitter van COBplus tot het verlenen van dit besluit. e. De RvdK voorziet de voorzitter daarbij op gestandaardiseerde wijze van de benodigde informatie en informeert de voorzitter over de mening van cliënten (belanghebbenden) met betrekking tot uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling. f. De voorzitter neemt binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek van de RvdK een beslissing inzake verzoek om een verleningsbesluit af te geven. g. Als de voorzitter een beslissing heeft genomen heeft, zorgt hij ervoor dat dit besluit per ommegaande naar de RvdK wordt gezonden. h. Wanneer de voorzitter om redenen van procedurele of inhoudelijke aard afziet van het nemen van een verlengingsbesluit dan deelt de voorzitter zijn beslissing ook per ommegaande aan de RvdK mede, onder opgaaf van redenen. i. Nadat de voorzitter een verleningsbesluit heeft afgegeven, of nadat hij de RvdK te kennen heeft gegeven af te zien van het nemen van een verleningsbesluit kan de RvdK de rechter om een machtiging tot uithuisplaatsing vragen. j. Ingeval de RvdK bij zijn verzoek aan de rechter geen besluit van de voorizitter kan overleggen, vermeldt de RvdK in het verzoek welke voor de voorzitter de redenen zijn geweest om geen verleningsbesluit toe te kennen. De RvdK vermeldt tevens voor welke verblijfplaats de machtiging wordt gevraagd. k. Ingeval van een spoedmaatregel met een machtiging uithuisplaatsing (paragraaf 2.5 en 2.6) wordt het besluit nagezonden.
14 In tegenstelling tot Midden Holland kan in Holland Rijnland dit besluit de vorm hebben van een gezinsplan vanuit het JGT of een beschikking (waarbij de regels gelden van de Verordening Jeugdhulp dat in ieder geval een beschikking wordt opgesteld wanneer de ouders hier om verzoeken, een aanvraag wordt geweigerd of als er sprake is van een PGB).
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
11
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming 2.4. Verzoek om Jeugdhulp Gedurende een beschermingsonderzoek heeft het gezin een hulpverlener vanaf de bespreking op het COBplus. Dit kan een hulpverlener van jeugd en gezinteam / sociaal team of een werker vanuit de GI zijn. In deze paragraaf is de werkwijze vastgelegd voor het verkrijgen van een hulpverlener gedurende een beschermingsonderzoek. Onderzoek en hulpverlening lopen gedurende het onderzoek parallel. a. De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt om een hulpverlener indien hij ambtshalve tot een beschermingsonderzoek heeft besloten vanuit een onderzoek strafzaken, schoolverzuim of Gezag & Omgang. b. Indien een raadsonderzoeker (RO) geconfronteerd wordt met een vermoeden van een bedreigde ontwikkeling van een minderjarige buiten de ouderlijke verantwoordelijkheid van het gezin waar onderzoek naar gedaan wordt, kan een melding bij het Veilig Thuis worden gedaan. c. Tot de stappen zoals beschreven in a. en b. wordt besloten in een multidisciplinair overleg (MDO). d. De Raad voor de Kinderbescherming maakt een onderscheid in het verzoeken van een hulpverlener in het drangkader of zonder drangkader. Beide zijn overigens in de termen van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillig kader, want er is geen rechterlijke uitspraak voor een kinderbeschermingsmaatregel. 2.4.1 Vanuit ambtshalve uitbreiding naar jeugd- en gezinsteam/sociaal team e. Indien wel hulp, maar geen drangkader noodzakelijk is, wordt rechtstreeks het verzoek voor een hulpverlener gedaan bij het jeugd- en gezinsteam/sociaal team. f. Dit is in situaties waarbij er niet voldoende gronden aanwezig zijn voor een kinderbeschermingsmaatregel, maar er wel de noodzaak is tot hulp, die binnen een kinderbeschermingsonderzoek15 gerealiseerd wordt. g. De Raad voor de Kinderbescherming plant een drie-gesprek van ouders/jeugdige, RO en hulpverlener. h. In dit drie-gesprek worden afspraken gemaakt en op papier gezet. 2.4.2 Vanuit ambtshalve uitbreiding naar COBPlus i. Indien er vermoedelijk gronden zijn voor een kinderbeschermingsmaatregel en een drangkader is gewenst, wordt een verzoek voor een hulpverlener gedaan bij het COBPlus met behulp van het vastgestelde format (zie bijlage). j. Hierbij kan een werker vanuit de GI worden ingezet, vooruitlopend op een maatregel.16 k. Bovenstaande afspraken zijn uitgewerkt in een ketenwerkproces: verzoek om een hulpverlener 1.0. 2.4.3 Werkproces: Verzoek om een hulpverlener no. 1 1.1
1.2
actie Start proces: vraag om een hulpverlener Indien binnen een raadsonderzoek strafzaken G&O schoolverzuim een voor de gemelde of een andere jeugdige in het huishouden bedreigde ontwikkeling wordt gesignaleerd, wordt een MDO belegd. 2 Bij rechtstreekse acute spoedmelding bij de RvdK, die in onderzoek wordt genomen.
door
termijn
bijzonderheden
RO
intake
Bijvoorbeeld Politie, ziekenhuis
Oplossingsgericht en niet maatregelgericht. In de Jeugdwet staat dat de GI zelf geen hulp mag verlenen. Door de Vliegwielprojecten is er meer ruimte gekomen. Een voorbeeld hiervan is het Generiek Gezinsgericht Werken met de toestemming van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. 15 16
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
12
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no. 1.3
1.4
2 2.1
3
4 4.1
4.2 5 5.1
5.2
5.3
5.4 6 6.1 7 7.1
17
actie Indien een gezin verhuist gedurende een onderzoek en een andere raadsregio, verzoekt Den Haag het onderzoek over te nemen/voort te zetten. Dit kan ook gaan om een gezin dat vanuit een ander land naar onze regio verhuist en er bijv. via de Centrale Autoriteit een verzoek komt voor bemoeienis van de RvdK. Indien bijvoorbeeld een kantonrechter of gerechthoven in procedures, de RvdK verzoeken een zaak in behandeling/onderzoek te nemen en een advies voor te bereiden. MDO De uitkomst van het MDO kan zijn: a. aandacht aan geven binnen het lopende onderzoek b. melden bij het VEILIG THUIS 3 c. ambthalve uitbreiding 4 Bij vermoeden van een bedreigde ontwikkeling door de raadsonderzoeker van kinderen, niet van de gezaghebbende ouder, of ander adres waar onderzoek gedaan wordt: Samengesteld gezin Slachtoffer Tijdelijk in het gezin verblijvend: neem contact op met het VEILIG THUIS voor een melding. Bij ambtshalve uitbreiding naar een beschermingsonderzoek Is er hulp in drangkader nodig? Nee JGT/ST route17: 4.2; 5 Ja COB Plus route: 4.2; 7 Ouders informeren over besluit en route Contact met JGT/ST hulpverlening Is gezin bekend? a. Nee 5.2 b. Ja 5.3 RvdK en ouders melden aan voor hulpverlening gedurende het raadsonderzoek 5.3 Afstemmen met contactpersoon en afspraken voor driegesprek over: veiligheid informatie overdracht als ouders niet meewerken afspraken over vervolg De RvdK plant een afspraak Gezamenlijk gesprek van ouders en hulpverlener samen Afspraken op papier: - 1 gezin, 1 plan Melding bij COB Plus middels VTH Zie verder werkwijze COB Plus
door intake
termijn
bijzonderheden
intake
RO, GD
GD = gedragsdeskundige a. dus niet ambtshalve uitbreiden
RO
RO
RO RO
RO, ouders RO en hulpverlener
RO RO, gezin, hulpverlener
RO
VTH = verzoek tot hulpverlening
Dit is een label om de route naar vrijwillige hulpverlening, buiten het drangkader, te duiden.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
13
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming 2.5
Aanvullende afspraken bij Crisiszaken
2.5.1 Bereikbaarheid De Raad voor de Kinderbescherming verleent geen hulp, maar kan indien noodzakelijk met spoed een maatregel vragen, indien die maatregel dringend en onverwijld noodzakelijk is. a. De Raad voor de Kinderbescherming is gedurende kantooruren bereikbaar op het algemene nummer voor gemandateerde instellingen18, VEILIG THUIS en de GI. b. Buiten kantooruren beschikt de integrale crisis- en bereikbaarheidsdienst over het nummer van de spoeddienst van de Raad voor de Kinderbescherming. 2.5.2 De aanmelding & informeren gemeente Meldingen bij de Raad voor de Kinderbescherming met een spoedeisend karakter komen van de instellingen zoals genoemd onder paragraaf onder 2.1.1, doorgaans de integrale crisis- en bereikbaarheidsdienst of zeer incidenteel rechtstreeks via politie, ziekenhuis e.d. Bij meldingen door de gemandateerde instelling is het uitgangspunt dat de melder zelf actief participeert in het vervolgtraject van uitvoering van de spoedzaak. a. De bevoegde melder kan de Raad voor de Kinderbescherming benaderen voor vooroverleg. b. Zij zorgen voor de volgende informatie: personalia van kinderen en beide ouders; relevante data; beschikbare, zo mogelijk door de bron gefiatteerde, informatie zoveel mogelijk in het formulier VTO zoals recente ontwikkelingen (de crisis) en relevante rapportage; visie van de melder over wat er nodig is aan hulp, hoe er ingegrepen moet worden, dan wel waarom er ingegrepen is. Aangeven of en welke alternatieven overwogen zijn. c. De melder heeft de inhoud van de melding met betrokkenen besproken, tenzij dit onderbouwd niet verantwoord is, bijvoorbeeld vanwege de veiligheid van kind of werker. d. Via het COBplus wordt de gemeente geïnformeerd (zie verder 2.5.4). 2.5.3 Criteria spoedzaken en beoordelen van de spoedmelding door de Raad voor de Kinderbescherming a. De Raad voor de Kinderbescherming toetst het verzoek tot onderzoek op de criteria rechtmatigheid en volledigheid en op de criteria voor een voorlopige maatregel: Een minderjarige wordt ernstig in de ontwikkeling bedreigd en hulp is dringend en onverwijld noodzakelijk. Tussen de minderjarige en die noodzakelijke hulp blijkt echter een belemmering te staan: De ouder of gezagsdrager ontzegt de mogelijkheid om die direct noodzakelijke hulp te verlenen. Er is geen gezag om een vereiste toestemming voor een bepaalde vorm van direct noodzakelijke hulp te verlenen. De minderjarige weigert mee te werken aan de noodzakelijk geachte hulp. Vragen: Wat zijn de belemmeringen om die direct noodzakelijke hulp te bieden? Hoe kunnen die belemmeringen worden weggenomen? Is direct ingrijpen proportioneel? b. Wanneer een situatie zeer risicovol is voor een minderjarige, maar het gezin ontoegankelijk om nader te exploreren, dan kan een voorlopige maatregel nodig zijn voor verder onderzoek. c. Na binnenkomst van een spoedmelding vindt binnen kantooruren een multidisciplinair overleg (MDO) plaats. In dit overleg wordt het besluit genomen tot al dan niet aanvragen van een spoedmaatregel en zo nodig een machtiging uithuisplaatsing. 18
Zie paragraaf 2.1.1
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
14
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming d. Uitkomst van dit overleg wordt direct teruggekoppeld aan de melder. e. Er worden afspraken gemaakt tussen GI en Raad voor de Kinderbescherming over de taakverdeling in deze casus. Als het VEILIG THUIS de spoedmelding doet, verzorgt het integrale crisis- en bereikbaarheidsdienst de plaatsing. Daartoe hebben zij in een zo vroeg mogelijk stadium overleg. 2.5.4 Spoed naar COBplus De basis taakverdeling is dat de jeugdbeschermer de hulp organiseert, terwijl de raadsonderzoeker parallel het onderzoek verricht. Per casus worden hier samen met ouders, jeugdige(n), netwerk en hulpverleners afspraken over gemaakt. Het aandeel van de jeugdige is afhankelijk van leeftijd en mogelijkheden. Het is maatwerk. Aan die afspraken worden randvoorwaarden gesteld: - een veiligheidsplan samen met de ouders resp. jeugdige opstellen met daarin; o werkdoelen voor de ouders om zoveel mogelijk weer zelf de verantwoordelijkheid te dragen; o samenwerkingsafspraken tussen ouders, netwerk en hulpverlening; - direct hulp; - zo weinig mogelijk wisseling van personen die met het gezin te maken hebben; geen wisseling van jeugdbeschermer; - mogelijkheid van “afschalen” naar JGT/ST; - registratie in GCOS (Generiek Casusondersteunend Systeem). Onderstaand de stappen om tot die afspraken te komen: a. De jeugdbeschermer geeft bij de interventie duidelijkheid aan de ouders en jeugdige wat er de komende 24 uur c.q. de komende dagen staat te gebeuren. b. Daarbij worden de acute veiligheidsafspraken gemaakt, die later op papier worden gezet. c. Voor de 1ste behandeling ter zitting is er een afspraak voor het COBplus met ouder(s)kind(eren), de jeugdbeschermer, de raadsonderzoeker en mogelijk de melder om het plan met de afspraken te maken, als onderdeel van het overkoepelende gezinsplan. NB. De afspraak wordt voor de zitting gemaakt. Het gesprek is na de zitting. d. Voor de 2de behandeling ter zitting is er een gesprek met ouders, jeugdbeschermer en de raadsonderzoeker en mogelijk de melder gepland om de voortgang in de afspraken en de uitkomsten van het raadsonderzoek te bespreken. e. Bovenstaande afspraken zijn uitgewerkt in het ketenwerkproces: Aanvullende afspraken bij crisiszaken 1.0. 2.5.5 Werkproces: Aanvullende afspraken bij Crisiszaken no. 1.0
1.1 1.2
actie Nemen spoorbesluit: Op basis van inschatting van een situatie, waarbij acuut de veiligheid van het kind in het geding is en die dreiging alleen kan worden afgewend in een gedwongen kader. Binnen kantoortijden 1.2 Buiten kantoortijden 13 Vooroverleg met de spoeddienst RvdK
door melder
melder Piket RvdK
termijn
bijzonderheden veiligheid urgentie gedwongen kader geen alternatief
1-12 op de achtergrond Professionele dialoog:Is de veiligheid van dit kind in deze context in het gevaar? Wat betekent de context voor dit kind?; bewustzijn van het belang van de context voor het kind ook op langere termijn; Zijn er in de context nog hulpbronnen, mogelijkheden om de acute bedreiging af te wenden?; Zijn er in de context van de
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
15
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no.
actie
1.2.1
1.3.
1.4.
Is het een spoedmelding van een bevoegde melder? 1.4 Is het een spoedmelding van een derde? 1.3 Bij spoedmelding van een derde hiervan direct bericht aan de integrale crisis- en bereikbaarheidsdienst. Regelen continuïteit in contact tussen melder en RvdK gedurende het spoedproces;
door
Piket RvdK
De kans is reëel dat zij bij de uitvoering betrokken worden.
Piket RvdK
Toelichting: een traject in een spoedmaatregel kan soms vele uren in beslag nemen. Het verdient aanbeveling dat er aan beide zijden één contactpersoon is en geen interne overdrachten. Zie ook; 7.1 7.3 De op dat moment bekende informatie: de acuut dreigende situatie; de noodzakelijke hulp; waarom die hulp nu niet gegeven kan worden; wat het effect op het kind is als die hulp niet tot stand komt; welke situatie als de hulp in gedwongen kader wel gerealiseerd is; eventueel schadelijk neveneffect van de acute interventie.
Conclusie spoedwaardig? JA: een schriftelijk verzoek (email) om spoedonderzoek / maatregel naar RvdK (pdf met handtekening verzoeker en in Word voor de verwerking van de inhoud) NEE: zie Samenwerkingsafspraken par. 2.3
Melder
1.6 1.7
Informeren ouders en kind In extreme situatie start op telefonische info met rekest dat aangevuld wordt met info melder (2.0) en bekrachtigd door MDO (3.2). Ontvangst verzoek
melder Piket RvdK
2.1 3.0
Bevestigen ontvangst bij melder Beleggen spoed MDO met GD / JD / bureaudienst (BD)
3.1
Tijdens MDO eventueel contact met melder via de speaker MDO besluit? a. Spoedonderzoek 4 b. Spoedmaatregel 6
3.2
bijzonderheden jeugdige zelf factoren waartegen mogelijk bescherming nodig is, of waar juist beschermende factoren te vinden zijn? Juridische context, zoals de gezagsvraag;
-
1.5
2.0
termijn
Receptie RvdK Piket RvdK Piket RvdK
Zie 5.1
30 minuten na ontvangst verzoek (2.0)
Deelnemers onderbreken direct alle overige werkzaamheden.
Max. 90 minuten na ontvangst verzoek
-
-
4.0 4.1
Bij besluit spoedonderzoek Telefonisch contact met melder: bespreken besluit; overwegen om direct samen
Hoe groot zijn de risico’s?; wat betekent het voor het kind?; wat maakt dat de melder vindt dat er nú iets moet gebeuren? welke risico- en beschermende factoren spelen mee in het beoordelen van de ernst van de situatie?
Piket RvdK
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
16
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no.
5
5.1
6.
6.1
7.0
7.1
7.2
7.3 8
9 10
10.1. 10.2
11
actie op huisbezoek te gaan om inschatting UHP te maken. Start spoedonderzoek
In het kader van onderzoek kan, indien nodig, direct doorgeschakeld worden naar de voorbereiding van een spoedmaatregel. Bij besluit Spoedmaatregel VOTS VOTS met MUHP VOVO Verzoekschrift te maken zorgen; acute situatie; ontoereikendheid; hulpverlening; Bellen met; a. Melder, VEILIG THUIS, integrale crisis- en bereikbaarheidsdienst 7.1 b. Rechtbank 7.2 c. JB 7.3 Afstemmen met en over hulpverlening: zorgcoördinatie; hulpverlening organiseren; plaatsing regelen; Bellen dat er een verzoek aankomt. Mailen eventueel melding naar de rechtbank Mededeling dat een maatregel verzocht wordt. Voorbereiden spoedinterventie: a. Is mening belanghebbenden bekend? b. Is politie assistentie nodig? c. Is art 813 nodig? d. Afstemming met GI? e. Afstemming met GGZ?
Mailen getekend rekest naar rechtbank Ontvangst Beschikking kinderrechter a. afwijzen b. toewijzen Bij afwijzen: berichten aan Melder BJZ en JB Bij toewijzen: Beschikking mailen naar GI-JB en integrale crisis- en bereikbaarheidsdienst als zij de maatregel uitvoeren. Persoonlijk aanzeggen van maatregel bij betrokkenen
door
termijn
Raadsonderzoeker
Op dag ontvangst verzoek
bijzonderheden
Checklist spoedzaken! Vanaf hier kan de start ook een lopend onderzoek zijn. In extreme gevallen al naaraanleiding van een telefoontje beginnen met een raamwerk rekest Piket RvdK
Piket RvdK Melder
Afdeling/organisatie medewerker die de spoedmaatregel gaat uitvoeren Piket RvdK neemt het initiatief
Piket RvdK Griffie
Piket RvdK JB Piket RvdK
c. Bevel tot binnentreding. Kan pas na beschikking d. Wie voert UHP uit? e. begeleiding ouder door GGZ: Bezien of een van de ouders psychiatrische problematiek heeft en reeds contacten heeft met de GGZ/Parnassia. Zo ja, dan voorafgaand aan de interventie als RvdK contact te leggen met de behandelaar, SPVer of crisisdienst GGZ van de desbetreffende ouder en (in vertrouwen) bespreken in hoeverre nazorg direct na de interventie beschikbaar is.
RvdK BackOffice Bij RvdK facilitair
Piket RvdK BackOffice RvdK
Piket RvdK
Bij uitzondering: indien betrokkenen naar de maatregel uitzien, kan het ook op een andere manier.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
17
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no. 12
13 13.1
Buiten kantoortijden Bij acute dreiging telefonisch overleg.
13.2
Indien nodig vraagt RvdK na overleg met de TL achterwacht een spoedmaatregel bij de rechtbank. Indien gegeven: a. aanzeggen van de maatregel b. uitvoering van de maatregel en UHP
13.3
14 14.1
Van Spoed naar COB Plus Tijdens de acute interventie worden afspraken met de ouder(s) en kind(eren) gemaakt, zoals: waar de ouders zich aan te houden hebben; welke hulp wordt ingezet; communicatie;
14.2
Afspraken met het oog op de veiligheid van (het) kind(eren) en de hulpverleners.
14.3
Afspraken om de ouders duidelijkheid te geven wat er de komende uren gaat gebeuren en wanneer er weer contact wordt opgenomen.
15
19
actie Samen Spoedinterventie uitvoeren
Afspraak voor het COBplus met ouders en raadsonderzoeker: plaats; tijd; agenda; overige deelnemers; In het kader van 1G1P moet er samengewerkt worden met andere hulpverleners die bij dit kind / andere gezinsleden betrokken zijn.
door GI-JB Piket RvdK
termijn
bijzonderheden Indien tijdens of direct na een UHP een ouder dusdanig verward, suïcidaal zich uit waarbij het onverantwoord is de ouder achter te laten, neemt de politie de desbetreffende ouder mee naar het politiebureau voor een spoedcrisisbeoordeling door Parnassia/GGZ.
integrale crisis- en bereikbaarh eidsdienst 24-uurs dienst met RvdK 24uurs dienst RvdK 24uurs dienst
Moet het echt nu of kan het naar het normale spoedproces?
a. RvdK 24 uurs dienst b. CIT
a. De bereikbaarheidsdienst moet kunnen uitrukken.
GI-JB of integrale crisis- en bereikbaarh eidsdienst
Ouder(s) – kind(eren) GI-JB RvdK Hulpverlener (s) ouder(s) – kind(eren) JB RvdK Zorgaanbied er
JB
Per direct
Buiten de kantooruren zal de integrale crisis- en bereikbaarheidsdienst de interventie uitvoeren. Zij dienen daarvoor per 01-01-2015 gecertificeerd te zijn. De medewerker van de integrale crisis- en bereikbaarheidsdienst draagt de casus over aan de definitieve jeugdbeschermer. Bij voorkeur de daaropvolgende werkdag.19 Vervolg op de afspraken gemaakt in de spoedroute bij regel 7 en verder. Denk aan zorgcoördinator 1G1P.
Bij tenuitvoerlegging van de spoedmaatregel
Bij een UHP krijgen de ouders te horen hoe ze geïnformeerd worden over hun kind en wanneer ze persoonlijk contact krijgen. Van belang is om ook met ouders hun (na) zorg te bespreken. Waar zij de eerste tijd terecht kunnen. Dit driegesprek mag COB plus genoemd worden als er is voldaan is aan de volgende voorwaarden: met ouders, JB en RO; gemeld bij de secretaris van het COBplus; veiligheidsplan gemaakt is; de afspraken geregistreerd worden in GCOS;
De afspraak is voor de zitting gemaakt.
Dit vraagt een pool van direct inzetbare jeugdbeschermers.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
18
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no.
15.1
16
16.1 17
18
actie
door
Voor het maken van een veiligheidsplan kan het nodig zijn een netwerkberaad of family conference te (laten) organiseren.
JB
Het COBplus ten behoeve van: veiligheidsplan voor het kind; hoe de ouders hun verantwoordelijk kunnen nemen; werkafspraken gedurende het onderzoek. De procesafspraken worden vastgelegd in GCOS. Het 2de Driegesprek om de voortgang op de doelen, de samenwerking en de conclusie van het raadsonderzoek te bespreken. Deze afspraken vastleggen.
Ouders / jeugdige JB RO Voorzitter
Secr. COBplus Ouders / jeugdige JB RO Zorgaanbied er
termijn
bijzonderheden onder leiding van de voorzitter; Deze COB plus kan op een andere plaats gehouden worden dan het VH, bijvoorbeeld bij de mensen thuis. Deze conferentie staat hier genoemd voor pl (16), maar kan ook erna plaatsvinden. Er zijn meer instrumenten die ingezet kunnen worden, voor je tot een gedegen veiligheidsplan komt. Zie format veiligheidsplan. Dit moet een format zijn dat in de keten gebruikt wordt, zodat op het werk van de ander kan worden voortgebouwd.
Advies continuering van gedwongen kader, of is het verantwoord zonder kinderbeschermingsmaatregel?
Zie verder bij paragraaf 2.7
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
19
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
2.6
Voorbereiding gesloten jeugdhulp in het kader van een VOTS20
Gesloten Jeugdhulp behoort tot de niet vrij toegankelijke zorg, dus is een verleningsbesluit noodzakelijk (zie par. 2.3). De gemandateerde instellingen21 dient daartoe een trajectplan in te dienen als onderdeel van de werkwijze 1gezin1plan bij de coördinator gesloten jeugdhulp. Bij een spoedmelding kan dat later worden opgemaakt en ingevoegd. Voor een gedwongen kader wordt tevens een spoedmelding bij de Raad voor de Kinderbescherming gedaan. a. Als een jeugdige zonder JB maatregel met spoed aangemeld moet worden voor een gesloten plaats in gedwongen kader, dan neemt de melder hiervoor contact op met de Coördinator Gesloten Jeugdhulp van de GI in Haaglanden/Zuid-Holland. b. Tegelijk wordt verzoek VOTS en MUHP gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming. c. De documenten worden door de melder digitaal aangeleverd in PDF met handtekening en in Word om intern te verwerken in vervolgdocumenten, zodat overtikken voorkomen wordt.22 De Wordversie mag niet worden gedeeld met derden. d. Beiden ontvangen dezelfde documenten. (Raad voor de Kinderbescherming en de coördinatoren gesloten jeugdhulp). e. Na ontvangst van de documenten beslist de Raad voor de Kinderbescherming multidisciplinair op het verzoek van de melder. f. Bij akkoord wordt een spoedrekest ingediend bij de rechtbank door de Raad voor de Kinderbescherming en daarvoor alvast in concept verstrekt aan de Coördinator Gesloten Jeugdhulp. g. De Coördinator Gesloten Jeugdhulp zorgt dat een gekwalificeerd gedragswetenschapper van de GI Haaglanden/Zuid-Holland de jeugdige ziet voor een instemmingsverklaring. h. De melder zorgt ervoor dat de Coördinator Gesloten Jeugdhulp het aanmeldingsformulier voor gesloten jeugdhulp ontvangt, met zo mogelijk daarbij aanvullende rapportage. i. Op grond van de beschreven problematiek wordt de jeugdige door de Coördinator Gesloten Jeugdhulp ingedeeld in een bepaalde categorie en aangemeld bij de Plaatsingscoördinator van de regio Zuid-West. j. De Coördinator Gesloten Jeugdhulp is degene die vervolgens namens de melder het contact onderhoudt met de Plaatsingscoördinatie en terugkoppelt naar de melder en medewerkers van GI en/of de Raad voor de Kinderbescherming. k. De Raad voor de Kinderbescherming informeert de ouders en jeugdige (aanzeggen). l. De GI verzorgt de plaatsing. m. Bovenstaande afspraken zijn uitgewerkt in een ketenwerkproces: Voorbereiding gesloten jeugdhulp in het kader van een VOTS; versie 1.2. n. Zo spoedig mogelijk wordt door de melder hiervan mededeling gedaan in GCOS (gelijk aan 2.5). 2.6.1 Werkproces: Voorbereiding gesloten jeugdhulp in het kader van een VOTS no. 1.0
actie Start: besluit dat een jeugdige met spoed aangemeld moet worden voor een gesloten plaatsing in combinatie met een verzoek om een JB maatregel.
door Melder
termijn
Overwegingen: Ouders staan niet achter een gesloten plaatsing / Ouders willen de relatie niet (verder) onder druk zetten door de verantwoordelijkheid te nemen voor een gesloten plaatsing / ouders staan ambivalent ten opzichte van een gesloten plaatsing. 20 21 22
bijzonderheden De bevoegde melders staan in par. 2.1. Criteria bij spoed: in principe is er sprake van een levensbedreigende situatie en geen (verantwoord) dak boven het hoofd.
Zie Landelijk Toetsingskader pag 14, G. Zie 2.1.1 Voor RvdK Den Haag:
[email protected]
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
20
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no. 1.1 1.2
1.3 2.0
actie Telefonisch bericht voor RvdK dat er een verzoek vots en een muhp gesloten komt Na telefoon ontvangt de RvdK de schriftelijke melding; Afspraken maken wie contactpersoon is bij RvdK en melder en de coördinator gesloten jeugdhulp. Telefonische melding en overleg met de Coördinator Gesloten Jeugdhulp. Aanmeldformulier voor gesloten jeugdhulp verzenden naar de Coördinator Gesloten Jeugdhulp
3.0
De RvdK plant een spoed Multidisciplinair overleg (MDO) met Gedragsdeskundige (GD), Juridisch deskundige (JD), 2 x piket, bureaudienst.
3.1
Vragen tijdens het MDO: Zijn de ouders akkoord? Kunnen de ouders zelf het verzoek doen? Is de verblijfplaats van de jeugdige bekend? Tijdens het MDO eventueel telefonisch contact met melder Besluit van MDO wordt meegedeeld aan de melder: Ja 3.3 Ja, mits 3.4 Nee 3.5 Bij Ja wordt contact opgenomen met: Melder; De Coördinator Gesloten Jeugdhulp; Ja mits: interventiegesprek gesprek met ouders gesprek met jeugdige Dit doorgeven aan melder en Coördinator Gesloten Jeugdhulp Bij Nee wordt contact opgenomen met: De melder; De Coördinator Gesloten Jeugdhulp; Verzoek aan de Coördinator gesloten jeugdhulp om een gekwalificeerd gedragswetenschapper (GD) te vragen om de jeugdige te zien ten behoeve van een instemmingsverklaring. Format rekest wordt aangemaakt Rekest wordt opgesteld.
3.2
3.3
3.4
3.5
4.0
5.0
5.1 5.2 6.0
6.1
6.2
6.3
6.4
Concept Rekest wordt gelezen. Concept rekest wordt gezonden naar coördinator gesloten plaatsing. Na het maken van een dossiersamenvatting, het bepalen van de categorie en de registratie meldt de coördinator de jeugdige aan bij PC Zuid-West. Zoeken naar een passende gesloten plaats.
Coördinator Gesloten Jeugdhulp onderhoudt contact met PC m.b.t. de voortgang en de haalbaarheid van het vinden van een passende plek. Bellen met de rechtbank dat er een rekest aankomt. Bellen GI Jeugdbescherming (bureaudienst of TL) dat de RvdK een verzoek heeft ingediend
door Melder
termijn
Melder
Binnen 30 min.
bijzonderheden Er loopt geen maatregel
Melder Melder
Binnen 30 min.
Binnen 15 min. na ontvangst melding MDO overleg
RvdK Raadsonderzoeker (RO) RvdK RO
Direct na MDO overleg
Direct na MDO overleg
RvdK RO
GD start z.s.m. na ontvangst (concept) rekest Binnen 1 uur
Coördinator gesloten jeugdhulp
Zie voor verdere afspraken bij 6.4
Direct na MDO overleg
RvdK RO
Administratie RvdK Piket RvdK GD en JD
Met dezelfde stukken die naar de RvdK gezonden zijn. De teamleider (TL) komt erbij indien men intern twijfelt.
Binnen 30 min Binnen 30 min
Deze wettelijk gekwalificeerde Gd mag niet bij de besluitvorming betrokken zijn
Om een plaats te zoeken
z.s.m.
Coördinator gesloten jeugdhulp en PC Coördinator Gesloten Jeugdhulp RvdK Adm. Backoffice RvdK RO
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
Aandachtspunten: Wie onderhoudt
21
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no.
actie en dat er mogelijk een jeugdbeschermer beschikbaar moet zijn die dag.
door
Rekest naar de rechtbank met verzoek om besluit binnen een uur te nemen met de mededeling dat de instemmingsverklaring volgt(vermelden in e-mail!). Ontvangen de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper en direct doorsturen naar de RvdK. RvdK overlegt een instemmingsverklaring GD aan de rechtbank.
RvdK Adm. Backoffice
7.3
Coördinator Gesloten Jeugdhulp meldt aan contactpersoon RvdK en/of melder: a. Er is een plek voor de jeugdige gereserveerd in een gesloten jeugdhulp instelling; b. Er is niet direct plek voor de jeugdige. De jeugdige komt op de wachtlijst.
Coördinator gesloten jeugdhulp
7.4
Rechters stellen verschillende eisen: a. rechter wacht op instemmingsverklaring en tot plaats beschikbaar is; b. de rechter wil de jeugdige telefonisch spreken; c. zonder vragen afgegeven. Als de beschikking niet binnen een uur wordt afgegeven, neemt de RvdK contact op met de rechtbank om de reden te vernemen bijv: a. stukken niet compleet / rechter wil meer informatie; b. rechter had nog geen tijd; c. rechter geeft hem (nog) niet af, verzoek komt wel met spoed op zitting.
7.0
7.1
7.2
7.5
termijn
Coördinator Gesloten Jeugdhulp RO
TL of Bureaudienst RvdK
bijzonderheden contact met Coördinator Gesloten Jeugdhulp? Wie regelt evt. politie assistentie? Wie regelt evt. DV&O? De piketrechter kan in een zitting zitten.
Antwoord op vraag bij 4.0. Dit kan gezien het tijdstip/verloop van de dag ook mondeling (telefonisch) of ter zitting. Indien GD niet instemt, zal de rechtbank de machtiging niet afgeven en stopt de procedure. b. De coördinatoren monitoren ontwikkelingen rond de jeugdige en trachten z.s.m. een plek te realiseren. Melder en RvdK stellen in overleg een alternatief op ter overbrugging tot de plaatsing gerealiseerd kan worden.
a. b.
c.
8.0
Beschikking wordt afgegeven.
RvdK vult aan; RvdK probeert de rechtbank te overtuigen dat een spoedig besluit gewenst is en informeert binnen welk tijdsbestek wel een beslissing verwacht kan worden; terugkoppeling naar melder, Coördinator Gesloten Jeugdhulp en GI (zie 6.4; aanpassen tijdpad) (Bureaudienst of TL).
Rechtbank
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
22
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no. 8.1
8.2
8.3
8.4
8.5
8.6
9
9.1
10 11
actie Wordt telefonisch gemeld bij: RvdK RvdK meldt dit daarna bij de Coördinator Gesloten Jeugdhulp, de melder en de GI (buiten kantoortijden met achterwacht/24 uurs dienst) Beschikking wordt doorgezonden naar: GI- JB Coördinator Gesloten Jeugdhulp De gesloten jeugdhulp instelling (buiten kantoortijden) Coördinatoren zorgen (binnen kantoortijden) dat de gesloten jeugdhulp instelling de machtiging ontvangt. RvdK of GI verstrekt de machtiging buiten kantoortijden aan de gesloten jeugdhulp instelling. Contact opnemen met het plaatsingsbureau van de GJZ instelling om de opname verder af te stemmen.
door - Rechtbank: Rechter of Griffier - RvdK RO
De verblijfplaats van de jeugdige is onzeker: Na acceptatie blijft de plek 3 dagen gereserveerd voor de jeugdige. Als de jeugdige op een onbekende plaats verblijft, wordt de vermissing en de beschikbare plek doorgegeven aan de politie De RvdK gaat bij ouders en jeugdige aanzeggen dat er een beschikking ontvangen is. Vervoer voor de jeugdige naar de instelling wordt geregeld door GI – JB.
RvdK RO, melder of GI
Zitting met belanghebbenden Afspraak voor het COBplus met ouders, jeugdige en raadsonderzoeker: plaats tijd agenda overige deelnemers In het kader van 1G1P moet er samengewerkt
termijn
bijzonderheden
RvdK RO
RvdK RO of GI
GI
Coördinatoren verstrekken contactgegevens. Buiten kantoortijden: In MHHR door het CIT. In Haaglanden: idem. Onderlingafspreken.
RvdK piket
Indien mogelijk GI en/of ouders
Rechtbank JB
DV en O rijdt tegenwoordig ook vanuit huis of residentiële voorziening, mits daarbij een werker en politie aanwezig zijn. Als het echt nodig is kunnen ze 24 uur per dag rijden. Alleen nemen niet alle instellingen 24 uur per dag op. Wellicht toevoegen dat er in noodgevallen om een verblijf op het politiebureau voor een nacht gevraagd kan worden bij de piketrechter23. Volgende dag De afspraak is voor de zitting gemaakt.
Dit driegesprek mag COBplus genoemd want er is voldaan is aan de volgende voorwaarden:
23 Voor sociale bewaring in een politiebureau bestaat geen wettelijke grondslag, maar in absolute noodgevallen wijzen sommige rechters en dergelijk verzoek toe.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
23
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming no.
actie worden met andere hulpverleners die bij dit kind / andere gezinsleden betrokken zijn.
door
Voor het maken van een veiligheidsplan kan het nodig zijn een netwerkberaad of family conference te (laten) organiseren.
JB
12
Het COBplus ten behoeve van: veiligheidsplan voor het kind; hoe de ouders hun verantwoordelijk kunnen nemen; werkafspraken gedurende het onderzoek.
Ouders / jeugdige JB RO Voorzitter
12.1
Secr. JB tafel
13
De procesafspraken worden vastgelegd in GCOS Het 2de Driegesprek om de voortgang op de doelen, de samenwerking en de conclusie van het raadsonderzoek te bespreken.
14
Zie verder bij paragraaf 2.7
11.1
termijn
Ouders / jeugdige JB RO Hulpverlener
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
bijzonderheden met ouders, jeugdige, JB en RO gemeld bij de secretaris van het COBplus veiligheidsplan gemaakt is de afspraken geregistreerd worden in GCOS onder leiding van de voorzitter Deze COBplus kan op een andere plaats gehouden worden dan het VH, bijvoorbeeld in de JJI. Deze conferentie staat hier genoemd voor de COBpus (12), maar kan ook erna plaatsvinden. Er zijn meer instrumenten die ingezet kunnen worden, voor je tot een gedegen veiligheidsplan komt. Zie format veiligheidsplan. Dit moet een format zijn dat in de keten gebruikt wordt, zodat op het werk van de ander kan worden voortgebouwd.
Advies continuering van gedwongen kader of is het verantwoord zonder kinderbeschermings maatregel?
24
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
2c.
De afronding van het raadsonderzoek
2.7. De afronding van het raadsonderzoek Een raadsonderzoek kan met een keuze uit drie besluiten worden afgerond: a. bedreiging is afwezig of zo gering dat geen hulpverlening meer nodig is; b. advies: de hulpverlening kan voortgezet worden in vrijwillig kader: 2.7.1; c. verzoek: de hulp dient plaats te vinden in een gedwongen kader: 2.7.3. 2.7.1 Verantwoordelijkheden bij overdracht naar Hulpverlening: Het raadsrapport met de conclusie dat vrijwillige hulpverlening mogelijk is, wordt overgedragen aan de parallel aan het onderzoek werkende hulpverlener. Na overdracht is hulpverlener verantwoordelijk voor de zaak. De Raad voor de Kinderbescherming sluit het onderzoek af. Indien deze hulpverlener niet de melder is, zoals bij “Veilig Thuis”, ontvangt de melder altijd een afloopbericht met de uitkomst van het onderzoek. 2.7.2 Overdracht van Raad voor de Kinderbescherming naar Jeugdhulp a. Bij de overdracht wordt de volgende informatie schriftelijk meegegeven middels een raadsrapport met daarin: de hulpvraag; een duidelijke motivering door Raad voor de Kinderbescherming waarom situatie veranderd is, waarom cliënt nu wel vrijwillig hulp accepteert; en waarom vrijwillige hulp nu wel toereikend wordt geacht; de beoogde begeleidingssoort; en de verantwoordelijkheid van de hulpverlener; wat te doen als de afspraken niet worden nagekomen door het cliëntsysteem met daaraan gekoppeld een termijn. b. De Raadsonderzoeker maakt een afspraak voor een advies gesprek tussen ouders, jeugdige en raadsonderzoeker, waarbij de hulpverlener wordt uitgenodigd. Informatie onder a wordt besproken en zo nodig aangepast. c. De Raad voor de Kinderbescherming verstuurt deze informatie naar de Jeugdhulp in een PDF document met handtekening en in een Word document om intern te verwerken in vervolgdocumenten, zodat overtikken voorkomen wordt. De Wordversie mag niet worden gedeeld met derden. d. Wanneer tijdens het hulpverleningstraject blijkt dat de cliënt de afspraken niet binnen de gestelde tijd nakomt zal een nieuwe melding volgen. Indien binnen 3 maanden blijkt dat de vrijwillige hulpverlening onvoldoende resultaat boekt, kan worden volstaan met het sturen van een korte motivering en feitelijke beschrijving van de actuele ontwikkeling direct aan het Adviesteam intake van de Raad voor de Kinderbescherming. De intake beziet de terugmelding op feitelijkheid en neemt contact op met de ouders. Vervolg 2.4.2. Na die periode van 3 maanden dient de melder via het COBPlus een nieuw VTO (tezamen met het COBPlus VH-plan) bij de Raad voor de Kinderbescherming in met de actuele stand van zaken. 2.7.3 Afspraken over in aanmerking komende GI De gemeente bepaalt welke GI’s kinderbeschermingsmaatregelen mogen uitvoeren. In de keuze wordt rekening gehouden met de voorkeur van de ouders en de aard van de problematiek. De Raad voor de Kinderbescherming neemt dit in het verzoekschrift aan de rechtbank op aan welke GI de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel moet worden opgedragen24. Het is mogelijk dat de keuze al is bepaald bij het COBPlus.
24 In uitzonderingsgevallen kan de Raad voor de Kinderbescherming een GI in zijn verzoekschrift opnemen, die niet is gecontracteerd. Dit moet uitdrukkelijk worden gemotiveerd. In dat geval kan de kinderrechter de kinderbeschermingsmaatregel opdragen aan die GI.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
25
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming 2.7.4 Overdracht van de Raad voor de Kinderbescherming naar GI-jeugdbescherming a. De GI ontvangt voor de zitting het verzoekschrift en het rapport met eventuele bijlagen. b. De jeugdbeschermer is aanwezig op de zitting. c. De GI en Raad voor de Kinderbescherming ontvangen de beschikking van de rechtbank. d. De Raad voor de Kinderbescherming informeert het COBplus over de uitkomst van de zitting. e. Zodra de maatregel van kracht is, stelt de GI een jeugdbeschermer aan. Indien vanaf de COB plus de hulpverlener uit het team van de GI komt, is dat dezelfde medewerker die nu doorgaat als jeugdbeschermer. f. Indien de jeugdbeschermer niet vanaf het COBplus is ingezet, organiseert de jeugdbeschermer een driegesprek in het kader van de overdracht. 2.7.5 Opschaling indien de gemeente het niet eens is met het besluit: geen verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel a. De raadsonderzoeker koppelt de uitkomst van het onderzoek terug naar het COBplus. b. Indien de gemeente het niet eens is met de uitkomst van het onderzoek om geen verzoek tot een maatregel te verzoeken, kan de gemeente de Raad voor de Kinderbescherming opdragen het rapport met de tegenargumentatie van de gemeente binnen 2 weken voor te leggen aan de rechtbank.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
26
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming 2.8 a.
b. c. d. e. f.
Door de rechtbank afgewezen en aangehouden verzoeken om een kinderbeschermingsmaatregel Indien de rechter een verzoek niet toewijst, volgt er binnen de Raad voor de Kinderbescherming een multidisciplinair overleg, waarin de uitspraak wordt besproken als feedback voor eigen handelen en bezien op consequenties voor de ontwikkeling van het kind. Voorafgaande aan het besluit in het MDO wordt contact opgenomen met de melder/hulpverlener en het COBplus. Bij afwijzen overwegen om Hoger Beroep in te stellen of afspreken met de hulpverlener dat de Raad voor de Kinderbescherming wacht op een nieuwe melding/crisis. Terugkoppeling naar de melder/hulpverlener van besluit over Hoger Beroep. De melder/hulpverlener kan ook zelf het initiatief nemen tot dit overleg. Bovenstaande afspraken zijn verwerkt in werkproces versie: Door de rechtbank afgewezen en aangehouden verzoeken om een kinderbeschermingsmaatregel, versie 1.0.
2.8.1 Werkproces: Door de rechtbank afgewezen en aangehouden verzoeken om een kinderbeschermingsmaatregel no. 1 1.1
1.2 2 2.1
3
3.1 3.2
4
4.1 4.2
Actie Rechtbank wijst af, of houdt het verzoek om een maatregel aan. Maken zittingsverslag met uitspraak.
Het zittingsverslag wordt in KBPS gehangen en gemaild naar JD, RO en TL. Samenroepen MDO.
door Kinderrechter
termijn
bijzonderheden
ZV
1 dag
ZV: zittingsvertegenwoordiger Mailen wordt t.z.t. notificatie in KBPS. De beschikking is dan binnen.
ZV RO
In MDO bespreken van uitspraak: Bij afwijzen 3 Bij aanhouding 4 Bij afwijzing: Feedback op eigen handelen Consequenties voor het kind Consequenties voor de hulpverlening overwegen: o hoger beroep o terugkoppeling aan hulpverlener teneinde hulpverlening voort te zetten, in afwachting van mogelijk nieuwe melding Voor, tijdens of na MDO afstemming met melder / hulpverlener. Besluit van het MDO; Hoger beroep, of Persoonlijke terugkoppeling naar melder / hulpverlener en bespreking voortgang hulpverlening. Bij aanhouding door kinderrechter: Feedback op eigen handelen; Consequenties voor het kind; Consequenties voor de hulpverlening; Onderzoek.
RO, JD, GD, (TL)
Voor, tijdens of na MDO afstemming met melder / hulpverlener. Besluit: Aanmaken Onderzoek; Terugkoppeling melder / hulpverlener en ouders.
RO
2 weken
De hulpverlener vanaf het COB Plus blijft in het gezin, in ieder geval bij aanhouden of hoger beroep tenzij de ouder zich hiertegen verzet. RO RO, JD, GD, (TL)
Afhankelijk van termijn RB
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
Registratie in KBPS; kinderbeschermings processysteem.
27
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming 2.9
Afspraken bij de uitvoering van de toetsende taak door de Raad voor de Kinderbescherming25
2.9.1 Eisen ten aanzien van de samenwerking tussen GI en Raad voor de Kinderbescherming over de uitvoering van de toetsende taak a. De GI verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een toets uit te voeren op de beslissing tot niet verlenging ondertoezichtstelling, niet verlenging uithuisplaatsing en/of tussentijdse beëindiging uithuisplaatsing. b. De Raad voor de Kinderbescherming toetst of er ook naar het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming geen gronden meer bestaan voor (verlenging van) de ondertoezichtstelling en/of machtiging uithuisplaatsing. De veiligheid en het ontwikkelperspectief van het kind staan hierbij centraal. c. In het kader van de Wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen26 verzoekt de GI de Raad voor de Kinderbescherming om advies bij het voornemen om een verzoek tot verlenging OTS met MUHP in te dienen bij de rechtbank, indien de uithuisplaatsing twee jaar heeft geduurd. d. De Raad voor de Kinderbescherming informeert de ouders, minderjarigen en belanghebbenden reeds tijdens het raadsonderzoek naar de noodzaak van een maatregel over de toetsende taak van de Raad voor de Kinderbescherming. 2.9.2 Eisen ten aanzien van de door de GI te hanteren termijnen a. Bij een voornemen tot niet-verlenging van de ondertoezichtstelling, of verlenging na twee jaar uithuisplaatsing, stelt de GI de Raad voor de Kinderbescherming minimaal 10 weken voor het verstrijken van de ondertoezichtstellingstermijn op de hoogte. b. Bij een voornemen tot terugplaatsing stelt de GI de Raad voor de Kinderbescherming op de hoogte daags na het nemen van de beslissing tot terugplaatsing. Indien het een beslissing betreft om geen verlenging van de machtiging uithuisplaatsing te vragen, meldt de GI dit minimaal 10 weken voor het verstrijken van de machtiging uithuisplaatsing. c. Met het feitelijk terugplaatsen wordt gewacht tot de Raad voor de Kinderbescherming schriftelijk heeft laten weten akkoord te gaan met niet verlenging of – indien de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek instelt en rekwestreert – tot de kinderrechter een uitspraak heeft gedaan. d. Indien de plaatsing feitelijk eindigt zonder voorafgaand besluit (‘crisissituaties’) wordt de Raad voor de Kinderbescherming zo snel mogelijk in kennis gesteld, uiterlijk binnen twee weken na de beëindiging van de plaatsing. e. Hangende de toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming, draagt de GI zorg voor de verlenging van de ondertoezichtstelling en/of machtiging uithuisplaatsing. 2.9.3 Eisen ten aanzien van de door de Raad voor de Kinderbescherming te hanteren termijnen a. De Raad voor de Kinderbescherming bericht, uiterlijk 1 week na ontvangst van de mededeling ten aan niet-verlenging of verlenging, schriftelijk aan de GI of er al dan niet een onderzoek wordt ingesteld. b. Als er een onderzoek wordt ingesteld, wordt dit in beginsel binnen 3 weken afgerond. 2.9.4 Eisen ten aanzien van de inhoud van de mededeling van de GI a. De GI stuurt de Raad voor de Kinderbescherming documenten waaruit duidelijk wordt hoe de veiligheidstoets heeft plaatsgevonden, welke afwegingen en beoordelingen zijn gemaakt ten aanzien van de gekozen oplossingen voor de
Zie Landelijk Toetsingskader pag. 14, H. Treedt in werking op 01-01-2015; zie pag. 48 en 49 van de Handreiking VNG “Terughoudend waar het kan, doorpakken waar nodig”. 25 26
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
28
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
b. c. d. e.
eerder geconstateerde onveiligheid. Het beslisformulier van de GI27 uit november 2008 wordt hiervoor gebruikt. Ook ontvangt de Raad voor de Kinderbescherming de ingevulde Deltaveiligheidslijst of een ander ingevuld risicotaxatieformulier. Daarnaast stuurt de GI bij een voorgenomen terugplaatsing, het laatste plan van aanpak naar de Raad voor de Kinderbescherming en bij een beëindiging van de ondertoezichtstelling de evaluatie van de rapportage (afsluitrapportage). De GI stuurt de documenten in PDF met handtekening naar de e-mailbox van de Raad voor de Kinderbescherming28. Als de Raad voor de Kinderbescherming van mening is dat bovenstaande informatie onvoldoende is, dan verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de GI binnen 10 dagen aanvullende informatie aan te leveren. Indien deze informatie niet binnen 10 dagen door Raad voor de Kinderbescherming ontvangen is, start de Raad voor de Kinderbescherming zelf een onderzoek. Indien aanwezig stuurt de GI overige nuttige informatie betreffende het verloop van de hulp mee zoals bijvoorbeeld het verleningsbesluit, rapportage van de zorgaanbieder, (recent) diagnostisch materiaal.
2.9.5 Eisen ten aanzien van aanlevering van alle mededelingen door de GI29 De GI is verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van alle mededelingen niet verlenging ondertoezichtstelling en (tussentijdse) beëindiging uithuisplaatsing; verlengen van OTS en MUHP na 2 jaar. De GI heeft daarin een meld- en brengplicht. 2.9.6 Eisen ten aanzien van de toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming a. De Raad voor de Kinderbescherming doet de toetsing in beginsel op de stukken af, tenzij de informatie aanwijzingen bevat dat er nog steeds gronden voor de ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing zijn. b. De Raad voor de Kinderbescherming toetst alle mededelingen van de GI, ook de mededelingen die te laat zijn. c. De Raad voor de Kinderbescherming treedt in overleg met de GI als de Raad voor de Kinderbescherming op basis van de beschikbare informatie van mening is dat er een rekest tot verlenging van de ondertoezichtstelling en/of rekest (tot verlenging van de duur van de) machtiging uithuisplaatsing moet worden overwogen; d. Ditzelfde is het geval als na 2 jaar uithuisplaatsing naar het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming geen verlengingsverzoek gedaan dient te worden. e. Bij verlengingsverzoeken na 2 jaar OTS en MUHP wordt het advies van de Raad voor de Kinderbescherming door de GI meegezonden naar de rechtbank. f. De Raad voor de Kinderbescherming verricht de toetsing aan de hand van een beoordelingsformulier. Hiermee wordt nagegaan of de benodigde stukken door de GI toegestuurd zijn en of deze voldoende inhoudelijke informatie bevat. g. In de toetsing bij de beëindiging van de ondertoezichtstelling wordt afgewogen of de gronden niet langer aanwezig zijn, de doelen zijn behaald de veiligheid van het kind gewaarborgd is en of in de noodzakelijke hulpverlening wordt voorzien. h. In de toetsing bij terugplaatsing wordt getoetst of de veiligheid van het kind in brede zin gewaarborgd is en of de nog in te zetten hulpverlening naar verwachting deze veiligheid zal bevorderen en waarborgen. i. Bij een verlengingsverzoek na twee jaar UHP staat de vraag naar de aanvaarbare termijn centraal. Is het reëel dat aan terugkeer naar het ouderlijk huis wordt gewerkt of ligt het perspectief in het pleeggezin? Als de GI en Raad voor de Kinderbescherming het eens zijn, kan het advies zijn: In 2008 was dit BJZ. Voor RvdK Den Haag:
[email protected] 29 In het landelijk toetsingskader staat dat de GI (oud BJZ) maandelijks aan de RvdK een overzicht verschaft van de beëindigde ondertoezichtstellingen. Na maandenlang geen verschillen te constateren is in het kader van het verminderen van regeldruk in Den Haag is besloten de toezending te beëindigen. 27 28
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
29
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming -
positief advies bij verlengingsverzoek; de machtiging uithuisplaatsing hoeft niet verlengd, want de minderjarige kan terugkeren naar het ouderlijk huis; de OTS kan wel worden verlengd; - de uithuisplaatsing kan doorlopen zonder maatregel; het verlengingsverzoek wordt ingetrokken; - het belang van de minderjarige is gediend met een gezagsbeëindigende maatregel: de GI doet een verzoek onderzoek verderstrekkende maatregel. j. De Raad voor de Kinderbescherming legt de weging vast in de beoordelingsformulieren en stuurt een kopie aan de GI. k. Wanneer overleg tussen de GI en Raad voor de Kinderbescherming niet tot overeenstemming leidt, stelt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek in naar de maatregel die past bij het perspectief van de minderjarige en legt de zaak, indien nodig, aan de kinderrechter voor. l. De Raad voor de Kinderbescherming geeft in de brief aan de GI gemotiveerd aan hoe de Raad voor de Kinderbescherming tot zijn instemming is gekomen of waarom tot een onderzoek werd besloten.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
30
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming 2.10 Verzoek verderstrekkende maatregel na OTS Het is mogelijk dat na een beschermingsonderzoek geen ondertoezichtstelling, maar een gezagsbeëindigende maatregel wordt gevraagd (art. 1:266 – 1:269 BW). Dat wordt beschreven in hoofdstuk 2.1. Dit werkproces betreft het verzoek om een verderstrekkende maatregel door de GI aan de Raad voor de Kinderbescherming bij een lopende OTS. a. De jeugdbeschermer evalueert de OTS met MUHP en constateert dat de ontwikkeling van het kind er bij gebaat is dat het gezag van de ouders wordt beëindigt. De gronden zijn voor een gezagbeëindigende maatregel zijn aanwezig. b. Deze uitkomst wordt met de ouders besproken (zie voor details: meldingsroute VTOKB). c. Het VTO VSM met eventuele bijlagen wordt gemaild naar het secretariaat van het COBplus. d. Eventueel aanvullende informatie wordt aan de melder gevraagd door de voorzitter. e. Er wordt een afspraak ingepland met ouders, kind, melder, pleegouders en andere belanghebbenden. f. Tijdens de bespreking aan het COBplus worden de afspraken vastgelegd in GCOS. g. Gedurende het onderzoek is er afstemming tussen raadsonderzoeker en jeugdbeschermer. Voor het eindMDO30 is er afstemming over de bevindingen. h. De raadsonderzoeker bespreekt het rapport met de belanghebbenden. i. Indien naar het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming geen gezagsbeëindigende maatregel nodig is en de GI zich daar niet in kan vinden, kan de GI de Raad voor de Kinderbescherming opdragen het rapport met de tegenargumentatie van de GI binnen 2 weken voor te leggen aan de rechtbank. j. Indien de Raad voor de Kinderbescherming geen verzoek tot beëindiging van het gezag doet, mag een pleegouder mits deze de minderjarige ten minste een jaar als behorend e tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, een verzoek tot beëindiging van het gezag doen, teneinde zelf met het gezag bekleed te worden31. k. Bovenstaande afspraken zijn verwerkt in een Werkproces: Verzoek Verderstrekkende maatregel na OTS en het VTO VSM. Format: Verzoek Verderstrekkende maatregel na OTS
Aan het COBplus T.a.v.
Betreft: Verzoek tot onderzoek naar Verder strekkende Maatregel voor Naam minderjarige
Kenmerk:
Datum: (s.v.p. invullen bij verzending verzoek aan COBplus)
Geachte ............., Bij beschikking van de kinderrechter te (plaats kinderrechter) werd de minderjarige:
30 31
Besluitvormend multidisciplinair overleg bij de Raad voor de Kinderbescherming na het onderzoek Nieuw volgens de Wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen die op 01-01-2015 in werking treedt.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
31
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
(voornaam + naam pupil), geboren te (plaats) op (datum), (Zoon/dochter) van mevrouw (voornaam + achternaam) en de heer (voornaam + achternaam), onder toezicht gesteld van (gecertificeerde instelling) Kies met ingang van (datum) tot (expiratiedatum laatste beschikking kinderrechter). De verblijfplaats van de minderjarige is (Adres tenzij geheimhouding geboden is). De termijn van de uithuisplaatsing loopt sinds ( Eerste beschikkings datum). In art.268, van het BW staat dat een VSM pas na 1.5 jaar MUHP mogelijk is. In zeer ernstige gevallen kan dit ook na 0.5 jaar als de OTS niet afdoende is om de dreiging af te wenden. Duidelijk is dat de gronden bij laatst genoemde optie dan zeer zwaarwegend moeten zijn om binnen een termijn van een half jaar een zo’n ingrijpende maatregel te kunnen voorstellen. Het doorslaggevende argument bij de aanvraag van een VSM is altijd dat ouders onvoldoende meewerken/oog hebben voor de benodigde hulpverlening of deze frustreren, waardoor het belang van het kind in het geding is. Het gezag over de minderjarige berust bij (Voorletters + naam invullen). Wij verzoeken u, uitgaande van het toekomstperspectief van het kind, de mogelijkheid voor een verderstrekkende maatregel te onderzoeken, te weten een (gedwongen) ontheffing van het gezag van de ouder(s) over de minderjarige. Om de volgende redenen doen wij nu een verzoek tot onderzoek naar de wenselijkheid van een Verderstrekkende Maatregel: s.v.p . keuze voor timing en hoofdargumenten benoemen. Het moet een puntsgewijze opsomming zijn, zonder verdere descriptie, waardoor nadrukkelijk duidelijk wordt dat ouders onvoldoende meewerken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening, als gevolg waarvan het belang van het kind in het geding is. A. Gronden voor de ondertoezichtstelling: Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. en de beschikking van de kinderrechter d.d. Vermeld alle argumenten voor de maatregel: Noem s.v.p. ook de doelen van de OTS en de argumenten voor en doelen van de verlengingsverzoeken B. Procesbeschrijving van de uithuisplaatsing en de hulpverlening In deze procesbeschrijving worden verschillende perspectieven en rollen beschreven. De opvoedersrol behelst hier het weer zelfstandig ter hand nemen (evt. met hulp) van de opvoeding door ouder (s), waardoor een MUHP overbodig wordt. 1a) Opvoedersrol: Beschrijf concreet en met tijdspad wat de gezinsvoogd heeft ondernomen om ouders (te stimuleren) hun opvoedersverantwoordelijkheid ter hand te laten nemen, zodat een MUHP overbodig wordt. Maak s.v.p. onderscheid tussen vader en moeder, als beide ouders gezagdragers zijn en ouders niet samen wonen. Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
32
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
1b) Opvoedersrol: Beschrijf concreet en met tijdspad wat ouders feitelijk hebben ondernomen om hun opvoedersverantwoordelijkheid weer terug te krijgen. Indien van toepassing s.v.p. per ouder 2a) ouderrol: Op welke manier en met welke frequentie heeft de gezinsvoogd na de UHP van de minderjarige ruimte gecreëerd voor ouders om invulling te geven aan hun ouderrol (concreet & feitelijk)? Hebben de (afzonderlijke) ouders van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en op welke wijze?
2b) ouderrol: Beschrijf concreet en met tijdspad/frequentie of de (afzonderlijke) ouders van deze mogelijkheden gebruik gemaakt hebben en op welke wijze. 3) Beschrijf concreet en feitelijk de samenwerking van ouders sinds de UHP met de gezinsvoogd ( vanuit het perspectief van de gezinvoogd) T.a.v. punt 4 en 5: Benoem s.v.p. ook wat er wel goed gaat. 4) Beschrijf concreet en feitelijk de samenwerking van ouders, sinds de UHP, met de ingezette hulpverlening t.b.v. de minderjarige (doelen en effect, acceptatie, oog voor de belangen van de minderjarige versus eigen belang, oog voor loyaliteiten, oog voor ontwikkelingsgang van de minderjarige, meedenken, inspireren). 5a) Beschrijf concreet en feitelijk op welke manier de ouders de belangen van de minderjarigen hebben behartigd sinds de UHP van de minderjarige. Waarom wordt dit als onvoldoende beschouwd door de gezinsvoogd (beschrijf dit s.v.p. zo veel mogelijk vanuit de verschillende ontwikkelingsgebieden en specifieke, leeftijdsgebonden ontwikkelingsopdrachten/taken van de minderjarige)? 5b) Beschrijf s.v.p. de pogingen van de gezinsvoogd om ouders duidelijk te maken wat er van hen verwacht wordt om de belangen van de minderjarige naar behoren te behartigen en wat hiervan de resultaten zijn geweest (leerbaarheid van ouders hierin). C. Toekomstperspectief Waar gaat het kind opgroeien? Hoe beleeft het kind dit? Indien mogelijk vanaf ongeveer 6 jaar uitvragen. Wat zijn de verwachtingen van de opvoeders (mogelijk pleegouders) van het kind over het opvoedingsperspectief en de samenwerking met ouders? Wat zijn de gedachten van ouders over de toekomstige verblijfplaats van het kind? Welke plannen zijn er ontwikkeld om de ouderrol, na het besluit tot een VSM, zo optimaal vorm te geven? D. Toekenning van het gezag Een uitgangspunt is om het opvoedingsgezag/opvoedingsverantwoordelijkheid en het juridisch gezag te laten samenvallen. Dit betekent dat bij een pleeggezinplaatsing de pleegouders als eerste voor het gezag in aanmerking komen. Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
33
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
Beschrijf puntsgewijs waarom het overdragen van het gezag van ouders naar de gecertificeerde instelling of (op termijn) derden een verbetering betekent voor de ontwikkelingsgang van de minderjarige. Benoem en beargumenteer naar wie de voogdij moet worden overgedragen. Indien van toepassing beargumenteer s.v.p. ook waarom de voogdij niet naar persoon X kan worden overgedragen.
E) Reactie van belanghebbenden( ouders, kind, pleegouders: *Ten aanzien van het verzoek *Ten aanzien van de inhoud
Op grond van het bovenstaande verzoeken wij u onderzoek te doen naar en bij de kinderrechter een verzoek in te dienen tot een verder strekkende maatregel. Gecertificeerde instelling Kies, namens deze, Naam teamleider Teamleider Datum: Bijlagen: Geeft hier aan welke bijlagen je mee stuurt. * Contactgegevens/stamblad. *Geheimhouding adres nogmaals expliciet. *Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. * Laatste beschikking van de kinderrechter d.d. * Meest recente plan van aanpak & evaluatie. *Relevant psychologisch onderzoek en/of hulpverleningsverslagen. *Wanneer van toepassing: Bereidverklaring en/of mandatering om de voogdij te aanvaarden. *Wanneer van toepassing recente pleegzorg rapportage.
Werkproces: Verzoek Verderstrekkende maatregel na OTS No.
processtap
1
Evaluatie van de maatregel door de jeugdbeschermer De voortgang wordt geëvalueerd. Dat betekent dat gekeken wordt in hoeverre de gronden nog aanwezig zijn en of de doelen gehaald zijn. De uithuisplaatsing wordt apart geëvalueerd.
1.1
1.2
Door
JB
JB
Termijn
Bijzonderheden
Als de doelen niet gehaald zijn, wordt bepaald wat daarvan de oorzaak kan zijn. Tevens wordt gekeken wat de consequenties voor de ontwikkeling van het kind zijn. Kan het kind terug? Zo niet, is te zeggen op welke termijn wel? Wat betekent deze termijn voor de
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
34
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming No.
processtap
Door
1.3
Het is mogelijk dat er naast een verschuiving in de doelen een verschuiving in de gronden optreedt.
JB
1.4
Bij de evaluatie van de OTS wordt gekeken of die maatregel voldoende is om de doelen van de OTS te halen. Bij conclusie VSM 2.
JB
2 2.1
Verzoek onderzoek VSM Het VTO VSM wordt ingevuld en met de ouders en andere belanghebbenden besproken.
2.3
2.5
VTO VSM wordt digitaal verstuurd naar het COBplus van betreffende regio. Na bestudering eventueel aanvullende vragen aan de melder. Uploaden in GCOS.
2.5.1 2.5.2 2.6
Agenderen op het COBplus. Uitnodigen belanghebbenden. Houden COBPLUS.
2.6.1
Besluit tot onderzoek.
2.4
2.10
Tijdens het overleg worden de afspraken genoteerd. 2.10.1 De deelnemers ontvangen de afspraken. 3 3.1
3.2
Onderzoek VSM Contact met jeugdbeschermer voor afstemming gedurende het raadsonderzoek. Voor het eindMDO afstemming over
Termijn
Gronden voor gezagsontnemende maatregel: - de ouders zullen/kunnen niet binnen aanvaardbare termijn de opvoedingsverantwoordelijkheid op zich nemen; - belang van het kind verzet zich niet tegen de ontheffing; - of de ouder misbruikt zijn gezag. Uploaden in GCOS.
JB
voozitt er secret ariaat
RvdK – intaker Melder , GI, ouder, jeugdi ge RvdK intaker secret ariaat
Bijzonderheden ontwikkeling van het kind? Wat betekent deze termijn voor de opvoedingsrelatie van de ouder? Wat betekent deze termijn voor de ouderrol? Heeft de uitkomst van voorgaande vragen consequenties voor de gronden van de maatregel? Wordt de uithuisplaatsing eerst gemotiveerd vanuit het gevaar in de thuissituatie, naar mate het verblijf elders langer duurt, kan het noodzakelijk zijn de uithuisplaatsing te motiveren vanuit de dreiging voor de ontwikkeling van het kind als het gedwongen wordt het pleeggezin te verlaten. Op basis van de evaluatie wordt besloten of de OTS: afgesloten kan worden, zonder vervolg; afgesloten kan worden met vervolg in een vrijwillig kader; verlengd dient te worden. Bij een verlengingsverzoek van een uithuisplaatsing die langer dan 2 jaar heeft geduurd, wordt door de GI een advies van de RvdK aan de rechtbank meegestuurd (zie par. 2.9; art 265j lid 3). een verzoek tot een onderzoek gezagsbeëindigende maatregel wordt gedaan. Voorkeur heeft dat opvoedersrol en het gezag in één persoon samenkomen.
na 2.3
Registratie in GCOS.
RvdK RO RvdK
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
35
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming No.
processtap de bevindingen van het onderzoek met de jeugdbeschermer.
4 4.1
4.3
Afronden van het onderzoek Bespreken van het raadsrapport met belanghebbenden Conclusie Verderstrekkende? JA 4.3 NEE 4.4 Verzoekschrift voor verderstrekkende.
4.4
Verzoek voor verlenging OTS.
4.2
Door RO
RvdK RO RvdK RO RvdK RO JB
Termijn
Bijzonderheden
Ouders, minderjarige, pleegouders, jeugdbeschermer
Indien nodig eerder in het proces, indien de expiratiedatum van de OTS en MUHP nadert.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
36
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming 2d.
Afspraken tussen de RvdK en de GI voor jeugdbescherming
2.11
Afspraken tussen de RvdK en de GI voor jeugdbescherming, onder regie van de gemeente De afspraken tussen de RvdK en de GI maken onderdeel uit van deze Samenwerkingsafspraken: a. Toetsende taak bij niet-verlening van een ondertoezichtstelling, niet-verlenging van een uithuisplaatsing of tussentijdse beëindiging van een uithuisplaatsing: zie paragraaf 2.9. b. Het advies van de RvdK bij een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing die 2 jaar heeft geduurd; zie paragraaf 2.9. c. Verzoek om een gezagbeëindigende maatregel vanuit een lopende ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing: zie paragraaf 2.10. 2.12 Gemeentelijk toezicht op de gecontracteerde instellingen Naast de jaarlijkse evaluatie zal de RvdK de gemeente inlichten indien de GI ernstig in gebreke blijft (zie par. 1.6).
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
37
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
3. Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdreclassering en Jeugdstrafrecht De in dit hoofdstuk genoemde onderwerpen zijn ontleend aan de Handreiking (blz. 6): De inzet van jeugdreclassering in opdracht van OM/rechter, al dan niet na advies Raad voor de Kinderbescherming. De inzet van jeugdreclassering in opdracht van de Raad voor de Kinderbescherming. De inzet van jeugdreclassering ter voorbereiding van raadsadvies aan OM/rechter een gedragsbeïnvloedende maatregel of ITB harde kern op te leggen (haalbaarheidsonderzoek en indicatiestelling). De uitvoering door de Raad voor de Kinderbescherming van casusregie in jeugdstrafzaken, inclusief toezicht op de uitvoering van de jeugdreclassering, aanwijzingsbevoegdheid en nazorg. De uitvoering van taakstraffen (werkstraffen in de buurt, gemeentelijke instellingen als werkplek) onder coördinatie van Raad voor de Kinderbescherming. De inzet van JR in het kader van schoolverzuimzaken. Voor de meeste onderwerpen bestaan landelijke kaders, waar onderstaande afspraken op gebaseerd zijn. Onderstaande afspraken zijn op werkinstructieniveau uitgewerkt of worden uitgewerkt.
3.a. Toeleiding naar de jeugdreclassering 3.1
Gebruik van de Verwijsindex risico’s jeugdigen (VIR) door de Raad voor de Kinderbescherming a. Bij het besluit raadsonderzoek Bescherming, Schoolverzuim en Strafzaken meldt de Raad voor de Kinderbescherming, na GBA verificatie, automatisch bij de VIR. b. Bij aanvang van het onderzoek beziet de raadsonderzoeker het zakensysteem (KBPS) op een hit met de VIR en handelt conform afspraken met de VIR. Gebruik van de VIR32 door instelling die onder regie van de gemeenten opereren a. De gemeenten hebben een regionaal convenant over de aansluiting, melding en zorgcoördinatie voor de VIR. b. De GI voor jeugdreclassering (oud BJZ) melden automatisch bij de acceptatie van een begeleidingsopdracht.
3.2
3.3 Informatie-uitwisseling in het veiligheidshuis a. De gemeente en de Raad voor de Kinderbescherming werken samen volgens de convenanten zoals binnen het veiligheidshuis Leiden-Gouda zijn vastgesteld. - landelijk kader doorontwikkeling veiligheidshuizen http://www.veiligheidshuizen.nl/doc/VHH-Landelijk-Kader-definitief.pdf b. In de convenanten is de verbinding tussen het veiligheidshuis en de lokale kamers33 geregeld. 3.4 De gemeente als informant a. Het Veiligheidshuis is het koppelvlak tussen zorg en straf in complexe zaken. (zie 3.3 a). b. Is de zaak niet complex maar is er een zorgcoördinator bekend in het kader van één gezin, één plan, dan is er contact ten behoeve van informatie-uitwisseling en afstemming met inachtneming van de geldende waarden: doelbinding, proportionaliteit en subsidiariteit. c. Gemeentelijke instanties die betrokken zijn bij de casus zijn informant indien dit blijkt uit het proces-verbaal, gesprek ouders - jeugdige of de VIR. 32 33
In beide regio’s is dit Jeugdmatch. In GCOS kan een casusoverleg met doelgroep en per locatie worden ingericht. Dit worden kamers genoemd.
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
38
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
3.5
Inzet JR in opdracht Raad voor de Kinderbescherming melden aan de gemeente Indien de Raad voor de Kinderbescherming een opdracht tot vrijwillige Toezicht en Begeleiding aan de GI voor jeugdreclassering (GI-JR) verstrekt, wordt de gemeente geïnformeerd. - zie Ministeriële regeling Toezicht en Begeleiding.
3.b. Afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering 3.6
Afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering, onder regie van de gemeente. a. De gemeenten hanteren het landelijk kader als voorwaarde voor contractering van de GI-JR (Zie bijlage 2 van de Handreiking). 1. De GI levert op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, informatie aan de Raad voor de Kinderbescherming, ter voorbereiding van het afstemmingsoverleg ZSM34. 2. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben soms gelijktijdige bemoeienis met jeugdigen. De Raad voor de Kinderbescherming informeert de GI direct en stemt af wanneer er sprake is van een nieuw Proces Verbaal Minderjarigen (PVM) ten aanzien van een jeugdige die begeleid wordt door een GI (zowel jeugdreclassering als jeugdbescherming). 3. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben afspraken over de wijze waarop en de termijnen waarbinnen uitwisseling van informatie plaatsvindt tijdens het straf/SV onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en voor de zitting. Dit betreft: - de wijze van preadvisering, uitvoering en rapportage, (vrijwillige) Toezicht en Begeleiding35 en/of haalbaarheidsonderzoeken (EC, ITB-HK, ITB-CRIEM, DUT en GBM). 4. De Raad voor de Kinderbescherming stuurt afschrift van het strafadvies naar de GI, indien deze is betrokken bij de totstandkoming hiervan en/of het strafadvies inhoudt dat zij de uitvoering van de maatregel Toezicht en Begeleiding of de gedragsmaatregel dienen op te pakken. 5. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben samenwerkingsafspraken in het kader van de wettelijke toezichthoudende taak van de Raad voor de Kinderbescherming op de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering. Dit betreft: - de termijnen waarbinnen (en de manier waarop) de plannen van aanpak, de reguliere verantwoordingsrapportages en de wijzigings- en verlengingsverzoeken in het kader van de gedragsmaatregel aan de Raad voor de Kinderbescherming worden toegezonden, en; - inhoudelijke toets of de doelen als gesteld bereikt zijn en of PVA is aangepast op veranderende omstandigheden. -
criteria voor het gebruik van de aanwijzingsbevoegdheid; samenwerken bij toezicht.
Staat onder andere voor Zo Spoedig Mogelijk; de jeugdige waartegen een PV wordt opgemaakt, krijgt zo snel mogelijk duidelijkheid van het Openbaar Ministerie over de vervolging. 35 Zie Bijlage: Ministeriële Regeling vrijwillige JR (moet qua terminologie nog worden aangepast aan de nieuwe wetgeving). 34
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
39
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
Aanvullende afspraken 1. De gecertificeerde instelling is, net als de Raad voor de Kinderbescherming, aanwezig bij focusoverleg36 over jeugdigen in het Veiligheidshuis, waar deze instellingen bemoeienis mee hebben. - landelijk kader doorontwikkeling veiligheidshuizen:http://www.veiligheidshuizen.nl/doc/VHH-LandelijkKader-definitief.pdf - Convenant regionale Veiligheidshuizen. 2. In TUL-zaken37 is er overleg tussen de zaaksofficier van het OM en de GI als het een cliënt van de GI betreft. De zaak kan op een Focus overleg Jeugd geagendeerd worden. 3. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben afspraken over de wijze waarop zij gebruikmaken van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen. 4. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben afspraken over de wijze waarop de organisaties ter zitting vertegenwoordigd zijn. 5. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben afspraken over de wijze waarop vanuit de uitvoering van een opgelegde jeugdreclasseringsmaatregel, een verzoek tot raadsonderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel aan het COBplus gericht kan worden, conform de afspraken in beschermingszaken (zie het vorige hoofdstuk van dit protocol). 6. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben afspraken over de wijze waarop de Raad voor de Kinderbescherming betrokken en geïnformeerd wordt indien een zaak wordt overgedragen aan, of wordt overgenomen van een andere GI of reclasseringsinstantie. 7. De gemeente stelt aan de gecertificeerde instelling bij contractering als eis, dat bij de uitvoering van de jeugdreclasseringsmaatregel wordt aangesloten bij de jeugdhulp zoals die in het gemeentelijke domein georganiseerd is. 3.7 a. b.
Gemeentelijk toezicht op de gecontracteerde GI De Raad voor de Kinderbescherming stelt de gemeente eens per vier maanden op de hoogte of er GI voor jeugdreclassering zijn, die zich structureel niet houden aan de afspraken. De gemeente ziet erop toe dat de GI – JR zich houden aan de afspraken met de Raad voor de Kinderbescherming op basis van de rapportage van 3.7.a (zie Algemene Afspraken 1.6).
3.c. Nazorg na detentie 3.8 Aansluiting gemeente bij trajectberaad a. In het Veiligheidshuis wordt het Trajectberaad gehouden voor elke in een JJI opgenomen jeugdige om een trajectplan38 vast te stellen ten behoeve van passende nazorg. De gemeentelijk contactpersoon wordt daarvoor uitgenodigd. - De werkwijze is beschreven in Landelijk uitvoeringskader Netwerk en trajectberaden: Opschalingsoverleg voor complexe problematiek in het Veriligheidshuis De afkorting TUL staat voor ‘ten uitvoer legging’. Het gaat om het ten uitvoer leggen van een voorwaardelijke straf, omdat de jeugdige zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden. 38 Dit is als het ware een katern van het overkoepelende Plan voor het Gezin. 36 37
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
40
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming http://www.veiligheidshuizen.nl/nieuws/2010/011210_uitvoeringskader_nazorg_jeu gd_2010. b. De Raad voor de Kinderbescherming meldt als voorzitter van het trajectberaad de in- en uitstroom van jeugdigen uit een JJI aan de gemeentelijke contactpersonen en draagt zorg voor een overdracht van de procesregie naar de gemeente. c. De gemeenten informeren de Raad voor de Kinderbescherming over wie deze Nazorg contactpersonen zijn. - Handreiking VNG: https://www.vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijkeondersteuning/maatschappelijke-opvang/publicaties/handreiking-nazorg-jeugdigeex-gedetineerden-nazorg-verzorgd
3.d. Uitvoering taakstraffen 3.9 Uitvoeren van werkstraffen binnen de gemeente De Raad voor de Kinderbescherming en de gemeente maken afspraken over de mogelijkheid voor het uitvoeren van werkstraffen of bijzondere projecten binnen de gemeente.
3.e. Schoolverzuim 3.10 Doorgeleiden van schoolverzuimzaken a. De Raad voor de Kinderbescherming en bureau leerplicht hebben in APJ39 verband afspraken over de routering van het proces verbaal leerplicht bij schoolverzuim. b. Drang- en gedwongen kader kunnen als hefboom dienen naar de hulpverlening om de jeugdige weer trouw naar school te laten gaan. c. De Raad voor de Kinderbescherming Den Haag heeft een indicatie-instrument als hulpmiddel voor de leerplichtambtenaar om de gewenste route te bepalen (zie bijlage in separaat document). 3.11 Consultatie op casusniveau De casusregisseur van de Raad voor de Kinderbescherming is voor consultatie beschikbaar voor de leerplichtambtenaar over de wenselijkheid van toeleiding naar strafrechtelijk dan wel civielrechtelijk kader. 3.12 JCO schoolverzuim Een proces verbaal bij schoolverzuim wordt in het Leerplicht JCO onder leiding van het OM besproken en beoordeeld.
39
Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit onder leiding van de Jeugdofficier van het Openbaar Ministerie
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
41
Samenwerkingsprotocol Hollands Midden en de Raad voor de Kinderbescherming
4. Bijlagen 4.1
Lijst met afkortingen
APJ COB COBplus DUT DV&O EC GBM GCOS GI ITB-HK ITB-CRIEM JB JBT JJI JR TL MDO MUHP NTB OM OTS PC PV RvdK SV T&B TUL UHP VIR VSM VTO 4.2
Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit Casusoverleg Bescherming Casusoverleg Bescherming plus: Het COBplus is de toegang tot het gedwongen kader. Dadelijke uitvoerbaarheid van voorwaarden en toezicht (hoger beroep heeft geen opschortende werking) Dienst vervoer en ondersteuning Elektronische controle (enkelband) Gedragsbeïnvloedende maatregel Generiek Casusondersteunend Systeem Gecertificeerde Instelling (voor JB en JR) Intensieve trajectbegeleiding – harde kern (door JR) Intensieve trajectbegeleiding – criminaliteit in relatie tot integratie van etnische minderheden (door JR) Jeugdbescherming Jeugdbeschermingstafel Justitiële jeugdinrichting Jeugdreclassering Teamleider Multidisciplinair Overleg Machtiging Uit Huis Plaatsing Netwerk- en trajectberaad (ten behoeve van nazorg na detentie) Openbaar Ministerie Onder Toezicht Stelling Plaatsingscoördinator Proces Verbaal Raad voor de Kinderbescherming Schoolverzuim Toezicht en begeleiding (door de JR) Ten uivoer legging (van een voorwaardelijk deel van de straf) Uit Huis Plaatsing Verwijsindex risico’s jeugdigen Verderstrekkende maatregel Verzoek Tot Onderzoek
Taxatie-instrument schoolverzuimzaken
Separaat document 4.1.1 Taxatielijst schoolverzuimzaken 4.1.2 Reader: een ingang naar schoolgang
Versie 0.5; redactie:
[email protected];
[email protected];
[email protected]
42