2014 Voorjaarsrapportage Beter Presteren
‘De focus voor de komende jaren ligt op de verdere ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden. Hiervoor werken we met een kijkwijzer en gebruiken we analyses van de opbrengsten als basis.’
02 2014
Inhoudsopgave 1 Inleiding 1.1 inleiding
07 07
2. Onderwijsresultaten 2.1 primair onderwijs 2.2 voortgezet onderwijs 2.3 middelbaar beroepsonderwijs 2.4 effecten Beter Presteren
09 09 11 13 14
3. Projecten Beter Presteren 3.1 groep nul 3.2 vakantieschool 3.3 meer leertijd op school 3.4 betrokken ouders 3.5 professionele scholen 3.6 resultaatmeting 3.7 iso-arrangement 3.8 topklassenarrangement 3.9 communicatie
17 17 19 21 22 24 26 27 28 29
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 03
‘Alle materialen en de inrichting van het klaslokaal zijn erop gericht om taal uit te lokken. Dat begint al in Groep Nul.’ 04 2014
Voorwoord Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente hebben in het programma Beter Presteren 2010- 2014 alle zeilen bijgezet om uit die bonte mix van leerlingen met hun diverse culturele bagage het allerbeste te halen. Dat we in deze fase van het laatste programmajaar op veel fronten verbeteringen zien, waaronder een stijging van de Citoeindscore, is een mooie bevestiging van de juiste onderwijskoers. Rotterdam loopt meer en meer in op het landelijk gemiddelde, en dat is een geweldig compliment voor de inspanningen van leerlingen, de ouders, scholen, schoolbesturen en de gemeente. De kracht zit in de focus op taal en rekenen. Een inzet die breed wordt gedragen door leerlingen, ouders en leerkrachten blijkt uit het Waarderingsonderzoek van Beter Presteren. Het is steeds gangbaarder om resultaten te delen, inzichtelijk te maken en erover in gesprek te gaan in het Rotterdams onderwijs. Niet als doel maar als middel om het onderwijs beter toe te snijden op maat van de leerlingen. De Casestudies tonen aan welke acties op welke scholen in Rotterdam effectief uitpakken. Waardevol én noodzakelijk om waar nodig het onderwijsbeleid bij te sturen.
en een lerarenagenda; ISO-trajecten die scholen van het predicaat ‘zwak’ of ‘zeer zwak’ af helpen en het mogelijk maken om nu sneller in te grijpen; Topklassengesprekken waarmee scholen meer opbrengstgericht en professioneler te werk gaan; de groei van Groepen nul, die kinderen in Rotterdam startklaar maken voor de basisschool. Niet in de laatste plaats de groeiende samenwerking met ouders en legio activiteiten op scholen om ouderbetrokkenheid te versterken, wat zo belangrijk is voor prestaties van het kind. De eerste Rotterdamse basisschool heeft in april het landelijke keurmerk “Ouderbetrokkenheid” behaald en er volgen er meer. Dat goed onderwijs een breder verhaal is dan alleen toetsresultaten op taal en rekenen is evident. Een goede ontwikkeling van kinderen draait ook om motivatie, samenwerking, creativiteit en sociale vaardigheiden op de veilige plek die een school moet zijn. Naast wat bereikt is in het Rotterdams onderwijs stipt deze rapportage ook de nog te verzilveren kansen aan. Voor het allerbeste onderwijs voor de Rotterdamse jeugd, nu en in de toekomst. Kees Terdu Portefeuillehouder Resultaatmeting
In deze voorjaarsrapportage leest u over zowel effecten als resultaten van Beter Presteren. Ik noem: Meer Leertijd, met kwaliteitscriteria en uitdagende perspectieven voor scholen; het groeiend aantal vakantieklassen waar vrijwillig en in een uitdagende context wordt geleerd; verdere professionalisering van het docententeam dat hoog op de stedelijke agenda staat, met convenanten Voorjaarsrapportage Beter Presteren 05
‘Kinderen zelf verantwoordelijk maken voor hun leerdoelen hebben wij doorgetrokken naar de reguliere lessen. Dat maakt duidelijk het verschil. ’
06 2014
11 Inleiding 1.1 inleiding Scholen, schoolbesturen en gemeente hebben zich in de periode 2010 - 2014 gericht op de verhoging van de onderwijsresultaten in Rotterdam met het programma Beter Presteren. Daarin is de focus gelegd op de basisvaardigheden taal en rekenen omdat Rotterdamse leerlingen daarin een achterstand hebben ten opzichte van Nederland en andere grote steden. Terwijl juist taal en rekenen de basis vormen voor een succesvolle schoolloopbaan en maatschappelijke carrière. Schoolbesturen en gemeente hebben het programma Beter Presteren voor Rotterdam gebaseerd op de volgende uitgangspunten • goed onderwijs is cruciaal voor talentontwikkeling • schoolbestuur en de school zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs • het resultaat telt • het programma Beter Presteren werkt als lerende organisatie • rijksbeleid en gemeentelijke beleid versterken elkaar Na vaststelling van het programma op 11 januari 2011 in zowel het Rotterdams Onderwijs Forum als het college van B&W is het programma de afgelopen jaren aangestuurd door een programmaraad, bestaande uit schoolbestuurders en de directeur Jeugd en Onderwijs onder leiding van wethouder De Jonge.
Zowel in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs als het middelbaar beroeps onderwijs zijn de resultaten van het programma positief: zie hoofdstuk 2. Die inspanning is geleverd door scholen, schoolbesturen en gemeente. De uitvoeringsorganisatie van het programma Beter Presteren heeft een achttal projecten en een communicatiestrategie ontwikkeld gericht op het bieden van meer leertijd, het betrekken van ouders en het professionaliseren van scholen. De aanpak en de resultaten worden beschreven in hoofdstuk 3. Iedere paragraaf eindigt met kansen en aanbevelingen voor het Rotterdams Onderwijs Beleid in de periode 2014-2018: ROB3.
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 07
‘Als het woordenschatonderwijs op goed niveau is, snapt een kind rekenen en begrijpend lezen ook beter. Met een goede woordenschat kan elk kind op elk niveau progressie maken.’
08 2014
2 Onderwijsresultaten 2.1 primair onderwijs In het primair onderwijs hanteert het programma Beter Presteren de volgende indicatoren om de verhoging van onderwijsresultaten op het gebied van Taal en Rekenen bij te houden: technisch lezen groep 3, rekenen groep 4, begrijpend lezen groep 6, rekenen groep 6 en de citoeindscore in groep 8. Hiermee sluit het programma aan bij indicatoren van de Onderwijsinspectie en de gegevens die scholen toch al bijhouden. Het beeld voor de cito-eindscore is positief. Als gevolg van vier jaar gezamenlijke focus van scholen, schoolbesturen en gemeente komt het Rotterdams gemiddelde significant dichter bij het Nederlands gemiddelde. En dat is goed nieuws voor de Rotterdamse leerlingen en de stad als geheel.
Rotterdam G4 Nederland Rotterdam Zuid Verschil Rotterdam tov Nederland
2010 531,2 533.0 535,4 529,4 -4,2
2011 531,9 533.7 535,5 529,4 -3,6
2012 532,5 533,8 535,5 530 -3
2013 531,8 533.3 535 529,2 -3,2
2014 532,2 533,6 534,8 nnb -2,6
Figuur 1: Resultaten Cito-eindtoets
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 09
De focus op onderwijsresultaten is een succes gebleken. De eerder stijgende lijn in de Rotterdamse Cito-score heeft zich met een stijging van 0.4 punten in 2014 voortgezet. Rotterdam stijgt, en Nederland daalt iets. De Rotterdamse achterstand is in 2014 ten opzichte van 2010 zelfs met 38% ingelopen. De meest actuele gegevens op de indicatoren uit groep 3, 4 en 6 zijn reeds eerder in de Staat van het Onderwijs 2013 gepubliceerd. De tussentoetsen laten een vooruitgang zien op het gebied van rekenen in de groepen 4 en 6. Ook technisch lezen gaat vooruit en zit boven de landelijke norm. De score van begrijpend lezen stijgt wel, maar blijft nog wat achter bij het landelijk gemiddelde.
Technisch lezen groep 3 Rekenen groep 4 Begrijpend lezen groep 6 Rekenen groep 6
2013 inspectienorm 33 56 26 84
2009-2010 2009-2010 landelijk gemiddelde Rotterdam 36,1 31,41 57,56 52 31,68 28 87,95 82,16
2010-2011 Rotterdam 36,67 54,1 27,5 82,9
Resultaten tussentoetsen Cito LOVS (Bron: schoolbesturen, bewerking Programma Beter Presteren) (* n=164).
Figuur 2: Resultaten tussentoetsen Cito LOVS
10 2014
2011-2012 Rotterdam 35,32 59,08 27,9 87,29
2012-2013 Rotterdam 36,42 59,5 29,7 88,24
2.2 voortgezet onderwijs Voor het voortgezet onderwijs wordt gebruikgemaakt van twee indicatoren om de verhoging van onderwijsresultaten bij te houden in het programma Beter Presteren: het gemiddeld eindexamencijfer en de uitkomsten van het Rotterdamse project Taaleffect. Op vrijwel alle Rotterdamse scholen wordt inmiddels gebruikgemaakt van Taaleffect, waarmee Rotterdamse leerlingen in het eerste en tweede middelbare schooljaar getest worden op woordenschat en begrijpend lezen. De meest actuele gegevens over het centraal eindexamen dateren uit 2013 en werden eerder gepubliceerd in de Staat van het Rotterdams Onderwijs 2013.
CSE Nederlands Nederlands Rotterdam
2010 6,25 6,13
2011 6,07 6,07
2012 6,25 6,21
Figuur 3: CSE Nederlands Het Nederlands gemiddelde eindexamen Nederlands was in 2012 iets hoger dan dat van Rotterdam. Het verschil van Rotterdam ten opzichte van het Nederlands gemiddelde in 2012 is kleiner dan in 2010. Eindexamengegevens van 2013 zijn bij het Ministerie van OC&W voor Rotterdam nog niet beschikbaar. CSE wiskunde Rotterdam Nederland
2010 6.23 6.04
2011 6,22 6,07
2012 6,45 6,34
Figuur 4: CSE Wiskunde
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 11
Zowel landelijk als in Rotterdam is het gemiddelde cijfer op het CSE wiskunde in 2012 hoger dan in 2010. Rotterdam scoort nog wel lager dan het landelijk gemiddelde, maar het verschil is in 2012 kleiner geworden (Rotterdam van 0.19 in 2010 naar -0.11 in 2012). Eindexamengegevens van 2013 zijn bij het Ministerie van OC&W voor Rotterdam nog niet beschikbaar.
Woordenschat (Taaleffect) Begintoets brugklas Eindtoets brugklas Vooruitgang
2011 61.38 67.01 5.63
2012 61.7 67.8 6.2
2013 62.3 68,4 6,1
Begrijpend lezen (Taaleffect) Begintoets brugklas Eindtoets brugklas Vooruitgang
2011 57.25 65.36 8.11
2012 57.82 66.7 8.9
2013 58.6 67,3 8,7
Figuur 5 en 6: Resultaten Taaleffect De metingen van Taaleffect laten zien dat zowel het niveau van woordenschat als dat van begrijpend lezen in de eerste twee jaren van het voortgezet onderwijs stijgt. Voorzichtig kan gesteld worden dat het instroomniveau in de brugklas stijgt.
12 2014
2.3 middelbaar beroepsonderwijs In het programma Beter Presteren is afgesproken dat voor het middelbaar beroepsonderwijs de resultaten t.o.v. de referentieniveaus taal en rekenen als indicatoren gehanteerd worden. In het schooljaar 2012-2013 hebben de Rotterdamse roc’s Albeda College en Zadkine aan de pilots centrale toetsing en examinering (COE) deelgenomen. In totaal zijn bijna 18.000 examens Nederlands en rekenen 2F en 3F afgenomen op mbo niveau 2, 3 en 4.
Nederlands mbo 4 - 3F
Rekenen mbo 4 - 3F
Nederlands mbo 3 - 2F
Rekenen mbo 3 - 2F
Nederlands mbo 2 - 2F
Rekenen mbo 2 - 2F 0%
50%
100%
0%
50%
% voldoende COE 12-13
% voldoende COE 12-13
% voldoende nulmeting 2011
% voldoende nulmeting 2011
Figuur 7: Voortgang Nederlands cohort 2011 mbo Rotterdam / regio Deze tabellen laten de voortgang taal en rekenen zien van de studenten die in 2011 met een mbo-opleiding bij het Albeda College of Zadkine gestart zijn. In september 2011 is een nulmeting Nederlands en rekenen afgenomen om het instroomniveau in kaart te brengen. Een groot deel van deze groep heeft in 2012-2013 - toen zij over de tweede helft van hun opleiding waren - aan de pilotexamens COE deelgenomen. Hoewel de gegevens met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden omdat het verschillende toetsen betreft, wordt een stijging zichtbaar van het aantal behaalde voldoendes.
100%
Figuur 8: Voortgang Rekenen cohort 2011 mbo Rotterdam / regio
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 13
2.4 effecten Beter Presteren Naar de effecten van het programma Beter Presteren zijn 2013 drie onderzoeken uitgevoerd, waarin verschillende vragen centraal stonden • hoe doet de Rotterdamse leerlingpopulatie het ten opzichte van een vergelijkbare populatie elders? • hoe kijken ouders, leerlingen en leerkrachten aan tegen het programma Beter Presteren met een sterke focus op taal en rekenen? • is op basis van casestudies op scholen aan te geven welke interventies wanneer effect hebben op school en in de klas? In het onderzoek ‘Een scherpere blik op Beter Presteren’, uitgevoerd door Oberon in het najaar van 2013 zijn de Rotterdamse resultaten van scholen op de Cito-eindtoets vergeleken met die van vergelijkbare scholen in een aantal andere grote steden. De grafiek op deze pagina geeft de ontwikkeling van de Cito-toets score van Rotterdam weer afgezet tegen scholen met een vergelijkbare leerling populatie elders.
14 2014
3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0
Vergelijkbare scholengroep Rotterdam 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 9: Vergelijking Cito-eindtoets De relatieve achterstand van Rotterdam is grotendeels ingelopen vanaf 2010. Dat laat de vergelijking van Rotterdam met vergelijkbare andere scholen zien. Daarmee doet Rotterdam het nog niet goed, maar tenminste vergelijkbaar met overeenkomstige scholen elders. In algemene zin is er in Rotterdam veel waardering voor het programma Beter Presteren. Het onderzoek Waarderingsonderzoek Beter Presteren, uitgevoerd door de Kenniswerkplaats Rotterdams Talent in het najaar van 2013, richt zich op de waardering van betrokkenen voor Beter Presteren. De inzet van de gemeente Rotterdam en de Rotterdamse scholen om de onderwijsresultaten te verhogen wordt door zowel leerlingen, ouders als leerkrachten breed gedragen. Het percentage positieve antwoorden varieert over de verschillende doelgroepen van 70 tot 100 procent. Leerkrachten geven aan dat zij vaker dan voorheen worden aangesproken op resultaten en opbrengstgericht werken. Daarbij wordt wel de kanttekening gemaakt dat een té grote nadruk op leerprestaties de totale ontwikkeling van leerlingen in de weg kan staan.
2013
De doelstellingen om ‘samen te werken aan betere scholen met goede docenten’ en ‘samen te werken aan meer ouderbetrokkenheid ten behoeve van onderwijsondersteunend gedrag’ worden eveneens zeer breed gedragen. Het percentage positieve antwoorden varieert over de verschillende doelgroepen van 85 tot 100 procent. Bovendien zien we hierbij een verbetering over de jaren: zowel ouders en docenten geven aan dat de ouderbetrokkenheid de laatste jaren duidelijk is toegenomen. Met name ouders waarderen de inzet op meer leertijd voor hun kinderen minder dan dat de andere doelgroepen dat doen. Door het Risbo en de Hogeschool Rotterdam is in het voorjaar van 2014 het onderzoek ‘Casestudies Beter Presteren’ uitgevoerd op 16 scholen in het primair en voortgezet onderwijs. Hierbij is onderzocht welke interventies en/of ontwikkelingen effect hebben in Rotterdamse klassen. Vijf bevindingen staan centraal die ook in volgende onderwijsperioden van groot belang zijn: • Verbinding De beste resultaten worden geboekt wanneer interventies met elkaar verbonden zijn. De kwaliteitsopbrengsten verbeteren als het lukt om een doorlopende leerlijn te creëren door enerzijds Beter Presteren interventies zoals Groep Nul, meer leertijd, vakantiescholen en anderzijds door verdere professionalisering van het docententeam. • Maatwerk Het werken in kleine groepen aan individuele en groepsleerdoelen maakt het opbrengstgericht werken sterker. Leerkrachtvaardigheden, klassenmanagement en houding zijn verbeterd met methodes zoals Teach like a champion en met het gebruik van nieuwe, andere werkvormen als Diataal en het Directe Instructie Model.
• Meten Regelmatig monitoren levert tussentijds inzicht in voortgang op: enerzijds kan een leerkracht daarmee gerichter een leerling helpen; anderzijds kunnen lesmodellen die niet de gewenste resultaten leveren, vervangen worden door alternatieven. Het maatschappelijk debat lijkt druk uit te oefenen op scholen om steeds beter te presteren en afgerekend te kunnen worden als doelen niet gehaald worden. Scholen komen op een soort ranglijst te staan. Dit is niet de bedoeling van monitoren. • Professionele onderwijscultuur Een goede leerkracht is essentieel voor effectieve onderwijsopbrengsten en daarmee voor een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Uit de cases blijken nieuwe interventies het effectiefst te zijn op scholen waar een duidelijke visie is ontwikkeld. Waar bewust wordt ingezet op een schoolcultuur waarin docenten gestimuleerd worden zich (persoonlijk) te ontwikkelen, waar een open cultuur heerst en waar men elkaar aanspreekt als persoon en professional. • Educatief partnerschap met ouders Educatief partnerschap past in de trend waarin we de school steeds meer zien als leef- en leergemeenschap, waarin leerlingen, professionals én ouders participeren. Het duidt op een wederzijdse betrokkenheid van ouders en school om optimale omstandigheden te realiseren voor de ontwikkeling en het leren van kinderen, thuis en op school.
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 15
‘Op mijn MBO-locatie zien we ouders steeds meer als partner en worden ze niet meer alleen benaderd als het helemaal misgaat met een student. Nu leggen we met elke ouder aan het begin van het schooljaar al contact.’
16 2014
13 Projecten Inleiding Beter Presteren 3.1 groep nul Ambitie en aanpak Groep nul is een van de vormen van Meer Leertijd die het programma Beter Presteren biedt om de onderwijsresultaten in Rotterdam te verhogen. De basis voor taal- en rekenvaardigheden wordt al vroeg gelegd, voordat kinderen naar groep 1 gaan. Want eenmaal opgelopen achterstanden blijken anders later lastig in te halen. Om de doelen van het programma Beter Presteren te kunnen realiseren, is in overleg met scholen en schoolbesturen in het primair onderwijs en vertegenwoordigers van welzijnsinstellingen groep nul ontwikkeld. Met de afdeling Onderwijs zijn afspraken gemaakt onder welke voorwaarden subsidie voor groep nul beschikbaar is.
Groep nul valt in Rotterdam onder het pedagogischdidactisch regime van de school en zo wordt een vloeiende, doorgaande leerlijn gecreëerd. De kinderen gaan er vijf dagdelen heen, in de groep werken een mbo- en een hbo-geschoolde kracht samen. Groep nul betrekt ouders bij de ontwikkeling van hun kind en heeft een ouderprogramma gericht op het versterken van het contact met en onderwijsondersteunend gedrag van ouders en verzorgers. In 2014 heeft Rotterdam 205 groepen nul.
Resultaat 2014 Rotterdam aantal groepen nul gepland aantal groepen nul gerealiseerd/ bijgesteld aantal groepen nul focuswijken
2011 30 30 8
2012 100 100 37
2013 145 161 50
2014 200 205 70
Figuur 10: Aantal groepen nul
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 17
De ontwikkeling van 205 groepen nul in 2014 ligt voor op schema. Vanaf de start van groep nul was de animo groot. Het aantal groepen nul is sneller gegroeid dan voorzien, onder meer door het creëren van extra financiële ruimte. Uit onderzoek blijkt dat partijen overtuigd zijn van het nut van groep nul en enthousiast over het ontwikkelde concept. NB in de focuswijken hebben alle po-scholen een groep nul. Effect: klaar voor de start Peuters uit groep nul leren en ontwikkelen zich spelenderwijs. Daarmee worden zij zowel wat taalontwikkeling als wat sociaal-emotionele ontwikkeling betreft voorbereid op groep 1. Zij staan ‘klaar voor de start’ op de basisschool. Naast 205 groepen kent Rotterdam in 2014 25 vve-groepen die aan de voorwaarden van groep nul voldoen. In totaal zitten er daarmee ongeveer 3375 peuters van twee en drie jaar in een groep nul, of een vve-groep die aan de voorwaarden van groep nul voldoet. Daarmee gaat 23% van het totaal aantal twee- en drie jarigen in Rotterdam naar groep nul. De ouderbetrokkenheid van groep nul wordt gezien als een opmaat naar de ouderbetrokkenheid op school. Het ouderprogramma voor groep nul wordt inmiddels, met uitzondering van de huisbezoeken, ook in de reguliere voor- en vroegschoolse educatie (vve) gehanteerd.
18 2014
Kansen voor het nieuwe onderwijsbeleid Om het effect van groep nul te verzilveren moeten scholen en gemeente de kwaliteit borgen. In vrijwel alle groepen is aandacht voor het betrekken van ouders. Nog niet overal is dat even effectief. Scholen hebben verder aangegeven behoefte te hebben aan verbetering van de kennis van het jonge kind bij de hbo’er en verbetering van kennis van opbrengstgericht werken bij de mbo’er. Groep nul is onderdeel van het reguliere beleid van de gemeente met betrekking tot het jonge kind. Peuterspeelzaalwerk, voor- en vroegschoolse educatie en groep nul worden in samenhang verder ontwikkeld. Subsidies worden op elkaar afgestemd en beleid met betrekking tot en investeringen in de kwaliteit van de voorschoolse voorzieningen worden in samenhang ontwikkeld.
3.2 vakantieschool Ambitie en aanpak De vakantieschool is een van de vormen van Meer Leertijd die het programma Beter Presteren biedt om de onderwijsresultaten in Rotterdam te verhogen. In 2014 draaiden in Rotterdam 160 vakantieklassen, in de hele periode 2010-2014 zelfs ca. 380, waarvan 52 in het MBO. Voor de ontwikkeling van de vakantieschool is een regiegroep ingericht met leden van schoolbesturen en gemeente. Maar vooral op en met de scholen zelf zijn in Rotterdam verschillende vormen vakantieschool tot stand gebracht in of tussen het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Met de afdeling onderwijs is een beperkt aantal afspraken gemaakt onder welke voorwaarden subsidie voor vakantieklassen beschikbaar is. Het is opmerkelijk dat deze aanpak (veel eigen ruimte en verantwoordelijkheid) heeft geleid tot vakantiescholen die vrijwel zonder uitzondering kwalitatief sterk zijn en grote overeenkomsten vertonen. Op basis van onderzoek en het intensief uitwisselen van ervaringen tussen vakantiescholen zijn de kwaliteitskenmerken geformuleerd van Rotterdamse vakantiescholen.
Rotterdam Noord Rotterdam Zuid Rotterdam totaal
In de vakantieklas worden leerlingen in relatief kleine klassen gestimuleerd hun resultaten te verhogen door een uitgekiend programma waarin, naast extra uitleg of herhaling van lesstof, ook ruimte is voor speelse manieren van leren. Alle vakantiescholen richten zich op drie doelstellingen: voorkomen van een vakantiedip, inhalen van specifieke achterstanden en voorbereiding op het nieuwe schooljaar. Veel vakantiescholen besteden in hun aanbod en opzet aandacht aan het ontwikkelen van talenten en het stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Steeds wordt geprobeerd het mes aan meer kanten te laten snijden, of het nu gaat om een thema, een werkbezoek, boeiende gasten of een excursie. Samen met de Hippische Alliantie (bestaande uit Stichting CHIO Rotterdam, de Rotterdamse Manege en Rijvereniging de Hazelaar) heeft Beter Presteren in dit kader een stadsbreed aanbod voor vakantiescholen ontwikkeld: een goed voorbereid dagprogramma op de Rotterdamse manege waarin alle facetten van de vakantieschool aan bod komen en dat leerlingen een unieke ervaring biedt.
Effect: motivatie en vooruitgang De effecten van de vakantieschool zijn breder dan de oorspronkelijke doelstelling (hoger taal - en rekenniveau) en lijken ook een langer effect te hebben dan alleen de korte duur van de vakantieschool. Onderzoek en ervaring geven aan dat er een aantal doorslaggevende factoren zijn die het succes beïnvloeden: plezier van leerling en leerkracht; prikkelende context, rust en een heldere structuur en tenslotte werken in kleine groepen en individuele aandacht. Op scholen waar de begin- en eindsituatie gemeten wordt, is een vooruitgang bij taal en rekenen aantoonbaar. In de mbo-vakantiescholen wordt bijvoorbeeld een vooruitgang van gemiddeld 50% gemeten. Sommige scholen onderzoeken hoe lang dit positieve effect na de vakantieschool wordt vastgehouden. In breder perspectief dragen vakantiescholen bij aan versterking van de doorgaande leerlijn (bijv. vakantiescholen in het vo, mbo en hbo specifiek voor de instromende leerlingen) en aan een laagdrempelige samenwerking tussen scholen in de buurt. Vakantiescholen kunnen een impuls geven aan het bereiken van ouders. Individuele leerkrachten voelen zich door de vakantieschool uitgedaagd en gewaardeerd maar ook het onderwijs als geheel lijkt door de vakantieschool geprikkeld te worden.
2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 14 20 30 76 7 47 72 64 21 67 102 140
Figuur 11: Aantal vakantieklassen po en vo.
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 19
Kansen voor het nieuwe onderwijsbeleid In het vo en mbo wordt een sterke groei van het aantal vakantiescholen voorzien bij beleid zoals vormgegeven in de periode 2010-2014. Veel vakantiescholen willen uitbreiden en hun enthousiasme steekt andere scholen aan. In het po zal de groei iets afvlakken. Voor een vervolgaanpak zijn twee elementen van belang: in de eerste plaats leiden vakantiescholen tot nieuwe betrokkenheid, energie en inzichten in het Rotterdamse onderwijs. Het is van belang dit te continueren, ook na afloop van Beter Presteren. In de tweede plaats is het relevant om te blijven doorontwikkelen: het versterken van de instroomvarianten in het vo, mbo en hbo, het ontwikkelen van gemengde varianten voor extra leertijd door de zevendaagse week en de verschillende vakanties; en het ondersteunen van scholen om grenzen te verleggen in de richting van ouders. Een intensieve uitwisseling tussen deelnemende scholen gericht op kwaliteitsverbetering en innovatie moet onderdeel zijn van een vervolgaanpak.
20 2014
3.3 meer leertijd op school Ambitie en aanpak Een verlengde schooldag bestaat in Rotterdam al veel langer, onder andere bekend als “brede school”. Deze brede scholen in Rotterdam hadden tot doel onderwijs te combineren met naschoolse opvang, sport, welzijn en cultuur, waardoor er een breder aanbod tot stand komt dan op een reguliere school. In de periode 2010-2014, waarin schoolbesturen en gemeente werken aan het programma Beter Presteren, is de doelstelling van leertijduitbreiding verschoven van een zo breed en divers mogelijk aanbod naar een aanbod gericht op het verhogen van de onderwijsresultaten van de deelnemende leerlingen. De aanpak voor meer leertijd op school is ontwikkeld in een klankbordgroep met vertegenwoordigers uit po, vo en mbo en in de werkgroep meer leertijd van de afdeling onderwijs van de gemeente. Bij de inhoudelijke invulling van de extra uren gebruiken de scholen de ‘kwaliteitskenmerken extra leertijd’. Dit zijn tips en aanbevelingen voortgekomen uit Rotterdams onderzoek en uit -landelijke en internationale projecten en - effectonderzoeken. Als deze kenmerken door scholen worden verweven in het programma dat aangeboden wordt in de extra leertijd, dan neemt het effect van leertijduitbreiding op de onderwijsresultaten toe. De kwalitatieve uitwerking van meer leertijd is daardoor verbeterd. Resultaat In 2014 bieden 234 scholen in het primair en voortgezet onderwijs leerlingen extra leertijd, een toename van 18% in het primair onderwijs en 62% in het voortgezet onderwijs. Deze leertijduitbreiding is onderdeel van het totale lesprogramma op de scholen en sluit aan bij de onderwijsbehoeften van de leerlingen. In sommige gevallen is de extra leertijd bedoeld voor specifieke groepen leerlingen zoals excellente leerlingen of leerlingen met een taalachterstand. In andere gevallen is de extra leertijd bedoeld
voor alle leerlingen van de school. Het laatste jaar heeft de variant van leertijduitbreiding waarbij groep 8 leerlingen worden klaargestoomd voor de overstap naar het vo veel aandacht gekregen. Waar deze variant nu alleen bestaat voor potentiële gymnasium leerlingen, wordt deze het komende jaar uitgebreid naar een aanpak voor potentiële havo-leerlingen. De programma’s die tijdens leertijduitbreiding aangeboden worden verschillen. Op de ene school wordt complexe lesstof klassikaal herhaald of wordt deze spelenderwijs of contextgericht aangeboden. Op de andere school is er aandacht voor sociale vaardigheden zodat leerlingen het zelfvertrouwen krijgen om beter te presteren. Er zijn scholen die zich in de extra uren richten op specifiek taal- of rekenonderwijs, er zijn scholen die in de leertijduitbreiding creatieve, muzische of sportieve vorming aan bod laten komen en zo in het reguliere lesprogramma meer tijd kunnen besteden aan taal- en rekenonderwijs, en er zijn scholen die daarnaast een vrijwillig naschools aanbod hebben gericht op talentontwikkeling. De extra leertijd is ten opzichte van vier jaar geleden effectievere, opbrengstgerichte leertijd die direct of indirect bijdraagt aan verhoging van de onderwijsresultaten. Effect: opbrengstgerichte leertijd Het aantal uren extra leertijd is toegenomen in Rotterdam en daarbij is de kwaliteit in termen van opbrengstgerichtheid enorm toegenomen. Bekend is wat werkt, dit is opgenomen in de Kwaliteitskenmerken Extra Leertijd: • Een doelgerichte invulling van het programma in de leertijduitbreiding, op basis van de toetsresultaten van de leerlingen (focus); • Afstemming op de individuele onderwijsbehoeften, maatwerk per leerling of groep leerlingen en differentiatie naar niveau maakt onderdeel uit van de leertijduitbreiding; • In de leertijduitbreiding is er plek voor herhaling, verdieping of verrijking van de stof;
• Er worden in ieder geval doelen gedefinieerd op cognitief vlak en aanvullend op sociaalemotioneel vlak, waar dat het presteren op school beïnvloedt (zelfvertrouwen, samenwerken, studievaardigheden/leerstrategieën); • Lesprogramma leertijduitbreiding is inhoudelijk verbonden met het reguliere lesprogramma en er is uitwisseling over individuele leerlingresultaten op cognitief en nietcognitief vlak; • Bevoegd en hoog gekwalificeerd personeel geeft les in de leertijduitbreiding, voorkeur voor eigen mensen i.p.v. externe inhuur; • Leertijduitbreiding biedt plek om de lesstof methodevrij en ‘anders’ of ‘uitdagend’ aan te bieden bijvoorbeeld contextrijk of toepassingsgericht; • Leertijduitbreiding biedt plek voor het voorbereiden van de overstap naar een hogere schoolsoort en voor loopbaanoriëntatie.
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 21
3.4 betrokken ouders De uitwisseling over deze kenmerken tussen scholen is vergroot. Scholen en leerkrachten ervaren niet alleen effecten op de onderwijsresultaten van de leerlingen, zij ervaren ook effecten, die niet vast zijn te leggen door middel van taal- en rekenscores. Zij merken veranderingen bij hun leerlingen als het gaat om persoonlijke en sociale competenties als zelfvertrouwen, motivatie voor school, samenwerken en problemen oplossen (advanced skills). Leerkrachten kunnen deze ‘andere’ opbrengsten niet altijd precies benoemen of zichtbaar maken, terwijl dit zulke belangrijke elementen zijn voor een succesvolle (school)loopbaan. Kansen voor het nieuwe onderwijsbeleid Scholen, schoolbesturen en gemeente hebben baat bij voortdurende uitwisseling over het toepassen van de kwaliteitskenmerken die leiden tot effectieve, opbrengstgerichte extra leertijd. Scholen moeten blijvend worden geïnspireerd om met leertijduitbreiding het beste uit hun leerlingen te halen. Ook hebben scholen en leerkrachten baat bij ondersteuning en uitwisseling over het zichtbaar maken van ‘andere’ opbrengsten dan taal- en rekenscores De aanpak gericht op de doorgaande leerlijn en op overstapmomenten tussen schoolsoorten is er één die aan uitbreiding toe is. Ook varianten waarbij het programma tijdens de verlengde schooldagen en tijdens de vakantieschool op elkaar afgestemd zijn en één geheel vormen, vragen om verdere ontwikkeling.
22 2014
Alle scholen die in de afgelopen jaren het ISO-arrangement hebben doorlopen, zijn door de Inspectie van het Onderwijs weer onder het basistoezicht gesteld (niet meer zwak). In de periode van 2013 tot 2014 zullen alle lopende curatieve trajecten middels reflectiegesprekken afgerond worden. Om de instroom van zwakke en zeer zwakke scholen te beperken, heeft de ISO-commissie besloten haar curatieve aanpak uit te breiden met een gezamenlijke preventieve aanpak. Deze aanpak moet ertoe leiden dat de ontwikkelingen in de scholen door de schoolbesturen vroegtijdiger onderkend worden, dat waar nodig door de schoolbesturen eerder en adequater ingegrepen wordt en dat gezamenlijke acties ingezet worden waar dat gewenst is. Er zal een generieke evaluatie van ISO 2010-2014 plaatsvinden.
Ambitie en aanpak Meer leertijd, professionele scholen en betrokken ouders zijn de pijlers van het programma Beter Presteren. Betrokken ouders dragen bij aan de onderwijsresultaten van hun kinderen. Keer op keer bewijzen onderzoeken het belang van betrokken ouders voor de taalontwikkeling, de motivatie, het zelfvertrouwen en het schoolsucces van leerlingen. In het programma Beter Presteren is de afspraak gemaakt dat alle scholen investeren in een gelijkwaardig, educatief partnerschap met ouders en hen stimuleren tot effectief onderwijsondersteunend gedrag. De school is hierbij de eenheid van verandering. Dit wil zeggen dat de school op basis van een analyse van de eigen specifieke situatie bepaalt welke interventie het meest bijdraagt aan een versterking van de ouderbetrokkenheid. De aanpak binnen het project is vastgesteld met mensen uit het po, vo en mbo, vertegenwoordigers van de schoolbesturen en met de afdeling Onderwijs. Resultaat Middelbaar beroepsonderwijs • ‘Startpakket voor het betrekken van ouders bij het Rotterdamse mbo’, implementatie daarvan op 16 mboopleidingen • Met driekwart van de ROC-opleidingen zijn gesprekken gevoerd over ouderbetrokkenheid die geleid hebben tot vervolgacties: zowel ontwikkeling van beleid per cluster als pilots per branche • Meer dan 100 individuele mbo medewerkers geïnspireerd op werkconferentie; opbouw netwerk van netwerk van medewerkers die zich met ouderbetrokkenheid in MBO bezighouden; bundel met tips en citaten voor ouders en het mbo.
Voortgezet onderwijs • Handvaten ontwikkeld door de Hogeschool Rotterdam; op een kwart van de vo-scholen geïmplementeerd; nulmeting op 10 andere vo-scholen; Best practices, filmmateriaal en uitwisseling op een werkconferentie hebben verdere ontwikkeling gestimuleerd. • Er is een start gemaakt met het combineren van ouderbetrokkenheid met loopbaanleren, in samenspraak met het programma Aanval op Uitval. Pilot op vier scholen breder gedeeld. • Op vier gymnasia zijn ‘Talentklassen’ gestart voor leerlingen van groep 8 uit achterstandswijken. De ouders van deze leerlingen volgen een apart traject om goed voorbereid te zijn op hun ondersteunende rol tijdens de verdere opleiding van hun kinderen. Primair onderwijs • Menukaart voor po-scholen; best practices, filmmateriaal en uitwisseling op een werkconferentie om verder te werken aan een effectieve samenwerking met ouders. • 20 po-scholen hebben deelgenomen aan een traject gericht op het samenwerken met laaggeletterde ouders rondom de taalontwikkeling van kinderen. Vier van deze scholen hebben intensieve coaching gehad met als doel goede voorbeelden te genereren op dit thema. Door middel van een publicatie worden de resultaten gedeeld met de rest van de po-scholen. Algemeen Naast de directe acties vanuit Beter Presteren is het thema ouderbetrokkenheid ook door andere organisaties en programma's opgepakt zoals het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, Aanval op Uitval, Kies Precies (Woonstad Rotterdam), Alledaags rekenen etc. Hiermee is ouderbetrokkenheid een wijd verspreid thema geworden.
Effect: toenemend partnerschap In Rotterdam is in de periode 2010 - 2014 veel veranderd als het gaat om betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Een meerderheid van de ouders in het po en vo geeft aan dat ze de afgelopen drie jaar door de school meer worden betrokken worden bij het onderwijs aan hun kinderen (Waarderingsonderzoek Beter Presteren, Kenniswerkplaats Rotterdams Talent 2013). De inzet van scholen heeft dus voor veel ouders geleid tot merkbare effecten. Was ouderbetrokkenheid op het mbo enkele jaren geleden nog grotendeels onontgonnen gebied, op dit moment staat het onderwerp op de agenda van vrijwel alle branches en clusters van de ROC’s. Op meerdere locaties wordt gewerkt aan beter contact met ouders door hen te betrekken bij de intake of inschrijving, door ouderavonden te organiseren, met thuisbezoeken en door inzicht te geven in de studievoortgang. Voor de lerarenopleiding is vanaf najaar 2014 een standaard publicatie ouderbetrokkenheid beschikbaar, gebaseerd op het Rotterdams promotie onderzoek aan de Hogeschool. Co-auteur van dit boek is projectleider ouderbetrokkenheid bij Beter Presteren.
• De aansluiting bij moeilijk bereikbare ouders / laaggeletterde ouders; • De implementatie van een geïntegreerde aanpak van loopbaanoriëntatie en ouderbetrokkenheid; • Het vinden van geschikte vormen om ouders van mbostudenten te betrekken; over dit onderwerp is een artikel en een bundel met inzichten tot nu toe gepubliceerd.
Kansen voor het nieuwe onderwijsbeleid Er is nog veel meer winst uit ouderbetrokkenheid te halen! Het blijft van belang scholen een steun in de rug te bieden bij het zoeken naar de juiste manieren om de samenwerking met ouders vorm en inhoud te geven. Er zijn goede vorderingen gemaakt, maar er is nog veel groei mogelijk. Die verdere ontwikkeling kan worden gestimuleerd door in te zetten op:
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 23
3.5 professionele scholen Ambitie en aanpak Meer leertijd, betrokken ouders en professionele scholen zijn de pijlers van het programma Beter Presteren. De leerkracht bepaalt voor een belangrijk deel de kwaliteit en de resultaten van het onderwijs. Om de onderwijsresultaten te verhogen, heeft Rotterdam behoefte aan de beste leerkrachten en sterke schoolleiders. Schoolbesturen benadrukken daarin de eigen verantwoordelijkheid, vanuit de gemeente ligt het accent op het grote belang van goed onderwijs voor de stad als geheel. Ingezet is op gezamenlijk zicht op de arbeidsmarktsituatie (2012) en vervolgens maatwerk per schoolbestuur (convenanten 2013). Daaruit is een gezamenlijke, Rotterdamse lerarenagenda opgesteld die uitgewerkt wordt per sector met bijdragen van OC&W en de gemeente, wat voor Rotterdam moet leiden tot voldoende en gekwalificeerde docenten en schoolleiders. Hun werk is professioneel georganiseerd en inhoudelijk uitdagend door een sterke focus op resultaat. Nieuwe leerkrachten worden goed begeleid, er is sprake van een goede gesprekscyclus en een doorstroombeleid dat leerkrachten perspectief biedt. Lerarenopleidingen en schoolbesturen bieden een opleidingsaanbod voor studenten, startende en zittende docenten. Dit stelt hen in staat om kwalitatief hoogwaardig onderwijs te verzorgen dat past bij de grootstedelijke context van Rotterdam. Resultaat Zicht op en overeenstemming over de Rotterdamse arbeidsmarktsituatie (2012), 20 convenanten over professionalisering tussen schoolbesturen en gemeente (2013), een Rotterdamse lerarenagenda die uitgewerkt wordt in het arbeidsmarktplatform po, vo en in de stedelijke mbo-agenda.
24 2014
Effect: hoog op stedelijke agenda De professionalisering in het onderwijs staat hoog op de agenda van zowel gemeente als schoolbesturen. De gemeente heeft belang bij voldoende professionele leerkrachten en schoolleiders voor de kwaliteit van het onderwijs en de verhoging van onderwijsresultaten in Rotterdam. De personele zorg op kwaliteit en kwantiteit is primair de verantwoordelijkheid van schoolbesturen. Er is behoefte aan maatwerk passend bij de ontwikkelingsfase van de school of een gebied. Daarnaast is er een aantal onderwerpen waarvan het loont om in Rotterdam gezamenlijk op te trekken. Kansen voor het nieuwe onderwijsbeleid Rotterdam heeft nog steeds behoefte aan de beste leerkrachten. Dat vraagt om grote inzet van schoolbesturen en ondersteuning vanuit gemeente. De combinatie van maatwerk per schoolbestuur en gezamenlijk optrekken (arbeidsmarktonderzoek, convenanten, lerarenagenda, platforms) is succesvol gebleken. Voor de komende periode is het vooral van belang om voor de trajecten per schoolbestuur goede kwaliteitseisen af te spreken, zodat scholen en schoolbesturen gezamenlijk de focus houden op de professionalisering van de Rotterdamse leerkrachten en schoolleiders.
‘Het bespreken van de resultaten is normaal geworden, nu is het van belang om verder te werken aan de vertaling naar het eigen handelen in de klas.’ Voorjaarsrapportage Beter Presteren 25
3.6 resultaatmeting Ambitie en aanpak Het project resultaatmeting dient twee doelen: • nagaan of de doelen van het programma voor zowel primair onderwijs, als voortgezet onderwijs als mbo gehaald worden; • de cultuur op scholen, bij de gemeente en binnen schoolbesturen om transparant te werken aan opbrengsten versterken. Het uitgangspunt bij de start van het programma was volledige transparantie in 2014 met betrekking tot het inzichtelijk maken van de voortgang en resultaten op het gebied van taal en rekenen, tot op schoolniveau. Ambitie zoals benoemd in 2010 is dat het in 2014 op scholen gewoon is om te praten over opbrengsten, rekening houdend met de specifieke situatie van leerlingen. Binnen en tussen schoolbesturen worden scholen vergeleken om te leren van de verschillen. Tussen schoolbesturen en gemeente vinden gesprekken plaats over het verschil in resultaten tussen wijken, schoolbesturen en scholen. Dit monitoren is niet bedoeld voor onderlinge ranking, maar ondersteunend bij de gezamenlijke opgave de onderwijsresultaten te verhogen. De cijfers ondersteunen de kwalitatieve resultaten van de school
26 2014
Resultaat In de periode 2011-2014 zijn nieuwe instrumenten ontwikkeld en is een aantal bestaande tools verder uitgebreid: • Jaarlijks wordt de gemeenteraad geïnformeerd over de resultaten in Rotterdam in de Staat van het Rotterdams Onderwijs, waarin de indicatoren van Beter Presteren verder worden uitgewerkt; • Elk voorjaar verschijnt de voorjaarsrapportage Beter Presteren, waarin naast de resultaten ook de voortgang van de projecten van Beter Presteren worden uitgelicht; • Binnen het project zijn diverse onderzoeken gedaan naar effecten en resultaten • In september 2012 heeft een conferentie over resultaten plaatsgevonden waarin schoolbesturen met elkaar in gesprek zijn gegaan over het belang van transparantie en meetbare indicatoren. Het resultaat van het programma en het project Resultaatmeting met betrekking tot de verandering van cultuur op scholen is onder meer dat er een gemeenschappelijk bestand voor scholen voor primair en voortgezet onderwijs is. Hierin zijn naast de cito-eindscores ook de tussentijdse toetsresultaten zodanig opgenomen dat ze vergelijkbaar zijn. De resultaten van alle schoolbesturen vanaf “nuljaar” 2009-2010 tot 2012-2013 zijn in dit bestand opgenomen. Vanuit het programma wordt een financiële bijdrage gegeven aan het Rotterdams Taaleffect; een initiatief uit het voortgezet onderwijs waar tweederde van alle Rotterdamse scholen voor voortgezet onderwijs aan meedoet en dat goed zicht geeft op de resultaten en de toegevoegde waarde van het Rotterdams Taaleffect (aan het begin van het voortgezet onderwijs, aanvullend op eindexamencijfers).
Effect: in gesprek over resultaten wordt gewoon Opbrengstgericht werken heeft de afgelopen jaren mede richting gegeven aan het Rotterdamse onderwijs. Het is gebruikelijker om resultaten te delen en elkaar hier op een professionele manier op aan te spreken en resultaatafspraken te maken. Niet om elkaar af te rekenen maar om zo met elkaar in gesprek te zijn over het onderwijs en de resultaten die we met Rotterdamse leerlingen willen realiseren. Voor meer professionals is het benoemen en bespreken van onderwijsresultaten onderdeel van hun beroepseer. Kansen voor het nieuwe onderwijsbeleid Het sturen op onderwijsresultaten geeft richting en focus aan het onderwijs. Dit is belangrijk want alleen zo wordt het goede gesprek over onderwijs en leerprocessen in de klas mogelijk. En dat is waar het uiteindelijk over gaat: het beste onderwijs voor de Rotterdamse jeugd. Programma Beter Presteren en het project Resultaatmeting bepleiten om in het komende onderwijsbeleid ieder geval de resultaatgerichtheid vast te houden. Dat kan door het gesprek over de gewenste resultaten aan te blijven gaan en door deze voortdurend meetbaar en bespreekbaar te maken.
3.7 ISO-arrangement
Resultaat
Ambities en aanpak Het programma Beter Presteren biedt scholen in het primair en voortgezet onderwijs twee arrangementen om hun kwaliteit te verbeteren: ISO voor scholen die (zeer) zwak zijn of dreigen te worden; Topklassen voor alle andere scholen die zich verder willen ontwikkelen in opbrengstgericht werken. ISO staat voor Intensieve Schoolontwikkeling. In dit arrangement verbeteren scholen zichzelf aan de hand van gesprekken met deskundigen. Er wordt een plan van aanpak opgesteld en door schoolbestuur en gemeente wordt een financiële bijdrage voor verbetering beschikbaar gesteld. Deze aanpak, gefaciliteerd vanuit het programma Beter Presteren en met financiële bijdrage van de gemeente, leidt er bij vrijwel alle scholen toe dat ze binnen twee jaar positief beoordeeld worden door de Inspectie van het Onderwijs. Halverwege het programma Beter Presteren werd duidelijk dat er steeds nieuwe zwakke en zeer zwakke scholen bijkwamen. Om die reden is de doelstelling van ISO aangescherpt. Uitgaand van gelijkblijvende inspectiekaders is tussen schoolbesturen en gemeente afgesproken dat: • Alle zwakke en zeer zwakke scholen en afdelingen in mei 2012 zijn per september 2014 niet meer zwak/zeer zwak; • Er komen geen nieuwe zeer zwakke scholen meer bij; • De instroom van nieuwe zwakke scholen wordt in vergelijking met de voorbije periode minimaal gehalveerd. Vanuit het programma Beter Presteren zijn de schoolbesturen daarop vooral gefaciliteerd in het uitwisselen van kennis over een preventieve aanpak en het benoemen van schooloverstijgende kwesties (die in een generiek rapport werden geagendeerd). Begin 2014 is een Masterclass georganiseerd over bestuurlijk handelen om zwakke scholen te voorkomen.
Rotterdam aantal zwak/zeer zwakke scholen PO aantal zwak/zeer zwakke afdelingen VO Totaal aantal ISO portefeuille PO waarvan op Rotterdam-Zuid aantal ISO portefeuille VO waarvan op Rotterdam-Zuid totaal ISO portefeuille
2010 13 18 31
2011 17 20 37
2012 16 20 36
2013 13 22 35
2014 8 12 20
4
23 10 24 12 47
27 10 27 19 54
10 3 14 9 24
0 0 0 0 0
8 12
Bron: Inspectie voor het onderwijs/ Rotterdamse schoolbesturen
Figuur 12: Aantal zwakke/zeer zwakke scholen o.b.v. cijfers Inspectie van het Onderwijs / Rotterdamse schoolbesturen
Nota bene: de kolom onder het jaartal 2014 geeft een prognose van het aantal zwakke scholen in het najaar 2014. Deze prognose is opgesteld door de Rotterdamse schoolbesturen op basis van eigen inschatting. Effect: van curatief naar preventief De Rotterdamse schoolbesturen hebben in de afgelopen periode een enorme slag gemaakt waar het gaat om de monitoring van hun scholen. Ook wordt er nu nadrukkelijker gestuurd op kwaliteit en wordt er sneller en steviger ingegrepen wanneer dat nodig is. Mede door ISO hebben de schoolbesturen beter zicht op de interne processen in scholen, en dat brengt de risico's eerder en beter in beeld.
als het gaat om zwakke scholen. FOKOR gaat zorgen dat het gesprek over het belang van preventie van zwakke scholen tussen schoolbesturen blijft voortgaan. De preventieve aanpak behoeft ook de komende jaren nog de nodige aandacht. Aanvullend op de aanpak van het eigen schoolbestuur is het waardevol om te overwegen een Rotterdams arrangement voor risicoscholen te ontwikkelen.
Kansen voor het nieuwe onderwijsbeleid De ISO-commissie heft zichzelf in juni 2014 op: schoolbesturen nemen ieder voor zich hun verantwoordelijkheid
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 27
3.8 topklassenarrangement Ambitie en aanpak Het programma Beter Presteren biedt scholen in het primair en voortgezet onderwijs twee arrangementen om hun kwaliteit te verbeteren: ISO voor scholen die (zeer) zwak zijn of dreigen te worden; topklassen voor alle andere scholen die zich verder willen ontwikkelen in opbrengstgericht werken. Doelen stellen, zicht hebben op leerresultaten, planmatig werken, evalueren en bijsturen zijn essentieel om bij alle leerlingen het onderste uit de kan te halen. In overleg met een team van experts is een arrangement ontwikkeld waarbij scholen in het eerste jaar twee reflectiegesprekken hebben met het Topklassenteam, in het tweede jaar twee intervisiebijeenkomsten met andere scholen en tot slot een afsluitend gesprek. Topklassenteamleden, van buiten Rotterdam, treden op als kritische bondgenoot van de school, er is geen sprake van oordeel of controle. De school wordt uitgedaagd zichzelf de spiegel voor te houden en de lat hoger te leggen. Resultaat Rotterdam aantal scholen aantal scholen Rotterdam-Zuid
2011 50
2012 95
2013 125
2014 125
8
13
48
48
Figuur 13: Aantal Topklassenscholen Bijna de helft van alle scholen in het primair onderwijs (98 scholen) en iets meer dan een kwart van alle scholen in het voortgezet onderwijs (27 scholen) heeft in de periode 2010 – 2014 deelgenomen aan het Topklassenarrangement. Deze scholen geven aan dat het arrangement geholpen heeft om focus aan te brengen: waar moet aan gewerkt worden en in welke mate draagt dit bij aan het verhogen van onderwijsresultaten? En hoe kan dit meetbaar gemaakt worden? 28 2014
Effect: steeds professioneler Het Topklassenteam bundelt haar bevindingen op de Rotterdamse Topklassenscholen jaarlijks in een generiek rapport. In 2013 luidde de titel: ‘Steeds professioneler’. Het Topklassenteam concludeert dat de scholen die aan Topklassen deelnemen • meer focus aanbrengen in hun plannen dan bij de start van het programma; • steeds meer een betere integratie van resultaatanalyses verrichten; • die ook koppelen aan het handelen van de leerkracht in de klas; • vaker een planmatige aanpak rondom ouderbetrokkenheid maken. Ook agendeert het Topklassenteam een aantal generieke zaken bij schoolbesturen en gemeente: • effecten van meer leertijd op de onderwijsresultaten zijn niet altijd inzichtelijk; • onderwijskwaliteit wordt belemmerd door de hoeveelheid scholen en de spreiding in de wijk; • het cruciale belang van een goede schoolleider. Kansen en aanbevelingen De school is de eenheid van verandering. Een arrangement als Topklassen helpt scholen zich gericht, binnen de eigen context, effectief te verbeteren. Scholen en besturen waarderen de spiegel die hen in de gesprekken met het Topklassenteam wordt voorgehouden. De verwachting is dat komend schooljaar rond de 40 Rotterdamse po en vo scholen meedoen aan School aan Zet of het LeerKRACHT –traject. Gezien de effectiviteit van de verbetering en de waardering door scholen zelf is het aan te bevelen ook voor de onderwijsperiode nieuwe schoolarrangementen te ontwikkelen.
3.9 communicatie Ambitie en aanpak Het doel van communicatie binnen het programma is scholen hun deel bij te laten dragen aan verhoging van onderwijsresultaten in Rotterdam. De school is immers eenheid van verandering. Door beleidsregel van de gemeente en beleid van het bestuur: beide richtten zich deze periode op Beter Presteren. Ook vanuit programmaorganisatie zelf: bieden van handvaten, faciliteren van kennisuitwisseling, mogelijkheid deel te nemen aan projecten. Verschillende middelen zijn hiervoor ingezet: een bijeenkomst over het programma als geheel en mogelijkheid van deelname in april 2011), werkconferenties over specifieke onderdelen van het programma: Groep Nul, Vakantieschool, Resultaten, Topklassen, ISO en professionele school, Meer Leertijd, en Ouderbetrokkenheid in het mbo. Stuk voor stuk inspirerende bijeenkomsten, afgestemd op de specifieke doelgroep. Er is een website opgezet waar informatie over verschillende onderdelen programma is terug te vinden, er zijn gesprekken aan de tafels van tien gevoerd met een selecte groep deelnemers uit een bepaalde beroepsgroep: onderwijsadviesbureaus, beleidsmedewerkers bij de schoolbesturen en mensen uit de communicatiewereld. Ook verschenen er artikelen en columns in het veelgelezen ROM magazine, heeft de verkiezing van de leerkracht van het jaar plaatsgevonden en wordt er een maandelijkse nieuwsbrief verstuurd. Halverwege het programma is expliciet benoemd dat meer waardering van leerkrachten ook bij kan dragen aan de programmadoelen. De onderwijsweek, een grootser opgezette verkiezing van de leerkracht van het jaar en een online platform zijn daartoe georganiseerd. Ook is besloten eenmalig bij te dragen aan het initiatief Leraren met Lef.
Resultaat Het programma Beter Presteren is ontwikkeld door schoolbesturen en gemeente. Werd het aanvankelijk nog gezien als gemeentelijk beleid: in de loop van de afgelopen vier jaar zagen Rotterdamse scholen het programma als de organisatie die helpt faciliteren (topklassen), professionaliseren (topklassen, iso, resultaatmeting), inspireren (aritkelen, films, website) en concrete handvaten biedt om de onderwijsresultaten te verhogen. Dat betreft nog steeds met name schoolleiders en IB-ers. Richting leerkrachten is met het online platform een goede basis gelegd. De verkiezing van de leerkracht van het jaar heeft aan aantal goede onderwijsambassadeurs opgeleverd (beleid krijgt een gezicht). Met name de filmpjes op de website met praktijkvoorbeelden van scholen worden veel bekeken en hoog gewaardeerd.
• Online community: nuttige contacten, directe lijnen met het onderwijs, gezamenlijk warm te houden via social media en voor bijeenkomsten/acties. Online platform: biedt kans om leerkrachten/scholen in gesprek te laten gaan in speciale actieweken zoals die over vakantiescholen in april en de onderwijsweek in september. Dit vergt onderhoud en vraagt inzet van een animator. Daar aan gekoppeld: Twitter en Facebook: met respectievelijk ruim 500 en bijna 400 volgers belangrijke ‘lokkers’ voor bijeenkomsten, interactie, snelle (nieuws)updates en brede scope.
Effect: onderwijs in gesprek Door de communicatie-inzet ook te richten op leerkrachten en scholen ontstaat voorzichtig een ander beeld in de stad: in het Rotterdamse onderwijs gebeurt iets bijzonders. De trots om werkzaam te zijn in of betrokken te zijn bij het Rotterdamse onderwijs groeit. Kansen en aanbevelingen • Digitale ‘verzamelplaats’ van alles wat relevant is in en voor het Rotterdams onderwijs www.onderwijsbeleid010.nl: een belangrijke vindplaats, gezamenlijk in stand houden door schoolbesturen en gemeente. • Onderwijsweek begin oktober en verkiezing Leraar van het Jaar in Rotterdam: hieruit spreekt enorme waardering voor het vak en de leraar en levert onderwijsambassadeurs op (boegbeelden, geven beleid een gezicht). Dit vergt gezamenlijk optrekken, een heldere doelstelling en tijdige voorbereiding. Voorjaarsrapportage Beter Presteren 29
30
Colofon Programmabureau Beter Presteren Postbus 70014 3000 KS ROTTERDAM 010 - 2676740 www.onderwijsbeleid010.nl Vormgeving: DUS BV Druk: Romein Grafisch Met dank aan de Rotterdamse scholen voor de foto's April 2014 Voorjaarsrapportage Beter Presteren