2013 Voorjaarsrapportage Beter Presteren
‘Goede docenten verdiepen zich in de leersjlen van hun leerlingen, borduren daar op voort en voelen zich medeverantwoordelijk voor hun resultaten’
02 2013
Inhoudsopgave 1 Programma Beter Presteren 1.1 Inleiding 1.2 Tussentijdse resultaten
05 05 06
2 Stand van zaken projecten 2013 2.1 Effectieve vormen van meer leertijd 2.1.1 Groep nul 2.1.2 Vakantieschool 2.1.3 Meer leertijd op school
11 11 11 13 14
2.2 Professionele scholen 2.2.1 Topklassenarrangement 2.2.2 ISO-arrangement 2.2.3 Voldoende en goede leerkrachten en schoolleiders 2.2.4 Resultaat- en effectmeting
15 15 16 17 18
2.3 Betrokken ouders
20
3 Conclusies
25
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 03
‘Investeer in je leerkrachten, stel hoge eisen aan het team, daar hebben ook leerlingen recht op’
04 2013
Inleiding 1 Het Programma Beter Presteren 1.1 Inleiding Met het programma Beter Presteren richten schoolbesturen en gemeente zich gezamenlijk op het verhogen van onderwijsresultaten. Daarbij ligt de focus op taal en rekenen. Goede taal- en rekenvaardigheden vormen immers de basis voor een succesvolle schoolloopbaan en maatschappelijke carrière. Deze voorjaarsrapportage geeft inzicht in de voortgang van de gezamenlijke inspanningen van scholen, schoolbesturen en gemeente. Samen doen wij in de periode 2010-2014 wat nodig is om de onderwijsresultaten in Rotterdam te verhogen en de kwaliteit te verbeteren. Daarbij hanteren wij de volgende uitgangspunten: • goed onderwijs is cruciaal voor talentontwikkeling. • de school is de eenheid voor verandering. • schoolbestuur en de school zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. • het resultaat telt. • het programma Beter Presteren werkt als lerende organisatie. • rijksbeleid en gemeentelijke beleid versterken elkaar.
wethouder De Jonge heeft opdracht ieder voor- en najaar verslag te doen van de voortgang van het programma. Na bespreking in de programmaraad worden de rapportages geagendeerd voor het ROF en de gemeenteraadscommissie Jeugd, Onderwijs, Cultuur en Samenleving (JOCS). In het najaar van 2011 en 2012 is gerapporteerd in de Staat van het Rotterdams Onderwijs. Daarnaast is in 2012 een voorjaarsrapportage verschenen. Deze voorjaarsrapportage 2013 bevat de meest actuele stand van zaken van het programma Beter Presteren, zowel wat betreft de afzondelijke projecten als wat betreft de programmaresultaten. Daarbij wordt, voor zover beschikbaar, in het kader van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid de stand van zaken van de projecten in de focuswijken apart weergegeven.
Het programma Beter Presteren is op 11 januari 2011 vastgesteld in het Rotterdams Onderwijs Forum (ROF) en het college van B&W van Rotterdam. De programmaraad Beter Presteren, bestaand uit schoolbestuurders en de directeur Jeugd en Onderwijs onder leiding van Voorjaarsrapportage Beter Presteren 05
1.2 Tussentijdse resultaten Het doel van alle activiteiten van het programma Beter Presteren is de onderwijsresultaten van leerlingen in Rotterdam te verhogen. De doelstellingen zijn in het collegeprogramma als volgt geformuleerd: ‘aan het einde van de collegeperiode liggen de scores van taal en rekenen significant dichter bij het landelijk gemiddelde. Om de onderwijsresultaten te kunnen volgen, zijn er verschillende indicatoren in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs.̕ Primair onderwijs In het primair onderwijs is de Cito Eindscore van groep 8 één van de indicatoren voor het meten van resultaten. De Cito Eindscore bedroeg in 2010 531.2 punten gemiddeld voor Rotterdam. Voor 2014 streven schoolbesturen en gemeente gezamenlijk naar een Rotterdams gemiddelde van 534.0, waarmee de achterstand ten opzichte van de G4 en landelijk significant is verkleind.
De afgelopen twee jaar steeg de Cito Eindscore voldoende om vertrouwen te hebben dat de streefscore gehaald zou worden. In 2013 bedroeg de Cito Eindscore voor Rotterdam 531,8, een daling ten opzichte van 2012 met 0,7. Het verschil met gemiddelde Eindscore voor de G4 en landelijk, was in 2012 afgenomen en is in 2013 nagenoeg gelijk gebleven (zie tabel 1). De vergelijkbaarheid van de cijfers van dit jaar met vorig jaar wordt bemoeilijkt, omdat dit jaar voor het eerst een papieren versie van de Niveautoets beschikbaar was. Cito geeft aan dat leerlingen die voorheen niet aan de Eindtoets deelnamen, omdat die voor hen te moeilijk was, nu mogelijk wel mee hebben gedaan. In Rotterdam heeft 23.8% van de leerlingen de Niveautoets gedaan; in Nederland was dat 14,8 % en in de G4 19%. Dit is mede verklaarbaar vanuit de verschillende leerlingpopulaties in de G4 en Nederland. In Rotterdam heeft
Tabel 1: resultaten Cito Eindtoets (Basistoets en Niveautoets geaggreerd1)
Rotterdam G4 Nederland Rotterdam Zuid
2010 531.2 533.0 535.4 529.4
2011 531.9 533.7 535.5 529.4
2012 532.5 533.8 535.5 530.0
2013 531.8 533.3 535.0 nnb
20142 534 -
1) Er bestaan twee Eindtoetsen, de Eindtoets Basis en de Eindtoets Niveau. De Basistoets is bestemd voor leerlingen (landelijk ongeveer 75%) die naar verwachting doorstromen naar de gemengde/theoretische leerweg van vmbo, of hoger. Niveautoets is bestemd voor leerlingen (landelijk ongeveer 25%) die naar verwachting doorstromen in de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg van vmbo. 2) Voor alle tabellen in deze rapportage geldt: cijfers over 2014 betreffen een ambitie.
06 2013
31,2 procent van de kinderen die de toets heeft gemaakt een zogenoemd leerlinggewicht, in Nederland is dat 12 procent en in de G4 26.4 procent. Het leerlinggewicht geeft uitdrukking aan het opleidingsniveau van de ouders en is een maat voor mogelijke leerachterstand. Bij het beoordelen van de Cito Eindscore door de Inspectie van het Onderwijs, wordt een koppeling gemaakt met het gemiddelde leerlinggewicht, waarbij voor ieder percentage kinderen met een gewicht andere normen worden gehanteerd. Het landelijk gemiddelde van de Inspectie voor scholen met 31% kinderen met een leerlinggewicht is 532,4. Met een Eindscore van 531,8 scoort de stad Rotterdam 0,6 punt onder dit landelijk gemiddelde. De score op de Cito Eindtoets wordt nader geanalyseerd. Daarvoor levert Cito de komende maanden aanvullende
cijfers aan, bijvoorbeeld scores uitgesplitst naar taal en rekenen en de verdeling over de verschillende wijken. De resultaten van deze analyse worden gepresenteerd in het najaar van 2013. In het primair onderwijs worden, naast de Cito Eindscore, zowel de resultaten op de tussentoetsen voor taal en rekenen, als het aantal goede antwoorden op taal en rekenen bij de Cito Eindtoets gemonitord. (zie tabel 2 en tabel 3). De tussentoetsen laten een grote vooruitgang zien op het gebied van rekenen in de groepen 4 en 6. De resultaten op taal blijven in de groepen 3 en 6 nagelijk gelijk. Het verschil in percentage goede antwoorden op taal en rekenen in de Cito Eindtoets neemt de afgelopen jaren toe.
Tabel 2: resultaten tussentoetsen primair onderwijs, taal en rekenen
Technisch lezen groep 3 Rekenen groep 4 Begrijpend lezen groep 6 rekenen groep 6
inspectienorm 2012 33 56 26 79
landelijk gemiddelde 2009-2010 36,1 57,56 31,68 87,95
Rotterdam 2009-2010 31,41 52 28 82,16
Rotterdam 2010-2011 36,67 54,1 27,5 82,9
Rotterdam 2011-2012* 35,32 59,08 27,9 87,29
*voorlopige cijfers (n=163)
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 07
Voortgezet onderwijs
Tabel 3: verschil in percentage goede antwoorden onderdelen taal en rekenen Cito Eindtoets. 0%
2010
2011
2012
-1% -2%
Voor het voortgezet onderwijs wordt gebruik gemaakt van twee indicatoren: het gemiddeld eindexamencijfer en de uitkomsten van Taaleffect in het eerste leerjaar. In Taal-effect wordt circa 75% van de Rotterdamse leerlingen in het eerste middelbare schooljaar getest op woordenschat en begrijpend lezen. Het gemiddelde cijfer van het Centraal Schriftelijk Eind-examen wordt altijd bekend in september en opgenomen in de Staat van het Rotterdamse Onderwijs die in oktober 2013 verschijnt. Hieronder vindt u de cijfers over 2012 (bron: Staat 2012). De jongste metingen van Taaleffect laten zien dat het taalniveau aan het eind van de basisschool stijgt (stijgend instroomniveau in de brugklas), evenals de vooruitgang die in de brugklas wordt geboekt. Tabel 4: CSE Nederlands en wiskunde
-2,30%
-3% -4%
-3,90%
4,30%
-4,50%
-5%
CSE Nederlands Nederlands Rotterdam
2010 6,25 6,13
2011 6,07 6,07
2012 staat 2013 staat 2013
2014
CSE wiskunde Rotterdam Nederland
2010 6.23 6.04
2011 6,22 6,07
2012 staat 2013 staat 2013
2014
-5% -5%
-6% -6,24% -6,15%
-7% -7,40%
-8%
-8,00%
-9% taal Rotterdam
taal Zuid
rekenen Rotterdam
rekenen Zuid
Tabel 5: Taaleffect Taaleffect: woordenschat Begintoets brugklas Eindtoets brugklas Vooruitgang
2011 61.38 67.01 5.63
2012 61.7 67.8 6.2
2013 62.3 -
2014 9
Taaleffect: begrijpend lezen Begintoets brugklas Eindtoets brugklas Vooruitgang
2011 57.25 65.36 8.11
2012 57.82 66.7 8.9
2013 58.6 -
2014 9
Eindtoets brugklas wordt afgenomen aan het eind van de brugklas (mei/juni)
08 2013
Middelbaar beroepsonderwijs Voor het middelbaar beroepsonderwijs worden de resultaten gemeten met behulp van de referentieniveaus taal en rekenen. De uitslagen hiervan werden eerder opgenomen in de Staat van het Rotterdamse Onderwijs uit oktober 2012. Zie hiervoor tabel 6, waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen de scores op taal en rekenen tijdens een nulmeting in 2010 en tijdens de centrale examinering in 2012. Daaruit wordt duidelijk dat de resultaten toenemen. Via een deltaplan wordt hard gewerkt aan het nog verder verbeteren van de resultaten, zodanig dat alle studenten aan de vereiste niveaus voldoen. In de Staat van het Rotterdams Onderwijs 2013 worden de nieuwe cijfers verwerkt.
Tabel 6: voortgang taal en rekenen mbo cohort 2010 in beeld pilot COE 2012
Rekenen 3F mbo 4
nulmeting 2010
Nederlands 3F mbo 4
Rekenen 2F mbo 2-3
Nederlands 2F mbo 2-3 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Blauw: % studenten dat niveau 2F (mbo 2 en 3) of 3F (mbo 4) heeft gehaald bij de nulmeting 2010 Rood: % studenten dat niveau 2F (mbo 2 en 3) of 3F (mbo 4) heeft gehaald bij de (pre)pilots centrale examinering (COE) voorjaar 2012
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 09
‘We zijn al trots op wat we bereikt hebben, een aantal jaar geleden bijna zeer zwak, en nu zeer goed. Maar we gaan door, want uiteraard willen we nog meer bereiken’
10 2013
Inleiding van zaken 21 Stand projecten 2013 Het programma is vormgegeven rond drie actielijnen: • effectieve vormen van meer leertijd • professionele scholen • betrokken ouders
samen. Groep nul betrekt ouders bij de ontwikkeling van hun kind en heeft een ouderprogramma gericht op het versterken van het contact met en onderwijsondersteunend gedrag van ouders en verzorgers. In 2014 heeft Rotterdam 205 groepen nul.
In dit hoofdstuk worden per project de uitgangspunten en de ambitie voor 2014 beschreven, aangevuld met de resultaten tot nu toe en de conclusie die daarmee per project wordt getrokken.
2.1 Effectieve vormen van meer leertijd Het programma kent drie vormen van meer leertijd. ‘Groep nul’ – een nieuwe vorm van voorschool –, de ‘vakantieschool’ en ‘meer leertijd op school’.
2.1.1 Groep nul Uitgangspunten en ambitie De basis voor taal- en rekenvaardigheden wordt al vroeg gelegd, voordat kinderen naar groep 1 gaan. Eenmaal opgelopen achterstanden blijken later lastig in te halen. Om de doelen van het programma Beter Presteren te kunnen realiseren is groep nul ontwikkeld. De groep valt onder het pedagogisch-didactisch regime van de school en zo wordt een vloeiende, doorgaande leerlijn gecreëerd. In de groep werken een mbo- en een hbo-geschoolde kracht Voorjaarsrapportage Beter Presteren 11
Resultaten 2012-2013 Rotterdam aantal groepen nul gepland aantal groepen nul gerealiseerd/ bijgesteld aantal groepen nul focuswijken
2011 30 30 8
Om de ouderbetrokkenheid in groep nul te vergroten is in 2012 een ouderprogramma groep nul ontwikkeld, waarin is vastgelegd waaraan een school én de ouders minimaal moeten voldoen in groep nul. Dit wordt inmiddels – met uitzondering van de huisbezoeken – ook in de reguliere voor- en vroegschoolse educatie (vve) gehanteerd. In het kader van kennisoverdracht en de uitwisseling van best practices is in het voorjaar van 2012 een werkconferentie groep nul georganiseerd. Meer dan de helft van de Rotterdamse basisscholen was hier vertegenwoordigd. De implementatie van groep nul is onderzocht. Daaruit blijkt dat groep nul in de meeste scholen succesvol is geïmplementeerd. Scholen geven aan behoefte te hebben
12 2013
2012 100 100 37
2013 145 158
2014 200 205 70 (alle scholen)
aan verbetering van de kennis van het jonge kind bij de hbo’er en verbetering van kennis van opbrengstgericht werken bij de mbo’er. In vrijwel alle groepen is aandacht voor het betrekken van ouders. Nog niet overal is dat even effectief. Conclusie voorjaar 2013 De ontwikkeling van 205 groepen nul in 2014 ligt voor op schema. Er is behoefte om sneller te groeien dan voorzien, daarvoor wordt zoveel mogelijk financiële ruimte gecreëerd. Uit onderzoek blijkt dat partijen overtuigd zijn van het nut van groep nul en enthousiast over het ontwikkelde concept. Om het effect van groep nul te verzilveren moet scholen en gemeente de kwaliteit borgen.
2.1.2 Vakantieschool Uitgangspunten en ambitie 2014 De vakantieschool helpt kinderen om op het goede vervolgonderwijs terecht te komen, om op niveau te blijven tijdens de vakantie of om hun talenten verder te ontwikkelen. Elke leerling in de vakantieschool volgt een individueel traject, opgesteld door zijn of haar eigen leerkracht. Dat maatwerk maakt de vakantieschool sterk. Tot en met 2014 draaien in Rotterdam 155 vakantieklassen waaraan ruim 3000 leerlingen deelnemen. Op de scholen worden leerlingen in relatief kleine klassen gestimuleerd hun resultaten te verhogen door een uitgekiend programma waarin, naast extra uitleg of herhaling van lesstof, ook ruimte is voor speelse manieren van leren.
Resultaten 2012-2013 aantal vakantieklassen aantal vakantieklassen focuswijken
2011 21
2012 56
2013 119
7
25
48
2014 155
In 2012 heeft een aantal vakantiescholen meegedaan met een pilot om de ouderbetrokkenheid door middel van de vakantieschool te versterken. Uit de evaluatie van de pilot blijkt de vakantieschool drempelverlagend te werken om andere ouders te bereiken en met name ouder-kindactiviteiten zijn kansrijk. De pilot wordt in 2013 herhaald met nieuwe scholen. In het kader van kennisoverdracht en de uitwisseling van best practices zijn in het najaar van 2012 en in het voorjaar van 2013 werkconferenties georganiseerd. De bijzondere condities van de vakantieschool (ambitie, rust en sfeer) bieden mogelijkheden om grenzen te verleggen bij ouderbetrokkenheid, beroepsoriëntatie en samenwerking tussen scholen. Vakantiescholen in het mbo zijn inmiddels kwalitatief goed ontwikkeld: Albeda en Zadkine hebben een degelijk en attractief programma ontwikkeld en in 2012 bedroeg het aantal deelnemende leerlingen 165, waarvan 45 vmbo-leerlingen die de overstap maakten naar het mbo.
Conclusie voorjaar 2013 Het project ligt kwantitatief op schema. De scholen stellen vast dat een individuele benadering van leerlingen de meeste vruchten afwerpt. In 2013 en 2014 wordt ingezet op de versterking van deelname van leerlingen uit het laatste jaar van het vmbo om de overgang naar het mbo beter te laten verlopen. Het aantal vakantiescholen voor de overgang van primair naar voortgezet onderwijs blijft achter bij de verwachtingen. Daarop is in de aanloop naar de aanvragen voor 2014 extra geïnvesteerd.
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 13
2.1.3 Meer leertijd op school Uitgangspunten en ambitie 2014 In 2014 biedt het grootste deel van Rotterdamse scholen in het primair en voortgezet onderwijs leerlingen extra leertijd. De extra leertijd is onderdeel van het totale lesprogramma. Scholen krijgen meer ruimte voor maatwerk, zodat de leertijd optimaal aansluit bij de specifieke groep leerlingen. Op de ene school is er aandacht voor sociale vaardigheden zodat leerlingen het zelfvertrouwen krijgen om te leren. Op de andere school wordt complexe lesstof klassikaal herhaald. Meer leertijd is zo effectieve, opbrengstgerichte leertijd die direct of indirect bijdraagt aan verhoging van de onderwijsresultaten. Resultaten 2012-2013 199 scholen voor primair en voortgezet onderwijs werken met uitbreiding van de lestijd, als één van de maatregelen om betere onderwijsresultaten te realiseren. De kwalitatieve uitwerking van meer leertijd is nog niet op alle 199 scholen even specifiek. Er zijn scholen die zich in de extra uren puur richten op taal of rekenen, er zijn scholen die in de extra lestijd creatieve, muzische of sportieve vorming aan bod laten komen waardoor er in het reguliere lesprogramma meer tijd is voor taal en rekenen, en er zijn scholen die daarnaast een vrijwillig naschools aanbod hebben gericht op talentontwikkeling. Scholen en schoolbesturen zijn goed op weg maar hebben baat bij voortdurende uitwisseling van gedetailleerde voorbeelden en best practices op gebied van meer leertijd, waarbij onder meer de kwaliteitscriteria leertijduitbreiding worden besproken.
14 2013
Conclusie voorjaar 2013 Uitwerking van meer leertijd is wel in uren gerealiseerd, maar nog niet specifiek genoeg op kwaliteitseisen gestoeld. Scholen maken daarin wel slagen, maar voor een effectieve bijdrage van meer leertijd aan het verhogen van de onderwijsresultaten, is het noodzakelijk kwaliteitscriteria van meer leertijd te borgen. Om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van meer leertijd worden gezamenlijk met het project resultaatmeting twee onderzoeken uitgezet om de resultaten in beeld te brengen (zie ook bij het project resultaatmeting).
2.2 Professionele scholen De kwaliteit van onderwijs wordt in hoge mate bepaald door de mate van professionaliteit van scholen. Een professionele school heeft voldoende en kwalitatief goede leerkrachten die opbrengstgericht werken en leerlingen helpen het beste uit zichzelf te halen. Het programma Beter Presteren omvat vier projecten die direct bijdragen aan de brede professionalisering van scholen in Rotterdam: • Topklassenarrangement (opbrengstgericht werken) • ISO-arrangement (zwakke of zeer zwakke scholen) • professionele school (goede en voldoende leerkrachten, schoolleiders) • resultaatmeting (op scholen, binnen besturen, als programma)
2.2.1 Topklassenarrangement Uitgangspunten en ambitie Doelen stellen, zicht hebben op leerresultaten, planmatig werken, evalueren en bijsturen zijn essentieel om bij alle leerlingen het onderste uit de kan te halen. Met een Topklassenarrangement krijgt de school in twee jaar zicht op wat er in de eigen specifieke situatie verbeterd kan worden en worden de verbeteringen bestendigd. In het eerste jaar krijgt de deelnemende school twee reflectiegesprekken met het Topklassenteam, in het tweede jaar twee intervisiebijeenkomsten met andere scholen en een afsluitend gesprek. Het Topklassenteam, dat bestaat uit 15 onafhankelijke onderwijsexperts van buiten Rotterdam, treedt op als kritische bondgenoot van de school, er is geen sprake van oordeel of controle. De school wordt uitgedaagd zichzelf de spiegel voor te houden en de lat hoger te leggen. De ambitie voor Topklassen en ISO was: alle Rotterdamse scholen (primair en voortgezet onderwijs) hebben deelgenomen aan een Topklassen- of ISO-arrangement.
Resultaten 2012-2013
Rotterdam 2010 aantal scholen 50 aantal scholen Rotterdam Zuid 8
2012 95 13
2013 2014 145 145 nnb
Scholen die instappen in het TOPklassenarrangement willen bewust een stap zetten in het verbeteren van de onderwijsresultaten. Om alleen díe scholen deel te laten nemen, is de ambitie van Topklassen in 2012 bijgesteld: we strevenernaar dat in 2014 veruit de meeste scholen aan Topklassen hebben deelgenomen (met uitzondering van de ISO-scholen). In het derde kwartaal van 2012 is het tweede generiek rapport over de Topklassengesprekken opgeleverd. In de gesprekken over verhogen van onderwijsresultaten komen als centrale thema´s naar voren: resultaatgericht werken en professionalisering van leerkrachten. Bij het voortgezet onderwijs speelt daar ook de profilering en de concurrentiepositie van scholen nog een belangrijke rol.
Conclusie voorjaar 2013 Er zijn minder aanmeldingen voor het Topklassenarrangementen dan oorspronkelijk gepland. De scholen die deelnemen en de Topklassenteamleden zijn enthousiast over de kwaliteit van de gesprekken en de beweging die daarmee in de school op gang wordt gebracht. De gesprekken helpen de school om zich te bewust te worden van de dingen die ze doen, in welke mate deze dingen bijdragen aan het verhogen van onderwijsresultaten en hoe ze dit meetbaar kunnen maken.
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 15
2.2.2 ISO-arrangement Resultaten 2012-2013 Uitgangspunten en ambitie 2014 Voor scholen die door de Inspectie voor het Onderwijs beoordeeld worden als zeer zwak of zwak wordt binnen het programma Beter Presteren gebruik gemaakt van het arrangement Intensieve Schoolontwikkeling (ISO). Scholen verbeteren zichzelf aan de hand van gesprekken met en adviezen van de ISO-commissie. Op basis hiervan wordt een plan van aanpak opgesteld en wordt een financiële bijdrage voor verbetering beschikbaar gesteld. Deze aanpak moet binnen twee jaar leiden tot een positieve beoordeling door de Inspectie van het Onderwijs. Concreet is de doelstelling voor ISO als volgt geformuleerd3: • Alle huidige zwakke en zeer zwakke scholen en afdelingen zijn in 2014 niet meer zwak/zeer zwak; • Er komen geen nieuwe zeer zwakke scholen meer bij; • De instroom van nieuwe zwakke scholen wordt in vergelijking met de voorbije periode minimaal gehalveerd4. De ambitie is dat in 2014 veruit de meeste Rotterdamse scholen in het primair en voortgezet onderwijs deelgenomen hebben aan een arrangement gericht op verbetering van het opbrengstgericht werken: ofwel een ISO- ofwel een Topklassenarrangement.
3) Bij gelijkblijvende Inspectiekaders. 4) Gebaseerd op de nulmeting van 1 oktober 2012. 5) Cijfers volgens opgave schoolbesturen.
16 2013
Rotterdam5 aantal zwak / zeer zwak po aantal zwak / zeer zwak vo totaal aantal ISO portefeuille po waarvan op Rotterdam Zuid aantal ISO portefeuille vo waarvan op Rotterdam Zuid totaal ISO portefeuille
2010 13 18 31
2012 17 20 37
2012 16 20 36
2014*
4
23
27
0
8
24
12
47
10
*
10 27
12
Alle scholen die in de afgelopen jaren het ISO-arrangement hebben doorlopen zijn door de Inspectie van het Onderwijs weer onder het basistoezicht gesteld (niet meer zwak). In de periode van 2013 tot 2014 zullen alle lopende curatieve trajecten, middels reflectiegesprekken afgerond worden. Om de instroom van zwakke en zeer zwakke scholen te beperken, heeft de ISO-commissie besloten haar curatieve aanpak uit te breiden met een gezamenlijke preventieve aanpak. Deze aanpak moet ertoe leiden dat de ontwikkelingen in de scholen door de schoolbesturen vroegtijdiger onderkend worden, dat waar nodig door de schoolbesturen eerder en adequater ingegrepen wordt en dat gezamenlijke acties ingezet worden waar dat gewenst is. Er zal een generieke evaluatie van ISO 2010-2014 plaatsvinden.
0 0
19 54
0 0
Conclusie voorjaar 2013 De curatieve werkwijze van de ISO-commissie is effectief: scholen die het ISO-traject doorlopen worden na afloop van het traject weer onder basistoezicht van de Inspectie van het Onderwijs geplaatst. De nieuwe preventieve aanpak van de ISO-commissie moet leiden tot een verminderde toename van het aantal zwakke scholen. De effectiviteit van deze aanpak moet nauwlettend worden gevolgd en geëvalueerd.
2.2.3 Voldoende en goede leerkrachten en schoolleiders Uitgangspunten en ambitie 2014 De leerkracht bepaalt voor een belangrijk deel de kwaliteit en de resultaten van het onderwijs. Om de onderwijsresultaten te verhogen heeft Rotterdam behoefte aan de beste leerkrachten en sterke schoolleiders. In een grote stad als Rotterdam worden van leerkrachten ook nog extra vaardigheden verwacht, vanwege de leerlingpopulatie – die heel divers is in achtergrond en taal- en ontwikkelingsniveau – en door de diversiteit in ouderpopulatie. In 2014 zijn de afspraken tussen schoolbesturen en de gemeente vastgelegd in convenanten Professionele School, die gezamenlijk de basis vormen voor de Rotterdamse Lerarenagenda. In 2014 zijn er voldoende en gekwalificeerde docenten en schoolleiders. Het werk is professioneel georganiseerd en inhoudelijk uitdagend door een sterke focus op resultaat. Nieuwe leerkrachten worden goed begeleid, er is sprake van een goede gesprekscyclus en een doorstroombeleid dat leerkrachten perspectief biedt. Lerarenopleidingen en schoolbesturen bieden een opleidingsaanbod voor studenten, startende en zittende docenten dat hen in staat stelt kwalitatief hoogwaardig onderwijs te verzorgen en dat past bij de grootstedelijke context van Rotterdam. Resultaten 2012-2013 In opdracht van het programma Beter Presteren heeft ResearchNed onderzoek gedaan naar de kwalitatieve en kwantitatieve kenmerken van de Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt (‘De Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt in beeld’, september 2012). Voor het voorgezet onderwijs in Rotterdam Zuid en het primair onderwijs in de focuswijken is aanvullend onderzoek gedaan (december 2012). Uit dit onderzoek blijkt dat de onderwijsarbeidsmarkt nu in evenwicht is en op dit moment geen kwantitatieve tekorten
vertoont. Op termijn is de verwachting dat er tekorten kunnen ontstaan. In het primair onderwijs worden de tekorten veroorzaakt door het dalend aantal studenten op de leraren-opleiding basisonderwijs en met name voor scholen met een minder gunstige wervingspositie. In het voortgezet onderwijs is er sprake van een ‘verborgen tekort’. Het aandeel lessen dat door bevoegde docenten wordt verzorgd, ligt in Rotterdam voor alle vakgebieden lager dan het landelijk gemiddelde. In het middelbaar beroepsonderwijs is het aanbod van docenten sterk afhankelijk van de economie en voldoet bij benadering 20 procent van de docenten niet aan de bevoegdheids- en bekwaamheidseisen. In maart 2013 zijn 17 convenanten gesloten tussen schoolbesturen en gemeente, waarin afspraken zijn gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve situatie op de Rotterdamse arbeidsmarkt. Strategische personeelsplanning en professionalisering van docenten en schoolleiders zijn belangrijke thema’s in de convenanten. Vrijwel alle grote Rotterdamse schoolbesturen hebben een convenant gesloten. Met de overige schoolbesturen wordt nog gesproken over de voorbereiding van een convenant. Een Rotterdamse lerarenagenda is in voorbereiding. Daarin worden per sector gezamenlijke aandachtspunten uit de convenanten opgenomen. In het basisonderwijs willen de scholen en schoolbesturen meer studenten werven met een havo- en vwo-diploma en meer mannelijke studenten. Dat kan o.a. door ‘ te vissen in de vijver’ van het voortgezet onderwijs. Zo kunnen we de beste leerlingen motiveren en selecteren voor een baan in het onderwijs. In het voortgezet onderwijs richten lerarenopleidingen, schoolbesturen en scholen richten zich in eerste instantie
op het halen van de bevoegdheidseisen met specifieke aandacht voor enerzijds het vmbo en anderzijds de opscholing van tweede en eerstegraads docenten. De lerarenopleidingen en het mbo verkennen bijvoorbeeld de mogelijkheid en de haalbaarheid van een lerarenopleiding/module voor de mbo-docent met een specifiek Rotterdams profiel. Alle sectoren streven naar meer docenten en schoolleiders met een mastertitel. Er zijn afspraken gemaakt om het Rotterdamse Onderwijsarbeidsmarktplatform, dat gericht is op het voortgezet onderwijs, uit te breiden naar primair onderwijs en mbo. Er is overleg tussen schoolbesturen, gemeente en OCW over de knelpuntenaanpak van de Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt. Conclusie voorjaar 2013 Professionele school is na een lange en soms moeizame aanloop nu goed op gang gekomen. Ongeveer de helft van de schoolbesturen heeft een convenant opgesteld. De uitwerking en concretisering van de plannen in de convenanten behoeft nog wel uitwerking en aansturing. In april 2013 dient het Platform Onderwijsarbeidsmarkt voortgezet onderwijs een plan in voor financiering door OCW voor een gezamenlijke knelpuntenaanpak. De Lerarenopleiding oriënteert zich op een docentenopleiding specifiek voor (v)mbo docenten. Ook schoolbesturen in het primair onderwijs en mbo zoeken elkaar op om gezamenlijke maatregelen te nemen op het gebied van kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten. Schoolbesturen en gemeenten zijn het er over eens dat professionele school wezenlijk is in het bereiken van betere onderwijsresultaten. Voorjaarsrapportage Beter Presteren 17
2.2.4 resultaatmeting Uitgangspunten en ambitie 2014 Het project resultaatmeting dient twee doelen: • nagaan of de doelen van het programma voor zowel primair onderwijs, als voortgezet onderwijs als mbo gehaald worden; • de cultuur op scholen, bij de gemeente en binnen schoolbesturen om transparant te werken aan opbrengsten versterken, waarbij uitgegaan wordt van volledige transparantie in 2014 met betrekking tot op schoolniveau inzichtelijk maken van de voortgang en resultaten op het gebied van taal en rekenen. Ambitie is dat het in 2014 op scholen gewoon is om te praten over opbrengsten, rekening houdend met de specifieke situatie van leerlingen. Binnen en tussen schoolbesturen worden scholen vergeleken om te leren van de verschillen. Tussen schoolbesturen en gemeente vinden gesprekken plaats over het verschil in resultaten tussen wijken, schoolbesturen en scholen. Dit monitoren is niet bedoeld voor onderlinge ranking maar ondersteunend bij de gezamenlijke opgave de onderwijsresultaten te verhogen. De cijfers ondersteunen de kwalitatieve resultaten van de school. Resultaten 2012-2013 In paragraaf 1.2 van deze voorjaarsrapportage is uitgebreid stilgestaan bij de tussentijdse resultaten van het programma (met uitzondering van de resultaten op de Cito Eindtoets, zijn deze cijfers identiek aan die in de Staat van het Rotterdams Onderwijs 2012. Er zijn nog geen nieuwe tussenresultaten bekend).
18 2013
Het resultaat met betrekking tot de verandering van cultuur op scholen is onder meer dat er een gemeenschappelijk bestand voor scholen voor primair en voortgezet onderwijs is, waarin naast de Eindscores ook de tussentijdse toetsresultaten zodanig zijn opgenomen dat ze vergelijkbaar zijn. De resultaten van alle schoolbesturen vanaf “nuljaar” 2009-2010 tot 2011-2012 zijn in dit bestand opgenomen. Vanuit het programma wordt een financiële bijdrage gegeven aan het Rotterdams Taaleffect; een initiatief uit het voortgezet onderwijs waar tweederde van alle Rotterdamse scholen voor voortgezet onderwijs aan meedoet en dat goed zicht geeft op de resultaten en de toegevoegde waarde van het Rotterdams Taaleffect (aan het begin van het voortgezet onderwijs, aanvullend op eindexamencijfers).
Conclusie voorjaar 2013 Op scholen vindt meer en meer het gesprek over resultaten plaats. Bespreking van resultaten en best practices tussen Rotterdamse scholen onderling komt langzaam op gang, terwijl dat gesprek een bijdrage zou kunnen leveren aan het verbeteren van de onderwijsresultaten. Ook aankomend jaar worden de tussentijdse toetsresultaten opgenomen in het gemeenschappelijke bestand. Schoolbesturen maken hun tussenresultaten inzichtelijk en zijn bereid deze te bespreken met de gemeente. Transparantie van de kwantitatieve resultaten richting ouders, vanzelfsprekend aanvullend aan de kwalitatieve resultaten van de school, is een mooie volgende stap. Binnen het project resultaatmeting zullen de onderwijsresultaten 2010-2013 dit najaar nader geanalyseerd worden. Om op programmaniveau breder inzicht te krijgen in de resultaten en effecten worden tevens, gezamenlijk met het project meer leertijd, twee onderzoeken uitgezet om de integrale effecten en de resultaten van het programma Beter Presteren in beeld te brengen. Het onderzoek moet antwoord geven op de vraag of de onderwijsresultaten binnen het Rotterdamse onderwijsveld zich in de afgelopen periode anders ontwikkeld dan op plekken met een vergelijkbare leerling-populaties elders in Nederland. Het onderzoek moet tevens duidelijk maken welke interventies en ontwikkelingen tijdens de looptijd van het programma op Rotterdamse scholen een effect hebben op de onderwijsresultaten.
‘Opbrengstgericht werken is een kwese van investeren in je teamleiding, creëren van bewustwording en urgenebesef’
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 19
2.3 Betrokken ouders Uitgangspunten en ambitie 2014 Actieve ouderbetrokkenheid in de vorm van onderwijsondersteunend gedrag heeft een positief effect op de leerresultaten. Het partnerschap tussen ouders en scholen kan vaak nog beter. Per school moet sprake zijn van maatwerk maar: alle scholen zetten een stap. In 2014 hebben alle scholen in Rotterdam in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo een concrete stap gezet daar waar het gaat om het stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag van ouders. De implementatie wordt geborgd in de houding, routines en het beleid van de school. Circa 150 scholen zijn daarbij direct geholpen vanuit het programma, veel scholen hebben van elkaar tips en voorbeelden overgenomen. In Rotterdam voelen ouders op iedere (nieuwe) school dat ook zij een belangrijke rol spelen bij de schoolloopbaan van hun kind en worden ze door de school geholpen daar vorm aan te geven.
20 2013
Resultaten 2012-2013 • Er is een menukaart ouderbetrokkenheid opgesteld waaruit scholen een aanpak kunnen kiezen die past bij de eigen school. Door Jeugd en Onderwijs is het toepassen van een of meer elementen uit de menukaart als voorwaarde gesteld in de beleidsregel voor schooljaar 20132014. • Met ten minste 100 scholen is vanuit Beter Presteren het gesprek aangegaan over de stand van zaken van de ouderbetrokkenheid op hun school. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van de scholen geïnspireerd door Beter Presteren aan de slag is gegaan om het contact met ouders te verbeteren (Frederik Smit, 2012). Het gaat hierbij om primair onderwijs en voortgezet onderwijs. Er zijn helaas ook nog scholen waar de ouderbetrokkenheid onvoldoende aandacht heeft. • Alle scholen hebben de beschikking over een reeks goede Rotterdamse voorbeelden en filmmateriaal waar ze direct mee aan de slag kunnen. Deze voorbeelden zijn op de website geplaatst en verstuurd naar alle scholen. • 21 po- en vo-scholen hebben gebruik gemaakt van het aanbod om de meningen van ouders over en hun ervaringen met de school door studenten van de Hogeschool Rotterdam te laten inventariseren. • 15 vo-scholen zijn begeleid bij het uitwerken van hun beleid om duurzame vooruitgang te boeken in hun relatie met ouders. • In 2012 is een ‘Startpakket voor Ouderbetrokkenheid op het mbo’ ontwikkeld. • In alle groepen nul is ouderbetrokkenheid (op basis van het standaardouderprogramma) een verplichting. In de vakantiescholen is in een pilotsetting expliciet aandacht voor ouderbetrokkenheid.
Conclusie voorjaar 2013 In 2013 wordt ouderbetrokkenheid binnen de vakantieschool uitgebreid en worden ten minste 16 teams binnen het mbo ondersteund om het ‘Startpakket voor Ouderbetrokkenheid op het mbo’ te implementeren. Betrokkenheid van ouders bij keuze- en overgangsmomenten in de schoolloopbaan van hun kinderen wordt vanuit Beter Presteren op circa 20 scholen direct ondersteund en op alle scholen onder de aandacht gebracht. Scholen krijgen specifieke aanbevelingen op het gebied van moeilijk bereikbare ouders, gebaseerd op ervaringen opgedaan tijdens pilots. Bij de pilots zijn 20 scholen betrokken. Overall kan worden geconcludeerd dat ouderbetrokkenheid, met name in de vorm van onderwijsondersteunend gedrag, steeds meer wordt gezien als onderdeel van het primaire proces van een school, in plaats van als een taak die erbij komt. Er zijn zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs veel goede voorbeelden van ouderbetrokkenheid. Punt van zorg blijft de duurzaamheid van de aandacht voor ouderbetrokkenheid. Investeren in ouderbetrokkenheid vraagt veel energie en tijd van leerkrachten en mentoren. Het is aan de directies en schoolbesturen om erop te blijven sturen dat inzet op ouderbetrokkenheid, ook na afloop van het programma Beter Presteren, op orde blijft.
‘Onderdeel van effecef didacsch handelen is ook: hoge verwachngen stellen aan de kinderen’ Voorjaarsrapportage Beter Presteren 21
‘Ook in het prakjkonderwijs is het taboe op toetsen en presteren eraf: ga niet uit van wat leerlingen niet kunnen maar van wat ze wel kunnen’
22 2013
3 Conclusies Het programma Beter Presteren is op veel scholen geland. Ongeveer 80% van de Rotterdamse scholen voert één of meer van de projecten van Beter Presteren uit. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt tussen de verschillende Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente over investeringen in de professionaliteit van leerkrachten en in het voorkomen en wegwerken van kwantitatieve respectievelijk kwalitatieve lerarentekorten. Kwantitatief liggen de projecten van het programma op koers. De doelstellingen op de verschillende actielijnen worden in grote lijnen gehaald. Met groep nul lopen we vooruit op onze eigen ambitie voor 2013, voor TOPklassen en ISO hebben we de ambitie aangescherpt. Met betrekking tot de actielijn meer leertijd moet verder worden geïnvesteerd in de kwaliteit van de projecten. De uitvoering van de actielijn professionele school moet worden gemonitord en geëvalueerd. Ouderbetrokkenheid staat op het netvlies bij de Rotterdamse scholen. Het is zaak te zorgen dat de inzet wordt vastgehouden. Voor een deel betaalt de inzet van de scholen zich nu al uit in de resultaten. Voor een deel zal de inzet zich pas later uitbetalen. Het effect van groep nul, bijvoorbeeld, kan pas in 2013 voelbaar worden in groep 3 en pas in 2018 in groep 8. Het effect op de onderwijsresultaten levert dan ook een wisselend beeld op, dat grosso modo positief is. In het primair onderwijs is het resultaat op de Cito Eindtoets
ten opzichte van vorig jaar gedaald. De resultaten op de tussentoetsen blijven voor taal ongeveer op gelijk niveau, voor rekenen is er sprake van een flinke positieve groei. Een kwantitatieve analyse van deze resultaten wordt gepresenteerd in het najaar van 2013. In het voortgezet onderwijs is er vooral op het gebied van taal vooruitgang geboekt. De enige beschikbare indicator voor rekenen laat een (niet significante) vooruitgang zien. De resultaten van een pilot in het mbo zijn hoopgevend. Zowel voor schoolbesturen als gemeente is het van belang beter zicht te krijgen op de brede effecten van het programma. Daarom worden twee onderzoeken naar de effecten van Beter Presteren uitgevoerd. Deze onderzoeken moeten inzicht geven in wat werkt voor de stad en wat werkt in de school. Het programma Beter Presteren is in grote lijnen succesvol. De projecten zijn een goede aanjager (geweest) voor opbrengstgericht werken en het realiseren van maatwerk voor álle kinderen. De ´snelle successen´ zijn geboekt. Om duurzaam effect te bereiken, is het belangrijk dat scholen de ervaring die met de projecten is opgedaan integraal inzetten in de school. De ambitie van het programma blijft daarbij onverminderd hoog.
Voorjaarsrapportage Beter Presteren 25
Colofon Jeugd en Onderwijs Gemeente Rotterdam Postbus 70014 3000 KS Rotterdam Telefoon: (010) 267 44 45
[email protected] www.jos.rotterdam.nl www.onderwijsbeleid010.nl Vormgeving: DUS BV Druk: Veenman Drukkers Mei 2013 24 2013