Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen
Beter presteren in Rotterdam School en ouders samen
Frederik Smit | Menno Wester | Jos van Kuijk
Beter presteren in Rotterdam School en ouders samen Frederik Smit | Menno Wester | Jos van Kuijk november 2012
ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Foto omslag: Nationale Beeldbank.
Projectnummer: 34001226 Opdrachtgever: Beter Presteren Rotterdam
2012 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
ii
Voorwoord Het programmabureau Beter Presteren van de gemeente Rotterdam en de Rotterdamse schoolbesturen heeft het ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, opdracht verleend om een literatuurstudie uit te voeren naar ouderbetrokkenheid en ervaringen te inventariseren met ouderbetrokkenheid bij directies en ouders in Rotterdam en in de rest van Nederland. Voorliggend rapport is het resultaat hiervan. De literatuurstudie was gefocust op de onderzoeksbevindingen in de afgelopen twee decennia wat betreft de relatie ouders en school in West-Europa, Canada en de Verenigde Staten. Bij 1.172 personen (579 directies en 593 ouders in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs) is informatie verzameld over hun ervaringen met het stimuleren van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen, hun oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en school, de relatie tussen ouderbetrokkenheid en hogere onderwijsresultaten en wat er verbeterd kan worden in de Rotterdamse aanpak. Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door Frederik Smit, Menno Wester en Jos van Kuijk van het ITS. Het onderzoek is op constructieve wijze begeleid door Annette Diender en Annemieke van der Kooij (Programmabureau Beter Presteren) en Eddie Meijer (Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, gemeente Rotterdam).
ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Nijmegen, november 2012
dr. J.W. Winkels directeur
iii
Inhoud Voorwoord 1 Samenvatting en conclusies 1.1 Inleiding 1.2 Aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering 1.3 Resultaten 1.4 Conclusies en aanbevelingen
iii 1 1 1 2 7
2 Achtergronden 2.1 Inleiding 2.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 2.3 Analysekader 2.3.1 Begrippen 2.3.2 Positie van ouders 2.3.3 Strategische begrippen binnen programma Beter Presteren 2.3.4 Rotterdamse actieplan optimaliseren ouderbetrokkenheid en verhogen onderwijsresultaten 2.4 Samenvattend
15 15 15 17 17 20 23
3 Onderzoeksopzet 3.1 Inleiding 3.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 3.3 Centrale vraagstelling 3.4 Onderzoeksopzet en /uitvoering 3.4.1 Literatuurstudie 3.4.2 Survey onder schoolleiders en ouders 3.5 Verdere opbouw van het rapport
31 31 31 31 33 33 34 39
4 Succesfactoren optimaliseren relatie ouders-school en verbeteren onderwijsprestaties 4.1 Inleiding 4.2 Voorwaarden optimaliseren partnerschap relatie ouders-school en verbeteren onderwijsprestaties
28 30
41 41 41
v
4.3 Kritische succesfactoren optimaliseren relatie ouders-school en verbeteren onderwijsprestaties 4.4 Samenvattend
44 48
5 Resultaten surveys 5.1 Inleiding 5.2 Kennismaking bij aanmelding 5.3 Frequentie van contacten tussen ouders en school 5.4 Opvattingen over ouder-school contacten 5.5 Ondersteuning van ouders bij onderwijs van hun kind 5.6 Mogelijkheden tot contact 5.7 De inhoud van het contact 5.8 Invloed ouderbetrokkenheid 5.9 Samenvattend
49 49 49 50 55 60 61 63 64 65
6 Oordeel over relatie ouders en school 6.1 Inleiding 6.2 Beoordeling contacten tussen ouders en scholen 6.3 Leren en geïnspireerd raken 6.4 Effecten aanpak programma Beter Presteren 6.5 Wat kan verbeterd worden in de Rotterdamse aanpak? 6.6 Samenvattend
67 67 67 69 70 71 72
Bijlage tabellen Bijlage Menukaart Programma Beter Presteren Bijlage Geraadpleegde literatuur
vi
74 97 102
1 Samenvatting en conclusies 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten samengevat. We beginnen met de aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering (paragraaf 1.2). In paragraaf 1.3 vatten we de resultaten samen. In paragraaf 1.4 worden enkele conclusies getrokken.
1.2 Aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering Op verzoek van Beter Presteren heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar het functioneren van het Rotterdams beleid wat betreft de relatie ouders en school. Het onderzoek was gericht op onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school in een multiculturele grootstedelijke context, de ‘landing’ van de Rotterdamse aanpak op scholen, de verschillen zijn tussen Rotterdamse scholen en de rest van de Nederlandse scholen wat betreft het stimuleren van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs, de beoordeling van de kwaliteit van de relatie ouders en school, de relatie met hogere onderwijsresultaten en wenselijke verbeteringen. Het onderzoek startte eind mei en is eind september 2012 afgesloten. De onderzoeksopzet omvatte een literatuurstudie en een schriftelijke enquête onder directies en ouders (bao, vo) over aspecten van het onderwijsbeleid. In totaal hebben 1.172 personen de vragenlijst afgemaakt.
1
1.3 Resultaten Per onderzoeksvraag worden de belangrijkste uitkomsten weergegeven. Onderzoeksvraag 1: Wanneer leidt beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te optimaliseren, in een multiculturele grootstedelijke context tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten; wat zijn de succesfactoren?
Ouderbetrokkenheid wordt wel beschouwd als een van de belangrijke componenten dan wel kenmerken van effectieve scholen. De resultaten van onderzoeken naar het verband tussen ouderbetrokkenheid en leerprestaties zijn (veelal) positief in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in een multiculturele grootstedelijke context. In de strategie van scholen om samen met ouders de onderwijsresultaten te verhogen, spelen de visie op ouderbetrokkenheid, het creëren van draagvlak voor een geïntegreerde planmatige aanpak en maatwerk een belangrijke rol. Kritische succesfactoren voor hogere onderwijsresultaten zijn: onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis, de ouder als rolmodel, de communicatie met de school, het kind ondersteunen bij het maken van studiekeuzes en het bediscussiëren van adequate leerstrategieën en het versterken van onderlinge oudercontacten bij opvoeding en onderwijs. Naast een partnerschapsstructuur, -cultuur, -bereidheid en -vaardigheid van het schoolteam zijn een goede voorbereiding, informatievoorziening aan ouders en support van schoolteam en ouders de ´driving forces´ ter verbetering van de partnerschapsrelaties tussen ouders en school. Onderzoeksvraag 2: Landt de Rotterdamse aanpak op scholen? De basisingrediënten van de Rotterdamse aanpak voor het optimaliseren van de ouderbetrokkenheid en verhogen van onderwijsprestaties in het programma Beter Presteren zijn: educatief partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis. In de Rotterdamse aanpak wordt expliciet aandacht besteed aan intakegesprekken/startgesprekken en de rol van ouders bij de keuze van een school en wisselmomenten in de schoolloopbaan van hun kinderen. Ongeveer de helft van de Rotterdamse schoolleiders stelt dat leraren in het bao en het vo zijn geïnspireerd door de aanpak in het programma Beter Presteren om meer aan-
2
dacht te besteden aan contacten met ouders. Ongeveer een tiende is niet geïnspireerd door het programma en een derde heeft er geen mening over. Dit betekent dat ongeveer de helft van de scholen naar aanleiding van Beter Presteren daadwerkelijk aan de slag is gegaan om de oudercontacten te verbeteren. In Rotterdam geven verreweg de meeste ouders en schoolleiders aan dat er kennismakingsgesprekken worden gehouden. Drie kwart van de ouders in het bao en de helft van de ouders in het vo stelt dat leraren hen stimuleren dat ze betrokken zijn bij het onderwijs van hun kind. Bijna de helft van ouders in het bao en een kwart van de ouders in het vo overlegt met de leraren om hun kinderen thuis te ondersteunen. Ruim twee derde van ouders in het bao helpt hun kinderen met huiswerk en een derde van ouders in het vo. Volgens de schoolleiders geeft bijna twee derde van de leraren in het bao en ruim de helft van de leraren in het vo vaak leerstof/oefenstof mee. Volgens de Rotterdamse schoolleiders ondersteunt ruim twee vijfde van de leraren in het bao en een derde van de leraren in het vo de ouders hoe zij thuis hun kind kunnen helpen met onderwijs. Onderzoeksvraag 3: In welke mate zijn er verschillen tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nederlandse scholen wat betreft het stimuleren van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen? Er zijn verschillen in de manieren van communiceren tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nederlandse scholen. In Rotterdam geven verreweg de meeste ouders en schoolleiders aan dat er kennismakingsgesprekken zijn. Dit is landelijk niet altijd het geval, bijna een tiende van de ouders in het bao en ruim een kwart van de ouders met een kind in het voortgezet onderwijs geeft aan dat er geen kennismakingsgesprek plaats vindt. Volgens Rotterdamse schoolleiders gaan leraren in het bao vaker op huisbezoek dan hun collega’s in de rest van Nederland. Rotterdamse ouders met kinderen in het bao komen vaker wekelijks tot dagelijks op de school van hun kind (exclusief halen en brengen) en praten vaker met de leraar over het onderwijs en over de ontwikkeling van hun kind dan in de rest van het land. Er is ook vaker een ouderkamer aanwezig en er is vaker een vast (ouder) contactpersoon aangesteld. In het vo komen huisbezoeken bijna niet voor. Als de kinderen in het voortgezet onderwijs zitten, bezoeken de Rotterdamse ouders minder frequent de scholen. Ongeveer 79 procent bezoekt de school één keer per half jaar tot drie maanden.
3
Landelijk bezoekt bijna een vijfde van de ouders de school maandelijks of vaker. In Rotterdam is dit aandeel veel kleiner (rond 4 procent). Rotterdamse ouders met kinderen in het bao hebben vaker overleg met de school om hun kinderen thuis te ondersteunen en met huiswerk te helpen dan in de rest van het land. Volgens de Rotterdamse schoolleiders in het bao geven leraren vaker leerstof/oefenstof mee en ondersteunen ouders vaker hoe zij thuis hun kind kunnen helpen met onderwijs dan in de rest van het land. Rotterdamse ouders zijn iets positiever over de contacten met school dan ouders uit de rest van het land. Rotterdamse ouders (zowel bao als vo) vinden bovendien vaker dan schoolleiders dat leraren hen stimuleren om bij het onderwijs van hun kind betrokken te zijn. Onderzoeksvraag 4: Hoe is het oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en school? Volgens bijna alle schoolleiders in het bao en het vo in Rotterdam en de rest van Nederland zijn ouders welkom op school. In het bao voelen Rotterdamse ouders en ouders in de rest van Nederland zich ook geaccepteerd op school. In het vo voelt een kwart van de ouders in Rotterdam en een kwart van de ouders in de rest van Nederland zich echter niet welkom op school. Een meerderheid van de ouders en een ruime meerderheid van de schoolleiders in het bao in Rotterdam en de rest van Nederland zeggen dat leraren en ouders in de contacten rekening houden met elkaars ideeën over de ontwikkeling van de kinderen. Dit is (iets) minder in het vo. Zeer weinig leraren houden volgens schoolleiders in het bao en het vo in Rotterdam en in de rest van Nederland rekening met de ideeën van ouders over onderwijs. En omgekeerd houden weinig ouders in het bao en het vo in Rotterdam en in de rest van Nederland rekening met de ideeën van de leraren over de opvoeding van hun kind. Over het algemeen geven de Rotterdamse ouders met kinderen in het bao een (iets) hogere beoordeling voor de contacten met de school van hun kind (7,8), de inbreng van de school in het contact (7,4) en de eigen inbreng in het contact (7,9) dan ouders in de rest van Nederland, respectievelijk: 7,0; 6,3 en 7,4. De Rotterdamse schoolleiders beoordelen de contacten iets lager dan de Rotterdamse ouders. Over de hele linie worden de contacten tussen ouders en school in het vo door ouders en door schoolleiders in Rotterdam en in de rest van Nederland (iets) lager beoordeeld.
4
De overgrote meerderheid van de schoolleiders typeert de contacten van de school en de inbreng van de leraren als voldoende tot goed. Iets meer dan helft van de schoolleiders oordeelt ook positief over de inbreng van ouders in het contact. De schoolleiders in het bao in Rotterdam beoordelen de inbreng van ouders in het contact lager dan landelijk. En in het vo liggen de beoordelingen van schoolleiders in Rotterdam en landelijk dicht bij elkaar. Onderzoeksvraag 5: Leidt het Rotterdamse onderwijsbeleid ten aanzien van ouderbetrokkenheid tot hogere onderwijsresultaten? De schoolbesturen en de gemeente Rotterdam hebben met elkaar besloten dat het Rotterdams Onderwijsbeleid zich in de periode 2011-2014 richt op verhoging van de onderwijsresultaten. De focus ligt op taal en rekenen; vakken die de basis vormen voor de ontwikkeling van ieder kind. Daarnaast is afgesproken dat op scholen, binnen schoolbesturen, binnen de gemeente én onderling nog resultaatgerichter wordt gewerkt. Rond een derde (32%) van de Rotterdamse schoolleiders in het bao en 15 procent van de schoolleiders in het vo stelt dat het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren nu al heeft geleid tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten van kinderen. Meer dan de helft (57%) van de schoolleiders in het bao en drie kwart (75%) van de schoolleiders in het vo geeft aan (nog) geen mening te hebben over het beleid. Ruim een tiende (13%) van de schoolleiders in het bao en 10 procent van de schoolleiders in het vo gelooft niet in de effectiviteit van het progamma. Onderzoeksvraag 6: Wat kan verbeterd worden in de Rotterdamse aanpak? De doelstelling van het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren is dat elke Rotterdamse school een aantoonbare vooruitgang boekt op het gebied van de ondersteuning van het leerproces door ouders: meer ouders effectief onderwijsondersteunend gedrag vertonen; meer ouders zijn actief betrokken bij de schoolloopbaankeuzes van hun kinderen en er is (een effectievere) afstemming tussen de ouders en de school om de onderwijsresultaten van de kinderen te bevorderen. Een belangrijke voorwaarde voor partnerschap ouders-school is goede communicatie. Volgens ouders met kinderen op Rotterdamse scholen in het bao verloopt de communicatie met het schoolteam niet altijd vlekkeloos. Men ervaart als knelpunten dat directies en leerkrachten telefonisch en via de mail niet altijd bereikbaar zijn. Daarnaast noemt men de slechte kwaliteit van de communicatie (onduidelijke brieven,
5
geen of late reacties op mails; geen terugkoppeling na ‘incidenten’, geen initiatieven nemen om contact te zoeken). Ouders zien als oplossingen voor de communicatieproblemen: een directiespreekuur, alle leerkrachten een e-mailadres, dat de school meer rekening houdt met werkende ouders en meer huisbezoeken aflegt om contact te houden. Volgens de directies van Rotterdamse scholen in het bao beseffen ouders niet altijd dat hun onderwijsondersteunend gedrag van invloed is op de leerprestaties. Daarbij beschikken ouders niet altijd over de juiste attitude (geen gedeelde verantwoordelijkheid voor onderwijs, niet nakomen van afspraken) en vaardigheden (analfabetisme, niet beheersen van de Nederlandse taal, ouders begrijpen vaak de opdrachten voor de leerlingondersteuning thuis niet, geen overwicht op het kind) en hebben geen tijd om zich thuis met school bezig te houden (eenoudergezinnen). Directies zien als oplossingen voor de gesignaleerde problemen: meer ruimte op scholen voor ouderconsulenten, meer groepsbijeenkomsten met ouders over dit thema, meer samenwerking met andere onderwijsinstellingen en ouders meer betrekken bij het schoolbeleid. Klachten van directies van Rotterdamse scholen over het functioneren van het educatief partnerschap met ouders zijn: de lage opkomst bij ouderavonden, de communicatie hierover verloopt moeizaam en ouders voelen zich niet medeverantwoordelijk voor het inleveren van het huiswerk, het is lastig om met hen afspraken te maken en ze houden zich er niet altijd aan. Directies zien als oplossingen voor het matig functioneren van educatief partnerschap: bij de intake beter aangeven wat de verwachtingen zijn, ouders beter informeren (via ouderavonden, de ouderkamer), ouders in de klas laten kijken, vaker samen met ouders over dit onderwerp van gedachten wisselen, de ontwikkeling van de ouderbetrokkenheid jaarlijks op de agenda zetten en doelen stellen waaraan de school moet werken. De bevindingen uit de literatuurstudie ondersteunen de Rotterdamse aanpak, met focus op individuele contacten, het creëren van partnerschapsrelaties tussen ouders en school en het stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Op basis van de resultaten van de literatuursearch zou voor het verkrijgen van meer draagvlak voor de Rotterdamse aanpak onder ouders (meer) aandacht kunnen worden besteed aan het belang van de ouder als rolmodel, de ouder als lid van ‘ouderouderverbanden’, de vrijwilligershulp van ouders op school/de buurt en het betrekken van ouders bij de besluitvorming op school over de Rotterdamse aanpak. Kortom meer aandacht voor ouder-ouder contacten. In samenspraak met de ouders zou kunnen worden bekeken hoe in een breder verband op een eigen manier inhoud en betekenis te geven aan principes als wederkerigheid, gedeelde verantwoordelijkheid, vertrouwen, sociale binding en sociale controle bij de opvoeding en het onderwijs aan de kinderen.
6
1.4 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Rotterdamse aanpak partnerschap ouders en school Partnerschapsstructuur 1. De literatuurstudie laat zien dat ouders en school een belangrijk onderdeel van een netwerk vormen, een pedagogische infrastructuur, dat rond de leerlingen is gesponnen. De Onderwijsraad (2010) onderscheidt drie posities van ouders: de individuele rechthebbende positie, de positie als schoolpartner en de positie als lid van ouder-ouderverbanden. 2. Het Rotterdamse perspectief op partnerschap van ouders en school is gericht op de positie van de ouder als schoolpartner ten behoeve van het onderwijsondersteunend gedrag thuis. 3. Bij het onderwijsondersteunend gedrag van ouders gaat het volgens het Projectplan van het project Ouderbetrokkenheid in essentie om het steunen, sturen, stimuleren van het kind; communiceren met het kind over schoolgerelateerde zaken; hoge maar ook reële verwachtingen uitdragen ten aanzien van de onderwijsresultaten van het kind; een rijke leeromgeving creëren in de vrije tijd (ten behoeve van informeel leren); overleggen en afstemmen met de leerkracht/mentor over de ontwikkeling en onderwijsresultaten van het kind. 4. De individuele rechthebbende positie van ouders, de positie van ouders als lid van ‘ouder-ouderverbanden’, de vrijwilligershulp van ouders op school, het betrekken van ouders bij de besluitvorming (over de boogde innovaties bij ouderbetrokkenheid) op school en de participatie van ouders in de samenwerking met de buurt als belangrijk onderdeel van een pedagogische infrastructuur vallen buiten het beeld van het project Ouderbetrokkenheid in het programma Beter Presteren. 5. De producten van het Rotterdamse project Ouderbetrokkenheid zijn: discussies, informatie en adviezen over ouderbetrokkenheid, aanzet tot de aanpak van moeilijk bereikbare ouders en resultaatmeting van de verhoging van onderwijsresultaten. 6. Uit de schriftelijke enquêtes onder directies en ouders (bao, vo) blijkt dat Rotterdamse scholen via het programma Beter Presteren nadrukkelijk hebben geïnvesteerd in het verbeteren van contacten tussen ouders en school en het vergroten van de ouderbetrokkenheid. Ouders zijn daardoor gestimuleerd zich in te zetten voor de schoolloopbaan van hun kind én de verantwoordelijkheid te nemen voor de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen.
7
Partnerschapscultuur 7. Volgens de literatuur is partnerschap tussen ouders en school geen doel op zich, maar een middel om het gezamenlijke belang te dienen: optimale omstandigheden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Onderlinge oudercontacten kunnen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van de relatie tussen ouders en school. 8. De invoering van een project als Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren vraagt om het doorbreken van traditionele structuren en vraagt ook vooral om te werken aan een andere schoolcultuur waarin accenten komen te liggen op een ‘veranderingsgerichte cultuur’ en ‘resultaatgerichte cultuur’. 9. Volgens schoolleiders vertonen ouders niet altijd het verwachte en gewenste onderwijsondersteunend gedrag thuis door onwil en soms ook omdat men geen tijd heeft (eenoudergezinnen). Klachten van directies van Rotterdamse scholen (bao en vo) over het functioneren van het educatief partnerschap met ouders zijn: de lage opkomst bij ouderavonden, de communicatie over de leerlingondersteuning thuis moeizaam verloopt, ouders zich niet altijd medeverantwoordelijk voelen voor het inleveren van het huiswerk en de verantwoordelijkheid voor het leren exclusief bij de school leggen. Het is volgens directeuren bovendien soms lastig om met ouders afspraken te maken en ouders houden zich niet altijd aan de gemaakte afspraken. Partnerschapsbereidheid 10. De literatuurstudie geeft aanwijzingen dat de contacten tussen school en ouders niet altijd verbeteren als leerkrachten hun verwachtingen in positieve zin bijstellen in de mate waarin ouders bijdragen kunnen leveren aan de onderwijsresultaten van hun kinderen. 11. Uit de schriftelijke enquêtes onder directies en ouders blijkt dat schoolleiders in het vo vaker dan ouders van mening zijn dat de leraren de ouderbetrokkenheid stimuleren. Ouders in het vo ervaren minder vaak dan schoolleiders dat leraren hen willen betrekken bij het onderwijs van hun kind. 12. Bijna alle schoolleiders stellen dat ouders welkom zijn op school. In het bao voelen Rotterdamse ouders en ouders in de rest van Nederland zich ook geaccepteerd op school. In het vo zegt echter een kwart van de ouders in Rotterdam en een kwart van de ouders in de rest van Nederland zich niet welkom te voelen op school.
8
Partnerschapsvaardigheid 13. De literatuurstudie toont aan dat voor een succesvolle relatie tussen ouders en school het belangrijk is dat schoolteams over diverse strategieën beschikken om met uiteenlopende soorten en groepen ouders om te gaan. Investeren in interculturele vaardigheden van leerkrachten en in het openstaan voor een diversiteit aan vormen van ouderbetrokkenheid zijn essentieel voor het optimaliseren van de ouderbetrokkenheid en het verhogen van onderwijsprestaties in het programma Beter Presteren. 14. Uit de schriftelijke enquêtes onder directies en ouders blijkt dat volgens schoolleiders ouders soms door onvermogen (zoals ongeletterdheid) het gewenste onderwijsondersteunend gedrag thuis niet kunnen vertonen, omdat ze de opdrachten niet kunnen lezen. 15. Een belangrijke voorwaarde voor (educatief) partnerschap van ouders en school is een goede communicatie. Ouders vinden het doorgaans belangrijk dat ze goed kunnen communiceren met de leerkrachten en dat scholen naar hen luisteren en hen serieus nemen. Zowel ouders en volgens schoolleider ook leraren ervaren barrières in hun contacten. Schoolteams bieden vaak een 'one size fits all'-aanpak, omdat ze niet altijd over de vereiste vaardigheden beschikken om maatwerk te leveren voor ouders met verschillende achtergronden. 16. Meer dan 80 procent van de schoolleiders onderschrijft de stelling dat scholen van elkaar kunnen leren hoe ze een visie kunnen ontwikkelen op partnerschap van ouders en school, hoe ze afspraken met ouders kunnen maken en hoe ze de bereidheid van het schoolteam kunnen vergroten om de samenwerking met ouders aan te gaan. Onderwijsresultaten 17. De gemeente Rotterdam stimuleert scholen om hun onderwijsresultaten te optimaliseren en de talenten van leerlingen maximaal te ontwikkelen. Uit de literatuur kunnen we opmaken dat ouderbetrokkenheid wel wordt beschouwd als een van de belangrijke componenten dan wel kenmerken van effectieve scholen. De resultaten van onderzoeken naar het verband tussen ouderbetrokkenheid en leerprestaties zijn (veelal) positief in het bao en het vo. 18. Uit de schriftelijke enquêtes onder directies en ouders blijkt dat volgens een derde van de Rotterdamse schoolleiders in het bao en 15 procent van de schoolleiders in het vo het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren (nu al) heeft geleid tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten van leerlingen. Rond een tiende van de schoolleiders in het bao en het vo ziet geen effecten. Meer dan de
9
helft van de schoolleiders in het bao en drie kwart van de schoolleiders in het vo heeft nog geen mening over de effecten van het gevoerde Rotterdamse beleid. Conclusies wat verbeterd kan worden in de Rotterdamse aanpak Partnerschapsstructuur 1. Uit de literatuur weten we dat geïsoleerde, ad hoc activiteiten met betrekking tot de stimulering van samenwerkingsrelaties en verbeteren van leerprestaties doorgaans weinig succes opleveren. Het bevorderen van ouderbetrokkenheid gaat de hele schoolgemeenschap aan en kan daarom het beste uitgewerkt worden in een geïntegreerde planmatige aanpak, op basis van een behoefteanalyse en het vaststellen van wederzijdse prioriteiten, waarbij aandacht is voor het creëren van draagvlak binnen het schoolteam.. 2. De literatuurstudie laat zien dat scholen waar een groot vertrouwen is tussen schoolteams en ouders (onderling), beter in staat zijn om de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren en daarmee de leerprestaties van kinderen te verhogen. Het functioneren van educatief partnerschap kan op scholen worden geoptimaliseerd door bij de intake duidelijker aan te geven wat de verwachtingen zijn van de school, ouders beter te informeren (via ouderavonden, de ouderkamer), ouders in de klas te laten kijken, vaker samen met ouders over onderwijsondersteunend gedrag van gedachten te wisselen, de ontwikkeling van de ouderbetrokkenheid jaarlijks op de agenda te zetten en doelen te stellen waaraan de school samen met ouders moet werken. 3. Er zou in het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren meer aandacht kunnen komen voor de individuele rechthebbende positie van ouders, omdat daar in de praktijk onduidelijkheden over zijn. Bij de kennismakingsen voortgangsgesprekken zouden schoolteams de belangrijkste rechten en plichten van ouders (zoals informatierecht, hoorrecht, recht op participatie in schoolaangelegenheden, opvoedplicht, plicht zich te gedragen naar de normen van goed ouderschap) en de resultaatgerichte cultuur van de school (nadrukkelijker) aan de orde kunnen stellen in verband met het gewenste onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis. 4. De literatuurstudie laat zien dat het versterken van onderlinge oudercontacten (‘ouder-ouderverbanden’), de sociale controle en het aanboren van sociaal kapitaal (kennis, ervaring en netwerken) bij ouders positieve effecten heeft op de opvoeding en de onderwijsresultaten van kinderen. Er zou in het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren meer aandacht kunnen worden besteed aan ‘ouder-ouderverbanden’ om de onderwijsresultaten te optimaliseren.
10
5. Er zou in het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren (meer) aandacht kunnen komen voor de vrijwilligershulp van ouders op school, het betrekken van ouders bij de besluitvorming (over de boogde innovaties bij ouderbetrokkenheid) op school en de participatie van ouders in de samenwerking met de buurt als belangrijk onderdeel van een pedagogische infrastructuur, om meer draagvlak te krijgen voor het optimaliseren van de ouderbetrokkenheid. 6. De focus in het project Ouderbetrokkenheid van Beter Presteren zou op scholen waar ouders (na scholing) over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken, kunnen worden verbreed naar inspraak en medezeggenschap van ouders. De Wet medezeggenschap op scholen biedt hiervoor genoeg mogelijkheden om maatwerk te leveren. 7. Er is meer diepgang te geven aan de samenwerking tussen scholen en ouders door de ouders ook écht serieus te nemen en te laten zien dat zij, als rolmodel met hun ‘ouderkracht’ een bijdrage kunnen leveren aan de gewenste resultaatgerichte cultuur van de school én de school als gemeenschap via onder andere het ‘partnerschapsteam’, de ouderraad en de (g)mr. 8. Oudercontactpersonen, -consulenten, ouderraden en ouders in inspraakorganen op schoolniveau en stedelijk niveau zouden met een zekere frequentie en met een minimum aan inspanning op een eigentijdse wijze via een digitaal ouderpanel uitgenodigd kunnen worden mee te denken over het programma Beter Presteren. Partnerschapscultuur 9. De literatuurstudie laat zien dat ouders het doorgaans belangrijk vinden dat ze goed kunnen communiceren met de leraren en dat scholen naar hen luisteren en serieus nemen. Scholen die een ‘open-deur-beleid’ voeren en actief contact zoeken met ouders, kunnen helpen de drempel voor lager opgeleide ouders te verlagen om te participeren. 10. Schoolteams zouden eerst op schoolniveau dienen te onderzoeken hoe de ouders de contacten met de school ervaren alvorens beleid te ontwikkelen. 11. Uit de literatuur blijkt een aanpak waarbij de school actief met lager opgeleide ouders contact zoekt en luistert naar hun specifieke vragen en behoeften waarschijnlijk het meest succesvol is om hen bij het onderwijs te betrekken. 12. Bij het ontwikkelen van beleid zouden scholen specifiek aandacht kunnen besteden aan het vergroten van de contactmogelijkheden door eventueel op huisbezoek te gaan en vooral te luisteren naar signalen van ouders wat betreft specifieke vragen en behoeften om het contact te verbeteren, daar serieus op in te gaan en proberen maatwerk te leveren.
11
13. Leraren in het vo zouden naar ouders duidelijker moeten zijn dat zij welkom zijn op school en hen betrekken bij het onderwijs van hun kind, omdat ouders de signalen van leraren niet altijd als zodanig opvatten. 14. Leraren in het bao zouden naar ouders duidelijker kunnen zijn dat hun onderwijsondersteunend gedrag van invloed is op de leerprestaties van de kinderen, omdat dit voor ouders niet altijd helder is. 15. Leraren zouden samen met ouders kunnen nagaan hoe op een eigen manier inhoud en betekenis te geven aan principes als wederkerigheid, gedeelde verantwoordelijkheid, vertrouwen, sociale binding en sociale controle bij de opvoeding en het onderwijs aan de kinderen. Partnerschapsbereidheid 16. Uit de literatuurstudie blijkt dat een effectieve aanpak om de relatie ouders en school te optimaliseren bestaat uit het instellen van een actieteam (‘partnerschapsteam’) waarin leerkrachten, ouders en lid van de schoolleiding zitting hebben en dat de verantwoordelijkheid neemt voor de organisatie, implementatie en evaluatie van vormen van ouderbetrokkenheid 17. Voor een goede communicatie tussen ouders en school is het van belang om een directiespreekuur te hebben en telefoonnummers en e-mailadressen van teamleden (met toestemming!) en van het partnerschapsteam op de website van de school, in de schoolkrant en/of op het prikbord te zetten. Daarnaast zou de school (meer) rekening kunnen houden met werkende ouders en (meer) huisbezoeken afleggen om contact te houden. 18. Schoolteams zouden kunnen investeren in het verbeteren van de kwaliteit van de communicatie met ouders door duidelijke brieven te versturen, te reageren op mails van ouders, terug te koppelen na ‘incidenten’ en initiatieven nemen om contact te zoeken. 19. Bij het opstellen van schoolplannen om met lastig bereikbare groepen ouders (ongeletterde ouders en eenoudergezinnen) te communiceren, is maatwerk gewenst bij het inschakelen van ouderconsulenten, het organiseren van groepsbijeenkomsten met ouders over onderwijsondersteunend gedrag, de samenwerking met andere onderwijs- en welzijnsinstellingen en het betrekken van ouders bij het schoolbeleid. Partnerschapsvaardigheid 20. De literatuurstudie geeft aanwijzingen dat vooral een autoritatieve opvoedstijl van ouders (warmte bieden, grenzen stellen, gezaghebbend, maar niet autoritair optreden) en het bekrachtigen van goed gedrag, bemoediging, voorbeeldgedrag en in-
12
structie bijdraagt aan schoolsucces. Scholen kunnen ouders die een autoritaire opvoedingsstijl hanteren en van hun kinderen strikte gehoorzaamheid en respect verwachten, in plaats van dat de opvoeding gericht is het ontwikkelen van autonomie en zelfvertrouwen wijzen op het volgen van een opvoedcursus. 21. Uit de literatuurstudie weten we dat een professionele school een professionele leergemeenschap is die voortdurend de eigen praktijk onderzoekt om zo het onderwijs aan de leerlingen te verbeteren. Werken aan verhoging van onderwijsresultaten vergt een professioneel klimaat op school. De professionalisering van leraren is een belangrijke randvoorwaarde voor succesvolle onderwijsverbetering en past binnen een lerende organisatie. 22. De literatuurstudie laat ook zien dat volgens een vijfde van de schoolleiders in het bao leerkrachten niet capabel zijn om ouders uit lagere sociale milieus te betrekken bij het onderwijs. Verschillen in opvattingen over professioneel onderwijs en de rol van de ‘ideale’ ouder liggen hieraan ten grondslag. Aanvullende training voor Rotterdamse schoolleiders en leraren ligt in de rede om hen toe te rusten met vaardigheden om de communicatie met lastig bereikbare ouders (eenoudergezinnen en ongeletterde ouders) te optimaliseren. Onderwijsresultaten 23. De focus in het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren zou er nadrukkelijker op gericht dienen te zijn om de schoolleiders in het bao en het vo, die nog geen mening hebben over de effecten van het beleid op de onderwijsresultaten van leerlingen, van informatie te voorzien over welke rol educatief partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders kan hebben voor de leerprestaties en hoe ze dat proces kunnen monitoren om te werken aan een schoolcultuur waarin accenten komen te liggen op een ‘veranderingsgerichte cultuur’ en ‘resultaatgerichte cultuur’.
13
2 Achtergronden
2.1 Inleiding In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar het functioneren van het Rotterdams beleid wat betreft relatie ouders en school. Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de aanleiding en het doel van het onderzoek. In paragraaf 2.3 wordt een globaal analysekader geschetst. In paragraaf 2.4 vatten we het hoofdstuk beknopt samen.
2.2 Aanleiding en doel van het onderzoek In Nederland is het politieke streven om de kwaliteit van het bao en het vo te verbeteren en tot de internationale top vijf te gaan behoren. In het overheidsbeleid is een toenemende aandacht voor ouders als ‘educatieve partners’ van leraren om de bijdragen zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. Doelen zijn de leerprestaties en het welbevinden van de leerlingen te verbeteren en de leerlingen beter toe te rusten met het oog op hun schoolloopbaan. Mede om deze reden is de positie van ouders de afgelopen jaren versterkt door de introductie van de schoolgids, het klachtrecht, de aanpassing van de medezeggenschapsregelingen en het recht op opvang. Minister Van Bijsterveldt heeft op 29 november 2011 in een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer in navolging van de Onderwijsraad geadviseerd vooral te investeren in partnerschap tussen ouders en school. Het thema ouderbetrokkenheid gaat voor haar echter over meer dan dat. Het gaat ook over de ouders als opvoeder, de school als gemeenschap en het gezag van de leraar. De Rotterdamse visie op onderwijs sluit nauw aan op die van het kabinet. In het Rotterdams onderwijsbeleid 2011-2014 is in het programma ‘Beter Presteren’ door schoolbesturen en gemeente Rotterdam de ambitie uitgesproken de onderwijsresultaten in Rotterdam dichterbij het landelijk gemiddelde te brengen. Met het programma Beter Presteren investeert Rotterdam in meer leertijd, in de professionele school en in ouderbetrokkenheid om de talenten van kinderen en jongeren ten volle te kunnen benutten (Diender, 2012).1 1 De gemeente stelt, onder voorwaarden subsidie beschikbaar voor schoolbesturen, welzijnsinstellin-
15
Multiculturele, grootstedelijk context In Rotterdam wonen 600.000 inwoners. Rotterdam kent een waaier aan bijna 180 nationaliteiten; twee derde van de jeugd groeit op in families die oorspronkelijk niet uit Nederland komen. Hoewel in Rotterdam veel tweede- en derde generatie immigranten wonen, wordt vaak thuis niet of nauwelijks Nederlands gesproken. Eén op de drie leerlingen groeit op in een gezin met laagopgeleide ouders. Deze jongeren stromen beperkt door naar hogere vormen van onderwijs en lang niet allemaal halen zij een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. (Een startkwalificatie is een havo of vwodiploma of een mbo-diploma vanaf niveau 2). Zo blijven talenten onbenut. Dat heeft consequenties voor jongeren en voor de stad als geheel. De bevolkingssamenstelling van de stad vormt een bijzondere uitdaging voor het onderwijs. 2 Verhoging onderwijsresultaten De schoolbesturen en de gemeente hebben met elkaar besloten dat het Rotterdams Onderwijsbeleid zich in de periode 2011-2014 richt op verhoging van de onderwijsresultaten. De focus ligt op taal en rekenen; vakken die de basis vormen voor de ontwikkeling van ieder kind. Daarnaast is afgesproken dat op scholen, binnen schoolbesturen, binnen de gemeente én onderling nog resultaatgerichter wordt gewerkt. Uitgangspunten Rotterdams Onderwijsbeleid Het Rotterdams Onderwijsbeleid 2011-2014 is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: Goed onderwijs is cruciaal voor talentontwikkeling. Kinderen moeten zich breed kunnen ontwikkelen en tegelijk wordt focus aangebracht op de basisvaardigheden taal en rekenen. De school is de eenheid van verandering. Verhoging van de onderwijsresultaten gebeurt op school, binnen de vier muren van het klaslokaal. Het schoolbestuur en de school zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. De gemeente faciliteert en ondersteunt waar nodig om de resultaten te verhogen. Het resultaat telt. Schoolbesturen, scholen, leraren en de gemeente werken resultaatgericht. Er worden concrete doelen afgesproken met zeggingskracht op schoolniveau. Alle scholen zetten de komende jaren een stap omhoog.
2 Programma Beter Presteren, Rotterdams Onderwijsbeleid 2011/2014, deel 1.
16
Het Rotterdamse programma Beter Presteren werkt als een lerende organisatie en wordt ondersteund door een klein programmabureau. Rijksbeleid en gemeentelijk beleid versterken elkaar. Doelstelling project Ouderbetrokkenheid Ouderbetrokkenheid is één van de projecten die deel uitmaken van het programma Beter Presteren. De doelstelling van het project is dat elke Rotterdamse school een aantoonbare vooruitgang boekt op het gebied van de ondersteuning van het leerproces door ouders:3 meer ouders vertonen effectief onderwijsondersteunend gedrag; meer ouders zijn actief betrokken bij de schoolloopbaankeuzes van hun kinderen; er is (een effectievere) afstemming tussen de ouders en de school om de onderwijsresultaten van de kinderen te bevorderen. Om inzichtelijk te maken hoe scholen kunnen werken aan ouderbetrokkenheid volgens de Rotterdamse koers is in het programma Beter Presteren voor ouderbetrokkenheid een menukaart opgesteld met handvatten en concrete voorbeelden. Zie Bijlage 1 voor de menukaart.
2.3 Analysekader 2.3.1 Begrippen Schoolbesturen en de gemeente Rotterdam leggen de lat de komende jaren hoog als het gaat om het verhogen van de resultaten in het Rotterdamse onderwijs. Met Beter Presteren investeert Rotterdam in meer leertijd, in de professionele school en in ouderbetrokkenheid om de talenten van kinderen en jongeren ten volle te kunnen benutten (Diender, 2012). De leertijd is in schooleffectiviteitsonderzoek een van de factoren waarover de meeste consensus bestaat als het gaat om de bijdrage aan de effectiviteit van het leerproces (Hattie, 2007). Het gaat daarbij niet alleen om de tijd die op school wordt doorgebracht, maar ook de tijd buiten school, bijvoorbeeld thuis (huiswerk) of in clubverband.4 Rotterdam biedt op drie momenten meer leertijd aan in de schoolloopbaan. In
3 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren. Oktober 2011. 4 In de VS is uitbreiding van de leertijd een speerpunt van het beleid van president Obama om onderwijsachterstanden te bestrijden. Dit omvat het verlengen van de schooldag en het schooljaar en het aanbieden van naschoolse en zomerprogramma’s (Obama & Biden, 2008).
17
de voor- en vroegschoolse educatie komen kinderen eerder in aanraking met de (Nederlandse) taal. Leerlingen in het bao en het vo krijgen daarnaast extra leertijd. Ook worden meer vakantiescholen opgezet, die zich richten op verbetering van de overgangen tussen bao, vo en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De vakantieschool biedt ook talentvolle leerlingen extra uitdaging en ontplooiingskansen. 5 De professionele school is een professionele leergemeenschap die voortdurend de eigen praktijk onderzoekt om zo het onderwijs aan de leerlingen te verbeteren. Werken aan verhoging van onderwijsresultaten vergt een professioneel klimaat op school. Leraren hebben hoge verwachtingen van hun leerlingen. Schoolleiding en leraren zijn gemotiveerd. Zij worden in de professionele school door de schoolleiding toegerust op een resultaatgerichte manier van werken (gesprek, apparatuur, opleiding). Goed toegeruste leraren bereiken betere resultaten én staan met meer plezier voor de klas, spreken elkaar aan en leggen rekenschap af over resultaten (Verbiest, 2004). Goed toegeruste leraren zijn vakinhoudelijk deskundigen, bepalen het tempo in de groepen, maken resultaatgerichte afspraken met ouders en beslissen welke leerlingen overgaan naar de volgende klas en verantwoorden dit aan de ouders. De professionalisering van leraren is een belangrijke randvoorwaarde voor succesvolle onderwijsverbetering en past binnen een lerende organisatie, Scholen kunnen daarnaast de bekwaamheidseisen verder aanpassen aan het eigen beleid en de eigen visie (Fullan & Levin, 2009; Van Kuijk, Van Gennip & Vrieze, 2009). De gemeente Rotterdam stimuleert scholen om hun onderwijsresultaten te optimaliseren en het talent van de leerlingen maximaal te ontwikkelen. Het Topklassenteam, een team onderwijsspecialisten, biedt scholen support bij het bevorderen van resultaatgericht werken in scholen. De school bepaalt zelf wanneer de behoefte aan deze ondersteuning nodig is en overlegt hiertoe met het schoolbestuur voor het doen van een subsidieaanvraag bij de gemeente.6 Ouderbetrokkenheid is de betrokkenheid van ouders (ouders, voogden en verzorgers van leerlingen die aan de school zijn ingeschreven) bij de opvoeding en het onderwijs van hun eigen kind, thuis (bv. voorlezen) en op school (bv. rapportbesprekingen voeren met de leerkracht). Ouderparticipatie definiëren we als actieve deelname van ouders aan activiteiten op school. We onderscheiden niet-geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. leveren van hand- en spandiensten) en geïnstitutionali-
5 Het uitbreiden van de leertijd, door bijvoorbeeld de schooldag te verlengen, hoeft niet noodzakelijkerwijs te leiden tot betere leeropbrengsten. Veel belangrijker is het hoe effectief de tijd wordt ingevuld en benut; de kwaliteit van de leraar en het curriculum zijn doorslaggevend (Baker, Fabrega, Galindo & Mishook, 2004). 6 Programma Beter Presteren, Rotterdams Onderwijsbeleid 2011/2014, deel 1.
18
seerde vormen van ouderparticipatie (bv. zitting hebben in de ouderraad of de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad. De invoering van het programma Beter Presteren vraagt om het doorbreken van traditionele structuren en vraagt ook vooral om te werken aan een andere schoolcultuur waarin accenten komen te liggen op een ‘veranderingsgerichte cultuur’ en ‘resultaatgerichte cultuur’ (vgl. Klaassen & Leeferink, 1998; Leeferink, Sleegers & Geijsel, 2003). Scholen kunnen in navolging van Quinn (1988) in vier typen worden onderscheiden, die elkaar niet uitsluiten, maar aanvullen: Resultaatgerichte cultuur. Deze wordt gekarakteriseerd door de gerichtheid op de taken die moeten worden vervuld. Er heerst een competitieve sfeer. Beheergerichte cultuur. Essentieel voor deze cultuur zijn coördinatie en een gestructureerde wijze van omgaan met informatie. Mensgerichte cultuur. Kenmerkend voor deze cultuur zijn teambuilding en coaching. Veranderingsgerichte cultuur. Essentieel zijn vernieuwing en onderhandeling. In Figuur 2.1 worden de kenmerken van de vier typen schoolculturen vanuit verschillende invalshoeken naast elkaar gezet. Figuur 2.1 – Aspecten van schoolculturen Culturen Aspecten
Resultaatgericht
Cultuurwaarden
Beheergericht
Mensgericht
Veranderingsgericht
Koersbepaling/pro- Coördinatie, structuduceren reel omgaan met informatie
Participatie, inzet, moraal, openheid
Vernieuwing, aanpassing
Prestaties
Succes hebben/scoren
Precisie van de leden
Ontwikkeling, vooruitstreven van de leden
Initiatief, vooruitstreven
Beoordeling
Realisatie van taken en doelen
Procedures volgen in de uitvoering
Kwaliteit van de samenwerking
Bijdrage aan verandering
Machtsbron
Kennis van zaken
Kennen van de regels
Geaccepteerd zijn
Persoonlijk overwicht
Besluitvorming
Inhoud
Procedures
Consensus
Intuïtie
Motivatie
De klus klaren
Voldoen aan de regels Waardering en respect
Creativiteit, ontwikkeling
Bron: Quinn (1988)
19
De invoering van een veranderingsgerichte en resultaatgerichte cultuur zal waarschijnlijk gevolgen hebben voor de positie van ouders.
2.3.2 Positie van ouders Ouders zijn de eerst verantwoordelijken voor het levensonderhoud en de opvoeding van het kind. Het belang van een goede aansluiting van het onderwijs (en de opvoeding) in de school op de opvoeding die ouders thuis geven, vormt de grondgedachte waarop de onderwijsvrijheid is gebaseerd (Laemers, 1999; Zoontjens, 2003). De belangrijkste rechten en plichten van ouders ten opzichte van het bevoegd gezag van de school kunnen als volgt worden samengevat (zie o.m. Laemers, 2002; Laemers, 2011; Cluitmans-Souren, 2008; Noorlander, 2005; Onderwijsraad 2010; Vermeulen & Smit, 1998): Ouders zijn verantwoordelijk, dat wil zeggen; in rechte aanspreekbaar, voor de opvoeding van hun kind. Krachtens artikel 245 van het Burgerlijk Wetboek zijn ouders verplicht hun minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden. Ouders zijn verplicht zich te gedragen naar de normen van goed ouderschap. Zij moeten ervoor zorgen dat hun leerplichtige zoon of dochter op een school of onderwijsinstelling staat ingeschreven en erop toezien dat hun kind de school geregeld bezoekt. Vanaf 12 jaar is de jongere hier zelf medeverantwoordelijk voor. De ouders hebben de verplichting om relevante informatie over het kind aan het bevoegd gezag van de school te verstrekken. Als ouders hieraan geen gehoor geven, staat het bevoegd gezag echter weinig middelen ter beschikking om hier iets aan te doen. Ouders hebben het recht op informatie over het kind door het bevoegd gezag van de school. Als het bevoegd gezag deze rechten niet respecteert, kan de ouder een klacht indienen bij de klachtencommissie of bij de rechter. De ouders hebben echter geen ongelimiteerd recht op informatie. Wanneer omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan het bevoegd gezag/de schoolleiding beslissen de directe communicatie tussen de ouders van een leerling en de groepsleerkracht (tijdelijk) te verbreken en eventueel een afkoelingsperiode in te voeren. Onder omstandigheden kan het recht op informatie van de wettelijk vertegenwoordiger in conflict komen met het recht op privacy van het kind. De wettelijk vertegenwoordiger is echter alleen in beeld, wanneer er een ontheffing uit de ouderlijke macht heeft plaatsgevonden. Wanneer recht op informatie in strijd is met de privacy van het kind is moeilijk te bepalen.
20
Ouders hebben het recht te worden gehoord (hoorrecht), in ieder geval wanneer het bevoegd gezag voornemens is ingrijpende maatregelen te nemen ten aanzien van het kind, wanneer zij van oordeel zijn dat dit in het belang is van het welbevinden van hun kind op school en buiten school. Het mag de goede werking van de school echter niet schaden. Ouders hebben het recht op het verrichten van ondersteunende werkzaamheden voor de school. Het bevoegd gezag moet deze gelegenheid bieden. De ouders dienen hierbij de aanwijzingen van de schoolleider en het onderwijzend personeel op te volgen (art. 44 Wpo). Ouders hebben het recht op participatie in schoolaangelegenheden. Dit recht vloeit voort uit de positie van de ouder als uitoefenaar van het ouderlijk gezag over hun kinderen en het democratiebeginsel (democratische legitimatie/draagvlak als voorwaarde). Ouders hebben veelal inspraakmogelijkheden bij het beleid van de school van hun keuze via medebestuur. In het bijzonder onderwijs zijn vele varianten mogelijk, van zelfbestuur door ouders (via een vereniging of coöperatie) tot bestuur geheel buiten het gezichtsveld van de ouders (stichting). Ouders van leerlingen op openbare scholen kunnen via het gemeentebestuur, of een openbare rechtspersoon, voor hun belangen opkomen. 7 Als het gaat om medezeggenschap kunnen ouders zitting nemen in de (G)MR. Ouders in de (G)MR hebben mogelijkheden om mede sturing te geven aan het beleid van de instelling op basis van de algemene bevoegdheden (WMS artikel 6), instemmingbevoegdheden (WMS artikel 10) en adviesbevoegdheden (WMS artikel 11). Ouders kunnen een rol spelen in het onderwijs bij onderwijsinnovaties als medevormgevers via het bestuur, de (G)MR en als kritische consumenten/rechthebbende cliënten, eisen stellen aan de producten van scholen. Ouders en school vormen een belangrijk onderdeel van een netwerk, een pedagogische infrastructuur, dat rond de leerlingen is gesponnen (Putman, 2000). Omdat traditionele sociale verbanden waarin mensen leven en waarin de jeugd wordt grootgebracht, zoals netwerken van school, gezin, kerk, jeugd- en jongerenwerk, aan het vervagen zijn of in het geheel niet meer bestaan, zou volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) het van oorsprong Afrikaanse gezegde ‘It takes a village to raise a child’ een nieuwe, moderne, inhoud dienen te krijgen. Alle betrokkenen bij onderwijs en opvoeding zouden op een eigentijdse manier inhoud en bete-
7 Het openbaar onderwijs wordt van ‘overheidswege’ (vorm)gegeven door regels die gelden voor de overheid. Het is mogelijk om het bestuur van het openbaar onderwijs privaatrechtelijk vorm te geven. Er moet in dat bestuur dat wel sprake zijn van een overwegende overheidsinvloed’ dat wil zeggen dat de gemeenteraad een overheersende invloed heeft op de werkwijze en samenstelling van het bestuur.
21
kenis dienen te geven aan ‘village’ principes, zoals wederkerigheid, gedeelde verantwoordelijkheid, vertrouwen, sociale binding en sociale controle (RMO, 2001). De Onderwijsraad (2010) onderscheidt drie posities van ouders: de individuele rechthebbende positie, de positie van de ouder als schoolpartner en de positie als lid van ouder-ouderverbanden. 1. Individuele rechthebbende positie De ouders dragen bij de toelating van het kind tot de school deels hun opvoedkundige taak over aan de school. De relatie ouders en bevoegd gezag valt in deze context te verdelen in de sfeer waarbinnen alleen ouders of de school tot opvoeding bevoegd zijn en de sfeer waarbinnen de opvoedingsverantwoordelijkheden van de school en de ouders elkaar overlappen. Juist binnen deze laatste sfeer is coöperatie wezenlijk (Noorlander, 2005). 2. Positie als schoolpartner Internationaal wordt het begrip ‘partnership’ gehanteerd, met rechten en plichten, met onderscheiden eindverantwoordelijkheden en met gemeenschappelijke doelen van scholen en ouders (Epstein, 2001; Ho Sui Chu, 2007; Montandon, 1997; Ravn, 2003). Gemeenschappelijke doel van scholen en ouders is het creëren van optimale omstandigheden voor de schoolloopbaan van de leerlingen door het sociaal kapitaal van ouders aan te boren dat in een schoolgemeenschap aanwezig is om de partnerschap vorm te geven. Sociaal kapitaal heeft betrekking op de kwaliteit van sociale relaties, groepslidmaatschappen, formele en informele netwerken, gedeelde normen, vertrouwen, wederkerigheid en bereidheid zich in te zetten voor de gemeenschap (Coleman, 1988). Bevorderlijke factoren zijn: wederzijdse verwachtingen en verplichtingen, beschikbare informatie, normen van wederkerigheid, doelgerichte samenwerking, burgerlijke inzet, en sociaal vertrouwen. Participatie in sociale netwerken en vertrouwen zijn belangrijke, beslissende factoren voor maatschappelijk engagement, c.q. vrijwilligerswerk (Coleman, 1988; De Winter, 2011; Mendel, 2001; Perna & Titus, 2005; Smit, Driessen, Sluiter & Meijvogel, 2007). Een barrière voor partnerschap is dat ouders vaak worden gezien als één homogene groep, waarbij een ‘one-size-fits-all’-aanpak in de communicatie en de samenwerking, gedefinieerd vanuit een middenklasse-perspectief, volstaat (Grozier, 2001; Sikkes, 2009). Vragen van ouders over de opvoeding worden vaak vertaald in een behoefte aan professionele hulp van beproefde interventies. Maar deze zijn vaak niet nodig, omdat veel gezinnen over eigen hulpbronnen en ideeën beschikken om problemen aan te pakken (Van der Wolf, 2011).
22
3. De positie als lid van ouder-ouderverbanden Onder ‘ouder-ouderverbanden’ worden de onderlinge oudercontacten verstaan welke kunnen bijdragen aan het versterken van de relatie tussen ouders en school. Het stimuleren van onderlinge oudercontacten samen met het bieden van mogelijkheden voor ouders om eigen vaardigheden te ontwikkelen biedt ouders meer mogelijkheden om een actieve rol te vervullen binnen de samenwerking met de school. Het versterken van onderlinge oudercontacten, de sociale controle en het sociaal kapitaal (hulpbronnen en ideeën) heeft positieve effecten op de opvoeding en de onderwijsresultaten van kinderen (Ainsworth, 2002; Lewis, Kim & Bay, 2010; Moritsugu, Wong & Duffy, 2010; Putnam, 2000; Warren, Rubin, & Sychitkokhong, 2009). Scholen die hogere niveaus van relationeel vertrouwen tussen schoolteams en ouders (onderling) hebben, zijn beter in staat om de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren en daarmee de leerprestaties van kinderen te verhogen (Warren, Hong, Rubin, & Sychitkokhong, 2009). Een belangrijke voorwaarde voor partnerschap ouders-school is goede communicatie. Ouders vinden het doorgaans belangrijk dat ze goed kunnen communiceren met de leraren en dat scholen naar hen luisteren en serieus nemen (Smit e.a. 2007, 2008; Van Gennip, 2009). Een aanpak waarbij de school actief met lager opgeleide ouders contact zoekt en luistert naar hun specifieke vragen en behoeften is waarschijnlijk het meest succesvol om hen bij het onderwijs te betrekken (Lopez, G., Scribner, J. & Mahitivanichcha, K. (2001). Er is internationaal een trend dat ouders en onderwijsinstellingen bij de inschrijving van de leerling hun wederzijdse verwachtingen op papier zetten in een ‘home school contract’, dat zij vervolgens op gezette tijden bijstellen, afhankelijk van de ontwikkeling die de leerling doormaakt (Smit, Driessen,, Sluiter & Brus, 2008).
2.3.3 Strategische begrippen binnen programma Beter Presteren In paragraaf 2.3.1 zijn we al kort ingegaan op de betekenis van de begrippen rond het programma Beter Presteren. In deze paragraaf leggen we een relatie tussen strategische begrippen binnen het programma Beter Presteren en ouderbetrokkenheid. Schoolbesturen en gemeente Rotterdam hebben als collectieve ambitie dat het Rotterdams Onderwijsbeleid in de periode 2011-2014 is gericht op verhoging van de on-
23
derwijsresultaten. Scholen, schoolbesturen en de gemeente gaan resultaatgerichter werken. De focus ligt op taal en rekenen.8 De speerpunten in het beleid van het programma Beter Presteren zijn meer leertijd, de professionele school en ouderbetrokkenheid en is gericht op het realiseren van betere onderwijsresultaten van leerlingen door ouders meer te betrekken bij de schoolontwikkeling van hun kinderen. Bij ouderbetrokkenheid gaat het in het programma Beter Presteren om het stimuleren van ‘onderwijsondersteunend gedrag’ van ouders thuis en het stimuleren van ´educatief partnerschap´ van school en ouders. Onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis heeft betrekking op betrokkenheid bij de ontwikkeling van het kind, betrokkenheid bij de school, het communiceren met hun kind over zaken die op school gebeuren, zorg dragen voor een rijke leeromgeving voor hun kinderen thuis en in de vrije tijd, een goede plek om huiswerk te maken en dat er iemand is die ze ondersteunt bij het maken en plannen van dat huiswerk. Het achterliggende idee is dat alle ouders door hun onderwijsondersteunend gedrag kunnen bijdragen aan de onderwijsresultaten van hun kinderen (Desforges & Abouchaar, 2003; Sheldon, 2002; Deslanders & Rousseau, 2007). Ouders kunnen als rolmodel een groot aantal rollen vervullen in verband met de affectieve en cognitieve ontwikkeling van kinderen in verband met de voorbereiding op het onderwijs, het informeren van de school en elkaar support verlenen (Lueder, 1998). Zie Figuur 2.2.
8 De noodzaak van gezamenlijke betrokkenheid van ouders en school bij de ontwikkeling van een kind wordt breed gedeeld door scholen, beleidsmakers, onderzoekers en onderwijsondersteunende instellingen in Rotterdam. Zie Programma Beter Presteren, Rotterdams Onderwijsbeleid 2011/2014, deel 1.
24
Figuur 2.2 – Rollen van ouders bij de affectieve en cognitieve ontwikkeling van hun kind en in relatie tot de school Rollen
Doelen
Opvoeder
Het creëren van een omgeving waarin het kind zich fysiek, psychisch en emotioneel kan ontwikkelen.
Communicator’
Het in gang zetten en onderhouden van positieve contacten tussen school en gezin.
Leraar
Het kind helpen in zijn morele, intellectuele, emotionele en sociale ontwikkeling.
Ondersteuner
Het actief ondersteunen van leeractiviteiten van het kind thuis en binnen het onderwijsprogramma van de school.
Lerende
Het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden die de cognitieve en sociale ontwikkeling van het kind direct en indirect bevorderen.
Adviseur
Het kind met wijze raad bijstaan, zowel in persoonlijke als in schoolse kwesties.
Beschermer
Voor het kind opkomen en zijn belangen verdedigen.
Samenwerken
Effectief met de school en de gemeenschap samenwerken in het oplossen van problemen, het nemen van beslissingen en het vormgeven aan het ontwikkelen van het schoolbeleid.
Het project Ouderbetrokkenheid richt zich op de inzet van scholen om het onderwijsondersteunend gedrag van ouders ten aanzien van hun eigen kinderen te bevorderen met het oog op betere onderwijsresultaten. Speciale aandacht wordt besteed aan de intensieve betrokkenheid van ouders bij hun kinderen tijdens de keuze- en schakelmomenten door het ontwikkelingsperspectief en de toekomstwensen en -mogelijkheden van leerlingen structureel onderwerp van gesprek te maken met ouders en leerlingen. Onderwijsondersteunend gedrag van ouders gaat in essentie om het volgende 9: steunen, sturen, stimuleren; communiceren met het kind over schoolgerelateerde zaken; hoge maar ook reële verwachtingen uitdragen ten aanzien van de onderwijsresultaten van het kind; een rijke leeromgeving creëren in de vrije tijd (ten behoeve van informeel leren); overleggen en afstemmen met de leerkracht/mentor over de ontwikkeling en onderwijsresultaten van het kind.
9 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren. Oktober 2011.
25
Bij oudere kinderen thuis mogelijkheden creëren om te studeren en dat kinderen ondersteuning krijgen bij het maken en plannen van huiswerk (van ouders of van anderen). Niet alle ouders hebben het brede scala aan mogelijkheden en vaardigheden om hun kind te stimuleren. Het uitgangspunt is dat alle ouders door hun onderwijsondersteunend gedrag kunnen bijdragen aan de onderwijsresultaten van hun kinderen.10 Partnerschap tussen ouders en school is geen doel op zich, maar een middel om het gezamenlijke belang te dienen: optimale omstandigheden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Epstein (2001) onderscheidt met betrekking tot partnerschap zes typen van ouderbetrokkenheid: helpen opvoeden, communiceren met de instelling, vrijwilligershulp op de instelling, leren thuis, betrekken bij besluitvorming op de instelling, en samenwerking met de gemeenschap. 11 De laatste jaren is er meer dan voorheen aandacht voor de rol van ouders als competente burgers binnen een sociale gemeenschap (‘actief burgerschap’) en de scholen te verbinden met de omringende samenleving, omdat scholen dan effectiever functioneren (De Winter, 2011; Vogels, 2002; Herweijer & Vogels, 2004; Noguera 2008; Smit & Doesborgh, 2001; Smit, Driessen & Doesborgh, 2002, 2004). De realisering van de doelen van partnerschap vraagt om een wederzijdse betrokkenheid van ouders en school, van meet af aan een zorgvuldige communicatie én een wederzijdse investering. Scholen hebben de taak om te zorgen dat ouders goed geïnformeerd worden, dat ze ervaren dat ze welkom zijn op school, dat ze als gelijkwaar-
10 Het is volgens De Ruiter e.a. (2006) onjuist te veronderstellen dat de contacten zullen verbeteren tussen school en ouders door de verwachtingen van leerkrachten te verhogen dat alle ouders kunnen bijdragen aan de onderwijsresultaten van hun kinderen. Binnen de schoolorganisatie hebben verwachtingen van leerkrachten over ouders een bepaalde functie en inbedding; er vormen zich groepen van leerkrachten met eenzelfde beeld. Het niet-bespreken van de normativiteit die gepaard gaat met het toeschrijven van kenmerken aan ouders en leerkrachten leidt tot de instandhouding van de problematische contacten met ouders. 11 Een kritiek op Epsteins theorie is dat ze is geformuleerd vanuit het perspectief van de school (school-geïnitieerde betrokkenheid), en minder vanuit de ouders (gezinsgeïnitieerde betrokkenheid) (Driessen, Smit & Sleegers, 2005). Bovendien leunt ze sterk op het deficiet-model (vgl. McCollum, 1996). Vanuit dat perspectief zijn ze dan sterk prescriptief: die middenklasse is dan de norm en de programma’s zijn er op gericht ook lager milieu en allochtone gezinnen die ‘culturally-appropriate’ norm te laten bereiken. Maar niet alleen wordt het doel vanuit dat perspectief gedefinieerd, ook geldt dat voor de werkwijze (Jordan, Orozco & Averett, 2001). Een probleem hierbij is dat ouders van uiteenlopende etnische en culturele groepen verschillende vormen van ouderbetrokkenheid praktiseren, die niet altijd als zodanig herkend worden door ‘mainstream’ scholen. De leerkrachten van deze scholen vinden dan dat deze ouders niet betrokken zijn bij het onderwijs aan hun kinderen. Maar in feite komt het er op neer dat de ouders niet voldoen aan de verwachtingen van de leerkrachten, i.c. het beeld dat de leerkrachten hebben van wat ouderbetrokkenheid zou moeten inhouden (Martinez & Velazquez, 2000; Boijink, 2007).
26
dige partners worden beschouwd, dat hun inzet ertoe doet om de opvoeding/leren thuis en school op elkaar af te stemmen, de onderwijsresultaten te verbeteren en de schoolloopbaan te optimaliseren. Zo doen de scholen de eerste aanzet tot een pedagogisch, educatief en onderwijskundig partnerschap met ouders ( Epstein 2001, Epstein. e.a., 2002; Lusse, 2011; Hoover-Dempsey e.a., 2005; Onderwijsraad, 2010; Smit, 2011, 2012; Van der Schaaf & Van den Berg 2008; Warren e.a., 2009). Voor doelen, inhoud en beoogde effecten van partnerschap ouders en school, zie Figuur 2.3.
Figuur 2.3 – Doelen, inhoud en beoogde effecten van partnerschap ouders en school Doelen
Inhoud
Beoogde effecten
Ouderbetrokkenheid: opvoeding en leren thuis, communicatie met school Educatieve doelen
School en ouders stemmen hun visie op de opvoeding en sturing van kinderen op elkaar af en beiden nemen daarin hun aandeel: pedagogisch partnerschap. Ouders (onderling) en school hebben regelmatig contact met de school over de ontwikkeling van de kinderen die ze thuis ondersteunen: educatief partnerschap.
Onderwijskundige Ouders (onderling) ondersteunen de doelen leerontwikkeling van hun kind thuis en spelen een rol bij het maken van keuzes van een school, profiel, sector en vervolgopleiding: ondersteunend gedrag van ouders; onderwijskundig partnerschap.
Opvoeding/leren thuis en school op elkaar afstemmen, beter inspelen op motivatie- en leerproblemen. Ouders zijn beter in staat om opvoedvraagstukken (in het eigen, informele netwerk) op te lossen of te voorkomen.
Verbeteren onderwijsresultaten van de leerling. Optimalisering van de schoolloopbaan van de leerling.
27
Doelen
Inhoud
Beoogde effecten
Ouderparticipatie: vrijwilligerswerk*, deelname besluitvorming, samenwerking met gemeenschap Organisatorische en onderwijskundige doelen
Ouders leveren een bijdrage aan het reilen en zeilen van de school. Ze voeren activiteiten onder verantwoordelijkheid van leraren op school uit: organisatorisch partnerschap.
Bijdrage leveren aan taakuitvoering schoolteam. Verbeteren onderwijsresultaten van de leerling.
Democratische doelen
Ouders denken en beslissen informeel en formeel mee met het schoolteam over het beleid op diverse niveaus binnen de schoolorganisatie via bijvoorbeeld een ouderpanel, de ouderraad, de medezeggenschapsraad: democratisch partnerschap.
Mede richting geven aan beleids- en uitvoeringsbeslissingen. De school legt verantwoording af over haar werk aan de ouders.
Maatschappelijke doelen
Ouders (onderling) en schoolteam leveren een bijdrage aan activiteiten binnen de school, de wijk, de buurt, het dorp, of het stadsdeel als onderdeel van een pedagogische infrastructuur: maatschappelijk partnerschap.
Verankeren van de school binnen de wijk, de buurt, het dorp, of het stadsdeel.
* Vrijwilligerswerk is: werk waarvoor niet betaald wordt, dat niet beroepshalve wordt verricht, dat geen vaste arbeidsplaats inneemt, dat niet concurrerend is met betaald werk en dat niet meer dan 20 uur per week inneemt.
2.3.4 Rotterdamse actieplan optimaliseren ouderbetrokkenheid en verhogen onderwijsresultaten Het Rotterdamse project Ouderbetrokkenheid beoogt een aanjaagfunctie te hebben: het agendeert het onderwerp ouderbetrokkenheid, het motiveert en inspireert tot actie, het faciliteert uitwisseling, verspreidt succeservaringen en draagt zorg voor de beschikbaarheid en/of ontwikkeling van concrete instrumenten. Ook zorgt het project voor de verbinding met andere projecten, programma’s en lijnactiviteiten.12 De basisingrediënten van het project Ouderbetrokkenheid voor het optimaliseren van de ouderbetrokkenheid en verhogen van onderwijsprestaties zijn educatief partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis (onderwijskundig partnerschap).
12 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren. Oktober 2011.
28
Daarbij besteedt de gemeente Rotterdam in het project Ouderbetrokkenheid expliciet aandacht aan intakegesprekken/startgesprekken en de rol van ouders bij de keuze en wisselmomenten in de schoolloopbaan van hun kinderen: hun betrokkenheid bij de keuze van een school, profiel, sector en vervolgopleiding. Wanneer een leerling op een school wordt ingeschreven vindt een gesprek plaats tussen ouders, school en eventueel de leerling. Er worden afspraken gemaakt over wat school, ouders en leerling van elkaar mogen verwachten en waarop ze aanspreekbaar zijn. 13 Belangrijk is dat tussen ouders en school een open relatie ontstaat die bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind. School-oudercontracten kunnen helpen om de ouderbetrokkenheid te vergroten. De afspraken uit het startgesprek kunnen worden vastgelegd in een contract. De school bepaalt of zij ouders een dergelijk contract laat ondertekenen. Ouders kunnen daar ook zelf om vragen. School-oudercontactpersonen en ouderconsulenten kunnen een rol spelen om de relatie tussen school en ouders te verstevigen op scholen met leerlingen uit wijken met een sociale achterstand. Schoolbesturen ondersteunen deze functionarissen met opleiding en begeleiding. Resultaten Concreet levert het Rotterdamse project Ouderbetrokkenheid de volgende resultaten op:14 ‘mindset’ ouderbetrokkenheid Rotterdam (informatie naar alle scholen, menukaart van interventies), maatwerk op scholen (advies op maat voor scholen, kwaliteitskaders), themarondes ouderbetrokkenheid Rotterdam (inhoudelijke verdieping, ambassadeurs, speciale aandacht MBO), versterking bestaande initiatieven ouderbetrokkenheid (o.a. topklasse, groep nul, kwaliteitssprong op zuid, initiatieven deelgemeente Hoogvliet e.a.), aanzet voor aanpak moeilijk bereikbare ouders (samenwerking met zorg, diversiteit in aanpak), advies ten aanzien van subsidieverlening (ouderbetrokkenheid, ouderconsulenten en schooloudercontactpersonen), resultaatmeting over het project gericht op verhoging onderwijsresultaten.
13 Uitgangspunten voor partnerschap ouders en school zijn gebaseerd op de resultaten van opvoeddebatten die in Rotterdam zijn georganiseerd in het kader van het Rotterdams Onderwijsbeleid 20062010. Ouders zorgen er bijvoorbeeld voor dat hun kind voldoende Nederlands spreekt, voordat het naar de basisschool gaat en dat zij regelmatig met de school bespreken hoe het met hun kind gaat. Scholen informeren ouders over de school en de schoolresultaten van hun kind. Zij betrekken ouders bij keuzemomenten in de schoolloopbaan: de overgang aar een andere school, profielkeuze, beroepsrichting of bij een doorverwijzing naar het speciaal onderwijs. 14 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren. Oktober 2011.
29
2.4 Samenvattend Ouders en school hebben een gezamenlijk belang: zo gunstig mogelijke voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Ouders beschikken over kennis van hun kinderen en kennen meestal het beste de kansen en bedreigingen voor hun kind. Scholen zouden gebruik moeten maken van de kennis van ouders om de onderwijsresultaten te verbeteren. Dit betekent op basis van vertrouwen en hoge verwachtingen intensief samen te werken bij de opvoeding en het realiseren van hoge(re) onderwijsprestaties van de kinderen. De gemeente Rotterdam heeft er voor gekozen om een kwaliteitssprong in het onderwijs te maken met de ouders als educatieve ‘schoolpartners’ van de scholen en de onderwijsondersteuning van ouders thuis te stimuleren. Dit vereist een cultuurverandering. Het Rotterdamse perspectief op partnerschap van ouders en school is gericht op de positie van de ouder als ‘schoolpartner’. De individuele rechthebbende positie van ouders, de positie van ouders als lid van ‘ouder-ouderverbanden’, de vrijwilligershulp van ouders op school, het betrekken van ouders bij de besluitvorming (over de boogde innovaties bij ouderbetrokkenheid) op school en de participatie van ouders in de samenwerking met de buurt als belangrijk onderdeel van een pedagogische infrastructuur vallen buiten het beeld van het project ouderbetrokkenheid in het programma Beter Presteren.
De producten van het Rotterdamse project ouderbetrokkenheid zijn: discussies, informatie en adviezen over ouderbetrokkenheid, aanzet tot de aanpak van moeilijk bereikbare ouders en van de resultaatmeting verhoging van onderwijsresultaten.
30
3 Onderzoeksopzet 3.1 Inleiding Paragraaf 3.2 geeft een beschrijving van de aanleiding en het doel van het onderzoek. In paragraaf 3.3 komt de centrale vraagstelling aan de orde. De onderzoeksopzet en -uitvoering wordt besproken in paragraaf 3.4. In paragraaf 3.5 ten slotte, wordt de verdere opbouw van het rapport beschreven.
3.2 Aanleiding en doel van het onderzoek Aanleiding Het Rotterdamse beleid is er op gericht om scholen in samenwerking met de ouders de talenten van kinderen optimaal te laten ontwikkelen. Er is op dit gebied veel onderzoek verricht dat laat zien dat ouderbetrokkenheid positieve effecten heeft, maar het ontbreekt aan een analyse wat onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis en educatief partnerschap voor de leerprestaties kan betekenen in een multiculturele, grootstedelijke context. Doel Doel van het onderhavige onderzoek vast te stellen welke beleidsaanpak wat betreft ouderbetrokkenheid leidt tot hogere onderwijsprestaties, of de Rotterdamse aanpak op scholen en bij ouders is ‘geland’, wat de ervaringen zijn in vergelijking met de ouderbetrokkenheid met andere scholen in Nederland.
3.3 Centrale vraagstelling Voortvloeiend uit het voorafgaande kan de centrale vraagstelling van het onderzoek als volgt worden geformuleerd: 1. Wanneer leidt beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te optimaliseren, in een multiculturele grootstedelijke context, tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten; wat zijn de succesfactoren? 2. Landt de Rotterdamse aanpak op scholen? Herkennen ouders de Rotterdamse aanpak en wat zijn hun ervaringen?
31
3. In welke mate zij er verschillen tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nederlandse scholen wat betreft het stimuleren van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen? 4. Hoe is het oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en school? 5. Leidt het Rotterdamse beleid ten aanzien van ouderbetrokkenheid tot hogere onderwijsresultaten? 6. Wat kan verbeterd worden in de Rotterdamse aanpak?
De onderzoeksvragen worden uitgesplitst naar schoolsoort (bao en vo). Zie Schema 3.1.
Schema 3.1 – Overzicht specificatie onderzoeksvragen Rotterdams beleid wat betreft de relatie ouders en school naar bao en vo Ouderbetrokkenheid (Rotterdam en landelijk)
Deel
Onderdeel
po
vo
x
x
Literatuuronderzoek
Deel A
Wanneer leidt beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te optimaliseren in een multiculturele, grootstedelijk context tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten? Wat zijn de succesfactoren? Surveyonderzoek
Deel B
Landt de Rotterdamse aanpak op scholen? In welke mate zijn er verschillen tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nederlandse scholen wat betreft het stimuleren van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen? Herkennen ouders de Rotterdamse aanpak en wat zijn hun ervaringen?
x
x
Deel C
Hoe is het oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en school?
x
x
Deel D
Leidt het Rotterdamse onderwijsbeleid ten aanzien van ouderbetrokkenheid tot hogere onderwijsresultaten? Wat kan verbeterd worden aan de |Rotterdamse aanpak?
Deel E
Achtergrondgegevens
x
x
32
3.4 Onderzoeksopzet en /uitvoering 3.4.1 Literatuurstudie Om een antwoord te geven op de vraag wanneer het beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te optimaliseren in een multiculturele, grootstedelijk context leidt tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten én wat de succesfactoren zijn, is een internationale literatuurstudie uitgevoerd. De literatuurstudie borduurde voort op ITS-onderzoeken naar het functioneren van ouderbetrokkenheid in Rotterdam (Smit & Driessen, 2002; Smit, Driessen & Doesborgh 2004) en de bevindingen van de Kenniswerkplaats (Lusse, 2011, 2012).15 De onderhavige studie richt zich op de basisschoolfase en voortgezet onderwijs. Het onderzoek is gefocust op de ervaringen in de afgelopen twee decennia, waarbij de volgende werkwijze wordt gehanteerd: Er is in de literatuur gezocht rond de thema’s ‘onderwijsondersteunend gedrag’ en ‘educatief partnerschap in een multiculturele, grootstedelijke context’ en de ‘leerprestaties van leerlingen’. Deze zoektermen, combinaties daarvan en hun Engelstalige equivalenten vormden de input voor de searches. De literatuurstudie was gericht op Nederland, België (Vlaanderen), Engeland, Zweden, Denemarken, Finland, Noorwegen, Canada en de Verenigde Staten. Voor deze landen is gekozen, omdat met name in de VS veel onderzoek is verricht en anderzijds omdat de situatie in deze landen op bepaalde aspecten vergelijkbaar, dan wel juist interessant is vanwege een lange traditie. Voor de selectie van de op te nemen studies zijn de volgende criteria aangehouden: het moet om wetenschappelijk onderzoek gaan; het onderzoek moet voldoen aan gangbare methodologische criteria, met duidelijk omschreven begrippen van ouderbetrokkenheid, ouderparticipatie, onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school.
15 De Kenniswerkplaats Rotterdams Talent is in 2010 is opgericht door de Erasmus Universiteit en de gemeente Rotterdam en bestaat verder uit de Hogeschool Rotterdam, Hogeschool INHolland, de CED-groep, Zadkine, Albeda en de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving van de gemeente Rotterdam.
33
Analyse en beschrijving Bij de analyse en beschrijving van de literatuursearch naar de effecten van het stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag en educatief partnerschap van ouders en school in een multiculturele, grootstedelijke context is gebruik gemaakt van eerder gepubliceerde overzichtsstudies, omdat op deze wijze resultaten van (zeer) veel afzonderlijk studies op een efficiënte wijze kunnen worden samengebracht. De literatuurstudie biedt een interpretatiekader voor de resultaten van het onderzoek onder schoolleiders en ouders.
3.4.2 Survey onder schoolleiders en ouders Om een antwoord te geven op de vraag of het Rotterdamse beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te stimuleren landt op scholen en wat de ervaringen van directies en ouders zijn, zijn websurveys gehouden onder schoolleiders in het bao en het vo én ouders van kinderen die de basisschool en het voortgezet onderwijs bezoeken. Onderzoeksgroep Het ITS heeft alle directies van scholen bao (190) en vo (75) in Rotterdam via het scholenbestand van JOS, Gemeente Rotterdam aangeschreven en benaderde daarnaast directies van scholen in de rest van Nederland (1.500) via het ITS – Scholenpanel. Ouders met kinderen in basisonderwijs en voortgezet onderwijs zijn benaderd via het ITS-Ouderradenpanel (2.500) en de LinkedIn-groepen Ouders, school en buurt en Actief Ouderschap (circa 1.000). Onderzoeksinstrument Voor het verkrijgen van de gegevens is gebruik gemaakt van een korte vragenlijsten met gesloten vragen en een enkele vraag met een open antwoordcategorie. Te verzamelen informatie De te verzamelen informatie bij directies en ouders had betrekking op: De mate waarin het Rotterdamse beleid is ‘geland’ op scholen. De mate waarin er verschillen zijn tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nederlandse scholen wat betreft het stimuleren van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen (Schema 1, deel B) Hoe houden scholen/leraren rekening met de verschillende achterliggende opvattingen van ouders over de betekenis van de school voor hun kinderen en voor zichzelf?
34
Welke verschillende strategieën hanteren leraren richting ouders om afstemming, communicatie en wederzijdse steun te realiseren? Hoe stimuleren scholen/leraren onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school? Wat is de perceptie van de gerealiseerde effecten? Het oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en school (Schema 1, deel C) Wat is het oordeel wat betreft: Onderwijsondersteunend gedrag van ouders? Educatief partnerschap tussen ouders en school? De mate waarin het Rotterdamse beleid leidt tot hogere onderwijsresultaten. Wat verbeterd kan worden aan de|Rotterdamse aanpak (Schema 1, deel D) Cultuur: visie op met elkaar omgaan in kader van ouderbetrokkenheid. Structuur: afspraken, procedures, overlegstructuren en verantwoordelijkheden. Bereidheid: bereidheid om gezamenlijk het samenwerkingsproces aan te gaan. Vaardigheid: de vaardigheid waarmee betrokkenen omgaan in kader van ouderbetrokkenheid. Achtergrondgegevens (Schema 1, deel E) Scholen: schoolsoort, schooltype, aantal leerlingen en denominatie, BRIN-nummer. Ouders: geslacht, leeftijd, hoogst genoten afgeronde opleiding van de ouder. Respons en verloop van het veldwerk In de periode van 28 mei tot en met 1 augustus hadden ouders en schoolleiders de mogelijkheid om de online vragenlijst in te vullen. Om de respons te verhogen is in overleg met de opdrachtgever besloten om op 11 juni een iPad te verloten onder de respondenten en is een verzoek gestuurd naar onderwijsconsulenten en contactpersonen van scholen in Rotterdam om ouders te stimuleren mee te werken aan het onderzoek. Op 18 juni is een rappel naar de scholen in Rotterdam uitgegaan. Vanaf 22 juni zijn directies van scholen in Rotterdam gebeld met het verzoek om mee te werken aan het onderzoek. In Tabel 3.1 en Tabel 3.2 staat de opbouw van de respons onder ouders en de schoolleiders weergegeven. In totaal zijn er 691 ouders aan de vragenlijst begonnen. Hiervan heeft in totaal 593 ouders (86 procent) de vragenlijst volledig afgerond. De vragen over de achtergrondgegevens van de respondenten zijn achteraan de vragenlijst geplaatst. Omdat niet alle respondenten de vragenlijst volledig hebben ingevuld, sommigen zijn voortijdig ge-
35
stopt, is het mogelijk dat de vragen aan het begin van de vragenlijst door meer respondenten zijn beantwoord dan de vragen aan het eind van de vragenlijst.
Tabel 3.1 – Opbouwen achtergrondgegevens respons ouders basisonderwijs Rotterdam Landelijk
voortgezet onderwijs Rotterdam Landelijk
Afgerond
totaal begonnen vragenlijst volledig afgerond
77 88%
383 85%
48 81%
183 89%
Geslacht
Man Vrouw totaal (n=100%)
12% 88% 69
23% 77% 331
41% 59% 39
23% 77% 163
Opleiding ouders
lager onderwijs Praktijkonderwijs Vmbo Havo vwo/ gymnasium Mbo Hbo Universiteit totaal (n=100%)
7% 1% 7% 7% 0% 35% 23% 19% 69
1% 0% 0% 2% 0% 9% 47% 40% 331
5% 3% 0% 5% 0% 31% 28% 28% 39
0% 0% 4% 5% 1% 9% 47% 35% 163
Leeftijd ouders
30 jaar of jonger 31 - 35 jaar 36 - 40 jaar 41 - 45 jaar 46 - 50 jaar 51 - 55 jaar 56 jaar of ouder totaal (n=100%)
15% 21% 35% 16% 10% 3% 0% 68
1% 12% 33% 34% 16% 5% 1% 329
0% 0% 16% 26% 32% 16% 11% 38
0% 1% 2% 29% 41% 23% 4% 161
Leeftijd kind
4 - 6 jaar 7 - 9 jaar 10 - 12 jaar 13 - 14 jaar 15 - 16 jaar 17 – 19 jaar totaal (n=100%)
34% 42% 25%
30% 39% 30% 1%
77
383
4% 25% 54% 17% 48
9% 41% 32% 18% 183
36
Het merendeel van de respondenten is vrouw en heeft een hbo- of universitaire opleiding afgerond, landelijk is dit in beide onderwijssectoren meer dan 80 procent. Ter vergelijking: in 2009 had 27 procent van de 15- tot 65-jarigen in Nederland een hboof wo-diploma. Daarnaast had 68% een startkwalificatie, dat wil zeggen minimaal een diploma van mbo-niveau 2 of een havo-, vwo-diploma. Dit betekent dat de deelnemende ouders aan het onderzoek hoger opgeleid zijn dan de gemiddelde ouder en daardoor niet helemaal representatief zijn voor alle ouders in Nederland. 16 In Rotterdam is het aandeel mbo-opgeleide respondenten groter, ruim een derde heeft een mbo-diploma. Van de ouders met kinderen in het basisonderwijs is de grootste groep (twee derde) tussen de 36 en 45 jaar, in Rotterdam is de grootste groep (de helft) tussen de 31 en 41 jaar. De groep met kinderen in het voortgezet onderwijs is landelijk en in Rotterdam het grootst (ruim twee derde) tussen de 41 en 50 jaar. Het onderzoek onder ouders in Rotterdam en de rest van Nederland is niet (helemaal) representatief en geeft daarmee een indicatie voor het functioneren van de ouderbetrokkenheid in Rotterdam en in de rest van Nederland. In Tabel 3.2 staan de achtergrondkenmerken van de deelnemende schoolleiders. In totaal zijn 715 schoolleiders aan de vragenlijst begonnen en hebben 579 deze vragenlijst voltooid (81 procent).
16 Centraal Bureau voor de Statistiek (2010). Jaarboek onderwijs in cijfers 2010. Den Haag.
37
Tabel 3.2 – Opbouwen achtergrondgegevens respons schoolleiders basisonderwijs Afgerond
Denominatie:
voortgezet onderwijs
Rotterdam
Landelijk
Rotterdam
Landelijk
63
538
21
93
vragenlijst volledig afgerond
98%
81%
90%
66%
openbaar
44%
34%
14%
31%
rooms-katholiek
21%
28%
5%
23%
protestants-christelijk
24%
24%
48%
22%
overig bijzonder
11%
13%
33%
25%
totaal (n=100%)
63
538
21
93
17%
29%
14%
4%
151 - 300 leerlingen
48%
48%
19%
16%
301 - 450 leerlingen
25%
14%
29%
12%
451 - 600 leerlingen
10%
6%
10%
8%
601 - 1.000 leerlingen
0%
1%
5%
16%
1.000 leerlingen of meer
0%
2%
24%
44%
totaal (n=100%)
63
538
21
93
totaal begonnen
Aantal leerlingen 150 leerlingen of minder
In Rotterdam hebben van de 190 po-scholen en 75 vo-scholen respectievelijk 63 en 21 schoolleiders deelgenomen. Dit is een responspercentage van ongeveer 33 ( po) en 28 (vo) procent. Dit responspercentage is een benadering, het is mogelijk dat meerdere mensen per school de vragenlijst hebben ingevuld. Het was niet mogelijk om meer dan drie keer per IP-adres in te vullen. De respons is niet helemaal representatief en geeft een indicatie voor de visie van directies op ouderbetrokkenheid. De meeste respondenten van scholen in het basisonderwijs hebben een omvang van 151 tot 300 leerlingen. Respondenten uit het voortgezet onderwijs zijn over het algemeen werkzaam op scholen met meer leerlingen. Landelijk is bijna de helft van de respondenten werkzaam op een school met 1.000 leerlingen of meer, in Rotterdam is dit bijna een kwart.
38
3.5 Verdere opbouw van het rapport In de volgende hoofdstukken van deze rapportage worden vanuit de literatuurstudie eerst de succesfactoren voor het optimaliseren van de relatie ouders-school en het verbeteren van de onderwijsprestaties besproken. Vervolgens passeren de resultaten van de surveys de revue.
39
4 Succesfactoren optimaliseren relatie ouders-school en verbeteren onderwijsprestaties 4.1 Inleiding We schetsen in paragraaf 4.2 de voorwaarden voor het optimaliseren van het partnerschap ouders en school in een multiculturele, grootstedelijk context. In paragraaf 4.3 beschrijven we de succesfactoren voor het optimaliseren van de relatie ouders-school en verbeteren van onderwijsprestaties. In paragraaf 4.4 beschrijven we de inzet van instrumenten. In paragraaf 4.5 vatten we het hoofdstuk samen. 4.2 Voorwaarden optimaliseren partnerschap relatie ouders-school en verbeteren onderwijsprestaties De volgende vier voorwaarden kunnen worden onderscheiden voor het optimaliseren van het partnerschap ouders-school in een multiculturele, grootstedelijk context (Epstein e.a. 2002; Epstein e.a. 2009; Hill & Tyson, 2009; Van der Hoek & Pels, 2006; Wissema, Bouts & Rutgers, 1996; Smit e.a., 2008): 1. De wijze waarop betrokkenen met elkaar omgaan in het kader van het partnerschap (partnerschapscultuur) Lager opgeleide ouders voelen zich doorgaans minder op hun gemak op school en hebben meer moeite om hun betrokkenheid te tonen en een partnerschapsrelatie met de school aan te gaan dan hoger opgeleide ouders. Leerlingen van lager opgeleide ouders kunnen daardoor doorgaans weinig voordelen putten uit de beperkte contacten tussen hun ouders en de school (Lareau, 2003; Booijink, 2007). Het versterken van onderlinge oudercontacten, het intensiveren van sociale controle en het gebruik maken van sociaal kapitaal rond kinderen van lager opgeleide ouders heeft veelal positieve effecten op de opvoeding en de onderwijsresultaten (Ainsworth 2002; Warren et al., 2009). Scholen die een ‘open-deur-beleid’ voeren en actief contact zoeken met ouders, kunnen helpen de drempel voor lager opgeleide ouders te verlagen om te participeren (Epstein e.a., 2009).
41
2. De mate waarin afspraken, procedures, overlegstructuren en verantwoordelijkheden duidelijk zijn (partnerschapsstructuur) Effectieve inzet op ouderbetrokkenheid vraagt om partnerschap met ouders en integratie van ouderbetrokkenheid in het schoolbeleid. Dit verreist van scholen dat zij helder zijn in hun verwachtingen en een ‘oudervriendelijk’ klimaat weten te creëren. Intakegesprekken en inloopochtenden bieden leerkrachten mogelijkheden ouders als partners aan te spreken, een vertrouwensband te ontwikkelen (vgl. De Wit, 2006) en ouders te informeren over onderwijsondersteunend gedrag thuis en het belang als ‘rolmodel’ voor het verhogen van leerresultaten van hun kinderen (Desforges & Abouchaar, 2003; Hoover‐Dempsey e.a., 2005; Epstein e.a. 2009). 3. De mate waarin betrokkenen bereid zijn het samenwerkingsproces gezamenlijk aan te gaan (partnerschapsbereidheid) Ouders zijn gemakkelijker bij de schoolloopbaan van hun kinderen te betrekken als ze weten wat er van hen wordt verwacht. Zij worden actiever thuis als zij zich uitgenodigd voelen door hun eigen kind en stappen makkelijker over de drempel naar school als zij zich daartoe door school uitgenodigd voelen en het gevoel hebben hun taak goed uit te kunnen voeren (Epstein e.a., 2009; Hoover‐Dempsey e.a., 2005). In het basisonderwijs zijn de contacten tussen ouders en school intensiever dan in het voortgezet onderwijs. Meer dan de helft van de leerlingen in het voortgezet onderwijs vindt het belangrijk dat hun ouders worden betrokken bij hun vorderingen en bijna de helft van de leerlingen vindt het belangrijk dat hun ouders wel eens op school komen. De helft van de leraren in het voortgezet onderwijs vindt dat ouders voldoende tijd maken voor de school. Ouders (ook in het voortgezet onderwijs) geven aan het belangrijk te vinden om op de hoogte te zijn van wat er gebeurt op school. Voor lager opgeleide ouders is de drempel om de school in voortgezet onderwijs te bezoeken hoger. Deze ouders reageren doorgaans positief als leraren het initiatief nemen voor contact (Smit e.a., 2011). De mate waarin de ouders ervaren dat hun kind hun bemoeienis waardeert is van belang voor hun betrokkenheid thuis. Leerlingen in het voort gezet onderwijs zullen hun ouders eerder toelaten in het schoolwereld als zij een positieve reactie verwachten ( Epstein e.a. 2009; Lusse, 2011).
42
4. De vaardigheid waarmee de betrokkenen met elkaar omgaan in het kader van de partnerschap (partnerschapsvaardigheid). Ouders die een autoritaire opvoedingsstijl hanteren verwachten van hun kinderen strikte gehoorzaamheid en respect, in plaats van dat de opvoeding gericht is het ontwikkelen van autonomie en zelfvertrouwen (Elderling, 2003). Vooral een autoritatieve opvoedstijl van ouders (warmte bieden, grenzen stellen, gezaghebbend, maar niet autoritair optreden) en het bekrachtigen van goed gedrag, bemoediging, voorbeeldgedrag en instructie draagt bij aan schoolsucces. Het is belangrijk dat ouders laten merken dat zij de schoolloopbaan van het kind belangrijk vinden en daarover thuis praten en meedenken. Dat heeft niet alleen een positief effect op de schoolresultaten, maar leidt ook tot minder spijbelen en minder schooluitval (Driessen, G., & Smit, F., 2007; Desforges & Abouchaar, 2003). Hoe betrokken ouders zijn en of ze deze betrokkenheid thuis en/of op school laten blijken, wordt mede beïnvloed door hun sociaaleconomische status, opleidingsniveau en geestelijke gezondheid, armoede en alleenstaand ouderschap. Etnische achtergrond is in mindere mate van invloed (Driessen, G., & Smit, F., 2007; Desforges & Abouchaar, 2003; Lee & Bowen, 2006). Volgens een vijfde van de schoolleiders in het basisonderwijs zijn leerkrachten niet capabel om ouders uit lagere sociale milieus te betrekken bij het onderwijs (Smit e.a., 2007). Verschillen in opvattingen over professioneel onderwijs en de rol van de ‘ideale’ ouder liggen hieraan ten grondslag (Booijink 2007; Crozier 2001). Ouders zijn makkelijker betrokken bij de schoolloopbaan van hun kinderen als ze weten wat er van hen verwacht wordt. Zij worden actiever thuis als zij zich uitgenodigd voelen door hun eigen kind en stappen makkelijker over de drempel naar school als zij zich daartoe door school uitgenodigd voelen en het gevoel hebben hun taak goed uit te kunnen voeren. Niet alleen ouders, maar ook leraren en andere medewerkers in de school zullen toegerust moeten worden om een dergelijk partnerschap aan te gaan (Epstein e.a. 2002, 2009; Hoover‐Dempsey e.a., 2005; Smit e.a., 2008). De relaties tussen deze factoren staan afgebeeld in Figuur 4.1. De vraag óf deze vier elementen elkaar stimuleren dan wel tegenwerken, wordt mede bepaald door omgevingsfactoren, c.q. de gemeenschap (Smit & Driessen, 2005).
43
Figuur 4.1 – Sleutelbegrippen in verband met de realisatie van ouderbetrokkenheid
partnerschapsstructuur
vaardigheid in partnerschap
realisatie ouderbetrokkenheid
partnerschapscultuur
bereidheid tot partnerschap
Aan deze vier aspecten liggen attitudes, kennis en vaardigheden van de individuele partners ten grondslag. Relevant is ook dat partnerschap functioneert in een bepaalde institutionele en maatschappelijke context.
4.3 Kritische succesfactoren optimaliseren relatie ouders-school en verbeteren onderwijsprestaties Partnerschap in de relatie ouders en school impliceert samenwerking tussen verschillende partijen met uiteenlopende perspectieven. Aan de ene kant het perspectief van de betrokken scholen met verschillen in functie van de onderwijsinstelling (onderwijs, opvang, ontwikkelingsstimulering, opvoedingsondersteuning), waarbij er ook verschillen kunnen bestaan tussen de betrokkenen van de schoolteams. Aan de andere kant de ouders, met ook hier mogelijk verschillen qua leeftijd en qua sociaal-etnische achtergrond. Draagvlak creëren voor geïntegreerde planmatige aanpak Het bevorderen van ouderbetrokkenheid gaat de hele schoolgemeenschap aan en zou daarom uitgewerkt dienen te worden in interventieplannen op basis van een behoefteanalyse en het vaststellen van wederzijdse prioriteiten, waarbij schoolbrede bronnen worden benut en waarbij aandacht is voor het creëren van draagvlak binnen het schoolteam (Epstein e.a., 2002, 2009). Geïsoleerde, ad hoc activiteiten met betrekking tot de stimulering van samenwerkingsrelaties en verbeteren van leerprestaties leveren doorgaans weinig succes open. Het gaat met andere woorden om een geïntegreerde
44
planmatige aanpak (Bronfenbrenner, 1986; Henderson & Mapp, 2002; Desforges, 2003; Epstein e.a., 2002, 2012; Ho Sui Chu, 2007; Epstein, 1995). Maatwerk Bij het opstellen van plannen is maatwerk nodig voor de specifieke doelgroepen. Dit vraagt om effectief en inspirerend leiderschap en een actieteam (incl. directielid) dat een meerjarenplan ontwerpt. Een waakhond die het thema op de agenda houdt en eventueel ondersteuning van buiten de school inroepen is eveneens raadzaam (Desforges, 2003; Goodall & Vorhaus, 2011; Epstein, 2009; Smit et al. 2007). 17 Het effectieve leiderschap en koppeling aan schoolbeleid wordt ook vanuit de effectieve school onderschreven. Kritische succesfactoren Ouderbetrokkenheid wordt wel beschouwd als een van de belangrijke componenten dan wel kenmerken van effectieve scholen (Epstein, 2001). De resultaten van onderzoeken naar het verband tussen ouderbetrokkenheid en leerprestaties zijn (veelal) positief in het basisonderwijs (Epstein e.a. 2002) en het voortgezet onderwijs (Hill & Tyson, 2009). Zo vonden Sacker e.a. (2002) sterke effecten van ouderbetrokkenheid op de leerprestaties van kinderen in het basisonderwijs. Ook Izzo e.a. (1999) vonden verschillen in leerprestaties, vooral het gebied van lezen. Met name zijn belang het onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis, de ouder als rolmodel en de communicatie met de school (Desforges & Abouchaar, 2003; Hoover‐Dempsey & Sandler, 2005; Epstein e.a., 2009), het kind ondersteunen bij het maken van studiekeuzes en bediscussiëren van adequate leerstrategieën (Hill & Tyson, 2009) én het versterken van onderlinge oudercontacten bij de opvoeding en onderwijs van hun kinderen (Ainsworth, 2002, Lewis, Kim & Bay, 2010; Warren et al, 2009). Strategieën Het schoolteam kan uit verschillende soorten strategieën kiezen: wegen waarlangs doelstellingen met ouderbetrokkenheid te bereiken. Strategieën die schoolteams hanteren om ouders te laten participeren bij het onderwijs veronderstellen een visie van het team op de school als gemeenschap, waarbij ouders een rol kunnen spelen: een ‘grondhouding’ dat onderwijs op school en opvoeding thuis in elkaars verlengde liggen, dat ouders en leerkrachten gezamenlijke waarden onderschrijven, dat er een gevoel heerst van saamhorigheid, van een bondgenootschap, c.q. partnerschap met gemeenschappelijke doelen (Klaassen & Smit, 2001; Harris & Goodall, 2008).
17 Het wegzetten van ouderbetrokkenheid bij specifieke functionarissen brengt het risico met zich mee dat ouderbetrokkenheid daarmee niet meer als verantwoordelijkheid van de hele school gezien wordt.
45
Scholen staan voor de keuze het accent te leggen op: een individualistische, schoolgeconcentreerde en activiteitgerichte benadering, variërend van ouders informeren over de schoolresultaten tot het uitnodigen van ouders om mee te beslissen over de beleidsvorming (Epstein, e.a. 2009): oog te hebben voor specifieke groepen ouders (bijvoorbeeld anderstalige ouders, moeilijk bereikbare ouders en/of ouders van zorgleerlingen) of juist ook op de al actieve ouders (Onderwijsraad, 2010); 18 nadruk te leggen op de wederzijdsheid in de relatie tussen ouders (onderling) en school. Bijvoorbeeld om voor ouders in ‘praathuiscafés’, ‘koffiekamers’ en ‘ouderkamers’ (opvoed)cursussen, opvoeddebatten, opvoedparty’s te organiseren, ruimte te bieden voor het uitwisselen van ervaringen waarbij onderlinge steun wordt gestimuleerd. Ook wordt gekeken hoe het opvoeden van kinderen in de buurt tot een gedeelde verantwoordelijkheid is te maken (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/32/338.html). Succesfactoren voor vergroten van ouderbetrokkenheid thuis: ouders weten wat er van hen verwacht wordt en hebben het gevoel dat hun kind de bemoeienis op prijs stelt. Succesfactoren en aanbevelingen om ouders vanuit school beter te bereiken: ouders voelen zich welkom op school, kennen en vertrouwen de leerkracht/mentor van hun kind, ervaren de relatie met school als wederkerig, ouders zijn trots op hun kind en zien perspectief voor de schoolloopbaan van hun kind (Epstein e.a. 2009; Lusse, 2011). Naast een partnerschapsstructuur, -cultuur, - bereidheid en – vaardigheid (zie paragraaf 4.2.) zijn een goede voorbereiding, informatievoorziening en support de ´driving forces´ ter verbetering van de partnerschapsrelaties tussen ouders en school (Desforges, 2003; Goodall & Vorhaus, 2011; Epstein, 2002; 2009; Lusse, 2011, 2012; Smit et al. 2008). Zie Schema 4.3. Voorbereiding De bereidheid tot partnerschap van leerkrachten en ouders zal groter zijn, als directies van scholen zich inzetten om elkaar beter te leren kennen. Leerkrachten en ouders (onderling) zullen (vooral in het begin van het schooljaar) de tijd kunnen nemen om elkaar wat beter te leren kennen en te praten over welke ideeën er leven over samenwerking. Informele ouder- en schoolavonden, jaaropeningen en –afsluitingen versterken sociale netwerken van (laag opgeleide) ouders en brengen hen op een
18 De Onderwijsraad is trouwens van mening dat er te veel tijd, geld en energie gaat naar moeilijk bereikbare ouders, wat ten koste gaat van het investeren in de al actieve ouders.
46
uitnodigende wijze in contact met elkaar. De grotere cohesie tussen de ouders versterkt het sociaal vertrouwen en verhoogt het engagement van met name laag opgeleide ouders (Fasang, Mangino & Brückner, 2010). Informeren Het is van belang dat leerkrachten relevante informatie krijgen over de thuissituatie van ouders. En ouders op hun beurt de beschikking krijgen over informatie over de schoolorganisatie: de besluitvormingsstructuur, de spelregels waaraan ouders zich moeten houden en wat er van hen verwacht wordt als partners van de leerkrachten (begeleiding van kinderen thuis, belangrijke informatie doorspelen naar school, etc.). Nieuwe leerkrachten zouden goed geïnformeerd en ingewerkt kunnen worden door ervaren collega’s. Het is wenselijk dat ouders bij hun entree op school geïnformeerd worden over de aanpak, de informatie-uitwisseling, de afstemming van opvattingen, wensen en verantwoordelijkheden die leerkrachten en ouders hebben. Support Niet alleen ouders, maar ook leraren en andere medewerkers in de school zullen toegerust moeten worden om een partnerschapsrelatie aan te gaan.
Schema 4.3 – Voorwaarden samenwerkingsrelaties allochtone ouders en school schoolbeleid
draagvlak creëren voor partnerschapsrelatie
voorbereiding
- visie op ouderbetrokkenheid - planmatige aanpak - maatwerk - kritische succesfactoren
support
informeren
47
Nadat het beleid is ingevoerd en uitgevoerd zal het schoolteam uiteraard periodiek moeten nagaan of de doelstellingen bereikt zijn, er belemmeringen moeten worden opgeruimd en of bijstellingen nodig zijn.
4.4 Samenvattend In dit hoofdstuk zijn de succesfactoren voor het optimaliseren van de relatie ouderschool en het verhogen van de onderwijsprestaties besproken. Ouderbetrokkenheid wordt wel beschouwd als een van de belangrijke componenten dan wel kenmerken van effectieve scholen. De resultaten van onderzoeken naar het verband tussen ouderbetrokkenheid en leerprestaties zijn (veelal) positief in het bao en het vo. In de strategie van scholen om samen met ouders de onderwijsresultaten te verhogen, spelen de visie op ouderbetrokkenheid, het creëren van draagvlak voor een geïntegreerde planmatige aanpak en maatwerk een belangrijke rol. Kritische succesfactoren zijn: onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis, de ouder als rolmodel, de communicatie met de school, het kind ondersteunen bij het maken van studiekeuzes en bediscussiëren van adequate leerstrategieën en het versterken van onderlinge oudercontacten bij opvoeding en onderwijs. Naast een partnerschapsstructuur, -cultuur, - bereidheid en – vaardigheid zijn een goede voorbereiding, informatievoorziening en support de ´driving forces´ ter verbetering van de partnerschapsrelaties tussen ouders en school.
In het volgende hoofdstuk beschrijven de resultaten van de surveys.
48
5 Resultaten surveys 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk doen we verslag van het vragenlijstonderzoek dat bij ouders en schoolleiders is uitgevoerd. We gaan in op de kennismaking en de frequentie van contacten tussen ouders en school. Hoe verlopen deze contacten en welke contactmogelijkheden zijn er? Wat zijn de opvattingen hierover? Welke invloed heeft ouderbetrokkenheid en hoe wordt het contact tussen ouders en scholen beoordeeld?
5.2 Kennismaking bij aanmelding Goed contact begint met een kennismaking. Wanneer ouders hun kind aanmelden op de school, hoe vindt deze kennismaking dan plaats? Dit is in Tabel 5.1 weergegeven. Kennismaking vindt volgens zowel de ouders als de schoolleiders nagenoeg altijd op school plaats. Circa een op de zeven schoolleiders geeft aan dat gesprekken ook bij de ouders thuis plaatsvinden. In Rotterdam geven verreweg de meeste ouders en schoolleiders aan dat er kennismakingsgesprekken zijn.19 Dit is landelijk niet altijd het geval, ongeveer 8 procent van de ouders met een kind in het basisonderwijs en ruim een kwart van de ouders met een kind in het voortgezet onderwijs geeft aan dat er geen kennismakingsgesprek plaats vindt. Het aandeel schoolleiders dat aangeeft dat er geen kennismakingsgesprekken plaatsvinden ligt lager. Het is dus mogelijk dat niet alle ouders van een kennismakingsgesprek op de hoogte zijn.
19 Met het begrip ‘kennismaking’ worden veelal zowel de intakegesprekken als de collectieve kennismaking als de individuele gesprekken met leerkracht of mentor bedoeld. In Rotterdam is het streven om met name individuele kennismakingsgesprekken te voeren.
49
Tabel 5.1 – Kennismakingsgesprekken als kind wordt aangemeld op school basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam Landelijk Rotterdam Landelijk Ouders Kennismakingsgesprek op school
95%
90%
98%
72%
Kennismakingsgesprek thuis
5%
7%
2%
3%
Geen kennismakingsgesprek
5%
8%
2%
28%
Ouders (N=100%)
77
383
48
183
Scholen Bij de aanmelding een kennismakingsgesprek op de school
98%
99%
95%
86%
Bij de aanmelding een kennismakingsgesprek thuis
11%
19%
10%
14%
Geen kennismakingsgesprek
2%
0%
5%
12%
Scholen (N=100%)
63
526
21
90
Kennismakingsgesprekken kunnen zowel thuis als op school plaatsvinden. De percentages tellen daarom niet op tot 100 procent.
5.3 Frequentie van contacten tussen ouders en school Aan de ouders en de scholen is gevraagd hoe vaak ze contact hebben. In de volgende figuren is dit steeds weergegeven. In Tabel 5.1 zagen we dat er weinig kennismakingsgesprekken bij de ouders thuis plaatsvinden. Aan de ouders hebben we gevraagd of leraren ook op huisbezoek komen. Figuur 5.1 laat zien dat reguliere huisbezoeken ook niet veel voorkomen.
50
voortgezet onderwijs
primair onderwijs
Figuur 5.1 – Hoe vaak komen leraren volgens de deelnemende ouders op huisbezoek?
Rotterdam (n=77)
70%
Landelijk (n=383)
23%
87%
3%3%
11%
Rotterdam (n=48)
96%
4%
Landelijk (n=183)
97%
3%
0%
Nooit
1 x per jaar
20%
40%
1 x per half jaar tot 1 x per 3 maanden
60%
Maandelijks
80%
100%
Wekelijks tot dagelijks
Volgens een meerderheid van de deelnemende ouders komt huisbezoek van de leraar zelden voor. In Rotterdam gaan leraren in het basisonderwijs vaker op huisbezoek dan in de rest van Nederland. In Rotterdam geeft bijna een kwart van de ouders met kinderen in het basisonderwijs aan dat leraren eenmaal per jaar op bezoek komen, landelijk is dit 11 procent. Een enkeling in Rotterdam geeft aan dat leraren een keer per half jaar of per drie maanden op bezoek komen. In het voortgezet onderwijs komt dit nagenoeg niet voor. Huisbezoeken van leraren komen dus weinig voor. Hoe vaak gaan ouders dan op schoolbezoek? In de volgende figuur staat de frequentie van het aantal keer dat ouders de school zeggen te bezoeken (exclusief halen en brengen).
51
primair onderwijs
Figuur 5.2 – Hoe vaak komen ouders op de school van hun kind (exclusief brengen en halen)?
Rotterdam (n=77)
22%
voortgezet onderwijs
Landelijk (n=383)
8%
36%
Rotterdam (n=48)
27%
6% 10%
0%
1 x per jaar
36%
79%
Landelijk (n=183) 3%5%
Nooit
70%
4%
70%
20%
40%
1 x per half jaar tot 1 x per 3 maanden
19%
60%
Maandelijks
80%
2%
100%
Wekelijks tot dagelijks
In Figuur 5.2 zien we dat voor het basisonderwijs 70 procent van de Rotterdamse ouders aangeeft wekelijks tot dagelijks op de school van hun kind te komen, tegen 36 procent van de ouders in de rest van het land. Als de kinderen in het voortgezet onderwijs zitten, bezoeken de ouders minder frequent de scholen. Ongeveer 79 procent bezoekt de school één keer per half jaar tot drie maanden. Landelijk bezoekt bijna een vijfde van de ouders de school maandelijks of vaker. In Rotterdam is dit aandeel kleiner. In de vorige figuren lieten we de contactfrequentie volgens de ouders zien. De vraag hoe vaak ouders op school komen, exclusief halen en brengen, hebben we ook aan de deelnemende schoolleiders voorgelegd. Zie Figuur 5.3.
52
voortgezet onderwijs
primair onderwijs
Figuur 5.3 – Hoe vaak komen ouders volgens de deelnemende schoolleiders, gemiddeld bij op school (exclusief brengen en halen)?
Rotterdam (n=63)
62%
16%
Landelijk (n=519)
60%
20%
Rotterdam (n=21) 5%
20%
81%
Landelijk (n=86)
14%
92%
0% Nooit
22%
1 x per jaar
20%
40%
1 x per half jaar tot 1 x per 3 maanden
5%
60% Maandelijks
80%
100%
Wekelijks tot dagelijks
Volgens circa 60 procent van de schoolleiders in het basisonderwijs komen de meeste ouders ongeveer een keer per half jaar of per drie maanden op school. Ongeveer 20 procent geeft aan dat ouders wekelijks tot dagelijks langs komen. Dit is voor schoolleiders uit Rotterdam en uit de rest van Nederland nagenoeg gelijk. In het voortgezet onderwijs geeft het grootste deel van de schoolleiders aan dat de meeste ouders halfjaarlijks tot een keer per drie maanden op school komen. In Rotterdam geeft 14 procent aan dat ouders maandelijks langskomen. In verband met de lage respons van Rotterdamse schoolleiders in het voortgezet onderwijs, is het de vraag in hoeverre dit een representatief beeld geeft. Bij een vergelijking van de frequentie van schoolbezoeken volgens de ouders (Figuur 5.2) en volgens de schoolleiders (Figuur 5.3) zien we dat ouders hun schoolbezoeken iets frequenter inschatten dan de schoolleiders. Maar voor het voortgezet onderwijs in Rotterdam geven de ouders aan minder vaak naar school te komen dan dat ze dit volgens de schoolleiders doen.
53
Is dit verschil opmerkelijk te noemen? De deelnemende ouders hoeven niet perse van dezelfde scholen te zijn als de deelnemende schoolleiders. Mogelijkerwijs hebben de ouders toch hun schoolbezoek inclusief halen en brengen ingeschat en mogelijk praten ouders bij een schoolbezoek sneller met de leraar van hun kind, dan met de schoolleider. De schoolleider ziet mogelijkerwijs niet elk spontaan ouderbezoek. Er zijn enkele onderwerpen aan de ouders voorgelegd waar ze tijdens een schoolbezoek met de leraar over praten (zie Tabel 5.2). Bijna twee derde van de Rotterdamse ouders spreekt met de leraar over het onderwijs van het kind. Landelijk is dit ongeveer 44 procent. Ruim de helft wisselt van gedachten over de ontwikkeling van het kind. Op deze onderwerpen is er weinig verschil tussen het bao en het vo. Minder ouders geven aan dat ze met de leraar over de opvoeding van het kind praten. In Rotterdam is dit voor het bao en het vo 17 en 13 procent. Voor ouders in de rest van het land is dit respectievelijk 8 en 3 procent, bijna 10 procent lager. Er is een significant verschil in het praten over het onderwijs en over de opvoeding van het kind tussen ouders uit Rotterdam en uit de rest van het land 20.
Tabel 5.2 – Onderwerpen waar in de contacten met de leraar volgens de ouders vaak over wordt gesproken basisonderwijs
Onderwijs van mijn kind Ontwikkeling van mijn kind Opvoeding van mijn kind
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=377)
Rotterdam (n=47)
Landelijk (n=181)
60% 58%
44% 56%
62% 51%
44% 44%
17%
8%
13%
3%
De percentages in de tabel tellen niet op tot honderd. In deze tabel over onderwerpen waarover gesproken wordt, is alleen de categorie ‘vaak’ weergegeven.
Kortom: In het basisonderwijs komen Rotterdamse ouders vaker wekelijks tot dagelijks op de school van hun kind en praten ze vaker met de leraar over het onderwijs en over de ontwikkeling van hun kind.
20 Variantie-analyse tussen de Rotterdam – Landelijk en onderwerpen waar in contacten met de leraar over gesproken wordt: onderwijs van mijn kind F=10.9; p<.01; E²=0.02; opvoeding van mijn kind F=13.3; p<.01; E²=0.02.
54
5.4 Opvattingen over ouder-school contacten Hoe staan ouders en schoolleiders ten opzichte van ouder-school contacten? Er zijn vragen gesteld of leraren welkom zijn bij ouders thuis en ouders welkom zijn op school (Tabel 5.3 en 3.4) en of ouders en leraren rekening met elkaar houden (Tabel 5.5 en 5.6). In Tabel 5.3 staan de opvattingen van ouders over de contacten met de school. Over het algemeen voelen ouders zich welkom op de school van hun kind (in Rotterdam iets vaker dan in de rest van het land). Leraren in het basisonderwijs zijn volgens de ouders over het algemeen eveneens welkom bij ouders thuis, in het voortgezet onderwijs is men hier terughoudender over. Nagenoeg alle ouders vinden het belangrijk om tijd te besteden aan het onderwijs van hun kind. De meeste ouders geven aan dat de contacten met school goed zijn. Dit is sterker in het bao en het vo en ouders uit Rotterdam zijn iets positiever over de contacten met school dan ouders uit de rest van het land. Het aandeel ouders uit Rotterdam dat vindt dat leraren hen stimuleren om bij het onderwijs van hun kind betrokken te zijn, is groter dan bij ouders uit de rest van het land. Dit geldt voor zowel bao (75 versus 43 procent) als voor het voortgezet onderwijs (50 versus 25 procent). Tabel 5.3 – Opvattingen van ouders over de contacten met de school basisonderwijs Ouders
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=373)
Rotterdam (n=46)
Landelijk (n=177)
92% 83%
82% 85%
76% 54%
74% 73%
Ik vind het belangrijk om tijd te besteden aan het onderwijs van mijn kind
99%
98%
96%
98%
Contact met school van mijn kind is goed Leraren stimuleren dat ik betrokken ben bij het onderwijs van mijn kind
92%
77%
72%
61%
75%
43%
50%
25%
Ik voel me welkom op de school van mijn kind Leraren zijn bij mij thuis welkom
Hoe kijken de schoolleiders hier tegen aan? Bijna alle schoolleiders geven aan dat ouders welkom zijn op school (zie Tabel 5.4). Meer dan de helft van de schoolleiders denkt dat leraren welkom zijn bij ouders thuis. Zo goed als alle schoolleiders geven aan dat het belangrijk is als ouders tijd besteden aan het onderwijs van het kind en
55
vinden het contact met de ouders goed. De meeste schoolleiders vinden dat leraren de ouderbetrokkenheid stimuleren.
Tabel 5.4 – Opvattingen van schoolleiders over de contacten met ouders basisonderwijs Scholen
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=510)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=78)
98% 62%
99% 60%
100% 62%
97% 45%
Leraren vinden het belangrijk dat ouders tijd besteden aan het onderwijs van hun kind
98%
96%
100%
97%
Contact met de ouders van de kinderen is goed Leraren stimuleren de ouderbetrokkenheid
97%
94%
86%
91%
78%
83%
76%
65%
Ouders zijn welkom op school Leraren zijn welkom bij de ouders thuis
Als we de opvattingen van de ouders (Tabel 5.3) en de schoolleiders (Tabel 5.4) met elkaar vergelijken, dan zien we dat ouders en schoolleiders positiever over zichzelf oordelen dan over de ander. Het aandeel ouders dat vindt dat leraren bij ouders thuis welkom zijn, is hoger dan het aandeel schoolleiders die dat vindt. En het aandeel schoolleiders dat vindt dat leraren ouderbetrokkenheid stimuleren is hoger dan het aandeel ouders die dat vindt. Houden ouders en leraren in hun contacten rekening met elkaar? In Tabel 5.5 en Tabel 5.6 staat of de ouders en de schoolleiders (dat wil zeggen, diens leraren) zelf rekening houden met de ander. In Tabel 5.7 en 5.8 is weergegeven of ze vinden of de ander rekening houdt met hen. In het bao vindt bijna drie kwart van de Rotterdamse ouders dat ze vaak rekening houden met de ideeën van de leraar over het onderwijs, in de rest van het land is dit ongeveer twee derde. Iets meer dan de helft van de ouders houdt vaak rekening met de ideeën van de leraar over de ontwikkeling van het kind. Ouders zijn minder geneigd rekening te houden met de ideeën van leraren over de opvoeding. Het aandeel dat hier vaak rekening mee houdt is het hoogst bij Rotterdamse ouders in het bao (29 procent).
56
Tabel 5.5 – Aandeel ouders dat aangeeft zelf vaak rekening te houden met ideeën van leraren basisonderwijs Ouders
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
Ik houd vaak rekening met ideeën van leraren over onderwijs
71%
66%
55%
51%
Ik houd vaak rekening met ideeën van leraren over ontwikkeling van mijn kind
61%
56%
48%
46%
Ik houd vaak rekening met ideeën van leraren over opvoeding van mijn kind
29%
21%
14%
14%
Vinden de schoolleiders dat hun leraren vaak rekening houden met de ouders? Schoolleiders geven aan (zie Tabel 5.6) dat leraren open staan voor de wensen van ouders, in het bao vindt de 63 procent van de Rotterdamse schoolleiders dat leraren dit vaak doen, tegenover drie kwart in de rest van het land. In het vo is dit net omgekeerd: respectievelijk ruim drie kwart en de helft van de schoolleiders is die mening toegedaan. Volgens schoolleiders houden leraren beperkt rekening met de ideeën van de ouders over het onderwijs. Tussen een vijfde en een derde geeft aan dat leraren hierin vaak rekening houden met ouders. Ruim 70 procent van de schoolleiders uit het bao geeft aan dat leraren vaak rekening houden met de ideeën van ouders over de ontwikkeling van het kind, in het vo geeft twee derde van de Rotterdamse en de helft van de ouders uit de rest van het land dit aan. Als het gaat om de opvoeding van het kind, geeft ongeveer de helft van de schoolleiders aan dat leraren vaak rekening houden met ouders. In het basisonderwijs verschilt dit nauwelijks tussen Rotterdam en de rest van het land.
57
Tabel 5.6 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat de leraren van de school vaak rekening houden met ideeën van ouders basisonderwijs Scholen
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
Leraren staan vaak open voor wensen van ouders Leraren houden vaak rekening met ideeën van ouders over onderwijs
63%
75%
76%
51%
24%
36%
29%
26%
Leraren houden vaak rekening met ideeën van ouders over de ontwikkeling van hun kind Leraren houden vaak rekening met de ideeën van ouders over de opvoeding van hun kind
71%
72%
67%
47%
52%
49%
52%
30%
In Tabellen 5.7 en 5.8 is weergegeven in hoeverre de ouders en de schoolleiders vinden dat de school/de leraren rekening houden met de wensen van ouders. Het aandeel ouders dat aangeeft dat leraren vaak rekening met de ouders houdt, staat in Tabel 5.7. Ouders uit Rotterdam hebben vaker het idee dat leraren rekening houden met hun wensen21, dit blijkt ook uit de percentages in Tabel 5.7 voor zowel het bao (57 versus 41 procent) als voor het vo (40 versus 24 procent). Een derde van de Rotterdamse ouders met een kind in het basisonderwijs vindt dat leraren vaak rekening houden met hun wensen over het onderwijs. In de rest van het land en in het vo is dit aandeel iets lager. In het bao vindt de helft van de Rotterdamse ouders dat leraren vaak rekening houden met hun ideeën over de ontwikkeling van hun kind, in de rest van het land is dit bijna twee vijfde. In het vo is hiertussen nauwelijks verschil, daar is het percentage ongeveer 26 procent. In het bao heeft 44 procent van de Rotterdamse ouders het idee dat leraren rekening houden met hun ideeën over de opvoeding, landelijk is dit een ruim kwart en in het vo is dit respectievelijk een 17 (Rotterdam) versus een 9 procent (landelijk). Voelen de ouders zich vaak serieus genomen door de leraren? In het bao is drie kwart van de Rotterdamse ouders en bijna twee derde van de ouders uit de rest van het land deze mening toegedaan. In het vo is dit voor Rotterdam en de rest van het land circa de helft. 21 Variantie-analyse tussen de Rotterdam – Landelijk. Er is niet getoetst op het verschil binnen de onderwijssectoren. Leraren staan vaak open voor wensen ouders F=12.2; p<.01; E²=0.03.
58
Tabel 5.7 – Aandeel ouders dat aangeeft dat leraren vaak rekening met de ouders houden. basisonderwijs Ouders
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
57% 35%
41% 19%
40% 19%
24% 12%
Leraren houden vaak rekening met mijn ideeën over de ontwikkeling van mijn kind
51%
40%
26%
26%
Leraren houden vaak rekening met mijn ideeën over de opvoeding van mijn kind Ik voel me vaak serieus genomen door de leraren
44%
27%
17%
9%
76%
62%
48%
50%
Leraren staan vaak open voor mijn wensen Leraren houden vaak rekening met mijn ideeën over onderwijs
In Tabel 5.8 is weergegeven in hoeverre schoolleiders het idee hebben dat ouders rekening houden met de leraren van de school. Over het algemeen is het aandeel schoolleiders dat denkt dat ouders vaak rekening houden met de leraren in het bao groter dan in het vo. Tussen Rotterdam en de rest van land is hierin weinig verschil. Volgens circa twee derde van de schoolleiders in het bao staan ouders vaak open voor de wensen van leraren, in het vo is dit ruim de helft. Van de schoolleiders vindt circa 70 procent uit het bao en circa de helft uit het vo, dat ouders vaak rekening houden met de ideeën van de leraar over het onderwijs en over de ontwikkeling van het kind. Het aandeel schoolleiders dat denkt dat ouders vaak rekening houden met de ideeën van leraren over de opvoeding is kleiner, in het bao en het vo schommelt dit rond tweevijfde tot een derde.
59
Tabel 5.8 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat ouders vaak rekening houden met de leraren van de school basisonderwijs Scholen
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
Ouders staan vaak open voor de wensen van de leraren Ouders houden vaak rekening met de ideeën van de leraren over onderwijs
65%
69%
57%
50%
75%
70%
62%
57%
Ouders houden vaak rekening met de ideeën van de leraren over de ontwikkeling van hun kind Ouders houden vaak rekening met de ideeën van de leraren over de opvoeding van hun kind
67%
72%
52%
55%
38%
43%
38%
32%
Kortom. Ouders houden doorgaans rekening met de ideeën van de leraar over het onderwijs, in mindere mate met de visie van de leraar over de ontwikkeling van hun kind en veel mindere mate met het oordeel van de leraar over de opvoeding. Omgekeerd nemen leraren de mening van ouders serieus over de ontwikkeling van hun kind, in mindere mate staan ze open voor hun visie over de opvoeding en in nog mindere mate voor hun zienswijze over het onderwijs.
5.5 Ondersteuning van ouders bij onderwijs van hun kind De tabellen 5.9 en 5.10 tonen de activiteiten die ouders vaak ondernemen om het kind te ondersteunen met het onderwijs.
60
Tabel 5.9 – Activiteiten die ouders vaak ondernemen om kind met onderwijs te ondersteunen basisonderwijs Ouders
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=74)
Landelijk (n=353)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=168)
Met kind praten over wat er op school gebeurt
89%
95%
95%
90%
Voorlezen *
72%
72%
Met mijn kind naar bibliotheek gaan
46%
58%
12%
20%
Met huiswerk helpen Overleggen met leraren om mijn kind thuis te ondersteunen
69%
51%
31%
40%
46%
30%
26%
20%
* Deze vraag is niet gesteld aan ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs
Volgens de overgrote meerderheid van de ouders praten zij met hun kind over wat er op school gebeurt. Bijna drie kwart van de ouders leest voor. In het bao gaat circa de helft van de ouders met hun kind naar de bibliotheek en helpen ze met huiswerk (twee derde in Rotterdam versus de helft in de rest van het land). In het vo is dit aandeel kleiner. Rond de helft van de Rotterdamse ouders overlegt met leraren om hun kind thuis te ondersteunen. Is er contact tussen school en ouders over onderwijsondersteunend gedrag thuis? Op iets meer dan de helft van de scholen in Rotterdam en landelijk in het bao is er contact met de ouders over onderwijsondersteunend gedrag thuis. In het vo is het landelijk minder (28%). Kortom: er zijn verschillen tussen activiteiten die Rotterdamse ouders vaak ondernemen om kind met onderwijs te ondersteunen dan in de rest van Nederland. Ouders op Rotterdamse scholen gaan minder vaak met hun kind maar de bibliotheek dan ouders in de rest van het land, er is vaker overleg tussen ouders en school om hun kinderen thuis te ondersteunen en ouders helpen vaker met huiswerk.
5.6 Mogelijkheden tot contact Tabel 5.11 laat zien van welke contactmogelijkheden ouders op de hoogte van zijn. Ongeveer een derde van de ouders met kinderen in het bao is op de hoogte van het dagelijks inloopkwartier. Twee derde van de Rotterdamse ouders geeft aan dat er een ouderkamer aanwezig is, tegen een op de tien ouders in de rest van het land.
61
Een minderheid van de ouders geeft aan dat er een vast spreekuur is met de groepsleraar/mentor of directie, maar ouders kunnen doorgaans altijd contact met hen opnemen. Rotterdamse ouders zeggen vaker dat er vaste (ouder)contactpersonen in het bao aanwezig zijn.
Tabel 5.11 – Contactmogelijkheden waar ouders van op de hoogte zijn basisonderwijs Ouders Dagelijks inloopkwartier voordat school begint * Ouderkamer * Vast spreekuur met groepsleraar / mentor Ouders kunnen altijd contact opnemen met groepsleraar / mentor Vast (ouder) contactpersoon Vast spreekuur met de directie Ouders kunnen altijd contact opnemen met de directie
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=73)
Landelijk (n=349)
Rotterdam (n=41)
Landelijk (n=166)
38% 66% 21% 71%
31% 11% 7% 80%
20% 85%
22% 91%
71% 14% 74%
42% 10% 86%
56% 7% 80%
61% 5% 78%
* Deze vragen zijn niet gesteld aan ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs
Welke contactmogelijkheden bieden schoolleiders aan? Dit staat in tabel 5.12. De helft van de schoolleiders geeft aan dat er dagelijks een inloopkwartier is. Ongeveer een vijfde tot een derde heeft een vast spreekuur met de groepsleraar/mentor en circa een tiende met de directie. Nagenoeg alle schoolleiders geven aan dat ouders altijd contact kunnen opnemen. Dit wisselt nauwelijks tussen Rotterdam en de rest van Nederland.
62
Tabel 5.12 – Contactmogelijkheden die schoolleiders aanbieden basisonderwijs Scholen
Rotterdam (n=63)
Dagelijks een inloopkwartier voordat school begint * Ouderkamer * Vast spreekuur met groepsleraar / mentor Ouders kunnen altijd contact opnemen met groepsleraar / mentor Vast (ouder) contactpersoon Vast spreekuur met directie Ouders kunnen altijd contact opnemen met directie
voortgezet onderwijs
Landelijk Rotterdam (n=484) (n=21)
Landelijk (n=70)
51% 56% 25% 90%
52% 13% 21% 88%
33% 86%
20% 97%
70% 13% 95%
46% 10% 98%
90% 10% 100%
71% 7% 93%
* Deze vragen zijn niet gesteld aan schoolleiders in het voortgezet onderwijs
Kortom. Er zijn een paar verschillen tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nederlandse scholen wat betreft de contactmogelijkheden: er is vaker een ouderkamer aanwezig en er is vaker een vast (ouder) contactpersoon aangesteld.
5.7 De inhoud van het contact Hoe ziet de inhoud van het contact met leraren eruit volgens de ouders en de directies? Rotterdamse ouders in het basisonderwijs stellen vaker dan de ouders in de rest van Nederland dat leraren hen ondersteunen hoe zij thuis hun kind kunnen helpen met het onderwijs en ook vaker leerstof/oefenstof meegeven.
Tabel 5.13 – De inhoud van het contact met leraren volgens de ouders basisonderwijs Ouders Leraren ondersteunen vaak ouders hoe zij thuis kind kunnen helpen met onderwijs Ouders voorzien leraren vaak van adviezen over aanpak van hun kinderen Leraren maken vaak gebruik van adviezen ouders over aanpak van hun kinderen Leraren geven vaak leerstof/oefenstof mee
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=72)
Landelijk (n=344)
Rotterdam (n=41)
Landelijk (n=167)
46%
15%
10%
8%
28%
20%
15%
16%
22% 49%
19% 24%
7% 39%
8% 31%
63
Schoolleiders in het bao stellen vaker dan hun collega’s in het vo dat leraren de ouders ondersteunen met hoe zij thuis hun kinderen kunnen helpen met onderwijs. Ongeveer één op de vijf geeft aan dat ouders de leraren vaak voorzien met adviezen over de aanpak van hun kinderen. Circa een derde geeft aan dat leraren hier ook gebruik van maken. Dit verschilt nauwelijks tussen Rotterdam en de rest van het land. Leraren in het basisonderwijs in Rotterdam geven volgens schoolleiders (iets) vaker leer- en oefenstof mee dan hun collega’s in de rest van het land.
Tabel 5.14 – De inhoud van het contact met ouders volgens de schoolleiders basisonderwijs Scholen Leraren ondersteunen vaak ouders hoe zij thuis hun kind kunnen helpen met onderwijs Ouders voorzien leraren vaak van adviezen over aanpak van hun kinderen Leraren maken vaak gebruik van adviezen ouders over aanpak van hun kinderen Leraren geven vaak leerstof/oefenstof mee
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=483)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
43%
46%
33%
17%
21%
24%
24%
19%
35% 63%
37% 45%
19% 52%
32% 58%
Kortom. Er zijn een paar verschillen tussen Rotterdamse en de rest van Nederlandse scholen in het basisonderwijs wat betreft de contactmogelijkheden. Rotterdamse ouders met kinderen in het basisonderwijs stellen vaker dan de ouders in de rest van Nederland dat leraren hen ondersteunen hoe zij thuis hun kind kunnen helpen met onderwijs. Leraren in het basisonderwijs in Rotterdam geven volgens schoolleiders (iets) vaker leer- en oefenstof mee dan hun collega’s in de rest van het land.
5.8 Invloed ouderbetrokkenheid Welke invloed kan ouderbetrokkenheid hebben op het onderwijs? Voor de ouders staat dit in Tabel 5.15, voor de schoolleiders in Tabel 5.16. Nagenoeg alle respondenten (ouders en schoolleiders in het bao en het vo, landelijk en in Rotterdam) zijn het er (geheel) over eens dat ouderbetrokkenheid van invloed is op de ontwikkelingskansen, het welbevinden en de schoolprestaties van het kind.
64
Of het van invloed is op de taakuitvoering van leraren en op het onderwijs van de leraar aan het kind, daarover zijn de respondenten minder eenduidig. Een kwart tot ongeveer 80 procent van de schoolleiders in het bao en het vo denkt van wel. Van de Rotterdamse ouders met kinderen in het bao is ruim drie kwart het hier mee eens, in de rest van het land is dit meer dan de helft. Van de ouders met kinderen in het vo vindt ongeveer de helft dat ouderbetrokkenheid van invloed is op de taakuitvoering en het onderwijs van de leraar.
Tabel 5.15 – Aandeel ouders dat (geheel) eens is met stellingen over de invloed van ouderbetrokkenheid op het onderwijs van hun kind basisonderwijs Ouders
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=72)
Landelijk (n=337)
Rotterdam (n=41)
Landelijk (n=166)
Ontwikkelingskansen van kind Welbevinden van kind
94%
91%
83%
88%
96%
92%
78%
89%
Schoolprestaties van kind
94%
85%
80%
81%
Taakuitvoering van leraren Onderwijs van de leraar aan kind
76% 79%
57% 60%
46% 56%
48% 49%
Tabel 5.16 – Aandeel schoolleiders dat (geheel) eens is met stellingen over de invloed van ouderbetrokkenheid op het onderwijs Scholen Ontwikkelingskansen van leerlingen Welbevinden van leerlingen Schoolprestaties van leerlingen Taakuitvoering van leraren Onderwijs van de leraren aan leerlingen
basisonderwijs Rotterdam Landelijk (n=63) (n=477) 92% 92% 86% 78% 73%
94% 95% 93% 79% 77%
voortgezet onderwijs Rotterdam Landelijk (n=21) (n=69) 100% 100% 100% 76% 81%
87% 90% 90% 71% 80%
5.9 Samenvattend Er zijn verschillen in de manieren van communiceren tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nederlandse scholen. Rotterdamse leraren in het basisonderwijs gaan vaker op huisbezoek dan hun collega’s in de rest van Nederland. Rotterdamse ouders hebben vaker kennismakingsgesprekken, voelen zich vaker welkom, komen vaker
65
wekelijks tot dagelijks op de school van hun kind en praten vaker met de leraar over het onderwijs en over de ontwikkeling van hun kind. Er is ook een ouderkamer aanwezig en een vast (ouder) contactpersoon aangesteld. Rotterdamse ouders met kinderen in het basisonderwijs stellen vaker dan de ouders in de rest van Nederland dat leraren hen ondersteunen hoe zij thuis hun kind kunnen helpen met onderwijs. Rotterdamse leraren geven vaker leer- en oefenstof mee dan hun collega’s in de rest van het land. Nagenoeg alle ouders vinden het belangrijk om tijd te besteden aan het onderwijs van hun kind. De meeste ouders geven aan dat de contacten met school goed zijn. Dit is sterker in het bao en in het vo. Rotterdamse ouders zijn iets positiever over de contacten met school dan ouders uit de rest van het land. Rotterdamse ouders (zowel bao als vo) vinden vaker dat leraren hen stimuleren om bij het onderwijs van hun kind betrokken te zijn. Een belangrijk element in de afstemming tussen activiteiten van de school en ouders is hoe leerkrachten, ouders en leerlingen aankijken tegen de opvoedende en onderwijzende taken van ouders en leerkrachten. Ouders houden doorgaans rekening met de ideeën van de leraar over het onderwijs, in mindere mate met de visie van de leraar over de ontwikkeling van hun kind en veel mindere mate met het oordeel van de leraar over de opvoeding. Omgekeerd nemen leraren de mening van ouders serieus over de ontwikkeling van hun kind, in mindere mate staan ze open voor de visie van ouders over de opvoeding en in nog mindere mate voor hun zienswijze over het onderwijs. In het volgende hoofdstuk gaan we in op de resultaten van de surveys over oordelen over de relatie ouders-school.
66
6 Oordeel over relatie ouders en school
6.1 Inleiding In dit afsluitende hoofdstuk beschrijven we het oordeel van ouders en schoolleiders over de kwaliteit van de relatie ouders en school, over wat scholen van elkaar kunnen leren, wat de effecten zijn van het programma Beter Presteren wat betreft de ouderbetrokkenheid.
6.2 Beoordeling contacten tussen ouders en scholen Hoe beoordelen ouders de contacten tussen ouder en school? In tabel 6.1 staat het gemiddelde rapportcijfer dat de ouders het contact met de school geven. In de tabel is te zien dat Rotterdamse ouders met kinderen in het bao de contacten een hoger gemiddeld rapportcijfer geven dan ouders in de rest van het land. De rapportcijfers van ouders met kinderen in het vo binnen of buiten Rotterdam zijn nagenoeg aan elkaar gelijk. Tabel 6.1 – Gemiddelde rapportcijfers van ouders over contacten met de school basisonderwijs Ouders
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=71)
Landelijk (n=336)
Rotterdam (n=40)
Landelijk (n=166)
Contacten met school van het kind
7,8
7,0
6,7
6,6
Inbreng school in contact Eigen inbreng in contact
7,4 7,9
6,3 7,4
6,1 7,2
6,0 7,2
Een gemiddeld rapportcijfer kan vertekend worden door extreem hoge en lage rapportcijfers. Hoeveel beoordelen het contact als voldoende? In tabel 6.1 staat het aandeel ouders dat de contacten met de school als voldoende beoordeelt. Deze groep gaf een rapportcijfer tussen 6,5 en 10.
67
Tabel 6.2 – Aandeel ouders dat contacten tussen ouder en school beoordeelt met een rapportcijfer tussen 6,5 en 10 basisonderwijs Ouders
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=71)
Landelijk (n=336)
Rotterdam (n=40)
Landelijk (n=166)
Contacten met school van het kind
89%
73%
65%
58%
Inbreng school in contact Eigen inbreng in contact
79% 93%
55% 85%
53% 75%
43% 80%
Tabel 6.2 toont dat een ruime meerderheid van de ouders in het bao en het vo de contacten tussen ouders en school als ruim voldoende tot goed beoordeelt. Over de hele linie geven de Rotterdamse ouders een iets hogere beoordeling wat betreft de contacten met de school van het kind, de inbreng van de school in het contact en de eigen inbreng in het contact. Ouders (met uitzondering van Rotterdamse ouders met kinderen in het po) zijn iets minder positief over de inbreng van de school in het contact, de helft geeft hiervoor een voldoende. De beoordeling van de contacten tussen ouder en school door de schoolleiders staat in tabel 6.3 en 6.4. In 6.3 staat het gemiddelde rapportcijfer dat de schoolleiders aan de oudercontacten geeft. Over het algemeen geven ze een iets lager gemiddeld rapportcijfer dan de ouders. De beoordeling van de oudercontacten door de Rotterdamse schoolleiders is nagenoeg gelijk aan hun collega’s in de rest van het land.
Tabel 6.3 – Gemiddelde rapportcijfers van schoolleider over contacten met ouders basisonderwijs Scholen
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=475)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
Contacten van uw school met ouders
7,3
7,4
7,0
7,2
Inbreng van ouders in het contact Inbreng van leraren in het contact
6,7 7,4
6,9 7,4
6,3 6,6
6,4 6,9
In tabel 6.4 staat het aandeel schoolleiders dat de oudercontacten een voldoende geeft. Deze tabel toont dat de ruime meerderheid van de schoolleiders de contacten van de school en de inbreng van de leraren als voldoende tot goed typeert. Over de inbreng van ouders in het contact zijn schoolleiders wat voorzichtiger, ruim de helft geeft
68
voor de inbreng van ouders een voldoende. Schoolleiders in het bao in de rest van het land zijn iets enthousiaster, bijna drie kwart geeft de inbreng van ouders een voldoende.
Tabel 6.4 – Aandeel schoolleiders dat contacten tussen ouder en school beoordeelt met een rapportcijfer tussen 6,5 en 10 basisonderwijs Scholen
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=475)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
Contacten van uw school met ouders
86%
88%
81%
84%
Inbreng van ouders in het contact Inbreng van leraren in het contact
56% 86%
73% 88%
57% 62%
51% 70%
En ruime meerderheid van de schoolleiders uit het bao en het vo beoordeelt de contacten tussen ouders en school als ruim voldoende tot goed. Over de hele linie geven de Rotterdamse schoolleiders een hogere beoordeling wat betreft de inbreng van de leraren in het contact dan ouders in de rest van het land.
6.3 Leren en geïnspireerd raken We hebben de schoolleiders een aantal stellingen voorgelegd over wat scholen van elkaar kunnen leren. Deze stellingen staan in Tabel 6.5. De meeste schoolleiders zijn het (geheel) met de stellingen eens. Alleen voor de schoolleiders in het vo in de rest van het land is het aandeel iets kleiner, hier ligt het aandeel dat het met de stellingen eens is tussen 70 en 80 procent. Van de overige schoolleiders denkt meer dan 80 procent dat scholen van elkaar kunnen leren hoe ze een visie op het omgaan met ouders kunnen ontwikkelen, hoe ze afspraken met ouders kunnen maken, hoe ze de bereidheid van het schoolteam kunnen vergroten om de samenwerking met ouders aan te gaan en over de vaardigheden in het omgaan met ouders.
69
Tabel 6.5 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft het (geheel) eens te zijn met stellingen over wat scholen van elkaar kunnen leren basisonderwijs Scholen Hoe een visie te ontwikkelen om met ouders om te gaan Hoe afspraken te maken met ouders Vergroten bereidheid van schoolteam om samenwerking met ouders aan te gaan Vaardigheid in omgaan met ouders
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=471)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
86%
84%
86%
80%
90%
83%
86%
70%
86% 86%
85% 90%
76% 86%
71% 78%
6.4 Effecten aanpak programma Beter Presteren Over de effecten van de aanpak van het programma Beter Presteren wat betreft ouderbetrokkenheid hebben we aan de Rotterdamse schoolleiders drie stellingen voorgelegd. Zijn zij door de aanpak geïnspireerd geraakt? En levert het iets op? Dit staat in Tabel 6.6.
Tabel 6.6 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft het (geheel) eens te zijn met stellingen over effecten aanpak Beter Presteren wat betreft ouderbetrokkenheid*
Scholen Geïnspireerd bij de keuze van de contacten met ouders Geïnspireerd om meer aandacht te besteden aan contacten met ouders Aantoonbaar hogere onderwijsresultaten
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Rotterdam (n=20)
38%
50%
52%
50%
32%
15%
* Deze stellingen zijn alleen voorgelegd aan respondenten uit Rotterdam
Van de schoolleiders uit het bao en het vo geeft respectievelijk ongeveer 38 en 50 procent aan dat ze door de aanpak van Beter Presteren wat betreft ouderbetrokkenheid geïnspireerd zijn bij de keuze van de contacten met ouders. In beide onderwijssectoren geeft ongeveer de helft aan dat de aanpak hen inspireerde om meer aandacht te besteden aan contacten met ouders.
70
In Tabel 5.15 zagen we dat de meeste schoolleiders van mening zijn dat ouderbetrokkenheid kan leiden tot betere onderwijsprestaties. In hoeverre heeft de Rotterdamse aanpak om ouderbetrokkenheid te vergroten dan daadwerkelijk geleid tot betere prestaties? In Tabel 6.4 is te zien dat van de schoolleiders in het bao en het vo respectievelijk 32 en 15 procent het er (geheel) mee eens zijn dat de aanpak van Beter Presteren om de ouderbetrokkenheid te optimaliseren heeft geleid tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten. Het is jammer genoeg lastig om deze gegevens te duiden, omdat er nauwelijks Nederlands effectenonderzoek beschikbaar is.
6.5 Wat kan verbeterd worden in de Rotterdamse aanpak? We hebben aan directies en ouders de vraag voorgelegd wat de ervaren knelpunten en gewenste oplossingen zijn voor de contacten tussen ouders en school, het ondersteunend gedrag van ouders en het educatief partnerschap. Een belangrijke voorwaarde voor partnerschap ouders-school is goede communicatie. In een samenleving waarin de burger steeds mondiger wordt, is de manier waarop met ouders gecommuniceerd wordt van groot belang. Volgens ouders met kinderen op Rotterdamse scholen in het basisonderwijs verloopt de communicatie met het schoolteam niet altijd vlekkeloos. Men ervaart als knelpunten dat directies en leerkrachten telefonisch en via de mail niet altijd bereikbaar zijn. Daarnaast noemt men de slechte kwaliteit van de communicatie (onduidelijke brieven, geen of late reacties op mails; geen terugkoppeling na ‘incidenten’, geen initiatieven nemen om contact te zoeken). Ouders hebben het idee dat ze niet serieus worden genomen. Ouders zien als oplossingen voor de communicatieproblemen: een directiespreekuur, alle leerkrachten een e-mailadres, de school meer rekening houdt met werkende ouders en meer huisbezoeken aflegt om contact te houden. Volgens de directies van Rotterdamse scholen in het basisonderwijs beseffen ouders niet altijd dat hun onderwijsondersteunend gedrag van invloed is op de leerprestaties. Daarbij beschikken ouders niet altijd over de juiste attitude (geen gedeelde verantwoordelijkheid voor onderwijs, niet nakomen van afspraken) en vaardigheden (analfabetisme, niet beheersen van de Nederlandse taal, ouders begrijpen vaak de opdrachten voor de leerlingondersteuning thuis niet) en hebben geen tijd om zich thuis met school bezig te houden (eenoudergezinnen), gaan soms een machtsstrijd met de leer-
71
kracht aan over de aanpak en gebruiken soms een didactiek die ze van hun schooltijd kennen. Directies zien als oplossingen voor de gesignaleerde problemen: meer ruimte op scholen voor ouderconsulenten, meer groepsbijeenkomsten met ouders over onderwijsondersteunend gedrag, meer samenwerking met andere onderwijsinstellingen en ouders meer betrekken bij het schoolbeleid. Klachten van directies van Rotterdamse scholen over het functioneren van het educatief partnerschap met ouders zijn: de lage opkomst bij ouderavonden, de communicatie hierover verloopt moeizaam en ouders voelen zich niet medeverantwoordelijk voor het inleveren van het huiswerk, leggen de verantwoordelijkheid voor het leren exclusief bij de school. het is lastig om met hen afspraken te maken en ze houden zich er niet altijd aan. Directies zien als oplossingen voor het matig functioneren van educatief partnerschap: bij de intake duidelijker aangeven wat de verwachtingen zijn, ouders beter informeren (via ouderavonden, de ouderkamer), ouders in de klas laten kijken, vaker samen met ouders over onderwijsondersteunend gedrag van gedachten wisselen, de ontwikkeling van de ouderbetrokkenheid jaarlijks op de agenda zetten en doelen stellen waaraan de school samen met ouders moet werken.
6.6 Samenvattend En ruime meerderheid van de ouders met schoolgaande kinderen in het bao en het vo beoordeelt de contacten tussen ouders en school als ruim voldoende tot goed. Over de hele linie geven de Rotterdamse ouders een iets hogere beoordeling voor de contacten met de school van het kind, de inbreng van de school in het contact en de eigen inbreng in het contact dan ouders in de rest van het land. De beoordeling van de oudercontacten door de Rotterdamse schoolleiders is nagenoeg gelijk aan hun collega’s in de rest van het land. Schoolleiders zijn van mening dat scholen van elkaar kunnen leren hoe ze een visie kunnen ontwikkelen voor op het omgaan met ouders, hoe ze afspraken met ouders kunnen maken, hoe ze de bereidheid van het schoolteam kunnen vergroten om de samenwerking met ouders aan te gaan en in de vaardigheid in het omgaan met ouders. Volgens een derde van de schoolleiders in het bao heeft de aanpak voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid bij Beter Presteren geleid tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten. Volgens Rotterdamse ouders in het basisonderwijs is de bereikbaarheid van het schoolteam en de communicatie met het schoolteam niet altijd optimaal. Ouders zien
72
als oplossingen voor de communicatieproblemen: een directiespreekuur, alle leerkrachten een e-mailadres, de school meer rekening houdt met werkende ouders en meer huisbezoeken aflegt om contact te houden. Directies van Rotterdamse scholen in het basisonderwijs ervaren het onderwijsondersteunend gedrag van de ouders soms als een knelpunt. Ouders beschikken niet altijd over de juiste attitude (voelen zich niet medeverantwoordelijk voor het onderwijs, komen afspraken niet na) en vaardigheden (analfabetisme, niet beheersen van de Nederlandse taal, snappen de opdrachten niet) en hebben niet altijd tijd om zich thuis met school bezig te houden (eenoudergezinnen). Directies zien als oplossingen voor de gesignaleerde problemen: meer ruimte op scholen voor ouderconsulenten, meer groepsbijeenkomsten met ouders over dit thema, meer samenwerking met andere onderwijsinstellingen en ouders meer betrekken bij het schoolbeleid. Klachten van directies van Rotterdamse scholen over het functioneren van het educatief partnerschap met ouders zijn: de lage opkomst bij ouderavonden, ouders de opdrachten voor de leerlingondersteuning thuis niet begrijpen, de communicatie hierover moeizaam verloopt, ouders zich niet medeverantwoordelijk voelen voor het inleveren van het huiswerk, het is lastig om met hen afspraken te maken en ouders zich niet altijd aan de genaakte afspraken. Directies zien als oplossingen voor de matig functioneren van educatief partnerschap: bij de intake duidelijker aangeven wat de verwachtingen zijn, ouders beter informeren (via ouderavonden, de ouderkamer), ouders in de klas laten kijken, vaker samen met ouders over dit onderwerp van gedachten wisselen, de ontwikkeling van de ouderbetrokkenheid jaarlijks op de agenda zetten en doelen stellen waaraan de school moet werken.
73
Bijlage tabellen Frequentie van contacten tussen ouders en school Tabel B5.1 – Hoe vaak komen leraren volgens de deelnemende ouders op huisbezoek? Ouders
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77) Landelijk (n=383) Rotterdam (n=48) Landelijk (n=183)
nooit
eén keer per jaar
eén keer per half jaar
eén keer per 3 maanden
maande- wekelijks dagelijks lijks
70,1%
23,4%
1,3%
1,3%
1,3%
1,3%
1,3%
87,2%
11,0%
0,5%
0,0%
0,3%
0,3%
0,8%
95,8%
0,0%
0,0%
4,2%
0,0%
0,0%
0,0%
96,7%
3,3%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Tabel B5.2 – Hoe vaak komen ouders op de school van hun kind (exclusief brengen en halen)? Ouders basisonder- Rotterdam wijs (n=77) Landelijk (n=383) voortgezet Rotterdam onderwijs (n=48) Landelijk (n=183)
74
nooit
1x per jaar 1x per half 1x per 3 jaar maanden
maandelijks
wekelijks dagelijks
0,0%
0,0%
3,9%
18,2%
7,8%
32,5%
37,7%
0,5%
0,5%
7,8%
28,2%
26,9%
23,8%
12,3%
6,3%
10,4%
25,0%
54,2%
4,2%
0,0%
0,0%
3,3%
4,9%
21,9%
48,6%
19,1%
2,2%
0,0%
Tabel B5.3 – Hoe vaak komen ouders volgens de deelnemende schoolleiders, gemiddeld bij op school (exclusief brengen en halen)? Schoolleiders
basisonder- Rotterdam wijs (n=63) Landelijk (n=519) voortgezet Rotterdam onderwijs (n=21) Landelijk (n=86)
nooit
eén keer per jaar
eén keer per half jaar
eén keer per 3 maanden
maandelijks
0,0%
0,0%
0,0%
wekelijks dagelijks
7,9%
54,0%
15,9%
15,9%
6,3%
0,2%
7,9%
51,8%
20,0%
11,6%
8,5%
0,0%
4,8%
0,0%
81,0%
14,3%
0,0%
0,0%
1,2%
1,2%
25,6%
66,3%
4,7%
0,0%
1,2%
Tabel B5.4 – Onderwerpen waar in de contacten met de leraar volgens de ouders over wordt gesproken: onderwijs van mijn kind Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=377)
Rotterdam (n=47)
Landelijk (n=181)
3% 35% 60% 3%
6% 49% 44% 1%
6% 32% 62% 0%
7% 49% 44% 1%
Tabel B5.5 – Onderwerpen waar in de contacten met de leraar volgens de ouders over wordt gesproken: ontwikkeling van mijn kind Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=77)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
3% 36% 58% 3%
Landelijk (n=377) 2% 41% 56% 1%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=47) 13% 30% 51% 6%
Landelijk (n=181) 12% 44% 44% 1%
75
Tabel B5.6– Onderwerpen waar in de contacten met de leraar volgens de ouders over wordt gesproken: opvoeding van mijn kind Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=377)
Rotterdam (n=47)
Landelijk (n=181)
35% 44% 17% 4%
55% 35% 8% 2%
53% 23% 13% 11%
65% 28% 3% 4%
Opvattingen over ouder – school contacten Tabel B5.7 – Opvattingen van ouders over de contacten met de school: Ik voel me welkom op de school van mijn kind Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=373)
Rotterdam (n=46)
Landelijk (n=177)
0% 3% 5% 48% 44%
4% 5% 9% 46% 36%
0% 4% 20% 52% 24%
1% 8% 17% 52% 22%
Tabel B5.8 – Opvattingen van ouders over de contacten met de school: Leraren zijn bij mij thuis welkom Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
76
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=373)
Rotterdam (n=46)
Landelijk (n=177)
3% 5% 9% 44% 39%
1% 2% 12% 49% 36%
7% 13% 26% 43% 11%
2% 6% 19% 50% 23%
Tabel B5.9 – Opvattingen van ouders over de contacten met de school: belangrijk om tijd te besteden aan het onderwijs van mijn kind Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=373)
Rotterdam (n=46)
Landelijk (n=177)
0% 0% 1% 35% 64%
1% 0% 1% 41% 57%
0% 0% 4% 37% 59%
1% 0% 1% 41% 58%
Tabel B5.10 – Opvattingen van ouders over de contacten met de school: goed contact met school van mijn kind Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=373)
Rotterdam (n=46)
Landelijk (n=177)
0% 3% 5% 44% 48%
3% 9% 11% 46% 32%
0% 11% 17% 52% 20%
4% 13% 22% 46% 15%
Tabel B5.11 – Opvattingen van ouders over de contacten met de school: Leraren stimuleren dat ik betrokken ben bij het onderwijs van mijn kind Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=77)
Landelijk (n=373)
Rotterdam (n=46)
Landelijk (n=177)
1% 14% 9% 49% 26%
6% 27% 24% 30% 13%
4% 24% 22% 37% 13%
13% 35% 27% 17% 8%
77
Tabel B5.12 – Opvattingen van schoolleiders over de contacten met ouders: Ouders zijn welkom op school Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=510)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=78)
2% 0% 0% 19% 79%
1% 0% 0% 17% 82%
0% 0% 0% 33% 67%
1% 1% 0% 38% 59%
Tabel B5.13 – Opvattingen van schoolleiders over de contacten met ouders: Leraren zijn welkom bij de ouders thuis Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=510)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=78)
3% 3% 32% 49% 13%
1% 3% 36% 45% 16%
0% 5% 33% 29% 33%
3% 6% 46% 33% 12%
Tabel B5.14 – Opvattingen van schoolleiders over de contacten met ouders: Leraren vinden het belangrijk dat ouders tijd besteden aan het onderwijs van hun kind Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
78
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=510)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=78)
2% 0% 0% 37% 62%
0% 0% 3% 41% 55%
0% 0% 0% 38% 62%
1% 0% 1% 36% 62%
Tabel B5.15 – Opvattingen van schoolleiders over de contacten met ouders: Er is een goed contact met de ouders van de kinderen Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=510)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=78)
0% 0% 3% 70% 27%
0% 2% 4% 57% 36%
5% 10% 0% 52% 33%
1% 0% 8% 68% 23%
Tabel B5.16 – Opvattingen van schoolleiders over de contacten met ouders: Leraren stimuleren de ouderbetrokkenheid Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=510)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=78)
2% 0% 21% 56% 22%
1% 4% 13% 56% 26%
0% 0% 24% 67% 10%
1% 13% 21% 46% 19%
Rekening houden met elkaars opvattingen Tabel B5.17 – Aandeel ouders dat aangeeft zelf rekening te houden met ideeën van leraren over onderwijs Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
3% 19% 71% 8%
3% 26% 66% 5%
2% 33% 55% 10%
5% 34% 51% 10%
79
Tabel B5.18 – Aandeel ouders dat aangeeft zelf rekening te houden met ideeën van leraren over de ontwikkeling van hun kind Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
5% 29% 61% 4%
3% 38% 56% 3%
10% 29% 48% 14%
5% 42% 46% 7%
Tabel B5.19 – Aandeel ouders dat aangeeft zelf rekening te houden met ideeën van leraren over de opvoeding van hun kind Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
15% 39% 29% 17%
22% 38% 21% 18%
24% 40% 14% 21%
27% 39% 14% 20%
Tabel B5.20 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat de leraren open staan voor wensen van ouders Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
80
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
2% 35% 63% 0%
0% 25% 75% 0%
0% 24% 76% 0%
3% 45% 51% 1%
Tabel B5.21 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat de leraren van de school rekening houden met ideeën van ouders over onderwijs Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
2% 75% 24% 0%
3% 61% 36% 0%
5% 62% 29% 5%
14% 57% 26% 4%
Tabel B5.22 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat de leraren van de school rekening houden met ideeën van ouders over de ontwikkeling van hun kind Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
2% 25% 71% 2%
0% 28% 72% 0%
0% 29% 67% 5%
1% 49% 47% 3%
Tabel B5.23 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat de leraren van de school rekening houden met ideeën van ouders over de opvoeding van hun kind Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
5% 41% 52% 2%
1% 49% 49% 0%
0% 43% 52% 5%
11% 55% 30% 4%
81
Tabel B5.24 – Aandeel ouders dat aangeeft dat leraren open staan voor hun wensen Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
1% 32% 57% 9%
7% 49% 41% 3%
12% 33% 40% 14%
12% 54% 24% 10%
Tabel B5.25 – Aandeel ouders dat aangeeft dat de leraren van de school rekening houden met ideeën van ouders over onderwijs Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
9% 35% 35% 21%
24% 45% 19% 12%
29% 33% 19% 19%
31% 36% 12% 21%
Tabel B5.26 – Aandeel ouders dat aangeeft dat de leraren van de school rekening houden met ideeën van ouders over de ontwikkeling van hun kind Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
82
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
4% 35% 51% 11%
10% 45% 40% 5%
19% 31% 26% 24%
16% 46% 26% 11%
Tabel B5.27 – Aandeel ouders dat aangeeft dat de leraren van de school rekening houden met ideeën van ouders over de opvoeding van hun kind Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
7% 32% 44% 17%
16% 37% 27% 21%
29% 19% 17% 36%
25% 32% 9% 33%
Tabel B5.28 – Aandeel ouders dat aangeeft dat ze zich door de leraren serieus voelen genomen Ouders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=75)
Landelijk (n=356)
Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=170)
3% 17% 76% 4%
6% 30% 62% 2%
5% 40% 48% 7%
10% 38% 50% 2%
Tabel B5.29 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat ouders open staan voor de wensen van leraren Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
2% 33% 65% 0%
1% 30% 69% 0%
5% 38% 57% 0%
4% 46% 50% 0%
83
Tabel B5.30 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat ouders rekening houden met de ideeën van leraren over onderwijs Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
2% 22% 75% 2%
1% 28% 70% 1%
5% 33% 62% 0%
3% 38% 57% 3%
Tabel B5.31 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat ouders rekening houden met de ideeën van de leraren over de ontwikkeling van hun kind Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
2% 30% 67% 2%
0% 27% 72% 0%
5% 43% 52% 0%
5% 36% 55% 3%
Tabel B5.32 – Aandeel schoolleiders dat aangeeft dat ouders rekening houden met de ideeën van de leraren over de opvoeding van hun kind Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
84
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=490)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=74)
6% 56% 38% 0%
4% 52% 43% 1%
10% 52% 38% 0%
12% 51% 32% 4%
Ondersteuning van ouders bij onderwijs van hun kind Tabel B5.33 – Activiteiten die ouders ondernemen om kind met onderwijs te ondersteunen: met kind praten over wat er op school gebeurt Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=74)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
0% 9% 89% 1%
Landelijk (n=353) 1% 4% 95% 0%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=42) 2% 2% 95% 0%
Landelijk (n=168) 1% 8% 90% 1%
Tabel B5.34 – Activiteiten die ouders ondernemen om kind met onderwijs te ondersteunen: voorlezen Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=74)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
5% 20% 72% 3%
Landelijk (n=353)
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=42)
Landelijk (n=168)
6% 21% 72% 1%
Tabel B5.35 – Activiteiten die ouders ondernemen om kind met onderwijs te ondersteunen: met kind naar de bibliotheek gaan Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=74)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
14% 38% 46% 3%
Landelijk (n=353) 10% 30% 58% 2%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=42) 24% 48% 12% 17%
Landelijk (n=168) 35% 40% 20% 6%
85
Tabel B5.36 – Activiteiten die ouders ondernemen om kind met onderwijs te ondersteunen: kind helpen met huiswerk Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=74)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
7% 14% 69% 11%
Landelijk (n=353) 2% 19% 51% 28%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=42) 7% 55% 31% 7%
Landelijk (n=168) 11% 48% 40% 2%
Tabel B5.37 – Activiteiten die ouders ondernemen om kind met onderwijs te ondersteunen: overleggen met leraren om hun kind thuis te ondersteunen Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=74)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
11% 35% 46% 8%
Landelijk (n=353) 14% 45% 30% 11%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=42) 26% 33% 26% 14%
Landelijk (n=168) 25% 52% 20% 4%
Tabel B5.38 –Leraren overleggen met ouders hoe zij hun kind thuis kunnen ondersteunen Schoolleiders
basisonderwijs Rotterdam (n=63)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
86
0% 44% 54% 2%
Landelijk (n=489) 1% 45% 53% 0%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=21) 5% 38% 57% 0%
Landelijk (n=72) 6% 67% 28% 0%
De inhoud van het contact Tabel B5.39 – De inhoud van het contact met leraren volgens de ouders: Leraren ondersteunen ouders hoe zij thuis kind kunnen helpen met onderwijs Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=72)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
13% 31% 46% 11%
Landelijk (n=344) 29% 41% 15% 15%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=41) 44% 37% 10% 10%
Landelijk (n=167) 51% 32% 8% 9%
Tabel B5.40 – De inhoud van het contact met leraren volgens de ouders: Ouders voorzien leraren van adviezen over aanpak van hun kinderen Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=72)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
11% 47% 28% 14%
Landelijk (n=344) 14% 54% 20% 12%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=41) 24% 37% 15% 24%
Landelijk (n=167) 30% 43% 16% 11%
Tabel B5.41 – De inhoud van het contact met leraren volgens de ouders: Leraren maken gebruik van adviezen van ouders over aanpak van hun kinderen Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=72)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
14% 47% 22% 17%
Landelijk (n=344) 17% 53% 19% 10%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=41) 34% 32% 7% 27%
Landelijk (n=167) 31% 47% 8% 14%
87
Tabel B5.42 – De inhoud van het contact met leraren volgens de ouders: Leraren geven leerstof/oefenstof mee Ouders
basisonderwijs Rotterdam (n=72)
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
14% 29% 49% 8%
Landelijk (n=344) 20% 43% 24% 13%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=41) 15% 41% 39% 5%
Landelijk (n=167) 25% 37% 31% 7%
Tabel B5.43 – De inhoud van het contact met ouders volgens de schoolleiders: Leraren ondersteunen ouders hoe zij thuis hun kind kunnen helpen met het onderwijs Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=483)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 54% 43% 2%
1% 52% 46% 0%
0% 62% 33% 5%
6% 74% 17% 3%
Tabel B5.44 – De inhoud van het contact met ouders volgens de schoolleiders: Ouders voorzien de leraren van adviezen over de aanpak van hun kinderen Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
88
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=483)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
19% 59% 21% 2%
4% 71% 24% 0%
0% 71% 24% 5%
10% 70% 19% 1%
Tabel B5.45 – De inhoud van het contact met ouders volgens de schoolleiders: Leraren maken gebruik van de adviezen van ouders over de aanpak van hun kinderen Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=483)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
8% 56% 35% 2%
2% 60% 37% 0%
0% 76% 19% 5%
9% 55% 32% 4%
Tabel B5.46 – De inhoud van het contact met ouders volgens de schoolleiders: Leraren geven leerstof/oefenstof mee Schoolleiders
(bijna) nooit soms vaak niet van toepassing
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=483)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
3% 32% 63% 2%
4% 51% 45% 0%
0% 43% 52% 5%
3% 39% 58% 0%
Invloed ouderbetrokkenheid Tabel B5.47 – Mening ouders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op ontwikkelingskansen van hun kind Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=72)
Landelijk (n=337)
Rotterdam (n=41)
Landelijk (n=166)
3% 0% 3% 50% 44%
1% 1% 7% 54% 37%
2% 2% 12% 51% 32%
1% 2% 9% 55% 33%
89
Tabel B5.48 – Mening ouders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op welbevinden van hun kind Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=72)
Landelijk (n=337)
Rotterdam (n=41)
Landelijk (n=166)
0% 0% 4% 53% 43%
1% 0% 6% 50% 42%
2% 2% 17% 46% 32%
1% 1% 9% 51% 39%
Tabel B5.49 – Mening ouders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op schoolprestaties van hun kind Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=72)
Landelijk (n=337)
Rotterdam (n=41)
Landelijk (n=166)
1% 1% 3% 56% 39%
2% 2% 11% 54% 31%
5% 2% 12% 46% 34%
1% 1% 17% 51% 31%
Tabel B5.50 – Mening ouders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op taakuitvoering van leraren Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
90
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=72)
Landelijk (n=337)
Rotterdam (n=41)
Landelijk (n=166)
3% 7% 14% 53% 24%
2% 11% 29% 41% 16%
7% 12% 34% 37% 10%
7% 15% 30% 37% 10%
Tabel B5.51 – Mening ouders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op onderwijs van de leraar aan hun kind Ouders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=72)
Landelijk (n=337)
Rotterdam (n=41)
Landelijk (n=166)
3% 7% 11% 54% 25%
4% 9% 28% 42% 18%
5% 10% 29% 44% 12%
8% 16% 27% 39% 11%
Tabel B5.52 – Mening schoolleiders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op ontwikkelingskansen van leerlingen Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=477)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 0% 6% 46% 46%
0% 1% 5% 56% 38%
0% 0% 0% 48% 52%
3% 4% 6% 65% 22%
Tabel B5.53 – Mening schoolleiders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op welbevinden van de leerlingen Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=477)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 0% 6% 43% 49%
0% 1% 4% 51% 44%
0% 0% 0% 52% 48%
1% 6% 3% 65% 25%
91
Tabel B5.54 – Mening schoolleiders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op schoolprestaties van leerlingen Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=477)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 0% 13% 48% 38%
0% 1% 6% 56% 37%
0% 0% 0% 52% 48%
3% 3% 4% 64% 26%
Tabel B5.55 – Mening schoolleiders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op taakuitvoering van leraren Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=477)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 5% 16% 57% 21%
0% 4% 17% 57% 22%
0% 0% 24% 38% 38%
4% 4% 20% 58% 13%
Tabel B5.56 – Mening schoolleiders over stellingen over de positieve invloed van ouderbetrokkenheid op onderwijs van de leraren aan de leerlingen Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
92
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=477)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 3% 22% 49% 24%
0% 4% 18% 54% 23%
0% 0% 19% 43% 38%
3% 9% 9% 68% 12%
Beoordeling contacten tussen ouders en scholen Tabel B6.57 – Beoordeling ouders van contacten met de school Ouders
onvoldoende matig voldoende voldoende tot goed
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=71)
Landelijk (n=336)
Rotterdam (n=40)
Landelijk (n=166)
2% 3% 24%
0% 4% 23%
0% 0% 38%
3% 9% 12%
Tabel B6.58 – Beoordeling ouders van inbreng school in het contact Ouders
onvoldoende matig voldoende voldoende tot goed
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=71)
Landelijk (n=336)
Rotterdam (n=40)
Landelijk (n=166)
6% 15% 79%
24% 22% 55%
33% 15% 53%
31% 25% 43%
Tabel B6.59 – Beoordeling ouders van eigen inbreng in het contact met de school Ouders
onvoldoende matig voldoende voldoende tot goed
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=71)
Landelijk (n=336)
Rotterdam (n=40)
Landelijk (n=166)
1% 6% 93%
4% 11% 85%
13% 13% 75%
7% 13% 80%
Tabel B6.60 – Beoordeling schoolleiders van contacten van de school met ouders Schoolleiders
basisonderwijs Rotterdam (n=63)
onvoldoende matig voldoende voldoende tot goed
3% 11% 86%
Landelijk (n=475) 2% 11% 88%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=21) 10% 10% 81%
Landelijk (n=69) 6% 10% 84%
93
Tabel B6.61 – Beoordeling schoolleiders van inbreng van ouders in het contact Schoolleiders
onvoldoende matig voldoende voldoende tot goed
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=475)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
13% 32% 56%
8% 19% 73%
24% 19% 57%
25% 25% 51%
Tabel B6.62 – Beoordeling schoolleiders van inbreng van leraren in het contact met ouders Schoolleiders
onvoldoende matig voldoende voldoende tot goed
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=475)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 13% 86%
3% 9% 88%
10% 29% 62%
10% 20% 70%
Leren en geïnspireerd raken Tabel B6.63 – Mening schoolleiders of scholen van elkaar kunnen leren hoe een visie te ontwikkelen om met ouders om te gaan Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
94
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=471)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 3% 10% 73% 13%
0% 2% 14% 69% 15%
0% 0% 14% 71% 14%
3% 0% 17% 68% 12%
Tabel B6.64 – Mening schoolleiders of scholen van elkaar kunnen leren hoe afspraken te maken met ouders Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=471)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 3% 5% 79% 11%
0% 2% 15% 68% 15%
0% 0% 14% 71% 14%
1% 1% 28% 57% 13%
Tabel B6.65 – Mening schoolleiders of scholen van elkaar kunnen leren hoe de bereidheid van schoolteam te vergroten om samenwerking met ouders aan te gaan Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=471)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 0% 13% 73% 13%
0% 2% 13% 62% 23%
0% 0% 24% 52% 24%
1% 7% 20% 55% 16%
Tabel B6.66 – Mening schoolleiders of scholen vaardigheden in omgaan met ouders van elkaar kunnen leren Schoolleiders
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
basisonderwijs
voortgezet onderwijs
Rotterdam (n=63)
Landelijk (n=471)
Rotterdam (n=21)
Landelijk (n=69)
2% 0% 13% 75% 11%
0% 2% 8% 66% 23%
0% 0% 14% 71% 14%
1% 1% 19% 62% 16%
95
Effecten project Ouderbetrokkenheid en Beter Presteren Tabel B6.67 – Mening schoolleiders over effect project Ouderbetrokkenheid/Beter Presteren: door project geïnspireerd bij de keuze van de contacten met ouders Schoolleiders
basisonderwijs Rotterdam (n=63)
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
Landelijk (n=0)
5% 6% 51% 33% 5%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=20)
Landelijk (n=0)
5% 5% 40% 40% 10%
Tabel B6.68 – Mening schoolleiders over effect project Ouderbetrokkenheid/Beter Presteren: door project geïnspireerd om meer aandacht te besteden aan contacten met ouders Schoolleiders
basisonderwijs Rotterdam (n=63)
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
Landelijk (n=0)
3% 10% 35% 44% 8%
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=20)
Landelijk (n=0)
5% 5% 40% 40% 10%
Tabel B6.69 – Mening schoolleiders over effect project Ouderbetrokkenheid/Beter Presteren: door project aantoonbaar hogere onderwijsresultaten Schoolleiders
basisonderwijs Rotterdam (n=63)
geheel oneens oneens neutraal / geen mening eens geheel eens
96
5% 6% 57% 29% 3%
Landelijk (n=0)
voortgezet onderwijs Rotterdam (n=20) 5% 5% 75% 15% 0%
Landelijk (n=0)
Bijlage Menukaart Programma Beter Presteren Menukaart Programma Beter Presteren bestaat uit volgende onderdelen: 1 Ambities formuleren wat betreft educatief partnerschap Maak duidelijk wat school en ouders van elkaar kunnen verwachten. Ga een open gesprek aangaan met ouders over deze verwachtingen en hun mogelijkheden om aan deze verwachtingen te voldoen. Stimuleer ouders om op hun beurt hun verwachtingen ten aanzien van de school onder woorden te brengen. Wederzijdse verwachtingen kunnen in de vorm van een overeenkomst of intentieverklaring worden geformaliseerd. 2. Informatievertrekken aan ouders over de school, de groep en over hun kind De wijze van gespreksvoering met ouders. In een gelijkwaardige relatie worden beslissingen ten aanzien van het kind gezamenlijk genomen, uiteraard met inachtneming van de verschillende eindverantwoordelijkheden van ouders en school. De wijze van gespreksvoering bepaalt mede in hoeverre ouders de relatie als gelijkwaardig ervaren en zich uitgenodigd voelen om hun inbreng te leveren en samen te werken met school. Scholingsmogelijkheden: investeren in leerkrachtvaardigheden. Hoe creëer je een echt gelijkwaardige relatie met ouders? Bijvoorbeeld communicatietrainingen (waaronder interculturele communicatie), (zelf)reflectie, intervisie, coaching, observatie. Huisbezoeken of kennismakingsgesprekken. Een kennismakingsgesprek aan het begin van het schooljaar blijkt een zeer effectief instrument te zijn om een goede, positieve start te maken in het contact tussen school en ouders. Nog effectiever is het om dit gesprek bij de ouders en leerling thuis te houden. Een behoorlijke tijdsinvestering, maar één die veel inzicht voor de leerkracht en goodwill bij de ouders oplevert. Instrumenten: voeren van startgesprekken kennismakingsgesprek en afleggen van huisbezoeken, informatiewaarden. 3. Functioneren team en stimuleren effectief onderwijsondersteunend gedrag van ouders Scholen kunnen het voortouw nemen in het stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Hoe kunnen scholen dit stimuleren? En hoe kunnen scholen de onderwijsondersteuning van ouders proberen af te stemmen op de werkwijze van de school? Hier volgen enkele handreikingen.
97
Duidelijkheid creëren binnen het team. Schep als team met elkaar duidelijkheid over welk onderwijsondersteunend gedrag van ouders de school wenst. Dit sluit aan op de schoolvisie op leren en ontwikkelen van kinderen en op de rol van ouders hierbij. In gesprek gaan met ouders. In gesprek met ouders kan de leerkracht duidelijkheid krijgen over wat ouders (thuis) al doen om het leerproces van hun kinderen te ondersteunen, in hoeverre het gewenste onderwijsondersteunend gedrag aansluit bij hun opvattingen en mogelijkheden en hier afspraken over maken. Ook kan de leerkracht inventariseren welke behoefte ouders hebben aan ondersteuning en advies. Het verdient de voorkeur dat de leerlingen bij deze gesprekken aanwezig zijn. Zij kunnen ook meepraten over de ondersteuning en aansporing die ze nodig hebben. Het gaat hierbij dan met name kinderen in de VO-leeftijd, maar ook op de basisschool kunnen kinderen hier actief bij betrokken worden. Huisbezoeken afleggen. Een bezoek van de leerkracht of mentor aan de leerling en zijn/haar ouders thuis biedt het beste zicht op de thuissituatie en hoe de ondersteuning thuis vorm krijgt. Daarnaast schept het een goede vertrouwensbasis voor verder contact. Ouders inzicht bieden in de lessen. Hoe beter ouders op de hoogte zijn van wat hun kinderen meemaken op school en wat er van hen gevraagd wordt, hoe beter ze hun kinderen kunnen begeleiden. Door ouders gelegenheid te bieden een kijkje in de klas te nemen of een les voor ouders te organiseren, door hen inzicht te bieden in de lesstof en het huiswerk kunnen scholen hier invulling aan geven. Scholing: Er zijn cursussen en workshops beschikbaar waarmee ouders inzicht krijgen in hun rol in de ontwikkeling van hun kind. Ook uitwisseling tussen ouders onderling kan stimulerend werken. Tijdens deze bijeenkomsten kunnen ouders ook elkaar stimuleren en adviseren. Inzet van ouderconsulenten / schooloudercontactpersonen. Deze functionarissen kunnen ouders informeren en adviseren over onderwijsondersteunend gedrag. Ze kunnen ouders stimuleren om in gesprek met de leerkracht uiting te geven aan wat zij verwachten en nodig hebben om hun rol goed te kunnen vervullen. Taken van de Medewerker Ouderbetrokkenheid: de eerste contactpersoon zijn voor de ouders, bij de inschrijving contact leggen met de ouders en een school-oudersovereenkomst met de school afspreken, (mede)organiseren van activiteiten met ouders, ouders inzicht geven in wat hun kind leert en doet. De Medewerker Ouderbetrokkenheid adviseert ouders hoe zij hun kind thuis kunnen begeleiden/coachen bij het leren op school en op de voorschool en geeft themabijeenkomsten aan ouders. Gesprekken stimuleren tussen ouders over opvoeding en verwijzen naar andere professionals, gastvrouw zijn van de ouderkamer, verwijzen naar andere professionals. De school adviseren over het ouderbeleid en de leerkrachten helpen in het contacten onderhouden met ouders.
98
De ouders stimuleren om mee te doen met allerlei ouderactiviteiten van de school en in de wijk. 22 Het streven naar meer ouderbetrokkenheid en draagvlak van ouders op scholen met allochtone ouders wordt vooral vertaald in groepsactiviteiten voor ouders in de ouderkamer (vgl. Booijink, 2008). Best Practices: Ouderkamer en tentoonstellingsavond voor ouders 4. Verhogen van ouderbetrokkenheid bij overgangsmomenten en beroepsoriëntatie Er zijn veel keuzemomenten in de schoolloopbaan van kinderen. Hoe ouder kinderen worden, hoe meer zijzelf hun keuzes maken. In alle gevallen is het van belang dat de keuze bewust en doordacht wordt gemaakt, en dat ouders daarbij betrokken zijn. Hoe kan je de betrokkenheid van ouders bij keuze- en schakelmomenten vergroten? Toekomstperspectief aan de orde stellen. Toekomstperspectief als rode draad in gesprekken met ouders en leerlingen. Het is van belang dat het toekomstperspectief van de leerling in gesprekken op een open manier wordt besproken. Wat zijn de verwachtingen en wensen? Zijn ze realistisch? Is de leerling nog op koers (bijvoorbeeld gezien de cijfers), en zo nee, wat is er nodig om bij te sturen of moeten de verwachtingen worden bijgesteld? Het toekomstperspectief als rode draad in de gesprekken helpt bij het bewerkstelligen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, voorkomt dat ouders voor verrassingen komen te staan. Gesprek thuis over toekomst stimuleren. In lang niet alle gezinnen is het vanzelfsprekend dat er thuis gesproken wordt over de studiekeuzes en toekomstwensen van het kind. De school kan dit stimuleren bijvoorbeeld door opdrachten mee te geven aan het kind om met ouders thuis uit te voeren. Voorlichting aan ouders over school-, studie-, sector- en profielkeuzes. Een goede voorlichting voor leerlingen en ouders over de keuzes binnen de schoolloopbaan is essentieel. Dit is een taak voor de scholen, zij hebben de inhoudelijke kennis. Vaak kunnen andere organisaties in de wijk en (migranten-) zelforganisaties een rol spelen door ouders te wijzen op het belang van een goede schoolkeuze en in het werven van ouders en leerlingen voor informatiebijeenkomsten. Ouders actief betrekken bij beroepenoriëntatie. Ouders hebben vaak een grote invloed op de beroepskeuze van hun kinderen. Aanbevelingen: Het is aan te bevelen vroegtijdig met leerlingen èn ouders aan de slag te gaan met beroepenoriëntatie, hen inzicht te verschaffen in de kansen op de arbeidsmarkt en de aansluiting op de talenten en interesses van het kind. Instrumententen VO - voortgangsgesprek VO - Ouders en sector en MBO-keuze Ze: www.onderwijsbeleid010.nl/ouderbetrokkenheid/menukaart
22 Ouderbeleidsplan 2012/2015. OBS De Globe, 13/03/2012.
99
Bijlage Geraadpleegde literatuur Ainsworth, J. W. (2002). Why does it take a village? The mediation of neighborhood effects on educational attainment. Social Forces, 8, 117-152. Berg, T, van den. & Schaaf, N. van der (2008). Ouderbetrokkenheid in de brede school. Een literatuuronderzoek naar effectieve manieren om het ontwikkelingsondersteunend gedrag van ouders te stimuleren. Groningen: Lectoraat Integraal Jeugdbeleid. Booijink, M. (2007). Terug naar de basis, communicatie tussen leerkrachten en allochtone ouders in het basisonderwijs. Leiden: RUL. Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development. Cambridge, MA: Harvard University Press. Bronfenbrenner, U. (1986). Ecology of the family as a context for human development: Research perspectives. Developmental Psychology, 22, (6), 723-742. Cluitmans-Souren, A. (2008). Juridisering relatie tussen ouders en school. In F. Smit (Ed.), Modernisering relatie ouders en school (pp. 13-16). Den Haag: Sdu Uitgevers. Coleman, J. (1988). Social Capital in the Creation of Human Capital. American Journal of Sociology, 94, 95-120. Grozier, G. (2001). Excluding parents: The decentralisation of parental involvement. Race, Ethnicity and Education, 4, (4), 329-341. Desforges, C. (2003). The Impact of Parental Involvement, Parental Support and Family Education on Pupil Achievements and Adjustment: A Literature Review, Research Report 433 London: DfES. Desforges, C., & Abouchaar, A. (2003). The impact of parental involvement, parental support and family education on pupil achievement and adjustment: a literature review. Washington, DC: Department for Education and Skills. Deslandes, R., & Bertrand, R. (2005). Motivation of parent involvement in secondary-level schooling. Journal of Educational Research, 98, (3), 164-175. Deslanders, R., & Rousseau, N. (2007). Congruence between teachers’ and parents’ role construction and expectations about their involvement in homework. International Journal about Parents in Education, 1, (0), 108-116. Diender, A. (2012). De Rotterdamse koers voor ouderbetrokkenheid. In F. Smit (Ed.) Lessen van successen in Rotterdam (pp. 1-3). Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Dillen, A. (2006). Die ouders toch! Ethische reflecties over omgaan met gezinnen binnen een schoolcontext. In C. Hermans (Red.). Partnerschap als waardegemeenschap (pp. 39-51). Budel: Damon.
100
Driessen, G. (2001). Ethnicity, forms of capital, and educational achievement. International Review of Education, 47, (6), 513-538. Driessen, G., & Smit, F. (2007). Effects of immigrant parents’ participation in society on their children’s school performance. Acta Sociologica, 50, (1), 39-56. Driessen, G., Smit, F., & Sleegers. P. (2005). Parental involvement and educational achievement. British Educational Research Journal, 31, (4), 519-532. Elderling. L. (2003). Cultuur en opvoeding. Interculturele pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. Rotterdam: Lemniscaat. Epstein, J. (1987). Toward a theory of family-school connections: Teacher practices and parent involvement. In K. Hurrelmann, F. Kaufman & F. Losel (Eds.), Social intervention: Potential and constraints (pp. 121-136). New York: Walter de Gruyter. Epstein, J. (1995). School/family/community partnerships: Caring for the children we share. Phi Delta Kappan, 76, 701-712. Epstein, J. (2001). School and family partnerships: Preparing educators and improving schools. Boulder, CO: Westview. Epstein, J., Sanders, M., Simon, B., Salinas, K., Jansorn, N., & Van Voorhis, F. (2002). School, family, and community partnerships: Your handbook for action. Thousand Oaks: Corwin Press. Epstein, J. L., Sanders, M. G., Sheldon, S. B., et al. (2009). School, family, and community partnerships: Your handbook for action (3rd edition). Thousand Oaks, CA: Corwin Press. Fasang, A., Mangino, W & Brückner, H. (2010). Parental Social Capital and Educational Attainment. Working paper 2010-01. CIQLE: Yale University, New Haven Hofstra University, Long Island. Fullan, M. & Levin, B. 2009. The fundamentals of whole-system reform. Gepubliceerd op 12 juni 2009. Geraadpleegd via http://websspacwe.oise.utoronto.ca/levinben/fullan-levin-ed%20week.pdf, juni 2010. Grozier, G. (2001). Excluding parents: The decentralisation of parental involvement. Race, Ethnicity and Education, 4, (4), 329-341. Harris, A, & Goodall, J., (2008). Do parents know they matter? Engaging all parents in learning. Educational Research 50 (3), 277 - 289. Hattie, J. (2007). Developing potentials for learning: Evidence, assessment and progress. Paper 12th Biennial Conference EARLI 2007, Boedapest, 28 augustus – 1 september 2007. Henderson, A., & Mapp, K. (2002). A new wave of evidence: The impact of school, family, and community connections on student achievement. Austin, TX: National Center for Family & Community Connections with Schools/Southwest Educational Development Laboratory.
101
Herweijer L., & Vogels R. (2004). Ouders over opvoeding en onderwijs. Den Haag: SCP. Hill, N., and Tyson, D., (2009). Parental Involvement in Middle School: A MetaAnalytic Assessment of the Strategies That Promote Achievement. Developmental Psychology American Psychological Association, Vol. 45, No. 3, 740– 763. Ho Sui Chu, E. (2007). Building trust in elementary schools: the impact of home school community collaboration. International Journal about Parents in Education, 1, (0), 8-20. Hoover-Dempsey, K., & Sandler, H. (1995). Parental involvement in children's education: why does it make a difference. Teachers College Record, 97, 310-332. Hoover-Dempsey, K., Walker, J., Sandler, H., Whetsel, D., Green, C., Wilkins, A. & Closson, K. (2005). Why Do Parents Become Involved? Research Findings and Implications. The Elementary School Journal,106(2),105-130. Hoek, J. van der, & Pels, T. (2006). Pedagogisch partner van migrantenouders: geen recepten. In: A. van Keulen (Ed.), Partnerschap tussen ouders en beroepskrachten (pp. 33-44). Amsterdam: SWP. Izzo, C., Weissberg, R., Kasprow, W., & Fendrich, M. (1999). A longitudinal assessment of teacher perceptions of parent involvement in children’s education and school performance, American Journal of Community Psychology, 27, (6), 817839. Jordan, C., Orozco, E., & Averett, A. (2001). Emerging issues in school, family & community connections. Annual Synthesis 2001. Austin, TX: National Center for Family & Community Connections with Schools/Southwest Educational Development Laboratory. Joshi, A., Eberly, J., & Konzal, J. (2005). Dialogue across cultures: Teachers’ perceptions about communication with diverse families. Multicultural Education, 13, (2), 11-15. Kuijk, J., van, Gennip, H. van & Vrieze, G. (2009). De werking van bekwaamheidseisen. Casestudies in drie onderwijssectoren. Nijmegen: ITS. Klaassen, C., & Leeferink, H. (1998). Partners in opvoeding in het basisonderwijs. Ouders en docenten over de pedagogische opdracht en de afstemming tussen gezin en school. Assen: Van Gorcum. Klaassen, C., & Smit, F. (2001). Tussen gezin en school. Verschuivingen in opvoedingsdenken en opvoedingspraktijken. In Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Aansprekend opvoeden. Balanceren tussen steun en toezicht (pp. 179-258). Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Klaassen, C., & Leeferink, H. (1998). Partners in opvoeding in het basisonderwijs. Ouders en docenten over de pedagogische opdracht en de afstemming tussen gezin en school. Assen: Van Gorcum.
102
Klaassen, C., Smit, F., Driessen, G., & Vroom, X. de (2005). Minority parents, integration and education in a changing society. In R.-A. Martínez-Gonzáles, Ma del Henar Pérez-Herrero & B. Rodríguez-Ruiz (Eds.), Family-school-community partnerships merging into social development (pp. 373-389). Oviedo: Grubao SM. Krumm, V. (1994). Expectations about parents in education in Austria, Germany and Switzerland. In A. Macbeth & B. Ravn (Eds.), Expectations about parents in education. European perspectives (pp. 14-24). Glasgow: University of Glasgow. Krumm, V., & Weiss, S. (2000). Ungerechte Lehrer: Zu einem Defizit in der Forschung über Gewalt und Schulen. Psychsozial, 23, (1), 57-73. Kuijk, J., van, Gennip, H. van & Vrieze, G. (2009). De werking van bekwaamheidseisen. Casestudies in drie onderwijssectoren. Nijmegen: ITS. Laemers, M. (1999). Schoolkeuzevrijheid. Veranderingen in betekenis en reikwijdte. Ubbergen: Tandem Felix. Lasky, S. (2001). The cultural and emotional politics of teacher-parent interactions. Teaching and Teacher Education, 17, (4), 403-415. Lueder, D. (1998). Creating partnerships with parents, An educator’s guide. Lancastar: Technomic Publishing Company. Laemers, M. (2002). Ontwikkelingen in de positie van ouders in het primair en voortgezet onderwijs. In D. Mentink (Ed.), Jaarboek onderwijsrecht 1997-2001 (pp. 51-63). Den Haag: Uitgave van het Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid. Laemers, M. (2011). Betrokken ouders. In F. Smit (red.). De Wet van de oogst. Partnerschap ouders, school en buurt. Meesterklasbijdragen (pp. 7- 14). Nijmegen: Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Lareau, A. (2003). Unequal Childhoods: Class, Race, and Family Life. Berkeley, CA: University of California Press. Leefering, H., Sleegers, P. & Geijsel, F. (2003). Het leren van docenten in de context van de school: de spanning tussen teamontwikkeling en schoolontwikkeling. Een werkdocument ten behoeve van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming. Nijmegen: Expertisecentrum Schoolleiding en Onderwijsvernieuwing, Katholieke Universiteit Nijmegen. Lee, J., & Bowen, N. K. (2006). Parent involvement, cultural capital, and the achievement gap among elementary school children. American Educational Research Journal, 43, 193-215. Lewis, L. , Kim, Y. & Bey, J. (2011). Teaching practices and strategies to involve inner-city parents at home and in the school. Teaching and Teacher Education: An International Journal of Research and Studies, 27(1), 221-234.
103
Lopez, G. (2001). On whose terms? Understanding involvement through the eyes of migrant parents. Paper Annual meeting American Educational Research Association (AERA), Seattle, WA, 9-14 April 2001. Lopez, G. R., Scribner, J. D., & Mahitivanichcha, K. (2001). Redefining parental involvement: Lessons from high-performing migrant-impacted schools. American Educational Research Journal 38(2), 253-88. Lusse, M. (2011). Thema ouderbetrokkenheid Literatuurverkenning children’s zone. Rotterdam. Hogeschool Rotterdam. Lusse, M. (2012). Handreiking oudercontract in het VO. In F. Smit (Ed.) (2012). Lessen van successen in Rotterdam (pp. 67-82). Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Martinez, Y., & Velazquez, J. (2000). Involving migrant families in education. ERIC Digest. Charleston, WV: ERIC Clearinghouse. McCartney, K. (2003). Child care and behavior. Findings from the National Institute of Child Health and Human Development’s study of child care and youth development. Cambridge, MA: Harvard Graduate School of Education. McCollum, P. (1996). Obstacles to immigrant parent participation in schools. IDRA Newsletter, XXIII, (10). Accessed at www.idra.org/newslttr/1996/nov/pam.htm, 04/11/05. Mendel, M. (2001). Increasing social capital: teachers about school-familycommunity partnerships. Results of a study on the orientations of American and Polish teachers. In F. Smit, K. van der Wolf & P. Sleegers (Eds.). A Bridge to the Future. Collaboration between Parents, Schools and Communities (pp. 125 – 136). Nijmegen/Amsterdam: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen/Kohnstamm Instituut. http://www.its.kun.nl/web/publikaties/pdf-files/rapporten/aBridgetothefuture.pdf Menheere, A. & Hooge, E. (2011). Ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Een literatuurstudie naar de betekenis van Ouderbetrokkenheid voor de schoolse ontwikkeling van kinderen. Kenniscentrumreeks No. 5. Amsterdam: Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding, Hogeschool van Amsterdam. Ministerie OCW (2001). Grenzeloos leren: Een verkenning naar onderwijs en onderzoek in 2010. Den Haag: Sdu Uitgevers. Ministerie OCW (2006). Besluit van houdende vaststelling van het Besluit doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010. Den Haag: Ministerie OCW. Montandon, C. (1997). Les familles et l’ecole ou panacee? Genève: Université de Genève.
104
Mooij, T. (2009). Hoe kinderen opvoeding en ontwikkeling in eigen beheer kunnen krijgen. In F. Smit (red.). Ouders en school. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de praktijk (pp 102 – 104). Den Haag/Nijmegen: Sdu Uitgevers/ Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Moritsugu, J., Wong, F. , & Duffy, K. (2010). Community Psychology, Boston: Allyn & Bacon. Noorlander, C. (2005). Recht doen aan leerlingen en ouders. De rechtspositie van leerlingen en ouders in het primair en voortgezet onderwijs. Nijmegen: Wolf Legal Publishers. Obama, B., & Bidden, J. (2008). Barack Obama en Joe Biden’s plan for lifetime success through education. http://www.barackobama. com/pdf/issues/PreK12EducationFactSheet.pdf. Onderwijsraad (2003). Tel uit je zorgen. Onderwijszorgen van leerlingen, ouders, leraren en het bredere publiek. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2010). Ouders als partners. Den Haag: Onderwijsraad. Peetsma, T., & Blok, H. (Eds.) (2007). Onderwijs op maat en ouderbetrokkenheid; het integrale eindrapport. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Pels T. (2000). Opvoeding en integratie, een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar gezinsopvoeding en pedagogische afstemming tussen gezin en school. Assen: Van Gorcum. Perna, L. & Titus, M. (2005). The relationship between parental involvement as social capital and college enrollment: An examination of racial/ethnic group differences. Journal of Higher Education, 76(5), 485-518. Prott, R & Hautumm, A. (2005). Twaalf principes voor een succesvolle samenwerking tussen ouders en beroepskrachten. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Putman, R. (2000). Bowling alone: The collapse and revival of American community. New York: Simon & Schuster. Quinn, R. (1988). Beyond Rational Management. San Francisco/London: Jossy-Bass. Ranson, S., Martin, J., & Vincent, C. (2004). Storming parents, schools and communicative inaction. British Journal of Sociology of Education, 25, (3), 259-274. RMO (2001). Aansprekend opvoeden. Balanceren tussen steun en toezicht. Den Haag: Raad voor Maarschappelijke Ontwikkeling. Ravn, B. (2003). Cultural and political divergences in approaches to cooperation between home, school and local society in Europe. In S. Castelli, M. Mendel & B. Ravn (Eds.), School, family, and community partnership in a world of differences and changes (pp. 9-18) Gdansk: University of Gdansk. Ruiter, D. de, Graaf, W. de, & Maier, R. (2006). Contacten met allochtone ouders op zwarte basisscholen: de invloed van beeldvorming. Migrantenstudies, 22, (3), 116-132.
105
Sacker, A., Schoon, I., & Bartley, M. (2002). Social inequality in educational achievement and psychological adjustment throughout childhood: magnitude and mechanisms. Social Science and Medicine, 55, 863-880. Sanders, M. (2001). The role of ‘community’ in comprehensive school, family, and community partnership programs. The Elementary School Journal, 102, (1), 1934. SEDL (2000). Building support for better schools. Seven steps to engaging hard-toreach communities. Austin TX: SEDL. Shartrand, A., Weiss, H., Kreider, H., & Lopez, M. (1997). New skills for new schools: Preparing teacher in family involvement. Cambridge, MA: Harvard Graduate School of Education. Sheldon, S. (2002). Parents’ social networks and beliefs as predictors of parent involvement. The Elementary School Journal, 102, (4), 301-316. Sikkes, R. (2009). Hypocrisie en opportunisme rondom de ouderbijdrage. In F. Smit (red.). Ouders en school. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de praktijk (pp. 82 – 89). Den Haag/ Nijmegen: Sdu Uitgevers/ Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Sleegers, P., & Smit, F. (2003). Samenwerking tussen leraren en ouders: Variatie, opbrengsten en knelpunten. In Handboek Schoolorganisatie en Onderwijsmanagement (pp. 4300-1 - 4300-20). Alphen aan den Rijn: Samsom/H.D. Tjeenk Willink. Smeets, E. (2009). Aanpak voor betere samenwerking tussen school en ouders. Het optimaliseren van de relatie met ouders van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. In F. Smit (red.). Ouders en school. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de praktijk (pp. 82 – 89). Den Haag/Nijmegen: Sdu Uitgevers/ Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Smit, F. (2011). Educatief partnerschap en de zeven eigenschappen van optimale ouderbetrokkenheid. In F. Smit (red.). De Wet van de oogst. Partnerschap ouders, school en buurt. Meesterklasbijdragen (pp. 27-29). Nijmegen: Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. http://www.ru.nl/its/expertisecentrum/meesterklas/ Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs: een onderzoek naar vorm, inhoud en effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. ITS: Nijmegen. Smit, F., & Doesborgh, J. (2001). De onderhandelmores in opvoedend Nederland. Nijmegen: ITS. Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS. Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2004). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Een inventarisatie van de verwachtingen
106
en wensen van allochtone en autochtone ouders ten aanzien van de basisschool en educatieve activiteiten in Rotterdam. Nijmegen: ITS. Smit, F., Wolf, K. van der & Sleegers, P. (Eds.) (2001), A Bridge to the Future. Collaboration between Parents, Schools and Communities. Nijmegen/Amsterdam: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen/Kohnstamm Instituut. http://www.its.kun.nl/web/publikaties/pdf-files/rapporten/aBridgetothefuture.pdf Smit, F., Doesborgh, J, Felling, B. & Kuijk, J. van (2009). Medezeggenschap: de wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie Wet medezeggenschap onderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R. & Brus, M. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met vormen van ‘nieuw leren. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R. & Brus, M. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. Ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met veel en weinig achterstandsleerlingen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R. & Meijvogel, R. (2007). Brood en spelen. Condities voor een optimale tussenschoolse opvang. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het onderwijs. Een onderzoek naar vorm, inhoud en effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS. Smit, F. (2007). Inspraak en school. Modernisering inspraak primair en voortgezet onderwijs. Den Haag: Sdu Uitgevers. Smit, F. (red.) (2011). De Wet van de oogst. Partnerschap ouders, school en buurt. Meesterklasbijdragen. Nijmegen: Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Smit, F. (red.) (2012). Brug naar de toekomst. Meesterklasbundel Partnerschap Ouders, school en buurt . ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Smit, F. & Driessen, G. (2002). Allochtone ouders en de pedagogische functie van de basisschool. Nijmegen: ITS.
107
Smit, F. & Driessen, G. (2005). Parent-school-community relations in a changing society: Bottlenecks, pitfalls and solutions. In R.-A. Martínez-Gonzáles, Ma. del Henar Pérez-Herrero & B. Rodríguez-Ruiz (Eds.), Family-school-community partnerships merging into social development (pp. 171-190). Oviedo: Grubao SM. Smit, F., & Driessen, G. (2006). Ouders en scholen als partners in een multiculturele en multireligieuze samenleving. In C. Hermans (Ed.), Partnerschap als waardegemeenschap (pp. 103-122). Budel: Uitgeverij Damon. Smit, F., Doesborgh, J., & Kessel, N. van (2001). Ouderparticipatie: een nieuw missie-statement? Onderzoek naar het functioneren van de relatie ouders en basisschool. Nijmegen: ITS. Smit, F., Moerel, H., & Sleegers, P. (1999). Experiments with parent participation in the Netherlands. In F. Smit, H. Moerel, K. van der Wolf & P. Sleegers (Eds.), Building bridges between home and school (pp. 37-42). Nijmegen/Amsterdam: ITS/SCO Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2004). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Een inventarisatie van de verwachtingen en wensen van allochtone en autochtone ouders ten aanzien van de basisschool en educatieve activiteiten in Rotterdam. Nijmegen: ITS. Smit, F., Driessen, G., Sleegers, P., & Teelken, C. (2008). Scrutinizing the balance: Parental care versus educational responsibilities in a changing society. Early Child Development and Care, 178, (1), 65-80. Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R., & Brus, M. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. Ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met veel en weinig achterstandsleerlingen. Nijmegen: ITS. Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R., & Brus, M. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op scholen met vormen van ‘nieuw leren’. Nijmegen: ITS. Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R., & Meijvogel, R. (2007). Brood en spelen. Condities voor optimale tussenschoolse opvang. Nijmegen: ITS. Smit, F., Driessen, G., Sleegers, P., & Hoop, P. (2003). Ethnic minority parents and schools: Strategies to improve parental involvement and participation. In S. Castelli, M. Mendel & B. Ravn (Eds.), School, family, and community partnership in a world of differences and changes (pp. 105-118). Gdansk: University of Gdansk. Smit, F., Driessen, G., Vrieze, G., Kuijk, J. van, & Sleegers, P. (2005). Opvoedingsen opvangactiviteiten van scholen in het primair en voortgezet onderwijs. Een inventarisatie van de stand van zaken met betrekking tot de relatie onderwijsopvoeding-opvang in het Nederlandse onderwijs. In Onderwijsraad (Ed.), Onderwijs in thema’s (pp. 159-228). Den Haag: Onderwijsraad.
108
Smit, F., Wolf, K. van der, & Sleegers, P. (Eds.) (2001). A bridge to the future. Collaboration between parents, schools and communities. Nijmegen: ITS. Smylie, M., & Hart, A. (1999). School leadership for teaching learning and change: A human and social capital development perspective. In J. Murphy & K.S. Louis (Eds.), Handbook of research on educational administration, 2nd ed. (pp. 421443). San Francisco: Jossey-Bass Inc. Publishers. Souto-Manning, M., & Swick, K. (2006). Teachers’ beliefs about parent and family involvement: Rethinking our family involvement paradigm. Early Childhood Education Journal, 34, (2), 187-193. Tett, L. (2004). Parents and school communities in Japan and Scotland: Contrasts in policy and practice in primary schools. International Journal of Lifelong Education, 23, (3), 259-273. U.S. Department of Education (1998). Parent involvement in children’s Education: Efforts by public elementary schools. Washington, DC: National Center for Education Statistics. Veen, A., Boogaard, M., & Fukkink, R., & Valkestijn, M. (2008). Wat heb je gedaan vandaag? Een onderzoek naar opvang en educatie rond de basisschool: Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Verbiest, E. (2004). Samen wijs. Bouwstenen voor professionele leergemeenschappen in scholen. Antwerpen-Apledoorn: Garant. Vermeulen, B., & Smit, F. (1998). De veranderende positie van ouders in het primair en voortgezet onderwijs. Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, mei, 27-37. Vogels R. (2002). Ouders bij de les. Betrokkenheid van ouders bij de school van hun kind. Den Haag: SCP. Goodall, J, & Vorhaus, J., 2011. Review of best practice in parental engagement. London: Department for Education. Warren, M., Hong, S., Rubin, C. & Sychitkokhong, U. (2009). Beyond the bake sale: A community-based relational approach to parent engagement in schools. Teachers College Record, 111, 2209-2254. Weikart, D. (2004). How High/Scope grew. A memoir. Ypsilanti, MI: High/Scope Press. Weiss, H., Caspe, M., & Lopez, M. (2006). Family involvement in early childhood education. Cambridge, MA: Harvard Family Research Project. Winter, M. de (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Wissema, J., W. Bouts & B. Rutgers, Medezeggenschap op maat, van toetsende naar interactieve medezeggenschap, Assen: Van Gorcum & Comb 1996. Wit, C. de (2005). Ouders als educatieve partner. Een handreiking voor scholen. Den Haag: Q*Primair (www.kpcgroep.nl/oudersenschool).
109
Wit, C. de (2006). Partnerschap tussen school en ouders als vruchtbare inbedding voor medezeggenschap. In F. Smit (Ed.) Surfen op de golven van de medezeggenschap in het onderwijs (pp. 74-78). Alphen aan den Rijn: Kluwer. Wit, C. de (Ed.) (2007). Maatschappelijk en pedagogisch bij de tijd. De school voor voortgezet onderwijs en haar maatschappelijke en pedagogische opdracht. ‘sHertogenbosch: KPC Groep. Wolf, K., van der (2011). Over (dis)empowerment van ouders. In F. Smit (red.). De Wet van de oogst. Partnerschap, ouders, school en buurt. Meesterklasbijdragen (pp. 37-42). Nijmegen: Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. http://www.ru.nl/its/expertisecentrum/meesterklas/ Zoontjens, P. (2003). Het beweeglijke recht op onderwijs. Op zoek naar ankerpunten in een permanente ontwikkeling. Inaugurale rede UvT. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
110